Franeker - Zevenhuizen 3
Wijzigingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 13-07-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Franeker - Zevenhuizen 3, met identificatienummer NL.IMRO.1949.WPFraZevenhuizen3-VAS1 van de gemeente Waadhoeke.
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost met identificatienummer NL.IMRO.1949.WPFraZevenhuizen3-VAS1, zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen - 1 (Artikel 28)
De regels van de bestemming 'Wonen - 1', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraZevenhuizen3-VAS1 , zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 3 Algemene Aanduidingsregels (Artikel 39)
3.1 vrijwaringszone - vaarweg (lid 39.5)
De regels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraZevenhuizen3-VAS1 zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Overige Regels
4.1 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Nota Parkeernormen Gemeente Waadhoeke november 2020, of het meeste actuele gemeentelijke parkeerbeleid zoals deze geldt ten tijde van de aanvraag, bepaald of sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
4.2 Voldoende laad- en losruimte
- a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:
- 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
- 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
- b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregel
Artikel 5 Overgangsregel
Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost met identificatienummer NL.IMRO.1949.BPFraZevenhuizen3-VAS1 zoals vastgesteld op 25 april 2019 door de raad van de gemeente Waadhoeke. Deze overgangsregels zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als
Regels van het wijzigingsplanFraneker - Zevenhuizen 3 van de gemeente Waadhoeke.
Behorende bij het besluit van 13 juli 2021.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Het perceel Zevenhuizen 3 te Franeker betreft momenteel een braakliggend terrein. De initiatiefnemer heeft het voornemen om twee vrijstaande woningen met garages op het perceel te realiseren.
Deze ontwikkeling is niet mogelijk op basis van de geldende planologische regeling uit het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost aangezien er geen aanduiding 'wonen' is opgenomen ter plaatse van het plangebied. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch te realiseren wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 42 sub c van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost. Hierbij is het opstellen van een wijzigingsplan met een onderbouwing van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk. Het voorliggende plan voorziet hierin.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt in het oosten van de bebouwde kom van Franeker. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost, vastgesteld op 25 april 2019 door de gemeente Waadhoeke. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Franeker Noord en Oost
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied de bestemming 'Gemengd - 2'. Voor het noordelijke deel langs het water geldt tevens de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'.
Ter plaatse van de bestemming 'Gemengd - 2' zijn de gronden bestemd voor gebouwen en overkappingen ten behoeve van bedrijven uit milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2. Bedrijfswoningen en reguliere woningen zijn alleen toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijfswoning' en 'wonen'. De gronden zijn daarnaast bestemd voor wegen, straten en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en huishoudkundige voorzieningen, erven en terreinen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Een gebouw of overkapping moet binnen een bouwvlak worden gebouwd.
Binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg' zijn de gronden mede bestemd voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg. Tevens mogen geen overkappingen worden gebouwd. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter mag zijn.
Zoals reeds aangegeven is in de algemene wijzigingsregels van het geldende bestemmingsplan, in artikel 42 sub c, een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee het onder meer mogelijk wordt gemaakt de bestemming 'Gemengd - 2' te wijzigen naar 'Wonen - 1'. Er moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden:
- 1. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van de artikel 28 van toepassing zijn;
- 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving;
- 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- 4. deze wijzigingsbevoegdheid primair wordt toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden;
- 5. de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
In paragraaf 2.3 vindt een toetsing plaats aan deze criteria.
