Verzamelbestemmingsplan 2019 - 1
Bestemmingsplan - gemeente Midden-Groningen
Vastgesteld op 17-10-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 aan- of uitbouw
een onderdeel van een gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.
1.2 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de planregels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bouwen van deze gronden.
1.3 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.4 achtererf
gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;
1.5 additionele voorzieningen
gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;
1.6 afhankelijke woonruimte
een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woongebouw c.q. hoofdgebouw en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van dieren en/of het telen van gewassen, uitgezonderd bijzondere paardenhouderijen, maneges, kwekerijen, boomkwekerijen, fruit- en houtteeltbedrijven, glastuinbouwbedrijven, champignonkwekerijen, bollenteeltbedrijven of vis- of wormenkwekerijen;
1.8 agrarisch dienstverlenend bedrijf
een niet-industrieel bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het verrichten van werkzaamheden voor de levering, opslag of verwerking van goederen en/of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven ter onderhoud en reparatie van landbouwmachines en landbouwwerktuigen en fouragehandels;
1.9 agrarische paardenhouderij
een agrarisch bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen van producten. Hieronder worden in ieder geval verstaan: hengstenhouderijen, fok- en opfokbedrijven en paardenmelkerijen. Onder een agrarische paardenhouderij wordt niet verstaan een bijzondere paardenhouderij;
1.10 ambachtelijk bedrijf
een bedrijf uitsluitend of overwegend gericht op het, door middel van handwerk, vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.11 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.12 ambachtelijke bedrijvigheid
het bedrijfsmatig, geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen die verband houden met het ambacht;
1.13 Andere bouwwerken
Elk bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.14 archeologisch onderzoek
een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;
1.15 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;
1.16 basisbestemming
een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;
1.17 bassin
een mest- of waterbak voor de opslag van mest of water;
1.18 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.19 bebouwingspercentage
het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het Bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;
1.20 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde;
1.21 bedrijf
elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;
1.22 Bedrijf of beroep aan huis
Een dienstverlenend bedrijf of beroep, dat in een Woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.23 bedrijfsgebouw
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.
1.24 bedrijfsvloeroppervlak
de gezamenlijke vloeroppervlakte van verkoopruimten, magazijnen, bergingen, kantoren en verblijfsruimten en de overige voor de bedrijfsvoering benodigde vloeroppervlakte.
1.25 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein, noodzakelijk is.
1.26 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.27 bestaand bouwwerk
- legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- niet legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die bestonden en zoals zij bestonden op 20 april 2000;
- bouwwerken die kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.28 bestaand gebruik
gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;
1.29 bestaande afwijking
bestaand bouwwerk of bestaand gebruik dat afwijkt van het plan;
1.30 bestaande maatvoering
- maatvoering van een bouwwerk die bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
- maatvoering van een bouwwerk die kan worden gerealiseerd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
1.31 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.32 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1952.bpmigverzamel20191-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.33 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.34 bevoegd gezag
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.35 bijgebouw
een gebouw dat zowel in bouwkundig als in functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw.
1.36 bijgebouwen
een al dan niet vrijstaand (onderdeel van een) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw c.q. hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw c.q. hoofdgebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw c.q. hoofdgebouw;
1.37 bijzondere bouwlaag
kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;
1.38 bijzondere woonvorm
een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving;
1.39 bijzondere paardenhouderij
een bedrijfsactiviteit in hoofdzaak gericht op het africhten, het opleiden, het trainen alsmede het opvangen, stallen en berijden van paarden en/of pony's al dan niet in combinatie met het fokken van paarden en/of pony's. Onder bijzondere paardenhouderij wordt geen manege verstaan;
1.40 biomassavergisting
het opwekken van energie op een tuinbouwbedrijf of agrarisch bedrijf (biogaswinning). In geval van het agrarisch bedrijf vindt de activiteit plaats waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest of co-substraten afkomstig van dit bedrijf, hetzij het produkt waaronder restprodukt voor minimaal 50% wordt gebruikt op dit bedrijf. In het geval van het tuinbouwbedrijf geldt dat de produkten waaronder de restprodukten van de installatie in de glastuinbouw wordt toegepast.
1.41 boerderijwinkel
een bedrijfsactiviteit die bestaat uit aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte detailhandel in land- en tuinbouwproducten en zelfvervaardigde kunstzinnige producten;
1.42 boomkwekerij
een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen, zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen, overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
1.43 boomteelt
de teelt van boomkwekerijgewassen;
1.44 bos
een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;
1.45 bosbouw
het ontwikkelen c.q. permanent in stand houden van een min of meer natuurlijke levensgemeenschap van planten en/of dieren, waarin boomvormende soorten aspect-bepalend zijn, met een oppervlakte van groter dan 10 are;
1.46 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.47 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.48 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.49 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende Bebouwing is toegelaten.
1.50 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel.
1.51 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.52 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond. Bouwwerken worden ingedeeld in twee groepen: gebouwen en andere bouwwerken.
1.53 camper
een motorvoertuig, ingericht voor het vervoeren van personen en kamperen c.q. buitenshuis verblijven met de mogelijkheid tot overnachten;
1.54 camperplaats
een kampeerterrein dat uitsluitend wordt gebruikt door campers;
1.55 caravan
een mobiel kampeermiddel op wielen, dat mede gelet op de afmetingen en vormgeving bestemd is om zelfstandig op de openbare weg als een aanhanger van een motorvoertuig te worden voortbewogen;
1.56 chalet
een gebouw van ten hoogste 50 m², bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen, niet zijnde een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf. Doordat hij door zijn plaatsing direct of indirect met de grond is verbonden, dan wel direct of indirect steun vindt in of op de grond is hij als bouwwerk aan te merken;
1.57 civieltechnisch werk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.58 conferentiecentrum
een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van informatiebijeenkomsten, vergaderingen en conferenties. Hieronder wordt niet begrepen een zalencentrum;
1.59 cultuurgrond
grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van kwekerijen, boomkwekerijen, houtteelt en bosbouw;
1.60 cultuurhistorische waarde
belang in geschiedkundig opzicht met betrekking tot het ontstaan van het gebied, zoals ondermeer tot uitdrukking komt in het kavelpatroon, de waterhuishouding, de beplanting en de (voormalige) bebouwing.
1.61 dagrecreatie
recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;
1.62 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw.
1.63 dakopbouw
een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;
1.64 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder begrepen de uitstalling voor verkoop) het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse.
1.65 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.66 erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.67 erfbeplanting
afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
1.68 essentiele woonvoorzieningen
de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;
1.69 evenement
voor publiek toegankelijke incidentele of periodieke inverrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;
1.70 extensieve dagrecreatie
recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;
1.71 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.72 gekoppeld bouwvlak
een gekoppeld bestemmingsvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten - percelen die door de aanduiding 'gekoppeld bestemmingsvlak' tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bestemmingsvlak;
1.73 geluidbelasting in dB
Geluidbelasting in Lden op een plaats en vanwege een bron over alle perioden van 07:00 - 19:00 uur, van 19:00 - 23:00 uur en van 23:00 - 07:00 uur, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder. Gemiddelde geluidbelasting over de drie perioden van een etmaal.
1.74 geluidsgevoelig object
geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.75 geluidsgevoelige gebouwen
Gebouwen die dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen of terreinen zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder.
1.76 geluidsgevoelige ruimte
geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;
1.77 geluidsreducerende maatregelen
fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;
1.78 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.79 geluidzone vanwege een weg
de etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.
1.80 gestapelde woning
een woning in een gebouw, dat meerdere geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat;
1.81 geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.82 gevellijn
de denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.
1.83 glastuinbouwbedrijf
een bedrijf dat (overwegend) is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen door gebruik te maken van kassen;
1.84 goot, druiplijn, boeiboord
de laagste snijlijn van gevel- naar dakvlak;
1.85 groepsaccommodatie
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor recreatief verblijf door groepen van personen waarin gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van keuken en verblijfsruimten. Vormen van recreatief verblijf die gelijk kunnen worden gesteld aan een groepsaccommodatie zijn: (jeugd)herbergen, kamphuizen en kampeerboerderijen;
1.86 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, hieronder mede begrepen een melkrundveehouderij;
1.87 heersende geluidsbelasting
de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder in het jaar voordat de reconstructie van de weg plaatsvindt;
1.88 hindergevoelig gebouw
geluidsgevoelig gebouw en/of geurgevoelig object;
1.89 hindergevoelig object
hindergevoelige functie en/of hindergevoelig gebouw;
1.90 hindergevoelige functie
geluidgevoelige functie en/of geurgevoelige functie;
1.91 hogere grenswaarde
Een maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.92 hoofdgebouw
Gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.93 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;
1.94 horecabedrijf
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een Seksinrichting;
1.95 hotel
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken voor consumptie ter plaatse;
1.96 houtteelt
Bedrijfsmatig kweken van bomen voor de houtproductie op gronden die hier in principe tijdelijk voor worden gebruikt.
1.97 huishouden
één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentielewoonvoorzieningen deelt;
1.98 intensieve veehouderij
niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (met uitzondering van vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen;
1.99 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan.
1.100 kampeermiddel
onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;
1.101 kampeerstandplaats
een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;
1.102 kampeerterrein
een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;
1.103 kantoor
een (deel van een) gebouw dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi-)overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen.
1.104 kap
constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;
1.105 karakteristiek object
Een te beschermen bouwwerk of object van vroegere cultuur, bewoning of nijverheid, dat niet onder de Erfgoedwet valt of als gemeentelijk monument is aangewezen.
1.106 kas
een bouwwerk, niet zijnde een tunnelkas of een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groente, vruchten, bloemen, bomen, struiken of planten.
1.107 kelder
bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;
1.108 kwekerij
een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;
1.109 kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;
1.110 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur.
1.111 lessenaarsdak
dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;
1.112 maatschappelijke dienstverlening
het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben;
1.113 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook kindercentra, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;
1.114 magneetveldbeoordelingsplichtig object
- 1. bij magneetveldgevoelige objecten behorende erven, schoolpleinen en speelplaatsen;
- 2. inrichtingen en bijbehorende terreinen voor cultuur, horeca, sport, entertainment, educatie, verblijfs- en dagrecreatie, logiesverstrekking, kerkgebouwen, buurt- en clubhuizen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, klinieken, (kinder)dagverblijven;
1.115 magneetveldgevoelig object
woningen (daaronder begrepen dienstwoningen), woonwagenstandplaatsen, scholen voor basisonderwijs en voortgezet onderwijs, crèches, kinderopvangplaatsen;
1.116 magneetveldzone
het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla;
1.117 manege
een bedrijf met een publieksgericht karakter, gericht op het bieden van gelegenheid aan derden tot het berijden en verzorgen van paarden en/of pony's. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit instrueren, verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, alsmede het exploiteren van pensionstalling, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies en/of verenigingsaccommodatie. Daarnaast kunnen de bedrijfsactiviteiten bestaan uit het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's.
1.118 mansardedak
kapvorm met gebroken, naar buiten geknikte, hellende dakvlakken die in de nok samenkomen, waarbij de dakhelling van het onderste dakvlak (maximaal 60% van het vlak) steiler is dan het bovenste dakvlak;
1.119 mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
1.120 meervoudige woning
een woning bestemd dan wel geschikt voor bewoning door meer dan één huishouden, vanwege het in meervoud aanwezig zijn van alle essentiële woonvoorzieningen, waarbij de essentiële woonvoorzieningen voor een huishouden niet behoeven te worden gedeeld met een ander huishouden, zich niet in één ruimte bevinden met essentiële woonvoorzieningen van een ander huishouden en vanuit de woning bereikbaar zijn zonder privé-vertrekken van een ander huishouden te moeten doorkruisen;
1.121 meerzijdige kap
een kap bestaande uit meer dan één hellend dakvlak;
1.122 mestopslag
opslag van mest voor een agrarisch bedrijf, in een bouwwerk zoals een mestbassin of opslag anders dan in een bouwwerk (mestzak en daarmee gelijk te stellen voorzieningen).
1.123 minicamping
Een terrein voor het plaatsen/geplaatst houden van maximaal 15 kampeermiddelen tegelijk, in de periode tussen 1 maart en 1 oktober.
1.124 mobiel kampeermiddel
tent, tentwagen, camper of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 2.1 lid 1 sub a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;
1.125 natuurlijke waarde
De aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur, zoals geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen.
1.126 nevenactiviteiten
aan de agrarische hoofdactiviteit ondergeschikte activiteiten die niet rechtstreeks de uitoefening van de agrarische bedrijfsvoering betreffen.
1.127 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering
een agrarisch bedrijf dat in overwegende mate gericht is op de teelt van agrarische producten zonder afhankelijk te zijn van agrarische grond als productiemiddel waaronder in ieder geval verstaand wordt een intensieve veehouderij, witlof- en champignonkwekerij.
1.128 nissenhut
Loods (ook bekend als romneyloods) met een halfcirkelvormige doorsnede, opgebouwd uit metalen spanten met een T- of buisprofiel en afgedekt met dunne staalplaten op gordingen. Gebouwtype dat demontabel en verplaatsbaar is.
1.129 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.130 Nutsvoorziening
Voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen en wat met deze objecten te vergelijken is.
1.131 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen
objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;
1.132 ondergeschikte bouwonderdelen
a. balkons, entreeportalen en ingangspartijen, erkers, galerijen, luifels, en veranda's, alle samen over maximaal de halve gevelbreedte;
b. funderingen, hellingbanen, stoepen, stoeptreden, plinten, alle niet hoger dan 1 meter;
c. liftschachten, trappen(huizen), schoorstenen en ventilatiekanalen, alle samen over maximaal een kwart van de gevelbreedte;
d. gevel- en kroonlijsten, gevelversieringen, kozijnen, pilasters, en overstekende daken;
en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.133 ondergeschikte functie
een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;
1.134 ondersteunende horeca
het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse van een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf of commerciele instelling, geen horecagelegenheid zijnde;
1.135 overig aan-huis-verbonden beroep of bedrijf
het beroepsmatig uitoefenen van dienstverlenende bedrijvigheid gericht op consumentverzorging dan wel ambachtelijke bedrijvigheid gericht op consumentverzorging, geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen door een bewoner van het perceel;
1.136 overkappingen
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;
1.137 paardenhouderij
Een complex van bebouwing en gronden (waaronder rijbakken) slechts gericht op het houden, weiden, stallen, africhten, trainen en/of berijden van paarden en/of pony's, alsmede de handel in paarden en/of pony's. De activiteiten zijn, anders dan een manege, niet gericht op het (laten) instrueren van derden, het verhuren van paarden en/of pony's, het organiseren van wedstrijden en/of andere evenementen, horeca, logies en/of verenigingsaccommodatie. Het exploiteren van pensionstalling is een ondergeschikte activiteit
1.138 paardenbak
een niet-overdekte door middel van een afscheiding gemarkeerde piste die is voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem anders dan gras waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
1.139 peil
a. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
b. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.140 pensionstalling
Het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te houden, stallen en te weiden met gebruikmaking van de aanwezige voorzieningen.
