Ried - Dr Vitus Ringersstraat
Wijzigingsplan - Gemeente Waadhoeke
Vastgesteld op 01-09-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Ried - Dr Vitus Ringersstraat, met identificatienummer NL.IMRO.1949.WPRieDrVitusRstr-VAS1;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat, van de gemeente Waadhoeke, zoals vastgesteld op 4 december 2013, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen - 1 (Artikel 6)
De regels van de bestemming 'Wonen - 1', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat, vastgesteld op 4 december 2013, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregel
Artikel 3 Overgangsregel
Voor de overgangsregels wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat' van de gemeente Waadhoeke, zoals vastgesteld op 4 december 2013. Deze overgangsregels zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 4 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als
Regels van het wijzigingsplanRied - Dr Vitus Ringersstraat van de gemeente Waadhoeke.
Behorende bij het besluit van 1 september 2020.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer heeft het voornemen om op de hoek van de Dr. Vitus Ringersstraat te Ried, ten westen van huisnummer 1, een vrijstaande woning te realiseren. In een eerder stadium zijn vier andere woningen aan deze straat mogelijk gemaakt. Voor de gronden waar nu het voornemen bestaat een woning te bouwen is destijds echter geen woonbestemming opgenomen. Derhalve is het voornemen niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan.
Om het voornemen mogelijk te maken, wordt gebruik gemaakt van een in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten westen van Dr Vitus Ringersstraat 1, in het zuidwesten van de kern van Ried. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 Ligging van het plangebied
1.3 Planologische Regeling
Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat, dat is vastgesteld op 4 december 2013. Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.
Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat
In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Groen'. Binnen deze bestemming zijn de gronden bestemd voor plantsoenen, groenstroken, beplanting, fiets- en voetpaden, sloten en bermen en speelvoorzieningen. Ondergeschikt zijn water, tuinen en erven, wegen en straten en nutsvoorzieningen toegestaan. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
De voorgenomen woningbouw is niet toegestaan op basis van de geldende bestemming. In het geldende bestemmingsplan is in artikel 3.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de voorgenomen ontwikkeling juridisch-planologisch tot stand kan worden gebracht. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat de bestemming 'Groen' kan worden gewijzigd in 'Wonen - 1' waarbij één bouwvlak wordt toegevoegd mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied";
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van Artikel 6 van toepassing zijn;
- 3. ten hoogste 2 woningen worden gebouwd;
- 4. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 200 m² zal bedragen;
- 5. de verkaveling en de situering van de gebouwen zodanig is dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
- 6. er sprake is van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding, wordt in hoofdstuk 2 ingegaan op de huidige situatie en het voorgenomen plan en wordt het voornemen getoetst aan de wijzigingscriteria. Het voornemen wordt in de hoofdstukken 3 en 4 getoetst aan het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 geeft een uitleg aan de juridische regeling van het wijzigingsplan, hoofdstuk 6 gaat tenslotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
Het mogelijk maken van de beoogde ontwikkeling (het initiatief) is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt in dit hoofdstuk beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de huidige situatie. Een beschrijving van de huidige situatie is om die reden ook in dit hoofdstuk opgenomen. Daarnaast wordt het voornemen in dit hoofdstuk getoetst aan de geldende wijzigingscriteria.
2.1 De Bestaande Situatie
Het plangebied ligt aan de noordzijde van de Dr. Vitus Ringersstraat, direct ten westen van het perceel Dr. Vitus Ringersstraat 1. In de huidige situatie is het plangebied ingericht als grasland. Het plangebied maakt deel uit van de herstructurering van de betreffende straat. In de voormalige situatie stonden aan de oostzijde van het gebied seniorenwoningen die niet meer voldeden aan de huidige eisen. Daarop was de wens vanuit het dorp om de locatie op te waarderen door er nieuwe woningen te realiseren. Destijds is besloten de locatie gefaseerd te ontwikkelen. In de eerste fase zijn reeds vier woningen gebouwd. In het plangebied is rekening gehouden met maximaal twee woningen.
