De Linten, tussen Kloosterveenweg 70 en 73
Wijzigingsplan - Gemeente Westerwolde
Vastgesteld op 31-05-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Bestaande Regels Van Toepassing
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan De Linten, zoals vervat in de bestandenset met plan identificatie NL.IMRO.0048.BP0904-vs01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan 'Kloosterveenweg ongenummerd in Ter Apel' van de gemeente Westerwolde.
De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van dit wijzigingsplan zijn ter bevordering van de leesbaarheid opgenomen. Hieraan kunnen geen rechten worden ontleend.
Artikel 2 Begrippen
2.1 het plan:
Het wijzigingsplan 'De Linten, tussen Kloosterveenweg 70 en 73' met identificatienummer NL.IMRO.1950.WZ2101-vs01 van de gemeente Westerwolde.
2.2 wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen - Lint 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Lint 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. woonhuizen al dan niet met ruimte voor:
- 1. een aan-huis-verbonden beroep;
- 2. kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1;
- 3. mantelzorg;
- 4. kamerverhuur;
- 5. detailhandel, ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
- b. bijbehorende bouwwerken;
met de daarbijbehorende:
- c. tuinen, erven en terreinen;
- d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van woonhuizen in combinatie met beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten anders dan een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, met uitzondering van de gronden ter plaatse voorzien van de aanduiding "detailhandel";
- b. het gebruik van gedeelten van een woonhuis en bijbehorende bouwwerken voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, zoals genoemd in Bijlage 1, indien:
- 1. de beroeps-/bedrijfsvloeroppervlakte meer dan 90 m² bedraagt, met dien verstande dat delen van hoofdgebouwen en/of bijbehorende bouwwerken die op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan niet worden gebruikt voor het wonen ook mogen worden gebruikt voor de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit;
- 2. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;
- 3. detailhandel plaatsvindt, tenzij het detailhandel betreft bij een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
- c. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
- d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van mantelzorg;
- e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
- f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel met uitzondering van detailhandel bij een aan-huis-verbonden beroep of een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, in welk geval detailhandel is toegestaan die als nevenactiviteit beperkt blijft tot de verkoop van producten die een directe relatie hebben met het beroep of de activiteit of producten die binnen het beroep of de activiteit vervaardigd worden;
- g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
- h. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan logiesverstrekking in het woonhuis, de bijbehorende bouwwerken en in karakteristieke vrijstaande, oude boerderijschuren bij het woonhuis, waarbij niet meer dan 3 of, in geval van deelname aan het project 'Sprong over het veen', 6 logieseenheden per woonhuis mogen worden gevestigd;
- i. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken;
- j. het gebruik van gedeelten van een woonhuis voor kamerverhuur, indien meer dan 3 kamers worden verhuurd.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Op dit wijzigingsplan zijn de algemene regels van het bestemmingsplan De Linten van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Overgangsrecht
4.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10 %.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
4.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 5 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan ''De Linten, tussen Kloosterveenweg 70 en 73"van de gemeente Westerwolde.
Bijlage
Bijlage 1 Lijst Met Toelaatbare Beroepen En Vormen Van Bedrijvigheid Bij Het Wonen
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Kloosterveenweg tussen de huisnummers 70 en 73 bevindt zich het onbebouwde perceel van initiatiefnemers. In het verleden werd het perceel gebruikt voor de ontsluiting van de achtergelegen landbouwgronden. Inmiddels is deze situatie gewijzigd en worden de landbouwpercelen via een andere route ontsloten. Daarmee kwam het perceel vrij voor een ander gebruik.
Graag willen initiatiefnemers op het perceel een levensloopbestendige woning bouwen. Hiertoe hebben ze bij de gemeente een verzoek ingediend.
In het vigerende bestemmingsplan 'De Linten' heeft het perceel de bestemming "Agrarisch - Cultuurgrond'. Op het perceel rust verder de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied'. Binnen deze wro-zone kan de bestemming door middel van een wijzigingsprodure onder voorwaarden worden gewijzigd in 'Wonen".
Omdat het plan van initiatiefnemers voldoet aan de voorwaarden uit de Woonvisie Westerwolde 2019 - 2024 heeft de gemeente door middel van de brief van 15 september 2020 laten weten in te stemmen met het verzoek.
Door middel van dit wijzigingsplan wordt het omzetten van de agrarische bestemming in de woonbesteming planologisch - juridisch geregeld conform artikel 27 van het vigerende bestemmingsplan.
In dit wijzigingsplan wordt ingegaan op de (ruimtelijke) gevolgen van de voorgenomen ontwikkeling van het betreffende perceel. Ook wordt een beschrijving gegeven van het relevante ruimtelijk beleid en wordt de uitvoerbaarheid van het plan getoetst aan de relevantie milieu- en omgevingsaspecten.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt ten westen van Ter Apel in het lint van de Kloosterveenweg. De woningen aan weerszijden van het perceel zijn bestemd voor woondoeleinden. De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1. De begrenzing van het plangebied betreft het kadastrale perceel I - 246 (zie rechter afbeelding). De wro-zone ligt op dit volledige kadastrale perceel.
Afbeelding 1: ligging plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het perceel is het bestemmingsplan 'De Linten' vigerend, dat door de gemeenteraad van de gemeente Vlagtwedde is vastgesteld op 18 december 2012.
Op de gronden van het plangebied geldt een enkelbestemming “Agrarisch - Cultuurgrond”, zonder nadere dubbelbestemmingen. Wel ligt op het perceel de gebiedsaanduiding 'wro-zone-wijzigingsgebied'. Zie ook de navolgende uitsnede van de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan.
Afbeelding 2: uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'De Linten'
Het gebruik maken van het perceel voor woondoeleinden is niet toegestaan binnen deze bestemming. In het bestemmingsplan is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het wijzigen naar een woonbestemming mogelijk maakt. Dit betreft artikel 27 'Algemene wijzigingsregels'.