1.141 perifere detailhandel
detailhandel, voor niet-frequente doelgerichte aankopen, die vanwege de omvang, mobiliteit of aard van de producten niet inpasbaar is in overige winkelgebieden. Dit betreft de branches: bouwmarkten, woninginrichting, recreatie en verkoop van auto's, boten en caravans;
1.142 permanente bewoning
het gebruik van een gebouw, kampeermiddel, voer- of vaartuig als hoofdverblijf;
1.143 plaatselijke verhogingen
Afzuig-/luchtbehandelinginstallaties, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen/-koepels, meetapparatuur, schoorstenen, en zend-/ontvangstinstallaties en naar aard en omvang hiermee gelijk te stellen bouwonderdelen bovenop een bouwwerk.
1.144 plan
het Verzamelbestemmingsplan 2019-1 van de gemeente Midden-Groningen;
1.145 plangebied
Het gebied waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft.
1.146 planregels
De in de Wet ruimtelijke ordening, in het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening en in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP2012) bedoelde regels van dit bestemmingsplan die bepaald gebruik en bebouwing van het plangebied toelaten.
1.147 platte afdekking
een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;
1.148 plattelandswoning
woning behorende tot of voorheen behorende tot een agrarisch bedrijf, die door een derde bewoond mag worden zoals bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.149 poldersport
dagrecreatieve activiteiten (zoals boerengolf) op agrarische cultuurgronden;
1.150 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.151 reclameobject
bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);
1.152 reclameuiting
een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;
1.153 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;
1.154 recreatief verblijf
het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;
1.155 recreatieve bewoning
bewoning door een huishouden gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in het kader van weekend- en/of recreatief verblijf;
1.156 recreatiewoning
een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat naar de aard en inrichting is bestemd voor recreatieve bewoning, daaronder niet begrepen trekkershutten, chalets of stacaravans;
1.157 restaurant
een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijk gesteld;
1.158 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat de gedurende het gehele jaar de arbeidsbehoefte heeft van tenminste een halve arbeidskracht en waarbij de omvang van het bedrijf zodanig is dat het potentie heeft om zodanige investeringen te plegen dat het bedrijf als volwaardig bedrijf zal kunnen voortbestaan;
1.159 rijbak
Een afgebakend deel van een perceel dat wordt gebruikt voor hippische activiteiten, al dan niet met omheining en/of bodembedekking van zand, houtsnippers en dergelijke.
1.160 risicovolle inrichting
Een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde danwel richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.
1.161 schilddak
dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde waarvan de trapeziumvormige dakvlakken in de nok samenkomen;
1.162 Seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Bijvoorbeeld een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.163 serrestal
Een foliestal met boogconstructie en tunnelframes met dakbedekking bestaande uit één of twee lagen kunststof folie met daaroverheen een schaduwdoek. De gevels bestaan uit een lage keerwand met daarboven een windbreekgaas of een ventilatiegordijn.
1.164 silo
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;
1.165 souterrain
bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;
1.166 sportvoorzieningen
Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.;
1.167 stacaravan
een verblijf van ten hoogste 40 m² dat gedurende langere tijd op een kampeerterreinop dezelfde plaats blijft staan en op het terrein op het eigen onderstel verplaatst kan worden en als één geheel over de openbare weg vervoerd mag worden. Een stacaravan onderscheidt zich van een mobiel kampeermiddel doordat het gedurende een periode van meer dan 8 maanden tijd op eenzelfde kampeerstandplaats blijft staan;
1.168 standplaats
een standplaats als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
1.169 stedebouwkundige commissie
een onafhankelijke commissie met specifieke deskundigheid op het terrein van stedebouw en architectuur, bestaande uit tenminste één persoon;
1.170 straatmeubilair
bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;
1.171 SVBP2012
Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen, behoort tot de ministeriële regeling die aansluit bij de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening.
1.172 teeltondersteunende kas
een verplaatsbaar bouwwerk van lichte constructie in, op of boven de grond dat door agrarische bedrijven en kwekerijen met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating of
- het voorkomen van schade door vorst;
1.173 teeltondersteunende voorzieningen
voorzieningen in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten worden gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- het bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringing onkruidbestrijding, effectief omgaan met water) of
- het voorkomen van schade door vorst.
1.174 tent, punt- of piramidedak
dak gevormd door vier driehoekige dakschilden die in één punt bijeenkomen;
1.175 theeschenkerij
Een aan de bestemming ondergeschikte galerie en horecabedrijf waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. De activiteiten zijn vooral gericht op tuinrecreatie en het overdag verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren aan met name bezoekers van de bestemming en/of passerende recreanten.
1.176 theetuin
een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin;
1.177 torensilo
een bouwwerk ten behoeve van opslag van (ruw)voer of kunstmest;
1.178 trekkershut
een gebouw met een oppervlakte van ten hoogste 30 m² , bestaande uit een lichte constructie en lichte materialen, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf ;
1.179 tuinbouwbedrijf
Een bedrijf dat overwegend of alleen is gericht op het voortbrengen van producten door het telen en kweken van tuinbouwgewassen, op open grond of in kassen, waarbij gebruik gemaakt kan worden van biomassavergisting.
1.180 tuinbouwgrenzen
Groenten, vruchten, bloemen, sierplanten, bomen niet zijnde bosbouw, bollen of zaden.
1.181 tuincentrum
een al dan niet overdekte verkoopruimte waarin in hoofdzaak detailhandel wordt uitgeoefend in artikelen voor de inrichting en het onderhoud van particuliere tuinen of daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals tuinplanten, zaai- en pootgoed, tuinmest, teelaarde, tuingereedschap, tuinhout, tegels, sierstenen, tuinhuisjes, materialen voor de aanleg en onderhoud van vijvers en fonteinen, alsmede kamerplanten, snijbloemen en potterie, met als nevenassortiment dierbenodigdheden en -voeders, huis- en hobbydieren, tuinmeubilair, tuinkleding en -schoeisel (uitgezonderd modische, sport-, of vrijetijdskleding), materialen voor aanleg en onderhoud van zwembaden en voor buitengebruik bestemde sfeerartikelen;
1.182 tuinrecreatie
Het in ondergeschikte mate aan de bestemming openstellen van een erf voor publiek voor dagrecreatie in de vorm van een showtuin, theeschenkerij, beeldentuin en daarmee te vergelijken activiteiten.
1.183 tunnelkas
Elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten.
1.184 VAB
Vrijgekomen agrarische bebouwing welke hun oorspronkelijke functie hebben verloren of dreigen te verliezen, en behouden dienen te worden met het oog op verbetering van de leefbaarheid van het platteland, handhaving van het cultureel erfgoed en bijdrage aan verbetering van de kwaliteit van het landschap.
1.185 verkoopvloeroppervlakte
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel;
1.186 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf dat gedurende het gehele jaar de arbeidsomvang heeft van tenminste 1 volwaardige arbeidskracht en waarvan de continuïteit ook op langere termijn is verzekerd;
1.187 voorerf
gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan;
1.188 voorgevel
De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw;
- of als een perceel is gelegen op een hoek van een openbare weg, fiets- of voetpad, de naar de openbare weg, fiets- of voetpad gekeerde gevels. Burgemeester en wethouders wijzen één of meerdere gevels als zij- of achtergevel aan als deze gevel(s) vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet als voorgevel zijn aan te merken en de beeldkwaliteit door de aanwijzing gehandhaafd kan blijven;
- of als een perceel met tegenovergestelde zijden grenst aan een openbare weg, fiets- of voetpad, die als zodanig door BW aan te wijzen gevel.
1.189 voorgevelrooilijn
De evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke;
- a. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg heeft;
- b. langs een wegzijde zonder een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, en waarlangs mag worden gebouwd, gelegen is op 10 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte tot 10 meter, of gelegen is op 15 meter uit de as van de weg bij een wegbreedte vanaf 10 meter.
1.190 Voorkeursgrenswaarde
De maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder.
1.191 vrij beroep
de uitoefening van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend door een bewoner van het perceel, waaronder niet wordt begrepen de uitoefening van detailhandel;
1.192 vrijloopstal
Traditionele veestal, boog- of serrestal zonder ligboxen met een gecombineerd lig- en loopoppervlak.
1.193 vrijstaand woongebouw
woongebouw dat niet met een ander woongebouw of ander gebouw op een aangrenzend bouwperceel verbonden is;
1.194 werk
een werk, geen bouwwerk zijnde;
1.195 winkel
Een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel.
1.196 wolfseind
afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;
1.197 wonen
Permanente huisvesting van één of meerdere personen behorende tot één afzonderlijk huishouden in een woning.
1.198 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
1.199 woonboerderij
één gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in hetzelfde gebouw opgenomen (voormalige )agrarische bedrijfsruimten;
1.200 woongebouw
een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;
1.201 zadeldak
een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;
1.202 zakelijke dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;
1.203 zalencentrum
een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig bieden van gelegenheid tot het houden van vergaderingen, recepties, bruiloften en partijen;
1.204 zijgevel
de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde gevel van een gebouw;
1.205 zolder
een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;
1.206 zoneplichtige weg
een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;
1.207 zorgboerderij
het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 de bouwhoogte (de nokhoogte) van een bouwwerk
wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.3 de dakhelling
wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 overbouwde oppervlakte
wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, dat zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevindt en daar niet mee gelijk ligt. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;
2.5 de horizontale diepte van een gebouw
wordt gemeten over de kortste afstand van de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het verst van de weg is gelegen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk
wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 overbouwde oppervlakte
wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;
2.8 de inhoud van een bouwwerk
wordt gemeten tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 de afstand tussen gebouwen
wordt gemeten de afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw waar die het kortst is;
2.10 de hoogte van een windturbine
wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.11 het peil
de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang tot het plangebied.
- a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. cultuurgrond met bijbehorende paden, sloten en werken;
- b. bos- en/of natuurelementen met een oppervlakte van ten hoogste 1 hectare;
- c. hout- en windsingels ter flankering van agrarische (bouw)percelen;
- d. infrastructurele voorzieningen zoals deze bestonden op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
- e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van het vasthouden, bergen, aan- en afvoeren van water;
- f. natuurvriendelijke oeverzones van 5 meter breed aan weerszijden van een watergang;
- g. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- voorzieningen ten behoeve van extensieve dagrecreatie en educatief medegebruik zoals wandel-, fiets- en ruiterpaden en parkeervoorzieningen ten behoeve van toeristische overstappunten;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
3.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen en water;
- b. openbare nutsvoorzieningen;
- c. het behoud van het areaal van de 'bos en natuurgebieden buiten het Natuurnetwerk Nederland', alsmede de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gebieden;
Binnen de bestemming zijn speelplaatsen, paden, sierbestrating en overige verhardingen begrepen. Daarnaast zijn bijbehorende additionele voorzieningen toegestaan. Onder 'water' is tevens de berging van water begrepen.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 4.2.2 sub a voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte van maximaal 5 m, mits dit niet leidt tot aantasting van de kwaliteit en kwantiteit van de in lid 4.1 sub c genoemde bos- en natuurgebieden.
Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen met een verblijfsfunctie;
- b. pleinen;
- c. fiets- en/of voetpaden;
- d. groenvoorzieningen en bermen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. water;
met daaraan ondergeschikt:
- nutsvoorzieningen;
- speel- en verblijfsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder civieltechnische werken, abri's, fietsenstallingen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen;
5.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
5.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 6 Verkeer - Wegverkeer
6.1 Bestemmingsomschrijving
Gronden met de bestemming 'Verkeer - Wegverkeer' zijn bestemd voor:
- a. wegen met een ontsluitingsfunctie;
- b. fiets- en/of voetpaden;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen en bermen;
- nutsvoorzieningen;
- water;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder civieltechnische werken, abri's, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerende maatregelen
6.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
6.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
Gronden met de bestemming 'Water' zijn bestemd voor:
- a. waterhuishoudkundige doeleinden;
- b. waterberging;
- c. vaarwegen;
- d. extensieve dagrecreatie;
- e. bijbehorende oevers, taluds, kunstwerken en kademuren;
- f. behoud, herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen;
met bijbehorende additionele voorzieningen, waaronder civieltechnische werken;
7.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
7.3 Specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Wonen - 1
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor de hoofdfunctie:
- a. wonen;
en voor de ondergeschikte functies:
- b. Bedrijf of beroep aan huis als opgenomen in Bijlage 1 Lijst vrije beroepen en Bijlage 2Aan-huis-verbonden beroepen;
- c. erf;
- d. tuin;
- e. speelvoorziening;
- f. Nutsvoorziening;
- g. water;
8.2 Bouwregels
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits hierbij
- geen sprake is van verslechtering van de samenhang van het straat- en bebouwingsbeeld, en
- sprake is van een goede woonsituatie (lichttoetreding, uitzicht en privacy), en
- sprake is van een sociaal en verkeersveilige invulling, en
- geen sprake is van verslechtering van de milieusituatie, en
- geen sprake is van een onevenredige beperking van de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen,
met een omgevingsvergunning afwijken van:
- a. de op de plankaart of in de planregels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages, behalve waarvoor hiernavolgend andere maten en percentages genoemd worden;
- b. de planregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, als een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- c. het bepaalde in 8.2.3 en toestaan dat overige andere bouwwerken zijn toegelaten tot ten hoogste 5 meter hoogte.
