KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Artikel 5 Algemene Bouwregels
Artikel 6 Algemene Gebruiksregels
Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 8 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Ontwikkelingen
2.1 Huidige Situatie Plangebied
2.2 Beschrijving Initiatief
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Milieuzonering
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Bodem
4.5 Archeologie
4.6 Ecologie
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Kabels En Leidingen
4.10 Milieueffect Rapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
5.1 Algemeen
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Ecologische Quickscan
Bijlage 2 Watertoets
Bijlage 3 Advies Vooroverleg Brandweer
Bijlage 4 Advies Provincie

St. Annaparochie, Hemmemaweg 22

Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke

Vastgesteld op 13-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan St. Annaparochie, Hemmemaweg 22 met identificatienummer NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1 van de gemeente Waadhoeke;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 beperkt kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub b van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.8 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.17 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.18 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.19 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.20 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.21 kap:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw, die over het geheel of over een gedeelte van dat gebouw een helling heeft;

1.22 kwetsbaar object:

een object als bedoeld in artikel 1, sub l van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

1.23 nutsvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.24 peil:

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

1.25 perifere detailhandel:

detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen, gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:

  1. a. detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
  2. b. detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers, meubelen, bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en dierbenodigdheden, fietsen en autoaccessoires, en supermarkten;
  3. c. detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;

1.26 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, geteeld, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.27 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.28 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.29 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.30 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2,

met de daarbij behorende:

  1. b. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. c. tuinen, erven en terreinen;
  3. d. straten en paden;
  4. e. groenvoorzieningen;
  5. f. parkeervoorzieningen;
  6. g. nutsvoorzieningen;
  7. h. sloten, bermen en beplanting.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de milieusituatie;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.2.1 sub d in die zin dat de afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens wordt verkleind;
  2. b. het bepaalde in lid 3.2.1 sub e in die zin dat de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 12,00 m;
  3. c. het bepaalde in lid 3.2.1 sub f in die zin dat de dakhelling van een bedrijfsgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 80°;

3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor opslag van meer dan 2.000 kg consumentenvuurwerk;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de uitoefening van detailhandel;
  4. d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2;

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de verkeersveiligheid;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,

kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van perifere detailhandel, grootschalige detailhandel in dierbenodigdheden en agrarische bedrijfsbenodigdheden, detailhandel in motorbrandstoffen en detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke stoffen, mits:
    1. 1. het vanwege ruimtebeslag of (verkeers)overlast onmogelijk of onwenselijk is de desbetreffende vestiging in of aangrenzend aan de bestaande winkelgebieden in de kernen van de gemeente Waadhoeke in te passen;
    2. 2. er met betrekking tot de vestiging van detailhandel in bouwmaterialen, woninginrichtingsartikelen en agrarische bedrijfsbenodigdheden geen onevenredige aantasting van de distributieve voorzieningen in de kernen van de gemeente Waadhoeke zal optreden;
    3. 3. het geen detailhandel in voedings- en genotmiddelen betreft;
    4. 4. de vestiging plaatsvindt in de bestaande gebouwen;
    5. 5. de vestiging geen onevenredige afbreuk doet aan het winkelapparaat in de diverse kernen;
    6. 6. ten aanzien van het toelaten van detailhandel in motorbrandstoffen en brand- en explosiegevaarlijke stoffen, wordt voldaan aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  2. b. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat de gronden en bouwwerken tevens worden gebruikt voor de uitoefening van hobbymatige activiteiten gelijkwaardig aan bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, mits:
    1. 1. de activiteiten uitsluitend in bedrijfsunits plaatsvinden;
    2. 2. de bedrijfsvloeroppervlakte per unit niet meer dan 300 m² bedraagt;
    3. 3. er geen buitenopslag plaatsvindt en (permanente) buitenactiviteiten plaatsvinden;
    4. 4. de activiteiten geen beperkingen opleveren voor de bedrijven in de directe omgeving;
    5. 5. de volgende activiteiten niet plaatsvinden:
      • detailhandel;
      • horeca;
      • medische en sociale praktijken;
      • kapsalons, nagelstudio's, schoonheidssalons en vergelijkbare activiteiten;
      • het houden van dieren;
      • opslag van gevaarlijke en/of brandbare stoffen;
  3. c. het bepaalde in lid 3.5 sub d in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2, 3.1 en 3.2, mits het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene Bouwregels

5.1 Bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de regels, uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 6 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  2. b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
  3. c. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
  5. e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.

