St.-Annaparochie, Tulpappel
Bestemmingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 13-09-2018 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan St.- Annaparochie, Tulpappel met identificatienummer NL.IMRO.1949.StAnnaTulpappel-VA01 van de gemeente Waadhoeke;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aan huis verbonden bedrijf:
het hoofdzakelijk door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijgebouwen met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.4 aan huis verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse, niet zijnde detailhandel, behoudens de ondergeschikte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;
1.5 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, maar er functioneel onderdeel van uitmaakt;
1.6 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.8 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.9 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.10 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.11 bijgebouwen
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat architectonisch ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.12 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.13 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.14 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.15 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.16 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.17 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.18 dak:
een uitwendige scheidingsconstructie als boven afsluiting van een bouwwerk
1.19 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.20 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
1.21 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.22 geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.23 hoofdgebouw:
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
1.24 kampeermiddel:
- a. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, toercaravans, vouwwagens, campers of huifkarren;
- b. enig ander onderkomen of enig ander voertuig, gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1. lid 1 sub a van de Wabo een omgevingsvergunning voor het bouwen vereist is, een en ander voor zover genoemde onderkomens of voertuigen geheel of gedeeltelijk blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.25 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorzieningen, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;
1.26 peil:
- a. voor bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (NAP) of het ter plaatse geldende waterpeil;
1.27 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.28 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie, waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden;
1.29 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen wordt verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.30 uitbouw:
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.31 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg of het water en die in ruimtelijke opzicht de voorkant van het gebouw vormt;
1.32 woning:
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
de kortste afstand vanaf enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen woonhuizen,
met de daarbij behorende:
- b. woonstraten en paden;
- c. groenvoorzieningen;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwregels voor erfbebouwing, zoals opgenomen in artikel 4 van toepassing zijn.
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep die zijn genoemd in Bijlage 1;
- b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij woonhuizen;
- c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- d. tuinen en erven,
met daaraan ondergeschikt:
- e. woonstraten en paden;
- f. groenvoorzieningen;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. sloten, bermen en beplanting;
met de daarbij behorende:
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- a. een goede woonsituatie;
- b. de sociale veiligheid;
- c. de milieusituatie;
- d. de verkeersveiligheid;
- e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1, sub b en toestaan dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
- 1. de diepte van het hoofdgebouw ten hoogste 17,00 m zal bedragen;
- 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- b. het bepaalde in lid 4.2.1, sub e en toestaan dat de goothoogte van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 6,50 m;
- c. het bepaalde in lid 4.2.1 , sub g en toestaan dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
- d. het bepaalde in lid 4.2.1 , sub h en lid 4.2.2, sub d en toestaan dat de dakhelling van gebouwen wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
- e. het bepaalde in lid 4.2.2, sub a en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen bij een hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
- 1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- 2. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies aanwezig is;
- 3. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
- 4. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
- f. het bepaalde in lid 4.2.2, sub a en b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 150 m², mits:
- 1. de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 1.000 m² zal bedragen;
- 2. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen bij een hoofdgebouw ten hoogste 60 m² zal bedragen, dan wel, indien de oppervlakte van het hoofdgebouw meer dan 60 m² bedraagt, gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het hoofdgebouw;
- 3. er een aantoonbare behoefte vanuit de in de bestemming toegelaten functies aanwezig is;
- 4. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf;
- 5. bij een vergroting ten behoeve van de woonfunctie aantoonbaar is dat het gebruik van de uitbreiding voor langere termijn gekoppeld blijft aan de woonfunctie;
- 6. vrijstaande bijgebouwen en niet aan het hoofdgebouw gebouwde overkappingen zoveel mogelijk in de nabijheid van het hoofdgebouw gerealiseerd worden;
- g. het bepaalde in lid 4.2.2, sub b en toestaan dat de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, de bijgebouwen en de overkappingen wordt vergroot tot 100% van de oppervlakte van het bouwperceel, voorzover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, verminderd met de oppervlakte van het hoofdgebouw, mits:
- 1. de vergroting noodzakelijk is ten behoeve van de huisvesting van (een) minder valide(n) of ten behoeve van mantelzorg;
- 2. er sprake is van een goede verhouding tot het hoofdgebouw en het erf.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, met uitzondering van het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning op grond van een omgevingsvergunning genoemd in lid 4.2 sub g;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel en horeca;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijvigheid, anders dan in de vorm van een aan-huis-verbonden beroep;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een aan-huis-verbonden beroep, zodanig dat de bedrijfsvloeroppervlakte:
- 1. meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel;
- 2. meer bedraagt dan 50 m²;
- e. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep;
- f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat- en bebouwingsbeeld;
- de woonsituatie;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie;
- de verkeersveiligheid;
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 sub c in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt ten behoeve van aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 1, mits de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de totale gezamenlijke begane vloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op het bouwperceel, met dien verstande dat:
- a. de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 50 m² mag bedragen;
- b. de activiteiten niet mogen plaatsvinden binnen vrijstaande bijgebouwen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bouwregels
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de regels, uitsluitend worden overschreden door ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met de bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en/of bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- b. het storten van puin en/of afvalstoffen;
- c. de stalling en/of opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
- d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
- e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
- a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
- b. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan aan CROW-publicatie 317 of aan de meest recente CROW-publicatie indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd.