8.4 Specifieke gebruiksregels
Artikel 9 Wonen - 1a
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1A' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een vrij beroep als opgenomen in de Bijlage 1 Lijst vrije beroepen;
met daaraan ondergeschikt:
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- water;
- parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;
9.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen, waarbij bestaande bouwwerken zijn toegestaan:
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Specifieke gebruiksregels
9.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 10 Wonen - 1b
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 1B' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wonen, al dan niet in combinatie met een vrij beroep als opgenomen in Bijlage 1 Lijst vrijeberoepen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. nutsvoorzieningen;
- d. water;
- e. parkeervoorzieningen;
met de daarbij behorende verhardingen, tuinen, erven en additionele voorzieningen;
10.2 Bouwregels
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Specifieke gebruiksregels
10.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 11 Leiding - Gas
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:
- a. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse hogedrukhoofdaardgastransportleiding(en) met de daarbij behorende belemmeringenstrook;
- b. de aanleg en instandhouding van 1 of meerdere ondergrondse gasproductieleiding(en) met een bijbehorende belemmeringenstrook;
- c. het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico voor kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de bepalingen van dit artikel vóór de bepalingen die op grond van andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
11.2 Bouwregels
Bouwwerken ten dienste van deze of de andere voor deze gronden aangewezen basisbestemming(en) en/of dubbelbestemming(en) mogen slechts worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
- a. ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, als het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voorzover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Afwijken van de bouwregels
11.4 Specifieke gebruiksregels
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 12 Leiding - Hoogspanningsverbinding
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende basisbestemming(en), mede bestemd voor:
- a. hoogspanningsleidingen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel voor de bepalingen die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
12.2 Bouwregels
12.3 Afwijken van de bouwregels
12.4 Specifieke gebruiksregels
12.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waarde - Archeologie 2
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
13.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere voorkomende bestemming(en), mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 40 cm onder maaiveld worden geroerd, tenzij het bouwwerken zijn:
- ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte minder dan 100 m2 wordt uitgebreid;
- tot een oppervlakte van 100 m2 voor de andere voorkomende bestemming(en), voor zover de Bebouwing is toegelaten door de andere voorkomende bestemming(en).
13.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen, mits
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad, of
- c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt;
- er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische waarden ter plaatse kunnen worden behouden, of;
- er wordt archeologisch onderzoek gedaan door opgravingen, of
- de voor de bouw noodzakelijke werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring worden begeleid door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties
met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 13.2 en bouwwerken toestaan waarbij de bodem over een oppervlakte van meer dan 100 m2 dieper dan 40 cm onder maaiveld wordt geroerd.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.5 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan het plan wijzigen door:
- a. de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 te doen vervallen, indien op basis van onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- b. aan gronden alsnog de medebestemming Waarde - Archeologie 2 toe te kennen indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op ter plaatse aanwezige archeologisch waarden, aanpassing behoeft.
Artikel 14 Waterstaat - Waterkering
14.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede bestemd voor het waterbeheer en de waterkering.
14.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken ten behoeve van het waterbeheer en de waterkering, alsmede bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan.
14.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 14.2 voor de bouw van bouwwerken die niet ten dienste staan van het waterbeheer en de waterkering;
- b. Een afwijking als bedoeld in sub a wordt slechts toegestaan onder voorwaarde dat de belangen van het waterbeheer en de waterkering niet onevenredig worden geschaad en nadat hierover advies is ingewonnen bij het waterschap/de beheerder van de waterkering.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 15 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 16 Algemene Bouwregels
16.1 Algemeen
- a. De in de bestemming Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
- 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen
- 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
- 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden;
- 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 meter overschrijden.
- 5. Op Artikel 8 is het genoemde onder 1 t/m 4 niet van toepassing.
- b. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
- 1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
- 2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
- 3. Op Artikel 8 is het genoemde onder 1 en 2 niet van toepassing.
- c. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.
16.2 Uitzonderingsbepaling
Artikel 16.1 is niet van toepassing op Artikel 8 Wonen - 1.
16.3 Ondergronds bouwen
Artikel 17 Algemene Gebruiksregels
17.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies als seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken die zijn bestemd voor wonen ten behoeve van (bedrijfsmatige) kamerverhuur;
- c. het gebruik van woningen anders dan voor één huishouden.
- d. het gebruik van gronden als woonwagenstandplaats.
Artikel 18 Algemene Aanduidingsregels
18.1 Gebiedsaanduidingen
Artikel 19 Algemene Afwijkingsregels
19.1 Afwijkingsbevoegdheid
Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2, met uitzondering van Artikel 8, voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
- 1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
- 2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaakt geeft;
- b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
- 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
- de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
- de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
- 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
- c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
- 1. met ten hoogste 1 meter;
- 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
- 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
- d. de maximale (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
- 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
- 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
- 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie;
- 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, niet zijnde een reclamemast;
- f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
- 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
- in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
- 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
- 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
- g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
- 1. tot een maximale inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's;
- 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter;
- h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximale inhoud van 50 m³;
- i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding;
- j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
- k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
- l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
- m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling:
- 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidsgevoelig object;
- 3. voorzover de aanpassing niet leidt tot een afwijking van het 'dwarsprofiel' dat ter plaatse is aangegeven;
- n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
- o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
- 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
- 2. een evenement mag niet vaker plaatsvinden dan 6 maal per kalenderjaar;
- 3. een evenement dat vaker in een jaar plaatsvindt, mag in totaal niet langer dan 30 dagen beslaan;
- 4. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
- 5. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
- p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, onder de volgende voorwaarden:
- 1. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats;
- 2. de in sub 1 genoemde periode(n) vindt/vinden plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
- 3. buiten de in sub 1 genoemde kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn;
- 4. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking;
- q. het exploiteren van een mini-camping, mits wordt voldaan aan hetgeen is gesteld in de beleidsregels kamperen;
- r. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 16.3.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- 1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
- 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
- 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.
19.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning
- a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 19.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
- b. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 19.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen.
- c. Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat:
- 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
- 2. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
- 3. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
- 4. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
- 5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.
19.3 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in het plan ten behoeve van het tijdelijk plaatsen en het gebruik van een vrijstaande unit voor de huisvesting in verband met mantelzorg, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- een mantelzorgunit mag alleen worden geplaatst op een bouwperceel waar een (bedrijfs)woning aanwezig is;
- een verzoek om toepassing van deze afwijkingsmogelijkheid wordt schriftelijk ingediend en uit de aanvraag blijkt de behoefte aan mantelzorg van de persoon of personen die de mantelzorg ontvang(t)en;
- de oppervlakte van de mantelzorgunit wordt niet betrokken bij de maximaal toegestane gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij een woning;
- er is geen sprake van zelfstandige bewoning;
- er is verzekerd dat de mantelzorgunit na beëindiging van de mantelzorg weer wordt verwijderd;
- er vindt geen splitsing van eigendom van het betreffende perceel plaats;
- er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
Artikel 20 Algemene Wijzigingsregels
20.1 Wijzigingsbevoegdheid
20.2 Voorwaarden aan de wijziging
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in dit plan vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij in ieder geval betrokken worden:
- a. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- c. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- d. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht Bouwwerken
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
21.2 Omgevingsvergunning voor afwijken
Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 21.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.
21.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken
21.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.4 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
21.5 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 21.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
21.6 Verboden gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in het 21.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
21.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik
21.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Verzamelbestemmingsplan 2019 - 1.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Verzamelbestemmingsplan
De gemeente Midden-Groningen werkt met het instrument 'verzamelbestemmingsplannen'. Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplanprocedure worden meegenomen. Het gaat hierbij om niet-controversiële verzoeken die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, ambtelijke aanpassingen en/of verwerking van verleende vergunningen.
Het toepassen van het instrument verzamelbestemmingsplannen heeft een aantal voordelen. Ten eerste hoeft maar één bestemmingsplanprocedure gevoerd te worden, in plaats van voor ieder verzoek en/of ambtelijke wijziging een aparte procedure. Hierdoor kan er efficiënter gewerkt worden en kan het werk beter ingepland worden. Ten tweede kan door samenvoeging van diverse verzoeken en ambtelijke aanpassingen op procedurekosten worden bespaard. Initiatiefnemers betalen hierdoor minder leges.
Met voorliggend verzamelbestemmingsplan wordt een aantal ambtshalve wijzigingen en correcties doorgevoerd.
1.2 Locaties In Verzamelbestemmingsplan
Het plangebied bestaat uit diverse losse percelen in de gemeente Midden-Groningen. De verschillende percelen worden ieder apart weergegeven op de verbeelding. Navolgende figuur geeft de locaties van het plangebied weer.
Figuur 1. Overzichtskaart
In het overzicht wordt de hoofdbestemming weergegeven:
- 1. Restpercelen Meerstad (6 locaties)
In dit plan worden de bestemmingen van verschillende percelen rond het gebied van de grenscorrectie Meerstad geactualiseerd. Deze stukjes krijgen nu de meest passende bestemming overeenkomstig het bestaand gebruik en beleid. In sommige gevallen zijn de restpercelen ontstaan door kartografische verschillen, waarbij de kadastrale grens niet precies overeen kwam met de bestemmingsgrens.- a. Lageland - Lagelandsterweg
Het wegtracé krijgt de bestemming verkeer - verblijfsgebied. Onbebouwde agrarisch percelen omgeving Lagelandsterweg krijgen de bestemming agrarisch - cultuurgrond. De woning aan de Lagelandsterweg 2 krijgt de bestemming Wonen 1A. - b. Lageland - Hamweg
Enkele onbebouwde agrarische percelen aan de noordwestzijde van de Hamweg krijgen de bestemming agrarisch - cultuurgrond. - c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Een randje van het perceel krijgt de bestemming groen. - d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Een gedeelte van een agrarisch perceel grenzend aan de gemeentegrens krijgt de bestemming agrarisch - cultuurgrond. - e. Harkstede - Bieleveldslaan
Het bestaande wegtracé (ten zuiden van de Bieleveldslaan 10) krijgt de bestemming verkeer - verblijfsgebied. - f. Harkstede - A7
De weg en berm krijgen de enkelbestemmingen verkeer - wegverkeer. De sloot met talud krijgt de bestemming water.
- a. Lageland - Lagelandsterweg
- 2. Sappemeer - Noorderstraat 124-126
De percelen krijgen de juiste aanduiding van het bestaande aantal woningen. - 3. Schildwolde - Hoofdweg 172
Een stukje tuin wordt bij het woonperceel gevoegd en krijgt de woonbestemming. - 4. Zuidbroek - W.A. Scholtenweg 90
Een deel van het perceel krijgt de bestemming groen.
1.3 Geldende Bestemmingplannen
Per locatie wordt aangegeven wat het nu geldende bestemmingsplan is;
- 1. Restpercelen Meerstad
- a. Lageland - Lagelandsterweg
Bestemmingsplan Buitengebied 1997 (gemeente Slochteren). - b. Lageland - Hamweg
Bestemmingsplan Buitengebied 1997 (gemeente Slochteren). - c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015. - d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015. - e. Harkstede - Bieleveldslaan
Bestemmingsplan Buitengebied 1997 (gemeente Slochteren). - f. Harkstede - A7
Bestemmingsplan Buitengebied 1997 (gemeente Slochteren).
- a. Lageland - Lagelandsterweg
- 2. Sappemeer - Noorderstraat 124-126
Bestemmingsplan Woongebieden. - 3. Schildwolde - Hoofdweg 172
Bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde. - 4. Zuidbroek, W.A. Scholtenweg 90
Bestemmingsplan Dorpen Menterwolde.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de verschillende percelen in het plangebied beschreven. Per perceel wordt de huidige en de nieuwe situatie beschreven en aangegeven welke onderzoeken relevant zijn. In hoofdstuk 3 zijn de beleidskaders beschreven die het toetsingskader zijn voor de verschillende percelen. De onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. Hoofdstuk 5 bevat de juridische toelichting op het bestemmingsplan. De hoofdstukken 6 en 7 beschrijven tot slot de financiële consequenties en de uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Meerstad - Restpercelen
Aan de grens van de gemeente bij Lageland en Harkstede, in de omgeving van Meerstad, zijn enkele "restpercelen" waarvoor geen recent bestemmingsplan geldt. Het gaat soms om kleine randjes of delen van wegen, maar ook om woningen. Voor die percelen geldt overwegend nog het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). Deze percelen waren nog niet meegenomen in de actualiseringsslag, maar waren al wel opgenomen in de voorontwerp- bestemmingsplannen Meerstad-Zuid en Meerstad-Noord. De kleine "restpercelen" in het gebied van Midden-Groningen worden nu meegenomen in dit verzamelplan. Het betreft hier percelen in Harkstede en Lageland. In sommige gevallen zijn de restpercelen ontstaan door kartografische verschillen, waarbij de kadastrale grens niet overeen kwam met de bestemmingsgrens. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat deze zouden worden meegenomen in een herziening van een bestemmingsplan van Meerstad. Omdat er een grenscorrectie tussen de gemeente Groningen en de gemeente Slochteren is geweest, is dat niet meer mogelijk. De grenscorrectie heeft plaatsgevonden per 1 januari 2017. Daarbij is een groot gebied rond Meerstad overgegaan naar de gemeente Groningen. Om duidelijkheid en rechtszekerheid te creëren is het van belang dat ook voor de restpercelen een actuele bestemming geldt.
2.1.1 Huidige situatie
a. Lageland - Lagelandsterweg
De Lagelandsterweg is van oorsprong een pad tussen Lageland en Ten Boer, in de periode dat het Eemskanaal nog niet gegraven was. Toen het Eemskanaal gegraven werd is er een brug gekomen ('Brug 5'), die bij de latere verbreding van het Eemskanaal weer verdwenen is. Momenteel heeft de weg alleen nog een functie voor aanwonenden, voor lokaal verkeer van Lageland naar het noorden via de zuidzijde van het Eemskanaal en voor landbouwverkeer. De weg heeft een vrij smal profiel met aan een zijde een wegbeplanting met eiken. Nabij de Hamweg wordt de Lagelandsterweg gekruisd door de bovengrondse 110 kV-hoogspanningsleiding. Ongeveer halverwege de Hamweg en de bocht in de Lagelandsterweg wordt de weg gekruisd door een ondergrondse aardgastransportleiding
De grond ten zuid-oosten van de woning aan de Lagelandsterweg 2 en ten zuid-westen van de Lagelandsterweg tot aan de Hamweg zijn onbebouwd percelen landbouwgrond.
De woning aan de Lagelandsterweg 2 is een voormalig boerderijpand met aangebouwd voorhuis, gelegen naast een watergang.
Figuur 2. Lagelandsterweg richting het Eemskanaal
Figuur 3. De woning: Lagelandsterweg 2
Figuur 4. Agrarisch perceel aan de Lagelandsterweg
b. Lageland - Hamweg
De gronden nabij de Hamweg te Lageland (die in dit plan vallen) zijn onbebouwde percelen landbouwgrond.
Figuur 5. Agrarische gronden nabij de Hamweg te Lageland
c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Het plangebied omvat hier een klein reepje grond van ongeveer 70 cm breed aan de noordwestrand van het perceel.
Figuur 6. Plangebied bij Bovenkruier 14
d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Het plangebied omvat hier een smalle strook grond met sloot aan de noordkant van een perceel cultuurgrond ten noorden van de woning Hoofdweg 61.
Figuur 7. Plangebied bij Hoofdweg 61
e. Harkstede - Bieleveldslaan
Het betreft een weggedeelte van circa 90 meter lang. De Bieleveldslaan loopt vanaf de Hoofdweg in zuidelijke richting, kruist de A7 met een viaduct en gaat dan over in de Borgweg. De weg heeft hoofdzakelijk een functie voor lokaal verkeer en heeft een bijbehorend profiel. Aan de westzijde is de weg voorzien van een eenrijige wegbeplanting van eiken.