Artikel 7 Algemene Afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  1. a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen;
    2. 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  3. c. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zonne-energiemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  5. e. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m;
  6. f. de regels en toestaan dat openbare (nuts)gebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van (de bediening van) kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ zal bedragen.

Artikel 8 Overige Regels

8.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  2. b. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan CROW-publicatie 317 of aan de meest recente CROW-publicatie indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd.
  3. c. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  4. d. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  5. e. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde onder a en b:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan

St. Annaparochie, Hemmemaweg 22

van de gemeente Waadhoeke.

Behorende bij besluit van 13 september 2018.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten zuiden van Sint Annaparochie aan de Hemmemaweg 22 is het bedrijf Faber Audiovisuals B.V gevestigd. Het bedrijf maakt de laatste jaren een flinke groei door en wenst derhalve uit te breiden. Door de meest recente uitbreiding (2017) is op het huidige perceel hiervoor geen ruimte meer. Om die reden en voor eventuele toekomstige uitbreidingen wil het bedrijf uitbreiden aan de oostzijde van het bestaande perceel.

De gronden ter hoogte van de uitbreiding zijn geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied'. Op basis van dit bestemmingsplan is de ontwikkeling niet toegestaan. De voormalige gemeente Het Bildt, sinds 1 januari 2018 de gemeente Waadhoeke, heeft de intentie medewerking te verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken wordt een bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Plangebied

Het plangebied maakt grotendeels deel uit van het bedrijventerrein De Wissel te Sint Annaparochie. De beoogde uitbreiding grenst aan dit bedrijventerrein. De ligging is weergegeven in figuur 1.1. Figuur 1.2 geeft de globale begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1_0002.png"Figuur 1.2 Globale begrenzing plangebied (bron: Google Maps)

1.3 Planologische Regeling

De planologische mogelijkheden van het bedrijf Faber Audiovisuals b.v. zijn vastgelegd in het bestemmingsplan 'St,-Annaparochie', dat is vastgesteld op 27 oktober 2016. Op basis van dit bestemmingsplan is het bedrijf reeds toegestaan. Bebouwing dient gerealiseerd te worden in het aangegeven bouwvlak.

De gronden van de beoogde uitbreiding van het bedrijf zijn geregeld in bestemmingsplan 'Buitengebied' dat is vastgesteld op 12 mei 2010. Het plangebied is in dit bestemmingsplan als 'Agrarisch' bestemd. De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor agrarische doeleinden. Het bedrijf en de beoogde uitbreiding is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch' en is daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan.

De gewenste ontwikkeling kan juridisch – planologisch mogelijk worden middels het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting is als volgt opgezet: na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het, voor het plan relevante, beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Ontwikkelingen

De beoogde ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.

2.1 Huidige Situatie Plangebied

Het plangebied maakt grotendeels al deel uit van het bedrijventerrein De Wissel. De beoogde locatie van de uitbreiding ligt in het buitengebied en grenst aan het bedrijventerrein. Dit bedrijventerrein (De Wissel), is één van de twee bedrijventerrein die Sint Annaparochie telt. Het terrein, circa 27 hectare ligt op circa 250 meter ten zuidoosten van Sint Annaparochie.

Op het bedrijventerrein is ruimte geboden voor kleine en grote kavels/bedrijven. Hierdoor is het terrein ingericht met uiteenlopende en diverse bedrijven en bedrijfsgebouwen.

Op het bedrijventerrein zijn bedrijven tot en met milieucategorie 4.2 toegestaan. Voor het bedrijfsperceel van Faber Audiovisuals (milieucategorie 3.1) zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 toegestaan.

Op het bedrijventerrein zelf zijn geen groenvoorzieningen aanwezig. Langs de randen van het bedrijventerrein zijn groenzones, in de vorm van hoogopgaande beplanting aangelegd, om te zorgen voor een goede overgang met het omliggende landschap.

Plangebied

Op het perceel is een internationaal bedrijf Faber Audiovisuals B.V. gevestigd. Dit bedrijf is gespecialiseerd in LED-schermen en audiovisuele totaalproducties. Op het perceel is bebouwing aanwezig ten behoeve van de bedrijfsvoering. Daarnaast voorziet het perceel in de verkeersvoorzieningen voor het bedrijf.

De gronden ter plaatse van de uitbreiding zijn in de huidige situatie onderdeel van het omliggende agrarische landschap.

Functies in de omgeving

Het plangebied wordt aan de noord- en oostkant begrensd door agrarische gronden. Ten zuiden grenst het plangebied aan het distributiecentrum en kantoor van Smeding Groenten en Fruit.

