KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
Artikel 5 Bedrijf
Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 7 Gemengd - 2
Artikel 8 Gemengd - Vab
Artikel 9 Maatschappelijk
Artikel 10 Verkeer - Railverkeer
Artikel 11 Wonen - 1
Artikel 12 Wonen - 1a
Artikel 13 Woongebied
Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 18 Anti-dubbeltelregel
Artikel 19 Algemene Bouwregels
Artikel 20 Algemene Gebruiksregels
Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 24 Overgangsrecht
Artikel 25 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Verzamelbestemmingsplan
1.2 Locaties In Verzamelbestemmingsplan
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Foxhol - Meeuwenstraat 8
2.2 Hellum - Westerzanden 2
2.3 Kolham - De Valckelaan 2
2.4 Overschild - Graauwedijk 74
2.5 Overschild - Westerpaauwenweg 6
2.6 Sappemeer - Slochterstraat 82
2.7 Schildwolde - Hoofdweg 109
2.8 Schildwolde - Hoofdweg 200
2.9 Siddeburen - Reint Dijkemastraat 6/6a
2.10 Tjuchem - Hoofdweg 75
2.11 Zuidbroek - Kerkstraat 86
2.12 Zuidbroek - Treinstation Zuidbroek
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Regionaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Schaduw
4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Water
4.6 Bodem
4.7 Luchtkwaliteit En Geur
4.8 Ecologie
4.9 Geluid
4.10 Archeologie
4.11 Cultuurhistorie
4.12 Kabels En Leidingen
4.13 M.e.r.-beoordeling
4.14 Duurzaamheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Wat Is Een Bestemmingsplan
5.2 Systematiek Verzamelbestemmingsplan
5.3 Toelichting Basisbestemmingen
5.4 Toelichting Dubbelbestemmingen
5.5 Toelichting Gebiedsaanduidingen
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Algemeen
6.2 Exploitatieplan
6.3 Planschade
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverleg
7.2 Inspraak
7.3 Zienswijzen
7.4 Vaststelling
Bijlage 1 Lijst Karakteristieke Objecten
Bijlage 2 Beleid Kleinschalige Windturbines - Kaart
Bijlage 3 Beleid Kleinschalige Windturbines - Toetsingskader
Bijlage 4 Beleidsregels Horeca En Ondersteunende Horeca
Bijlage 5 Kaart Agrarisch Met Waarden
Bijlage 6 Beleidsregels Paardenhouderijen
Bijlage 7 Schaalvergroting Agrarische Bedrijven
Bijlage 8 Stalvloeroppervlakte Intensieve Veehouderijen
Bijlage 9 Staat Van Bedrijven: Gemengd
Bijlage 10 Staat Van Bedrijven: Bedrijf
Bijlage 11 Lijst Vrije Beroepen
Bijlage 12 Lijst Overige Aan Huis Verbonden Beroepen
Bijlage 13 Beleidsregels Recreatieve Verblijfsaccommodaties
Bijlage 14 Beleidsregels Theetuinen & Verbreding Agrarische Bedrijven
Bijlage 15 Beleidsregels Aan Huis Verbonden Beroepen En Bedrijven
Bijlage 16 Beleidsregels Kamperen
Bijlage 1 Convenant Schaalvergroting Agrarische Bedrijven
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Reint Dijkemastraat 6/6a
Bijlage 3 Nota Inspraak En Overleg

Verzamelbestemmingsplan - 2018 II

Bestemmingsplan - gemeente Midden-Groningen

Vastgesteld op 27-06-2019 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Verzamelbestemmingsplan - 2018 2 met identificatienummer NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01 van de gemeente Midden-Groningen;

1.2 aan- of uitbouw

Een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanpijling

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.6 achtererf

gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;

1.7 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;

1.8 afhankelijke woonruimte

een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woongebouw c.q. hoofdgebouw en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.9 agrarisch bedrijf

Bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en/of het houden van dieren.

1.10 agrarisch dienstverlenend bedrijf

een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandel;

1.11 agrarische paardenhouderij

een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van producten. Hieronder worden in ieder geval verstaan: hengstenhouderijen, fok- en opfokbedrijven en paardenmelkerijen. Onder een agrarische paardenhouderij wordt niet verstaan een bijzondere paardenhouderij;

1.12 agrarische activiteiten

Het voortbrengen van producten door het telen van gewassen en het fokken van dieren en/of het houden van dieren.

1.13 agrarische nevenactiviteit

Een bedrijfsmatige activiteit die voorziet in een aanvulling op het inkomen van de agrariër, maar die in meerdere opzichten (ruimtelijk, functioneel en economisch) ondergeschikt blijft aan het aanwezige hoofdberoepsbedrijf;

1.14 ambachtelijke bedrijvigheid

het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;

1.15 ander bouwwerk

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.16 archeologisch onderzoek

een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoenend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;

1.17 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;

1.18 atelier

werkruimte van een kunstenaar of ambachtsman en/of ruimte voor het tentoonstellen van kunst, inclusief galerie, en het (laten) uitvoeren van kunstzinnige activiteiten;

1.19 basisbestemming

een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;

1.20 bassin

een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;

1.21 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.22 bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.23 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde;

1.24 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;

1.25 bedrijf of beroep aan huis

een dienstverlenend bedrijf of beroep, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.26 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;

1.27 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.28 beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven

beleidsregels aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 15;

1.29 beleidsregels kamperen

beleidsregels kamperen gemeente Slochteren vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 16 augustus 2011 als weergegeven in Bijlage 16;

1.30 beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties

beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 13;

1.31 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.32 bestaand

  1. 1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;'
  2. 2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologische toestemming

1.33 bestaande afwijking

de mate waarin een bestaand bouwwerk afwijkt van het plan;

1.34 bestaande maatvoering

  • maatvoering van een bouwwerk die bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • maatvoering van een bouwwerk die kan worden gerealiseerd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.35 bestaande vrijkomende gebouwen

Gebouwen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.

1.36 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.37 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.38 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.39 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.40 bijbehorende gronden

niet bebouwde delen van een bouwperceel (zoals tuinen en erven).

1.41 bijbehorende voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Hieronder vallen onder meer ontsluitingsstructuren;

1.42 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand (onderdeel van een) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw c.q. hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw c.q. hoofdgebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw c.q. hoofdgebouw;

1.43 bijzondere bouwlaag

kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;

1.44 bijzondere paardenhouderij

een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op het africhten, het opleiden, het trainen alsmede het opvangen, stallen en berijden van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Onder bijzondere paardenhouderij wordt geen manege verstaan;

1.45 bijzondere woonvorm

een voorziening voor de huisvesting van personen, die bij hun normale dagelijkse functioneren, huishoudelijke-, sociale-, sociaal-medische- en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;

1.46 biomassavergisting

Het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het product waaronder restproduct voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de producten waaronder de restproducten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.

1.47 boogstal

Bouwwerk vergelijkbaar met een serrestal echter zonder tunnelframes. De stal is opgebouwd uit een onderbouw en bovenbouw met een kolomloze boogvormige overspanning.

1.48 boomkwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;

1.49 boomteelt

de teelt van boomkwekerijgewassen;

1.50 bos

een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.51 bosbouw

het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;

1.52 botenhuis

vorm van recreatiewoning, geheel of gedeeltelijk liggend in het water, waarin de onderste verdieping is bestemd voor de stalling van een boot of boten.

1.53 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.54 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.55 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een bijzondere bouwlaag;

1.56 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.57 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.58 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.59 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.60 camper

een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;

1.61 camperplaats

een kampeerterrein dat uitsluitend wordt gebruikt door campers;

1.62 caravan

een mobiel kampeermiddel op wielen, dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om zelfstandig op de openbare weg als een aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;

1.63 chalet

een gebouw van ten hoogste 50 m², bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf. Doordat hij door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is hij als bouwwerk aan te merken.

1.64 civieltechnisch werk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.65 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van gronden die worden gebruikt ten behoeve van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;

1.66 cultuurhistorische waarde

Belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.

1.67 dagrecreatie

recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.68 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;

1.69 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;

1.70 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.71 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.72 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling

Een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economisch-administratieve en maatschappelijke diensten aan derden.

1.73 dorpsgebied

Een geometrisch bepaald vlak dat één gebied vormt vanuit stedenbouwkundig, landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt.

1.74 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.75 eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond.

1.76 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.77 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.78 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.79 essentiële woonvoorzieningen

de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;

1.80 evenement

voor publiek toegankelijke incidentele of periodieke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;

1.81 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.82 extensieve recreatie en toeristische activiteiten

Dagrecreatie gericht op landschapsbeleving waarvoor een zeer gering voorzieningenniveau is benodigd.

1.83 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.84 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalenten geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen aanwezig op het industrieterrein, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.85 geluidsbelasting vanwege een weg

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.86 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.87 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.88 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.89 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.90 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.91 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.92 gevellijn

de denkbeeldige lijn op een bouw

1.93 goot, druiplijn, boeiboord

de laagste snijlijn van gevel- naar dakvlak;

1.94 groepsaccommodatie

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor recreatief verblijf door groepen van personen waarin gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van keuken en verblijfsruimten. Vormen van recreatief verblijf die gelijk kunnen worden gesteld aan een groepsaccommodatie zijn: (jeugd)herbergen, kamphuizen en kampeerboerderijen;

1.95 hindergevoelig gebouw

geluidsgevoelig gebouw en/of geurgevoelig object;

1.96 hindergevoelig object

hindergevoelige functie en/of hindergevoelig gebouw;

1.97 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functie en/of geurgevoelige functie;

1.98 hogere grenswaarde

een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.99 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.100 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

1.101 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.102 houtteelt

het bedrijfsmatig voortbrengen van hout en bosproducten op gronden die hiervoor tijdelijk (maximaal 40 jaar) worden gebruikt, voorzover de Boswet niet van toepassing is;

1.103 huishouden

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiëlewoonvoorzieningen deelt;

1.104 intensieve veehouderij

niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;

1.105 kampeermiddel

onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.106 kampeerstandplaats

een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.107 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;

1.108 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf, instelling of vereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling dan wel vereniging;

1.109 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.110 kap

constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;

1.111 kas

Een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.

1.112 kelder

bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;

1.113 kleinschalige windturbine

een bouwwerk voor het opwekken van elektrisch of thermisch vermogen uit wind, met een ashoogte van ten hoogste 15 meter, overeenkomstig het in Bijlage 3 genoemde toetsingskader en de in Bijlage 2 bijbehorende kaart;

1.114 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.115 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;

1.116 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.117 landschappelijke waarde

De aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.

1.118 legaal bouwwerk

  • bouwwerk dat is opgericht met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  • bouwwerk dat oorspronkelijk niet is opgericht met inachtneming van het ten tijde van de oprichting bepaalde in of krachtens de Woningwet, maar die ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Stb. 143, 25 maart 2010) zonder omgevingsvergunning zou kunnen worden opgericht;

1.119 lessenaarsdak

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.120 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook kindercentra, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;

1.121 manege

Een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.

1.122 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.123 meervoudige woning

een woning bestemd dan wel geschikt voor bewoning door meer dan één huishouden, vanwege het in meervoud aanwezig zijn van alle essentiële woonvoorzieningen, waarbij de essentiëlewoonvoorzieningen voor een huishouden niet behoeven te worden gedeeld met een ander huishouden, zich niet in één ruimte bevinden met essentiële woonvoorzieningen van een ander huishouden en vanuit de woning bereikbaar zijn zonder privé-vertrekken van een ander huishouden te moeten doorkruisen;

1.124 meerzijdige kap

een kap bestaande uit meer dan één hellend dakvlak;

1.125 mestopslag

Opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).

1.126 mini-camping

een kampeerterrein waarop tijdens de periode tussen 15 maart en 31 oktober ten hoogste 15 kampeerstandplaatsen voor mobiel kampeermiddelen aanwezig zijn;

1.127 mobiel kampeermiddel

tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.128 natuur(wetenschappelijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.129 nevenactiviteiten

Aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.