Figuur 8. Plangebied bij de Bieleveldslaan, Harkstede
f. Harkstede - A7
Het plangebied omvat een stuk van ongeveer 550 meter van de A7, met de noordelijke bermsloot. De A7 telt ter plaatse vier rijbanen, twee in elke richting.
Figuur 9. Plangebied bij de A7
2.1.2 Geldend bestemmingsplan
a. Lageland - Lagelandsterweg
Het bestemmingsplan Meerstad-Noord is voor dit gebied nooit vastgesteld. Dit was aanvankelijk de bedoeling. Door de aanpassing van de gemeentegrens is dit niet doorgegaan. Daarom geldt nog het oude bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Agrarisch Gebied, Verkeersdoeleinden, en Woondoeleinden (II).
In het voorontwerp van Meerstad-Noord hadden de percelen de bestemming overeenkomstig het huidig gebruik (en beleid). Het wegtracé en het verlengde van de weg in het Eemskanaal hadden de (beoogde) bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De grond ten zuid-oosten van de woning aan de Lagelandsterweg 2 en ten zuid-westen van de Lagelandsterweg, tot aan de Hamweg had de beoogde bestemming bestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond'. De woning aan de Lagelandsterweg 2 had de (beoogde) bestemming 'Wonen 1A'. Over een gedeelte van het perceel met de bestemming agrarisch - cultuurgrond liep in dit voorontwerp de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' en daarnaast de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Verder liep er rond het middenstuk van de Lagelandsterweg een dubbelbestemming 'Leiding - Gas' onder het wegtracé door. Daarnaast had een gedeelte de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 10. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Lagelandsterweg
Figuur 11. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, woning Lagelandsterweg
Figuur 12. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Agrarische percelen.
b. Lageland - Hamweg
Het bestemmingsplan dat voor dit gebied geldt is het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Agrarisch gebied. De locatie was ook opgenomen in 'Meerstad-Noord'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. De onbebouwde agrarische percelen aan de noord-westzijde van de Hamweg gelegen tegen de gemeentegrens hadden hierin de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' en sommige delen de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 13. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Noord, Hamweg
c. Harkstede - bij Bovenkruier 14
Een randje van het perceel heeft de bestemming 'Groen' met de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop'. Het gebied behoort tot het bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015, dat is vastgesteld op 2 juli 2015.
Figuur 14. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden, Bovenkruier 14.
d. Harkstede - bij Hoofdweg 61
Een gedeelte van de sloot, tegen de achterkant van het perceel, wat grenst aan de gemeentegrens heeft de enkelbestemming 'Agrarisch - Cultuurgrond' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Tevens heeft het de aanduiding 'Vrijwaringszone - Molenbiotoop'. Voor dit gebied geldt het bestemmingsplan 'Meerstad-Midden', partiële herziening 2015, dat is vastgesteld op 2 juli 2015.
Figuur 15. Uitsnede voorontwerpbestemmingsplan Meerstad-Midden, Hoofdweg 61
e. Harkstede - Bieleveldslaan
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming verkeersdoeleinden. Dit gebied viel in het bestemmingsplan 'Meerstad-Zuid'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. Een stukje van het wegtracé even ten zuiden van de Bieleveldslaan 10 had hierin de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' met gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.
Figuur 16. Uitsnede bestemmingsplan Meerstad-Zuid, Bieleveldslaan.
f. Harkstede - A7
Op deze locatie geldt het bestemmingsplan Buitengebied (herziening 1997). De percelen hebben hierin de bestemming Verkeersdoeleinden. Dit gebied viel in het bestemmingsplan 'Meerstad-Zuid'. Dit plan is niet vastgesteld, maar bestaat uit het voorontwerp van 4 augustus 2014. De weg en de berm hadden in het voorontwerp 'Meerstad-Zuid' de enkelbestemmingen 'Water' en 'Verkeer - Wegverkeer', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' met de gebiedsaanduidingen 'Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen' en 'Geluidzone - weg'.
Figuur 17. Uitsnede bestemmingsplan Meerstad-Zuid, A7.
2.1.3 Nieuwe situatie
Voor de gebieden worden de bestemmingen zoveel mogelijk opgenomen zoals in de voorontwerpen van Meerstad reeds waren voorzien. Voor deze percelen is een conserverende bestemming opgenomen, die zoveel mogelijk aansluit bij het bestaande gebruik en de omliggende percelen.
2.1.4 Relevante onderzoeken
Bedrijven en milieuzonering (4.2.1), Bodem (4.5.1), Luchtkwaliteit en geur (4.6.1) en Geluid (4.8.1).
2.2 Sappemeer - Noorderstraat 124-126
2.2.1 Huidige situatie
Aan de Noorderstraat 124 en 126 staan twee aaneengebouwde woningen. De woningen staan op de hoek van de Noorderstraat en de Klinker. Het plangebied wordt omgeven door woningen.
Figuur 18. Weergave huidige situatie Noorderstraat 124 en 126.
2.2.2 Geldend bestemmingsplan
Op het plangebied is het bestemmingsplan 'Woongebieden' van de voormalige gemeente Hoogezand-Sappemeer van toepassing. De gronden zijn bestemd voor Wonen - 1 en zijn voorzien van een bijpassend bouwvlak. Tevens geldt een maatvoering voor de bouwhoogte en dakhelling. Daarnaast ligt een gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' op de gronden.
Figuur 19. Uitsnede bestemmingsplan 'Woongebieden'.
2.2.3 Nieuwe situatie
Feitelijke situatie verandert niet voor deze percelen. In het geldende bestemmingsplan is geen aanduiding voor het aantal woningen opgenomen. Hiermee is slechts 1 woning in het plangebied toegestaan. Om ook de de andere woning in het bouwvlak juridisch-planologisch toe te staan wordt alsnog deze maatvoering opgenomen.
2.2.4 Relevante onderzoeken
Bedrijven en milieuzonering (4.2.1), Bodem (4.5.1), Luchtkwaliteit en geur (4.6.1) en Geluid (4.8.1).
2.3 Schildwolde - Hoofdweg 172
2.3.1 Huidige situatie
Aan de achterzijde van Hoofdweg 174 ligt het kadastrale perceel 2015. dit perceel behoorde voorheen tot de eigenaar van Hoofdweg 174. De gronden zijn echter verkocht aan de naastgelegen buurman op nummer 172.
Figuur 20. Weergave huidige situatie Hoofdweg 172.
2.3.2 Geldend bestemmingsplan
Op de gronden is het bestemmingsplan 'Slochteren-Schildwolde' van toepassing. De gronden zijn hierbinnen bestemd voor 'Horeca' met de functieaanduiding 'horeca tot en met horecacategorie 2'.
Figuur 21. Uitsnede bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde.
2.3.3 Nieuwe situatie
Feitelijk verandert er niets aan het perceel. De gronden blijven ook in de toekomstige situatie onderdeel van de tuin van de woning aan de Hoofdweg 172. Met voorliggend bestemmingsplan wordt de juridisch-planologische regeling aangepast op het feitelijk gebruik. De gronden krijgen dan ook de bestemming 'Wonen -1B'. Een deel van het perceel heeft de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2".
2.3.4 Relevante onderzoeken
Bedrijven en milieuzonering (4.2.1), Bodem (4.5.1), Luchtkwaliteit en geur (4.6.1) en Geluid (4.8.1).
2.4 Zuidbroek - W.a. Scholtenweg 90
2.4.1 Huidige situatie
Aan de W.A. Scholtenweg 90 is bedrijvigheid gevestigd. Aan de waterkant (oostkant) ligt een groenstrook. Op deze bestaande groenstrook zijn geen bebouwingsmogelijkheden wenselijk. Dit is afgesproken met de eigenaar en ook notarieel vastgelegd.
Figuur 22. Weergave huidige situatie W.A. Scholtenweg 90
2.4.2 Geldend bestemmingsplan
De gronden zijn gelegen in het bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde' en hebben hierbinnen de bestemming 'Bedrijf'. Binnen deze bestemming zijn bedrijven tot en met categorie 2 toegestaan.
Figuur 23. Uitsnede bestemmingsplan 'Dorpen Menterwolde'
2.4.3 Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie blijven de gronden vrij van bebouwing. De juridisch-planologische situatie wordt hier op aangepast. De gronden krijgen een overeenkomstige bestemming, nameljik 'Groen'.
2.4.4 Relevante onderzoeken
Bedrijven en milieuzonering (4.2.1), Bodem (4.5.1), Luchtkwaliteit en geur (4.6.1) en Geluid (4.8.1).
Hoofdstuk 3 Beleid
3.1 Landelijk Beleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie schetst de rijksambities tot 2040 en formuleert doelen, belangen en opgaven tot 2028.
De leidende gedachte in de SVIR is ruimte maken voor groei en beweging. De SVIR is de eerste rijksnota die de onderwerpen infrastructuur en ruimte integraal behandelt. In de SVIR richt het Rijk zich vooral op decentralisatie. De verantwoordelijkheid wordt verplaatst van rijksniveau naar provinciaal en gemeentelijk niveau. Door urbanisatie, individualisering, vergrijzing en ontgroening nemen de ruimtelijke verschillen toe. Vanaf 2035 groeit de bevolking niet meer. De samenstelling van de bevolking, en daarmee de samenstelling van huishoudens, verandert. Ambities tot 2040 zijn onder andere het aansluiten van woon- en werklocaties op de (kwalitatieve) vraag en het zoveel mogelijk benutten van locaties voor transformatie en herstructurering.
Ook wil het Rijk ervoor zorgen dat in 2040 een veilige en gezonde leefomgeving met een goede milieukwaliteit wordt geboden. Dit moet voor zowel het landelijk als het stedelijk gebied gelden. In de SVIR is verder vastgelegd dat provincies en (samenwerkende) gemeenten verantwoordelijk zijn voor programmering van verstedelijking. (Samenwerkende) gemeenten zorgen voor (boven) lokale afstemming van woningbouwprogrammering die past binnen de provinciale kaders. Ook zijn de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de woningbouwprogramma's. Ter versterking van het vestigingsklimaat in de stedelijke regio's rondom de main-, brain- en greenports geldt een gebiedsgerichte, programmatische urgentieaanpak. In krimpregio's wordt het interbestuurlijke programma bevolkingsdaling doorgezet.
Nationaal belang 13 van de SVIR van het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met behulp van de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking (hierna: de Ladder) worden onderbouwd. Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 4.2.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het kabinet heeft in de hiervoor genoemde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld dat voor een aantal onderwerpen algemene regels moeten worden gesteld. Hiermee wordt de doorwerking van de nationale belangen op lokaal niveau geborgd. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders.
De volgende nationale belangen uit het Barro zijn van toepassing op de gemeente Midden-Groningen:
- Waddenzee en waddengebied;
- Hoofdwegen en landelijke spoorwegen;
- Elektriciteitsvoorziening;
- Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen;
- Natuurnetwerk Nederland.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Provinciale Omgevingsvisie
De Omgevingsvisie 2016 - 2020 van de provincie Groningen bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. In de Omgevingsvisie zijn zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.
Doel van de omgevingsvisie is het aantrekkelijke woon- en leefklimaat in de provincie verder verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. De provincie wil ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Activiteiten lopen steeds meer door elkaar heen. Dat heeft gevolgen voor het ruimtegebruik. Functies, als bijvoorbeeld wonen en werken, zijn steeds minder van elkaar gescheiden.
In de Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':
Ruimte
- 1. Versterken van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen;
- 2. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen;
- 3. Voorwaarden scheppen voor een goede infrastructuur ven ruimte voor veilige winning, transport en opslag van duurzame energie;
- 4. Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving.
Natuur en landschap
- 5. Beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie;
- 6. Beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland.
Water
- 7. Zorgen voor bescherming tegen wateroverlast en overstromingen
- 8. Zorg dragen voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water
Mobiliteit
- 9. Zorgen voor goede en veilige (inter)nationale, provinciale en regionale bereikbaarheid over weg, water, spoor, door de lucht en digitaal
Milieu
- 10. Tegengaan van milieueffecten en -hinder door te sturen op de kwaliteit van water, lucht, geluid en bodem;
- 11. Streven naar een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een veilige winning en opslag van (delf)stoffen.
Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn: Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor de gemeente Midden-Groningen.
3.2.2 Provinciale Omgevingsverordening
In de Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) heeft de provincie regels opgenomen om de doelstellingen aangegeven in de omgevingsvisie te realiseren. De Omgevingsverordening bevat dan ook regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen.
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit bestemmingsplan. Hieronder zijn de titels weergegeven die, al dan niet deels, betrekking op het onderhavig plangebied. Voor meer informatie over de inhoud van de titels wordt verwezen naar de Omgevingsverordening.
- Titel 2.2 Zorg voor ruimtelijke kwaliteit
- Titel 2.3 Bundeling van verstedelijking
3.2.3 Provinciaal buitengebied
In het provinciaal beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Binnen het stedelijk gebied laat de provincie veel ruimtelijke bevoegdheden over aan gemeenten. In het buitengebied ziet de provincie, in verband met taken op het gebied van onder meer natuur, water, landschap en erfgoed een grotere verantwoordelijkheid voor zichzelf.
In de provinciale omgevingsverordening is het provinciaal buitengebied vastgelegd. De volgende locaties vallen binnen het provinciaal buitengebied:
- De meest zuidelijke restpercelen Meerstad in Harkstede/Lageland vallen in het provinciaal buitengebied. Het betreft in het bijzonder de A7 en de Bieleveldslaan.
De overige locaties die in dit verzamelbestemmingsplan zijn opgenomen vallen onder het 'bebouwd gebied'. Voor een uitgebreide planbeschrijving wordt verwezen naar Hoofdstuk 2.
De locaties die in het provinciaal buitengebied vallen betreffen allen een actualisatie van bestaande planologische rechten. Met voorliggend bestemmingsplan vind dan ook geen uitbreiding van het stedelijk gebied plaats en nemen bebouwingsmogelijkheden niet toe.
3.2.4 Conclusie
De relevante bepalingen uit de Omgevingsverordening zijn integraal opgenomen in dit verzamelbestemmingsplan. Het plan is in overeenstemming met het provinciale beleid uit de Omgevingsvisie en -verordening.