2.2 Beschrijving Initiatief

Initiatief

Het bedrijf is voornemens de bedrijfsvoering uit te breiden. Hiertoe dient de bestaande bedrijfshal, gesitueerd aan de oostzijde van het perceel, aan de achterzijde vergroot te worden met circa 1.000 m2. De reden van de uitbreiding is om efficiënter en vooral om veiliger te kunnen werken.

Beoogde ruimtelijke ontwikkeling

Het bedrijfsperceel wordt aan de oostzijde vergoot met een oppervlakte van circa 1 hectare. De nieuwe bedrijfshal wordt aan de achterzijde van de bestaande bedrijfshal gebouwd. De uitbreiding wordt plat afgedekt, met een hoogte van 11 meter.

De resterende gronden worden voornamelijk ingericht voor verkeersdoeleinden zoals parkeervoorzieningen, een laad- en loskuil aansluitend op de beoogde bedrijfshal.

Ruimtelijke inpassing

In de huidige situatie wordt het plangebied aan de oostzijde begrensd door hoog opgaande beplanting en een watergang/sloot. Door de uitbreiding moet de huidige watergang gedempt worden. en verdwijnt de afschermende beplanting. Rond de uitbreiding wordt voorzien in een nieuwe watergang voor de watercompentatie (zie ook paragraaf 4.3).

Omdat het perceel deel uitmaakt van de gekozen uitbreidingsrichting voor het bedrijventerrein De Wissel (zie ook paragraaf 3.4.1), is een landschappelijke afronding voor dit perceel vooralsnog niet direct wenselijk. Voorkomen moet worden dat er een bedrijventerrein ontstaat, waarbij elke individuele kavel landschappelijk wordt ingepast en hierdoor bepaalde inrichtingswensen voor de integrale uitbreiding met betrekking tot infrastructuur en kavelindeling niet meer kunnen worden uitgevoerd.

Uiteindelijk zal het nieuwe bedrijventerrein als geheel landschappelijk worden ingepast.

Verkeer

Met de uitbreiding van het bedrijf wordt het mogelijk om achter de bedrijfshal te laden en te lossen. Hiermee ontstaat een afname in het aantal verkeersbewegingen aan de voorzijde van het perceel. Daar er op de achterzijde meer ruimte gecreëerd wordt ontstaat er een veiliger situatie. Tevens wordt het goederenverkeer en personeel beheer op deze manier van elkaar gescheiden.

Via de zuidzijde wordt het plangebied ontsloten op de bestaande verkeersontsluiting van het bedrijf en het bedrijventerrein. Het bedrijventerrein De Wissel wordt ontsloten via een aansluiting op de N383. De N383 is verbonden met de rijksweg A31. De ontsluitingswegen op het bedrijventerrein hebben voldoende capaciteit om de verkeersgeneratie afkomstig van het bedrijf op te vangen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1_0003.png"

Figuur 2.1 Impressie toekomstige situatie.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te laten vinden, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk is getoetst aan het nationaal, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.

De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied ligt binnen het rijksbelang 'Waddenzee en waddengebied'. In principe is op de gronden van het waddengebied geen nieuwe bebouwing toegestaan. Een uitzondering hierop betreft nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied die qua maximaal toelaatbare bouwhoogten aansluit bij de hoogte van de bestaande bebouwing.

Met de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, wordt aangesloten bij de maximaal toelaatbare bouwhoogte conform het geldende bestemmingsplan en is daarmee in overeenstemming met het nationaal belang.

Dit nationaal belang en het rijksbeleid vormen dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat bij de onderbouwing van de stedelijke ontwikkeling een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Met dit bestemmingsplan is sprake van een (kleinschalige) stedelijke ontwikkeling. Deze vindt gedeeltelijk binnen en gedeeltelijk buiten het bestaand stedelijk gebied plaats. Er bestaat een bedrijfseconomische noodzaak om de bestaande bedrijfsvoering op het perceel uit te breiden. In paragraaf 2.2 is aangegeven waarom het bedrijf uit wil breiden bij het bestaande bedrijfsperceel.

De uitbreiding vindt plaats op gronden grenzend aan het huidige bedrijfsperceel. Dit grenst aan bestaand stedelijk gebied. Het is bedrijfseconomisch en milieutechnisch niet rendabel en wenselijk om de uitbreiding elders te realiseren. De uitbreiding is gebonden aan de gewenste locatie, een verhuizing is financieel niet haalbaar.