1.130 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel waaronder in ieder geval verstaand wordt een intensieve veehouderij, witlof- en champignonkwekerij.

1.131 nissenhut

Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.

1.132 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.133 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.134 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen

objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;

1.135 ondergeschikte bouwonderdelen

  1. a. balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
  2. b. funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
  3. c. liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
  4. d. gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;

en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.

1.136 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.137 ondersteunende horeca

het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse van een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf of commerciële instelling, geen horecagelegenheid zijnde;

1.138 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som van de neergeslagen oppervlakte van de gedeelten van een bouwwerk, dat zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevindt en daar niet mee gelijk ligt. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

1.139 overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf

het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen door een bewoner van het perceel;

1.140 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;

1.141 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.142 permanente bewoning

De huisvesting van één of meerdere personen, in een gebouw waarin het hoofdverblijf is ondergebracht en dat is bestemd om het hele jaar te worden bewoond.

het gebruik van een gebouw, kampeermiddel, voer- of vaartuig als hoofdverblijf;

1.143 plaatselijke verhogingen

Afzuig-/luchtbehandelingsinstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.

1.144 plaatsgebonden kampeermiddel

een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatiefverblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, tenthuisje en trekkershut;

1.145 plangebied

Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.

1.146 planregels

De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.

1.147 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.148 plattelandswoning

woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.149 productiegebonden detailhandel

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

1.150 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.151 prostitutiebedrijf

zie seksinrichting;

1.152 reclame-uiting

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener et cetera;

1.153 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.154 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;

1.155 recreatief verblijf

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.156 recreatievaartuig

een vaartuig, bestemd of in gebruik voor recreatief verblijf;

1.157 recreatieve bewoning

bewoning door een huishouden gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in het kader van weekend- en/of recreatief verblijf;

1.158 recreatiewoning

Een gebouw, waaronder een botenhuis, dat geen woonkeet, geen caravan of bouwsel op wielen is, bestemd voor tijdelijk recreatief verblijf door een persoon, een (deel van een) gezin of een daarmee gelijk te stellen groep mensen, dat niet fungeert als Permanente bewoning: of hoofdwoonverblijf.

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning, daaronder niet begrepen trekkershutten, chalets of stacaravans;

1.159 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.160 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht, dan wel een erotisch getinte vermaaksfunctie aanwezig is. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.161 serrestal

Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.

1.162 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;

1.163 souterrain

bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;

1.164 stacaravan

een verblijf van ten hoogste 40 m² dat gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en op het terrein op het eigen onderstel verplaatst kan worden en als één geheel over de openbare weg vervoerd mag worden. Een stacaravan onderscheidt zich van een mobiel kampeermiddel doordat het gedurende een periode van meer dan 8 maanden tijd op eenzelfde kampeerstandplaats blijft staan;

1.165 standplaats

een standplaats als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.166 statische opslag

opslag en/of stalling van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld.

1.167 stedebouwkundige commissie

een onafhankelijke commissie met specifieke deskundigheid op het terrein van stedebouw en architectuur, bestaande uit tenminste één persoon;

1.168 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;

1.169 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en);

1.170 teeltondersteunende kas

een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
  • het voorkomen van schade door vorst;

1.171 teeltondersteunende voorzieningen

voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
  • het voorkomen van schade door vorst.

1.172 tenthuisje

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, zoals tentdoek, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.173 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement;

1.174 theeschenkerij

Een aan de bestemming ondergeschikte galerie en horecabedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op tuinrecreatie en het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van de bestemming en/of passerende recreanten.

1.175 theetuin

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin;

1.176 torensilo

een bouwwerk ten behoeve van opslag van (ruw)voer of kunstmest;

1.177 trekkershut

een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m², bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf ;

1.178 tuinbouwbedrijf

en bedrijf dat overwegend of alleen is gericht op het voortbrengen van producten door het telen en kweken van tuinbouwgewassen, op open grond of in kassen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van biomassavergisting.

1.179 tuinbouwgewassen

Groenten, vruchten, bloemen, sierplanten, bomen niet zijnde bosbouw, bollen of zaden.

1.180 tuinrecreatie

Het in ondergeschikte mate aan de bestemming openstellen van een erf voor publiek voor dagrecreatie in de vorm van een showtuin, theeschenkerij, beeldentuin en daarmee te vergelijken activiteiten.

1.181 tunnelkas

Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.

1.182 volkstuin

een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;

1.183 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

1.184 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.185 voorgevelrooilijn

De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;

  • langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
  • langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.

1.186 voorkeursgrenswaarde

de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.187 vrij beroep

de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;

1.188 vrijloopstal

Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.

1.189 vrijstaand woongebouw

woongebouw dat niet met een ander woongebouw of ander gebouw op een aangrenzend bouwperceel verbonden is;

1.190 wellness

het bedrijfsmatig exploiteren van gebouwen met bijbehorende voorzieningen, waarbij de mogelijkheid wordt geboden om zowel actief als passief te werken aan de gezondheid en het welzijn van de mens. Onder bijbehorende voorzieningen wordt in ieder geval begrepen de detailhandel in wellnessgerelateerde producten;

1.191 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.192 winkel

Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.

1.193 wolfseind

afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;

1.194 wonen

Permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning.

1.195 woning

een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (niet-meervoudige woning);

1.196 woonboerderij

één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige )agrarische bedrijfsruimten;

1.197 woongebouw

een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;

1.198 woonwagen

een voor permanente bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een woonwagenstandplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst;

1.199 woonwagenstandplaats

een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten;

1.200 zadeldak

een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;

1.201 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.202 zijgevel

de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde gevel van een gebouw;

1.203 zolder

een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;

1.204 zoneplichtige weg

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;

1.205 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens

wordt gemeten over de afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens waar die het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen

wordt gemeten de afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw waar die het kortst is;

2.3 de breedte van een gebouw

wordt gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw, op dat punt waar de zijgevels het verst van elkaar staan;

2.4 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de dakhelling

wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de horecavloeroppervlakte

wordt gemeten als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het ruimten betreffen, die worden gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

2.9 de horizontale diepte van een gebouw

wordt gemeten over de kortste afstand van de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het verst van de weg is gelegen;

2.10 de inhoud van een bouwwerk:

wordt gemeten tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.11 de oppervlakte van het bebouwde erf

de oppervlakte van de figuur die het complex met alle gebouwen, overkappingen, silo's en bassins op het bouwperceel -zowel binnen als buiten het bouwvlak- omsluit, en die wordt gevormd door op elkaar aansluitende strakke en rechte lijnen te trekken rond het complex, op zodanige wijze dat de kleinste omtrek ontstaat;

2.12 de oppervlakte van een bouwwerk

wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing;

2.13 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

2.14 de verkoopvloeroppervlakte

de bedrijfsvloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten e.d.;

2.15 geluidsbelasting

de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) van een geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of op de grens of grenzen van het terrein, voorzover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidsgevoelig object gebruikt mag worden;

2.16 het peil

de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang tot het plangebied.

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;

2.17 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens het plan toegelaten overbouwde oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch - Agrarisch Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. een agrarisch bedrijf, met uitzondering van een intensieve veehouderij;
  2. b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen;
  3. c. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  4. d. landschappelijke inpassing, onder andere in de vorm van hoogopgaand groen ter afscherming van bedrijfsgebouwen;
  5. e. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
  6. f. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
  7. g. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • wegen en paden;
  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • speelvoorzieningen;
  • extensieve dagrecreatie;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

3.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bijzondere paardenhouderijen, met bijbehorende bouwwerken en andere werken;
  2. b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen;
  3. c. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
  4. d. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • parkeervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen

en tevens voor:

4.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 5 Bedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van Bedrijven: Bedrijf onder de milieucategorieën categorieën 1, 2 en 3.1; hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen;
  2. b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met daaraan ondergeschikt:

  • kantines voorzover die dienen ten behoeve van de doeleinden genoemd onder 5.1 sub a;
  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen.

en tevens voor:

5.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Specifieke gebruiksregels

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.6 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Bedrijf - Nutsvoorziening

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. nutsvoorzieningen, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen ;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen en tevens voor:

6.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie een vrij beroep als opgenomen in Bijlage 11 of een overigaan-huis-verbonden beroep of bedrijf als opgenomen in Bijlage 12 en/of
  2. b. zakelijke dienstverlening;
  3. c. maatschappelijke dienstverlening;
  4. d. bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van Bedrijven: Gemengd, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtigeinrichtingen en risicovolle inrichtingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen;

7.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

7.3 Afwijken van de bouwregels

7.4 Specifieke gebruiksregels

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Gemengd - Vab

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - VAB' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

wonen, al dan niet in combinatie een vrij beroep als opgenomen in Bijlage 11 of een overigaan-huis-verbonden beroep of bedrijf als opgenomen in Bijlage 12;

  1. b. zakelijke dienstverlening;
  2. c. maatschappelijke dienstverlening;

bedrijven onder de milieucategorieën 1 en 2 die zijn genoemd in de bij de regels behorende Staat van Bedrijven: Gemengd, hieronder niet begrepen geluidszoneringsplichtigeinrichtingen en risicovolle inrichtingen;

  1. d. behoud en herstel van de hoofdvorm van voormalige boerderijpanden;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende tuinen, erven en additionele voorzieningen;

8.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 9 Maatschappelijk

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. wonen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen';

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

9.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 10 Verkeer - Railverkeer

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. spoorwegen;
  2. b. spoorwegvoorzieningen en overige voorzieningen voor het wegverkeer;
  3. c. openbare nutsvoorzieningen;
  4. d. water;

met dien verstande dat:

  1. 1. binnen de bestemming zijn de bij het railverkeer gebruikelijke voorzieningen zoals bermbeplanting, wachtruimte, spoorwegovergangen en dergelijke begrepen;
  2. 2. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een wijziging van het aantal spoorbanen voorziet.

Onder 'water' is tevens de berging van water begrepen.

10.2 Bouwregels

Artikel 11 Wonen - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfunctie:

  1. a. wonen, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - geluidsgevoelig object uitgesloten' is geen geluidsgevoelig object toegestaan.

en voor de ondergeschikte functies:

  1. b. bedrijf of beroep aan huis;
  2. c. atelier ter plaatse van de aanduiding atelier;
  3. d. erf;
  4. e. tuin;
  5. f. speelvoorziening;
  6. g. nutsvoorziening;
  7. h. water;

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits hierbij

  • geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
  • sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
  • sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
  • geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
  • geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,

met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
  2. b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. het bepaalde in 11.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot ten hoogste 5 meter hoogte.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 12 Wonen - 1a

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een vrij beroep als opgenomen in de Lijst vrije beroepen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;

en tevens voor:

12.2 Bouwregels

Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:

12.3 Afwijken van de bouwregels

12.4 Specifieke gebruiksregels

12.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 13 Woongebied

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroepsmatige of bedrijfsmatige activiteit aan huis zoals vermeld in Bijlage 11;
  2. b. groenvoorzieningen en water;
  3. c. parkeervoorzieningen;
  4. d. wegen met een functie voor intern verkeer;
  5. e. fiets- en voetpaden;
  6. f. openbare nutsvoorzieningen;

al dan niet in combinatie met:

  1. g. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';

Binnen de bestemming zijn paden, speelvoorzieningen, sierbestrating en overige verhardingen begrepen. Onder 'water' is tevens de berging van water begrepen.