3.3 Regionaal Beleid
De gemeente Midden-Groningen valt binnen twee woningmarkt regio's. De voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Slochteren zijn deelnemer in de Regio Groningen-Assen. De voormalige gemeente Menterwolde is deelnemer in de Regio Oost-Groningen. Voor de gemeente Midden-Groningen wordt één gezamenlijke nieuwe Woonvisie opgesteld. In deze Woonvisie wordt onder andere vastgelegd hoe wordt omgegaan met de regionale afspraken uit de twee woningmarkt regio's. Totdat de nieuwe Woonvisie wordt vastgesteld blijft het beleid van en de gemaakte afspraken in de voormalige gemeenten van kracht.
Onderstaand wordt ingegaan op de Regiovisie Groningen-Assen 2030. Het beleid uit Oost-Groningen wordt niet besproken, omdat de locaties die zijn meegenomen in dit verzamelbestemmingsplan niet binnen deze regio liggen.
3.3.1 Regiovisie Groningen-Assen 2030
De provincies Groningen en Drenthe en elf gemeenten daaruit werken sinds 1996 samen in de Regio Groningen-Assen. Zij zien de noodzaak om gezamenlijk op te trekken in de ruimtelijke ontwikkeling. De provincies en gemeenten kijken daarbij over hun grenzen heen. Het uitgangspunt is dat de steden niet zonder de omliggende regio kunnen, maar de omliggende regio ook niet zonder de steden. De regio wordt beschouwd als was zij één gemeente. Het collectieve belang weegt zwaarder dan de belangen van de individuen.
De doelen van de ontwikkeling en samenwerking zijn neergelegd in de Regiovisie Groningen-Assen 2030 en in de daaraan gekoppelde uitvoeringsconvenant. Deze regiovisie is in 29 november 2004 vastgesteld. Aan de hand van de ontwikkelingsvisie wordt gericht gewerkt aan het creëren van kansen voor de regio. Hierbij wordt uitgegaan van de eigen kwaliteiten: de rust en de ruimte, de aantrekkelijke steden en groene dorpen, de verscheidenheid in landschappen en de relatief goede bereikbaarheid. Voor de uitvoering van de regiovisie zijn vier regionale programma's geformuleerd, te weten: Wonen, Economie, Bereikbaarheid en Regionale & Innovatieve projecten.
3.4 Gemeentelijk Beleid
3.4.1 Kompas gemeente Midden-Groningen
Per 1 januari 2018 zijn de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde samengegaan tot de nieuwe gemeente Midden-Groningen. In het Kompas is de richting beschreven waarin de nieuwe gemeente zich wil gaan ontwikkelen. Hierbij is de gemeente eerst en vooral bondgenoot van inwoners, bedrijven en organisaties. Het motto is: minder voorschrijven, meer samenwerken.
Het Kompas benoemt drie bouwstenen voor een gemeenschappelijke maatschappelijke agenda. Deze bouwstenen bevatten de gemeenschappelijke doelen waar gemeente, inwoners, ondernemers, organisaties en bestuur de komende jaren aan gaan werken.
Bouwsteen 1: Groots in kleinschaligheid
De gemeente zet sterk in op zelfredzame en leefbare dorpen en kernen. Hierbij zijn inwoners medeverantwoordelijk voor de leefbaarheid. Leefbaarheid heeft sterk te maken met 'schoon, heel en veilig'. Gemeente en inwoners worden hierin steeds meer gelijkwaardige partners. De nieuwe gemeente is een verband van vitale, lokale gemeenschappen die bestaan uit de inwoners van dorpen, kernen en wijken. Al deze gemeenschappen hebben hun eigen identiteit en alle dorpen en wijken zijn anders. De omstandigheden, mogelijkheden en wensen zijn op elke plek anders en vragen om specifieke initiatieven, arrangementen en maatregelen. Daarom wordt nadrukkelijk gekozen voor maatwerk. Door inwoners zelf meer verantwoordelijkheid en zeggenschap te geven, wordt eveneens meer ruimte gegeven aan de verschillen tussen dorpen en kernen.
Het maatwerk dat geleverd wordt, valt binnen een overkoepelende visie. In alle dorpen en wijken kunnen mensen goed en plezierig wonen. Iedere lokale gemeenschap beschikt over en gelegenheid of voorziening waar inwoners elkaar kunnen ontmoeten. Daarnaast zijn alle dorpen en kernen fysiek en digitaal goed bereikbaar. Het streven is om de voorzieningen die van belang zijn voor het dagelijks leven, zo dicht mogelijk bij mensen te brengen of te zorgen dat deze goed bereikbaar zijn. Daarbij blijven we realistisch: wie in een klein dorp woont, mag een bij die schaal passend aanbod van voorzieningen verwachten. Meer gemeente-brede of regionale voorzieningen worden geconcentreerd in de stedelijke kern van Hoogezand.
Bouwsteen 2: Ieder mens telt
In de gemeenschap telt ieder mens: iedereen heeft betekenis voor zichzelf en zijn omgeving, en komt tot zijn recht om wie hij is. Het uitgangspunt is 'eigen kracht': alle inwoners - van jong tot oud, met of zonder beperking - nemen zelf de regie over hun leven en zijn zelf verantwoordelijk voor hun leven.
Voor mensen die maatschappelijk kwetsbaar zijn, is het soms moeilijk hun eigen kracht te vinden. Scholing voor kinderen is de manier om de vicieuze cirkel van maatschappelijke kwetsbaarheid te doorbreken. De integrale kindcentra kunnen daar goed bij helpen, maar niet per se en overal. Ook hier is ruimte voor verschillen en maatwerk. De sociale teams leveren ook maatwerk. De sociale teams spelen in individuele situaties een belangrijke rol bij het vinden van oplossingen. Samen met de ouders en/of gezinnen gaan zij na hoe belemmeringen op het gebied van geld, gezondheid, onderwijs en/of werkloosheid kunnen worden weggenomen. Ze redeneren daarbij vanuit het gezin, niet vanuit de verschillende hokjes of budgetten bij de gemeente. Verder wil de gemeente samen met werkgevers en onderwijsinstellingen snel een concreet plan maken en uitvoeren om werkzoekenden 'fit' te maken voor werk.
Bouwsteen 3: Economie van de toekomst
De gemeente Midden-Groningen heeft een stevige economische basis, dankzij de bedrijvigheid in stuwende sectoren zoals (maak-)industrie, landbouw, handel, bouw en energie. Vooral met de maakindustrie, met name scheepsbouw, onderscheiden wij ons regionaal. Voor de werkgelegenheid zijn ook de publiek gefinancierde instellingen en ondernemingen van belang. De maakindustrie en de landbouw kunnen worden versterkt. Nieuwe kansen bieden de energietransitie en de vrijetijdseconomie. De gemeente heeft weinig mogelijkheden om de economie en de arbeidsmarkt te veranderen; daarvoor zijn vooral partijen als onderwijs en bedrijfsleven aan zet. De gemeente zet zich wel samen met lokale en regionale partners in voor onder andere de volgende zaken:
- het innoveren van de arbeidsmarkt en economie;
- het creëren van nieuwe partnerschappen en allianties en bestaande allianties versterken:
- excellente dienstverlening voor ondernemers en instellingen;
- beschikbaarheid van snel internet;
- meer regionale waarde voor de landbouw;
- blijvende vernieuwing van de maakindustrie;
- duurzame inzetbaarheid van de beroepsbevolking;
- energietransitie om de afhankelijkheid van fossiele energie te verkleinen;
- bredere samenwerkingsverbanden;
- uitwerken van de regionale agenda
3.4.2 Harmonisatie van beleid
Het beleid van de voormalige gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde moet geharmoniseerd worden tot nieuw beleid voor Midden-Groningen. Hierbij vormen de uitgangspunten en bouwstenen uit het Kompas de basis. Het huidige beleid is (met een aantal uitzonderingen, waaronder bestemmingsplannen) geldig tot 1 januari 2020. Voorliggend bestemmingsplan wordt dan ook getoetst aan het beleid van de voormalige gemeenten, voor zover het relevant is voor dit verzamelbestemmingsplan.
3.4.3 Ecologische beleidskaart
Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Wet natuurbescherming stelt daar regels voor. Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden.
Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Midden-Groningen de 'Ecologische basiskaart en leidraad Midden-Groningen? opgesteld.
De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven. In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.
Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden. De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Wet natuurbescherming die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen. In paragraaf 4.8 wordt per locatie verder ingegaan op de ecologische toetsing en verantwoording.
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Ladder Voor Duuzame Verstedelijking
4.1.1 Inleiding
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voldoen de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. Op 1 juli 2017 is de nieuwe 'Ladder voor duurzame verstedelijking' in werking getreden. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder houdt in dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, de volgende onderdelen moet bevatten:
- Beschrijving van de behoefte aan de ontwikkeling.
- Indien de ontwikkeling ligt buiten het bestaande stedelijk gebied moet tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien.
Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw beslag op de ruimte. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologische regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd.
4.1.2 Toetsing
Stedelijke ontwikkeling
Voordat de Ladder voor de duurzame verstedelijking wordt doorlopen, moet de vraag worden beantwoord of sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
Met voorliggend verzamelplan worden een aantal (kleine) ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Deze wijzigingen zijn in aard en omvang zo klein dat deze niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling zijn aan te merken. Nadere motivatie van de ladder is dan ook niet van toepassing.
Behoefte
Wanneer de ladder niet van toepassing is op een plan is wel een motivering nodig waaruit blijkt dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening. daarbij moet onder andere aandacht worden besteed aan de uitvoerbaarheid van het plan. In het kader van de uitvoerbaarheid moet aandacht worden besteed aan de behoefte.
De ontwikkelingen/ambtshalve wijzigingen die in voorliggend verzamelplan worden meegenomen vloeien voort uit directe behoeftes. De ambtshalve wijzigingen betreffen met name correcties van eerdere bestemmingsplannen.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
Milieuaspecten worden in principe geregeld via de daartoe geëigende wetgeving, het Activiteitenbesluit en/of de Wet Milieubeheer. Daar waar het de ruimtelijke ordening raakt, moet met deze aspecten echter rekening worden gehouden. Het gaat dan met name om de situering van milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van milieuhinderlijke inrichtingen (zoals bedrijven).
Om te bepalen welke afstanden dienen te worden aangehouden, wordt de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' gehanteerd. De VNG-brochure geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Per type bedrijf wordt tevens een milieucategorie aangegeven. Uit de milieucategorie volgt een indicatie van de afstanden die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten. Deze richtafstanden hebben betrekking op de aspecten geluid, stof, geur en gevaar. De gegeven afstanden zijn richtafstanden en geen harde eisen. Dit betekent dat afwijken van de afstanden, mits goed gemotiveerd, is toegestaan. De afstand wordt gerekend van de grens van de bestemming die milieubelastende functies toelaat tot de gevel van de milieugevoelige functies. Naast het omgevingstype 'rustige woonwijk' wordt het omgevingstype 'gemengd gebied'onderscheiden. Een gemengd gebied is een gebied met een matig tot sterke functiemenging.
Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden met één stap terug worden gebracht. Daarnaast kan in sommige gevallen er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden. De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.
4.2.1 Toetsing
Restpercelen Meerstad
Betreffende de restpercelen Meerstand vindt alleen een planologische actualisatie van de percelen plaats. Dit sluit aan bij de bij feitelijk situatie.
Noorderstraat 124-126, Sappemeer
Het perceel aan de Noorderstraat 124-126 betreft een woonbestemming. De Noorderstraat kenmerkt zich door een gemengde samenstelling waarbinnen wonen, kleinschalige bedrijvigheid en maatschappelijke voorzieningen samenkomen. Voor dit adres wijzigt de feitelijke situatie niet. De enige verandering die met het planvoornemen doorgevoerd wordt is het planologisch corrigeren van de geldende bestemming (aanduiding woningaantallen).
Hoofdweg 172, Schildwolde
Het gedeelte van het perceel Hoofdweg 172 waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft, is in de huidige situatie bestemd voor horeca. De gronden zijn echter verkocht aan de buurman van Hoofdweg 174 en worden in de toekomstige situatie gebruik voor wonen. Voor horeca (café) geldt een grootste richtafstand van 10 m. De hoofdweg in Schildwolde kenmerkt zich door een gebied met planologisch gemengde samenstelling. Gemotiveerd kan daarom worden afgeweken van de te hanteren richtafstand met 1 afstandsstap. Het aspect milieuhinder vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen.
W.A. Scholtenweg 90, Zuidbroek
Een gedeelte van het perceel (bestaande groenstrook) krijgt de groenbestemming. Het doel hiervan is tweeledig; De bestaande groenstrook krijgt hiermee een passende bestemming. Dit is vanuit landschappelijk oogpunt wenselijk. Daarnaast wordt op deze manier ruim voldoende afstand van het bedrijf tot woningen gegarandeerd. Vanuit het uitgangspunt van milieuzonering (voldoende afstand tussen woningen en bedrijven) ontstaat er op deze manier een betere situatie. Door instandhouding van de groenstrook blijft er een afstand van zeker 90 meter tussen bedrijf en burgerwoningen. Dit is ruim voldoende, aangezien de richtafstand bij de aanwezige bedrijfscategorie (2) vanuit de VNG-publicatie 30 meter is (in een rustige woonomgeving).
4.2.2 Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft milieuhinder uitvoerbaar.
4.3 Externe Veiligheid
Wetgeving inrichtingen
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.
KWETSBARE EN BEPERKT KWETSBARE OBJECTEN
Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sporten ampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.
PLAATSGEBONDEN RISICO
Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden.
Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.
GROEPSRISICO
Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:
- door uitbreiding van risicovolle activiteiten: de kans op een ongeval neemt toe;
- door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw): het aantal mogelijke doden neemt toe.
In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.
Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Bevb. Er moeten in ieder geval aandacht besteedt worden aan:
- het aantal personen in het invloedsgebied;
- het groepsrisico;
- de mogelijkheden om het risico te verminderen;
- de alternatieven;
- de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
- de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.
Wetgeving buisleidingen
Sinds 1 januari 2011 geldt het Besluit externe veiligheid Buisleidingen (Bevb). Het Bevb regelt de taken en verantwoordelijkheden van de leidingexploitant en van de gemeente. De gemeente moet in bestemmingsplannen rekening houden met risicovolle buisleidingen. De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor het plaatsgebonden risico (PR). Het bestemmingsplan mag binnen de PR 10-6 risicocontour geen kwetsbare objecten mogelijk maken. Ook risicoverhogende objecten mogen niet. Risicoverhogende objecten zijn bijvoorbeeld windmolens (afvallende wieken) en hoogspanningslijnen. Beperkt kwetsbare objecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen.