- c. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
- d. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a en b:
- 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a met maximaal 10%.
- c. Sublid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan St.- Annaparochie, Tulpappel
van de gemeente Waadhoeke.
Behorende bij besluit van 13-09-2018.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
In de woonwijk ten noordwesten van Sint Annaparochie op een leegstaand perceel aan De Tulpappel zijn plannen om een tweetal vrijstaande woningen te bouwen.
In het geldende bestemmingsplan 'St.-Annaparochie' is het plangebied bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming is een bouwvlak opgenomen voor de bouw van een vrijstaande dan wel individueel aaneengebouwde woningen. Het beoogde stedenbouwkundige ontwerp is buiten dit bouwvlak gesitueerd en daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan. De gemeente Waadhoeke heeft de intentie medewerking te verlenen aan het initiatief. Om de ontwikkeling juridische-planologisch te kunnen regelen wordt een bestemmingsplan opgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.
1.2 Plangebied
Het plangebied maakt deel uit een woongebied ten noordwesten van Sint Annaparochie. De ligging is weergegeven in figuur 1.1. Figuur 1.2 geeft een aanzicht vanaf de kruising op de Tulpappel richting het plangebied weer.
Figuur 1.1 Ligging plangebied.
Figuur 1.2 Aanzicht op het plangebied vanaf de kruising Tulpappel.
1.3 Planologische Regeling
Op dit moment geldt voor het plangebied het bestemmingsplan 'St.-Annaparochie' dat is vastgesteld op 27 oktober 2016. In dit bestemmingsplan is binnen het plangebied de bestemming 'Wonen' en 'Tuin' opgenomen. Binnen de bestemming 'Wonen' dient het hoofdgebouw vrijstaand dan wel individueel aaneengebouwd binnen het bouwvlak gebouwd te worden. Het voorgestelde stedenbouwkundig ontwerp past niet binnen het bouwvlak. De bouw van twee woningen is daarmee in strijd met het geldende bestemmingsplan. Figuur 1.3 geeft een uitsneden uit het geldende bestemmingsplan weer. De gewenste ontwikkeling kan Juridisch - planologisch mogelijk worden gemaakt middels het opstellen van een nieuw bestemmingsplan.
Figuur 1.3 Uitsnede plangebied uit het geldende bestemmingsplan.
1.4 Leeswijzer
De toelichting is als volgt opgezet: na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het, voor het plan relevante, beleid. Hoofdstuk 4 gaat in op de planologische- en milieutechnische aspecten die betrekking hebben op dit bestemmingsplan. In hoofdstuk 5 is de planologisch juridische opzet van het plan behandeld. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van dit plan komen aan bod in hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 2 Huidige Situatie En Ontwikkelingen
De beoogde ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit bestemmingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen.
2.1 Huidige Situatie Plangebied
Het plangebied maakt deel uit van de groen opgezette woonbuurt 'Appelbuurt'. In deze buurt zijn de straten vernoemd naar verschillende appels ter herinnering aan de fruitteelt die het dorp vroeger rijk was. Deze wijk ligt aan de noordwestzijde van Sint Annaparochie Figuur 2.1 geeft een luchtfoto van het plangebied en zijn direct omliggende omgeving weer.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied en de directe omgeving (bron: Google.maps.nl).