13.2 Bouwregels

13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;

nadere eisen stellen aan:

  1. c. de plaats van gebouwen in die zin dat de gebouwen in de naar de weg gekeerde bouwgrens moeten worden gebouwd;
  2. d. de plaats en bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een grotere horizontale oppervlakte dan 6 m2 en/of een grotere hoogte dan 1,5 m, voor zover wordt gebouwd buiten het bouwvlak;

13.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • stedenbouwkundig karakteristieke gebouwen;
  • landschap, natuur en milieu;

bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  1. a. lid 13.2.1 sub f en g voor de bouw van een hoofdgebouw achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. b. lid 13.2.1 sub h voor de bouw van een hoofdgebouw op ten minste 2 m afstand van de zijdelingse perceelgrens;
  3. c. lid 13.2.2 sub a voor de bouw van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen buiten het bouwvlak of op een grotere afstand dan 30 m uit de bouwgrens tot een maximum oppervlak van 30 m2, met dien verstande dat voor woningen, die zijn gelegen binnen het door Provinciale Staten vastgesteld buitengebied, zoals bedoeld in artikel 2.13.8 van de Omgevingsverordening provincie Groningen, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;
  4. d. lid 13.2.2 sub b voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen tot de bouwgrens, dan wel tot 3 m daarvoor;
  5. e. lid 13.2.2 sub d voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen of overkappingen met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m;
  6. f. lid 13.2.2 sub e voor een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 80 m2 indien de oppervlakte van een bouwperceel minder bedraagt dan 1.000 m2 of voor een gezamenlijke oppervlakte van 100 m2, indien de oppervlakte van en bouwperceel meer bedraagt dan 1.000 m2;
  7. g. lid 13.2.3 sub a voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot ten hoogste 5 m, met dien verstande dat de bouw van reclamemasten niet is toegestaan;
  8. h. lid 13.1 juncto lid 13.2 voor het bouwen van een zelfstandige sanitaire eenheid bij een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein, zoals bedoeld in lid 13.6 onder b tot een bebouwd oppervlakte van ten hoogste 50 m2 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, met dien verstande dat voor woningen, die zijn gelegen binnen het door Provinciale Staten vastgesteld buitengebied, zoals bedoeld in artikel 2.13.8 van de Omgevingsverordening provincie Groningen, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofd- en bijgebouwen niet meer bedraagt dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte, indien deze meer bedraagt;

13.5 Specifieke gebruiksregels

13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.5 ten behoeve van:

  1. a. het gebruik van de gebouwen voor detailhandelsactiviteiten aan huis, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de woonfunctie blijft in ruimtelijke en visuele zin primair;
    2. 2. de activiteiten worden uitsluitend inpandig verricht;
    3. 3. maximaal 25% van de vloeroppervlakte van hoofd- en bijgebouwen mag worden gebruikt, met een maximum van 60 m2 brutovloeroppervlak;
    4. 4. naast producten van eigen kweek of met eigen producten gemaakte eindproducten, mogen in beperkte mate door derden gefabriceerde producten worden verkocht waarvoor 10% van het toegestane bruto-vloeroppervlak mag worden aangewend;
    5. 5. degene die de activiteiten uitoefent, dient ook (hoofd)bewoner van de woning te zijn;
    6. 6. reclame-uitingen dienen zich conform de Algemene Plaatselijke Verordening te beperken tot een bord of borden van bescheiden omvang; gezamenlijk geen grotere oppervlakte dan 0,5 m2 en geen van alle een grotere afmeting in één richting dan 1 m;
    7. 7. de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten moet qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar zijn met het karakter van de omringende woonomgeving;
    8. 8. bedrijfsmatig gebruik, dat vergunning- of meldingplichtig is ingevolge de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving, is niet toegestaan;
    9. 9. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de verkeersafwikkeling en de parkeersituatie ter plaatse; ten aanzien van het laatste geldt als uitgangspunt dat dient te worden geparkeerd op eigen terrein;
  2. b. het oprichten van een kleinschalig verblijfsrecreatieterrein bij woningen, met dien verstande dat:
    1. 1. de woning een legale nevenfunctie heeft op het gebied van toerisme en/of recreatie;
    2. 2. het perceel behorende bij de woning een minimale oppervlakte heeft van 2.000 m2;
    3. 3. het aantal kampeerplaatsen niet meer bedraagt dan 15;
    4. 4. de kampeerplaatsen zijn gesitueerd binnen het bestemmingsvlak;
    5. 5. er geen stacaravans, chalets en/of trekkershutten worden opgericht;
    6. 6. de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en een kampeerplaats minimaal 25 m bedraagt;
    7. 7. de onderlinge afstand tussen het hoofdgebouw en het hoofdgebouw op het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
    8. 8. de afstand van een kampeerplaats tot de erfgrens van het direct aangrenzende erf minimaal 25 m bedraagt;
    9. 9. de onderlinge afstand tussen kleinschalige verblijfsrecreatieterreinen minimaal 500 m bedraagt;
    10. 10. sanitaire voorzieningen binnen de bestaande bebouwing dienen te worden gerealiseerd;
    11. 11. permanente bewoning anders dan van dienstwoningen niet is toegestaan;
    12. 12. het gebruik van de gronden en bouwwerken als seksinrichting niet is toegestaan;
    13. 13. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van bestaande landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden;
    14. 14. een goede landschappelijke inpassing is gewaarborgd, ten behoeve waarvan burgemeester en wethouders bevoegd zijn nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van de kampeerplaatsen en landschappelijke inpassingen, onder andere door het aanbrengen van beplantingen.

13.7 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 14 Waarde - Archeologie - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

14.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in 14.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 14.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd.
  4. d. De voorwaarden als bedoeld in 14.2 gelden niet indien het bouwwerk ter vervanging van een bestaand bouwwerk wordt opgericht en de oppervlakte buiten de oorspronkelijke locatie ten hoogste 50 m² bedraagt.

14.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

14.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  3. c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 15 Waarde - Archeologie - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

15.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 100 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor bouwactiviteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in 15.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 15.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd;
  4. d. De voorwaarden als bedoeld in 15.2 gelden niet indien het bouwwerk ter vervanging van een bestaand bouwwerk wordt opgericht en de oppervlakte buiten de oorspronkelijke locatie ten hoogste 100 m² bedraagt.

15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

15.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  3. c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 16 Waarde - Archeologie - 3

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en) en eventuele dubbelbestemmingen, mede bestemd voor:

a. de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden;

met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

16.2 Bouwregels

  1. a. Voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m², moet alvorens een omgevingsvergunning voor activiteiten wordt verleend, door de aanvrager een rapport worden overlegd waarin, naar het oordeel van het bevoegd gezag:
    1. 1. de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag kunnen worden verstoord in voldoende mate zijn vastgesteld; en
    2. 2. in voldoende mate is aangegeven op welke wijze de archeologische waarden worden bewaard en/of gedocumenteerd.
  2. b. Indien uit het in 16.2 sub a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meer van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
    1. 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    2. 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    3. 3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. c. Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de vergunning voorwaarden te verbinden als bedoeld in 16.2 sub b, wordt een archeologische deskundige om advies gevraagd;
  4. d. De voorwaarden als bedoeld in 16.2 gelden niet indien het bouwwerk ter vervanging van een bestaand bouwwerk wordt opgericht en de oppervlakte buiten de oorspronkelijke locatie ten hoogste 200 m² bedraagt.

16.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

16.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen op basis van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening één of meerdere bestemmingsvlakken met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien:

  1. a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. uit nader archeologisch onderzoek zodanig geringe archeologische waarden zijn gebleken dat bescherming daarvan in het bestemmingsplan redelijkerwijs niet langer noodzakelijk is;
  3. c. ingevolge de regels bij deze bestemming vergunde activiteiten hebben plaatsgevonden waardoor de archeologische waarden ter plaatse zijn opgeheven of niet langer bescherming behoeven.

Artikel 17 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud, bescherming en herstel van karakteristieke objecten.

17.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), gelden voor het bouwen de volgende regels:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' en 'specifieke bouwaanduiding - karakteristieke boerderij' is het niet toegestaan de bestaande goot- en bouwhoogte, kapvorm en oppervlakte van het bouwwerk, alsmede de bestaande gevelindeling en de bestaande ligging te wijzigen.
  2. b. het bepaalde onder a. geldt niet voor bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het gehele bouwwwerk is verleend en de sloop is uitgevoerd.

17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in

  1. a. 17.2 en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, kapvorm of oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande bouwwerk.

17.4 Omgevingsvergunning voor het slopen

17.5 Uitzonderingen vergunningplicht

Het gestelde onder 17.4.1 is niet van toepassing voor zover het sloop betreft:

  1. a. ten behoeve van gewoon onderhoud en herstel;
  2. b. van inpandige delen van een gebouw;
  3. c. ten behoeve van het uitvoeren van destructief onderzoek;
  4. d. die noodzakelijk is ter voorkoming van instortingsgevaar en daarbij sprake is van een acute bedreiging van veiligheid van personen of beschadiging van omliggende bebouwing en andere maatregelen het instortingsgevaar niet kunnen voorkomen;
  5. e. van bouwwerken waarvoor reeds een sloopvergunning voor het slopen van het volledige bouwwerk is verleend.

17.6 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 18 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 19 Algemene Bouwregels

19.1 Algemeen

  1. a. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
    1. 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
    2. 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
    3. 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden;
    4. 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 meter overschrijden.
  2. b. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
    1. 1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximum hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
    2. 2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
  3. c. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.

19.2 Ondergronds bouwen

Artikel 20 Algemene Gebruiksregels

20.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  2. b. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 21 Algemene Aanduidingsregels

21.1 Gebiedsaanduidingen

21.2 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Artikel 22 Algemene Afwijkingsregels

22.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
    1. 1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
    2. 2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft;
  2. b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
    1. 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
  3. c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
    1. 1. met ten hoogste 1 meter;
    2. 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    3. 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  4. d. de maximum (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie, tenzij de gronden ter plaatse onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
    2. 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een reclamemast;
  6. f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
    1. 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
      • in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  7. g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
    1. 1. tot een maximum inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's;
    2. 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  8. h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximum inhoud van 50 m³;
  9. i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding;
  10. j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  11. k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  12. l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  13. m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling:
    1. 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    2. 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidsgevoelig object;
    3. 3. voorzover de aanpassing niet leidt tot een afwijking van het 'dwarsprofiel' dat ter plaatse is aangegeven;
  14. n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  15. o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    2. 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    3. 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    4. 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
  16. p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats;
    2. 2. de in sub 1 genoemde periode(n) vindt/vinden plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. 3. buiten de in sub 1 genoemde kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn;
    4. 4. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking;
  17. q. het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen;
  18. r. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 19.2.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
    2. 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    3. 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
  19. s. het plaatsen van één, of ten hoogste 3, kleinschalige windturbine(s), mits:
    1. 1. voldaan wordt aan het toetsingskader uit de beleidsregels kleinschalige windturbines zoals opgenomen in Bijlage 6 met de bijbehorende kaart in Bijlage 7.

22.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 22.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 22.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen.
  3. c. Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat:
    1. 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
    3. 3. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
    4. 4. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
    5. 5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

Artikel 23 Algemene Wijzigingsregels

23.1 Wijzigingsbevoegdheid

23.2 Voorwaarden aan de wijziging

Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij in ieder geval betrokken worden:

  1. a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
  2. b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
  3. c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
  4. d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.

23.3 Procedureregels

Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheden wordt artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening in acht genomen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 24 Overgangsrecht

24.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

24.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 24.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.

24.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

24.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

24.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

24.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 24.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

24.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 24.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

24.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

24.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 25 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Verzamelbestemmingsplan - 2018 2.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Opstellen Verzamelbestemmingsplan

Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. De gemeente Midden-Groningen werkt met het instrument 'verzamelbestemmingsplannen'.

Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.

Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.

Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen en correcties doorgevoerd.