De gemeente moet het groepsrisico (GR) verantwoorden. Het verwachte aantal aanwezigen binnen het invloedsgebied van de buisleiding moet worden verantwoord. Het invloedsgebied bij brandbare vloeistoffen reikt tot net buiten de 10-6 contour. Voor leidingen met aardgas en chemicaliën moet het invloedsgebied per geval berekend worden. De gemeente moet een ruimtelijke reservering opnemen voor belemmeringenstrook met aanleg vergunningstelsel: de voor onderhoud gereserveerde ruimte bedraagt ten minste 5 meter aan beide zijden van de leiding.
Voorheen vielen de transportleidingen voor chemische stoffen (anders dan aardgas of aardolieproducten) nog niet onder het Bevb, maar onder de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. De Circulaire is echter in 2015 vervallen. Deze types leidingen zijn vanaf dat moment ook onder het Bevb gaan vallen. Als de ruimtelijke inpassing van deze leidingen echter voldoet aan het Bevb, wordt automatisch voldaan aan de huidige Circulaire.
Wetgeving transportroutes
Voor ruimtelijke plannen binnen het invloedsgebied (1% letaliteitsgebied) van de risicovolle transportassen (spoor, weg of water) is het Besluit externe veiligheid transportroutes(Bevt) van toepassing.
BASISNET
Aan het Bevt is het zogenaamde basisnet gekoppeld. Dat is bedoeld om de transportroutes vast te leggen. Het basisnet houdt rekening met de veiligheid, maar ook met de dynamiek van het transport en met toekomstige groei. In het basisnet is de grotere weg-, spoor- en waterinfrastructuur opgenomen.
De provincie Groningen heeft ook al een provinciaal basisnet vastgesteld, als onderdeel van de Provinciale Omgevingsverordening. Het basisnet geeft aan voor welke provinciale wegen aspecten van externe veiligheid aan de orde zijn. Het basisnet ziet op plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Provincie specifiek is een extra regel voor de bescherming voor minder zelfredzame personen.
- Binnen 30 meter van de rand van wegen en spoorwegen in het basisnet mogen geen nieuwe objecten of functies voor beperkt zelfredzame personen worden toegestaan (scholen, zorgwoningen, zorgcentra et cetera).
- In de toelichting van bestemmingsplannen moeten aandacht besteedt worden aan het groepsrisico binnen 200 meter van een weg uit het basisnet. Met name de risico's van een plasbrand (een brandende plas) en een BLEVE (gasexplosie) moeten beschouwd worden.
- In de toelichting moet ook aandacht besteedt worden aan het groepsrisico in gebieden binnen 1500 meter van de spoorweg Groningen-Zuidbroek.
4.3.1 Toetsing
Er bevinden in de directe nabijheid van de percelen in het bestemmingsplan geen objecten waarvoor een externe veiligheidsberekening nodig is. Het plaatsgebonden risico en ook het groepsrisico veranderen niet.
4.3.2 Conclusie
Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect externe veiligheid uitvoerbaar.
4.4 Watertoets
Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.
Het waterbeleid, zoals opgenomen in het Nationaal Waterplan 2016-2021 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het kabinet zet hiermee in op een robuust en toekomstgericht inrichten van het watersysteeem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, Het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit en en gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart.
Keur Waterschap
Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.
Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.
Notitie Stedelijk Waterbeheer
In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen. Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in estemmingsplannen, met als doelstelling: 'Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.'
Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:
Onderwerp | Probleem | Oplossingsrichting |
Ruimte voor water | Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. | Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken. |
Taakverdeling | Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. | Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen. |
Watersysteem | Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. | Duurzame inrichting, basisinspanning/waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem. |
4.4.1 Toetsing
Het bestemmingsplan is primair conserverend van karakter, waarbij de bestaande functies worden bestemd. Er worden geen wezenlijke veranderingen in de waterhuishouding voorzien. Grootschalige ontwikkelingen zijn op grond van dit bestemmingsplan aldus niet mogelijk.
Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een groter oppervlakte dan 150 m2) en in het buitengebied (bij een oppervlakte groter dan 1.500 m2) zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.
In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.
Onderstaand wordt ingegaan op de percelen in het plangebied. Er is bij de volgende percelen geen sprake van toevoeging van bebouwing of verharding. Het gaat om de gebruikswijziging van de bestaande bebouwing en/of percelen. Er zijn met betrekking tot water (en afvoer) geen aanvullende maatregelen nodig.
Dorp | Adres | Situatie |
Harkstede/Lageland | restpercelen omgeving grens met Meerstad | juiste bestemming voor bestaande wegen, bermen, woning, agrarische percelen (zonder bouwblok) e.d. |
Sappemeer | Noorderstraat 124-126 | bestaande woningen krijgen juiste aanduiding (aantal woningen). |
Schildwolde | Hoofdweg 172 | beperkte vergroting tuin (ipv horeca). |
Zuidbroek | W.A. Scholtenweg 90 | groenstrook krijgt juiste bestemming. |
4.5 Bodem
De aanwezige milieuhygiënische bodemkwaliteit behoort te passen bij het huidige of het toekomstige gebruik van de bodem. De bodemkwaliteit mag geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door menselijk handelen (zorgplicht).
Informatie over uitgevoerde bodemonderzoeken, bodemsaneringen en historisch verdachte locaties staan vermeld op de Bodeminformatiekaart (via www.provinciegroningen.nl).
Grondverzet
Voor toepassing van grond, bouwstoffen en baggerspecie gelden de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Een deel van de regels voor hergebruik van grond staan beschreven in de gemeentelijke de Regionale bodemkwaliteitskaart Groningen en de Regionale Nota bodembeheer provincie Groningen (2014).
Bodemtoets
Bij graafwerkzaamheden, bouwactiviteiten, uitbreiding of verandering van (bedrijfs-) activiteiten dient de initiatiefnemer bij de gemeente na te gaan of een actueel bodemonderzoek ingediend moet worden of niet.
4.5.1 Toetsing
4.5.2 Conclusie
Het verzamelbestemmingsplan is wat betreft het aspect bodem uitvoerbaar.
4.6 Luchtkwaliteit En Geur
In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) zijn de grenswaarden op het gebied van de luchtkwaliteit vastgelegd. Daarbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijn stof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5) van belang. Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 µg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 µg/m3 voor PM2,5. Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn verder vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn (onder andere) de volgende projecten vrijgesteld van toetsing:
- woningbouwprojecten met minder dan 500 woningen;
- projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 µg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.401 auto's dan wel 109 vrachtwagens per weekdagetmaal (grenswaarde 2018).
PM10 en PM2,5 zijn overigens sterk gerelateerd, aangezien PM2,5 onderdeel uitmaakt van de emissie van PM10. Als aan PM10 wordt voldaan, mag daarom worden aangenomen dat ook de grenswaarde van PM2,5 niet wordt overschreden
4.6.1 Toetsing
De planvoornemens voor de verschillende adressen zoals meegenomen in dit verzamelbestemmingplan betreffen met name ambtelijke wijzigingen en blijven ruimschoots onder de hierboven genoemde grenzen. Dit verzamelplan leidt dan ook niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit van meer dan 3%.
4.6.2 Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect luchtkwaliteit uitvoerbaar.
4.7 Ecologie
Op 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. De Wet natuurbescherming voorziet in vereenvoudigde regels ter bescherming van de natuur, decentralisatie van bevoegdheden naar provincies en een goede aansluiting op het omgevingsrecht.
De volgende gebieden genieten bescherming op grond van de Wet natuurbescherming:
- Natura 2000-gebieden (Vogel- en Habitatrichtlijngebied);
- staatsnatuurmonumenten (gebieden in eigendom van de staat);
- beschermde natuurmonumenten (gebieden die in eigendom zijn van particulieren, waaronder terreinbeheerders);
- Wetlands.
Ook de provincie heeft gebieden aangewezen waarbinnen beschermende regels gelden ten aanzien van het behoud van ecologische waarden. In de omgevingsverordening zijn voor enkele van deze aspecten, waaronder Natuur Netwerk Nederland en Bos- en natuurgebieden buiten het Natuur Netwerk Nederland, bindende regels opgenomen.
Leidraad Gemeente Midden-Groningen
De gemeente Midden-Groningen heeft in 2017 een leidraad met bijbehorende themakaarten opgesteld dat als handreiking dient voor ruimtelijk beleid en inzicht geeft in de ecologische waarden in de gemeente Midden-Groningen. Met behulp van de leidraad kan een goed beeld worden verkregen van de natuurwaarden in de gemeente.
4.7.1 Toetsing
Voor alle adressen in het plangebied van voorliggend bestemmingsplan zijn geen ecologische aspecten relevant, het bestemmingsplan is namelijk conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk.
4.7.2 Conclusie
Het bestemmingsplan is wat betreft het aspect ecologie uitvoerbaar.
4.8 Geluid
Wat betreft geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder van toepassing. In deze wet wordt onderscheid gemaakt in wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai.
Wegverkeerslawaai
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen waar een maximumsnelheid van 30 km/geldt en wegen die zijn aangeduid als 'woonerf'. In geval van geluidgevoelige bebouwing binnen een zone dient akoestisch onderzoek plaats te vinden. Bij 30 km wegen moet vooraf duidelijk aannemelijk kunnen worden gemaakt dat de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan 48 dB. Alleen indien geen twijfel bestaat over het beperkte aantal voertuigbewegingen over de weg is akoestisch onderzoek niet noodzakelijk. Behoudens situaties waarbij door burgemeester en wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidgevoelige bebouwing, waaronder woningen. binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 48 dB.
Railverkeerslawaai
Ook hoofdstuk 7 (Zones langs spoor-, tram- en metrowegen) van de Wet geluidhinder is van belang. Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor woningen binnen een zone als hoogst toelaatbare geluidsbelasting van de gevel 55 dB (artikel 106 Wet geluidhinder). Bij het voorbereiden van de vaststelling of de herziening van een bestemmingsplan dat geheel of gedeeltelijke betrekking heeft op grond ehorende bij een zone als bedoeld in artikel 106b van de Wet geluidhinder, dienen burgemeester en wethouders een akoestisch onderzoek in te stellen naar:
- de geluidsbelasting die door woningen, door andere geluidgevoelige gebouwen of door geluidgevoelige terreinen binnen de zone vanwege de spoorweg zou worden ondervonden, zonder de invloed van maatregelen die de geluidsoverdracht beperken;
- de doeltreffendheid van de in aanmerking komende maatregelen om te voorkomen dat de in de toekomst vanwege de spoorweg optredende geluidsbelasting van de woningen te boven zou gaan.
In de nabijheid van de verschillende percelen is geen spoorlijn aanwezig die kan bijdragen aan eventuele geluidhinder op de perceen.
Industrielawaai
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van (grote) lawaaimakers enerzijds (zowel solitaire bedrijven als gevestigd op industrieterreinen) en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds.
Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidsproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
In het plangebied liggen geen inrichtingen waar een geluidscontour van uitgaat (geluidszoneringsplichtige bedrijven). Er zijn in de directe omgeving van het plangebied geen inrichtingen met een geluidscontour die over (een deel van) het plangebied reikt.
4.8.1 Toetsing
Met het planvoornemen worden geen nieuwe hindergevoelige functies mogelijk gemaakt. Akoestisch onderzoek naar weg- of railverkeerslawaai is dan ook niet aan de orde.
4.8.2 Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect geluid uitvoerbaar.
4.9 Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden 'in situ' (ter plekke; in de bodem).
In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast. De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van archeologische bescherming in deze wet is dat de archeologische resten intact in de grond bewaard moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ).
Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welke archeologische (verwachtings-)waarden er zijn.
In 2018 zijn de archeologische, cultuurhistorische en cultuurlandschappelijke waarden voor de gehele gemeente Midden-Groningen opnieuw geïnventariseerd en op één kaart samengebracht (exclusief gebouwde monumenten). De beleidsnota's beschrijven hoe de gemeente deze waarden wil beschermen. Deze bescherming wordt vastgelegd in bestemmingsplannen, of - voorzover niet geregeld in bestemmingsplannen - in de gemeentelijke erfgoedverordening die in mei 2018 is vastgesteld. Het gemeentelijk archeologiebeleid wordt naar verwachting in 2019 geharmoniseerd.
4.10 Cultuurhistorie
Ieder ruimtelijk plan moet een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
4.10.1 Toetsing
Vanaf 2017 zijn er inventarisaties uitgevoerd naar karakteristieke bebouwing in de gemeente. Deze karakteristieke bebouwing is door de gemeente Midden-Groningen in een nieuw facetbestemmingsplan opgenomen. In het plangebied van dit verzamelplan is geen karakteristieke bebouwing aanwezig.
Restpercelen Meerstad
In Harkstede is een molenbiotoop aanwezig. Op basis hiervan is in voorliggend verzamelplan de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' overgenomen.
Overige adressen
Voor de overige adressen zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig.
4.10.2 Conclusie
Het planvoornemen is wat betreft het aspect cultuurhistorie uitvoerbaar.
4.11 Kabels En Leidingen
Nabij de verschillende locaties liggen een aantal hogedrukgasleidingen. Deze zijn al beschreven in de paragraaf Externe Veiligheid. Verder liggen in of nabij de locaties geen kabels en/of leidingen die een belemmering vormen voor de uitvoering van de plannen.
Bij de realisering van nieuwe bebouwing wordt wel geadviseerd een Klic-melding te doen, voor de ligging van eventuele kabels en/of leidingen (aansluitleidingen). Dit is de verantwoordelijkheid van de betrokken initiatiefnemer.
4.12 M.e.r.-beoordeling
In de Wet milieubeheer en het bijbehorende Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is wettelijk geregeld voor welke projecten en besluiten een vorm van m.e.r.-verplichting geldt. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, waarvoor altijd een m.e.r.-procedure moet worden doorlopen (m.e.r.-plicht) en activiteiten waarvoor het bevoegd gezag nader moet beoordelen of een m.e.r.-procedure al dan niet nodig is (m.e.r.-beoordelingsplicht). In bijlage C van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten het maken van een milieueffectrapportage verplicht is. In bijlage D van het Besluit m.e.r. is aangegeven voor welk type activiteiten een m.e.r.-beoordelingsprocedure moet worden doorlopen. Hierbij zijn per type activiteiten drempelwaarden opgenomen.
Wanneer ontwikkelingen onder de in lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet wel beoordeeld worden of de geplande activiteiten geen belangrijke nadelige milieugevolgen hebben. Voor deze motivering/toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Uit de vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen twee conclusies volgen: belangrijke nadelige milieueffecten zijn uitgesloten of belangrijke nadelige milieueffecten zijn niet uitgesloten. In het eerste geval is de activiteit niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig, in het andere geval dient een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd en de bijbehorende procedure te worden gevolgd.
4.12.1 Toetsing
De voorgenomen plannen zijn geen concreet benoemde activiteiten die in kolom D van het Besluit m.e.r. is genoemd. Er is dan ook geen sprake van het overschrijden van drempelwaarden in de D-lijst van het Besluit m.e.r. Voor het planvoornemen geldt daarom geen plan-MER-plicht en een (vormvrije) m.e.r.-beoordeling is ook niet aan de orde.