Het plangebied wordt aan de noordzijde begrensd door de Tulpappel. De Tulpappel gaat over in de Netarisappel. Aan de oost- en zuidzijde grenst het plangebied aan boomsingels met daarachter tuinen van derden. Voor deze gebieden zijn in het geldende bestemmingsplan wijzigingsbevoegdheden opgenomen ten behoeve van ruim opgezette woonkavels. De westzijde van het plangebied wordt begrensd door De Tulpappel, deze weg is één van de twee ontsluitingen die wijk telt. Het plangebied is in de huidige situatie een braakliggend perceel.
Functies in de omgeving
De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich als een woongebied. Naast de functie wonen zijn enkele andere functies aanwezig. Ten zuiden liggen moestuintjes en sportpark De Waaie, hier bevinden zich de sportvoorzieningen ten behoeve van de kaats-en voetbalvereniging van Sint Annaparochie.
Bebouwing in de omgeving
Het plangebied ligt in een ruime landelijk opgezette woonwijk. Hiermee is sprake van een goede overgang op het landelijke gebied. In de wijk staan voornamelijk half-vrijstaande en vrijstaande woningen op ruime woonkavels die zijn gebouwd in de eind jaren 90. Tussen de kavels zijn open ruimtes waarmee een natuurlijke overgang wordt gecreëerd van het dorp naar het omliggende landelijke gebied. De positionering van de woningen is wisselend. Langs de Netarisappel staan de woningen zowel haaks als dwars op de weg. De woningen zijn voornamelijk uitgevoerd met één bouwlaag met kap. Materiaal gebruik voor de woningen is divers, naast baksteen wordt ook hout gebruikt als gevelbekleding. De daken worden voornamelijk bedekt met dakpannen in diverse kleuren.
Figuur 2.2 en 2.3 geven een aanzicht op de woningen tegenover en ten westen van het plangebied.
Figuur 2.2 Aanzicht op de woningen tegenover het plangebied. (bron: Google.Maps.nl).
Figuur 2.3 Aanzicht op de bestaande woningen aan de Netarisappel (bron: Google.maps.nl).
2.2 Beschrijving Initiatief
Initiatief
De initiatiefnemers hebben het voornemen het leegstaande perceel (kadastraal nummer 3370) op de hoek van de Tulpappel te splitsen in twee even grote percelen. Met de splitsing van het perceel wordt het mogelijk twee vrijstaande woningen op ruim opgezette woonkavels te bouwen. Het huidige perceel heeft een oppervlakte van circa 2.720 m2.. Door het splitsen van het perceel ontstaan twee percelen van circa 1.360 m2. Dit komt overeen met de woonkavels direct ten noorden van het plangebied.
Beoogde ruimtelijke ontwikkeling
Het beoogde plan bestaat uit twee even grote percelen, met ieder een bouwvlak van circa 200m2.,waarbinnen een vrijstaande woning gebouwd kan worden. De woningen worden in de zelfde lijn als de bestaande woningen in de directe omgeving gesitueerd. De bouwvlakken zijn aan de voorzijde van het perceel gesitueerd, met de oriëntatie van de voorgevel richting de straat. De woningen worden ontsloten op de Tulpappel. Figuur 2.4 geeft een stedenbouwkundige opzet van de toekomstige situatie.
Ook met de vormgeving van de woningen wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande woningen in de omgeving. De woningen worden derhalve vrijstaand, bestaande uit één bouwlaag met een kap uitgevoerd. Deze kap heeft een dakhelling tussen de 30 en 60 graden, met een maximale goothoogte van 4 meter.
Met het ontwerpen van de woningen wordt rekening gehouden met de stedenbouwkundige structuur en de bebouwingskarakteristieken van de woningen in de directe omgeving. Dit houdt in dat de woningen bestaan uit één bouwlaag met een schuine kap en met de voorgevel richting de openbare weg. Deze structuur komt overeen met de woningen aan de Tulpappel en de Netarisappel. Het definitief ontwerp zal door de welstandscommissie worden getoetst aan de welstandscriteria zoals genoemd in de welstandnota.
Figuur 2.4 Stedenbouwkundige opzet van de toekomstige situatie.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Om de beoogde ontwikkeling juridisch-planologisch doorgang te laten vinden, wordt onderzocht of deze niet in strijd is met de verschillende beleidskaders. In dit hoofdstuk is getoetst aan het nationale, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de Structuurvisie zet het kabinet een koerswijziging in het nationale ruimtelijke beleid in. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen.