1.2 Locaties In Verzamelbestemmingsplan

Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0001.png"

Figuur 1. Overzichtskaart

  1. 1. Foxhol - Meeuwenstraat 8
    Deze grond wordt bij een woonperceel gevoegd en krijgt de bestemming wonen.
  2. 2. Hellum - Westerzanden 2
    Hierbij krijgen 2 kleinschalige windturbines een aanduiding op de kaart. Er is hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan.
  3. 3. Kolham - De Valckelaan 2
    Hierbij krijgen 2 kleinschalige windturbines een aanduiding op de kaart. Er is hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan.
  4. 4. Overschild - Graauwedijk 74
    Hierbij krijgen 3 kleinschalige windturbines een aanduiding op de kaart. Er is hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt vastgelegd in dit bestemmingsplan.
  5. 5. Overschild - Westerpaauwenweg 6
    Met een binnenplanse afwijking is vergunning verleend voor het gebruiken van het bijgebouw voor recreatief gebruik. Dit wordt vastgelegd in het bestemmingsplan.
  6. 6. Sappemeer - Slochterstraat 82
    Bij deze locatie wordt wonen de hoofdbestemming nu de bedrijvigheid al een aantal jaren is beëindigd.
  7. 7. Schildwolde - Hoofdweg 109
    De aanduiding bedrijfswoning wordt toegevoegd (bestaande bedrijfswoning). Bij de actualisering van het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde is deze aanduiding weg gevallen.
  8. 8. Schildwolde - Hoofdweg 200
    De aanduiding bedrijfswoning wordt toegevoegd (bestaande bedrijfswoning). Bij de actualisering van het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde is deze aanduiding weg gevallen.
  9. 9. Siddeburen - Reint Dijkemastraat 6/6A
    De bestemming (aanduiding) van de bovenwoning gaat van dienstwoning naar burger- woning. Er is hiervoor een omgevingsvergunning verleend. Dit wordt vastgelegd in het bestemmingsplan.
  10. 10. Tjuchem - Hoofdweg 75
    Een voormalige school krijgt de bestemming gemengd-2.
  11. 11. Zuidbroek - Kerkstraat 86
    Er blijkt een fout te zitten in het bestemmingsplan. Het perceel Kerkstraat 86 hoort de aanduiding detailhandel te hebben. De functieaanduiding is per abuis gehangen aan het buurperceel (Kerkstraat 88).
  12. 12. Zuidbroek - Treinstation Zuidbroek
    Vergroten van de bestemming verkeer ten behoeve van de verlenging van het bestaande tussenperron.

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

Voor het verzamelbestemmingsplan 2018 II zijn diverse bestemmingsplannen relevant. Hieronder is per locatie aangegeven welk bestemmingsplan van toepassing is. In hoofdstuk 2 worden deze bestemmingsplannen en de verschillende locaties beschreven.

  1. 1. Foxhol - Meeuwenstraat 8
    Bestemmingsplan 'Woongebieden', vastgesteld op 10 juni 2013.
  2. 2. Hellum - Westerzanden 2
    Bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', vastgesteld op 4 april 2013.
  3. 3. Kolham - De Valckelaan 2
    Bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', vastgesteld op 4 april 2013.
  4. 4. Overschild - Graauwedijk 74
    Bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', vastgesteld op 4 april 2013.
  5. 5. Overschild - Westerpaauwenweg 6
    Bestemmingsplan 'Buitengebied 2012', vastgesteld op 4 april 2013.
  6. 6. Sappemeer - Slochterstraat 82
    Bestemmingsplan 'Woongebieden', vastgesteld op 10 juni 2013.
  7. 7. Schildwolde - Hoofdweg 109
    Bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde', vastgesteld op 28 juni 2012.
  8. 8. Schildwolde - Hoofdweg 200
    Bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde', vastgesteld op 28 juni 2012.
  9. 9. Siddeburen - Reint Dijkemastraat 6
    Bestemmingsplan 'Hellum-Siddeburen', vastgesteld op 1 november 2012.
  10. 10. Tjuchem - Hoofdweg 75
    Bestemmingsplan 'Kleine Kernen, partiële herziening 2013', vastgesteld op 19 september 2013.
  11. 11. Zuidbroek - Kerkstraat 86
    Bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde', vastgesteld op 30 november 2017.
  12. 12. Zuidbroek - Station Zuidbroek
    Bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde', vastgesteld op 30 november 2017.

1.4 Leeswijzer

Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële consequenties en de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de verschillende locaties/ontwikkelingen in het plangebied.

2.1 Foxhol - Meeuwenstraat 8

2.1.1 Bestaande situatie

Aan de Meeuwenstraat is een woning aanwezig, het betreft de helft van een twee-onder-één-kap woning. In 2017 hebben bewoners van het perceel een groenstrook aan de zijkant van het woonperceel gekocht van de gemeente. Inmiddels zijn de gronden ingericht als tuin van de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0002.png"

Figuur 2. Weergave huidige situatie plangebied.

2.1.2 Nieuwe situatie

De gronden zijn in de huidige situatie al voor het grootste deel in gebruik als tuin en maken onderdeel uit van het erf bij de woning aan de Meeuwenstraat 8. Feitelijk verandert niets in het plangebied. Het feitelijk gebruik wordt met voorliggend verzamelplan juridisch-planologisch geregeld. Daarbij wordt het bouwvlak enigszins uitgebreid op het achtererf. Hiermee is een uitbreiding van de carport mogelijk. De toegestane hoogte is hierbij 4,5 meter.

2.1.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering 4.3.2.2 externe veiligheid 4.4.2.7, Bodem (4.6.2.3) en Geluid (4.9.2.1).

2.2 Hellum - Westerzanden 2

2.2.1 Bestaande situatie

Aan de Westerzanden 2 te Hellum is een agrarisch bedrijf gevestigd. Op het erf zijn diverse gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf aanwezig. Aan de achterzijde van het erf staan twee kleinschalige windturbines van EAZ Wind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0004.png"

Figuur 4. Weergave huidige situatie plangebied.

2.2.2 Nieuwe situatie

Voor deze locatie is op basis van het beleidskader een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 2 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlak, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.

2.2.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.1), Externe veiligheid (4.4.2.1) Bodem (4.6.2.1), Ecologie (4.8.2.1), en Geluid (4.9.2.4), Archeologie (4.10.2.4), Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.3 Kolham - De Valckelaan 2

2.3.1 Bestaande situatie

Aan de Valckelaan 2 te Kolham is een agrarisch bedrijf aanwezig. Aan de zuidzijde van het perceel staan twee kleinschalige windturbines (HAT type) van EAZ Wind.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0006.png"

Figuur 6. Weergave huidige situatie plangebied.

2.3.2 Nieuwe situatie

Voor deze locatie is op basis van het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines', vastgesteld op 7 juli 2016, een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 2 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlake, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.

2.3.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing: Bedrijven en milieuhinder 4.3.2.1, Externe veiligheid (4.4.2.1), Bodem (4.6.2.1), Ecologie (4.8.2.1) Archeologie (4.10.2.4) en Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.4 Overschild - Graauwedijk 74

2.4.1 Huidige situatie

In de huidige situatie is aan de Graauwedijk 74 te Overschild een agrarisch bedrijf aanwezig. Er is vergunning verleend voor drie kleinschalige windturbines op het perceel. Twee windturbines zijn aan de achterzijde van het agrarisch erf inmiddels geplaatst. Dit zijn HAT types (horizontale as-types) van EAZ-wind.

Op de volgende afbeelding is het plangebied met rood aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0008.png"

Figuur 8. Weergave huidige situatie plangebied.

2.4.2 Nieuwe situatie

Voor deze locatie is op basis van het facetbestemmingsplan 'Kleinschalige windturbines', vastgesteld op 7 juli 2016, een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor 3 windturbines. De windturbines zijn inmiddels gebouwd. Met dit bestemmingsplan wordt de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - kleinschalige windturbines' op het perceel gelegd en wordt het bouwvlak verschoven zodat de windturbines binnen het bouwvlak, conform provinciale regels, vallen. Dit is een ambtelijke wijziging op basis van de bestaande (en verleende situatie). Met het bestemmingsplan kunnen de windturbines gedurende hun levensduur worden toegestaan op het perceel.

2.4.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.1), Externe veiligheid (4.4.2.1) Bodem (4.6.2.1), Ecologie (4.8.2.1), Geluid (4.9.2.4), Archeologie (4.10.2.4) en Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.5 Overschild - Westerpaauwenweg 6

2.5.1 Bestaande situatie

Aan de Westerpaauwenweg 6 te Overschild zijn momenteel twee hoofdgebouwen aanwezig. De oorspronkelijke woning is de woning die het dichtst bij het gemaal ligt. Vanwege mogelijke hinder en onderhoud is besloten een nieuwe woning op grotere afstand van het gemaal te vergunnen, de oorspronkelijke woning zou destijds gesloopt worden. Het slopen van de oorspronkelijk woning is nooit uitgevoerd. In de bestaande situatie is dit gebouw nu als bijgebouw bij de woning aan de wegzijde in gebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0010.png"

Figuur 10. Weergave huidige situatie plangebied.

2.5.2 Nieuwe situatie

Op dit perceel is ooit een nieuwe woning vergund omdat de bestaande woning te dicht bij het gemaal gelegen was. Die woning zou volgens opgaaf gesloopt worden. Dat is nooit gebeurd, het pand is gebruikt als schuur/berging. Daardoor is de situatie t.o.v. het gemaal formeel ook nooit opgelost. Initiatiefnemer heeft verzocht het bijgebouw recreatief (Bed & Breakfast) te gebruiken. Het huidige verzoek geeft de ruimte tot ambtelijk wijzigen naar een bestemming die dit recreatief gebruik mogelijk maakt. Het bijgebouw krijgt een aanduiding ten behoeve van deze functie.

2.5.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.3), Externe veiligheid (4.4.2.7 Bodem (4.6.2.1) en Ecologie (4.8.2.2), Geluid (4.9.2.4), Archeologie (4.10.2.1), Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.6 Sappemeer - Slochterstraat 82

2.6.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is op het perceel aan de Slochterstraat 82 één woning aanwezig. Aan de achterzijde van Slochterstraat 82 was een wasserij gevestigd. Inmiddels zijn deze activiteiten al geruime tijd beëindigd en bestaan geen reden meer om de gronden nog bedrijfsmatig te gebruiken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0012.png"

Figuur 12. Weergave huidige situatie plangebied.

2.6.2 Nieuwe situatie

In de toekomstige situatie is het perceel in gebruik overeenkomstig het huidige gebruik, wonen. De voormalige bedrijfswoning is al geruime tijd als zodanig in gebruik. Met voorliggend bestemmingsplan vindt de feitelijk situatie aansluiting met de juridisch-planologische situatie.

2.6.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering 4.3.2.4, Externe veiligheid (4.4.2.2), Bodem (4.6.2.3) en Ecologie (4.8.2.2) Archeologie (4.10.2.4), Cultuurhistorie 4.11.2.3.

2.7 Schildwolde - Hoofdweg 109

2.7.1 Huidige situatie

Aan de Hoofdweg 109 is een timmerbedrijf gevestigd. Op de gronden is naast de benodigde bedrijfsruimte ook een bedrijfswoning aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0014.png"

Figuur 14. Weergave huidige situatie plangebied.

2.7.2 Nieuwe situatie

De nieuwe situatie betreft slechts een ambtelijke wijziging. In de huidige situatie is namelijk een bedrijfswoning aanwezig. Bij de actualisering van het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde is de aanduiding hiervoor weggevallen. Bedrijfswoningen zijn binnen de bestemming bedrijf alleen toegestaan wanneer deze zijn voorzien van een passende aanduiding. Per abuis is deze aanduiding niet aanwezig. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de reeds aanwezige bedrijfswoning alsnog voorzien van de juiste aanduiding.

2.7.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering 4.3.2.5, Externe veiligheid 4.4.2.7, Bodem (4.6.2.1), Ecologie (4.8.2.2) Geluid (4.9.2.4) Archeologie 4.10.2.2, en cultuurhistorie 4.11.2.1.

2.8 Schildwolde - Hoofdweg 200

2.8.1 Bestaande situatie

Aan de Hoofdweg 200 te Schildwolde is een opslag en loonbedrijf gevestigd. Naast de bedrijfsactiviteiten is een bedrijfswoning aanwezig.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0016.png"

Figuur 16. Weergave huidige situatie plangebied.

2.8.2 Nieuwe situatie

De nieuwe situatie is hetzelfde als de huidige situatie. Bij vaststelling van het bestemmingsplan in 2012 is vergeten de aanduiding 'bedrijfswoning' op te nemen. Met dit verzamelbestemmingsplan wordt deze omissie hersteld.