Daarbij is de uitbreiding dermate kleinschalig van aard dat deze past bij de schaal en maat van het gebied. Zoals verwoord in paragraaf 2.2 is sprake van een uitbreiding die landschappelijke goed is in te passen. In de structuurvisie van de voormalige gemeente het Bildt zoals beschreven in paragraaf 3.4.1 wordt de behoefte voor de uitbreiding van het bedrijventerrein beschreven. Er is daarmee sprake van zorgvuldig ruimte gebruik.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Streekplan Fryslân 2007

Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan zijn enkele beleidsuitgangspunten van belang. St.-Annaparochie wordt in het Streekplan aangemerkt als regionaal centrum. De provincie zet in op de ontwikkeling van St.-Annaparochie als één van de regionale verzorgings- en werkgelegenheidsclusters in Noordwest-Fryslân.

De ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt draagt hieraan bij. Door deze ruimtelijke ontwikkeling kan het bedrijf Faber Audiovisuals B.V. de werkzaamheden uitbreiden en uitvoeren op de huidige locatie. Hierdoor blijft een nationaal en internationaal opererend bedrijf in noordwest Fryslân behouden wat ten goede komt aan de economie en de werkgelegenheid van het omliggende gebied en de regio.

Grutsk op 'e Romte

De provincie zet in op het in stand houden en verder ontwikkelen van de belangrijke landschappelijke kwaliteiten en waarden in de provincie. Hiervoor heeft de provincie op 26 maart 2014 de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' vastgesteld.

Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Middezeegebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan dient het lintvormige bebouwingskarakter van het kruisdorp St.-Annaparochie gerespecteerd te worden. De ontwikkelingen, die dit plan voorstelt, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Met de inpassing is rekening gehouden met de bestaande inpassing van het bedrijventerrein.

3.2.2 Verordening Romte Frylân

Op 25 juni 2014 hebben de Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. Deze verordening behelst een aanpassing van de op 15 juni 2011 vastgestelde verordening en is op 16 augustus 2014 in werking getreden. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.

Met betrekking tot de uitbreiding van bedrijventerreinen stelt de verordening dat een ruimtelijk plan aan de volgende voorwaarden moet voldoen:

  1. a. er is sprake van een directe, concrete behoefte van bedrijven die naar aard en schaal passen bij de aard en schaal van de overige kern, de bedrijfsconcentratie kern, het regionaal centrum of het stedelijk centrum.
  2. b. aangetoond is dat de behoefte waarin wordt voorzien niet inpasbaar is op een bestaand bedrijfsterrein of een in ontwikkeling zijnde bedrijfsterrein in de regio;
  3. c. het totale ruimtebeslag van deze bedrijven staat in een redelijke verhouding tot de schaal van de kern;
  4. d. gewaarborgd is dat de bedrijven goed worden ingepast wat betreft milieu, ontsluiting en landschap.

De ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt past binnen deze voorwaarden.

  1. a. Dit plan voorziet in een concrete behoefte van een bestaand bedrijf gevestigd op het bedrijventerrein;
  2. b. Sint Annaparochie heeft een tweede bedrijventerrein. Op dit bedrijventerrein zijn enkele kleine kavels beschikbaar. Echter is het niet haalbaar en wenselijk het complete bedrijf te verplaatsen naar dit bedrijventerrein, hiervoor zijn de kavels niet groot genoeg. Daarnaast is het huidige bedrijventerrein (De Wissel) aangewezen in de structuurvisie van de voormalige gemeente Het Bildt om uit te breiden;
  3. c. De uitbreiding van het bedrijfsperceel staat in verhouding tot de schaal van de kern;
  4. d. Zoals beschreven in paragraaf 2.2 is de uitbreiding van het bedrijf gesitueerd in het gebied waar de (integrale) uitbreiding van het bedrijventerrein De Wissel is voorgestaan. Vanaf Hoofdstuk 4 wordt beschreven welke effecten het plan heeft op de aspecten milieu en verkeer.

De voorgestelde ontwikkeling past dus binnen de kaders van de verordening.

3.3 Regionaal Beleid

De gemeenten het Bildt, Boarnsterhim, Ferwerderadiel, Franekeradeel, Harlingen, Leeuwarden, Leeuwarderadeel, Littenseradiel en Menameradiel hebben het Regionaal bedrijventerreinplan Noordwest-Fryslân 2010-2020 opgesteld. In het plan zijn de kaders weergegeven waarbinnen de regio Noordwest samenwerkt en op basis waarvan (her)ontwikkeling van terreinen tot stand komt. De regio streeft er onder meer naar om de onbebouwde leegstand op de bestaande terreinen zoveel mogelijk te benutten. Op het bedrijventerrein zijn geen leegstaande vrije kavels aanwezig. Hierdoor is het niet mogelijk uit te breiden naar een onbebouwde leegstaande kavel.