Artikel 27 Algemene wijzigingsregels
27.1 Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
c. de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' wordt gewijzigd in de bestemming Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', mits:
- 1. het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied';
- 2. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 18 en 19 van overeenkomstige toepassing zijn;
- 3. rekening wordt gehouden met het contingentenbeleid, zoals verwoord in paragraaf 4.2 van de toelichting;
- 4. bij de beoordeling van de invulling van woningen in het lint, rekening wordt gehouden met het afwegingskader, zoals verwoord in bijlage 1 van de toelichting;
- 5. wordt gemotiveerd dat de toe te voegen woning past binnen de door de provincie vastgestelde nieuwbouwruimte, dan wel de daarvoor in de plaats komende intergemeentelijke afspraken over woningbouwcapaciteit;
27.2 Toetsingscriteria
De in lid 27.1 genoemde wijzigingen kunnen uitsluitend worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. de woonsituatie;
- 3. de milieusituatie;
- 4. de verkeersveiligheid;
- 5. de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden;
- 6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven en wordt het plan getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. Het laatste hoofdstuk gaat in op maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Het vrijgekomen perceel ligt in een langgerekt dicht lint van woonbebouwing. Het gros van de percelen in het lint heeft de woonbestemming. Dat geldt ook voor de belendende percelen. Enkele percelen hebben de bestemming 'Bedrijf'. Ten noorden is een bosperceel aanwezig. Zie ook de navolgende kaart,
Afbeelding 3: bestemmingen in de omgeving van het perceel (perceel aangegeven met rode druppel)
Het perceel ligt ingesloten tussen woningen. Een extra woningen in dit dichte lint zal daarom nauwelijks opvallen. Op de onderstaande streetviewfoto is het 'gat' in het lint zichtbaar.
Afbeelding 4: Perceel tussen bestaande woonbebouwing
Het perceel heeft een oppervlakte van 1.357 m2. De diepte van het perceel is circa 67 meter bij een breedte van circa 20 meter. Zie ook de navolgende kadastrale kaart.
Afbeelding 5: kadastrale kaart
Het pad naar de achterliggende agrarische gronden ligt aan de zuidkant van het perceel.
2.2 Nieuwe Situatie
In de nieuwe situatie zal de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 1'. Dit sluit aan bij de bestemming van de woningen in het lint aan de Kloosterveenweg. Het gehele perceel worden bestemd als 'Wonen - Lint 1'. In de regels is een bepaling opgenomen dat er maximaal één woning gebouwd mag worden binnen het bestemmingsvlak.
Op grond van de bouwregels van de bestemming 'Wonen - Lint 1' dienen hoofdgebouwen in de bestaande voorgevellijn worden gebouwd.
Initiatiefnemers hebben de wens om de woning iets uit deze voorgevellijn te bouwen om de verschillende redenen:
- 1. Uit het geluidsonderzoek blijkt dat het verstandig / noodzakelijk is om de woning op grotere afstand uit de weg te bouwen (zie paragraaf 4.3). Om zo te voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op de gevel van de woning;
- 2. Het enkele meters terug bouwen zorgt ervoor dat het uitzicht vanuit de woningen van de buren vrijwel niet wordt aangetast. De buren kijken dan voor de woning langs en behouden grotendeels het bestaande uitzicht.
- 3. Het wordt dan gemakkelijker / er is aan de straatzijde dan meer ruimte beschikbaar voor het parkeren op het eigen perceel.
Op grond van de regels van het bestemmingsplan 'De Linten' geniet het de voorkeur dat een woning in de bestaande voorgevellijn worden gebouwd. Met behulp van een binnenplanse afwijking kan een woning voor of achter de voorgevellijn worden gebouwd (artikel 18.3.1, lid a).
In de omgeving van het plangebied, en in dezelfde straat, zijn daar enkele voorbeelden van te vinden. Zie de rood aangepijlde woningen in de onderstaande afbeelding.
Afbeelding 6: woningen die niet in de voorgevellijn zijn gebouwd
De exacte situering van de woning op het perceel is nog niet volledig uitgekristalliseerd. Bij het uitwerken van (het ontwerp van) de woning wordt dit definitief bepaald. Wel valt al op te merken dat de woning, conform het welstandsbeleid van de gemeente, bestaan uit één laag met een kap.
Om een hoofdgebouw achter de bestaande voorgevellijn te mogen bouwen moet worden voldaan aan de voorwaarden van de afwijkingsbevoegdheid. De definitieve beoordeling of aan deze voorwaarden voldaan kan worden zal geschieden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen van de woning.
Omdat het slechts om het toevoegen van één woning in het lint gaat zal het enkele meters terugbouwen het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig aantasten.
Het terugbouwen benadrukt dat het om een nieuwe ontwikkeling gaat en waardoor juist de cultuurhistorische aanwezigheid van de voorgevellijn gerespecteerd wordt.
De verbeelding van het perceel, waarop de bestemming wordt gewijzigd in 'Wonen' is onderstaand weergegeven.
Afbeelding 7: Verbeelding wijzigingsplan
Het pad dat aan de zuidzijde van het perceel ligt, dat dienst deed als toerit naar de achterliggende landbouwgronden, kan in de toekomst mogelijk dienst doen als inrit naar de woning. Het achterste deel van het pad zal worden omgevormd in tuin.
De landbouwgronden worden in de nieuwe situatie ontsloten vanaf de A.G. Wildervanckweg.
2.3 Toetsing Aan Wijzigingsvoorwaarden
Toetsing wijzigingscriteria artikel 27, lid 1, sub c en artikel 27, lid 2
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2', onder een aantal voorwaarden.
De aanwezigheid van deze bijzondere wijzigingsbevoegdheid geeft al aan dat de gemeente bij het opstellen van het bestemmingsplan de locatie in beginsel geschikt achtte voor een nieuw te bouwen woning.