2.8.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing: Bedrijven en milieuzonering 4.3.2.6, Externe veiligheid (4.4.2.7), Bodem (4.6.2.3), Ecologie (4.8.2.2), Geluid (4.9.2.4), Archeologie (4.10.2.3), Cultuurhistorie (4.11.2.2).

2.9 Siddeburen - Reint Dijkemastraat 6/6a

2.9.1 Bestaande situatie

Op dit adres (6) is Mobilé fitness en fysiotherapie geweest. Boven het bedrijf is een woning aanwezig (6A). Deze woning is op grond van de bestemming bedoeld als dienstwoning. Er is een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik als burgerwoning. Dit wordt verwerkt in dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0018.png"

Figuur 18. Weergave huidige situatie plangebied.

2.9.2 Nieuwe situatie

Op 26 oktober 2017 is er een omgevingsvergunning verleend voor het gebruik van de Reint Dijkemastraat 6A in Siddeburen als burgerwoning. Er wordt hierbij geen woning toegevoegd. Er wordt alleen een bedrijfswoning omgevormd tot burgerwoning. Door middel van een akoestisch onderzoek is hierbij aangetoond dat het aanpandig gelegen bedrijf (Mobilé Wellness) niet in zijn bedrijfsvoering zal worden beperkt door het gewijzigd gebruik. Er ruimschoots aan de geluidseisen voor geluidgevoelige ruimten worden voldaan. Het gebruik als burgerwoning levert geen belemmeringen op voor gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden.

Er komt een aanduiding op het perceel, waarbij nummer 6A (de bovenwoning) als burgerwoning wordt aangeduid.

2.9.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.7), Externe veiligheid 4.4.2.3, en Bodem 4.6.2.3, Ecologie (4.8.2.2), Geluid (4.9.2.4), Archeologie ( 4.10.2.4), en Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.10 Tjuchem - Hoofdweg 75

2.10.1 Huidige situatie

Aan de Hoofdweg 75 Tjuchem staat een voormalige basisschool (Lutje Til). De gebouwen en gronden zijn al geruime tijd niet meer als zodanig in gebruik. Momenteel wordt het pand via een gedoogbeschikking bewoond als anti-kraakpand. Het pand en de gronden worden verkocht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0020.png"

Figuur 20. Weergave huidige situatie plangebied.

2.10.2 Nieuwe situatie

De nieuwe situatie komt grotendeels overeen met de huidige situatie. De aanwezige bebouwing blijft bestaan. Men is voornemens hier naast wonen enkele kleine bedrijfsactiviteiten uit te gaan oefenen. De bestemming wordt hiervoor in 'Gemengd - 2' gewijzigd waarbinnen wonen en kleinschalige bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan.

2.10.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.8), Externe veiligheid (4.4.2.4), Bodem (4.6.2.3), Ecologie (4.8.2.2), Geluid (4.9.2.3), Archeologie (4.10.2.4), Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.11 Zuidbroek - Kerkstraat 86

2.11.1 Huidige situatie

Aan de Kerkstraat 86 te Zuidbroek staat een woning waarin ondergeschikte detailhandel plaatsvindt. Het betreft detailhandel in dierenverzorgingsproducten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0022.png"

Figuur 22. Weergave plangebied

2.11.2 Nieuwe situatie

Hoewel de bedrijfsactiviteiten al geruime tijd op deze locatie aanwezig zijn, is per abuis bij actualisatie van het bestemmingsplan in 2017 de aanduiding 'detailhandel' niet opgenomen. Met voorliggend verzamelplan wordt deze aanduiding alsnog opgenomen.

2.11.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.9), Externe veiligheid 4.4.2.5, Bodem 4.6.2.1, Ecologie 4.8.2.2, Geluid 4.9.2.4, Archeologie (4.10.2.4), Cultuurhistorie (4.11.2.3).

2.12 Zuidbroek - Treinstation Zuidbroek

2.12.1 Bestaande situatie

Aan de Stationsstraat te Zuidbroek is het treinstation van Arriva gevestigd. Treinstation bestaat uit twee perrons waar de stoptreinen Groningen - Leer, Groningen - Bad Nieuweschans, en Groningen - Veendam stoppen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20182-va01_0024.png"

Figuur 24. Weergave huidige situatie plangebied.

2.12.2 Nieuwe situatie

In 2021 wordt de dienstregeling van het spoor tussen Groningen en Winschoten aangepast. Deze wijziging in dienstregeling heeft gevolgen voor de vormgeving van het spoor en het station Zuidbroek. Het bestaande tussenperron wordt verbreed en verlengd. Het perron aan de noordzijde wordt verlengd met 40 m. Zowel het bestaande als het nieuwe perron past niet binnen de vigerende bestemming.

2.12.3 Relevante onderzoeken

Voor deze ontwikkeling zijn de volgende onderzoeken van toepassing:

Bedrijven en milieuzonering (4.3.2.10), Externe veiligheid (4.4.2.6), Bodem (4.6.2.3), Ecologie (4.8.2.2), Geluid (4.9.2.4) Archeologie (4.10.2.4), Cultuurhistorie (4.11.2.3).

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.

De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.

Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.

Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.2.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.

De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:

  • Waddenzee en waddengebied.
  • Hoofdwegen en landelijke spoorwegen.
  • Elektriciteitsvoorziening.
  • Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
  • Natuurnetwerk Nederland.

3.1.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan heeft geen betrekking op rijksbelangen. Het rijksbeleid werkt wel door in het beleid van lagere overheden. Het rijksbeleid werkt tevens door in de verschillende omgevingsaspecten die in dit bestemmingsplan zijn getoetst. Dit komt in de volgende paragrafen en Hoofdstuk 4 aan de orde. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie

De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.

In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  1. 1. Versterken van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen;
  2. 2. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen;
  3. 3. Voorwaarden scheppen voor een goede infrastructuur ven ruimte voor veilige winning, transport en opslag van duurzame energie;
  4. 4. Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving.


Natuur en landschap

  1. 5. Beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie;
  2. 6. Beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland.


Water

  1. 7. Zorgen voor bescherming tegen wateroverlast en overstromingen
  2. 8. Zorg dragen voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water


Mobiliteit

  1. 9. Zorgen voor goede en veilige (inter)nationale, provinciale en regionale bereikbaarheid over weg, water, spoor, door de lucht en digitaal


Milieu

  1. 10. Tegengaan van milieueffecten en -hinder door te sturen op de kwaliteit van water, lucht, geluid en bodem;
  2. 11. Streven naar een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een veilige winning en opslag van (delf)stoffen

Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn:
Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.

3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening

In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.

  • Titel 2.2 Zorg voor ruimtelijke kwaliteit
  • Titel 2.3 Bundeling van verstedelijking

3.2.3 Provinciaal buitengebied

In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.

In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locaties vallen binnen het provinciaal buitengebied:

  • Graauwedijk 74 - Overschild
  • Westerzanden 2 - Hellum
  • De Valckelaan 2 - Kolham

De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bebouwd gebied'.

Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.

3.2.4 Conclusie

De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening.

3.3 Regionaal Beleid

De gemeente Midden-Groningen valt binnen twee woningmarkt regio's. De voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Slochteren zijn deelnemer in de Regio Groningen-Assen. De voormalige gemeente Menterwolde is deelnemer in de Regio Oost-Groningen. Voor de gemeente Midden-Groningen wordt één gezamenlijke nieuwe Woonvisie opgesteld. In deze Woonvisie wordt onder andere vastgelegd hoe wordt omgegaan met de regionale afspraken uit de twee woningmarkt regio's. Totdat de nieuwe Woonvisie wordt vastgesteld blijft het beleid van en de gemaakte afspraken in de voormalige gemeenten van kracht.

Onderstaand wordt ingegaan op de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Het beleid uit Oost-Groningen wordt niet besproken, omdat de locaties die zijn meegenomen in dit verzamelbestemmingsplan niet binnen deze regio liggen.

3.3.1 Regiovisie Groningen-Assen 2030

De provincies Groningen en Drenthe en elf gemeenten daaruit werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling. De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen.

De doelen van de ontwikkeling en samenwerking zijn neergelegd in de Regiovisie Groningen-Assen 2030 en in de daaraan gekoppelde uitvoeringsconvenant. Deze regiovisie is in 29 november 2004 vastgesteld. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen, Economie, Bereikbaarheid en Regionale & Innovatieve projecten.

3.3.2 Conclusie

Met dit verzamelbestemmingsplan worden 1 nieuwe woning mogelijk gemaakt (hergebruik van bestaande pand binnen de bebouwde kom). Dit betreft Hoofdweg 75 in Tjuchem. Dit is overeenkomstig bestaand gebruik en bestaande afspraken. Dit past binnen de afspraken die gemaakt zijn met de Regio Groningen-Assen.

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Kompas gemeente Midden-Groningen

Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.

Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.

Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners.

De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.

Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over een gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.

Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.

Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.

Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:

  • het innoveren van de arbeidsmarkt en economie;
  • het creëren van nieuwe partnerschappen en allianties en bestaande allianties versterken:
  • excellente dienstverlening voor ondernemers en instellingen;
  • beschikbaarheid van snel internet;
  • meer regionale waarde voor de landbouw;
  • blijvende vernieuwing van de maakindustrie;
  • duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking;
  • energietransitie om de afhankelijkheid van fossiele energie te verkleinen;
  • bredere samenwerkingsverbanden;
  • uitwerken van de regionale agenda.

3.4.2 Harmonisatie beleid

Het beleid van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde moet geharmoniseerd worden tot nieuw beleid voor Midden-Groningen. Hierbij vormen de uitgangspunten en bouwstenen uit het Kompas de basis. Het huidige beleid is (met een aantal uitzonderingen, waaronder bestemmingsplannen) geldig tot 1 januari 2020. Voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook getoetst aan het beleid van de voormalige gemeenten, voor zover het relevant is voor dit verzamelbestemmingsplan.

3.4.3 Ecologische basiskaart

Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen’ opgesteld.

De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.

Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.8 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen.

4.1 Schaduw

4.1.1 Inleiding

Slagschaduw
Bij het in werking hebben van een windturbine worden ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering de bij ministeriële regeling (Activiteitenregeling) te stellen maatregelen toegepast.

In artikel 3.12 lid 1 Activiteitenregeling is gesteld dat:

Ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering is de windturbine voorzien van een automatische stilstandvoorziening die de windturbine afschakelt indien slagschaduw optreedt ter plaatse van gevoelige objecten voor zover de afstand tussen de windturbine en de gevoelige objecten minder dan 12 maal de rotordiameter bedraagt en gemiddeld meer dan 17 dagen per jaar gedurende meer dan 20 minuten per dag slagschaduw kan optreden en voor zover zich in de door de slagschaduw getroffen uitwendige scheidingsconstructie van gevoelige gebouwen of woonwagens ramen bevinden. De afstand geldt van een punt op ashoogte van de windturbine tot de gevel van het gevoelige object.

Op de verschillende windturbines is een stiltstandvoorziening aanwezig. Hierdoor kan slagschaduw op een gevoelig object worden voorkomen.

4.1.2 Toetsing

Geconcludeerd kan worden dat voor het aspect slagschaduw wordt voldaan het Activiteitenbesluit. Er is geen sprake van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voor de windturbines op de vier adressen.

4.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

4.2.1 Inleiding

Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving.

Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:

  • Beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling.
  • Indien de ontwikkeling ligt buiten het bestaande stedelijk gebied moet tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.

Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.

4.2.2 Toetsing

Stedelijke ontwikkeling

Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of er wel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.

Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.

Behoefte

Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.

De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeftes. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.

4.2.3 Conclusie

De Ladder voor duurzame ontwikkeling is niet van toepassing op het plan. Daarnaast vloeien de meegenomen ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen voort uit een directe behoefte.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

4.3.1 Inleiding

Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).

Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied' onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.

De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.

4.3.2 Toetsing

4.3.3 Conclusie

Wat betreft het aspect milieuhinder is het verzamelbestemmingsplan uitvoerbaar.