Aan de west- en zuidzijde van het plangebied staan in de huidige situatie eveneens woningen. Het gaat om zowel vrijstaande als twee-onder-één-kap woningen, allen bestaande uit één bouwlaag met een kap. Ten noorden van het plangebied staat een basisschool. Ten westen van het plangebied ligt het parkeerterrein ten behoeve van deze basisschool. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven op een luchtfoto.
Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Het voornemen is om een vrijstaande woning te realiseren in het plangebied. De woning zal bestaan uit één bouwlaag met een kap. Er zal op die manier ruimte worden geboden voor twee woonlagen en een berging daar boven op. Tevens wordt een aanbouw gerealiseerd. De woning wordt georiënteerd op de Dr Vitus Ringersstraat en hier ook op ontsloten door middel van een eigen oprit. Wat betreft de plaatsing van de woning wordt rekening gehouden met de rooilijn van de naastgelegen woningen en wordt minimaal 3 meter afstand gehouden tot de zijdelingse perceelsgrens. In figuur 2.2 zijn impressies van de woning weergegeven.
Figuur 2.2 Impressies van de voorgenomen woning
Ruimtelijke inpassing
De voorgenomen woning sluit functioneel goed aan op de omliggende woningen in het gebied. Gezien de ligging binnen de kern van het dorp is de woonfunctie ook juist één van de functies die hier past. Door de woning uit één bouwlaag met kap te laten bestaan wordt aangesloten op het heersende bebouwingsbeeld in de omgeving waar ook vrijwel alle woningen uit één laag met een kap bestaan. Omdat sprake is van een ligging binnen de kern van Ried hoeft het perceel niet landschappelijk ingepast te worden.
Verkeer en parkeren
Verkeersstructuur
De locatie wordt ontsloten door de Dr. Vitus Ringersstraat die in westelijke richting aansluit op de Peinserweg. Via deze weg kan de doorgaande weg van Dongjum naar Berltsum bereikt worden. Op deze wijze is het plangebied op een goede wijze ontsloten.
Verkeersgeneratie en verkeersafwikkeling
De verkeersgeneratie van een vrijstaande woning bedraagt 9 motorvoertuigbewegingen per etmaal op basis van publicatie 381 van het CROW. Dit geringe aandeel extra verkeer wikkelt zich af over bovengenoemde wegenstructuur en zal niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.
Parkeren
De parkeerbehoefte bedraagt 2 parkeerplaatsen. Op het perceel is voldoende ruimte om hierin te voorzien.
2.3 Toetsing Wijzigingscriteria
Om de voorgenomen situatie juridisch-planologisch te kunnen regelen, wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.4 van het geldende bestemmingsplan Herstructurering Dr Vitus Ringersstraat. In deze wijzigingsbevoegdheid is opgenomen dat:
Burgemeester en wethouders het plan kunnen wijzigen in die zin dat de bestemming 'Groen' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - 1', waarbij één bouwvlak wordt toegevoegd, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied";
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van Artikel 6 van toepassing zijn;
- 3. ten hoogste 2 woningen worden gebouwd;
- 4. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 200 m² zal bedragen;
- 5. de verkaveling en de situering van de gebouwen zodanig is dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
- 6. er sprake is van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing.
In deze paragraaf is het voornemen getoetst aan de geldende wijzigingscriteria.
1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ter plaatse van de aanduiding “wro-zone - wijzigingsgebied".
Het plangebied is qua begrenzing afgestemd op de begrenzing van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.
2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid voor de betreffende gronden de regels van Artikel 6 van toepassing zijn.
De regels van artikel 6 'Wonen - 1' zijn overeenkomstig van toepassing verklaard in de juridische regeling van dit wijzigingsplan.
3. ten hoogste 2 woningen worden gebouwd.
Er wordt slechts één woning mogelijk gemaakt, wat past binnen dit aantal.
4. de oppervlakte van het bouwvlak ten hoogste 200 m² zal bedragen.
Het bouwvlak op de verbeelding van dit wijzigingsplan heeft een oppervlakte van 200 m2.