In het Bro (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Dit artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Deze regeling houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het bestemmingsplan deze ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Met dit plan worden 2 vrijstaande woningen ontwikkeld. Op basis van het geldende bestemmingsplan zijn al 2 woningen aaneengebouwd mogelijk. Vanwege de relatieve kleinschaligheid wordt, door de afdeling RvS deze ontwikkeling, niet als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, aanhef en onder i, van het Bro gezien (Raad van State, 27 augustus 2014, 201311233/1/R4, r.o. 3.3). Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde. Wel is het in het kader van de economische uitvoerbaarheid van belang om in te gaan op de regionale woonbehoefte. In paragraaf 3.4 Gemeentelijk beleid wordt beschreven dat de voorgenomen woningbouw ontwikkeling past binnen het gemeentelijk beleid.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.
De beoogde ontwikkelingen binnen het plangebied ligt binnen het rijks belang 'Waddenzee en waddengebied'. In principe zijn op de gronden van het waddengebied geen nieuwe bebouwing toegestaan. Een uitzondering hierop betreft nieuwe bebouwing in het stedelijk gebied die qua maximaal toelaatbare bouwhoogten aansluit bij de hoogte van de bestaande bebouwing.
De beoogde ontwikkeling vindt plaatst binnen het bestaand stedelijke gebied van Sint Annaparochie, daarnaast wordt aangesloten bij de maximaal toelaatbare bouwhoogte conform het geldende bestemmingsplan en is daarmee in overeenstemming met het nationaal belang.
Dit nationaal belang en het rijksbeleid vormen dan ook geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Streekplan Fryslân 2007
Het Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006 door Provinciale Staten vastgesteld. In het Streekplan wordt het provinciaal omgevingsbeleid verwoord. Met betrekking tot dit bestemmingsplan zijn enkele beleidsuitgangspunten van belang. St.-Annaparochie wordt in het Streekplan aangemerkt als regionaal centrum. Deze zogenaamde regionale centra worden gezien als essentiële schakels tussen de vele kleine kernen in hun omgeving en de stedelijke centra. Het zijn belangrijke dragers van voorzieningen, bovenlokale bedrijvigheid en werkgelegenheid dragers. Een regionaal woonfunctie ondersteunt deze dragers.
Het streekplan stelt dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande stedelijke gebied moet worden opgevangen. Het benutten van vrije-ruimte in het bestaand stedelijke gebied wordt gezien als een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Door het bestaande stedelijke gebied optimaal te benutten wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte en daarmee aan een duurzame ruimtelijke inrichting. Bij nieuwe ontwikkeling dient rekening gehouden te worden met de ruimtelijke en milieukwaliteiten van het bestaand stedelijke gebied.
De beoogde ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maken zijn onderdeel van het bestaande stedelijke gebied van Sint Annaparochie, door deze ontwikkeling verdwijnt een braakliggend terrein uit de woonwijk. Daarvoor in de plaats, komt een functie die past binnen de ruimtelijke structuren van de wijk. Streekplan Fryslân vormt geen belemmering voor dit bestemmingsplan.
Grutsk op 'e Romte
Provinciale Staten hebben op 26 maart 2014 het document “Grutsk op 'e Romte” als thematische structuurvisie over landschap en cultuurhistorie vastgesteld. In deze thematische structuurvisie zijn landschappelijke en cultuurhistorische structuren van provinciaal belang in samenhang geanalyseerd en gewaardeerd. Op deze wijze verwacht Provincie Fryslân de doorwerking van provinciale belangen in ruimtelijke plannen van gemeenten, rijk en provincie te borgen.
Het plangebied maakt deel uit van het deelgebied 'Middelzeegebied'. Voor dit gebied is een aantal kernkwaliteiten (ofwel: provinciale belangen) aangewezen. Voor dit plan dient het lintvormige bebouwingskarakter van het kruisdorp Sint Annaparochie gerespecteerd te worden. De ontwikkelingen, die dit plan voorstellen, doet geen afbreuk aan de provinciale belangen. Met de inpassing is rekening gehouden met de bestaande inpassing van de woonwijk.
3.2.2 Verordening Romte Fryslân
Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor bestemmingsplannen.
In artikel 1 van de verordening worden regels gegeven gericht op het bundelen van stedelijke functies in stedelijk gebied. Indien dit niet mogelijk is, kan aansluitend op bestaand stedelijk gebied een uitbreidingslocatie worden toegestaan. Volgens de verordening valt de locatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Hier kunnen stedelijke functies, zoals wonen, toegevoegd worden.