4.4 Externe Veiligheid

4.4.1 Inleiding

Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.

Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.

Plaatsgebonden risico
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:

  • door uitbreiding van risicovolle activiteiten: de kans op een ongeval neemt toe;
  • door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw): het aantal mogelijke doden neemt toe.

In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.

Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden om het risico te verminderen;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.

Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen.

  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor het plaatsgebonden risico (PR). Het bestemmingsplan mag binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten mogelijk maken. Ook risicoverhogende objecten mogen niet. Risicoverhogende objecten zijn bijvoorbeeld windmolens (afvallende wieken) en hoogspanningslijnen. Beperkt kwetsbare objecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
  • De gemeente moet het groepsrisico (GR) verantwoorden. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. Het invloedsgebied bij brandbare vloeistoffen reikt tot net buiten de 10-6 contour. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet het invloedsgebied per geval berekend worden.
  • De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor belemmeringenstrook met aanleg vergunningstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.

Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.

Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) van toepassing.

Basisnet
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.

De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.

  • Binnen 30 meter van de rand van wegen en spoorwegen in het basisnet mogen geen nieuwe objecten of functies voor beperkt zelfredzame personen worden toegestaan (scholen, zorgwoningen, zorgcentra et cetera).
  • In de toelichting van bestemmingsplannen moeten aandacht besteedt worden aan het groepsrisico binnen 200 meter van een weg uit het basisnet. Met name de risico's van een plasbrand (een brandende plas) en een BLEVE (gasexplosie) moeten beschouwd worden.
  • In de toelichting moet ook aandacht besteedt worden aan het groepsrisico in gebieden binnen 1500 meter van de spoorweg Groningen-Zuidbroek.

4.4.2 Toetsing

4.4.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.

4.5 Water

4.5.1 Inleiding

Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.

Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.

Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.

Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen.
Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“

Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:

Onderwerp Probleem Oplossingsrichting
Ruimte voor water Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken.
Taakverdeling Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen.
Watersysteem Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem.

4.5.2 Toetsing

Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.

Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.

In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.

Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Er is bij de volgende percelen geen sprake van toevoeging van bebouwing of verharding. Het gaat om de gebruikswijziging van de bestaande bebouwing. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.

Dorp Adres Situatie
Foxhol Meeuwenstraat 2 Bestaande tuin
Hellum Westerzanden 2 bestaande windturbines
Kolham De Valckelaan 2 bestaande windturbines
Overschild Graauwedijk 74 bestaande windturbines
Overschild Westerpaauwenweg 6 bestaand recreatieverblijf
Sappemeer Slochterstraat 82 bestaande woning
Schildwolde Hoofdweg 109 bestaande bedrijfswoning
Schildwolde Hoofdweg 200 bestaande bedrijfswoning
Siddeburen Reint Dijkemastraat 6 bestaande bovenwoning
Tjuchem Hoofdweg 75 bestaande school wordt woning
Zuidbroek Kerkstraat 86 bestaande detailhandel
Zuidbroek Station Zuidbroek bestaand perron


Vooroverleg
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.

4.5.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is voor wat betreft het aspect water uitvoerbaar.

4.6 Bodem

4.6.1 Inleiding

De milieuhygiënische bodemkwaliteit mag geen belemmering zijn voor de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Verder behoort de aanwezige bodemkwaliteit te passen bij het huidige of toekomstig gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag immers geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag door menselijk handelen de bodemkwaliteit niet verslechteren (zorgplicht).

Algemene informatie over verdachte locaties, uitgevoerde bodemonderzoeken en -saneringen staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.bodemloket.nl).

Grondverzet

Voor de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. De gemeente heeft beleid opgesteld voor hergebruik van grond. Deze staan beschreven voor voormalig Hoogezand-Sappemeer in het Bodembeheerplan Hoogezand-Sappemeer (2013) en voor de voormalige gebieden van Slochteren en Menterwolde in de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen (2013).

Bodemtoets

Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van bedrijfsactiviteiten dient de initiatiefnemer na te gaan of de bodemkwaliteit voldoende in beeld is gebracht of dat er een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden, de zogenaamde bodemtoets.

4.6.2 Toetsing

4.6.3 Conclusie

Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.

4.7 Luchtkwaliteit En Geur

4.7.1 Inleiding

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:

  • woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen;
  • projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.401 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal.

PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden.

4.7.2 Toetsing

De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.

4.7.3 Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.

4.8 Ecologie

4.8.1 Inleiding

Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.

De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:

  • Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebied);
  • staatsnatuurmonumenten (gebieden in eigendom van de staat);
  • beschermde natuurmonumenten (gebieden die in eigendom zijn van particulieren, waaronder terreinbeheerders);
  • Wetlands.

Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.

Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.

4.8.2 Toetsing

4.8.3 Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.

4.9 Geluid

4.9.1 Inleiding

Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.

Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Bij 30 km wegen moet vooraf duidelijk aannemelijk kunnen worden gemaakt dat de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan 48 dB. Alleen indien geen twijfel bestaat over het beperkte aantal voertuigbewegingen over de weg is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige bebouwing, waaronder woningen. Binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB.

Railverkeerslawaai
Ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder is van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (artikel 106 Wet geluidhinder).

Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond behorende bij een zone als bedoeld in artikel 106b van de Wet geluidhinder, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen naar:

  • de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidgevoelige gebouwen of door geluidgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;
  • de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de woningen te boven zou gaan.

In de nabijheid van de verschillende percelen is geen spoorlijn aanwezig die kan bijdragen aan eventuele geluidhinder op de percelen.

Industrielawaai

Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van grote lawaaimakers enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. Het betreft de zwaardere bedrijven(terreinen).
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
Het plangebied ligt deels binnen de zone van zo'n grote lawaaimaker. Er gaat hier een geluidscontour van uit (geluidszoneringsplichtig) In paragraaf 4.9.2.3 wordt hier verder op ingegaan.

4.9.2 Toetsing

4.9.3 Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.

4.10 Archeologie

4.10.1 Inleiding

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).

In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).

De gemeente Midden-Groningen is gestart met een grote harmonisatie van de bescherming van het gemeentelijk erfgoed. In de drie voormalige gemeenten heeft in 2017 een inventarisatie plaatsgevonden van het gemeentelijk erfgoed. Het is de bedoeling medio 2018 meer gemeentelijke monumenten te selecteren en aan te wijzen, enerzijds om bijzonder waardevolle panden zo goed mogelijk te kunnen beschermen tegen gevolgen van de gaswinning, anderzijds vanwege benodigde harmonisatie van erfgoedbeleid.

Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan. Voor de gemeente Midden-Groningen is de Erfgoedverordening in meid 2018 vastgesteld. Behorend bij deze verordening is de Archeologische verwachtingskaart. De archeologische verwachtingen worden vervolgens doorvertaald in de afzonderlijke bestemmingsplannen.

4.10.2 Toetsing

4.10.3 Conclusie

Het verzamelplan is wat betreft het aspect archeologie uitvoerbaar.

4.11 Cultuurhistorie

4.11.1 Inleiding

Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.11.2 Toetsing

4.11.3 Conclusie

Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.

4.12 Kabels En Leidingen

Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.

Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.

4.13 M.e.r.-beoordeling

4.13.1 Inleiding

In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.

Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.

4.13.2 Toetsing

De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.

Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.

4.13.3 Conclusie

Voor het verzamelbestemmingsplan hoeft gezien het voorgaande geen m.e.r.-(beoordelings)procedure te worden doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.

4.14 Duurzaamheid

Met het bestemmingsplan 'Verzamelbestemmingsplan 2018-I wordt naast één verzoek van een particulier een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.

Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Hierbij moet altijd worden bedacht dat de regels en de verbeelding in samenhang moeten worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.

5.1 Wat Is Een Bestemmingsplan

In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.

Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.

De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.

5.2 Systematiek Verzamelbestemmingsplan

Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.

Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.

Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 en 5.5 worden de bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen toegelicht dit in het verzamelbestemmingsplan voorkomen.

5.3 Toelichting Basisbestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.

5.3.1 Agrarisch - Agrarisch bedrijf

Deze bestemming is toegekend aan de agrarische bedrijven in het plangebied. Het gaat dan om de Graauwedijk 74 in Overschild, Westerzanden 2 in Hellum en de Valckelaan 2 in Kolham. Specifiek gaat het hier om het aanduiden van de vergunde kleinschalige windturbines.

De volgende onderdelen worden tot het bestemmingsvlak gerekend:

  • het erf;
  • de gebouwen en overige bouwwerken die in de directe omgeving van het bedrijfsperceel aanwezig zijn;
  • de verharding in gebruik voor voeropslag.

Het agrarische bouwperceel is bestemd voor de vestiging van 1 grondgebonden agrarisch bedrijf met bijbehorende bebouwing en 1 bedrijfswoning. Alle bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak te zijn gesitueerd, inclusief voer- en mestopslag. Voor de bedrijfswoning geldt dat niet meer dan 200 m² is toegestaan voor een bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen. De oppervlakte van de bedrijfsbebouwing binnen het bouwvlak is niet gebonden aan een maximum. Ondanks de theoretische bebouwingsmogelijkheden zal een bebouwingspercentage van ongeveer 70% in de praktijk vanwege de agrarische bedrijfsvoering niet worden overschreden.

De grootte van het bouwvlak is in principe 1 hectare met afhankelijk van het ontwikkelingsperspectief van het bedrijf en de ligging een uitbreidingsgebied in de vorm van een ontheffingsgebied of wijzigingsgebied (zie Toelichting gebiedsaanduidingen). Of een uitbreidingsgebied wordt toegekend en in welke vorm dat gebeurt hangt af van het gebied waarin het perceel ligt zoals weergegeven in Bijlage 1. In groene gebieden wordt waar mogelijk een afwijkingsgebied aangegeven op de verbeelding in gele gebieden is in een aantal gevallen een wijzigingsgebied aangeven. In de rode gebieden wordt geen van beide aanduidingen in aansluiting op het bouwvlak gebruikt.

In de bestemmingsregeling is ook landschappelijke inpassing, bijvoorbeeld in de vorm van hoge beplanting ter afscherming van de bebouwing, opgenomen. Dit geldt ook voor behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden die ter plaatse voorkomen.

Bij recht is ook een agrarische paardenhouderij toegestaan. Daarnaast zijn binnen de bandbreedte van de beleidsregels bij recht de volgende nevenactiviteiten toegestaan: loonbedrijf, caravan- en of botenstalling, zorgboerderij (dagopvang), boerderijwinkel en een theetuin. Niet grondgebonden bedrijven zoals intensieve veehouderijen zijn uitsluitend toegestaan op die percelen waar gronden zijn voorzien van een functieaanduiding.

Onder voorwaarden kan daarnaast een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels voor recreatieve functies als een minicamping, groepsaccommodatie of bijzondere paardenhouderij. Daarnaast is ook een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor het exploiteren van een mest- en/of biomassavergistingsinstallatie onder voorwaarde dat deze onderdeel uitmaakt van het agrarisch bedrijf. Tenslotte is in verband met het in werking treden van de 'plattelandswoningwet' een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een agrarische bedrijfswoning te gebruiken als plattelandswoning. Hierdoor kan het bewonen van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning door derden, bewoners zonder relatie met het bijbehorende agrarisch bedrijf, worden toegestaan. Voorwaarden hierbij zijn dat er geen sprake is van onevenredige milieuhygiënische belemmeringen voor omliggende (agrarische) bedrijven, het bijbehorende agrarisch bedrijf blijft gehandhaafd en ten behoeve van het agrarisch bedrijf is geen nieuwe bedrijfswoning toegestaan.