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 zal worden ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan. In hoofdstuk 3 en 4 wordt het voorgenomen plan getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische regeling van het wijzigingsplan besproken en uitgelegd. Tot slot wordt, in hoofdstuk 6, ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
In dit hoofdstuk wordt het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan besproken. Daarbij gaat het om het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling. De ontwikkeling wordt met dit plan op een goede manier ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Vervolgens wordt de inpassing in de huidige situatie beschreven.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied bevindt zich aan de Zevenhuizen 3. In de huidige situatie is het perceel bouwrijp gemaakt. Het oud schiphuis dat zich op het perceel bevond is inmiddels verwijderd. Hierbij is asbest gesaneerd. In figuur 2.1 is een luchtfoto van de voormalige situatie opgenomen.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
Het plangebied ligt in het oosten van Franeker, tussen de Alde Trekfeart en het Van Harinxmakanaal in, aan de straat Zevenhuizen. Aan de straat is een menging van functies aanwezig. Het gaat om lichte bedrijfsfuncties en (bedrijfs)woningen. Het betreft een doodlopende straat. De gemeente heeft het beleid om het gebied te transformeren van een bedrijfsgebied naar een woongebied van grote, groene kavels met hoogwaardige woningen. Ten noorden van de Alde Trekfeart staan woningen. Ten oosten van de watergangen begint het buitengebied. Ten zuiden van het Van Harinxmakanaal ligt een gezoneerd industrieterrein, bedrijventerrein Oost.
2.2 Voorgenomen Situatie
In de voorgenomen situatie worden in het plangebied twee woonkavels ingedeeld, waar op beide ruimte wordt geboden voor een vrijstaande woning met garage. De westelijke kavel krijgt een oppervlakte van circa 1.022 m2 en de oostelijke kavel van circa 1044 m2. Voor beide kavels is zowel de woning als garage ontworpen. In figuur 2.2 is de voorgenomen indeling van het plangebied weergegeven.
Figuur 2.2 Voorgenomen indeling van het plangebied
Voor beide percelen zijn de woningen en garages reeds ontworpen. De woningen bestaan uit één bouwlaag met kap. Het centrale gedeelte van de woningen krijgt een maximale bouwhoogte van 9,5 meter en een goothoogte van 3 meter en vormt daarmee het hoogste deel van de woningen. De impressies van de woningen zijn weergegeven in figuur 2.3 en figuur 2.4.
Figuur 2.3 Impressies van de voorgenomen woningen.
Ook de garages zijn reeds ontworpen. De garages krijgen een maximale bouwhoogte van 3 meter en hebben een plat dak. Een impressie van de garages is opgenomen in figuur 2.4.
Figuur 2.4 Impressies van de voorgenomen garages.
Ruimtelijke inpassing
De voorgenomen woningen met garages sluiten functioneel aan op de woonfunctie die in de directe omgeving aanwezig is. Dit betreft tevens de functie die de gemeente voor ogen heeft voor dit gebied. Ten behoeve van de gebiedsontwikkeling aan de Zevenhuizen is door de gemeente een visie opgesteld. Een onderdeel hiervan is het beeld van de nieuwbouw in het gebied. Hierin wordt gesteld dat nieuwbouw in twee vormen mogelijk is: als bijzondere villa of als woonfunctie die refereert aan wonen in een bedrijfspand. Het uitgangspunt is woningen met een kap, maar platte daken zijn toegestaan wanneer dit de architectuur ondersteunt. De huidige variatie in bouwstijlen en -vormen op het schiereiland wordt doorgezet. De bouwstijl/architectonische opzet van de nieuwbouw is daarom vrij. De voorgenomen woningen betreffen bijzondere villa's, die afwijken van de bestaande architectuur op het schiereiland. Daarmee past het ook binnen de gemeentelijke visie.
Verkeer en parkeren
De voorgenomen woningen worden ontsloten op de Zevenhuizen, die via de Van Harinxmaweg en de Klaarkampstraat is aangesloten op de Leeuwarderweg. Via deze route wordt de rondweg van Franeker bereikt en kan uiteindelijk de Rijksweg A31 en het centrum van de stad worden bereikt. Daarmee is het plangebied op een goede wijze ontsloten.
De verkeersgeneratie als gevolg van de realisatie van de twee woningen bedraagt 18 mvt/etmaal. Dit aandeel verkeer gaat op in het huidige verkeersbeeld. Bovendien is het in de huidige situatie mogelijk een bedrijf in het plangebied te vestigen, waarvan de verkeersgeneratie hoger zou liggen. De verkeersbewegingen als gevolg van de woningen leiden daarom niet tot belemmeringen in de verkeerssituatie.