Wel dient dan nog aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:
artikel 27.1 | voorwaarde | toetsing |
sub c1 | het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied | Voldoet. Op het gehele perceel ligt de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied (zie ook afbeelding 2) |
sub c2 | na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van respectievelijk artikel 18 en 19 van overeenkomstige toepassing zijn; | De bestemming van het perceel wordt gewijzigd in 'Wonen - Lint 1' ( artikel 18). Dit sluit aan bij de naastgelegen woonpercelen. |
sub c3 | rekening wordt gehouden met het contingentenbeleid. | De formulering van de voorwaarden c3 is niet meer actueel. In maart 2019 heeft de gemeenteraad van Westerwolde een nieuwe woonvisie vastgesteld. Dit verzoek dient nu getoetst te worden aan de criteria daarin. |
sub c4 | bij de beoordeling van de invulling van woningen in het lint, rekening wordt gehouden met het afwegingskader, zoals verwoord in bijlage 1 van de toelichting | Zie paragraaf 2.4 voor de beoordeling van het bouwplan aan het afwegingskader. |
sub c5 | wordt gemotiveerd dat de toe te voegen woning past binnen de door de provincie vastgestelde nieuwbouwruimte, dan wel de daarvoor in de plaats komende intergemeentelijke afspraken over woningbouwcapaciteit | De formulering van de voorwaarden c5 is niet meer actueel. In maart 2019 heeft de gemeenteraad van Westerwolde een nieuwe woonvisie vastgesteld. Dit verzoek dient nu getoetst te worden aan de criteria daarin. |
Artikel 27.2 | Voorwaarde: geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan: | Toetsing |
sub 1 | het straat- en bebouwingsbeeld | De Kloosterveenweg ligt in een langgerekt en dicht lint met woonbebouwing. Aan het straat-en bebouwingsbeeld wordt door het toevoegen van één extra woning geen onevenredig afbreuk gedaan. Er wordt in wezen een "gat" opgevuld. |
sub 2 | de woonsituatie | Door het toevoegen van één woning in het toch al dichte lint wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de woonsituatie van de omliggende woningen. Het enkele meters achter de voorgevellijn bouwen kan daarbij een gunstig effect hebben. Door het wegvallen van het ontsluitingspad naar de achterliggende percelen landbouwgrond -en daarmee het landbouwverkeer- verbeterd de woonsituatie van de aangrenzende percelen wellicht zelfs. |
sub 3 | de milieusituatie | Er worden geen milieubelastende activiteiten uitgevoerd. Het plan heeft daarom geen invloed op de milieusituatie. |
sub 4 | de verkeersveiligheid | De verkeersbeweging die gepaard gaan met de bewoning van één woning zijn gering. Het parkeren vindt op het eigen terrein plaats. Er worden derhalve geen afbreuk gedaan aan de verkeersveiligheid. |
sub 5 | de cultuurhistorische en/of karakteristieke waarden | De ontginning van het veenkoloniaal gebied door middel van kanalen en de bewoning heeft relatief laat plaatsgevonden. De hoofdstructuur van het veenkoloniaal landschap wordt gevormd door kanaaldorpen met een mix van agrarische, burger- en soms industriële bebouwing. Het achterliggende akkerbouwgebied is open en wordt gekenmerkt door parallelle wijken. Het toevoegen van één woning in het lint tast de cultuurhistorische waarden niet (onevenredig) aan. De woningen in de omgeving van het plangebied zijn niet aangewezen als karakteristiek waardevol. |
sub 6 | de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken | De gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken blijven in tact. Hier wordt geen onevenredige afbreuk aan gedaan. |
2.4 Toetsing Aan Afwegingskader Potentiële Invullocaties
De gemeente heeft bij het actualiseren van het bestemmingsplan De Linten de wens om in de linten ruimte te bieden voor kleinschalige woningbouwontwikkeling meegenomen.
Er dient beoordeeld te worden of potentiële locaties daadwerkelijk geschikt zijn voor deze functies. Hiervoor is een afwegingskader opgesteld zodat de locaties integraal afgewogen kunnen worden. Er is onderscheid in beleidsmatige en stedenbouwkundige criteria.
In de navolgende tabel wordt het plan getoetst aan de relevante beleidsmatige en stedenbouwkundige criteria van het afwegingskader.
Beleidsmatige thema's | Toetsing |
Wonen is een gevoelige bestemming. Dit betekent dat woningbouw niet zonder meer mogelijk is naast bedrijven. Daarnaast moeten de bestaande bedrijven niet beperkt worden in hun mogelijkheden door de realisatie van woningbouw. | In de directe omgeving zijn geen bedrijven aanwezig. de dichtstbijzijnde bedrijvenbestemming ligt aan de overzijde van het kanaal. Dit betreft het gasontvangststation op een afstand van circa 93 meter. Op iets grotere afstand is het bedrijvenpark 't Heem aanwezig. Dit park ligt op een afstand van circa 112 meter uit het plangebied. Binnen het bedrijventerrein zijn bedrijven met een hoogste milieucategorie van 3.1 toegestaan. Bij afwijking kunnen bedrijven in de naast hogere categorie 3.2 worden toegestaan. Hiervoor geldt een grootste afstand 100 m tot een gevoelige bestemming zoals woningen. Aan de minimale afstand wordt voldaan. |
Stedenbouwkundige thema's | Toetsing |
Inpassing in de bestaande structuur. De bestaande stedenbouwkundige karakteristiek moet behouden kunnen blijven. | Zie de toetsing aan artikel 27.2 sub 5 in de vorige paragraaf. De bestaande karakteristieken blijven behouden. Bovendien bestaat de woning uit één bouwlaag met een kap. Dit sluit aan bij de bouwvorm van de woningen in het lint. Ten aanzien van de rooilijn wordt de woning wat verder van de weg af gebouwd dan de naastgelegen woningen vanwege vooral de geluidbelasting door het wegverkeer. Echter omdat alleen de woning van initiatiefnemer op iets grotere afstand uit de weg wordt gebouwd, heeft dit geen effect op de bestaande stedenbouwkundige grootschalige karakteristiek. Deze blijft behouden. |
Voor de locatie zelf geldt dat de locatie zodanig ingevuld moet kunnen worden dat de nieuwe woningen voldoende privacy bieden en de huidige woningen dit voldoende behouden. | Het perceel is circa 20 meter breed. Dit voldoet aan de norm die de gemeente heeft gesteld om in aanmerking te komen voor een invullocatie. De woningen in het lint van de Kloosterveenweg staan in veel gevallen relatief zeer dicht op elkaar. De 6 woonkavels ten zuiden van het plangebied hebben allen een breedte van circa 10 meter. Het plangebied zelf heeft een breedte van circa 20 meter. Door een goede erfafscheiding is de privacy van de naastgelegen woningen, gelet ook op de aanwezige ruimte, voldoende gewaarborgd. |
De aanwezigheid van doorzichten en open ruimten. | De zeer smalle onderbreking in de lintstructuur is niet bepalend voor stedenbouwkundige structuur en geeft ook geen reele mogelijkheid tot doorzicht Ook wordt door het toevoegen van de woning geen doorzicht belemmerd van tegenover liggende woningen. |
Zorgvuldige inpassing . Bij een zorgvuldige inpassing gaat het om het ontzien van cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals brinken, essen, monumenten, waardevolle beplanting, doorzichten en zichtlijnen. | In de toetsing aan artikel 27.2 sub 5 in de vorige paragraaf is reeds ingegaan op de cultuurhistorische waarden. Deze worden door het plan niet aangetast. Waardevolle beplanting is op het perceel niet aanwezig. Doorzichten naar het achtergelegen agrarisch gebied is in het dichte lint niet of nauwelijks aanwezig. Voor het bieden van zichtlijnen en doorzicht is de breedte van de kavel te smal. De ligging van de kavel leent zich er ook niet voor. De woning wordt niet in een zichtlijn van een tegenover gelegen object gebouwd. |
Woonkwaliteit. De woonkwaliteit wordt met name bepaald door de aspecten uitzicht, bezonning en privacy van omliggende woningen. | Met het toevoegen van de woning wordt het uitzicht van de omliggende woningen niet onevenredig beperkt. Indien de woning iets verder van de weg afgebouwd wordt, wordt nog meer rekening gehouden met de bestaande (zij het al beperkte) zichtlijnen vanuit de direct naastgelegen woningen. Initiatiefnemer zal in de achtertuin geen hoogopgaande bomen planten, waardoor de bezonningssituatie van de aanliggende percelen niet wordt aangetast. Door te werken met goede erfafscheidingen is de privacy van de naastgelegen woningen voldoende gewaarborgd. |
Ontsluitingsstructuur en parkeergelegenheid. Er dient rekening gehouden te worden met voldoende parkeergelegenheid en een goede ontsluiting. | Op het perceel is meer dan voldoende ruimte om te parkeren met 2 auto's. In de huidige situatie is er reeds ontsluiting op de Kloosterveenweg. Dit betreft het bestaande ontsluitingspad naar de achtergelegen landbouwgronden. Deze wordt in de nieuwe situatie gebruikt voor de ontsluiting van de woning. |
Technische geschiktheid (water en bodem). | Uit het uitgevoerde bodemonderzoek blijkt dat de bodem geschikt is voor het bouwen van een woning (zie paragraaf 4.2). Ten aanzien van het aspect water is een watertoets uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 4.8. Uit de watertoets volgt ook dat de locatie geschikt is. |
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het Rijks, provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening.