In artikel 3 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor woningbouw in overeenstemming moet zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. Hiervan mag afgeweken worden indien het woningbouwproject niet meer dan 11 woningen bevat en gelegen is binnen bestaand stedelijk gebied. In onderhavige situatie is sprake van 2 woningen. Die in het huidige bestemmingsplan planologisch al mogelijk zijn.
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Verordening Romte Fryslân 2014.
3.3 Regionaal Beleid
Regiovisie volkshuisvesting (2012)
Door de regiogemeenten Noordwest Friesland (zijnde de gemeenten Harlingen, het Bildt, Ferwerderadiel en Franekeradeel) is op bestuurlijk niveau een gezamenlijke visie gegeven op het huidige en gewenste toekomstige volkshuisvestelijke beleid. In de notitie “Regiovisie Volkshuisvesting” die hiertoe is opgesteld (d.d. 16 januari 2012) zijn zeven uitgangspunten geformuleerd. In onderstaande is op de visie ingegaan zoals die voor St.-Annaparochie van toepassing is:
- 1. Herstructurering voorop: Sloop/nieuwbouw waarbij meer wordt gesloopt dan teruggebouwd, aangezien het ambitieniveau qua aantallen woningen te hoog blijkt en voorbijgaat aan de huidige werkelijkheid in en toekomstperspectief van de regio.
- 2. Kwantiteit op maat: Voor de dorpen geldt een duidelijke herstructureringsopgave, waarbij qua woningbouwaantallen de vraag naar huisvesting per dorp centraal wordt gesteld. Als actiepunt geldt een heroverweging van het aantal woningen in uitbreidingslocaties.
- 3. Realiseren van een goede verhouding huur-koop: Gemeente het Bildt kent een eigendomsverhouding van het woningbestand van 40% huur en 60% koop. Ter behoud van een goede huur-koop-verhouding wordt een ondergrens van 30% huur en 70% koop gehanteerd.
- 4. Lokale woningbehoefte op maat en duurzaam: Gelet op de huidige woningmarktbehoefte zet de regio met name in op vrijstaande en 'twee-onder-één-kap'-woningen, waarbij deze laatste ook voor het huursegment gebouwd dienen te worden.
- 5. Bouwen voor specifieke doelgroepen: Voor de huisvesting van mensen die voor sociale huisvesting in aanmerking komen, ouderen en arbeidsmigranten is aandacht. Als actiepunt geldt een regionaal woningmarktonderzoek naar de huisvestingsbehoefte van ouderen.
- 6. Prestatieafspraken: Gestreefd wordt naar het maken van regionale afspraken in een regionaal akkoord met de betrokken woningcorporaties en provincie Fryslân.
- 7. Monitoring van de ontwikkeling op de woningmarkt: Om de ontwikkelingen nauwlettend te kunnen blijven volgen om vraag en aanbod van woningbouw goed op elkaar af te kunnen stemmen, wordt een regionale woningbouwmonitor opgezet.
De regiovisie is vertaald in de nadien vastgestelde gemeentelijke structuurvisie voor het wonen (paragraaf 3.4.2). Deze structuurvisie beschrijft dat in de toekomst uitsluitend voor actuele behoefte vanuit de markt mag worden gebouwd.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Structuurvisie St.-Annaparochie
Op 13 september 2012 heeft de gemeente het Bildt de Structuurvisie St.- Annaparochie vastgesteld. In deze structuurvisie worden de ruimtelijke ontwikkelingen binnen de bebouwde kom van St.-Annaparochie voor de komende jaren geschetst.
De woonfunctie in Sint Annaparochie wordt gekenmerkt door een hoge woonkwaliteit. Sint Annaparochie is zonder meer een sfeervol dorp om te wonen. De huidige stedenbouwkundige kenmerken, zoals de ruime opzet, historische kenmerken en laagbouw dragen hier in belangrijke mate aan bij. De structuurvisie gaat in op de volgende thema's 'Wonen en ruimtelijke kwaliteit', 'Bedrijvigheid', 'Voorzieningen, recreatie en leefbaarheid', 'Mobiliteit / netwerken' en 'Duurzaamheid'.
Voor het thema 'Wonen en ruimtelijke kwaliteit' heeft de voormalige gemeente Het Bildt in 2014 een nieuwe structuurvisie wonen opgesteld, deze structuurvisie wordt beschreven in paragraaf 3.4.2.