Op basis van de Nota Parkeernormen van gemeente Waadhoeke geldt een parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen voor twee woningen. Hierbij, eveneens als bij de berekening van de verkeersgeneratie, is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en de ligging 'rest bebouwde kom'. Voor beide percelen geldt dat er voldoende ruimte is voor het parkeren van twee auto's.
Conclusie
De ontsluiting van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkeling zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling en parkeren.
2.3 Toetsing Aan De Wijzigingscriteria
Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 42 onder sub c van het geldende bestemmingsplan Franeker Noord en Oost. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat:
De bestemming 'Bedrijf', 'Detailhandel', 'Dienstverlening','Gemengd - 2', 'Horeca', 'Kantoor' of ' Maatschappelijk' kan worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', 'Wonen - 2', 'Wonen - Woongebouw', 'Verkeer - Verblijfsgebied' en/of 'Groen'.
In dit geval wordt van deze wijzigingsbevoegdheid gebruik gemaakt om de bestemming 'Gemengd - 2' te wijzigen in 'Wonen - 1'. Om toepassing te geven aan de wijzigingsbevoegdheid dient te worden voldaan aan een aantal criteria. Onderstaand is de toetsing opgenomen.
Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden dienen de regels van de artikelen 28, 29, 33, 26 en/of '15'van toepassing zijn.
In de regels van dit wijzigingsplan zijn de regels van artikel 28 'Wonen - 1' van overeenkomstige toepassing verklaard.
Er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de ontwikkelingsmogelijkheden van functies in de omgeving.
Hier is geen sprake van. Dit is nader onderbouwd in paragraaf 4.1.
De geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger z.al zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde.
De onderbouwing aan dit criterium is gegeven in paragraaf 4.4.
Deze wijzigingsbevoegdheid dient primair te worden toegepast voor hergebruik van de bestaande gebouwen. Indien een woonfunctie in de bestaande bebouwing redelijkerwijs niet mogelijk is, mag herinvulling plaatsvinden.
In de voorgenomen situatie is het perceel bouwrijp gemaakt. Hergebruik van bestaande gebouwen is daarom ook niet aan de orde.
De aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Dit is nader onderbouwd in paragraaf 3.3.
Uit de toetsing blijkt dat aan alle wijzigingscriteria wordt voldaan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen, kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het wijzigingsplan zijn geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Het plangebied ligt in het bestaand stedelijk gebied van Franeker. Een bedrijfslocatie wordt herontwikkeld tot locatie voor woningbouw. Dit gebeurt binnen een bestaand gebied voor bedrijfs- en woonfuncties. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling vindt plaats in bestaand stedelijk gebied. Voor dit gebied heeft de gemeente afspraken gemaakt met de provincie, waarin is bepaald dat binnenstedelijk plafondloos mag worden gebouwd. In dit geval worden twee woningen gerealiseerd. Dit aantal is niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is een toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân, vastgesteld op 13 december 2006.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk benut wordt. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.
Toetsing
Met dit plan wordt binnen bestaand bebouwd gebied een herstructurering mogelijk gemaakt. Een vervallen oude loods is verwijderd uit het plangebied en de locatie wordt ingevuld met twee vrijstaande woningen met garages. Hiermee wordt de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied verhoogd. Daarmee is het plan in overeenstemming met het Streekplan Fryslân. In paragraaf 3.3 wordt gemotiveerd dat dit in overeenstemming met de prestatieafspraken van de gemeente Waadhoeke is. Daarmee is het plan in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Verordening Romte Provincie Fryslân
De Provincie Fryslân wil de ruimtelijke kwaliteit bevorderen. Dit wordt gedaan door middel van het opstellen van een provinciale structuurvisie waarin het ruimtelijk beleid wordt geschetst. De Verordening Romte vertaalt deze visie naar regels.
Toetsing
Het plangebied ligt binnen 'bestaand stedelijk gebied'. Nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen primair binnen dit gebied ontwikkeld te worden. Daar is in dit geval met de ontwikkeling van deze woningen sprake van.
In de Verordening Romte is met betrekking tot woningbouwontwikkelingen in artikel 3.1.1. opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten. In dit geval is de gemeente met Gedeputeerde Staten overeengekomen dat plafondloos gebouwd kan worden binnen bestaand stedelijk gebied. Bovendien passen de woningen binnen het woonbeleid van de gemeente, dat uiteengezet is in paragraaf 3.3.