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door de Tweede Kamer. De SVIR bevat een concrete, bondige actualisatie van het mobiliteits- en ruimtelijke ordeningsbeleid. Dit nieuwe beleid vervangt onder andere de Nota Mobiliteit en de Nota Ruimte. In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.
De SVIR heeft betrekking op:
- rijksverantwoordelijkheden voor basisnormen op het gebied van milieu, leefomgeving, (water)veiligheid en het beschermen van unieke ruimtelijke waarden;
- rijksbelangen met betrekking tot (inter)nationale hoofdnetten voor mobiliteit en energie;
- rijksbeleid voor ruimtelijke voorwaarden die bijdragen aan versterking van de economische structuur.
Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Zo laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt.
3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking
In de SVIR wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2) opgenomen. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond.
Bij toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking wordt getoetst of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Op basis van jurisprudentie wordt gesteld dat de ontwikkeling van maximaal drie woningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling (Uitspraak RvS 201405237/1/R2). Op basis hiervan is een verdere toetsing aan de ladder niet noodzakelijk.
Barro (2011)
De structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is tot nu toe gedeeltelijk vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, het NatuurNetwerk Nederland, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling valt niet onder één van de nationale belangen.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie van de provincie Groningen, geconsolideerd vastgesteld in februari 2019, bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Doel van de Omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken.
Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden.
In de Omgevingsvisie wordt al het ruimtelijk beleid gebundeld in één document. Voor het plangebied is het relevant te noemen dat het gebied is gelegen in het stedelijk gebied (kaart 1) en in het 'opgave-gebied' groei en krimp.
De opgave in dit gebied is om een goede balans in te voeren, enerzijds voor het behoud en herstel van de leefbaarheid in met name de voorzieningenstructuur en woningvoorraad. Anderzijds is het ook van belang ruimte te bieden aan de groeiende stad en ruimtelijke-economische ontwikkelingen. Wat betreft woningbouw wordt in de Omgevingsvisie genoemd dat in (regionale) woonvisies afspraken moeten komen over nieuwbouw en sloop.
3.2.2 Omgevingsverordening
De actualisatie van de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2020 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen zoals hierboven is beschreven.
Ten aanzien van woningbouw is titel 2.4 van de Omgevingsverordening relevant. Hierin zijn artikelen opgenomen voor de zorg voor een op de regionale behoefte afgestemde woningvoorraad. In artikel 2.15.1 is opgenomen dat een bestemmingsplan alleen kan voorzien in de bouw van nieuwe woningen, voor zover deze woningbouwmogelijkheden overeenstemmen met de regionale woonvisie. Het gaat hierbij om de aard en locatie van het woningbouwproject en het aantal woningen. In paragraaf 3.3.1 wordt nader ingegaan op en getoetst aan regionale afspraken.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Woonvisie Westerwolde 2019 - 2024
De gemeente Westerwolde heeft op 27 februari 2019 de nieuwe Woonvisie vastgesteld. Thema van de woonvisie is 'Vernieuwen en vitaal houden'.
In deze woonvisie omschrijft de gemeente de koers die de gemeente de komende vijf jaar wil gaan varen op het gebied van wonen, met een doorkijk naar de ontwikkelingen in Westerwolde de komende tien jaar.
De gemeente vindt het belangrijk dat iedereen die in Westerwolde wil wonen, ook een plek kan vinden in de gemeente om fijn en goed te kunnen wonen. Stip op de horizon van de woonvisie is dan ook dat Westerwolde een aantrekkelijk en vitaal woongebied in de Oost-Groningse regio is en blijft de komende jaren. Met deze koers stuurt de gemeente op het vitaal houden van de Westerwoldse woningvoorraad, met ruimte voor vernieuwing waar dat nodig is. Er wordt meer flexibiliteit en ruimte gecreëerd op het gebied van nieuwbouw, maar wegen dit altijd goed af tegen de bestaande woningvoorraad. De bestaande voorraad staat centraal binnen deze koers.
Structuurversterking: de juiste woningen op de juiste plekken bouwen
De gemeente vindt het belangrijk dat, daar waar nog ruimte is voor vernieuwing en kwaliteitsverbetering, dit wordt gedaan op de meest wezenlijke plekken in de kernen. In principe moet éérst binnen bestaand stedelijk gebied worden gezocht naar mogelijkheden, voordat daarbuiten wordt gebouwd. In het regionale prestatiekader is de afspraak gemaakt dat in principe enkel nog op structuurversterkende plekken wordt gebouwd.
Onder structuurversterkende plekken verstaat de gemeente onder andere het bestaande lint; zoals hier het geval is.
In de kleine kernen en linten is vooral een behoefte gebleken aan ‘acupunctuur-ingrepen: kleinschalige ingrepen om te voorzien in vernieuwing van de voorraad, of zeer specifieke concrete behoeften.
In het coalitieprogramme 2018 - 2022 Westerwolde staat dat er wordt 'gestreden' voor meer sociale woningbouw en aantrekkelijke seniorenwoningen.