In de bestemmingsregeling zijn ook een aantal wijzigingsregels opgenomen om de bestemming Agrarisch te wijzigen naar een niet-agrarische bestemming. Met een wijzigingsprocedure op grond van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening kan de bestemming worden gewijzigd naar Wonen -1A, Gemengd - 2, en Agrarisch - Paardenhouderij. Een voorwaarde bij het wijzigen naar een bedrijfsmatige bestemming (Gemengd) is dat een deel van de voormalige niet-karakteristieke bedrijfsgebouwen wordt gesloopt. De oppervlakte van het te slopen gedeelte is afhankelijk van de gewenste gebruiksruimte. De omvang van het te slopen bebouwing neemt toe naar mate ook de oppervlakte die gebruikt gaat worden voor een nieuwe functie, of wordt vervangen door nieuwbouw, toeneemt. Het pand waarin de woning zich bevindt (de oorspronkelijke boerderij of voormalige bedrijfswoning) mag in zijn geheel in stand blijven.

Bij het wijzigen van de agrarische bestemming naar Agrarisch - Paardenhouderij is de sloopregeling niet van toepassing.

5.3.2 Bedrijf

Deze bestemming voorziet in een regeling voor (individuele) bedrijven die niet zijn gelegen op een bedrijventerrein. Branches die hierbinnen vallen worden geregeld in de Staat van Bedrijven die in de bijlage van het bestemmingsplan is opgenomen.

Bij recht zijn bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 toegestaan. Bestaande bedrijven die niet passen binnen de bestemmingsregeling worden specifiek benoemd. Daarnaast is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen bedoeld voor bedrijven die niet genoemd worden binnen de Staat van Bedrijven maar naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, voor wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, gelijk kunnen worden gesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd.

In dit plan is de bestemming gebruikt voor het perceel Hoofdweg 109 en 200 Schildwolde. Bij beide bedrijven is de bestaande bedrijfswoning toegestaan.

5.3.3 Bedrijf - Nutsvoorziening

Deze bestemming wordt specifiek gebruikt voor nutsvoorzieningen als gas, water en electriciteitsvoorzieningen waarvoor een zelfstandig gebouw met een hoogte groter dan 1,5 meter staat binnen een bestemming anders dan Bedrijf of Bedrijventerrein. Ontsluitingswegen zijn tevens inbegrepen binnen de bestemming. In dit bestemmingsplan is deze bestemming gebruikt voor Graauwedijk 74, Overschild. Er ligt bij het agrarisch bedrijf een trafohuis.

5.3.4 Gemengd - 2

De bestemming 'Gemengd- 2' voorziet in een bestemmingsregeling waarbij uitwisseling en combineren van de volgende functies mogelijk is: wonen en lichte bedrijven. De bestemming wordt toegekend aan het perceel aan de Hoofdweg 75 in Tjuchem.

De bebouwingsmogelijkheden zijn afgestemd op het bestaande hoofdgebouw.

5.3.5 Maatschappelijk

Deze bestemming is gebruikt voor de Reint Dijkemastraat 6/6A in Siddeburen.

De bestemming is bedoeld zijn voor min of meer openbare instellingen. Deze kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn. Educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. De gronden binnen het bouwvlak mogen geheel worden volgebouwd, tenzij ter plaatse een maximum bebouwingspercentage is aangeduid.

5.3.6 Wonen -1A

Deze bestemming is gebruikt voor de Westerpaauwenweg 6 in Overschild. Het gebouw aan de zuidzijde van het perceel krijgt hierbij de gebiedsaanduiding 'bed & breakfast'.

De bestemming 'Wonen - 1A' onderscheidt zich van andere woonbestemmingen doordat het traditionele onderscheid tussen hoofd- en aangebouwde bijgebouwen niet wordt gehanteerd. De regeling biedt meer flexibiliteit door het hanteren van het begrip 'woongebouw' zijnde een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen. In voorliggend bestemmingsplan is woongebouw dus geen definitie voor een gebouw met daarin meerdere woningen die via één gemeenschappelijke toegang worden bereikt.

Deze bestemming wordt slechts toegepast ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. De regeling is ontwikkeld om een oplossing te bieden bij uitbreidingsbehoefte bij met name de traditionele kleinere arbeiderswoningen op een groot perceel. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.

De opgenomen regeling laat het onderscheid tussen het hoofdgebouw en ondergeschikte verbonden delen los, voorzover dit wordt ingevuld binnen het bouwvlak. Daarnaast wordt de spreiding van de aan de woning verbonden ruimten beperkt, waardoor de relatie met de hoofdvorm behouden blijft. De grootte van dat bouwvlak hangt af van de locatie, het overwegende bebouwingsbeeld, belendende percelen etcetera.

Met deze regeling wordt binnen het bebouwingsvlak geen onderscheid gemaakt in of gebouwtypen ondergeschikt of niet ondergeschikt zijn. Zo ontstaat meer ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Wel worden eisen gesteld aan de vormgeving; zo geldt een maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw en moet tenminste 50% van het woongebouw door een kap worden afgedekt, waarbij tenminste de naar de weg gekeerde gevel door een kap wordt voorzien. Een plat afgedekte voorzijde van een woongebouw is dus niet toegestaan.

Verschil met de andere woonbestemmingen is dan vrijstaande bijgebouwen die net buiten het bouwvlak zijn gelegen niet meer kunnen worden verbonden aan het woongebouw door een tussenvolume.

Door de situering van bouwvlak en de bouwregels wordt geregeld dat de flanken van de voorzijde van het bouwperceel worden vrijgehouden van bebouwing en - voorzover wel bebouwing is toegestaan - dat de maatvoering beperkter is. Zo wordt sturing gegeven aan de concentratie van bebouwing en bovendien wordt bepaald waar geen hoge bebouwing (hoger dan bijgebouwen/ overkappingen) kan staan. Eén en ander in verband met privacy, bezonning e.d. voor aanliggende percelen.

Om in het buitengebied op ruime percelen meer flexibiliteit te kunnen bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een deel van het woongebouw buiten het bouwvlak te situeren. Om concentratie van bebouwing niet uit het oog te verliezen geldt als voorwaarde dat de afstand tot de grens van het bouwvlak ten hoogste 10 meter bedraagt. Ook moet er minimaal 3 meter uit de (zijdelingse) perceelsgrens worden aangehouden.

5.3.7 Wonen -1

De bestemming ligt op de percelen Slochterstraat 82 in Sappemeer en de Meeuwenstraat 8 in Foxhol. Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen met tuin en erf. De bestemming is vrij flexibel. In deze specifieke situatie is sprake van bestaande woningen. Het bouwvlak is gelegen op een groot deel van het perceel. De maximaal te bebouwen oppervlakte voor wat betreft woning en bijgebouwen is 300 m2.

5.3.8 Woongebieden

Deze bestemming betreft het gebied waar de nadruk ligt op het wonen met inbegrip van de direct op het gebied betrekking hebbende verkeers- en verblijfsvoorzieningen (ontsluiting, parkeren, groen- en speelvoorzieningen en dergelijke) en nutsvoorzieningen.

In de verbeelding zijn bouwvlakken aangegeven; er dient te worden gebouwd in een strook gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens tot een diepte van ten hoogste 15 m. Bestaande grotere diepte is toegestaan.

De breedte van een woning bedraagt ten hoogste 20 m. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m. De goot- en bouwhoogte bedragen respectievelijk ten hoogste 3,5 m en 9 m, dan wel de bestaande hoogten indien deze meer bedragen. De dakhelling bedraagt voorts minimaal 40°.

De aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten in het bouwvlak worden gebouwd danwel in en strook, gemeten vanuit de naar de weg gekeerde bouwgrens, met een diepte van ten hoogste 30 m. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 60 m2 als de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 1.000 m2 bedraagt en 80 m2 als de oppervlakte meer dan 1.000 m2 bedraagt.

De totale bebouwde oppervlakte van niet meer bedragen dan 50% van het bouwperceel.

Voor woningen die in het door de provincie vastgestelde buitengebied liggen, zoals bedoeld in artikel 3.18.3 van de Omgevingsverordening provincie Groningen, geldt dat de gezamenlijke oppervlakte van hoofdgebouw en bijgebouwen niet meer mag bedragen dan 300 m2, dan wel de bestaande oppervlakte indien deze meer bedraagt.

  • Mantelzorg

In het Besluit omgevingsrecht (bijlage II) is het gebruik van bijgebouwen zodanig verruimd dat deze vergunningvrij voor mantelzorg mogen worden gebruikt. In het bestemmingsplan is daarom alleen in de Algemene afwijkingsregels nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het tijdelijk plaatsen van een mantelzorgunit, bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.

  • Beroep en bedrijf aan huis

In alle woningen en bedrijfswoningen zijn bij recht (vrije) beroepen aan huis en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden.

Een vrije beroepsoefenaar is iemand die wordt ingehuurd om zijn individuele persoonlijke, artistieke en/of academische kwaliteiten. Meestal gaat het om een vorm van (intellectuele) dienstverlening, zoals advocaten, notarissen en makelaars die aanbieden. Daarnaast beoefenen bijvoorbeeld ook vertalers, architecten, kunstenaars en huisartsen een vrij beroep. Vanaf 1 juli 2008 zijn de vrije beroepsbeoefenaren verplicht zich te registreren in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. Voor die tijd waren ze niet inschrijfplichtig. Er bestaat een lijst van de beroepen die niet inschrijfplichtig waren. Deze lijst is in de bijlage beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten bij de regels opgenomen (zie bijlage 11). Naast de vrije beroepen zijn er ook nog andere beroepen (diensten en ambachten) en bedrijfsmatige activiteiten. De beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten zijn ook opgenomen in bijlage 11.3Afwijken van de bouwregels (bijlage bij de regels). Beide lijsten, zoals die zijn opgenomen in de bijlage, zijn niet limitatief bedoeld, dat wil zeggen dat beroepen en bedrijfsmatige activiteiten die naar de aard vergeleken kunnen worden met een in de bijlage genoemde beroeps- of bedrijfsmatige activiteit ook zijn toegestaan, mits wordt voldaan aan de criteria.

In de gebuiksregels van dit bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen (vrije) beroepen en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis.

Maximaal 25% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt voor het beroep of bedrijf aan huis, met een maximum van 60 m2. Detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte, aan het bedrijf/beroep gerelateerde detailhandel, zoals de verkoop van shampoo door een kapper aan huis. Ook internetwinkels zijn toegestaan. Er mogen daarbij uitsluitend goederen aan particulieren worden verhandeld door middel van contact met die particulieren via e-mail, fax, internet, post of telefoon. Ook mogen er geen klanten worden ontvangen behoudens een beperkte afhaalmogelijkheid en tot slot mag er geen toonbank zijn en mogen de goederen niet worden uitgestald ten verkoop. De ruimtelijke uitstraling moet in overeenstemming zijn met de woonbestemming.

Via een afwijkingsbevoegdheid kan het gebruik voor detailhandelsactiviteiten worden toegestaan. Het moet hierbij gaan om producten van eigen kweek, met eigen producten gemaakte eindproducten, alsmede in beperkte mate door derden gefabriceerde producten.

  • Hobbymatige paardenhouderij

In de woonbestemming is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om een hobbymatige paardenhouderij mogelijk te kunnen maken. Hiervoor moet het bouwperceel een oppervlakte hebben van minimaal 1.500 m2. Naast een paardenbak mogen er extra gebouwen worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 100 m2, waarvan ten hoogste 75 m2 voor de stalling van paarden mag worden benut. Deze oppervlakte van 100 m2 komt boven de oppervlakte die al voor bijgebouwen is toegestaan.

5.3.9 Verkeer - Railverkeer

De gronden bedoeld voor de spoorweg met bijbehorende voorzieningen zijn afzonderlijk bestemd. Deze bestemming geldt voor de gronden rondom het station in Zuidbroek.

5.4 Toelichting Dubbelbestemmingen

Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.

In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:

  • Leiding: waarbinnen beschermingszones van o.a. gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
  • Waarde: bijv. landschappelijke en/of archeologische waarden.
  • Waterstaat: bijv. waterbergingsgebieden of waterkeringen.

De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.

5.4.1 Waarde - Archeologie 1, 2, 3

Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan.

Op basis van het archeologiebeleid zijn ook planregels voor toepassing in het bestemmingsplan opgesteld. Er is onderscheid gemaakt in een drietal regelingen, elk specifiek van toepassing op bepaalde archeologische (verwachtings)waarden. In het plangebied liggen deze dubbelbestemmingen vooral op de agrarische percelen, maar ook op enkele plaatsen in het lint.