Verder grenst het plan aan een provinciale vaarweg, waarvan de vrijwaringszone 5 meter breed is.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Woonvisie Waadhoeke 2020-2030
In de Woonvisie Waadhoeke 2020-2030 is het gemeentelijke beleid ten aanzien van wonen en woningbouw geformuleerd. De hoofdlijnen van de woonvisie gelden voor een periode van 10 jaar. Deze is bedoeld om projecten in gang te zetten die bijdragen aan het lange termijn doel. Jaarlijks actualiseert de gemeente de uitvoeringsagenda en wordt overwogen of de woonvisie aangepast dient te worden.
De woonvisie is gebaseerd op een regionaal woningmarktonderzoek waarin cijfers en kennis over het wonen van organisaties als makelaars, corporaties, huurdersorganisaties en zorgpartijen bijeen zijn gebracht.
Tot 2025 is er nog groei van het aantal huishoudens te verwachten van enkele tientallen wonen. Lokaal verschilt dit: in kernen waar de bereikbaarheid en het voorzieningenniveau bovengemiddeld is, is vaak genoeg instroom van elders om nog groei te mogen verwachten. Elders zullen minder courante woningen steeds vaker overtollig raken. Eerst vooral in de sociale huurvoorraad, daarna ook in de koopvoorraad. Per kern is in de woonvisie de woningbehoefte bekeken. In Franeker is volgens het marktonderzoek dat ten grondslag aan de woonvisie ligt, ruimte voor 55 tot 75 woningen tot 2030. Er is ruimte voor meer binnenstedelijke plannen, gemengd grondgebonden en gestapeld, huur en koop, herinvulling van panden, plekken of vervanging van woningen. De twee woningen die in het plangebied worden gerealiseerd passen binnen dit aantal.
Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025
De Structuurvisie Stad Franeker 2015-2025 bevat de hoofdlijnen voor de voorgenomen ontwikkeling van de stad Franeker en de hoofdzaken van het door de gemeente te voeren ruimtelijk beleid. De structuurvisie gaat daarnaast in op de wijze waarop de gemeenteraad zich voorstelt die voorgenomen ontwikkelingen te realiseren dan wel te faciliteren.
In de structuurvisie is opgenomen dat Franeker een grote diversiteit aan woonmilieus heeft te bieden. De ruimtelijke opgave in Franeker betreft het behouden en creëren van een zo aantrekkelijk mogelijk woon- en leefklimaat door het aanbieden van een brede diversiteit aan woonmilieus. Hierbij is het uitgangspunt dat herstructurering voorop staat en inbreiding voor uitbreiding gaat.
Toetsing
In dit geval gaat het om de herstructurering van een perceel dat in eerste instantie is bedoeld voor een bedrijfsfunctie naar twee woonpercelen. Er worden twee vrijstaande woningen met garages gerealiseerd. Daarmee wordt aangesloten op de bestaande woonfunctie in de omgeving en de visie die de gemeente voor dit gebied heeft. Het voornemen is in overeenstemming met de Structuurvisie Stad Franeker.
Visie Franeker Zevenhuizen
In de Structuurvisie 2015-2025 is eerder benoemd dat de gemeente voornemens is om het gebied rond de Zevenhuizen te transformeren. De gemeente heeft de wens voor Zevenhuizen om een woongebied van grote, groene kavels met hoogwaardige woningen te realiseren. De openbare ruimte zal haar eenvoudige karakter behouden met weinig openbaar groen. De kavels moeten hierdoor zo groot mogelijk worden gehouden. De tuinen zorgen voor een aantrekkelijke uitstraling naar de wegen, maar ook naar het water. Nieuwe woonfuncties worden toegestaan, zo lang het om vrijstaande gebouwen gaat die op groene kavels worden gepositioneerd. Als tussenvariant worden kleine vormen van bedrijvigheid toegestaan als onderdeel van hoogwaardige woningen. Nieuwbouw mag gepositioneerd worden bij het water met het uitzicht hierop gericht, maar gerichtheid op de weg is ook nodig.