Verder kan op basis van voorgaande verantwoording van de omgevingsaspecten in redelijkheid worden aangenomen dat geen onaanvaardbare milieueffecten in het projectgebied hoeven te worden verwacht.
4.13 Duurzaamheid
Met het bestemmingsplan 'Verzamelbestemmingsplan 2019-1 wordt aantal ambtshalve wijzigingen/correcties doorgevoerd. Omdat het plan, buiten reeds bebouwde percelen, niet voorziet in nieuwe ontwikkelingen zijn er in het plan geen specifieke eisen met betrekking tot duurzaamheid opgenomen.
Met betrekking tot duurzaam ruimtegebruik kan bij het voorgaande worden aangesloten, omdat geheel nieuwe ontwikkelingen buiten de reikwijdte van het plan blijven. Bij de bouwregels voor zowel wonen als bedrijven wordt wel een efficiënt ruimtegebruik nagestreefd door eisen op te nemen voor de situering van (bij)gebouwen binnen het bouwperceel en bouwpercelen zo efficiënt mogelijk te bestemmen.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
In dit hoofdstuk wordt als eerste uitgelegd wat een bestemmingsplan is en welke systematiek gekozen is voor het verzamelbestemmingsplan. Hierna wordt een toelichting gegeven op de bestemmingen die zijn opgenomen in het plan. Regels en de verbeelding moeten altijd in samenhang worden gelezen. Op de verbeelding zijn namelijk de bestemmingen, de aanduidingen en de verklaringen aangegeven die voor een locatie gelden.
5.1 Wat Is Een Bestemmingsplan
In een bestemmingsplan is geregeld hoe gronden en de bouwwerken daarop gebruikt mogen worden, en wat en hoe er gebouwd mag worden.
Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de verbeelding, de regels en de toelichting. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemming een perceel heeft. Het kan bijvoorbeeld gaan om een woon-, bedrijfs- of verkeersbestemming. In de regels is vervolgens bepaald wat er wel en niet is toegestaan binnen deze bestemming. Hier staat onder andere hoe de grond gebruikt mag worden en of er gebouwd mag worden. Als er gebouwd mag worden, dan staan in de regels onder andere de goothoogte en bouwhoogte die maximaal zijn toegestaan op het perceel. In de toelichting zijn onder andere de aanleiding, de achtergronden en uitgevoerde onderzoeken beschreven. Een bestemmingsplan gaat uitdrukkelijk niet over allerlei uitvoeringsgerichte zaken, zoals bijvoorbeeld de inrichting van wegen en het openbaar gebied of de aanleg of het functionering van rioleringssystemen.
Als een persoon of bedrijf wil gaan bouwen of verbouwen, is hier vaak een omgevingsvergunning voor nodig. Een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt onder andere getoetst aan het bestemmingsplan. Als een aanvraag past binnen de regels van het bestemmingsplan wordt in de meeste gevallen een omgevingsvergunning verleend.
De wijze waarop een bestemmingsplan juridisch kan worden vormgegeven, wordt in grote lijnen bepaald door de Wet ruimtelijke ordening, evenals door het daarbij behorende Besluit ruimtelijke ordening.
5.2 Systematiek Verzamelbestemmingsplan
Een verzamelbestemmingsplan is een bestemmingsplan waarbij diverse particuliere verzoeken en ambtelijke aanpassingen in één bestemmingsplan worden meegenomen. In het verzamelbestemmingsplan zijn dan ook verschillende locaties opgenomen die verspreid over het grondgebied van de gemeente Midden-Groningen liggen.
Bij het bepalen van de bestemmingen en regels voor de verschillende locaties is zo veel mogelijk aansluiting gezocht bij de bestemmingsplannen die nu gelden voor de betreffende locatie en/of de omgeving. In paragraaf 1.3 is per locatie aangegeven welk 'moederplan' per locatie van toepassing is.
Voor een toelichting op de inleidende regels (zoals de begripsbepalingen en de wijze van meten), de algemene regels (zoals algemene bouw-, gebruiks- en afwijkingsregels) en de overgangsregels wordt verwezen naar de 'moederplannen'. In deze plannen is vaak ook een uitleg te vinden van de verschillende onderdelen van de bestemmingsregels. In de paragrafen 5.3, 5.4 en 5.5. worden de bestemmingen, dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen toegelicht die in dit verzamelbestemmingsplan voorkomen.
5.3 Toelichting Basisbestemmingen
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.
5.3.1 Agrarisch - cultuurgrond
Deze bestemming is specfiek voor agrarische cultuurgronden, kavelontsluitingswegen en opritten tot erven. Ook kleine bos- en/of natuurelementen (met een oppervlakte van ten hoogste 1 hectare), houtsingels rondom agrarische bedrijven en natuurvriendelijke oevers (breedte ten hoogste 5 meter) vallen onder deze bestemmingsregeling. De regeling heeft het karakter van een gebiedsbestemming.
Bebouwing is niet toegestaan. Alleen door toepassing van afwijkingsregels en wijzigingsregels, voor uitbreiding of wijziging van het bouwvlak, kan nieuwe bebouwing worden toegestaan. Voor gebruik van de gronden dat niet bij recht wordt toegestaan voorziet de bestemming voor een aantal toepassingen in afwijkingsbevoegdheden.
De bestemming is in dit plan gebruikt voor een aantal "restpercelen" in Meerstad. Het betreft agrarische percelen zonder bouwvlak.
5.3.2 Groen
De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen. Aan openbare groenelementen als plantsoenen, brede wegbermen en bossingels die bijdragen aan de bovenwijkse groenstructuur wordt in principe de bestemming Groen toegekend. Hierbinnen wordt het ook mogelijk gemaakt om water aan te leggen, verhardingen, additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen. In dit plan is deze bestemming gebruikt voor een stukje groen nabij de W.A. Scholtenweg 90 in Zuidbroek en een rand van een perceel bij de Bovenkruier 14 in Harkstede.
5.3.3 Verkeer
In het bestemmingsplan zijn 2 verkeerbestemmingen opgenomen. Het gaat om de bestemming Verkeer-Verblijfsgebied en de bestemming Verkeer-Wegverkeer.
De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is gericht op de verblijfsfunctie en secundair op de verkeersfunctie. Deze gronden hebben in principe een multifunctioneel karakter waarbij de inrichting gericht is op algemeen gebruik. Bijvoorbeeld voor woonstraten, lanen, pleinen, fiets- en voetpaden, speel- en parkeervoorzieningen en daarnaast ook groen en water. Deze bestemming is gebruikt voor een stukje van de Bieleveldslaan in Harkstede .
De bestemming Verkeer - Wegverkeer is in dit verzamelbestemmingsplan gebruikt voor de A7. Dit is een hoofdverkeersweg.
5.3.4 Water
De bestemming wordt specifiek toegekend aan meren, plassen en andere natuurlijke, danwel kunstmatige oppervlaktewateren en watergangen die door het waterschap als hoofdwatergang worden aangeduid. In een aantal gevallen worden ook schouwsloten aangeduid vanwege de essentiële afwateringsfunctie van de sloot of indien sprake is van sloten die het landschapspatroon bepalen.
Ook aan terreinen of gebieden die specifiek een waterbergingsfunctie krijgen wordt deze bestemming toegekend om dit gebruik te verankeren (en ander gebruik uit te sluiten).
De hoofdfunctie is de ontvangst, berging en/of afvoer van water alsmede voor de bescherming, het beheer en het onderhoud van watergangen, met de bijbehorende voorzieningen. Wanneer een brug met een verkeersfunctie over het water ligt, dan wordt deze ter plaatse als zodanig aangeduid. De bestemming is in dit plan gebruikt voor een sloot, grenzend aan de A7.
5.3.5 Wonen - 1
De bestemming ligt op de percelen Noorderstraat 124-126 in Sappemeer. Deze bestemming is bedoeld voor de eengezinshuizen met tuin en erf. De bestemming is vrij flexibel. In deze specifieke situatie is sprake van bestaande woningen. Het bouwvlak is gelegen op een groot deel van het perceel.
5.3.6 Wonen -1A
Deze bestemming wordt in het algemeen toegepast bij ruime, brede percelen waar de vrijstaande woning min of meer midden op het perceel is gesitueerd. Doel is om meer flexibiliteit te creëren en meer nadruk te leggen op concentratie van woonbebouwing op het bouwperceel zonder afbreuk te doen aan de ruimtelijke kwaliteit in het gebied.
De opgenomen regeling laat het onderscheid tussen het hoofdgebouw en ondergeschikte verbonden delen los, voorzover dit wordt ingevuld binnen het bouwvlak. De regeling biedt ontwerpvrijheid bij uitbreiding van woningen. Qua hoofdvorm gelden wel enkele eisen qua dak, maximum breedte en horizontale diepte van het woongebouw. Om in het buitengebied op ruime percelen meer flexibiliteit te kunnen bieden is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om een deel van het woongebouw buiten het bouwvlak te situeren. Deze bestemming is gebruikt voor het woonperceel Lagelandsterweg 2 in Lageland in de voormalige gemeente Slochteren
5.3.7 Wonen -1B
Deze woonbestemming gaat uit van een hoofdgebouw met daarbij behorende, al dan niet aangebouwde bijgebouwen. Het hoofdgebouw, dat gelet op de constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming het belangrijkste gebouw op het bouwperceel is, is slechts toegestaan binnen het bouwvlak en moet, uitgezonderd de aangebouwde zijde(n), op een afstand van tenminste 3 meter van de zijdelingse perceelsgrens zijn gesitueerd. Deze regeling wordt in het algemeen toegepast bij woningen op gemiddelde percelen en afgestemd op het overwegende straatbeeld en de perceelsgrootte. De bestemming is gebruikt voor Hoofdweg 172 in Schildwolde.
5.3.8 Wonen en mantelzorg/vrij beroep
Binnen de voornoemde woonbestemmingen (basisbestemmingen) is onder voorwaarden mantelzorg toegestaan. Dit dit geldt ook voor vrije beroepen;
- Mantelzorg
In het Besluit omgevingsrecht (bijlage II) is het gebruik van bijgebouwen zodanig verruimd dat deze vergunningvrij voor mantelzorg mogen worden gebruikt. In het bestemmingsplan is daarom alleen in de Algemene afwijkingsregels nog een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor het tijdelijk plaatsen van een mantelzorgunit, bovenop de toegestane gezamenlijke oppervlakte aan aan- en uitbouwen en bijgebouwen.
- Beroep en bedrijf aan huis
In alle woningen en bedrijfswoningen zijn bij recht (vrije) beroepen aan huis en beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis toegestaan, mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden (zoals soort beroep en oppervlakte). Wonen blijft altijd het hoofdgebruik.
5.4 Toelichting Dubbelbestemmingen
Aan een dubbelbestemming bestaat de behoefte, wanneer een bestemming onvoldoende recht doet aan de functies/gebruiksdoeleinden die op de gronden toelaatbaar zijn of wanneer ruimtelijk relevante belangen veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een bestemming kunnen worden gewaarborgd. Een dubbelbestemming heeft altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak.
In de SVBP is een drietal hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
Leiding: waarbinnen beschermingszones van o.a. gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
Waarde: bijv. landschappelijke en/of archeologische waarden.
Waterstaat: bijv. waterbergingsgebieden of waterkeringen.
De bouw- c.q. gebruiksregels in de dubbelbestemming bepalen de verhouding van de basisbestemming ten opzichte van de dubbelbestemming.
5.4.1 Hoogspanningsverbinding
Ter bescherming van bovengrondse hoogspanningsleidingen is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen de belemmerende strook van deze leiding mogen geen werkzaamheden worden uitgevoerd zonder schriftelijke toestemming van TenneT. Daarnaast zijn er ook regels opgesteld voor (het beperken van) bouwen.
5.4.2 Leiding - gas
Ter bescherming van de aardgastransportleidingen is deze dubbelbestemming opgenomen. Binnen de vrijwaringszone van deze leidingen mogen gronden niet in gebruik zijn op een manier die strijdig is met het beheer van de leidingen. Ter plaatse mogen geen bouwwerken worden opgericht en mag geen bewerking van de bodem plaatsvinden, tenzij die uitgezonderd is van de vergunningplicht voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
5.4.3 Waarde - Archeologie 2
Op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg, die onderdeel uitmaakt van de Monumentenwet, moeten archeologische (verwachtings)waarden worden gewaarborgd in het bestemmingsplan. Waarde - Archeologie 2: van toepassing op historische kernen en bebouwing. Bouwwerken en bepaalde werkzaamheden met een oppervlakte groter dan 100 m² zijn verbonden aan een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan.In dit bestemmingsplan ligt deze bestemming alleen in Schildwolde.
5.5 Toelichting Gebiedsaanduidingen
Indien een dubbelbestemming niet tot de mogelijkheden behoort en er - bijvoorbeeld op grond van sectorale regelgeving - toch aanleiding bestaat om extra mogelijkheden of beperkingen in het plan op te nemen, kan van gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt. Een gebiedsaanduiding is een aanduiding die verwijst naar een gebied waarvoor bij de toepassing van het bestemmingsplan specifieke regels gelden of waar nadere afwegingen moeten worden gemaakt, hetzij ter beperking van de gebruiksmogelijkheden hetzij ter verruiming daarvan.
Gebiedsaanduidingen overlappen meestal meerdere bestemmingen. Bij gebiedsaanduidingen gaat het veelal om zones en (deel)gebieden die aan sectorale regelgeving zijn ontleend. In alle gevallen gaan gebiedsaanduidingen vergezeld van een daarop betrekking hebbende regeling (meestal in Hoofdstuk 3 - Algemene Regels, van de regels). Indien dit niet het geval is en de gebiedsaanduiding louter een informatief doel dient, dient gebruik van deze aanduiding achterwege te blijven. Met het oog hierop kunnen aan een gebiedsaanduiding specifieke bouw- of gebruiksregels worden gekoppeld. Om belangen nader te kunnen afwegen, kan een gebiedsaanduiding ook vergezeld gaan van een vergunningenstelsel of een afwijkings- of wijzigingsbevoegdheid.
In de SVBP is een limitatieve lijst met te gebruiken gebiedsaanduidingen opgenomen. Onderstaande lijst is gegroepeerd naar hoofdgroepen de in een bestemmingsplan te hanteren gebiedsaanduidingen opgesomd. Bij het opstellen van een bestemmingsplan moet voor zover van toepassing - van deze gebiedsaanduidingen gebruik worden gemaakt.