Waarde - Archeologie 1: van toepassing op Archeologische monumenten en cultuurhistorisch waardevolle terreinen. Bouwwerken met een oppervlakte groter dan 50 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan. Daarnaast zijn bepaalde werken of werkzaamheden, zoals egaliseren, diepploegen en ontginnen, vergunningsplichtig.

Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.

Waarde - Archeologie 3: van toepassing op gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Bouwwerken en werken of bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 200 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.

5.4.2 Waarde - Cultuurhistorie - Karakteristiek

Om bescherming mogelijk te maken, hebben karakteristieke gebouwen en erven de dubbelbestemming 'Waarde - Cultuurhistorie-karakteristiek' gekregen. Dit vloeit voort uit het facetbestemmingsplan Karakteristieke objecten. Deze dubbelbestemming is van toepassing op de bouwpercelen van alle karakteristieke gebouwen en objecten. Het doel van deze regeling is het beschermen van deze objecten en bebouwing. Aanvullend op de dubbelbestemming heeft elk object 1 of 2 aanduidingen. In dit verzamelbestemmingsplan is dit de aanduiding karakteristiek. Deze is van toepassing op Hoofdweg 109 en 200 in Schildwolde. De dubbelbestemming geldt voor het hele perceel. De aanduiding geldt voor de bebouwing.

5.5 Toelichting Gebiedsaanduidingen

5.5.1 Algemeen

Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.

Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.

In de SVBP is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. Onderstaande lijst is gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.

In het voorliggende bestemmingsplan wordt gebruik gemaakt van de volgende gebiedsaanduidingen:

5.5.2 Geluidzone - weg

In de voormalige gemeente Slochteren is langs enkele wegen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast, te weten de A7, N387 en N33. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren.

Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.

Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidsgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidsgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidsgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:

  • de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
  • de afstand van de woning tot de weg na uitbreiding niet afneemt of;
  • de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de vastgestelde hogere waarde.

Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidsgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld.

De aanduiding is van toepassing voor het plangebied in Kolham (Valckelaan 2),

5.5.3 Geluidzone- industrie

Over delen van het plangebied loopt de geluidzone van industrieterreinen. Daarvoor zijn eerder, conform de Wet geluidhinder, geluidzones vastgesteld. Deze geluidzone (de 48 c.q. 50 dB-contour) valt voor een deel binnen het plangebied en is op de plankaart aangegeven middels de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie'. Dit betekent dat vanuit de gebiedsaanduiding rekening is gehouden en afstemming is bereikt met de bepalingen uit de Wet geluidhinder. Deze aanduiding is van toepassing op het perceel aan de Hoofdweg 75 in Tjuchem en Valckelaan 2 in Kolham.

5.5.4 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen

Langs de wegen N387, N865 en N33 is de aanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' toegepast. De wegen zijn opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen, waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen is vastgelegd. Op grond van het Basisnet geldt voor deze infrastructuur dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en tevens het vestigen van nieuwe functies (scholen, zorgwoningen, zorgcentra, et cetera) voor beperkt zelfredzame personen wordt uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding is het niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen. Deze gebiedsaanduiding is van toepassing bij het station in Zuidbroek.

5.5.5 wetgevingzone - ontheffingsgebied - 1

Deze gebiedsaanduidingen wordt toegepast binnen de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' om het gebied aan te duiden waar onder voorwaarden, in aanvulling op het bouwvlak, uitbreiding van agrarische bebouwing kan plaatsvinden. Eén van de voorwaarden hierbij is dat wordt voldaan aan de zes ruimtelijke criteria die zijn gekoppeld aan de maatwerkbenadering voor schaalvergroting van agrarische bedrijven. In een ontheffingsgebied kan onder voorwaarden worden een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan worden verleend. Voor deze omgevingsvergunning wordt een reguliere (Wabo) voorbereidingsprocedure doorlopen.

5.5.6 wetgevingzone - ontheffingsgebied - dh

Langs een deel van de Hoofdweg in Slochteren is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen.

De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:

  • de maximale oppervlakte is vastgelegd op 30 m²;
  • het verbod op detailhandel is losgelaten;
  • de limitatieve lijst met activiteiten is niet van toepassing voor detailhandel.

De regel kan worden toegepast bij vrijstaande woningen langs het lint (bestemming Wonen - 1A), bedrijfswoningen (bestemming Bedrijf), agrarische bouwpercelen (bestemming Agrarisch) en gemengde percelen buiten het centrumgebied (bestemming Gemengd – 2).

5.5.7 wetgevingzone - wijzigingsgebied - 1

Deze aanduiding geldt voor de Westerpaauwenweg 6 in Overschild.

Deze aanduiding wordt toegepast op percelen die onderdeel uitmaken van de gebieden die in de Structuurvisie buitengebied van de voormalige gemeente Slochteren zijn aangewezen als kansrijke locaties voor recreatieve ontwikkelingen. Onder voorwaarden kan op deze percelen, alleen als er sprake is van bestaande bebouwing met o.a. een agrarische of woonbestemming, de bestemming worden gewijzigd naar een recreatieve bestemming ('Dagrecreatie' of 'Verblijfsrecreatie') of een bestemming 'Horeca' (categorie 1, 2 of logies). De bestaande bebouwingsmogelijkheden zijn daarbij het uitgangspunt. Daarnaast zal ondermeer voldaan moeten worden aan een goede landschappelijke inpassing, waarbij het advies van Libau wordt betrokken.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Algemeen

Dit plan heeft primair het doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente. In het plan wordt een aantal (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken van de bestemmingsregels of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.

6.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:

Het voorliggende bestemmingsplan heeft hoofdzakelijk betrekking op de bestaande situatie in het plangebied van Verzamelplan 2018-II en omvat dan ook grotendeels een regeling die conserverend van karakter is. In een aantal gevallen wordt voortgeborduurd op besluitvorming in het verleden, waarbij de economische uitvoerbaarheid al aan de orde is geweest.

Weliswaar zijn ook nieuwe ontwikkelingen voorzien, doch deze zijn veelal nog niet op hun financiële merites te beoordelen (het betreft dan zaken die via flexibiliteitsbepalingen te zijner tijd mogelijk worden gemaakt). Verder gaat het om particuliere initiatieven, waarvan de economische uitvoerbaarheid in handen ligt van de initiatiefnemers.

Daarom is het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan niet noodzakelijk.

6.3 Planschade

In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.

Het voorliggende bestemmingsplan is een actualisering van de bestaande situatie waarin niet wordt voorzien in planologische wijzigingen die het normale maatschappelijk risico zoals hiervoor genoemde overschrijden.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverleg

Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:

  • Provincie Groningen;
  • Waterschap Hunze en Aa's;
  • Veiligheidsregio Groningen;
  • Omgevingsdienst Groningen;
  • Tennet;
  • Gasunie;
  • NAM;

Ingekomen overlegreacties kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het verzamelbestemmingsplan. Ingekomen overlegreacties en eventuele inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van overlegreacties'. Deze nota is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd.

7.2 Inspraak

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden uit het plan te halen wordt het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wel ter inzage gelegd.

Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan heeft ter inzage gelegen. In deze periode heeft alleen de provincie Groningen een inhoudelijke reactie op het bestemmingsplan gegeven. Deze reactie heeft geleid tot enkele kleine aanpassingen in het bestemmingsplan. De ingekomen reactie en de inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van inspraakreacties'. Deze nota is als bijlage 3 aan deze toelichting toegevoegd. Tevens zijn enkele ambtshalve verbeteringen doorgevoerd. Ook deze zijn in de nota opgenomen.

7.3 Zienswijzen

Het ontwerp verzamelbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon iedereen het plan bekijken, vragen stellen en een zienswijze indienen. Ingekomen zienswijzen kunnen leiden tot een inhoudelijke aanpassing van het bestemmingsplan. Er zijn in deze periode geen zienswijzen ingediend.

Ambtelijke aanpassingen
Een onjuiste verwijzing in de verbeelding en regels opgemerkt. In de Algemene regels is zowel een wetgevingszone - ontheffingsgebied 1 als een wetgevingszone - wijzigingsgebied 1 opgenomen. In de Agrarische bestemming is de wetgevingzone - ontheffingsgebied van toepassing. In het ontwerpbestemmingsplan is onjuist verwezen naar de wetgevingzone - wijzigingsgebied 1. De wetgevingzone - wijzigingsgebied is in dit bestemmingsplan alleen van toepassing op het perceel aan de Westerpaauwenweg 6 want het betreft een wijziging naar horeca en verblijfsrecreatie, hetgeen in de woonbestemming van toepassing kan zijn. Binnen een agrarische bestemming is dit mogeiljk is strijd met de provinciale verordening. Dit is in de vastgestelde versie gerepareerd.

Aan de Meeuwenstraat 8 is met voorliggend verzamelbestemmingsplan de bestemming gewijzigd van 'Groen' naar 'Wonen - 1'. In overleg met de bewoner is hier een beperkt bouwvlak toegevoegd zodat realisatie van een beperkt bouwwerk mogelijk is. Hierbij is bewoning (permanent of als geluidgevoelig object) niet toegestaan, vanwege de geluidzone van het nabijgelegen industrieterrein.

7.4 Vaststelling

Op 27 juni 2019 heeft de gemeenteraad een besluit genomen tot vaststelling van het bestemmingsplan. Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.

Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het verzamelbestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.

Bijlage 1 Lijst Karakteristieke Objecten

Bijlage 1 Lijst karakteristieke objecten

Bijlage 2 Beleid Kleinschalige Windturbines - Kaart

Bijlage 2 Beleid kleinschalige windturbines - kaart

Bijlage 3 Beleid Kleinschalige Windturbines - Toetsingskader

Bijlage 3 Beleid kleinschalige windturbines - toetsingskader

Bijlage 4 Beleidsregels Horeca En Ondersteunende Horeca

Bijlage 4 Beleidsregels horeca en ondersteunende horeca

Bijlage 5 Kaart Agrarisch Met Waarden

Bijlage 5 Kaart Agrarisch met waarden

Bijlage 6 Beleidsregels Paardenhouderijen

Bijlage 6 Beleidsregels paardenhouderijen

Bijlage 7 Schaalvergroting Agrarische Bedrijven

Bijlage 7 Schaalvergroting agrarische bedrijven

Bijlage 8 Stalvloeroppervlakte Intensieve Veehouderijen

Bijlage 8 Stalvloeroppervlakte intensieve veehouderijen

Bijlage 9 Staat Van Bedrijven: Gemengd

Bijlage 9 Staat van Bedrijven: Gemengd

Bijlage 10 Staat Van Bedrijven: Bedrijf

Bijlage 10 Staat van Bedrijven: Bedrijf

Bijlage 11 Lijst Vrije Beroepen

Bijlage 11 Lijst vrije beroepen

Bijlage 12 Lijst Overige Aan Huis Verbonden Beroepen

Bijlage 12 Lijst overige aan huis verbonden beroepen

Bijlage 13 Beleidsregels Recreatieve Verblijfsaccommodaties

Bijlage 13 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties

Bijlage 14 Beleidsregels Theetuinen & Verbreding Agrarische Bedrijven

Bijlage 14 Beleidsregels theetuinen & verbreding agrarische bedrijven

Bijlage 15 Beleidsregels Aan Huis Verbonden Beroepen En Bedrijven

Bijlage 15 Beleidsregels aan huis verbonden beroepen en bedrijven

Bijlage 16 Beleidsregels Kamperen

Bijlage 16 Beleidsregels kamperen

Bijlage 1 Convenant Schaalvergroting Agrarische Bedrijven

Bijlage 1 Convenant schaalvergroting agrarische bedrijven

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Reint Dijkemastraat 6/6a

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Reint Dijkemastraat 6/6a

Bijlage 3 Nota Inspraak En Overleg

Bijlage 3 Nota inspraak en overleg