Toetsing
In dit geval is het voornemen om twee hoogwaardige villa's met garages te realiseren in het plangebied. Beide gebouwen zullen een bijzondere vorm en architectuur krijgen en een voormalige bedrijfsloods vervangen. Daarmee wordt aangesloten op de voorgenomen transformatie voor dit gebied die in de Visie Franeker Zevenhuizen is beschreven.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Het plangebied maakt deel uit van een gemengd gebied waar zowel bedrijfsfuncties als de woonfunctie voorkomt. De gemeente is voornemens om dit gebied te transformeren naar een woongebied, waar slechts in beperkte vorm bedrijvigheid voorkomt. Omdat sprake is van een gemengd gebied kan bij de richtafstanden uit de VNG-brochure één stap terug worden gedaan.
Aan zowel de west- als de oostzijde van het plangebied staan woningen. De bedrijven verder ten westen van het plangebied worden door tussenliggende woningen gescheiden van het plangebied. Deze woningen zijn in de huidige situatie al maatgevend, waardoor realisatie van woningen in het plangebied geen belemmering voor de bedrijfsvoering van deze bedrijven met zich meebrengt.
Ten zuiden van het plangebied, aan de overzijde van de weg, is een schildersbedrijf aanwezig met ten oosten hiervan een opslagloods van een schepenbedrijf. Beide bedrijven vallen onder milieucategorie 3.1, waarvoor in gemengd gebied een richtafstand van 30 meter geldt. Voor beide bedrijven geldt dat op kortere afstand van de woningen in het plangebied, al bestaande woningen aanwezig zijn. Deze woningen zijn maatgevend en dus zorgen de woningen in het plangebied ook hier niet voor een belemmering in de bedrijfsvoering. Bovendien gaat het in beide gevallen slechts om opslagloodsen en worden de werkzaamheden elders uitgevoerd.
Omdat in de omliggende woningen een aanvaardbaar woonklimaat is gegarandeerd ten tijde van realisatie, en deze woningen maatgevend zijn voor omliggende bedrijven, kan er van worden uit gegaan dat ter plaatse van het plangebied geen onevenredige bedrijfshinder wordt ervaren en sprake is van een goed woonklimaat wat betreft milieuzonering. Bovendien is het gemeentelijke beleid om in de toekomst het gehele bedrijventerrein naar een woongebied om te zetten waardoor er ook een verbetering ontstaat in de milieuzonering.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 8,5 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt een bedrijfslocatie verwijderd en worden twee woningen met garages gerealiseerd. Gezien deze functiewijziging en het lage aantal woningen neemt het aantal verkeersbewegingen van en naar het plangebied niet toe. Redelijkerwijs kan daarom worden gesteld dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
In Nederland staan veel Natura 2000-gebieden onder druk door een overbelasting van stikstofdepositie. Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden zoals Natura 2000-gebieden en gebieden die vallen onder het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het plangebied ligt namelijk op 8,5 kilometer van een stikstofgevoelig Natura 2000-gebied. Gezien het relatief kleinschalige karakter van de voorgenomen ontwikkeling is het niet te verwachten dat de ontwikkelingen in het plangebied negatieve effecten hebben op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied.
De geplande ontwikkeling zou echter kunnen leiden tot een toename in stikstofdepositie. Met behulp van een Aerius-berekening is inzichtelijke gemaakt of er sprake is van depositie van stikstof op omliggende Natura-2000 gebieden en in welke mate. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 1 van deze toelichting.
Uit de berekeningen blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen significant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn derhalve niet aan de orde. Voor dit plan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
In de huidige situatie is de oude bedrijfsloods reeds gesloopt. Daarom is het voor dit plan niet nodig een ecologisch onderzoek uit te voeren.