De Wissel is opgenomen in de categorie onbebouwde leegstand op niet-verouderde terreinen met strategische leegstand. Dit houdt in dat de leegstaande gronden, in eigendom zijn van derden voor eventuele toekomstige uitbreidingen. In het bedrijventerreinplan is voor het bedrijventerrein De Wissel geen uitgeefbare grond opgenomen.

De Structuurvisie 'St.-Annaparochie', beschrijft dat de gemeente een voorzet moet doen voor mogelijke toekomstige uitbreidingsruimte voor bedrijven. De gemeente heeft deze uitbreiding gevonden ten noorden van het bedrijventerrein. Het plangebied valt onder dit gebied.

3.4 Gemeentelijk Beleid

Het ruimtelijke beleid van de gemeente is verwoord in diverse beleidsnota’s. Voor

dit bestemmingsplan is het volgende beleid relevant.

3.4.1 Structuurvisie St.-Annaparochie

Op 13 september 2012 heeft de gemeente het Bildt de Structuurvisie 'St.-Annaparochie' vastgesteld. In deze structuurvisie worden de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de bebouwde kom van St.-Annaparochie voor de komende jaren geschetst. Ten aanzien van de bedrijventerreinen geeft de structuurvisie het volgende weer. Er zijn nog enkele bedrijfskavels op de bedrijventerreinen vrij, maar deze zijn niet in het bezit van de gemeente. Voor het overige zijn alle bedrijfskavels uitgegeven. Het is dan ook van belang om op dit moment een voorzet te doen voor mogelijke toekomstige uitbreidingsruimte voor bedrijven. Het is voor St.-Annaparochie van belang dat er vrij uitgeefbaar bedrijventerrein op voorraad is, om aan toekomstige actuele marktvragen te kunnen voldoen. Vanwege een overvolle Randstad kunnen er mogelijkerwijs kansen voor nieuwe bedrijvigheid in de periferie lonken. St.-Annaparochie beschikt over een goede infrastructuur en een goed ondernemersklimaat. Waardoor bedrijven elders uit het land juist in deze kern willen vestigen.

De provincie is tegenwoordig terughoudend in het toekennen van extra ruimte voor bedrijventerreinen. St.-Annaparochie is daarentegen in het streekplan als regionaal centrum aangewezen, waardoor er nog steeds mogelijkheden tot uitbreiding van bedrijventerrein bestaan. Eén van de speerpunten voor bedrijvigheid is dan ook de aandacht voor de voorraad uitgeefbare bedrijventerrein. Onderstaande verbeelding (Figuur 3.1) is een weergave van de verbeelding uit de structuurvisie St.-Annaparochie. De toekomstige uitbreiding/ uitbreidingsrichting van het bedrijventerrein is aangeven met de paarse pijl.

De uitbreiding van het bedrijventerrein die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, past binnen de uitbreidingsrichting die in de structuurvisie is opgenomen. Met dit plan wordt voorzien in een concrete behoefte van een bestaand bedrijf, hiermee wordt duurzaam met ruimte gebruik omgegaan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1_0004.png"

Figuur 3.1 Uitsnede structuurvisie St. -Annaparochie

3.4.2 Welstandsnota

De voormalige gemeente Het Bildt heeft in 2015 een welstandsnota opgesteld. Voor bedrijventerrein zijn enkele welstandscriteria beschreven:

  • langs de buitenranden, grenzend aan het omliggende landschap. De groenzones behouden en/of versterken voor een goede overgang naar het omliggende landschap;
  • een eenduidige en heldere opzet en extra aandacht voor groenvoorzieningen en reclame;
  • de contouren van een bedrijfsgebouw eenvoudig vormen, al dan niet plat afgedekt.

Zoals beschreven in paragraaf 2.2 wordt het plan ruimtelijke ingepast door hoog opgaand groen langs de buitenranden. De beoogde bedrijfshal wordt plat afgedekt. Daarnaast wordt er zoveel mogelijk aangesloten met de bestaande bedrijfsbebouwing.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).

4.1 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Het bedrijf Faber Audiovisuals B.V. behoort tot de milieucategorie 3.1, waarvoor een richtafstand van 50 meter geldt. De dichtstbijzijnde gevoelige functies bevinden zich op een afstand groter dan 125 meter. Dit betreffen de bedrijfswoningen langs de Hemmemaweg. Aan de richtafstand wordt dan ook voldaan.

Voor het plangebied is een verantwoorde milieuzonering van toepassing met een goed woon- en leefklimaat voor woningen in de omgeving.