5.5.1 Veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
De A7 is opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen, waarin een borging van risico-afstanden als gevolg van transporten van gevaarlijke stoffen is vastgelegd. Op grond van het Basisnet geldt voor deze infrastructuur dat binnen een zone van 30 meter geen nieuwe kwetsbare objecten worden opgericht en tevens het vestigen van nieuwe functies (scholen, zorgwoningen, zorgcentra, et cetera) voor beperkt zelfredzame personen wordt uitgesloten. Ter plaatse van de aanduiding is het niet toegestaan objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen te bouwen of in gebruik te nemen. De zone geldt op en nabij de A7.
5.5.2 Geluidzone - weg
In de voormalige gemeente Slochteren is langs enkele wegen de gebiedsaanduiding 'geluidzone - weg' toegepast, te weten de A7, N387 en N33. De reikwijdte van de gebiedsaanduiding is gelijk aan de 48 dB-contour zoals deze blijkt uit de Nota Wegverkeerslawaai gemeente Slochteren.
Langs andere wegen is geen toepassing gegeven aan zulke geluidzones, omdat de eerstelijns bebouwing aldaar met de voorzijde is gericht op de betreffende wegen. In die gevallen kan door de bouwgrens parallel aan de weg te leggen worden voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige objecten dichter op de weg worden gebouwd dan in de huidige situatie. Met andere woorden: woningen mogen niet dichter op de weg worden gebouwd dan de kortste afstand tussen gevel en weg, tenzij de geluidbelasting lager is dan de voorkeurswaarde of de vastgestelde hogere waarde.
Indien de weg, waarvan de geluidzone tot de woningen of andere geluidsgevoelige objecten reikt, aan de achterzijde ligt, is beperking van het bouwvlak een minder praktisch instrument om te voorkomen dat wordt uitgebreid in de richting van de betreffende weg. Daarom wordt daar een 'geluidzone - weg' toegepast, waardoor het mogelijk is om geluidsgevoelige ruimten in/bij woningen of andere geluidsgevoelige objecten uit te breiden mits blijkt dat:
- de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de geldende voorkeursgrenswaarde of;
- de afstand van de woning tot de weg na uitbreiding niet afneemt of;
- de uitbreiding niet tot gevolg heeft dat de geluidbelasting door wegverkeerslawaai niet groter is dan de vastgestelde hogere waarde.
Indien bovengenoemde 3 voorwaarden niet van toepassing zijn, kunnen burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen om de geluidsgevoelige ruimten uit te breiden, mits hiervoor reeds een hogere waarde is vastgesteld. De aanduiding is van toepassing voor het plangebied aan de A7 in Harkstede.
5.5.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
Op enkele restpercelen in Harkstede ligt de aanduiding vrijwaringszone - molenbiotoop. Het gaat om zeer kleine percelen in Harkstede. Deze maken echter onderdeel uit van een groter geheel. De molenbeschermingszone rondom een molen heeft als doel het gebied binnen de invloedssfeer van de molen te vrijwaren van hoge bebouwing en beplanting om de windvang en het zicht op de molen te behouden.
Bij het toepassen van de molenbeschermingszone wordt gewerkt met een formule, op basis waarvan de toegestane bouwhoogte kan worden berekend.
Biotoopformule
Bij de bouw van bouwwerken op de gronden die zijn aangeduid als molenbeschermingszone dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:
- binnen 100 meter mag de bouwhoogte maximaal de hoogte van de stelling of belt bedragen;
- in het gebied tussen 100 en 400 van de voet van de molen geldt als maximum bouwhoogte de uitkomst van de volgende formule (afstand tot de molen / n) + (0,2 * askophoogte).
Er wordt een uitzondering gemaakt voor bestaande bouwwerken. Hier is een afwijkende bouwhoogte mogelijk omdat dit situaties betreft waar de vrije windvang en/of het zicht op de molen reeds is beperkt door bestaande bebouwing. Uit een inventarisatie van bestaande hogere bebouwing (bouwhoogte minimaal 7 meter) en situaties direct in het verlengde van deze bebouwing (verder afgaand van de molen) zijn de oranje aangeduide percelen voortgekomen. Voor deze situaties is binnen de bouwvlakken een bouwhoogte toegestaan van ten hoogste 7 meter. Voor percelen binnen de molenbeschermingszone die niet oranje zijn aangeduid, geldt de regeling van biotoopformule. Er is in de regels een afwijkingsmogelijkheid voor hogere bebouwing dan de biotoopformule (en de aanduiding op de toetsingskaart) aangeeft. Bij deze afweging wordt het advies van een molendeskundige betrokken.
Toelichting formule:
De waarde 'n' staat voor ruwheidscategorie. Voor open gebied bedraagt deze waarde 140; voor ruw en gesloten (stedelijk) gebied bedraagt de waarde 75 respectievelijk 50.
De askophoogte is de hoogte waarop de wieken zijn bevestigd, gemeten vanaf het peil van waaraf de hoogte van de in de aanhef van artikel 1.2 bedoelde bouwwerken wordt gemeten. Bij de aanwezigheid van een stelling of belt wordt deze hoogte meegeteld. De askophoogte kan op de volgende manier worden bepaald (voorbeeld op basis van de molen in Harkstede): de helft van de vlucht (20.60 m / 2 = 10.30 m) + stellinghoogte (= 5.50 m), totaal = 15.80 m (dit is de askophoogte).
Molens in of nabij het plangebied
Binnen het plangebied zijn geen molens. Wel reikt de molenbiotoop van Stel's meuln in Harkstede tot binnen het plangebied. De molen in Harkstede staat door de naoorlogse dorpsuitbreidingen tegenwoordig midden in het dorp. Vanwege de omringende bebouwing en beplanting is de huidige molenbiotoop als matig van kwaliteit. Binnen 100 meter rondom de molen is de bestaande bebouwing namelijk hoger dan de biotoopregeling aangeeft: de bouwhoogte is hoger dan de stellinghoogte van 5,5 meter. Het gaat voornamelijk om woningen tot 7 meter hoog, maar ook enkele hogere objecten. De bijgebouwen, standaard toegestaan tot 5,5 meter, hebben geen invloed. Ook de zone tussen 200 en 400 meter is niet optimaal. De biotoopformule geeft een bouwhoogte tussen 7,20 meter en 11,20 meter (bij ruwheidscategorie 50).
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk die een onevenredige aantasting van de molenbiotoop veroorzaken. Bij nieuwe ontwikkelingen binnen het gebied dat aangeduid is als 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zal worden getoetst aan de regels in de algemene aanduidingsregels. Indien nodig kan daarbij ook gebruik worden gemaakt van de afwijkingsbevoegdheid. Bij het bepalen van de ruwheidsfactor in de vrijwaringszone van de verschillende molens is rekening gehouden met het de aanwezige elementen en structuren die het zicht op de molen en de windvang al belemmeren.
5.5.4 Wetgevingzone - afwijkingsgebied - detailhandel
In delen van het lint van Schildwolde, waar sprake is van functiemenging, is een aanduiding weergegeven om een omgevingsvergunning (voor het afwijken van de bestemmingsregels) te kunnen verlenen voor kleinschalige detailhandel bij woningen. Dit is alleen mogelijk binnen bestaand bebouwd gebied. De regeling sluit aan bij verschillende verzoeken van (aspirant) ondernemers in het lint. Door de strikte voorwaarden, waardoor de activiteit ondergeschikt blijft aan de woonfunctie, kan de kleinschaligheid worden gewaarborgd en wordt er geen afbreuk gedaan aan de bestaande detailhandelstructuur in de kernen. De voorwaarden van de beleidsregels aan-huis-verbonden beroep zijn hierbij grotendeels van toepassing, met een aantal afwijkingen:
- de maximum oppervlakte is vastgelegd op 30 m²;
- kleinschalige detailhandel is onder voorwaarden toegestaan;
- de limitatieve lijst met activiteiten is niet van toepassing voor detailhandel.
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Dit plan heeft in de eerste plaats met name tot doel de bestaande situatie te actualiseren. De kosten voor het opstellen van dit plan komen voor rekening van de gemeente.
Nieuwe ontwikkelingen
In het plan wordt een aantal kleinschalige ontwikkelingsmogelijkheden geboden. Deze ontwikkelingen kunnen hoofdzakelijk mogelijk worden gemaakt door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning of het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid. Het betreft in de meeste gevallen particulier initiatief waaraan in beginsel geen kosten voor de gemeente zijn verbonden, afgezien van kosten van het ambtelijk apparaat voor de begeleiding en toetsing van aanvragen. Deze laatste kosten worden door middel van leges gedekt.
Planschadeovereenkomst
De enige kosten die verder uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn planschadekosten. Deze zijn op voorhand niet uit te sluiten. De gemeente zal daarom bij iedere aanvraag om medewerking te verlenen aan een nieuwe ontwikkeling, bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval kan zijn, zal met de belanghebbende aanvrager een overeenkomst worden gesloten, zoals bedoeld in artikel 6.4a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die worden gemaakt in het belang van de aanvrager. Bij dit verzamelbestemmingsplan gaat het met name om het vastleggen (of planologisch verbeteren) van de bestaande situatie. Het risico op planschade is daarom klein.
Geen exploitatieplan
Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig. Mochten zich in de toekomst toch nieuwe ontwikkelingen voordoen waarbij de gemeente kosten moet maken, dan zullen die naar verwachting onder de wijzigingsbevoegdheden vallen. Er zal dan eerst worden bezien of een kostenverhaalsovereenkomst kan worden gesloten. In het uiterste geval kan worden overwogen om bij wijzigingsbevoegdheden een exploitatieplan vast te stellen. Dat is geen uitgangspunt en gezien de ontwikkelingsmogelijkheden niet de verwachting.
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheidt gemaakt in de verschillende stappen van de bestemmingsplanprocedure, zoals opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
7.1 Vooroverleg
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wordt op grond van artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegezonden aan de volgende instanties:
- Provincie Groningen;
- Waterschap Hunze en Aa's;
- Omgevingsdienst Groningen
- Veiligheidsregio Groningen;
- Tennet;
- Gasunie;
- NAM;
In de periode van vooroverleg heeft TenneT een inhoudelijke reactie op het voorontwerp gegeven. De ingekomen reactie en inhoudelijke aanpassingen worden benoemd in de 'Nota van inspraak en overleg'. Deze nota is als bijlage aan deze toelichting toegevoegd. Naar aanleiding van de ingekomen reactie zijn de regels van het bestemmingsplan op enkele onderdelen aangepast. De reactie heeft niet geleid tot grote wijzigingen van het planvoornemen. Daarnaast hebben de provincie Groningen en het waterschap Hunze en Aa's gereageerd op het plan. Hierbij gaven zij aan geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.
7.2 Inspraak
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden uit het plan te halen is het voorontwerp verzamelbestemmingsplan wel ter inzage gelegd.
Het voorontwerp verzamelbestemmingsplan heeft zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen inspraakreacties ontvangen.
7.3 Zienswijzen
Het ontwerp verzamelbestemmingsplan heeft na de voorontwerpfase op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
7.4 Vaststelling
Nadat het ontwerp verzamelbestemmingsplan zes weken ter inzage heeft gelegen besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het plan. Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan wordt vervolgens zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kunnen belanghebbenden die op tijd een zienswijze hebben ingediend beroep instellen tegen het vastgestelde plan.
Het vastgestelde verzamelbestemmingsplan treedt in werking nadat het vastgestelde plan zes weken ter inzage heeft gelegen. Het instellen van beroep schorst de inwerkingtreding van het verzamelbestemmingsplan niet, tenzij hier een specifiek verzoek voor wordt ingediend.
Bijlage 1 Lijst Vrije Beroepen
1. advocaat
2. accountant-administratieconsulent
3. acupuncturist
4. alternatieve genezer
5. bouwkundig architect
6. belastingconsulent
7. dierenarts (kleine huisdieren)
8. fysiotherapeut
9. gerechtsdeurwaarder
10. grafisch ontwerper/ webdesigner
11. huidtherapeut
12. huisarts
13. interieurarchitect
14. juridisch adviseur
15. kunstschilder/kunstenaar
16. logopedist
17. makelaar
18. medisch specialist
19. notaris
20. oefentherapeut Cesar/Mensendieck
21. organisatieadviseur
22. orthopedagoog
23. psycholoog
24. raadgevend adviseur
25. redacteur
26. registeraccountant
27. stedenbouwkundige
28. tandarts
31. tandartsspecialist
32. (al dan niet beëdigd) tolk-vertaler
33. tuin- en landschapsarchitect
34. verloskundigenpraktijk
Bijlage 2 Aan-huis-verbonden Beroepen
- 1. autorijschool (geen theorie)
- 2. bloemschikker
- 3. computerservice (o.a. systeembouw/-analyse)
- 4. decorateur
- 5. fietsenreparateur (verkoop niet inbegrepen)
- 6. fotograaf
- 7. goud- en zilversmid
- 8. glazenwasser
- 9. hoedenmaker
- 10. hondentrimmer
- 11. instrumentenmaker
- 12. kaarsenmaker
- 13. kapper
- 14. klompenmaker
- 15. klussenbedrijf (geen be- en verwerkende activiteiten op het perceel)
- 16. koeriersdienst (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
- 17. lijstenmaker
- 18. loodgieter
- 19. meubelmaker
- 20. muziekinstrumentenmaker
- 21. nagelstudio/pedicure/manicure
- 22. pottenbakker
- 23. prothesemaker
- 24. reisorganisatie (geen reisbureau met etalagefunctie)
- 25. reparatie van kleine consumentenartikelen (antiek/radio's-tv's/horloges etc.)
- 26. schoonheidsspecialist
- 27. schilder
- 28. traiteur
- 29. taxibedrijf (eigen rijder: ten hoogste 1 auto)
- 30. tussenpersoon/commissionair
- 31. zadelmaker
- 32. hobbymatige activiteiten die qua aard en omvang vergelijkbaar zijn met bovengenoemde activiteiten (uitgezonderd agrarische activiteiten)
- 33. hobbymatige exposities en musea
- 34. bedrijfsmatige activiteiten welke naar aard en omvang vergelijkbaar zijn met de hierboven genoemde bedrijfsmatige activiteiten.
Bijlage 3 Beleidsregels Recreatieve Verblijfsaccommodaties
Bijlage 3 Beleidsregels recreatieve verblijfsaccommodaties
Bijlage 4 Beleidsregels Theetuinen & Verbreding Agrarische Activiteiten
Bijlage 4 Beleidsregels theetuinen & verbreding agrarische activiteiten
Bijlage 5 Beleidsregels Paardenbakken
Bijlage 5 Beleidsregels paardenbakken
Bijlage 1 Nota Inspraak En Overleg
Bijlage 1 Nota inspraak en overleg