Ten aanzien van de soortenbescherming zijn er dus geen belemmeringen voor dit wijzigingsplan en de verdere uitvoering van het project. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht. Er kunnen enkele meer algemene soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. De zorgplicht kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat de dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren naar een dergelijke habitat te verplaatsen.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Momenteel heeft het plangebied de gemengde bestemming met mogelijkheden voor bedrijfsmatige activiteiten. Met het wijzigingsplan wordt beoogd deze bestemming om te zetten naar een woonbestemming. Het betreft hier een gevoeligere bestemming waardoor een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk is. In het plangebied is grond opgebracht. Omdat van het opgebrachte slib nog geen kwaliteitsverklaring bekend was, is de partij in maart 2021 onderzocht middels een partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit. De opgebrachte grond is beoordeeld als klasse Industrie. De partij voldoet aan de eisen voor een grootschalige toepassing.
Uit het verkennend bodemonderzoek, dat is opgenomen in Bijlage 2 komt naar voren dat ter plaatse van de onderzoekslocatie verontreiniging aanwezig is. De lichte verhogingen in de grond aan minerale olie, PAK en zware metalen, en de plaatselijk sterke verhoging aan PAK, zijn toe te schrijven aan de aanwezigheid van puin in de bodem. Daarop is een nader onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 3.
Uit het nader onderzoek blijkt het volgende:
- Op de bodem zijn diverse partijen grond en slib opgebracht. De kwaliteit van de opgebrachte grond is bekend bij de FUMO. De kwaliteit van het opgebrachte slib alsmede de onderliggende bodem tot op een diepte van 0,5 m-mv is middels een partijkeuring conform Besluit bodemkwaliteit vastgesteld, het slib is beoordeeld als klasse ‘industrie’. De partij is aanvullend onderzocht op asbest, zowel visueel als analytisch is geen asbestaangetoond;
- de boven- en ondergrond tot plaatselijk de maximaleboordiepte van 3,5 m-mv, is over het gehele terreindeel puinhoudend (sporen en zwak). Plaatselijk is een sterk puinhoudende bodemlaag aangetroffen van circa 50 cm dikte, ter hoogte van boringen 04 (0,3-0,8 m-mv) en11 (0,3-0,8 m-mv). In boring 4-2 is een matig puinhoudende kleilaag aanwezig op een diepte van 0,7-1,5 m-mv. Verder is ter plaatse van de uitgevoerde boringen de grond maximaal zwak puinhoudend of bevat sporen puin. Plaatselijk zijn kolendeeltjes en sporen baksteen waargenomen. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond is verder geen asbestverdacht materiaal aangetroffen;
- uit de analyseresultaten komt naar voren dat in de grondmonsters van de boven- en ondiepe ondergrond (tot op een diepte van 0,8 m-mv), plaatselijk lichte verontreinigingen met diverse zware metalen, PAK en minerale olie is aangetoond. Het gehalte aan minerale olie wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van PAK. Verder is PAK sterk verhoogd gemeten in de sterk baksteenhoudende grondter plaatse van boring 04/4-1 (0,7-0,9 m-mv), 04-2en 04-2 (0,5 – 1,0 m-mv) . In het grondwater zijn verder geen verhoogde concentraties aangetoond van de gemeten parameters.
De gestelde hypothese, dat ter plaatse van de onderzoekslocatie verontreinigingaanwezig kan zijn van de bodem, is bevestigd. De lichte verhogingen in de grond aan minerale olie, PAK en zware metalen, en de plaatselijk sterke verhoging aan PAK, zijn toe te schrijven aan de aanwezigheid van puin in de bodem. het puin wordt op basis van voorgaande onderzoeken als niet verdacht op asbest aangemerkt.
De omvang van de sterke verontreiniging met PAK is vastgesteld op circa 120 m3 (200 m2x 0,6 m dikte), wat resulteert in circa 215 ton. De verontreiniging wordt gerelateerd aan het bouwrijp maken van de locatie rond 1970-1980. Aangenomen kan worden dat de verontreiniging is ontstaan voor 1987, waardoor er geen sprake is van zorgplicht conform artikel 13 in de Wet bodembescherming. De verontreiniging is, op basis van het beoogde gebruik voor functie ‘wonen met (moes)tuin’, beoordeeld als niet-spoedeisend. Er is geen sprake van humane, ecologische en/of verspreidingsrisico’s.