4.2 Geluid

In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Dit geldt ook voor spoorwegen. Daarbij onderscheidt de Wgh geluidsgevoelige functies (zoals woningen) enerzijds en niet-geluidsgevoelige functies anderzijds.

Het plan stelt geen nieuwe geluidsgevoelige functies voor. Er ontstaan dan ook geen strijdigheden met de Wgh. Wat betreft geluid zijn dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Een belangrijke ontwikkeling in het waterbeleid is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied valt in het werkgebied van Wetterskip Fryslân.

Het project is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20180117-2-16852). In Bijlage 2 is de watertoets toegevoegd. Hieruit blijkt dat de normale procedure van toepassing is. Bij de watertoets is ook een uitgangspuntennotitie toegevoegd waar bij de uitwerking van de plannen rekening mee gehouden moet worden. Deze worden hierna nader beschreven.

Regionale en lokale kering

Het plangebied ligt achter de voormalige zeedijk oude Bildtdijk, uit de legger blijkt dat dit een secundaire kering is. De voormalige zeedijken worden als regionale kering voldoende beschermd door de keur, het is dan ook niet nodig deze ook planologisch vast te leggen. Daarnaast is de afstand tussen het plangebied en de kering is circa 3km. Deze afstand is ruim voldoende en heeft derhalve geen invloed op de zonering van de waterkering.

Wateren

Het water rondom het plangebied betreft een schouwwatergang dat in beheer is/en wordt onderhoudende door de eigenaren van de omliggende percelen.

Toename verharding

Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Voor de compensatie van toename verhard oppervlak is onderstaande tabel van toepassing.

Gebied Stedelijk (>200 m²) Landelijk (>1.500 m²)
Boezem 5% 5%
Polder 10% 10%
Vrij afstromend Maatwerk mogelijk Maatwerk mogelijk

Met het plan is sprake van toename van de verharding op de grens van stedelijk en landelijk gebied. De bouw van de bedrijfshal (1000m2) vindt plaats op voormalige agrarische gronden en is grenzend aan een bestaand bedrijf. In de huidige situatie kan het hemelwater afkomstig van de bedrijfsdaken afstromen richting het oppervlakte water rondom de perceelgrens.

Met de uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt de huidige watergang van circa 130 metergedempt. Langs de nieuwe perceelgrens komt een nieuwe watergang die de demping één op één compenseert, inclusief de benodigde compensatie in verband met de toename van verharding.

Klimaatadaptatie

Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Kansen moeten benut worden om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming.

Bij de inrichting van het plangebied kan hierop geanticipeerd worden door bijvoorbeeld het percentage verhard oppervlak te verminderen en het plangebied groener in te richten. Door nú maatregelen te nemen, worden steden en dorpen mooier en wordt grote schade in de toekomst voorkomen. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het proces worden meegenomen. Met voorgenoemd advies wordt bij de uitvoering van de plannen rekening gehouden, dit advies wordt voornamelijk op de randen van het plangebied toegepast. Namelijk door deze randen met groen en water in plaats van verharding in te richtingen.

Gebruik materialen

Tot slot wordt met het oog op de waterkwaliteit het gebruik van uitloogbare materialen zoals koper, lood en zink zoveel mogelijk voorkomen.

4.4 Bodem

Het uitgangspunt wat betreft de bodem is, dat de kwaliteit ervan zodanig dient te zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de gewenste functie. De gronden worden in de huidige situatie gebruikt ten behoeve van de akkerbouw. In 2017 is ter hoogte van de locatie een bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming. Er is dan ook geen sprake van een verdachte situatie.

In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk omdat in de bedrijfsloods niet langdurig op dezelfde plek mensen verblijven.

Indien in de loods bodembedreigende activiteiten plaatsvinden, dient op basis van milieuwetgeving de bodemkwaliteit bij deze activiteiten wel te worden vastgesteld. Doel van dit onderzoek is om in de toekomst bij een bedrijfsbeëindiging te kunnen vaststellen of de activiteiten ook daadwerkelijk de bodem hebben verontreinigd.

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het plan.

4.5 Archeologie

Archeologie

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is een uitwerking van het Verdrag van Malta en dient als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen.

Voor de gemeente wordt ook gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.

Op basis van de FAMKE is op basis van beide kaarten geen onderzoek noodzakelijk. Op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden. Aanvullend archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.

Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het plan.

4.6 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Daarnaast is in elke provincie een verordening van kracht in het kader van de uitvoering van de Wet. In de provincie Fryslân betreft dit de 'Verordening Wet natuurbescherming Fryslân 2017'.