Om ouderen een passende woning aan te bieden en om de doorstroming op de woningmarkt op gang te brengen is het toevoegen van kwalitatief goede seniorenwoningen noodzakelijk volgens de Woonvisie.
De nieuwe woning wordt gebouwd als seniorenwoning, volledig toegespitst op de woonwensen van initiatiefnemers. Dat houdt in dat het volledige woonprogramma op de begane grond wordt gerealiseerd. De woning krijgt met minimaal drie kamers, goede ruime buitenruimte, wordt drempelloos uitgevoerd met brede deurposten en brede trapopgangen.
Geconcludeerd wordt dat de open plek in het lint in de Woonvisie als een structuurversterkende plek wordt beschouwd. Ook kan worden geconcludeerd dat de woning voor de juiste doelgroep is bestemd.
Het plan sluit zowel kwalitatief als kwantitatief aan bij de gemeentelijke Woonvisie.
3.4 Bestemmingsplan De Linten
In het bestemmingsplan De Linten is een specifieke wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.
Op grond van artikel 27.1 onder c kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' onder voorwaarden wijzigen in de bestemming 'Wonen - Lint 1' of 'Wonen - Lint 2'. Na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid zijn de regels van respectievelijk artikel 18 en 19 van toepassing.
De geldende bestemming van het perceel is 'Agrarisch - Cultuurgrond'. Door toepassing van de genoemde wijzigingsbevoegdheid wordt de bestemming gewijzigd in 'Wonen - Lint 1, waarop de regels van artikel 18 van het bestemmingsplan De Linten van toepassing is.
In paragraaf 2.3 en 2.4 is het plan getoetst aan de wijzigingsvoorwaarden en het afwegingskader. Geconcludeerd is dat het plan aan het gemeentelijk beleid voldoet. De gemeente heeft dit in haar brief van 15 september 2020 bevestigd.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid en wetgeving voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan.
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst.
In deze bedrijvenlijst zijn richtafstanden opgenomen die gelden tussen bedrijven en milieugevoelige functies, zoals woningen.
In de directe omgeving zijn geen bedrijven aanwezig. de dichtstbijzijnde bedrijvenbestemming ligt aan de overzijde van het kanaal. Dit betreft het gasontvangststation op een afstand van circa 93 meter. Op iets grotere afstand is het bedrijvenpark 't Heem aanwezig. Dit park ligt op een afstand van circa 112 meter uit het plangebied. Binnen het bedrijventerrein zijn bedrijven met een hoogste milieucategorie van 3.1 toegestaan. Bij afwijking kunnen bedrijven in de naast hogere categorie 3.2 worden toegestaan. Hiervoor geldt een grootste afstand 100 m tot een gevoelige bestemming zoals woningen. Aan de minimale afstand wordt voldaan.
Conclusie
Op het vlak van milieuzonering zijn er geen belemmeringen.
4.2 Bodem
Voor de bodemkwaliteit geldt de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) besluit bodemkwaliteit. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan dient de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is, dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het projectgebied voor de voorgenomen functie.
Verkennend onderzoek
Door onderzoeksbureau Sigma is een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. Het pad langs de zuidelijke grens met het buurperceel is buiten het onderzoek gehouden. Omdat de woning ten noorden van het pad wordt gebouwd en het pad in de toekomstige situatie naar verwachting als zodanig in gebruik blijft voor het woonperceel, is er geen noodzaak om het pad in het onderzoek mee te nemen.
De rapportage van het verkennend bodemonderzoek (d.d. 21 december, projectnummer 20-M9632) is als Bijlage 1 bijgevoegd.
Het bodemonderzoek is uitgevoerd met de strategie 'onverdacht'. Op basis van deze strategie is vervolgens het veldonderzoek uitgevoerd. Op basis van bekende informatie zijn geen gegevens bekend dat op de locatie sprake zou kunnen zijn van een bodemverontreiniging met asbest. Op voorhand is geen concrete informatie bekend waaruit blijkt dat t.p.v. de onderzoekslocatie asbesthoudend materiaal in de bodem aanwezig is.
Veldonderzoek
Tijdens de locatie-inspectie is aandacht geschonken aan de aanwezigheid van asbest op het maaiveld, hierbij is op het maaiveld geen asbestverdacht materiaal aangetroffen.
Uit het onderzoek is gebleken dat er in de bovengrond een verhoogd gehalte polycyclisch aromatische koolwaterstoffen (PAK’s, som 10) t.o.v. de achtergrondwaarde in één van de mengmonsters is aangetroffen. Het verhoogd gemeten gehalte PAK’s (som 10) in het bovengrondmonster MM1 is op basis van zintuiglijke waarnemingen niet te relateren aan evt. zintuiglijke bodemvreemde afwijkingen in het opgeboorde monstermateriaal.
In gebieden welke reeds langere tijd door de mens in gebruik zijn (o.a. langdurige bewoning of menselijk gebruik) worden vaker verhoogde gehalten aan o.a. PAK’s in de grond gemeten. In algemene zin wordt opgemerkt dat antropogene beïnvloeding van een locatie in de meeste gevallen een negatief effect heeft op de kwaliteit van de bodem.
De gemeten gehalte van de PAK's overschrijden de tussenwaarde (indicatie voor nader onderzoek) en de bodemindex-waarde (>0.5) niet zodat er uit milieuhygiënische overweging geen directe aanleiding is tot het instellen van aanvullend onderzoek.
In de ondergrond en in het grondwater zijn geen van de onderzochte stoffen aangetroffen met een gehalte hoger dan de streefwaarde en/of de detectiewaarde.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.3 Geluidhinder
In de Wet geluidhinder (Wgh) zijn regels opgenomen voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige bestemmingen (zoals bijvoorbeeld woningen) door wegverkeer. Het gaat daarbij om de geluidsbelasting in het maatgevende toekomstige jaar. In het algemeen is dit het jaar 10 jaar na realisatie of na het uitvoeren van het akoestisch onderzoek.
De Wet geluidhinder kent een voorkeursgrenswaarde. Als aan deze waarde wordt voldaan, is er voor de Wet geluidhinder geen belemmering voor het bouwplan. Onder voorwaarden is een hogere grenswaarde mogelijk. In het onderhavige plan ligt de nieuwe woning buiten de bebouwde kom. In dit geval gelden de volgende grenswaarden:
- Voorkeursgrenswaarde: 48 dB(A)
- Maximale grenswaarde: 53 dB(A)
Industrielawaai
Rond industrieterreinen waar inrichtingen zijn gevestigd die 'in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken', zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder (Wgh), wordt een geluidzone vastgesteld. Dergelijke bedrijven worden ook wel 'grote lawaaimakers' genoemd. Tot de geluidzone behoort het gebied tussen de grens van het gezoneerde industrieterrein en de grens van de zone, zoals in de Wet geluidhinder is vastgelegd. Buiten een geluidszone mag de geluidsbelasting als gevolg van het betreffende industrieterrein niet meer dan 50
dB(A) bedragen.