Er zijn milieuhygiënisch gezien geen belemmeringen voor de toekomstige bestemming 'wonen met tuin'. Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning (bouw), dient rekening te worden gehouden met het feit dat de bodem plaatselijk sterk verontreinigd is. Er mag niet zonder meer gegraven in, of worden gebouwd op, een geval van ernstige bodemverontreiniging. Wanneer werkzaamheden op of in de verontreiniging plaats gaan vinden, dient een saneringsplan te worden opgesteld. In sommige gevallen kan ook een BUS-procedure worden gekozen.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Wegverkeerslawaai
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet in principe akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt aan de straat Zevenhuizen. Hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur. In principe zou hiervoor een akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai moeten worden uitgevoerd omdat dit een weg is met een geluidzone. Echter is hier sprake van een doodlopende weg, waar zeer weinig motorvoertuigbewegingen plaatsvinden. Het gaat uitsluitend om bestemmingsverkeer. Door het verkeersluwe karakter van de weg kan daarom zonder onderzoek aangenomen worden dat geen sprake is van wegverkeerslawaai ter plaatse van de voorgenomen woningen.
Ten noorden van de Alde Trekfeart loopt de Salverderweg. Ook hier geldt een maximaal toegestane snelheid van 50 km/uur, die richting het oosten overgaat in een maximumsnelheid van 60 km/uur. De Salverderweg betreft een doorgaande weg die loopt van de Leeuwarderweg in Franeker, richting Zweins, waar die halverwege overgaat in de Hoofdweg. Aan de Salverderweg zijn relatief weinig woningen en geen bedrijven gevestigd. Het is een doorgaande landweg die voornamelijk door bestemmingsverkeer gebruikt wordt. Het doorgaande verkeer maakt gebruik van de Rijksstraatweg, de doorgaande route die van Franeker, langs Zweins, naar Dronryp loopt en daar aansluit op de A31. Mede door de aanwezigheid van het laatstgenoemde tracé is het aantal motorvoertuigbewegingen op de Salverderweg gering. De verwachting is dat dit geringe aantal verkeersbewegingen niet leidt tot een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh.
Industrielawaai
Het plangebied grenst aan de geluidzone (Wgh) voor industrielawaai ten gevolge van de bedrijfsactiviteiten op bedrijventerrein Franeker-Oost. Nu het plangebied niet binnen dit gebied valt, hoeft hier geen rekening mee gehouden te worden.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (kenmerk: 20210119-2-25316). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 4.
Waterkwantiteit
In de huidige situatie is de voormalige bebouwing verwijderd en het plangebied is bouwrijp gemaakt. Planologisch gezien was er sprake van een zeer groot bouwvlak, dat ten behoeve van een bedrijf volledig verhard kan worden. In de toekomstige situatie worden slechts twee kleinere bouwvlakken gerealiseerd, waarmee de bouwmogelijkheden in het plangebied fors afnemen. Er is daarom geen noodzaak tot het uitvoeren van watercompensatie.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk geïnfiltreerd. Overtollig water wordt eventueel afgevoerd naar naastgelegen oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving. Wel ligt het plangebied vrij voor de boezem en is het gebied daarmee niet beschermd tegen hoge waterstanden in de Friese boezem. Hier wordt rekening mee gehouden bij het bepalen van de aanleghoogte.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.
Het plangebied grenst met de noordzijde aan een hoofdwatergang. Hoofdwatergangen hebben een belangrijke aan-, af- en doorvoerfunctie. Aan weerzijden van een hoofdwatergang ligt een beschermingzone 5 meter. Het is niet toegestaan om in de beschermingzone bebouwingen en dergelijke te realiseren of opgaande beplanting aan te brengen. Dit is vastgelegd in de Vaarwegenverordening Fryslân 2014. In dit plan is een ontheffing aangevraagd om op 4 meter afstand van de hoofdwatergang te mogen bouwen. In dit geval geldt voor de noordelijke gronden in het plangebied de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'. Deze gronden zijn mede bestemd voor het beschermen van een veilig en doelmatig functioneren van vaarwegen. Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, anders dan bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de vaarweg.