In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in Bijlage I bij de verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd gebied. Het dichtstbijzijnde natura 2000-gebied is de Waddenzee en ligt op een afstand van 5 kilometer van het plangebied. Rondom het plangebied is ook geen sprake van een Natuurnetwerk Nederland (NNN) gebied. De afstand van het plangebied tot aan beschermde natuurgebieden is dusdanig groot, dat de beoogde ontwikkeling hierop geen negatieve invloed heeft.

Soortenbescherming

Voor het opstellen van dit bestemmingsplan is een Ecologische QuickScan uitgevoerd. Deze Quickscan is bijgevoegd als Bijlage 1 van dit bestemmingsplan.

Uit dit verkennende onderzoek blijkt dat het plangebied geen mogelijkheden bezit voor het verblijven van vleermuizen. Daarnaast wordt uitgesloten dat in het plangebied nationaal beschermde zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. De plannen van de van de bedrijfsbebouwing aan de Hemmemaweg 22 te St Annaparochie zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming. Nader onderzoek is dan ook niet nodig.

4.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Figuur 4.1 geeft een uitsnede weer van de risicokaart. Hieruit blijkt dat rondom het plangebied (groen omlijnd) twee risico objecten aanwezig zijn. Tevens ligt er een transportleiding onder de N383.

Ten zuiden van het plangebied gaat het om een ammoniakinstallatie, hiervoor geldt een risicoafstand (PR 10-6) van 0 meter. Ten noorden van het plangebied is een regelstation ten behoeve van de aardgasleiding aanwezig. Voor dit object geldt een risicoafstand (PR 10-6) van 0 meter. Voor de transportleiding geldt een risicocafstand van 45 meter. De leiding bevindt zich op een afstand van ruim 100 meter van het plangebied en ligt daarmee niet in de invloedszone van de leiding.

Met de ontwikkelingen die het plan mogelijk maakt worden ook geen kwetsbare objecten mogelijk gemaakt en vindt er geen toename van het aantal personen plaats, waardoor er geen sprake is van effecten op de externe veiligheidssituatie. Aanvullend onderzoek naar het aspect externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1949.StAnnaHemmemaweg22-VAS1_0005.png"

Figuur 4.1 Uitsneden risicokaart (bron Nederland.risicokaart.nl)

4.8 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer.

Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Een ontwikkeling die slechts in zeer beperkte mate bijdraagt aan luchtverontreiniging is op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Alleen bij een toename van enkele honderden verkeersbewegingen per dag wordt hier niet aan voldaan. De beoogde activiteiten op het perceel hebben een dergelijke toename niet tot gevolg. Het plan betreft slechts de uitbreiding van een bestaand bedrijf. Ten opzichte van de huidige situatie is de verkeersaantrekkende werking zeer beperkt. Er zal dan ook een beperkte toename qua uitstoot zijn. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is dan ook niet noodzakelijk.

4.9 Kabels En Leidingen

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones). Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg

4.10 Milieueffect Rapportage

In het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Wanneer niet voldaan wordt aan de drempelwaarden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Daarbij lettend op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen.

De ruimtelijke ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt is D11.3 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein' van toepassing. Het voornemen bestaat uit de uitbreiding van het bedrijventerrein met 10.000 m2. Hiermee blijft het ruim onder de drempelwaarde van de genoemde categorie, dit betekent dat een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd dient te worden. De vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt in een separaat document beoordeeld.

Sinds 7 juli j.l. is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling. De gemeenteraad moet op deze mer - beroordeling een besluit nemen. Derhalve is een vormvrije mer-beoordelingsnotitie opgesteld.

Hoofdstuk 5 Juridische Opzet

5.1 Algemeen

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare manier zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen volgens de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden. Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

De bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen zijn afgestemd op de regeling uit het bestemmingsplan 'St,-Annaparochie'. De regeling voor het bedrijfsperceel is toegespitst op dit initiatief, waarbij de randvoorwaarden uit het beleidskader als uitgangspunt gelden. Binnen het plangebied komt alleen de bestemming bedrijventerrein voor:

Bedrijventerrein

De gronden ter plaatse van de bestemming 'Bedrijventerrein' zijn bedoeld voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. Bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gerealiseerd te worden. Het bouwvlak mag voor 80% bebouwd worden. De bouwhoogte bedraagt ten hoogste 8 meter. Afwijkende hoogtes zijn op de verbeelding aangegeven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een ontwikkeling. In dat verband wordt onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Het Bestemmingsplan wordt als ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid voor het indienen van zienswijzen door een ieder (dus ook door de overlegpartners).