Onderzoek
Adviesbureau Sain heeft onderzoek gedaan naar de geluidbelasting van het wegverkeer op de gevel van de nieuw woning. Het complete rapport (projectnummer 2020-3149, d.d. 17 december 2020) is als Bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.
De geluidsbelasting ten gevolge van het wegverkeer op de geplande woning is berekend volgens de Standaard Rekenmethode II uit het Reken- en Meetvoorschrift geluid 2012.
De nieuwe woning komt te liggen binnen de geluidszone van de Kloosterveenweg, de Viaductstraat en de Mercuriusweg.
De gemeente Westerwolde heeft van alle drie de onderzochte wegen tellingen aangeleverd, alsmede etmaalintensiteiten uit het verkeersmodel en het wegdektype van de Kloosterveenweg. Voor de Viaductstraat betreffen de aangeleverde tellingen een drukker wegvak dan de te onderzoeken wegvakken. Omdat de etmaalintensiteit voor het drukkere wegvak goed aansluit bij het verkeersmodel, prognosejaar 2030, is voor de onderzochte wegvakken uitgegaan van de etmaalintensiteiten uit het verkeersmodel.
Viaductstraat
Uit de contouren blijkt, dat de geluidsbelasting vanwege de Viaductstraat op de nieuwe woning kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh, inclusief aftrek ex art. 110g Wgh. Voorwaarde hiervoor is, dat de woning op minimaal 53 meter uit de as van de weg gebouwd wordt. In de navolgende afbeelding geeft het groen gemarkeerde gebied aan waar de grenswaarde voldoet aan de norm van 48 dB.
Afbeelding 8: geluidsniveaus vanwege Viaductstraat, inclusief aftref (bron: Sain)
Mercuriusweg
Uit de contouren blijkt, dat de geluidsbelasting vanwege de Mercuriusweg overal binnen het plangebied voldoet aan de voorkeursgrenswaarde, inclusief aftrek.
Kloosterveenweg
Uit de contouren blijkt, dat de geluidsbelasting vanwege de Kloosterveenweg op de nieuwe woning kan voldoen aan de voorkeursgrenswaarde, mits de woning op minimaal 13 meter uit de as van de weg gebouwd wordt.
Conclusie
De woning kan gebouwd worden zonder verdere procedures in het kader van de Wgh, mits de woning op minimaal 53 meter uit de as van de Viaductstraat gebouwd wordt. Hetgeen de woonkwaliteit ten goede komt. Er is sprake van een goede ruimtelijke ordening.
Het aspect geluid wordt geen belemmering voor de wijzigingsprocedure.
4.4 Verkeer En Parkeren
De ontsluiting van het plangebied vindt plaats via de Kloosterveenweg. Dit is een noord-zuid georiënteerde weg in het buitengebied. De verkeersgeneratie van het plan is berekend met behulp van CROW-publicatie 381 - Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie.
Voor de berekening is uitgegaan van een vrijstaand koophuis. In het buitengebied, in niet stedelijk gebied, wordt een verkeersgeneratie per woning van 7,8 tot 8,6 per etmaal opgenomen als kencijfer. Deze hoeveelheid verkeer leidt niet tot een verminderde doorstroming of verkeersveiligheid op de Kloosterveenweg en andere omliggende wegen.
In de CROW-publicatie 381 staan ook kencijfers voor parkeren. Voor een vrijstaand koophuis geldt een parkeerbehoefte van 2,0 tot 2,8 parkeerplaats per woning. Op het perceel van de woning zal meer dan voldoende parkeergelegenheid aanwezig zijn, onder andere in de vorm van een garage. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte gebaseerd op de CROW-publicatie.
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor het voornemen.
4.5 Luchtkwaliteit
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een wijzigingsplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- het project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Voor projecten waarvan duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit, hoeft niet te worden getoetst aan de grenswaarden. Dit is geregeld in het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM). In de bij het NIBM behorende Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden uitgevoerd.
Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m².
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.
Onderzoek
Het plan voorziet in de bouw van één woning. Daarmee valt deze ontwikkeling binnen de regeling 'niet in betekende mate' bijdragend (NIBM). Dit betekent dat er geen verslechtering van de luchtkwaliteit aan de orde is.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden.
Hierbij wordt getoetst aan de grenswaarden. De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen betreffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) is voor beide stoffen 40 lig/m3.
De Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN) maakt duidelijk dat de achtergrondconcentraties aan luchtvervuilende stoffen nabij het plangebied ruim onder de grenswaarden liggen.
De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedragen in 2018 11,7 µg/m³ voor NO2 en 15,6 µg/m³ voor PM10. Omdat ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden uit de Wet milieubeheer is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Als gevolg van het toevoegen van één woning is er sprake van een toename van het aantal verkeersbewegingen. Op grond van de CROW cijfers is dat voor een vrijstaande woning 7,8 tot 8,6 verkeersbewegingen per etmaal. Deze toename is dusdanig gering dat dit extra verkeer niet in betekende mate bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. Uit de NIBM tool blijkt dat de bijdrage van de extra verkeersbewegingen de grens van 3% (een toename van 1,2 µg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkómen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).
Om voldoende ruimte te scheppen tussen risicobron en de personen of objecten die risico lopen (kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten), moeten vaak afstanden in acht worden genomen. Ook ontwikkelingsmogelijkheden die ingrijpen in de personendichtheid kunnen om onderzoek vragen.
Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon die (onafgebroken aanwezig en onbeschermd) op een bepaalde plaats overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit. Het GR bestaat uit de cumulatieve kans per jaar dat een groep van een bepaalde omvang overlijdt als gevolg van een calamiteit met een inrichting of een transportmodaliteit.
Onderzoek
Uit de risicokaart blijkt dat binnen het plangebied of in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen en transportassen aanwezig zijn. Op circa 20 meter uit de voorgevel van de nieuw te realiseren woning is aan leiding van de Gasunie aanwezig (N-522-54). Dit betreft een gasleiding met een diameter van 108 mm en een werkdruk van 40 bar. De gasleiding is op de onderstaande uitsnede van de risicokaart met een rode stippellijn aangegeven.