Op grond van artikel 39.5.3 van het huidige bestemmingsplan kan hier, met een omgevingsvergunning, van worden afgeweken. Hiervoor moet vooraf door de aanvrager ontheffing verkregen worden van de betreffende waterwegbeheerder, waarmee is aangetoond dat geen sprake is van onevenredige afbreuk aan de bescherming van een veilig en doelmatig functioneren van de vaarweg.
Dit zal in het onderhavige plan geen problemen opleveren. Aangezien met dit plan een verbetering van de situatie ontstaat. Het voormalige schiphuis was qua oppervlakte groter en stond dichter op het water dan de voorgenomen woningen.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2015) is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het plangebied worden slechts twee woningen gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, ruimtelijke plannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
In dit geval worden twee vrijstaande woningen gerealiseerd met garages. Beide woningen hebben een oppervlakte van ca. 180 m2. De garages hebben een oppervlakte van 50 m2. In totaal gaat het om 460 m2, daarmee wordt de grenswaarde voor archeologisch onderzoek niet overschreden. Bovendien zijn de gronden reeds geroerd bij de aanleg van de voormalige bebouwing in het plangebied. Mogelijk aanwezige archeologische waarden zijn daarmee naar verwachting grotendeels reeds verstoord.
Omdat de grenswaarde niet wordt overschreden en mogelijk archeologische waarden reeds verstoord zijn is er geen nader archeologisch onderzoek noodzakelijk.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van wijzigingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. Er is daarom geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
Op circa 300 meter afstand van het plangebied is de risicovolle inrichting Vuurwerkgigant Franeker gevestigd. Vuurwerkgigant Franeker heeft verschillende bewaarplaatsen voor vuurwerk met daarbij specifieke veiligheidsafstanden. Geen van deze afstanden bedraagt 300 meter of meer. Vuurwerkgigant Franeker heeft dan ook geen invloed op het plangebied.
In nabijheid van het plangebied bevinden zich geen transportroutes die worden gebruikt voor vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarnaast ligt de dichtstbijzijnde buisleiding op circa 1000 meter van het plangebied. De buisleiding betreft een aardgasleiding met een maximale werkdruk van 0,89 bar en een omvang van 6,65 inch. Het invloedsgebied van deze buisleiding reikt niet verder dan 100 meter. Deze heeft geen invloed op het plangebied.
Er is geen sprake van belemmeringen voor de ontwikkeling in het plangebied door risicovolle inrichtingen, transportroutes en buisleidingen. Ook wordt in het plangebied geen risicovolle inrichting mogelijk gemaakt. Het aspect externe veiligheid staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden dient te worden. Het aspect kabels en leidingen vormt daarmee geen belemmering voor dit wijzigingsplan.
4.11 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Toetsingskader
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-wijzigingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het wijzigingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Toetsing
In dit geval is slechts sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling, waarbij twee vrijstaande woningen met garages mogelijk worden gemaakt. Er is geen sprake van aanleg van infrastructuur of andere voorzieningen ten behoeve van de woningbouw. Daarmee is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling in het kader van het Besluit m.e.r. Het is daarom dan ook niet noodzakelijk om een vormvrije m.e.r.-notitie op te stellen.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Verbeelding
Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost. Op de verbeelding van dit wijzigingsplan zijn de gronden als 'Wonen- 1' bestemd. De bouw- en bestemmingsvlakken in het plangebied zijn afgestemd op de begrenzing van het perceel, de beoogde positie van de woningen en de standaarden van de gemeente.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Franeker Noord en Oost zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreft in dit geval die van de bestemming 'Wonen - 1'. Verder gelden de regels van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - vaarweg'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Vooroverleg
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan voorgelegd aan de betrokken overleginstanties.
Ontwerpfase en zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt en zijn er geen zienswijzen ontvangen.
Vaststelling
Het plan is op 13 juli 2021 ongewijzgid vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Tussen gemeente en initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Ook is een planschadeverhaalsovereenkomst gesloten. Op grond hiervan is de economische uitvoerbaarheid geborgd.
Bijlage 1 Stikstofonderzoek
Bijlage 2 Bodemonderzoek
Bijlage 3 Nader Bodemonderzoek
Bijlage 3 Nader bodemonderzoek