Eventueel ingekomen zienswijzen worden al dan niet verwerkt in het bestemmingsplan en het plan wordt door de gemeenteraad vastgesteld, binnen 12 weken na terinzagelegging. De indieners van de zienswijzen worden hiervan op de hoogte gesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Overleg

In het kader van het overleg bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn de overlegpartners verzocht reactie te geven op het voorontwerp bestemmingsplan.

De volgende organisaties en instanties hebben gereageerd:

  1. 1. Provincie Fryslân; ontvangen 30 april 2018;
  2. 2. Brandweer Fryslân ontvangen 26 april 2018.

Hieronder zijn de ontvangen overlegreactie samengevat weergegeven en van een reactie voorzien.

Ad 1. Brandweer Fryslân

Brandweer Fryslân ziet geen noodzaak om bij dit voorontwerp bestemmingsplan opmerkingen te plaatsen(Bijlage 3). Dit omdat er geen risicovolle activiteiten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

In het kader van basisbrandweerzorg, geeft de brandweer aan dat afstand tot de dichtstbijzijnde brandkraan groter is dan de gestelde afstand in de handreiking Bluswatervoorzieningen en Bereikbaarheid Nederland. Daarom adviseert de brandweer een brandkraan te plaatsen binnen een straal van 100 meter vanaf het plangebied. Dit heeft verder geen invloed op de bestemmingsplan procedure.

Reactie gemeente:

Bij de uitvoering van de plannen zal rekening worden gehouden met het advies van de brandweer.

Ad 2. Provincie Fryslân

De provincie Fryslân stemt in voorontwerpbestemmingsplan (Bijlage 4) onder de volgende voorwaarden:

  1. 1. De uitbreiding van het bedrijfsperceel moet worden meegenomen in de nieuwe regionale afspraken bedrijventerreinen;
  2. 2. De landschappelijke inpassing moet juridisch worden gewaarborgd door middel van een voorwaardelijke bepaling in de regels;
  3. 3. De afwijkingsbevoegdheid genoemd in artikel 3.6 lid a moet worden verwijderd uit de regels.

Reactie gemeente:

  1. 1. Het aantal m2 ten behoeve van de uitbreiding van het bedrijfsperceel wordt meegenomen in de nieuwe regionale afspraken bedrijventerreinen.
  2. 2. Bij nader inzien wordt voor een andere insteek gekozen met betrekking tot de landschappelijke inpassing. Omdat het perceel deel uitmaakt van de gekozen uitbreidingsrichting voor het bedrijventerrein De Wissel (zie ook paragraaf 3.4.1), is een landschappelijke afronding voor dit perceel vooralsnog niet direct wenselijk. Voorkomen moet worden dat er een bedrijventerrein ontstaat, waarbij elke individuele kavel landschappelijk wordt ingepast en hierdoor bepaalde inrichtingswensen voor de integrale uitbreiding met betrekking tot infrastructuur en kavelindeling niet meer kunnen worden uitgevoerd. Uiteindelijk zal het nieuwe bedrijventerrein als geheel landschappelijk worden ingepast. Het opnemen van een voorwaardelijke verplichting is daarmee niet meer in beeld.
  3. 3. Ook in deze situatie kan worden gesteld dat het perceel deel uitmaakt van de gekozen uitbreidingsrichting voor het bedrijventerrein De Wissel. Voor dit toekomstige bedrijventerrein achten we het wenselijk dat dezelfde regeling van toepassing is als op het bestaande bedrijventerrein. Voor het bestaande bedrijfsperceel geldt deze regeling overigens ook. In de praktijk zal het weilswaar niet gebeuren dat dit bedrijf gebruikt maakt van de bevoegdheid, maar om voor het gehele bedrijventerrein rechtsgelijkheid te creëren, houden we vooralsnog vast aan het opnemen van de betreffende afwijkingsbevoegdheid .

Zienswijzen

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 21 juni 2018 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Vaststelling

Het bestemmingsplan "St,- Annaparochie, Tulpappel" is op 13 september 2018 vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

Voor dit project wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. De gemeente sluit hiervoor met de aanvrager een anterieure overeenkomst, waarin onder andere ook het aspect planschade is geregeld. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is daarom niet noodzakelijk.

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Bedrijvenlijst

Bijlage 1 Ecologische Quickscan

Bijlage 1 Ecologische Quickscan

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 2 Watertoets

Bijlage 3 Advies Vooroverleg Brandweer

Bijlage 3 Advies vooroverleg Brandweer

Bijlage 4 Advies Provincie

Bijlage 4 Advies Provincie