Afbeelding 9: Risicokaart
Het plangebied valt buiten de zogenaamde Plaatsgebonden Risico contour en de belemmeringenstrook van 5 meter. De toename van het aantal personen is dermate gering dat het niet tot gevolg heeft dat het groepsrisico toeneemt. Verantwoording van het groepsrisico is daarom niet nodig
Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.7 Archeologie En Cultuurhistorie
De bescherming van archeologische waarden is geregeld in de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (WAMZ), die gekoppeld is aan de Erfgoedwet.
Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient in de toelichting van het ruimtelijk plan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In het navolgende wordt aangegeven op welke wijze met de aspecten archeologie en cultuurhistorie rekening wordt gehouden.
4.7.1 Archeologie
Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven.
In het bestemmingsplan 'De Linten' van de voormalige gemeente Vlagtwedde is voor het plangebied geen archeologische (verwachtings)waarde in de vorm van een dubbelbestemming toegekend. Archeologisch onderzoek is dan ook niet nodig.
4.7.2 Cultuurhistorie
In de toetsing aan de wijzigingsvoorwaarden is reeds ingegaan op dit aspect.
Het plangebied ligt in bestaand stedelijk gebied. Omdat het gaat om een kleinschalige nieuwe ontwikkeling zal dit geen afbreuk doen aan de kernkwaliteiten Cultuurhistorie en Landschap.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.8 Ecologie
Het uitgangspunt van de Wet natuurbescherming (Wnb) is dat er geen (opzettelijke) schade mag worden gedaan aan beschermde dieren of plantensoorten, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan. De soortenbescherming binnen de Wnb is daarbij opgedeeld in drie beschemringsregimes: Vogelrichtlijnsoorten, Habitatrichtlijnsoorten en andere soorten. Bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van bouwwerken en/of andere activiteiten moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van te beschermen dier- en plantensoorten.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet nabij Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde N2000-gebied 'Drouwenerzand' ligt op circa 17 kilometer afstand. Ook ligt het plangebied niet nabij een NNN gebied. Het dichtstbijzijnde NNN gebied ligt ten oosten van het plangebied op een afstand van circa 1,5 kilometer.
In sommige provincies heeft het NNN-beleid externe werking en in sommige provincies niet. Als het NNN-beleid in een provincie externe werking heeft, betekent dit dat het beleid ook voor initiatieven rondom het natuurgebied geldt, die invloed hebben op het natuurgebied. Als het NNN-beleid geen externe werking heeft, is dit beleid alleen van toepassing op activiteiten die worden verricht binnen het netwerk. Voor Groningen geldt dat het NNN-beleid geen externe werking heeft. Aangezien het plangebied buiten de begrenzing van het NNN ligt, is het NNN-beleid niet van toepassing.
Gelet op de aard, omvang en duur van de voorgenomen activiteiten en de afstand tussen het plangebied en Natura 2000-gebied, wordt in voorliggend geval geen negatief effect op instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebied verwacht. De invloedssfeer van de voorgenomen activiteiten is lokaal en gelet op de afstand tussen het plangebied en het Natura2000-gebied Drouwenerzand bestaat een mogelijk effect alleen uit een toename van de stikstofdepositie op het Natura 2000-gebied.
Beoordeling stikstof
Als gevolg van de voorgenomen activiteiten zal een beperkte emissie van NOx plaatsvinden, als gevolg van de inzet van materieel met een verbrandingsmotor tijdens de bouwfase van de woning en de verkeersbewegingen in zowel de bouw- als de gebruiksfase.
Gelet op de ligging van het plangebied op zeer grote afstand een Natura2000-gebied en de aard en omvang van de voorgenomen activiteiten, is het niet aannemelijk dat de voorgenomen activiteiten zullen leiden tot een verhoogde stikstofdepositie op verzuringsgevoelige Habitattypen.
Om deze hypothese te onderbouwen is op basis van een aantal uitgangspunten van zowel de realisatie- als de gebruiksfase een Aerius-berekening uitgevoerd. De gehanteerde uitgangspunten en de Aerius-berekeningen zijn als Bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd.
Uit de berekening van zowel de realisatiefase als de gebruiksfase komt geen depositieresultaat boven de 0,00 mol/ha/jaar naar voren. Het plan heeft daarom geen significant verstorend of verslechterend effect ten aanzien van de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 gebieden
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden.
Voor het overtreden van verbodsartikelen bij ruimtelijke ingrepen is het noodzakelijk om ontheffing aan te vragen bij het bevoegd gezag (veelal de provincie waarbinnen de ingreep of activiteit plaatsvindt). Voor het verkrijgen van een ontheffing dient een uitgebreide rapportage opgesteld te worden waarom onder andere wordt aangegeven hoe gezorgd wordt dat de schade tot een minimum beperkt blijft en/of compenserende maatregelen aan de orde zijn.
Van belang is om na te gaan of één of meerdere van de genoemde 'verboden' ten behoeve van het voorliggend plan aan de orde is of kan zijn. Er worden geen gebouwen gesloopt, bomen gekapt en/of sloten gedempt. Het perceel was tot voor kort deels begroeid met olifantsgras en diende als toerit naar de achterliggende landbouwgronden. Het olifantsgras is inmiddels verwijdert van het perceel. De begroeiing op het perceel wordt sindsdien kort gehouden.
Gezien de aanwezig begroeiing, het gebruik van het perceel en het gegeven dat er niet wordt gesloopt, gekapt of gedempt kan worden geconcludeerd dat het gebruiken van het perceel ten behoeve van de woonbestemming niet gepaard gaat met aantasting van ecologische waardevolle soorten en is daarmee niet in strijd met de verbodsbepalingen vanuit de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Het aspect ecologie staat de uitvoering van het project niet in de weg.
4.9 Water
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. Op grond van het Besluit Ruimtelijke Ordening (Art.12), moeten ruimtelijke plannen zijn voorzien van een waterparagraaf. Om deze waterparagraaf te kunnen opstellen moet de waterbeheerder worden geraadpleegd door middel van de Watertoets, door; vroegtijdige betrokkenheid, meedenken, informeren, adviseren en het afwegen van belangen (vooroverleg). Tot en met de uiteindelijke vaststelling van het ruimtelijk plan (voorontwerp, ontwerp en vaststelling) blijft de waterbeheerder betrokken bij het planproces.
De ontwikkeling is op 30 december 2020 via de digitale watertoets voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.