5. de verkaveling en de situering van de gebouwen zodanig is dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving.
Met de verkaveling wordt aangesloten op de naastgelegen kavels. De woning wordt gericht op de Dr. Vitus Ringersstraat en de ligging van het bouwvlak volgt het verloop van de straat.
6. er sprake is van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing.
In paragraaf 2.2 is eerder beschreven dat sprake is van een goede inpassing.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Voor het wijzigingsplan zijn geen nationale belangen van belang.
Wel zijn de beleidsregels met betrekking tot de Waddenzee relevant. Bij nieuwe ruimtelijke plannen die betrekking hebben op de Waddenzee en het Waddengebied moet een beoordeling plaatsvinden van de mogelijke gevolgen voor de landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het gebied. Deze waarden zijn in de verordening benoemd. Nieuwe bebouwing of verandering van het gebruik is niet toegestaan als dit leidt tot significante aantasting van de waarden in het gebied.
Het plangebied ligt in de dorpskern van Ried en daarmee binnen bestaand stedelijk gebied. Een grasveld te midden van het dorp wordt herontwikkeld ten behoeve van de bouw van één woning. Gezien de ligging van het plangebied en de aard en omvang van het voornemen leidt het initiatief niet tot aantasting van de kernkwaliteit van het Barro die betrekking hebben op het Waddengebied. Het voornemen is daarom niet in strijd met het gestelde in de SVIR en het Barro.
Ladder voor Duurzame verstedelijking
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is per 1 oktober 2012 ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In 2017 is de Ladder herzien. In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied.
Toepassing ladder voor duurzame verstedelijking
De ontwikkeling van slechts één woning is niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. Daarom is toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
Het provinciale beleid is uiteengezet in het Streekplan 'Om de kwaliteit van de romte' (structuurvisie). De belangrijkste uitgangspunten uit het provinciale beleid zijn vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân. Hierin zijn voor de provinciale belangen regels opgenomen, waar in ruimtelijke plannen rekening mee gehouden moet worden.
Streekplan Fryslân
Het ruimtelijk beleid van de provincie vormt een belangrijk kader voor het gemeentelijk beleid. Dit is onder meer neergelegd in het Streekplan Fryslân.
In het Streekplan geeft de provincie aan dat nieuwe woningen zoveel mogelijk in het bestaande bebouwde gebied van kernen worden opgevangen. Door dit gebied optimaal te gebruiken wordt bijgedragen aan een efficiënt gebruik van de ruimte. Het benutten van ruimtewinst in bestaand bebouwd gebied is geen doel op zich. Het is een manier om de ruimtelijke kwaliteit te verhogen. Het gaat erom iedere plek functioneel zo goed mogelijk te benutten. Niet de hoeveelheid steen per vierkante meter telt, maar de hoeveelheid functie. Dit geldt ook voor nieuwe uitbreidingslocaties. Het bestaande bebouwde gebied heeft geen vaste harde grens, maar deze schuift mee met nieuwe gerealiseerde uitbreidingen.
Toetsing
Met dit plan wordt binnen bestaand stedelijk gebied een leegstaande kavel herontwikkeld voor de bouw van één woning. Met deze ontwikkeling wordt de ruimtelijke kwaliteit van de locatie verhoogd. Het plan is, door de toevoeging van de ruimtelijke kwaliteit in overeenstemming met het Streekplan Fryslân.
Verordening Romte Fryslân
In de Verordening Romte Fryslân is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
In artikel 3 van de Verordening Romte Fryslân is opgenomen dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan, dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft.
Toetsing
Met dit plan wordt één woning mogelijk gemaakt, binnen bestaand stedelijk gebied. In paragraaf 3.3 is beschreven dat dit past binnen het gemeentelijk beleid.
3.3 Gemeentelijk Beleid
Geldende bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat
Het gemeentelijk beleid met betrekking tot het plangebied is neergelegd in het geldende bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat. Het bestemmingsplan heeft betrekking op de strook grond aan de noordzijde van de Dr. Vitus Ringersstraat. Binnen het plangebied van dit geldende bestemmingsplan worden woningen voorzien.
Met betrekking tot het plangebied van dit wijzigingsplan, is in het geldende plan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen via welke het mogelijk is om maximaal twee woningen te realiseren. De realisatie van één woning past daarmee binnen de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Daarmee is in het geldende bestemmingsplan al vooruitgelopen op deze ontwikkeling en past de ontwikkeling ook binnen het gemeentelijk beleid.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.
Toetsing
Een woning betreft een bedrijfshindergevoelig object, waarvoor moet worden voldaan aan een goede milieuzonering. Aan de oost-, west-, en zuidzijde wordt het plangebied omringd door woningen waardoor geen sprake is van bedrijfshinder. Ten noorden van het plangebied is een basisschool aanwezig. Voor een dergelijke inrichting geldt milieucategorie 1 en een richtafstand van 10 meter, gemeten vanuit de grens van de inrichting tot aan de gevel van de woning. Deze afstand bedraagt circa 16 meter, waardoor wordt voldaan aan de richtafstand en geen nader onderzoek noodzakelijk is.
Voor het overige is geen sprake van bedrijven in de omgeving die mogelijk hinder veroorzaken ter plaatse van het plangebied. Het aspect milieuzonering vormt daarom geen belemmering voor het wijzigingsplan.
4.2 Ecologie
Toetsingskader
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekkingen tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.
Toetsing
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden als Natura 2000 en Natuur Netwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is de Waddenzee op circa 5,8 kilometer afstand tot het plangebied. Het plangebied is gelegen binnen bestaand stedelijk gebied. Binnen het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd. Daarom kan redelijkerwijs gesteld worden dat de ontwikkeling in het plangebied geen significante gevolgen heeft voor omringende beschermde natuurgebieden.
Natura 2000-gebieden: stikstofdepositie
Het projectgebied ligt op ruim 20 kilometer afstand tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied. Dit betreft het gebied de Waddenzee. Omdat het, gezien de kleinschalige omvang van het plan, slechts om een zeer tijdelijke aanlegfase gaat, kan vanwege de aard van de emissie hiervan (beperkt in hoeveelheid en laag bij de grond) geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden. In de gebruiksfase zal de toename aan verkeersgeneratie nihil zijn. De verkeersgeneratie als gevolg van de bouw van één woning is dusdanig klein, dat dit op gaat in het hedendaagse verkeer. Bovendien slaat stikstofemissie als gevolg van verkeersbewegingen neer op een afstand die ruim minder is dan 20 kilometer. Het reikt dus niet tot stikstofgevoelig gebied. Gezien bovenstaande zal de uitstoot van stikstof nauwelijks toenemen. Door de relatief grote afstand tot stikstofgevoelig gebied kan ervan uit worden gegaan dat geen sprake zal zijn van een significante stikstofdepositie als gevolg van het voornemen.
Soortenbescherming
In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.
Toetsing
In het plangebied wordt een ontsluiting aangelegd in de watergang die voor het perceel langs loopt. In potentie kunnen zich hier beschermde soorten ophouden. Daarom is een quickscan flora en fauna uitgevoerd ten behoeve van dit wijzigingsplan.
Uit het veldbezoek is naar voren gekomen dat in het plangebied vogels tot broeden kunnen komen waarvan de nesten geen jaarrond bescherming genieten. Op basis hiervan adviseren we de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Ten aanzien hiervan is het noodzakelijk buiten het broedseizoen de werkzaamheden uit te voeren. De aanwezigheid van overige onder de Wet Natuurbescherming beschermde soorten en soortgroepen binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden kan op voorhand worden uitgesloten. Er is daarom geen nader onderzoek noodzakelijk. Het rapport is opgenomen als bijlage 1.
4.3 Bodem
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat als ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.
Toetsing
Ter plaatse van het plangebied is in het kader van de realisering van de noordelijk gelegen basisschool een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is destijds naar voren gekomen dat de bodem niet verontreinigd is en geschikt is voor de voorgenomen woonfunctie. In de tussentijd hebben geen bodemverontreinigende activiteiten plaatsgevonden in het plangebied. Daarom kan ervan uit worden gegaan dat de bodem nog steeds geschikt is voor de voorgenomen functie.
In het kader van de vergunningsaanvraag zal een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. Indien sprake blijkt van een verontreiniging, worden saneringsmaatregelen getroffen. Op deze wijze worden eventuele risico's voor de volksgezondheid voorkomen en is het plan uitvoerbaar.
4.4 Geluid
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.
Toetsing
Het plangebied ligt in de kern van Ried. De direct omringende wegen betreffen allemaal 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk om een akoestisch onderzoek uit te voeren. Gezien de kleinschaligheid van het dorp is sprake van relatief weinig verkeersbewegingen over deze wegen. Het is daarom aannemelijk dat de voorkeursgrenswaarde evenwel niet wordt overschreden.
Het plangebied valt daarnaast binnen de geluidzone van de Peinserweg. Deze weg loopt in het zuidoosten van Ried, het buitengebied in. Op een afstand van circa 130 meter van het plangebied geldt een maximaal toegestane snelheid van 60 km/uur. Gezien de ligging en aard van de weg is het echter ook hier aannemelijk dat het aantal verkeersbewegingen laag is. Daarnaast is ook sprake van tussenliggende bebouwing in de vorm van woningen, die het wegverkeerslawaai van deze weg enigszins zullen afschermen. Daarom kan ook met betrekking tot deze weg worden aangenomen dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden. Er is daarom geen nader onderzoek noodzakelijk.
4.5 Water
Toetsingskader
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.
Toetsing
Het project is kenbaar gemaakt bij Wetterskip Fryslân middels de digitale watertoets (kenmerk: 20200429-2-23164). Hieruit is naar voren gekomen dat de normale watertoetsprocedure van toepassing is. Dit houdt in dat de aanwezige wateraspecten van invloed zijn op het plan. Het resultaat van de watertoets is opgenomen als bijlage 2.
Waterkwantiteit
Door de nieuwbouw van de woning neemt de verharding in het plangebied met circa 150 m2 toe. Dit blijft onder de compensatiegrens van 200 m2 die voor ontwikkelingen in het stedelijk gebied geldt. Daarnaast wordt echter ook nog een oprit door de bestaande watergang langs de Dr. Vitus Ringersstraat aangelegd. Hierin wordt een duiker toegepast om de watergang niet geheel te onderbreken.
In het kader van het geldende bestemmingsplan is reeds een voorschot genomen op de ontwikkeling in het plangebied van dit wijzigingsplan. Destijds is watercompensatie uitgevoerd in het zuidwesten van het dorp. Daarmee zijn ook voor deze ontwikkeling voldoende maatregelen genomen.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- hemelwater vasthouden voor benutting,
- (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
- afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.
In dit geval wordt aangesloten op de bestaande riolering. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk natuurlijk afgewaterd op bestaande omliggend oppervlaktewater.
Watersysteemkwaliteit en ecologie
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Hier wordt in de uitvoeringsfase rekening mee gehouden.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden.
De watergang langs de Dr. Vitus Ringersstraat aan de voorzijde van het plangebied betreft een schouwsloot. Voor een dergelijke watergang geldt dat de aanliggende eigenaren verantwoordelijk zijn voor het onderhoud. Omdat de sloot langs een weg ligt is dit geborgd.
4.6 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk met name de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10) van belang. Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan de luchtverontreiniging zijn op grond van de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Tevens moet worden bekeken of de luchtkwaliteit ter plaatse voldoende is voor de voorgenomen functie.
Toetsing
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit. Dit vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het plangebied wordt slechts één woning gerealiseerd. Dit aantal is dusdanig klein, dat op voorhand gesteld kan worden dat dit niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het project valt ook onder de NIBM-regeling.
4.7 Archeologie
Toetsingskader
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, wijzigingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is. De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie.
FAMKE
Voor een globaal inzicht in mogelijke waarden heeft de provincie de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) gepubliceerd. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd-bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).
Conform de steentijd-bronstijd advieskaart is geen onderzoek noodzakelijk, ongeacht de grootte van de ontwikkeling. Conform de ijzertijd-middeleeuwen advieskaart valt het plangebied binnen het gebied 'karterend onderzoek 1', waar voor ontwikkelingen met een minimale oppervlakte van 2.500 m² archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Toetsing
In dit geval wordt slechts één vrijstaande woning gerealiseerd en wordt de grenswaarde niet overschreden. Daarom is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk.
4.8 Cultuurhistorie
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van cultuurhistorische waarden is gebruik gemaakt van de Cultuurhistorische Kaart Fryslân. Hieruit komt naar voren dat geen sprake is van specifieke cultuurhistorische waarden binnen het plangebied.
4.9 Externe Veiligheid
Toetsingskader
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).
Het externe veiligheidsbeleid heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Er wordt getoetst aan twee verschillende normen: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Ten aanzien van het plaatsgebonden risico geldt een kans van 10-6 als grenswaarde. Dit betekent dat binnen de zogenaamde PR 10-6-contour geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden toegestaan. Voor ontwikkeling van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, geldt deze norm als streefwaarde. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het onderscheid tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen.
Toetsing
Om te onderzoeken of sprake is van risicovolle inrichtingen transportroutes en buisleidingen is gebruik gemaakt van de risicokaart. Hieruit is naar voren gekomen dat in en in de directe omgeving van het plangebied geen sprake is van risicovolle inrichtingen en transportroutes die invloed hebben op de ontwikkelingen in beide delen van het plangebied.
Ten zuiden van het plangebied is wel een buisleiding aanwezig. Dit betreft een Aardgasleiding NEN 3650-leiding met een maximale werkdruk van 40 bar en een diameter van 8 inch. Voor een dergelijke buisleiding geldt een inventarisatieafstand van 70 meter. De buisleiding ligt op circa 340 meter afstand van het plangebied, waardoor ruimschoots aan de inventarisatieafstand wordt voldaan. Daarmee is geen nader onderzoek nodig en vormt het aspect externe veiligheid geen belemmering voor de voorgenomen woningbouw.
4.10 Kabels En Leidingen
Toetsingskader
In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.
Toetsing
Binnen het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waar rekening mee gehouden moet worden.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
Verbeelding
Een bijbehorende verbeelding maakt deel uit van dit wijzigingsplan. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat.
Op de verbeelding zijn de gronden als 'Wonen - 1' bestemd. Tevens is een bouwvlak opgenomen.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Ried - Herstructurering Dr. Vitus Ringersstraat zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan betreffen in dit geval de bestemming 'Wonen - 1'.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wro vastgelegde procedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken. In paragraaf 6.1 volgt een nadere toelichting. Daarnaast is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. Hier wordt in paragraaf 6.2 ingegaan.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wijzigingsplan eerst voorgelegd aan de betrokken overleginstanties. De Provincie Fryslân heeft in reactie laten weten geen aanleiding te zien tot het maken van opmerkingen omdat er geen provinciale belangen in het geding zijn.
Het ontwerpwijzigingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegen. Gedurende deze zes weken is een ieder in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijzen tegen het ontwerpwijzigingsplan kenbaar te maken.
Vervolgens wordt het plan, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Na de vaststelling wordt het wijzigingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).
Financiële haalbaarheid
Het wijzigingsplan vormt het toetsingskader voor een particuliere ontwikkeling. De initiatiefnemer heeft aannemelijk gemaakt dat het plan financieel haalbaar is.
Grondexploitatie
Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.
Tussen gemeente en initiatiefnemer wordt een anterieure overeenkomst opgesteld waarin de kosten anderszins verzekerd zijn. Daarmee is het kostenverhaal voldoende geregeld. Tevens wordt een planschadeovereenkomst gesloten.
Bijlage 1 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 1 Quickscan flora en fauna