3.4.2 Structuurvisie Wonen
Op 6 november 2014 is de “Structuurvisie Wonen” door de gemeenteraad vastgesteld. Deze structuurvisie betreft de actualisering van het eerdere woonplan. Voor Sint Annaparochie geldt 'kwantiteit op maat en afgestemd op de lokale behoefte' als beleidslijn voor het wonen.
Sint Annaparochie vervult als regiocentrum een rol van regionale betekenis en voorziet de regio van een aantal behoeften in de vorm van scholen, werkgelegenheid, winkels en voorzieningen. Er is sprake van een gevarieerde woningvoorraad in het dorp. Het merendeel bestaat uit laagbouw, variërend van kleine woningen in een rij, tot twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen op een ruimere kavel.
Sint Annaparochie beschikt over een groot aandeel van de gemeente woningvoorraad (40%), daarom stelt de structuurvisie dat het noodzakelijk is dat er in de toekomst uitsluitend wordt gebouwd naar actuele behoefte die er vanuit de markt bestaat. Daarbij wordt vooreerst in hoofdzaak ingezet op invulling van de bestaande reeds in ontwikkeling genomen locaties en herstructurering van de bestaande woningvoorraad.
De woningen die dit bestemmingsplan mogelijk maken passen binnen deze visie. Het initiatief omvat een concrete behoefte vanuit de markt. Hiermee is het plan passend binnen de structuurvisie
3.4.3 Welstandsnota
De voormalige gemeente Het Bildt heeft in 2015 een welstandsnota opgesteld. Voor woonwijken zoals de Appelbuurt, zijn enkele welstandscriteria opgenomen:
- 1. Plaatsing: Planmatig met individuele bijgebouwen, vrijstaand en/of aangebouwd.
- 2. Contouren: 1 á 2 lagen met kap, incidenteel hogere bebouwing.
- 3. Geleding van de massa: Enkelvoudig.
- 4. Plastiek: Weinig.
- 5. Stijl: Traditioneel – Modern.
- 6. Kleur: Variërend van geel tot Roodbruin.
- 7. Kleurtoon: Midden tot donker.
Zoals beschreven in paragraaf 2.2 wordt met het ontwerp van de woningen zoveel mogelijk aangesloten bij de bebouwingskarakteristieken van de omgeving en met de welstandscriteria. Met de aanvraag van de omgevingsvergunning worden de ontwerpen van de woningen getoetst aan de welstandscriteria door de welstandscommissie. Hiermee is gewaarborgd dat de toekomstige woningen passend in de omgeving zijn.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Voor de beoogde ontwikkeling is het van belang dat tijdens de uitvoering en in de nieuwe situatie sprake is van een goede omgevingssituatie. Deze omgevingstoets gaat in op de relevante milieuaspecten (bodem, water, milieuzonering en externe veiligheid) en om andere sectorale regelgeving (bijvoorbeeld archeologie en cultuurhistorie, ecologie).
4.1 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs uit te sluiten is.
In de omgeving van het plangebied komen voornamelijk woonfuncties voor. Wel bevindt zich ten zuiden van het plangebied een relevante functies. Ten zuiden van het plangebied, aan de Davelaer, is het sportpark de Waaie gevestigd. Een sportpark (met verlichting) valt onder een milieucategorie 3.1, waarvoor een richtingsafstand van 50 meter geldt. De afstand tussen de grens van het erfperceel van het sportpark en de gevel van de dichtstbij gelegen woningen bedraagt ruim 90 meter. Aan de richtafstand wordt dan ook ruim voldaan.
4.2 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die ''in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken'', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones of bij bepaalde veranderingen aan de weg zelf (zoals het verhogen van de maximumsnelheid of het uitbreiden van het aantal rijstroken) moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Voor de wegen in de omgeving geldt een maximumsnelheid van 30 km/uur. Het plangebied ligt dus niet binnen een geluidzone van wegen. Daarnaast betreffen het wegen die geen belangrijke ontsluitende functie hebben. De wegen rondom het plangebied zijn relatief rustig, met een te verwachten lage verkeersintensiteit. Door de beperkte breedte van de weg en diverse snelheid beperkende maatregelen door middel van verkeersdrempels die aanwezig zijn op de Tulpappel zijn de snelheden relatief laag. Het vaststellen van een hogere waarde en/of een akoestisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Daarnaast dient ook een bepaalde binnenwaarde te worden gegarandeerd bij de omgevingsvergunning voor de woningen. Doordat de toekomstige woningen voldoen aan de minimale eisen ten aanzien van geluid vanuit het Bouwbesluit, zal sprake zijn van een goed binnenwaardeniveau.
4.3 Water
Een belangrijk onderdeel van de planvorming is de Watertoets. Het doel van de Watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen meer expliciet en op een evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Wetterskip Fryslân. Het waterschap is verantwoordelijk voor het watersysteem en het zuiveren van het aangeboden stedelijk afvalwater.
De ontwikkeling is op 6 februari 2018 aan het waterschap kenbaar gemaakt via de digitale watertoets (kenmerk: 20180206-2-17011). Van het waterschap is op 6 februari 2018 bericht ontvangen dat het plan in aanmerking komt voor de korte procedure (Bijlage 1). Dit betekent dat de beperkte invloed van het plan kan worden opgevangen met standaard maatregelen die vermeld staan in de leidraad watertoets
4.4 Bodem
Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig moet worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren).
De beoogde ontwikkeling vinden plaatst op gronden die op basis van het geldende bestemmingsplan al bestemd zijn voor de woonfunctie. Er is dan ook geen sprake van een verdachte locatie. In het kader van het bestemmingsplan is een verkennend bodemonderzoek ook niet noodzakelijk. Een en andere zal bevestigd worden ten tijde van de aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen van de woningen. In dit kader is een verkennend bodemonderzoek verplicht.
4.5 Archeologie
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Malta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen. De Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) is een uitwerking van het Verdrag van Malta en dient als belangrijk instrument om ervoor te zorgen dat archeologie een volwaardige plaats krijgt in ruimtelijke plannen zoals bestemmingsplannen.
Voor de gemeente wordt ook gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.
Op basis van de FAMKE is op basis van beide kaarten geen onderzoek noodzakelijk. Op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden. Aanvullend archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk.
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
4.6 Ecologie
Bij elk ruimtelijk plan dient met het oog op de natuurbescherming rekening te worden gehouden met de gebiedsbescherming en soortenbescherming. Beide aspecten zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Hierbij dient te worden aangetoond dat als gevolg van de geplande activiteiten de gunstige staat van instandhouding van waardevolle dier- en plantensoorten niet in het geding komt.
Gebiedsbescherming
Met betrekking tot gebiedsbescherming is de ligging van de aangewezen Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur) van belang.
Het plangebied ligt in een binnenstedelijk gebied op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.
Soortenbescherming
Ten aanzien van de soortenbescherming gelden onder andere algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten, het beschadigen, vernielen, wegnemen of verstoren van voortplantings- of vaste rustplaatsen of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten of het opzettelijk verontrusten van een beschermde diersoort.
Het gebied betreft een braakliggend terrein binnen stedelijk gebied. Het plangebied wordt momenteel gebruikt als uitlaat plek voor honden. Hierdoor is het ongeschikt als groeiplaats voor bijzondere en beschermde plantensoorten. Daarnaast worden geen werkzaamheden uitgevoerd in het water of aan de walkant, waardoor ter plaatse van deze gronden niets te verwachten is. Ook worden geen bomen gekapt of gebouwen gesloopt. Er worden dus geen potentiële vaste verblijfplaatsen van beschermde soorten geschaad.
Een (verkennend) veldonderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten is dan ook niet nodig. Effecten op beschermde planten- en diersoorten worden niet verwacht. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet Natuurbescherming. Voor alle soorten is de zorgplicht van kracht. Bij verstoring van dieren tijdens de werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving. Hiermee zal tijdens de uitvoering van de werkzaamheden rekening worden gehouden.
4.7 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Friesland geraadpleegd. Hieruit blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.
Op ruim 900 meter ten zuiden van het plangebied is een regelstation ten behoeve van een aardgasleiding aanwezig. Voor dit object geldt een risicoafstand (PR 10-6) van 0 meter. Voor de transportleiding geldt een risicoafstand van 45 meter. De leiding bevindt zich op een afstand van ruim 900 meter en ligt daarmee niet in de invloedszone van de leiding.
4.8 Luchtkwaliteit
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging aan te pakken.
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn vaak het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied. Op grond van de algemene maatregel van bestuur 'niet in betekenende mate' vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten die niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Voor de ontwikkeling van twee nieuwbouw woningen is bepaald dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
4.9 Kabels En Leidingen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling.
4.10 Milieueffect Rapportage
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- 1. de kenmerken van de projecten;
- 2. de plaats van de projecten;
- 3. de kenmerken van de potentiële effecten.
Toetsing aan de drempelwaarden uit het Besluit mer
In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D 11.2) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. Hierbij zijn woningbouwlocaties met 2.000 of meer woningen als drempelwaarde genoemd.
Of er sprake is van een stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit m.e.r. hangt af van de concrete omstandigheden, waarbij onder meer aspecten als de aard en de omvang van de ontwikkeling een rol spelen.
Met dit bestemmingsplan worden 2 vrijstaande woningen binnen het bestaand stedelijke gebied mogelijk gemaakt. In het huidige bestemmingsplan zijn 2 woningen aaneengesloten mogelijk. Dit maakt dat dit een zeer kleinschalige ontwikkeling is. Het plan maakt in die zin geen stedelijk ontwikkelingsproject mogelijk. Het is daarom niet nodig om een mer-beoordeling uit te voeren. Overigens blijkt uit de beoordeling van de verschillende milieuaspecten zoals deze in voorgaande paragrafen zijn opgenomen dat er geen belangrijke milieueffecten optreden.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een vormvrije mer-beoordeling.
Vormvrije mer-beoordeling
Gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.
De gemeente kan op basis van voorgaande een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen waarin besloten wordt dat een planmer niet noodzakelijk is.
Hoofdstuk 5 Juridische Opzet
In dit hoofdstuk staat een toelichting op de juridische regeling van dit bestemmingsplan. In paragraaf 5.1 staat een algemene toelichting op de betekenis en opbouw van het bestemmingsplan en de achtergronden daarvan. In paragraaf 5.2 wordt de bestemmingsregeling van dit bestemmingsplan toegelicht.
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012. Onderdeel hiervan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP beoogt bestemmingsplannen die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden.
Het bestemmingsplan voldoet ook aan de terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
De bestemmingen die in dit bestemmingsplan voorkomen zijn afgestemd op de regeling uit het bestemmingsplan 'St.-Annaparochie'. De regeling voor de woonpercelen is toegespitst op dit initiatief, waarbij de randvoorwaarden uit het beleidskader als uitgangspunt gelden. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
5.2.1 Tuin
Gronden ter plaatse van de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor onbebouwde tuinen bij woningen.
Het betreft (delen van) percelen behorende bij een woning, maar waarop bebouwing niet gewenst is, meestal de voortuinen. Hiermee draagt het stedenbouwkundig ontwerp bij aan de ruime, groene opzet van de woonwijk.
5.2.2 Wonen
Voor hoofdgebouwen (woningen) geldt dat deze alleen ter plaatse van een bouwvlak mogen worden gebouwd. Per bouwvlak mag één vrijstaande woning worden gebouwd. Voor aan huis gebonden beroepen is de in de gemeente gebruikelijke regeling opgenomen. De goothoogte van woningen bedragen maximaal 4,00 meter. De dakhelling van de woningen bedraag minimaal 30 graden en maximaal 60 graden.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Deze is gedeeltelijk aangetoond in de voorgaande paragrafen. Ook spelen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid een rol.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In artikel 3.1.1 Bro is bepaald dat overleg gepleegd moet worden met besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Zienswijzen
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 17 mei 2018 zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Ingekomen reactie niet zijnde een zienswijze
Via de e-mail is wel een reactie binnen gekomen. De indiener heeft aangegeven dat het niet om een officiële zienswijze gaat. In de e-mail wordt gewezen op het naast gelegen perceel waar paarden lopen en dat de erfafscheiding, tussen het perceel en het plangebied, wordt gevormd door een hoge boomwal.
Reactie gemeente
Dit heeft geen gevolg voor het bestemmingsplan. De paardenbak staat op ruime afstand (circa 35 meter) vanaf het plangebied en de boomwal maakt geen deel uit van het plangebied. Deze opmerking is ambtelijk afgehandeld.
Vaststelling
Het bestemmingsplan "St,- Annaparochie, Tulpappel" is op 13 september 2018 vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan is het van belang te weten of het bestemmingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de manier van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
De ontwikkeling is een particulier initiatief. De kosten voor de uitvoering van het plan worden gedragen door de initiatiefnemer. Deze beschikt over voldoende financiële middelen om de woningen te bekostigen. Hiermee is de financiële haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond.
Bijlage 1 Lijst Met Aan-huis-verbonden Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 1 Lijst met aan-huis-verbonden bedrijfsactiviteiten