Beleid
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waarborgen van waterveiligheid en het voorkomen van wateroverlast en watertekort (waterkwantiteit). Daarnaast zorgen waterschappen voor het verbeteren van de waterkwaliteit van het oppervlaktewater, zowel chemisch als ecologisch. Het is van belang dat deze taken zowel nu als in de toekomst gewaarborgd blijven. Om dit te kunnen doen worden ruimtelijke plannen en ontwikkelingen getoetst op hun impact op het goed blijven functioneren van het watersysteem. Waterschap Hunze en Aa's streeft ernaar om de impact van dergelijke plannen en ontwikkelingen zoveel mogelijk waterneutraal te houden en waar mogelijk positieve ontwikkelingen te stimuleren.
Uitgangspuntennotitie
In de defintieve uitgangspuntennotitie (zie Bijlage 4) zijn plan specifieke en aanvullende uitgangspunten (adviezen) opgenomen voor dit plan. De verdere opbouw van dit document bestaat uit 5 thema`s; waterveiligheid, waterkwantiteit, waterkwaliteit, aanvullende belangen waterschap en gerelateerde belangen van derden. Per thema is voor dit plan relevante informatie opgenomen en zijn uitgangspunten opgesteld. Hierna volgt een samenvatting van deze notitie en de gevolgen van het plan voor de verschillende thema's.
Waterveiligheid
Waterveiligheid betreft het voorkomen, zo mogelijk uitsluiten, van levensbedreigende overstromingsrisico's voor mens en dier en het voorkomen van schade aan have en goed. Risico's die met name zullen optreden bij het doorbreken van een zeekering (primaire kering) of boezemkade (secundaire kering). Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, alle waterschapsbelangen beschreven die vanwege de waterveiligheid extra bescherming genieten of anderzijds van belang zijn voor de waterveiligheid.
Het bouwen van een woning heeft geen gevolgen voor de waterveiligheid.
Waterkwantiteit
Het waterschap heeft als taak de zorg voor voldoende water in droge perioden als de afvoer in perioden van overvloed. Een vergrote kans op wateroverlast of watertekort dient dus voorkomen te worden. Binnen dit thema zijn, indien van toepassing, de voor dit plan gerelateerde belangen beschreven die in meer of mindere mate de waterkwantiteit beïnvloeden.
Wateroverlast vanuit het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Overtollig grond- en hemelwater dat tot afvoer komt volgt de trits; ''vasthouden, bergen, afvoeren''.
In de bebouwde kom hanteert het waterschap dat bij een toename aan verharding van meer dan 150 m2 watercompensatie moet plaatsvinden. De totale verharding voor de bouw van de woning met garage en het aanleggen van erfverharding zal deze oppervlakte niet overschrijden (zie ook bijlage 4). Watercompensatie is daarom niet noodzakelijk.
Waterkwaliteit
Om de waterkwaliteit te waarborgen heeft het waterschap de zorg voor het realiseren van schoon en ecologisch gezond water, waarin systeem-specifieke dieren en planten voorkomen. In de eerste plaats is dit van belang voor de grotere beken, kanalen en meren waarvoor binnen de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) doelen en maatregelen zijn opgesteld voor aangewezen waterlichamen.
Vervuiling van het oppervlaktewater moet in ieder geval zoveel mogelijk voorkomen worden. Om deze reden vraagt het waterschap op de toepassing van uitlogende materialen zoveel mogelijk te beperken en om vervuiling door bedrijfsmatige activiteiten te voorkomen. Afstromend hemelwater dat vervuild is geraakt moet zo veel mogelijk gescheiden worden afgevoerd, of moet worden gezuiverd. Dit volgt de trits ; ''schoonhouden, scheiden, zuiveren''.
Het huishoudelijk afvalwater wordt via het riool afgevoerd. Het schone hemelwater wordt afgevoerd naar de schouwsloot aan de westzijde van het perceel. Bij de bouw van de woning worden geen uitloogbare materialen toegepast.
Kaderrichtlijn water (KRW)
Via de Europese Kaderrichtlijn Water is het waterschap verantwoordelijk voor de chemische en ecologische waterkwaliteit. Voor een aantal waterlichamen, de zogenaamde KRW-Waterlichamen, zijn doelen vastgesteld voor de waterkwaliteit en zijn maatregelen opgesteld om deze te bereiken. Ruimtelijke ingrepen en activiteiten die de waterkwaliteit in de KRW-waterlichamen (kunnen) verslechteren of ingezette verbetering kunnen laten stagneren, zijn niet toegestaan. Binnen en/of langs het plangebied ligt een aangewezen KRW-waterlichaam.
In het 'Achtergronddocument KRW Doelafleiding' van het Waterschap Hunze en Aa's uit 2014 is aangegeven dat de kanalen in Westerwolde momenteel een matige ontwikkeling kennen van de ecologische kwaliteit. Dit is grotendeels het gevolg van de huidige oeverinrichting. Dit knelpunt wordt door de geplande aanleg van extra natuurvriendelijke oevers aangepakt en zal de ontwikkeling van de (oever)vegetatie ten goede komen. Vissen en macrofauna zullen hier ook positief op reageren en de gestelde doelen worden naar verwachting tijdig gerealiseerd.
Het bouwen van de woning heeft geen negatief effect op de ecologische kwaliteit van het water in het kanaal.
Conclusie
De toename aan verharding als gevolg van het plan is minder dan 150 m2. Watercompensatie hoeft daarom niet plaats te vinden. De waterkwaliteit wordt door het plan niet aangetast. Het schone hemelwater wordt afgevoerd naar de schouwsloot. Het Waterschap heeft op 6 januari 2021 laten weten dat er geen aanvullende opmerkingen zijn. Het wateraspect staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.10 Kabels En Leidingen
Er zijn geen kabels en/of leidingen gelegen in het plangebied die een planologische bescherming vereisen.
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten met betrekking tot het opstellen van het wijzigingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden is er geen sprake van kostenverhaal en is het opstellen van een grondexploitatieplan niet nodig.
Tussen initiatiefnemers en de gemeente is een planschadeovereenkomst afgesloten.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan. In dat kader wordt het concept-ontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de overlegpartneres in het kader van het vooroverleg.
Het ontwerpwijzigingsplan en de bijbehorende stukken hebben van 15 april tot en met 26 mei 2021 ter inzage gelegen (artikel 3.8 Wro). Tijdens deze periodezijn geen zienswijzen ingediend.
De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Initiatiefnemer heeft het planvoornemen besproken met de buren.
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Verbeelding
Het Wijzigingsplan 'Kloosterveenweg ongenummerd in Ter Apel' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan De Linten.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan De Linten zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan zijn de regels van de bestemmingen 'Wonen - Lint 1'. In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemmingen.