KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Maatschappelijk
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Artikel 6 Algemene Bouwregels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Artikel 11 Slotregel
Bijlagen
Bijlage 1 Beleidsregels (Ho)reca En Ondersteunende (Ho)reca
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Opstellen Bestemmingsplan
1.2 Plangebied Slochteren, Slochterveldweg
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Gebiedsverkenning
2.1 Inleiding
2.2 Historische Ontwikkeling
2.3 Ruimtelijke En Functionele Analyse Van Het Plangebied
Hoofdstuk 3 Planologisch Beleidskader
3.1 Europees Beleid
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
4.1 Inleiding
4.2 Milieuaspecten
4.3 Externe Veiligheid
4.4 Luchtkwaliteit
4.5 Water
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
4.7 Flora En Fauna
Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten
5.1 Inleiding
5.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
5.3 Beleidsregels
5.4 Ruimtelijke Kwaliteit
5.5 Duurzaamheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Ro Standaarden En Regels 2012
6.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)
6.3 Plantoelichting
6.4 Planregels
6.5 Toelichting Basisbestemmingen
6.6 Verbeelding
Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid
7.1 Algemeen
7.2 Exploitatieplan
7.3 Planschade
Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Inspraak
8.3 Zienswijzen
Bijlagen
Bijlage 1 Uitgangspunten Watertoets
Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg Behorende Bij Bestemmingsplan Slochteren, Integraal Kindcentrum
Bijlage 3 Vooroverlegreactie Brandweer Groningen
Bijlage 4 Vooroverlegreactie Provincie Groningen
Bijlage 5 Nota Zienswijze, Commentaar En Wijziging

Slochteren, Integraal Kindcentrum

Bestemmingsplan - gemeente Midden-Groningen

Vastgesteld op 21-06-2018 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Slochteren, Integraal Kindcentrum met identificatienummer NL.IMRO.1952.sloikcslochteren-va01 van de gemeente Slochteren;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 aanpijling

een blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/ aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;

1.6 achtererf

gedeelte van het erf dat achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan is gelegen;

1.7 additionele voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies, die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie, hieronder onder meer begrepen ontsluitingsstructuren;

1.8 archeologisch onderzoek

een rapport als bedoeld in het tweede lid van artikel 39, het eerste lid van artikel 40, dan wel het eerste lid van artikel 41 van de Monumentenwet 1988 (Stb. 2007, 293), voldoend aan de regels gesteld krachtens artikel 43 van die wet;

1.9 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de culturele overblijfselen uit oude tijden;

1.10 basisbestemming

een bestemming die samenvalt met één of meer op dezelfde gronden liggende dubbelbestemmingen;

1.11 bassin

een bak of bekken voor de opslag van mest of water;

1.12 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.13 bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.14 bed & breakfast

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief verblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben in een woning, geen meervoudige woning zijnde;

1.15 bedrijf

elke vorm van activiteit of organisatie waarbij of waarin personen voor zichzelf, voor derden of in dienst van derden, structureel en/of met een zekere regelmaat inkomensvormende activiteiten verrichten of activiteiten die in de regel inkomensvormend zijn, ongeacht of dit gebeurt binnen een private, publieke, commerciële, maatschappelijke of anders gerichte organisatie, ongeacht of de activiteiten al dan niet in loondienst worden verricht en ongeacht of daarmee een volledig inkomen wordt verworven. Als één bedrijf kunnen worden aangemerkt meerdere op één locatie gehuisveste bedrijven die functioneel en organisatorisch zeer nauw verbonden zijn en die zich ruimtelijk gezien als één geheel manifesteren;

1.16 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat hoofdzakelijk dient voor de uitoefening van een bedrijf, met inbegrip van een eventuele in dat gebouw ingebouwde bedrijfswoning;

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een bedrijfsgebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.18 beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca

beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca vastgesteld door burgemeester en wethouders van Slochteren op 7 april 2009 als weergegeven in Bijlage 1;

1.19 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.20 bestaand bouwwerk

  • legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • niet legale bouwwerken die bestaan ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan en die bestonden en zoals zij bestonden op 20 april 2000;
  • bouwwerken die kunnen worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.21 bestaand gebruik

gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van de betreffende gebruiksbepaling;

1.22 bestaande afwijking

de mate waarin een bestaand bouwwerk afwijkt van het plan;

1.23 bestaande maatvoering

  • maatvoering van een bouwwerk die bestaat ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;
  • maatvoering van een bouwwerk die kan worden gerealiseerd krachtens een omgevingsvergunning waarvoor de aanvraag is ingediend voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

1.24 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.25 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.26 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.27 bijbehorende gronden

niet bebouwde delen van een bouwperceel (zoals tuinen en erven).

1.28 bijbehorende voorzieningen

gebouwde of ongebouwde voorzieningen en functies die een onderdeel vormen van en ondergeschikt zijn aan een bestemming of functie. Hieronder vallen onder meer ontsluitingsstructuren;

1.29 bijgebouw

een al dan niet vrijstaand (onderdeel van een) gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het woongebouw c.q. hoofdgebouw, dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het woongebouw c.q. hoofdgebouw en dat behoort bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen woongebouw c.q. hoofdgebouw;

1.30 bijzondere bouwlaag

kelder, souterrain, dakterras, zolder of dakopbouw;

1.31 bijzondere woonvorm

een woonvorm die niet op één lijn te stellen is met een huishouden, omdat er geen sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling van de groep en omdat de bewoners zijn aangewezen op noodzakelijke en aanwezige begeleiding en/of therapie ter plaatse of in de directe omgeving;

1.32 boerderijwinkel

een bedrijfsactiviteit die bestaat uit aan het agrarisch bedrijf ondergeschikte detailhandel in land- en tuinbouwproducten en zelfvervaardigde kunstzinnige producten;

1.33 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;

1.34 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.35 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van een bijzondere bouwlaag;

1.36 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.37 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.38 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.39 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.40 civieltechnisch werk

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;

1.41 cultuurgrond

grasland en akkerbouwgronden, met uitzondering van gronden die worden gebruikt ten behoeve van kwekerijen, boonkwekerijen, houtteelten en bosbouw;

1.42 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;

1.43 dagrecreatie

recreatief verblijf buiten het hoofdverblijf zonder dat er een overnachting mee gepaard gaat;

1.44 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of een overkapping;

1.45 dakopbouw

een gedeelte van een gebouw van beperkte omvang op het platte deel van het dak van de hoofdbebouwing, niet zijnde een bouwlaag;

1.46 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit en anders dan voor gebruik of verbruik van die goederen ter plaatse;

1.47 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

1.48 ecologische waarden

de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;

1.49 erf

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.50 erfbeplanting

afschermende of maskerende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;

1.51 erotisch getinte vermaaksfunctie

een vermaaksfunctie, die is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.52 essentiële woonvoorzieningen

de voorzieningen die ten minste nodig zijn om een woning zelfstandig te kunnen bewonen: een privé woon- en/of slaapvertrek, een keuken of kookhoek, een toilet en een bad- en/of douchegelegenheid;

1.53 evenement

voor publiek toegankelijke incidentele of periodieke verrichting op, in ieder geval, het gebied van kunst, ontwikkeling, ontspanning, sport of vermaak, alsmede grootschalige herdenkingsplechtigheden, tentoonstellingen, optochten, kermissen, circussen, filmopnamen en feesten;

1.54 extensieve dagrecreatie

recreatief medegebruik van gronden zoals wandelen, fietsen, varen, paardrijden, zwemmen en vissen; onder extensieve dagrecreatie vallen geen gemotoriseerde sporten;

1.55 gastouderopvang

gastouderopvang als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.56 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.57 gekoppeld bestemmingsvlak

een gekoppeld bestemmingsvlak bestaat uit maximaal twee - onderling niet aaneengesloten - percelen die door de aanduiding 'gekoppeld bestemmingsvlak' tezamen worden aangemerkt als zijnde één (agrarisch) bestemmingsvlak;

1.58 geluidsgevoelig gebouw

gebouw dat dient ter bewoning of een ander geluidsgevoelig als bedoeld in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.59 geluidsgevoelig object

geluidsgevoelig gebouw, geluidsgevoelige ruimte of geluidsgevoelig terrein als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.60 geluidsgevoelige ruimte

geluidsgevoelige ruimte als bedoeld in de Wet geluidhinder;

1.61 geluidsreducerende maatregelen

fysieke en niet-fysieke maatregelen gericht op het reduceren van de geluidsbelasting vanwege industrie-, bedrijfs of wegverkeerslawaai op geluidsgevoelige objecten, of maatregelen die daar niet specifiek op gericht zijn doch wel tevens een geluidsreducerende uitwerking hebben, zoals bijvoorbeeld verkeersmaatregelen, het aanbrengen van geluidsarm asfalt, geluidswallen of -schermen of de aanleg van nieuwe wegen elders die tot gevolg hebben dat de verkeers- en de geluidsbelasting afneemt;

1.62 geluidszoneringsplichtige inrichting

een inrichting waarvoor ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.63 geurgevoelig object

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.64 goot, druiplijn, boeiboord

de laagste snijlijn van gevel- naar dakvlak;

1.65 groepsaccommodatie

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, bestemd voor recreatief verblijf door groepen van personen waarin gemeenschappelijk gebruik wordt gemaakt van keuken en verblijfsruimten. Vormen van recreatief verblijf die gelijk kunnen worden gesteld aan een groepsaccommodatie zijn: (jeugd)herbergen, kamphuizen en kampeerboerderijen;

1.66 heersende geluidsbelasting

de geluidsbelasting op een geluidsgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder in het jaar voordat de reconstructie van de weg plaatsvindt;

1.67 hindergevoelig gebouw

1.68 hindergevoelig object

1.69 hindergevoelige functie

geluidgevoelige functie en/of geurgevoelige functie;

1.70 hogere grenswaarde

een maximum waarde voor de geluidbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit geluidhinder;

1.71 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.72 hoofdverblijf

de plaats waar een persoon gedurende een jaar het merendeel van de nachten doorbrengt en waar het sociale leven van deze persoon zich afspeelt;

1.73 horecabedrijf

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt en/of waarin zaalruimte wordt verhuurd en ter plaatse beschikbaar wordt gesteld, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een seksinrichting;

1.74 horecabedrijf categorie 1

een horecabedrijf waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt en:

  • dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en 's avonds verstrekken van (niet of licht alcoholhoudende) dranken en eenvoudige maaltijden en etenswaren zoals een broodjeszaak, koffiehuis, ijssalon en/of een naar de aard, openingstijden en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijf en
  • een waardering krijgt van minder dan 25 punten volgens de systematiek beschreven in paragraaf 6.1.1 van Bijlage 1 Beleidsregels (ho)reca en ondersteunende (ho)reca;

1.75 huishouden

één persoon, een gezin of een hiermee gelijk te stellen groep van personen van beperkte omvang, die bij verblijf in een woning of een recreatiewoning de daar aanwezige essentiëlewoonvoorzieningen deelt;

1.76 ijssalon

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig aan de gebruiker verstrekken van al dan niet ter plaatse bereid consumptie-ijs met toebehoren, al dan niet in combinatie met het verstrekken van niet-alcoholische dranken voor zowel gebruik ter plaatse als elders;

1.77 kampeermiddel

onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief verblijf;

1.78 kampeerstandplaats

een plaats op een kampeerterrein bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel;

1.79 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten en/of het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen het houden van recreatief nachtverblijf in kampeermiddelen en/of trekkershutten;

1.80 kantine

een restauratieve voorziening ten dienste van een bedrijf, instelling of vereniging, gericht op het verstrekken van (eenvoudige) spijzen en dranken aan de reguliere gebruikers van dat bedrijf of die instelling dan wel vereniging;

1.81 kantoor

een ruimte die dient voor de uitoefening van administratieve, boekhoudkundige dan wel financiële, organisatorische en/of zakelijke dienstverlening - niet zijnde detailhandel - al dan niet met een (publieksgerichte) baliefunctie;

1.82 kap

constructie ter afdekking van een gebouw of overkapping waarop de dakbedekking rust, niet zijnde een muur, met tenminste één hellend vlak van tenminste 15°;

1.83 karakteristieke boom

een boom van 50 jaar en ouder en die van waarde is vanwege:

  1. a. de hoge leeftijd of,
  2. b. de verschijningsvorm, omvang of schoonheid of,
  3. c. de soort of variëteit in combinatie met leeftijd en grootte waardoor de houtopstand plaatselijk en/of landelijk zeldzaam te noemen is of,
  4. d. de cultuurhistorische waarde of,
  5. e. het straatbeeld en de opvallende plek die ingenomen wordt of,
  6. f. de ecologische waarde.

of houtopstanden geregistreerd als zijnde (potentieel) waardevol of monumentaal;

1.84 kas

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaande uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

1.85 kelder

bijzondere bouwlaag waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag onder dan wel gelijk aan het peil is gelegen;

1.86 kindercentra

kindercentra als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.87 koffiehuis

een bedrijf, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse aan de gebruiker, verstrekken van niet-alcoholische dranken, in combinatie met de verkoop van kleine etenswaren. Het accent ligt op de verkoop van niet-alcoholische dranken. Onder een koffiehuis wordt tevens verstaan een theehuis en coffeeshop (geen verkoop van drugs);

1.88 kunstobject

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestemd ter voortbrenging van de beeldende kunsten;

1.89 kwekerij

een bedrijfsactiviteit gericht op het voortbrengen van een of meer soorten gewassen door middel van vollegrondsteelt, containerteelt en/of anderszins, waarbij per geteelde gewassoort een beperkte oppervlakte geteeld wordt en waarbij gewasbewerkingen en oogstwerkzaamheden slechts in beperkte mate gemechaniseerd worden uitgevoerd;

1.90 kwelvoorziening

een waterstructuur of een zone met daarin een waterstructuur, dienende ter bestrijding van overlast door kwel vanwege een oppervlaktewater in een vanaf dat oppervlaktewater achter de kwelvoorziening gelegen gebied;

1.91 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.92 landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;

1.93 legaal bouwwerk

  • bouwwerk dat is opgericht met inachtneming van het bepaalde in of krachtens de Woningwet;
  • bouwwerk dat oorspronkelijk niet is opgericht met inachtneming van het ten tijde van de oprichting bepaalde in of krachtens de Woningwet, maar die ingevolge het Besluit omgevingsrecht (Stb. 143, 25 maart 2010) zonder omgevingsvergunning zou kunnen worden opgericht;

1.94 lessenaarsdak

dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak;

1.95 maatschappelijke dienstverlening

het verlenen van diensten in de medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die een min of meer openbaar karakter hebben en worden uitgeoefend vanuit een praktijk of kantoorruimte al dan niet met baliefunctie;

1.96 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie - met uitzondering van gemotoriseerde en gemechaniseerde sporten en sporten met dieren - en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, als ook kindercentra, ondergeschikte detailhandel en ondersteunende horeca;

1.97 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.98 meerzijdige kap

een kap bestaande uit meer dan één hellend dakvlak;

1.99 natuur(wetenschappelijke) waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de geologische bodemkundige en biologische elementen, voorkomend in dat gebied;

1.100 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden

werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;

1.101 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.102 objecten ten behoeve van minder zelfredzame personen

objecten zoals basisscholen en scholen voor bijzonder onderwijs, zorginstellingen, verzorgings-, verpleeg- en ziekenhuizen, kinderdagopvang, aanleunwoningen bij zorginstellingen of bij bejaardenhuizen, sociale werkplaatsen, cellencomplexen of daarmee gelijkgestelde inrichtingen;

1.103 ondergeschikte functie

een functie die qua omvang en uitstraling ondergeschikt is aan een op dezelfde plaats voorkomende (hoofd)functie, maar indien dat in de doeleindenomschrijving niet expliciet is aangegeven aan die functie niet ten dienste hoeft te staan c.q. daar functioneel mee verbonden hoeft te zijn;

1.104 ondersteunende horeca

het als nevenactiviteit verkopen van dranken en spijzen voor consumptie ter plaatse van een openbaar toegankelijk commercieel bedrijf of commerciele instelling, geen horecagelegenheid zijnde;

1.105 ontmoetingscentrum

een inrichting, gericht op het bieden van gelegenheid tot het leggen van contacten tussen personen, welke daartoe veelal in clubverband of anderszins georganiseerd zijn;

1.106 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een voor mensen toegankelijke oppervlakte overdekt en geheel of gedeeltelijk door ten hoogste één wand is omsloten;

1.107 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.108 peuterspeelzaalwerk

peuterspeelzaalwerk als bedoeld in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

1.109 platte afdekking

een horizontale afdekking of een afdekking onder een hoek van maximaal 5 graden met het horizontale vlak;

1.110 poldersport

dagrecreatieve activiteiten, zoals boerengolf, op agrarische cultuurgronden;

1.111 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.112 prostitutiebedrijf

1.113 reclameobject

bouwwerk of werk opgericht en/of in stand gehouden met het doel te functioneren als of als drager van reclame-uiting(en);

1.114 reclame-uiting

een op enige wijze met een bouwwerk verbonden zijnde, openbare aanprijzing om de afzet of het gebruik van goederen of diensten te bevorderen. Onder aanprijzing wordt mede begrepen de naam van de verkoper, dienstverlener etcetera;

1.115 recreatief medegebruik

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve medegebruik is toegestaan;

1.116 recreatief verblijf

het kortdurend recreatief verblijf van één of meerdere personen met of zonder overnachting die elders hun hoofdverblijf hebben, waarmee in ieder geval geen sprake is van permanente bewoning;

1.117 restaurant

een bedrijf met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, gericht op het bedrijfsmatig, voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet ter plaatse bereide etenswaren, in combinatie met het verstrekken van dranken, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen het gebouw afspeelt. Een petit-restaurant, restauratie, crêperie, pannenkoekenhuis en poffertjeszaak worden met een restaurant gelijk gesteld;

1.118 risicovolle inrichting

een inrichting, waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.119 schilddak

dak, gevormd door twee driehoekige schilden aan de smalle en twee trapeziumvormige aan de lange zijde waarvan de trapeziumvormige dakvlakken in de nok samenkomen;

1.120 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht, dan wel een erotisch getinte vermaaksfunctie aanwezig is. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater, bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.121 silo

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van de opslag van goederen, waaronder mest;

1.122 souterrain

bijzondere bouwlaag waarvan de vloer onder het gemiddelde aangrenzende straatpeil is gelegen en waarbij de vloer van de bovengelegen bouwlaag maximaal 1,5 meter boven het peil is gelegen;

1.123 sportvoorzieningen

Het geheel van voorzieningen t.b.v. sportbeoefening, zoals: ijsbaan/hal, (openlucht)zwembad, sportvelden, atletiekbaan, basketbalveld, handbalveld, jeu de boulesbaan, tennisbaan /-complex, sporthal, alsmede bijbehorende bebouwing zoals kleedruimten, clubhuis/verenigingsgebouw, opslagruimten, technische ruimten e.d.;

1.124 stalvloeroppervlakte

de gezamenlijke vloeroppervlakte van de stalruimtes waarin dieren worden gehouden op de wijze van een intensieve veehouderij, alsmede de hiermee onlosmakelijk verbonden ruimtes waaronder gang- en looppaden;

1.125 standplaats

een standplaats als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;

1.126 statische opslag

opslag en/of stalling van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zonder dat deze ter plaatse worden bewerkt, verwerkt, gerepareerd of verhandeld.

1.127 stedebouwkundige commissie

een onafhankelijke commissie met specifieke deskundigheid op het terrein van stedebouw en architectuur, bestaande uit tenminste één persoon;

1.128 straatmeubilair

bouwwerken ten behoeve van de aankleding van het openbaar gebied, zoals verkeersgeleiders, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, zitbanken, bloembakken, papier-, glas- en andere inzamelbakken, kunstwerken, speeltoestellen alsmede telefooncellen, abri's en bouwwerken voor kleinschalige (< 50 m³) nutsvoorzieningen;

1.129 strijdig evenement

een evenement dat vanwege duur, frequentie, aard en/of omvang niet past binnen de ter plaatse geldende bestemming(en);

1.130 theetuin

een aan de hoofdfunctie ondergeschikt horecabedrijf dat slechts beperkt is tot het verstrekken van alcoholvrije dranken en het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide klein en koude etenswaren. Een theeschenkerij (inpandig) wordt gelijk geschaard aan een theetuin;

1.131 terugkerend evenement

een met een zekere regelmaat of in een bepaald patroon terugkerend evenement;

1.132 verkoopvloeroppervlakte

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel;

1.133 voorerf

gedeelte van het erf voor de voorgevel van het woongebouw c.q. hoofdgebouw of het verlengde daarvan;

1.134 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.135 voorkeursgrenswaarde

de maximum waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;

1.136 werk

een werk, geen bouwwerk zijnde;

1.137 wolfseind

afgeknot dakschild op de kop van een zadeldak;

1.138 woning

een complex van ruimten, blijkens zijn indeling geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden (niet-woongebouw);

1.139 woongebouw

een gebouw of een complex van aan elkaar verbonden gebouwen waarin tenminste één woning is gelegen;

1.140 zadeldak

een dak bestaande uit twee schuine tegenoverliggende dakvlakken die in de nok samenkomen;

1.141 zakelijke dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten in een kantoorachtige omgeving op administratief, financieel en juridisch gebied, op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie en daarmee naar de aard vergelijkbare vormen van dienstverlening;

1.142 zijgevel

de naar de zijdelingse perceelsgrens gekeerde gevel van een gebouw;

1.143 zolder

een ruimte onder de nok van een kap met een grootste hoogte van ten hoogste 1,50 m;

1.144 zoneplichtige weg

een weg die een zone heeft conform artikel 74 van de Wet geluidhinder;

1.145 zorgboerderij

het bieden van de mogelijkheid tot zorg aan personen, door middel van een aan het agrarisch gebruik verbonden werkgemeenschap van sociaal therapeutische aard en in de vorm van dagopvang.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de perceelsgrens

wordt gemeten over de afstand vanaf enig punt van het gebouw tot de perceelsgrens waar die het kortst is;

2.2 de afstand tussen gebouwen

wordt gemeten de afstand vanaf enig punt van een gebouw tot enig punt van een ander gebouw waar die het kortst is;

2.3 de breedte van een gebouw

wordt gemeten tussen de buitenkanten van twee tegenover elkaar gelegen zijgevels van hetzelfde gebouw, op dat punt waar de zijgevels het verst van elkaar staan;

2.4 de bedrijfsvloeroppervlakte

de totale vloeroppervlakte gemeten aan de binnenzijde van die ruimte(n) binnen een functie die wordt/worden gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

2.5 de (bouw)hoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.6 de dakhelling

wordt gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, druiplijn, boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.8 de hoogte van een windturbine

wordt gemeten vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;

2.9 de horecavloeroppervlakte

wordt gemeten als de bedrijfsvloeroppervlakte voorzover het ruimten betreffen, die worden gebruikt voor de verstrekking van dranken, etenswaren of logies, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten, e.d.;

2.10 de horizontale diepte van een gebouw

wordt gemeten over de kortste afstand van de buitenkant van de naar de weg gekeerde gevel tot aan de buitenkant van de tegenoverliggende gevel die het verst van de weg is gelegen;

2.11 de inhoud van een bouwwerk:

wordt gemeten tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.12 de oppervlakte van het bebouwde erf

de oppervlakte van de figuur die het complex met alle gebouwen, overkappingen, silo's en bassins op het bouwperceel -zowel binnen als buiten het bouwvlak- omsluit, en die wordt gevormd door op elkaar aansluitende strakke en rechte lijnen te trekken rond het complex, op zodanige wijze dat de kleinste omtrek ontstaat;

2.13 de oppervlakte van een bouwwerk

wordt gemeten tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Ondergrondse bouwwerken die meer dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd tellen mee in de oppervlakteregeling voor bebouwing;

2.14 overbouwde oppervlakte

wordt gemeten door de som te nemen van de neergeslagen oppervlakten van de gedeelten van een bouwwerk, die zich geheel boven het niveau van het maaiveld bevinden en daar niet mee gelijk liggen. Dakoverstekken, luifels, balkons e.d. die niet meer oversteken dan 0,5 meter worden niet meegeteld;

2.15 de verkoopvloeroppervlakte

de bedrijfsvloeroppervlakte van de voor het publiek zichtbare en toegankelijke besloten winkelruimte ten behoeve van detailhandel, exclusief toilet-, keuken-, entree-, opslag- en administratieruimten e.d.;

2.16 geluidsbelasting

de geluidsbelasting van een geluidsgevoelig gebouw wordt bepaald op de naar de geluidsbron gekeerde gevel(s) van een geluidsgevoelig gebouw zoals bedoeld in de Wet geluidhinder of op de grens of grenzen van het terrein, voorzover (dat deel van) het terrein ingevolge het bestemmingsplan ook als geluidsgevoelig object gebruikt mag worden;

2.17 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

de etmaalwaarde (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) van het equivalente geluidniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen;

2.18 geluidsbelasting vanwege wegverkeer

de geluidsbelasting in Lden (zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en bepaald conform de Wet geluidhinder) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door het gezamenlijke wegverkeer op een bepaald weggedeelte of een combinatie van weggedeelten;

2.19 het bebouwingspercentage

het op de verbeelding en/of in de planregels aangegeven percentage gemeten over dat deel van het bouwperceel dat ten hoogste mag worden bebouwd;

2.20 het peil

  1. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang tot het perceel niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. c. als in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterniveau gedurende een jaar ten opzichte van NAP; tevens de waterstand die zoveel mogelijk wordt gehandhaafd en die wordt vastgelegd in een peilbesluit;

2.21 resterende bebouwingsruimte

de oppervlakte van het gedeelte van een krachtens het plan toegelaten overbouwde oppervlak voor een bebouwingssoort, voorzover dat toegelaten oppervlak nog niet door aanwezige bebouwing van die soort is ingenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. water;
  3. c. bijbehorende voorzieningen;
  4. d. fiets- en / of voetpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • nutsvoorzieningen;
  • verhardingen, waaronder perceelsontsluitingen;
  • speel- en verblijfsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bijbehorende voorzieningen;

en tevens voor:

3.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid. Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Maatschappelijk

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor maatschappelijkevoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • groenvoorzieningen;
  • nutsvoorzieningen;
  • water;
  • verhardingen;
  • parkeervoorzieningen;
  • speelvoorzieningen;

met de daarbij behorende erven en bijbehorende voorzieningen;

en tevens voor:

4.2 Bouwregels

Voor bouwwerken binnen deze bestemming gelden de regels in dit lid. Een bestaand bouwwerk dat niet binnen deze regels past, blijft toegestaan.

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene Bouwregels

6.1 Algemeen

  1. a. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van bouwgrenzen en/of bouwperceelgrenzen met betrekking tot:
    1. 1. stoepen, stoeptreden en toegangsbruggen;
    2. 2. plinten, pilasters, kozijnen, standleidingen voor hemelwater, gevelversieringen, wanden van ventilatiekanalen en schoorstenen, indien de overschrijding van de naar de weg gekeerde bouwgrens niet meer dan 0,5 meter bedraagt;
    3. 3. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen en luifels, mits zij de bouwgrens met niet meer dan 0,5 meter overschrijden met dien verstande dat een bouwperceelgrens niet mag worden overschreden;
    4. 4. hijsinrichtingen aan tot bewoning bestemde gebouwen, voor zover deze hijsinrichtingen in geen enkele stand de voorgevel met meer dan 1 meter overschrijden.
  2. b. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien van maatvoering van bouwwerken binnen een bouwvlak zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen van de toegestane hoogte met betrekking tot:
    1. 1. vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximum hoogte met niet meer dan 5 meter overschrijden;
    2. 2. Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,50 meter en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan een derde van de oppervlakte van het dak, waarop zij worden geplaatst.
  3. c. De in Hoofdstuk 2 opgenomen bepalingen ten aanzien situering, oppervlakte, hoogte en inhoud van bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn niet van toepassing voor bergbezinkbassins (dan wel andere waterstaatkundige werken) ten behoeve van de opvang van water (waaronder rioolwater) welke mogen worden gebouwd en aangelegd zowel boven- als ondergronds.

6.2 Ondergronds bouwen

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met het bestemmingsplan, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 1 sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden als woonwagenstandplaats;
  2. b. het gebruik van gronden, bouwwerken, voertuigen, vaartuigen en andere al dan niet drijvende constructies ten behoeve van een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene Aanduidingsregels

8.1 Functieaanduidingen

Artikel 9 Algemene Afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid

Voorzover het niet op grond van een andere bepaling van de planregels kan worden toegestaan, kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van de bepalingen in Hoofdstuk 2 voor:

  1. a. het afwijken van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages met ten hoogste 10% van de voorgeschreven maten, afmetingen en percentages, slechts indien:
    1. 1. tijdens of na realisatie van een bouwwerk blijkt dat het bouwwerk niet voldoet aan de voorgeschreven maten, afmetingen of percentages;
    2. 2. na vaststelling van het plan gewijzigde bouwregelgeving hiertoe noodzaak geeft;
  2. b. de maten en eigenschappen van gebouwen:
    1. 1. ten behoeve van de onderlinge architectonische afstemming van op hetzelfde bouwperceel gelegen gebouwen, mits:
      • de hoogte van bijgebouwen niet meer gaat bedragen dan de hoogte van het hoofdgebouw of woongebouw;
      • de voor gebouwen toegestane oppervlakte niet wordt overschreden;
  3. c. de hoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde in verband met het bouwen op een hoger peil:
    1. 1. met ten hoogste 1 meter;
    2. 2. teneinde de hoogte van de begane grondvloer in overeenstemming te brengen met omringende bebouwing;
    3. 3. teneinde voldoende drooglegging te creëren ten opzichte van de grondwaterspiegel;
  4. d. de maximum (goot)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals dakopbouwen, schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan eenderde van de oppervlakte van het dak bedraagt;
    2. 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximum (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
  5. e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
    1. 1. tot een hoogte van ten hoogste 40 meter voor sirenemasten en/of antennemasten ten behoeve van commerciële mobiele telecommunicatie, tenzij de gronden ter plaatse onderdeel uitmaken van de Ecologische Hoofdstructuur;
    2. 2. tot een hoogte van ten hoogste 10 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet zijnde een reclamemast;
  6. f. bouwen in afwijking van de plaats en de richting van bebouwings- en bestemmingsgrenzen:
    1. 1. tot ten hoogste 1,50 meter:
      • in verband met afwijkingen van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie of anderszins een meetverschil of de situatie ter plekke daartoe aanleiding geeft;
    2. 2. ten behoeve van stoepen, toegangen, portieken, hellingbanen, buitentrappen, erkers, balkons, galerijen, luifels, lift- en trappenhuizen alsmede naar de aard vergelijkbare delen van bouwwerken;
  7. g. het oprichten van bouwwerken van openbaar nut, zoals abri's, telefooncellen, schuilhutten, transformatorhuisjes, gasreduceerstations, onder- en bovengrondse verzamelcontainers voor afval, flessen, oud papier e.d., en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken:
    1. 1. tot een maximum inhoud van 200 m³ en 50 m³ voor schuilhutten en abri's;
    2. 2. tot een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  8. h. het oprichten van kleine, niet voor bewoning bestemde, gebouwtjes voor zakelijke doeleinden, zoals kiosken en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen gebouwtjes tot een maximum inhoud van 50 m³;
  9. i. het realiseren van voorzieningen ten behoeve van de verkeers- en waterinfrastructuur en de waterhuishouding;
  10. j. het realiseren van visstoepen, tewaterlaatplaatsen voor vaartuigen, waterinnamepunten ten behoeve van brandweer en landbouw en daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
  11. k. het oprichten van geluidwerende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 4 meter;
  12. l. het oprichten van gedenktekens, beeldhouwwerken en andere kunstobjecten, allen geen gebouw zijnde, tot een hoogte van ten hoogste 6 meter;
  13. m. geringe aanpassingen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling:
    1. 1. indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
    2. 2. voorzover de aanpassing niet buiten de betreffende bestemming wordt uitgevoerd en niet leidt tot overschrijding van de voorkeursgrenswaarde dan wel de hogere grenswaarde op enig geluidsgevoelig object;
    3. 3. voorzover de aanpassing niet leidt tot een afwijking van het 'dwarsprofiel' dat ter plaatse is aangegeven;
  14. n. het innemen van een standplaats zoals bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening;
  15. o. het houden van terugkerende strijdige evenementen, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. een evenement mag per keer niet langer duren dan 2 weken;
    2. 2. op een locatie mogen ten hoogste 6 evenementen per kalenderjaar plaatsvinden, met een gezamenlijke duur van niet meer dan 30 dagen;
    3. 3. de opbouw en de afbraak van eventuele tijdelijke bouwwerken ten behoeve van een evenement moet plaatsvinden in een periode van niet meer dan 30 dagen;
    4. 4. het evenement mag niet tot gevolg hebben dat de gronden en/of opstallen na afloop van het evenement ongeschikt zijn voor gebruik conform de geldende bestemming;
  16. p. het gebruik van gronden als tijdelijk kampeerterrein voor mobiele kampeermiddelen ten behoeve van een evenement, dan wel ten behoeve van een groep met een gemeenschappelijk doel ten tijde van dit kamperen, zoals een schoolkamp, een familiekamp of een sport- of verenigingskamp, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. het kamperen, vindt verdeeld over ten hoogste 2 perioden, gedurende ten hoogste 10 al dan niet aaneengesloten dagen per jaar plaats;
    2. 2. de in sub 1 genoemde periode(n) vindt/vinden plaats in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. 3. buiten de in sub 1 genoemde kampeerperiode mogen geen kampeermiddelen op de gronden aanwezig zijn;
    4. 4. de afwijkingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden die zijn voorzien van de bestemming “Natuur” of een bestemming van een gelijke strekking;
  17. q. voor ondergrondse bouwwerken die minder dan 1 meter buiten het buitenwerk van het bovengronds gelegen gebouw worden gerealiseerd kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van 6.2.1 verlenen ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. 1. de kelder volledig is gelegen beneden peil;
    2. 2. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens en de openbare weg bedraagt ten minste 1 meter, met dien verstande dat in geval van kelderbouw in belendende percelen in de zijdelingse perceelgrens mag worden gebouwd;
    3. 3. kelders mogen niet worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel.

9.2 Voorwaarden aan de omgevingsvergunning

  1. a. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 9.1 voorwaarden stellen ten aanzien van de afmetingen en situering van bouwwerken teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing ten opzichte van de omgeving te waarborgen.
  2. b. Het bevoegd gezag kan bij de verlening van de omgevingsvergunning als bedoeld in 9.1 sub q de voorwaarde stellen om afschermende beplantingsranden met inheemse soorten aan te brengen.
  3. c. Bij de toepassing van de in dit plan genoemde afwijkingsregels dient in ieder geval in acht te worden genomen dat:
    1. 1. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot aantasting van de samenhang in het straat- en bebouwingsbeeld;
    2. 2. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot verkeersonveilige situaties;
    3. 3. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk en niet sociaal controleerbaar is;
    4. 4. het verlenen van de omgevingsvergunning niet leidt tot beperking van de gebruiksmogelijkheden op aangrenzende gronden en/of binnen andere bestemmingen. Van belang daarbij kunnen zijn de bezonningssituatie, lichttoetreding, zichtlijnen of mogelijkheden tot voortzetting c.q. uitbreiding van een bestaand bedrijf;
    5. 5. bij het verlenen van de omgevingsvergunning rekening wordt gehouden met de milieu-aspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

10.2 Omgevingsvergunning voor afwijken

Eenmalig kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van 10.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met ten hoogste 10 %.

10.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

10.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

10.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 10.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

10.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het 10.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

10.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

10.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Bestemmingsplan Slochteren, Integraal kindcentrum"

Regels van het Standaard bestemmingsplan SVBP2012.

Bijlagen

Bijlage 1 Beleidsregels (Ho)reca En Ondersteunende (Ho)reca

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Opstellen Bestemmingsplan

1.1.1 Algemeen

Er heeft het afgelopen jaar onderzoek plaatsgevonden naar wat er moet gebeuren met schoolgebouwen als gevolg van de gaswinning en het risico op aardbevingen. Voor alle schoolgebouwen in de Gemeente Slochteren zijn inmiddels bouwkundige inspecties uitgevoerd. Na elke inspectie is een gebouwanalyse uitgevoerd. Voor alle scholen is gebleken dat bouwkundige versterkingsmaatregelen nodig zijn.

Tegelijkertijd staan de scholen in Midden-Groningen aan de vooravond van veranderingen. Door krimp en ontgroening zullen diverse scholen in de komende jaren fuseren. Dit heeft gevolgen voor de huisvestingssituatie.

Met het aardbevingsbestendig maken van de bestaande scholen zijn substantiële budgetten zijn gemoeid. De hoogte van deze budgetten en de veranderende huisvestingssituaties maken in een aantal gevallen een afweging noodzakelijk tussen bouwkundig versterken en ontwikkeling van nieuwbouw.

Deze ontwikkelingen samen vragen een aangepaste functionaliteit en stellen andere eisen aan gebouwen die niet altijd gerealiseerd kunnen worden in elk bestaand gebouw. De verwachting is dat de trend van integrale kindcentra de komende jaren door zet.

In Slochteren zijn twee basisscholen, een kinderdagverblijf en een peuterspeelzaal. De basisschool in Froombosch zal fuseren met een van de twee basisscholen in Slochteren.

Om bovenstaande redenen zal voor de scholen in Slochteren een nieuw gebouw gebouwd moeten worden. Er is voor gekozen om hiervoor een integraal kindcentrum te realiseren.

Naast de beide scholen zullen ook het kinderdagverblijf en de peuterspeelzaal meegenomen worden in het complex. In de toekomst is het mogelijk dat ook nog andere (kind)functies in het complex worden ondergebracht, zoals bijvoorbeeld het consultatiebureau, bibliotheek en onderwijsondersteuning.

Op dit moment zijn er ideeën om op het achterste deel van het perceel een kinderboerderij te realiseren. Dit gaat niet vanuit de gemeente maar is een particulier initiatief.

1.1.2 Locatie keuze

Voor de locatiekeuze van de nieuwbouw van een IKC in Slochteren zijn 4 mogelijke locaties in beeld gebracht. Deze locatie zijn breed getoetst op geschiktheid op de volgende aspecten:

" Relatie met het voedingsgebied;
" Eigendomssituatie;
" Omgeving;
" Ruimtebehoefte en flexibiliteit;
" Sociale veiligheid en inpasbaarheid;
" Verkeersveiligheid en bereikbaarheid;
" Planologische situatie;
" Stedenbouwkundige inpasbaarheid;
" Financiële vergelijking.

De volgende 4 locaties zijn onderzocht:

" Nieuwbouw naast de Duurswoldhal;
" Nieuwbouw op locatie De Wegwijzer;
" Nieuwbouw op locatie De Kinderboom;
" Verbouwen gemeentehuis Slochteren.

In de brede afweging is het volgende geconstateerd:

De locatie gemeentehuis ligt dicht bij het voedingsgebied van de scholen OBS de Meent en CBS de Wiekslag. In het licht van spreiding komt er dan een te grote afstand tussen de school in Kolham en het IKC Slochteren. Dat is het doorslaggevende argument om deze locatie als ongeschikt te benoemen en niet nader uit te werken.

Voor de huidige locatie van CBS de Wegwijzer is geconstateerd dat de ruimte op de kavel beperkt is. Dat betekent dat het moeilijk wordt om hier alle noodzakelijke functies in te passen. Ook de verkeerssituatie is verre van optimaal. Voor halen en brengen wordt nu reeds veelvuldig op de Hoofdweg gestopt en geparkeerd. Als op de locatie een IKC gebouwd zou worden, wordt het aantal haal en brengbewegingen fors groter omdat het leerlingaantal ruwweg verdubbeld. Dit levert een onwenselijke situatie op de Hoofdweg op. Door het beperkte formaat van de kavel van de Wegwijzer zijn hier onvoldoende mogelijkheden om een deel van de verkeersafwikkeling op de schoolkavel te situeren.
De beperkte ruimte brengt ook met zich mee dat in twee bouwlagen gebouwd zou moeten worden om het volledige programma ruimte te kunnen bieden. Dit is niet onmogelijk maar wordt -gezien de nabijheid en situering van omliggende woningen - als minder wenselijk betiteld. Daarnaast ligt de huidige locatie van de Wegwijzer relatief ver van de sporthal de Duurswoldhal die gebruikt wordt voor het gymonderwijs.
Samengevat is besloten deze locatie als ongeschikt te benoemen en niet nader uit te werken.

Ook voor de huidige locatie van OBS de Kinderboom is geconstateerd dat de ruimte op de kavel beperkt is. Dat betekent dat het moeilijk wordt om hier alle noodzakelijke functies in te passen. Ook de verkeerssituatie is verre van optimaal. Voor halen en brengen worden nu de straten rondom de school gebruikt. Als op de locatie een IKC gebouwd zou worden, wordt het aantal haal en brengbewegingen fors groter omdat het leerlingaantal ruwweg verdubbeld. Dit levert een onwenselijke situatie op de rondomliggende straten op. Door het beperkte formaat van de kavel van de Kinderboom zijn hier onvoldoende mogelijkheden om een deel van de verkeersafwikkeling op de schoolkavel te situeren.
De beperkte ruimte brengt ook met zich mee dat in twee bouwlagen gebouwd zou moeten worden om het volledige programma ruimte te kunnen bieden. Dit is niet onmogelijk maar wordt -gezien de nabijheid en situering van omliggende woningen - als minder wenselijk betiteld.
Samengevat is besloten deze locatie als ongeschikt te benoemen en niet nader uit te werken.

De locatie Slochterveldweg scoort op alle onderzocht criteria positief of neutraal. De relatie met het voedingsgebied is beter dan de locatie gemeentehuis. De mogelijkheden om de verkeersafwikkeling in de te passen zijn beter dan de huidige locaties van de scholen. De ruimte op de kavel is groot genoeg om de verkeersafwikkeling te situeren, zeker in combinatie met de naastliggende parkeerplaats van de sporthal.
De kavel is ook groot genoeg om het noodzakelijke programma te realiseren. Daarnaast is er bovendien ruimte voor aanvullende functies zoals een kinderboerderij. Dit vergroot de maatschappelijk meerwaarde.
De nabijheid van de sporthal is een groot en zwaarwegend pluspunt. Hierdoor neemt de effectieve tijd voor sport en andere lessen toe; leerlingen hoeven niet meer naar de sportlocatie te lopen of te fietsen.
De locatie Slochterveldweg is daarmee uit de uitgebreide analyse als voorkeurslocatie benoemd.

1.2 Plangebied Slochteren, Slochterveldweg

1.2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied betreft een groot perceel aan de Slochterveldweg naast de bestaande sporthal.

Op onderstaand overzichtskaartje is de ligging van het plangebied globaal weergegeven. De verbeelding, behorende bij dit bestemmingsplan, geeft de exacte begrenzing van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1952.sloikcslochteren-va01_0001.jpg"

1.2.2 Vigerend bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde is op 5 april 2012 vastgesteld door de gemeenteraad en op 28 juni 2012 onherroepelijk geworden. Het perceel heeft in het vigerende bestemmingsplan voor het grootste deel de enkelbestemming 'Sport' en een klein stukje de enkelbestemming 'Verkeer - verblijfsgebied'.

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. sportvoorzieningen;
b. recreatief medegebruik en evenementen;
c. kindcentra en peuterspeelzaalwerk;

met daaraan ondergeschikt:
* groenvoorzieningen;
* nutsvoorzieningen;
* water;
* verhardingen;
* parkeervoorzieningen;
* speelvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen.

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
* wegen met een verblijfsfunctie;
* pleinen;
* fiets- en/of voetpaden;
* groenvoorzieningen en bermen;
* parkeervoorzieningen;
* water;
* evenemententerrein;

met daaraan ondergeschikt:
* nutsvoorzieningen;
* speel- en verblijfsvoorzieningen;
met de daarbij behorende additionele voorzieningen, waaronder civieltechnische werken, abri's, fietsenstallingen, straatmeubilair, kunstobjecten en geluidsreducerendevoorzieningen;

Tevens ligt op het perceel een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3' voor de bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings)waarden.

Op het perceel ligt geen bouwvlak. Gezien het planvoornemen dient derhalve voor dit perceel op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) een nieuw bestemmingsplan te worden opgesteld. Het onderhavige plan voorziet hierin en zal de procedure ex artikel 3.8 Wro doorlopen.

1.3 Leeswijzer

In vervolg op dit inleidende hoofdstuk wordt in Hoofdstuk 2 verder ingezoomd op het plangebied. Hierbij zal na een algemene historische beschrijving ingegaan worden op de huidige ruimtelijke en functionele kenmerken van de onder 1.2.1 genoemde percelen.

Hoofdstuk 3 vormt een overzicht van het beleidskader dat als bovenliggend toetsingskader valt aan te merken. De (milieu)onderzoeken die ten grondslag liggen aan het plan worden in hoofdstuk 4 toegelicht. In hoofdstuk 5 wordt aangegeven op welke manier de opgestelde beleidsregels zijn verwerkt in het plan. In dit zelfde hoofdstuk wordt ook ingegaan op de doorvertaling van ruimtelijke thema's uit het provinciaal beleid (POP en omgevingsverordening). Hoofdstuk 7 beschrijft de financiële consequenties van het plan en geeft een toets weer of het plan economisch uitvoerbaar is. Tenslotte wordt in hoofdstuk 8 het verloop van de voorbereidende procedure weergegeven waaronder een verslag van de inspraak en reacties van overlegpartners. In een bijgevoegde Nota Inspraak en Overleg zijn aanpassingen genoemd naar aanleiding van de inspraak en het vooroverleg.

Hoofdstuk 2 Gebiedsverkenning

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de (historische) ontwikkeling van het grondgebied van Slochteren en vervolgens ingezoomd op het plangebied.

2.2 Historische Ontwikkeling

2.2.1 Gemeente

De gemeente Slochteren beslaat een groot deel van de streek 'Duurswold'. Het Duurswold heeft zijn naam te danken aan het karakter dat het vroeger bezat. Er was sprake van lage gronden waarop struiken en bomen elkaar afwisselden. Het gebied werd ook wel de Zevenwolden genoemd, naar de zeven concentraties die op de zandrug waren ontstaan. De streek behoort tot de laagste delen van de provincie. Vroeger stroomde het water van de hogere klei- en zandgronden hier naar toe en ontstonden er meren. Het huidige Schildmeer is hiervan nog een overblijfsel. Bewoning ontstond op de hogere, drogere zandrug in het Duurswold. Het huidige bewoningspatroon is nog steeds op deze rug, die loopt van Ruischerbrug (via Harkstede, Slochteren en Siddeburen) naar Wagenborgen, gesitueerd. Door deze concentratie van bebouwing is een groot deel van het open buitengebied. Buiten de lintbebouwing liggen slechts enkele bebouwingsconcentraties, waaronder Overschild en Tjuchem vallen.

2.2.2 Slochteren

Slochteren is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op de zandrug van Duurswold, nabij lage veenlanden. Ruimtelijk gezien maakt het onderdeel uit van het lint dat zich uitstrekt van Ruischerbrug tot Wagenborgen. Het dorp is ontstaan als ontginningsnederzetting.

De oudste dorpskern is in het zuiden rond de dertiende eeuwse kerk ontstaan. Noordelijker is bij de in de zestiende eeuw gestichte Fraeylemaborg een tweede kern gegroeid. In de loop van de achttiende en negentiende eeuw zijn deze twee streken met elkaar versmolten.

Tot de jaren vijftig was de bebouwing voornamelijk gesitueerd langs het lint en de aanpalende dwarslinten. Naoorlogse uitbreidingen zijn van dit patroon afgeweken. In de jaren vijftig en zestig zijn parallel aan het lint in Slochteren (tussen de Hoofdweg en de provinciale weg) nieuwe straten aangelegd. In de jaren zeventig en tachtig is Slochteren uitgebreid met een woonwijk tussen de Schildwolderdijk, Slochterdiep en Hoofdweg.

De dorpskern van Slochteren wordt gevormd door monumentale panden, waaronder de Fraeylemaborg, het (toekomstige) erfgoedplein en de Slochterhaven.

2.3 Ruimtelijke En Functionele Analyse Van Het Plangebied

De Slochterveldweg is een rustig dwarslint van de Hoofdweg in Slochteren. Er is praktisch geen (woon)bebouwing aan de Slochterveldweg.

Achter de bebouwing van de Hoofdweg ligt de sporthal De Duurswoldhal. Dit perceel heeft de bestemming ''Sport'. Het onderhavige perceel ligt direct naast het perceel van de Duurswoldhal en heeft op dit moment ook de bestemming 'Sport'.

In 2006 is de Ruimtelijke Visie Slochteren Kern opgesteld. In deze ruimtelijke visie is de Slochterveldweg opgenomen als uitbreidingslocatie voor woningbouw voor het dorp Slochteren. Daarnaast is destijds een strook naast de sporthal gereserveerd voor algemene voorzieningen.

Tijdens de ontwikkeling van de ruimtelijke visie Slochteren Kern in 2006 zijn diverse initiatieven naar voren gebracht om aan de Slochterveldweg openbare voorzieningen te realiseren, zoals bijvoorbeeld het openlucht zwembad, een gezondheidscentrum en onderwijsinstellingen.

In de periode 2006-2009 is geprobeerd het deelproject Slochterveldweg vlot te trekken. Maar de partijen met wie we in gesprek waren haakten helaas één voor één af. Uiteindelijk bleek er onvoldoende basis te zijn om de clusterplannen aan de Slochterveldweg ook daadwerkelijk gestalte te kunnen geven.

In 2009 is de Ruimtelijke Visie Slochteren Kern omgezet in de Structuurvisie Slochteren Kern 2009. De gemeenteraad heeft de structuurvisie in zijn vergadering van 17 december 2009 vastgesteld.

De structuurvisie beschrijft op hoofdlijnen het te voeren ruimtelijk beleid. Dat ruimtelijk beleid op hoofdlijnen is gebaseerd op een ruimtelijk-functionele analyse, ambitie en visie. De Slochterveldweg is ook in de structuurvisie van 2009 als apart projectonderdeel opgenomen. Er is een reservering gemaakt voor de ontwikkeling van woningbouw. De reservering van het perceel voor algemene voorzieningen is in de structuurvisie van 2009 komen te vervallen.

Omdat zich nu toch weer de vraag voor doet van openbare voorzieningen voor het dorp Slochteren, is het een logische keuze om dit aan de Slochterveldweg te realiseren. Het perceel leent zich hier uitstekend voor.

Het perceel is ruim 1 hectare groot. Gebouwen en alle annexe voorzieningen zijn daardoor op een goede en ontspannen manier te organiseren. De korrelgroote van een IKC sluit aan bij die van de sporthal.

Omdat beide percelen naast elkaar gelegen zijn en beide eigendom zijn van de gemeente is hier de mogelijkheid om functies als parkeren met elkaar te combineren.

Ook qua functionaliteit sluiten beide functies goed op elkaar aan. De relatie tussen sport en onderwijs is reeds benoemd. Voor de sporthal ligt een pannakooi; een sport- en spelelement dat goed aansluit bij spelen op het plein of in de directe schoolomgeving.

Dit draagt bij aan een zorgvuldig ruimtegebruik.

De impact op de omgeving wordt als gering beoordeeld. De VNG-brochure Bedrijven en Milieuzonering (2009), handreiking voor maatwerk in de gemeentelijke ruimtelijke ordeningspraktijk, geldt als liniaal voor een passende milieu-hygiënische verantwoorde inpassingsafstand van nieuwe functies in bestaande omgevingen. Het gaat dan met name om afstand tot de bestaande (of de bij bestemmingsplan geregelde) gevoelige functies, zoals woonbestemmingen. De gevoelige functies rond de planlocatie bestaan alleen uit woningen langs de Hoofdweg. De dichtsbijzijnde burgerwoning (gemeten vanaf de perceelsgrens tot de gevel van de meest nabije bebouwing) staat op ongeveer 160 meter uit de kavelgrens van het IKC. De grootste richtafstanden voor scholen, bibliotheek, kinderdagopvang, consultatiebureau en kinderboerderij bedragen respectievelijk 30 meter, 10 meter, 30 meter, 10 meter en 30 meter. Omdat de richtafstanden (aanzienlijk) korter zijn dan de feitelijke afstanden mag worden verondersteld dat het IKC en aanpalende voorzieningen zonder ongewenste milieubelasting voor haar omgeving kan worden ingepast.

De provincie Groningen heeft zowel in 2007 als in 2011 een nieuw Provinciaal Omgevingsplan (POP) en Omgevingsverordening (POV vastgesteld. Onderdeel daarvan is de duiding van het zogenaamd provinciaal buitengebied; het gebied waarin in beginsel geen niet-agrarische ontwikkeling wordt toegestaan. Met de (Structuur)visie Slochteren-kern (2006/2009) als grondslag, zijn de contouren van het provinciale buitengebied in Slochteren om de verschillende mogelijkheden tot dorpsuitleg heen geplooid. De planlocatie behoort daarmee tot het dorpsgebied; en wordt de gewenste ontwikkeling ervan door het provinciaal beleid niet in de weg gestaan.

Hoofdstuk 3 Planologisch Beleidskader

3.1 Europees Beleid

3.1.1 Wet op de Archeologische Monumentenzorg

Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta (Malta). Daarna heeft de rijksoverheid beleid ontwikkeld voor een zorgvuldige omgang met het archeologisch erfgoed. Het uitgangspunt is het behoud van archeologische waarden “in situ” (ter plekke; in de bodem).

In 2007 heeft het verdrag zijn neerslag gekregen in de Nederlandse wetgeving. Op 1 september van dat jaar trad de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking. In samenhang daarmee werden ook de Monumentenwet 1988 en drie andere wetten aangepast.

De Monumentenwet (1988) regelt de bescherming van het archeologisch erfgoed en de inpassing van archeologische waarden in de ruimtelijke ordening. De regelt onder meer dat een initiatiefnemer onderzoeken betaalt die nodig zijn als zijn initiatief archeologische waarden verstoort. Onder dat onderzoek valt het hele archeologisch proces zoals beschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) of een daarop gebaseerd Programma van Eisen (PvE).

Ook regelt de wet dat overheden archeologische waarden moeten laten meewegen in ruimtelijke planprocedures. Omdat de invulling van ruimtelijke plannen vooral een gemeentelijke taak is, zijn gemeenten, zoals de wetgever het heeft beoogd, de belangrijkste speler in het 'archeologische' veld geworden. De gemeenten zijn verplicht om het archeologisch bodemarchief te beschermen en daarvoor passend archeologiebeleid te formuleren.

De gemeente Slochteren heeft een archeologische beleidskaart en -nota laten opstellen. Die geven voor de hele gemeente weer in hoeverre archeologische waarden worden verwacht, de zogenaamde de archeologische verwachtingswaarde. In de paragraaf 'Archeologie en Cultuurhistorie' gaan wij nader op dit beleid in.

3.1.2 Ecologie

Vanaf 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Deze wet vervangt 3 wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Het is de bedoeling dat met 1 wet en minder regels het makkelijker wordt om de wet toe te passen.

Vanaf 1 januari 2017 is de provincie bevoegd gezag met betrekking tot natuur (zowel voor de gebiedsbescherming als voor de soortenbescherming). Voor alle ruimtelijke ingrepen die mogelijk leiden tot verstoring of vernietiging van beschermde soorten dient in voorkomende gevallen soortontheffing te worden aangevraagd. Bij het voorbereiden van bouwvergunningen dient aandacht te worden besteed aan het mogelijk voorkomen van beschermde diersoorten.

Ook bij alle andere ruimtelijke ingrepen wordt de aanwezigheid van beschermde planten en dieren in de planvorming betrokken en zo nodig ingepast. Bij alle werkzaamheden zal rekening worden gehouden met broedende vogels.

Op Europees initiatief zijn de beschermde natuurgebieden (de SBZ's op grond van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn) bijeengebracht in een netwerk: Natura 2000. Slochteren kent geen Vogelrichtlijngebieden en Habitatrichtlijngebieden en dus ook geen Natura 2000-gebieden. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Waddenzee, het Zuidlaardermeergebied en het Leekstermeergebied.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is vastgesteld op 13 maart 2012. De SVIR vervangt verschillende oudere nota’s zoals de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. De SVIR bevat een aantal elementen die het jaar ervoor eigenlijk al geregeld waren in de AMvB Ruimte.

Het Rijk doet een stapje (verder) terug en laat meer over aan burgers, bedrijven en andere overheden. Het Rijk ziet zijn rol vooral in het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen van Nederland als geheel. Het Rijk concentreert zijn bemoeienis op deze nationale belangen, hetzij via het planningsstelsel, hetzij via concrete uitvoeringsprogramma's en -projecten.

Het Rijk heeft 13 Nationale belangen gedefinieerd:

  1. 1. een excellente ruimtelijk-economische structuur met een aantrekkelijk vestigingsklimaat en een goede internationale bereikbaarheid van stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren; de regio Groningen-Eemshaven-Delfzijl is daarbij aangemerkt als stedelijke regio met een concentratie in de sectoren chemie en energie (Energyport);
  2. 2. ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en energietransitie;
  3. 3. ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  4. 4. efficiënt gebruik van de ondergrond;
  5. 5. een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen;
  6. 6. betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  7. 7. het instandhouden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  8. 8. verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  9. 9. ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  10. 10. ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  11. 11. ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  12. 12. ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  13. 13. zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.


Op de kaart van de nationale ruimtelijke hoofdstructuur komen binnen de gemeente Slochteren de volgende elementen voor:

  • hoofdnetwerken voor personen- en goederenvervoer (waaronder buisleidingen);
  • energie en natuur;
  • ondergrond;
  • ruimte voor militaire activiteiten;
  • waterveiligheid;
  • milieukwaliteit (lucht, bodem, geluid, bodem, water en externe veiligheid);
  • bescherming van werelderfgoed.

In de SVIR staan verder de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in welke infrastructuurprojecten zij de komende jaren wil investeren. En op welke manier de bestaande infrastructuur beter benut kan worden.

Ladder voor duurzame verstedelijking (Nationaal belang 13)

Het Rijk vindt dat het roer om moet in de gebiedsontwikkeling. De daadwerkelijke vraag van bewoners, bedrijven en organisaties moet leidend worden. Om een zorgvuldig gebruik van schaarse ruimte te bevorderen is sinds 1 oktober 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Bij ruimtelijke plannen die voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling moet de ladder worden toegepast. De ladder bestaat uit 3 tredes:

Trede 1: Is er vraag naar een nieuwe stedelijke ontwikkeling?

Trede 2: Is de behoefte op te vangen binnen het bestaande stedelijk gebied?

Trede 3: Zoek een locatie buiten het bestaand stedelijk gebied met een optimale bereikbaarheid voor meerdere vormen van transport.

Onder voorwaarde van toepassing van deze ladder laat het Rijk de concrete keuzes in het verstedelijkings- en landschapsbeleid over aan provincies en gemeenten. Provincies en gemeentes krijgen daarmee meer bewegingsvrijheid op het gebied van ruimtelijke ordening.

3.3 Provinciaal Beleid

3.3.1 Provinciaal Omgevingsplan

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de provinciale Omgevingsvisie vastgesteld. Dit integrale plan is de opvolger van het Provinciaal Omgevingsplan Groningen (POP) en bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. De visie geldt voor de periode 2016-2020. In grote lijnen wordt het omgevingsbeleid uit het POP voortgezet maar de nieuwe Omgevingsvisie beslaat nu een breder terrein. De provincie stelt het begrip 'vertrouwen' centraal. Dit sluit aan op de in voorbereiding zijnde Omgevingswet. Ten opzichte van het voorgaande beleid heeft de provinciale op een aantal regels losgelaten en overgelaten aan bijvoorbeeld gemeenten.

Het provinciaal beleid is geformuleerd en geordend in 5 samenhangende thema's en 11 provinciale belangen. Deze thema's zijn samen met de belangen hieronder weergegeven:

Ruimte

  1. 1. Versterken van ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen;
  2. 2. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen;
  3. 3. Voorwaarden scheppen voor een goede infrastructuur ven ruimte voor veilige winning, transport en opslag van duurzame energie;
  4. 4. Zorgen voor een vitale landbouwsector in balans met de omgeving.

Natuur en landschap

  1. 5. Beschermen en versterken van de kenmerkende landschapsstructuren en het culturele erfgoed dat bijdraagt aan de identiteit en de variëteit van de diverse landschappen in onze provincie;
  2. 6. Beschermen en ontwikkelen van de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk Nederland.

Water

  1. 7. Zorgen voor bescherming tegen wateroverlast en overstromingen
  2. 8. Zorg dragen voor de beschikbaarheid van kwalitatief en voldoende schoon water

Mobiliteit

  1. 9. Zorgen voor goede en veilige (inter)nationale, provinciale en regionale bereikbaarheid over weg, water, spoor, door de lucht en digitaal

Milieu

  1. 10. Tegengaan van milieueffecten en -hinder door te sturen op de kwaliteit van water, lucht, geluid en bodem;
  2. 11. Streven naar een zorgvuldig gebruik van de ondergrond en een veilige winning en opslag van (delf)stoffen

Naast de genoemde provinciale belangen worden er in het beleid 5 specifieke opgaven genoemd voor specifieke onderwerpen of gebieden. De 5 opgaven zijn:
Gaswinning, Energyport, Groei en krimp, Regio Groningen-Assen en Waddengebied. Met uitzondering van het laatste onderwerp zijn de andere 4 opgaven in meer of mindere mate relevant voor Slochteren/ Midden-Groningen.

3.3.2 Omgevingsverordening

De provinciale omgevingsverordening (POV) is een beleidsinstrument uit de Wro. De verordening wordt vastgesteld door Provinciale Staten en bevat provinciale beleidsregels waarvan wordt verwacht dat gemeenten deze doorvertalen in hun bestemmingsplannen. De regels in de omgevingsverordening zijn gebaseerd op de doelen uit de Omgevingsvisie en zijn opgenomen voor onderwerpen:

  1. 1. waarvoor de provincie in belangrijke mate verantwoordelijk is;
  2. 2. die een algemene betekenis hebben;
  3. 3. waarvan borging in een ruimtelijk plan mogelijk is;
  4. 4. die blijvend moeten worden beschermd of veilig worden gesteld (waarborgfunctie);
  5. 5. waarvan borging door middel van eenduidige kaderstelling nodig is (rechtszekerheid).

De verordening richt zich op de thema's milieu, water en ruimte.

Het hoofdstuk Ruimtelijke ordening bevat regels over de inhoud van gemeentelijke bestemmingsplannen, (bepaalde) omgevingsvergunningen en beheersverordeningen. De regels zijn een vertaling van de beleidsintenties uit het POP.
Deze regels hebben onder meer betrekking op de volgende thema's:

  • agrarische bouwpercelen;
  • niet-agrarische functies in het buitengebied (o.a. bedrijven en wonen);
  • bescherming van landschappelijke waarden (open gebieden, groene linten);
  • vestiging van detailhandel;
  • duurzame energie (zoals wind- en zonne-energie).


De regels richten zich tot de gemeenten, die verplicht zijn hun bestemmingsplannen hieraan aan te passen. Zolang dit niet is gebeurd, gelden de bestaande bestemmingsplannen. Echter, voor een aantal onderwerpen waaraan de provincie een groot belang hecht, zijn rechtstreeks werkende regels opgenomen (o.a aanleg bedrijventerreinen en plaatsing windmolens).

3.4 Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Welstandsnota

Aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen worden onder andere beoordeeld op de welstandseisen. Bouwplannen die niet voldoen aan redelijke eisen van welstand worden geweerd.
De welstandseisen staan in de Welstandsnota. Zo is voor alle partijen vooraf duidelijk waaraan een bouwwerk moet voldoen: voor de aanvragers, voor de architect/aannemer, voor de aanwonenden én voor de welstandscommissie.

De Welstandsnota is onderdeel van het integrale ruimtelijke kwaliteitsbeleid en draagt bij aan de schoonheid en aantrekkelijkheid van de gemeente Slochteren. De nota hangt daarom ook nauw samen met de bestemmingsplannen.
Een bestemmingsplan bepaalt of gebouwen of bouwwerken van bepaalde afmetingen op een bepaalde plaats zijn toegestaan. Voor de welstandstoets is dat een gegeven. De welstand kan wel de plaats en de omvang van gebouwen en bouwwerken nader bepalen, maar mag de bouwmogelijkheden in het bestemmingsplan niet frustreren. Daarbij is ook de bedoeling van het bestemmingsplan van belang. Als een bestemmingsplan weinig regelt over de bebouwing, kan de welstand dat verder invullen. Behalve als die vrijheid in het bestemmingsplan juist bedoeld was om veel vrijheid te bieden. Dan is het niet de bedoeling dat de welstand die vrijheid alsnog gaat inperken.

Welstand gaat dus over de omvang en situering van gebouwen en bouwwerken, maar ze gaat ook over de architectuur: vormgeving, verhoudingen, materiaalgebruik, kleurgebruik en dergelijke. Daarbij speelt de relatie met de omgeving een rol.

In dit plangebied geldt de 'Welstandsnota 2015'.

3.4.2 Ecologische basiskaart

Ruimtelijke ontwikkelingen en werkzaamheden kunnen gevolgen hebben voor beschermde en/of bedreigde planten en dieren. De Flora- en faunawet en Natuurbeschermingswet stellen daar regels voor. Ook heeft het toenmalige ministerie van LNV een gedragscode “Bestendig beheer gemeentelijke groenvoorzieningen” opgesteld.

Concrete ontwikkelingen, werkzaamheden en beheer en onderhoud moeten daaraan getoetst worden. Als hulpmiddel daarbij heeft de gemeente Slochteren de 'Ecologische basiskaart en leidraad Slochteren’ opgesteld.

De ecologische basiskaart bestaat uit meerdere kaarten, waarop onder meer de ligging van natuurgebieden en de populaties van soorten zijn aangegeven.
In de bijbehorende leidraad is aangegeven wanneer bepaalde werkzaamheden op het vlak van bouwen (en slopen) en groenbeheer kunnen plaatsvinden.

Er is vooral gekeken buiten de reeds beschermde natuurgebieden. Binnen de natuurgebieden zijn de bijzondere waarden namelijk al beschermd door de planologische status van die gebieden.
De aandacht is vooral gevestigd op bijzondere soorten en waarden uit de Flora- en faunawet die voorkomen in bepaalde typen gebieden, zoals agrarische cultuurgronden, bosgebieden en landschapselementen.

Ruimtelijk worden er vier gebieden onderscheiden:

  1. 1. het lint van Harkstede tot Siddeburen;
  2. 2. Midden-Groningen;
  3. 3. het gebied Luddeweer-Overschild en
  4. 4. het overige deel van de gemeente aan weerszijden van het lint.

Het het bebouwingslint heeft een relatief lage natuurwaarde en weinig bijzondere soorten, met uitzondering van een aantal vogel- en vleermuissoorten.
De gebieden 3 en 4 zijn hoofdzakelijk agrarisch in gebruik en bezitten met uitzondering van enkele specifieke locaties eveneens lage natuurwaarden. Die specifieke locaties zijn meest in beheer bij natuurbeherende organisaties, zoals Staatsbosbeheer (o.a. De Baggerputten) of een stichting (o.a. De Fraeylemaborg).

De beheerdoelstellingen voor de (gemeentelijke) bermen, oevers en beplantingen staan in het Beheerplan Groen uit 2004.

3.4.3 Geluidsplan

Op 15 november 2010 hebben wij het Geluidsplan vastgesteld. Daarin hebben wij aangegeven hoe wij met het onderwerp geluidhinder willen omgaan. De gemeente heeft diverse verantwoordelijkheden en bevoegdheden op het terrein van het geluid. De gemeente neemt besluiten over bedrijfsactiviteiten, industriële installaties, horeca en wegverkeer, maar ook over tijdelijke activiteiten zoals evenementen. Bij dit soort plannen beoordeelt de gemeente welke geluidsbelasting en -hinder acceptabel is en of er in redelijkheid maatregelen getroffen kunnen worden. Bij de afweging over de toelaatbare geluidsbelasting spelen de volgende zaken een rol:

  • de mate van hinder voor de bewoners in de omgeving;
  • in aanmerking komende maatregelen om de geluidsbelasting te verminderen;
  • de kosten van de maatregelen;
  • het economisch of maatschappelijk belang van de activiteit.

Het resultaat van de afweging is een geluidsnorm. Wij willen ook nadrukkelijk rekening houden met de effecten op de gezondheid. Daarom zullen wij waar nodig behalve geluidsnormen ook voorwaarden stellen aan plannen en activiteiten.

Het geluid heeft een bijzondere relatie met de ruimtelijke ordening. Het geluid neemt immers af met de afstand tot de geluidsbron. In bestemmingsplannen moeten wij daarom ook altijd rekening houden met het onderwerp geluidhinder. Aan de ene kant omdat het een wettelijke verplichting is vanuit de Wet geluidhinder. Aan de andere kant ook los van die wet. Wij moeten immers beoordelen of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Dat geldt bij nieuwe geluidsbronnen in de buurt van woningen en andere gevoelige functies, maar ook omgekeerd: de bouw van nieuwe woningen en geluidgevoelige functies bij bestaande geluidsbronnen.

Het Geluidsplan gaat ook over de autonome ontwikkelingen. Dat zijn de situaties waarbij zich geen nieuwe functies aandienen, maar er wel dingen veranderen. Door toenemend verkeer bijvoorbeeld kan de geluidhinder toenemen.

Het Geluidsplan geeft ons een handvat voor deze situaties. Voor verschillende situaties geeft het plan weer wat u van ons kunt verwachten, maar ook wat wij van u verwachten. Het plan heeft de status van beleidsregel.

3.4.4 Structuurvisies

In 2006 is de Ruimtelijke Visie Slochteren Kern opgesteld. In 2009 is deze ruimtelijke visie omgezet in de Structuurvisie Slochteren Kern. De gemeenteraad van Slochteren heeft de Structuurvisie Slochteren Kern in zijn vergadering van 17 december 2009 vastgesteld.

De structuurvisie heeft een globaal karakter, het geeft het basisconcept en de ontwikkelingsrichting weer voor toekomstige initiatieven. De visie is als het ware een ruimtelijke 'kapstok' voor de ontwikkeling van plannen in de gemeente en draagt bij aan het versterken van het behoud van de bestaande identiteit van de gemeente Slochteren en de belevingswaarde hiervan. Dit betekent dus ook dat, bijvoorbeeld, de aangegeven verkaveling een indicatie is en een principe aangeeft.

Hoofdstuk 4 Onderzoeken

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk bevat de resultaten van de verschillende onderzoeken naar de randvoorwaarden voor de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan en de bijbehorende regelingen. We onderscheiden daarbij de volgende thema's: milieuaspecten, externe veiligheid, luchtkwaliteit, water, archeologie en cultuurhistorie, flora en fauna en civieltechnische aspecten.

4.2 Milieuaspecten

4.2.1 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

De VNG publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) biedt een handreiking voor de afstemming tussen ruimtelijke ordening en milieu op lokaal niveau.
De publicatie geeft informatie over de milieu- en hinderaspecten van verschillende typen bedrijven. Die aspecten worden weergegeven in scores of in richtafstanden tot hindergevoelige objecten. Op basis van de aspecten worden de verschillende bedrijfstypen gescoord in milieucategorieën. Daaruit volgt een indicatie van de afstand die voor dat type bedrijf worden aangehouden tot woningen of andere gevoelige objecten.
De norm is niet wettelijk verankerd. Het gaat om een richtafstand. Het bestuursorgaan kan met die richtafstand in de hand differentiëren naar omgevingstypen: rustige woonwijk, rustig buitengebied, en gebied met functiemenging (gemengd gebied). Ook de specifieke eigenschappen van het geval doen ter zake, bijvoorbeeld de schaal van de activiteiten. In voorkomende gevallen zal de bestuursrechter de afwegingen van het bestuursorgaan toetsen aan een goede ruimtelijke ordening. Daarbij weegt de VNG-brochure meestal zwaar.

De richtafstand werkt twee kanten op. Nieuwe bedrijvigheid moet voldoende afstand houden tot gevoelige objecten, maar nieuwe woningen moeten ook afstand houden tot bedrijvigheid. Niet alleen het woon- en leefklimaat telt immers. Ook de continuïteit van het bedrijf en de uitbreidingsmogelijkheden moeten worden gewogen.

Naast het afwegingskader van de brochure kunnen ook wettelijke normen van toepassing zijn. Zo heeft een melkveehouderij bijvoorbeeld te maken met de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het Activiteitenbesluit en/of de Wet geurhinder en veehouderij. Van geval tot geval moet worden beoordeeld hoe eventuele wettelijke normen en de VNG-richtlijn zich tot elkaar verhouden, beide bevatten immers maximum afstanden tot omliggende objecten. In zijn algemeenheid geldt dat in ieder geval aan de wettelijke normen moet worden voldaan. In sommige gevallen kan er uit het oogpunt van een goed woon- en leefklimaat aanleiding bestaan op basis van de VNG-brochure een grotere afstand aan te houden.

Plangebied

Het plangebied bevindt zich aan de rand van bebouwd gebied. De Hoofdweg in Slochteren valt onder de categorie 'Gemengd gebied'. Het plangebied zelf ligt aan de Slochterveldweg. Dit plangebied is aan te merken als rustig buitengebied of, gelet op de Structuurvisie 2009, als rustige woonwijk.

De richtafstanden die volgens de Brochure Bedrijven en Milieuzonering moeten worden aangehouden bedragen voor:

- basisscholen 30m;
- kinderopvang 30m;
- consultatiebureau 10m;
- bibliotheek 10m;
- kinderboerderij 30m.

De dichtsbijzijnde burgerwoning ligt op 160 meter. Deze afstanden kunnen derhalve ruimschoots gehaald worden.

4.2.2 Bodem

4.3 Externe Veiligheid

4.3.1 Wetgeving inrichtingen

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is het wettelijk kader voor risicovolle inrichtingen als het gaat om afstanden tot risicogevoelige objecten. Uitgangspunt is dat personen die ergens langdurig of permanent verblijven geen onevenredig groot risico lopen als er ramp gebeurt.

Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

Het BEVI maakt onderscheid tussen twee categorieën risicogevoelige objecten: kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten. Dit onderscheid is gebaseerd op maatschappelijke opvattingen over welke groepen mensen in het bijzonder moeten worden beschermd. Daarnaast spelen ook het aantal personen en de verblijfsduur een rol.

Het BEVI geeft geen harde definities van kwetsbaar of beperkt kwetsbaar. Het noemt enkele categorieën kwetsbare objecten, met daarbij voorbeelden. Er kan bijvoorbeeld worden gedacht aan woningen, ziekenhuizen, verpleeghuizen, scholen, kinderopvang, grote kantoren, hotels en winkelcomplexen en grote kampeer- en recreatieterreinen. Beperkt kwetsbare objecten zijn volgens het besluit in ieder geval verspreid liggende woningen, dienstwoningen van derden, kleinere kantoren, hotels, winkels, bedrijfsgebouwen, sporthallen, zwembaden, overige sport- en kampeerterreinen en objecten van hoge infrastructurele waarde zoals elektriciteitscentrales.

Plaatsgebonden risico

Het BEVI onderscheidt twee vormen van risico: het plaatsgebonden risico en het groepsgebonden risico.

Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor het overlijdensrisico van één persoon op een bepaalde plaats in de omgeving van een ongeval. Het maakt niet uit of daar echt personen aanwezig zijn. Het plaatsgebonden risico is gedefinieerd als: de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Het plaatsgebonden risico laat zich goed vertalen op een kaart. De verschillende punten in de omgeving met hetzelfde risico worden verbonden en zo ontstaat een contour. Zo wordt op de kaart een gebied met een bepaald risico aangegeven. Voor kwetsbare objecten geldt een zogenaamde grenswaarde: een kans van 10-6 per jaar. Die mag niet worden overschreden. Voor beperkt kwetsbare objecten is de kans van 10-6 een zogenoemde richtwaarde. Als het risico groter wordt, moet dat goed gemotiveerd worden.

Groepsrisico

Het groepsrisico (GR) is de kans per jaar dat een groep van bijvoorbeeld 10, 100 of 1000 personen tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico is niet een vast getal, maar wordt uitgezet in een grafiek. Die geeft een curve waarin de kans op een bepaald aantal doden is af te lezen: zoveel kans op één dode, zoveel kans op twee doden en zo verder. Het groepsrisico geeft inzicht in de eventuele maatschappelijke ontwrichting. Daardoor kan er bewuster worden omgegaan met risico's. Het groepsrisico kan op twee manieren toenemen:

  • door uitbreiding van risicovolle activiteiten: de kans op een ongeval neemt toe;
  • door het verhogen van de personendichtheid (bijvoorbeeld door woningbouw): het aantal mogelijke doden neemt toe.

In beide gevallen neemt het groepsrisico toe. Daarom wordt er bij het opstellen van ruimtelijke plannen naar het groepsrisico gekeken.

Voor het groepsrisico gelden geen harde normen, maar alleen oriënterende waarden. Als die waarden worden overschreden, moet het bestuur dat motiveren. De regels daarvoor staan in het BEVI en de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen. Wij moeten in ieder geval aandacht besteden aan:

  • het aantal personen in het invloedsgebied;
  • het groepsrisico;
  • de mogelijkheden om het risico te verminderen;
  • de alternatieven;
  • de mogelijkheden om de omvang van de ramp te beperken;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid.

4.3.2 Externe veiligheid in het plangebied (geen impact)

In het plangebied treden geen veranderingen op met betrekking tot externe veiligheid. Er zijn geen risicovolle inrichtingen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. Er zijn tevens geen risicovolle buisleidingenstructuren aanwezig in de nabijheid van het plangebied. Er vinden geen (noemenswaardige) wijzigingen in het plaatsgebonden en groepsrisico plaats.

Aangrenzend aan het plangebied liggen weliswaar gronden die onderdeel uitmaken van de op kaart 3 van de Omgevingsverordening aangegeven “veiligheidszone 2 en 3 invloedsgebied provinciale wegen”, nl. de provinciale weg N287, maar deze liggen op een afstand van 382 tot 406 meter van het plangebied. In het tussenliggende gebied ligt een hele woonwijk, inclusief de bestaande basisschhool.

De Brandweer Groningen geeft in haar advies van 18 augustus 2017 aan dat binnen het plangebied geen sprake is van externe veiligheidsrisico's. In de omgeving van het plangebied liggen volgens de Brandweer Groningen geen risicobronnen met een effect op het plangebied. Het aspect externe veiligheid speelt volgens Brandweer Groningen geen rol bij deze ontwikkeling.

4.4 Luchtkwaliteit

Uit een luchtkwaliteitsonderzoek van WMA in juni 2008 is gebleken dat de achtergrondconcentraties van alle onderzochte stoffen ruim onder de geldende normen liggen. Ook nabij drukke wegen in de gemeente voldoet de luchtkwaliteit op 5 en 10 meter van de wegkant aan de geldende normen. Ook bij de te verwachten ontwikkeling van het wegverkeer zal de luchtkwaliteit aan de normen blijven voldoen. De gevolgen van de ontwikkeling van Meerstad zijn daarin al verdisconteerd.

Het onderzoek heeft daarnaast ook al gekeken naar andere ontwikkelingen die zich mogelijkerwijs zouden kunnen voordoen. Dat is gebeurd door middel van scenario's, bijvoorbeeld de realisering van 1500 nieuwe woningen en de aanleg recreatiegebied. Ook bij de realisatie van nieuwe functies met een verkeersaantrekkende en/of genererende werking blijft de totale concentratie als gevolg van de toename beneden de normen. Alleen bij bestemmingsplannen met een nog grotere verkeersaantrekkende werking zal aanvullend onderzoek moeten plaatsvinden.

Dit betekent dat de luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor de vaststelling en realisering van nieuwe bestemmingsplannen. Nabij rijks-, provinciale of gemeentelijke wegen zijn er vanwege de luchtkwaliteit geen belemmeringen om gevoelige functies toe te staan. Omdat bij deze actualisering er slechts in beperkte mate nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt kan er ruimschoots worden voldaan aan de normen.

4.5 Water

4.5.1 Waterbeleid

Het opnemen van een waterparagraaf in een bestemmingsplan is wettelijk verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het overleg met het waterschap wordt gevoerd op basis van artikel 3.1.1 Bro. In die paragraaf dient te worden uiteengezet wat voor gevolgen het plan in kwestie heeft voor de waterhuishouding, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater.

Het waterbeleid, zoals opgenomen in de nota Waterbeleid 21e eeuw, heeft twee principes voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd, te weten de tritsen:

  • vasthouden, bergen en afvoeren;
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren.

De trits vasthouden, bergen en afvoeren houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren, wordt het water afgevoerd. Bij de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren gaat het erom dat het water zoveel mogelijk wordt schoongehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste wanneer schoonhouden en scheiden niet mogelijk is, komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.

Op gemeentelijk niveau zijn drie beleidsdocumenten relevant: het Waterplan Slochteren – Watersysteemplan Duurswold (2008), het gemeentelijk rioleringsplan (GRP, 2008) en de voorloper van deze plannen, de visie 'Het water van Slochteren' (2007).

4.5.2 Keur waterschap

Voor alle aanpassingen aan de waterhuishouding, zoals genoemd in de keur, is ook een watervergunning van het waterschap vereist.
In de keur van waterschap Hunze en Aa's (2010) is ook opgenomen dat binnen het beheersgebied zonder vergunning van het bestuur geen verhard oppervlak mag worden aangebracht, voor zover dit leidt tot een versnelde afvoer richting oppervlaktewaterlichamen. Hierbij geldt binnen de bebouwde kom een norm van 150 m² en daarbuiten 1500 m². Bij nieuwe verharding met een oppervlak boven deze normen zullen compenserende maatregelen moeten worden genomen.

Daarnaast zijn er in de keur ook regels opgenomen over beschermingszone langs (boezem)kades en beschermings- en obstakelvrije zones langs hoofdwatergangen. De beschermingszones worden aangegeven of omschreven in de legger. Bij het ontbreken van een legger geldt als beschermingszone een strook van 5 meter, waarbij de 5 meter moet worden gerekend vanaf de insteek of de teen van het waterstaatswerk. Als een onderhoudsstrook aanwezig is dan hoort die bij het waterstaatswerk en niet bij de beschermingszone.

4.5.3 Notitie stedelijk waterbeheer

In 2011 heeft het waterschap Hunze en Aas de notitie Stedelijk Waterbeheer vastgesteld. Deze notitie vervangt de notitie uit 2003. Hierin zijn doelstellingen en aandachtspunten geformuleerd inzake het stedelijk waterbeheer, waarbij alle betrokken partijen hun rol moeten pakken, waaronder de gemeenten in hun ruimtelijke plannen.
Dit gebeurt mede door de verplichte waterparagraaf in bestemmingsplannen, met als doelstelling: “Water wordt door overheden, stedenbouwkundigen en projectontwikkelaars geaccepteerd en gehanteerd als ordenend principe. Het waterschap is de vanzelfsprekende wateradviseur bij locatiekeuze en inrichting.“

Aandachtspunten in de notitie die relevant zijn voor bestemmingsplannen zijn:

Onderwerp Probleem Oplossingsrichting
Ruimte voor water Onvoldoende inspelen op wateraspecten bij ruimtelijke plannen, wateroverlast, slechte waterkwaliteit in nieuwe gebieden. Waterschap eerder betrekken, deskundigheid gebruiken.
Taakverdeling Onduidelijkheid voor gemeenten en burgers. Heldere afspraken, eenduidigheid, helder communiceren over taken en verwachtingen.
Watersysteem Slechte waterkwaliteit, wateroverlast, vervuilde waterbodem, weinig natuurvriendelijke oevers, verstoring watersysteem. Duurzame inrichting, basisinspanning/ waterkwaliteitsspoor intensiveren, alternatieve
oplossingen, aanpak diffuse bronnen, wateroverlastmaatregelen met gemeente, oplossingen op maat, herstel watersysteem.

Deze aandachtspunten zijn betrokken bij het opstellen van het gemeentelijk waterplan, dat in 2008 is vastgesteld.

4.5.4 Plangebied

Zowel bij de ontwikkelingen bij recht als bij de ontwikkelingen na wijziging van het bestemmingsplan dienen de beleidsuitgangspunten van het Waterplan (waaronder afnemen watertoets) te worden nagekomen. Het toevoegen van nieuwe bebouwing of verharding in de bebouwde kom (met een grotere oppervlakte dan 150 m²) en in het buitengebied bij een oppervlakte groter dan 1500 m² zal dan ook gecompenseerd moeten worden met waterberging.

Het bestemmingsplan maakt een nieuwe ontwikkeling mogelijk. Op dit moment is nog niet bekend hoeveel bebouwing en verharding er exact gaat komen.

Op dit moment staat vast dat er twee scholen, een peuterspeelzaal en een kinderdagverblijf gerealseerd gaan worden. Deze samen hebben een oppervlakte van plm. 1750 m². Daarnaast zullen er paden en schoolpleinen geraliseerd worden. Hoe deze er uit komen te zien is nu nog niet duidelijk.

In de Regels is een totale maximale bebouwingsoppervlakte opgenomen van 3500 m².

4.5.5 Watertoets

Voor de onderhavige ontwikkeling is een Watertoets gedaan. Uit de Watertoest is naar voren gekomen dat er compenserende maatregelen verplicht zijn.

Op het perceel is nu 1050 m² aan (beton)verharding aanwezig. Dit zal worden verwijderd. In de watertoets is in eerste instantie uitgegaan van een toename van verharding van 2500 m². Hiermee is dus uitgegaan van 3550 m² aan verharding op dit moment.

Uit de watertoets is naar voren gekomen dat er voor toename van 2500 m² aan verharding een compensatie van waterberging moet plaatsvinden van 188 m³. Dit zal worden gecompenseerd middels een te graven vijver achter op het perceel. Deze vijver zal in de toekomst nderdeel uit gaat maken van een te realiseren kinderboerderij. Vanuit het dorp is men inmiddels bezig met het uitwerken van plannen.

De daadwerkelijke uitvoering van de plannen zal in overleg met het Waterschap Hunze en Aa's worden uitgevoerd. Als er meer verharding wordt gerealiseerd dan hier is aangegeven dan zal er nogmaals een watertoets worden gedaan en wordt dit in overleg met het waterschap gecompenseerd.

In het gebied bevinden zich geen grondwaterbeschermingsgebieden.

In het plangebied bevinden zich geen primaire waterkeringen.

Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg voorgelegd aan het waterschap Hunze en Aa's.

4.6 Archeologie En Cultuurhistorie

4.6.1 Archeologisch onderzoek

Nederlandse gemeenten zijn vanwege wetgeving op het gebied van archeologische monumentenzorg (Wet op de archeologische monumentenzorg) verplicht om archeologische waarden in de ruimtelijke planprocedures te betrekken en waardevolle resten te beschermen. Om deze wettelijke taak goed te kunnen uitvoeren en direct mee te kunnen nemen in de actualisering van bestemmingsplannen is gemeentelijk archeologiebeleid, bestaande uit een beleidsnota en beleidskaart, opgesteld. Op de archeologische beleidskaart is aangegeven welk archeologisch beleid van toepassing is in het bestemmingsplan.

Door het archeologisch onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit beleid is duidelijk geworden waar (hoge) archeologische verwachtingswaarden zijn en waar deze laag zijn. Door deze kaart is nu vooraf duidelijk voor welke bouw- en graafwerkzaamheden wel en voor welke geen inventariserend archeologisch onderzoek vooraf meer nodig is om uit te sluiten dat archeologische waarden worden aangetast. Wanneer de beleidskaart aangeeft dat de verwachtingswaarden hoog zijn moet de aanvrager middels een onderzoek aantonen of er waarden aanwezig zijn. De kaart is gebruikt als input voor het bestemmingsplan.

4.6.2 Cultuurhistorie

Het perceel ligt achter het lint van de Hoofdweg naast de sporthal. In het lint van de Hoofdweg zelf staan diverse cultureel historische panden. Deze staan op geruime afstand van het onderhavige perceel.

De Slochterveldweg zelf heeft geen cultuurhistorische waarde.

4.6.3 Lage verwachtingswaarde in het plangebied

Aan het plangebied was een hoge archeologische verwachtingswaarde toegekend. Het perceel had in het ontwerpbestemmingsplan ook nog de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie -3' toegekend gekregen.

Onlangs heeft er op het perceel archeologisch onderzoek plaats gevonden. Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat niet uitgesloten kan worden dat er archeologische resten uit de steentijd en mogelijk uit de bronstijd aanwezig zijn. Ingenieursbureau MUG heeft daarom geadviseerd om een karterend booronderzoek uit te voeren dat primair gericht is op het opsporen van archeologische indicatoren.

De Libau (adviesorganisatie voor ruimtelijke kwaliteit en cultureel erfgoed in Groningen en Drenthe) heeft het onderzoek van MUG beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat aanvullend onderzoek niet nodig is.
Mocht er al een steentijdvindplaats aanwezig zijn, dan is deze dusdanig aangetast, dat de informatiewaarde o.i. niet meer voldoende is. Een van de percelen heeft weliswaar een wat afwijkende vorm, maar niet iets wat op een archeologische vindplaats wijst. Dat er puin in de bouwvoor zit , is op zich ook niet ongebruikelijk. Mogelijk is het puin afkomstig van het pad dat hier in de jaren '60 heeft gelopen.

Gelet op het bovenstaande heeft het perceel nu een lage archeologische verwachtingswaarde. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie-3" kan dan ook van het perceel af worden gehaald en uit het vast te stellen bestemmingsplan worden verwijderd.

Het archeologisch onderzoek met en de bijbehorende documenten liggen met dit bestemmingsplan ter inzage.
Mochten er tijdens graafwerkzaamheden toch nog archeologische vondsten worden gedaan, dan geldt hiervoor een meldingsplicht in het kader van artikel 5.4 van de Erfgoedwet.

4.7 Flora En Fauna

4.7.1 Algemeen

Bij (planologisch) nieuwe ontwikkelingen moet onderzocht en beoordeeld worden of deze een bedreiging kunnen vormen voor beschermde dier- en plantensoorten of voor een beschermd natuurgebied. Dat volgt uit de Wet Natuurbescherming. Deze wet beschermt in het wild levende plant- en diersoorten, maar ook hun leefomgeving (habitat). Als in de directe nabijheid van de nieuwe ontwikkeling soorten voorkomen uit de zogenaamde 'strenge' categorieën (genoemd in de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn of in één van de Rode Lijsten) kan dit een belemmering vormen voor het plan. Dit is het geval wanneer de mogelijkheden in het bestemmingsplan (significant) nadelige effecten hebben voor deze beschermde soorten of het beschermde gebied.

Vanaf 1 januari 2017 is de provincie bevoegd gezag met betrekking tot natuur (zowel voor de gebiedsbescherming als voor de soortenbescherming). Voor alle ruimtelijke ingrepen die mogelijk leiden tot verstoring of vernietiging van beschermde soorten dient in voorkomende gevallen soortontheffing te worden aangevraagd. Bij het voorbereiden van bouwvergunningen dient aandacht te worden besteed aan het mogelijk voorkomen van beschermde diersoorten.
Ook bij alle andere ruimtelijke ingrepen wordt de aanwezigheid van beschermde planten en dieren in de planvorming betrokken en zo nodig ingepast. Bij alle werkzaamheden zal rekening worden gehouden met broedende vogels.

4.7.2 Flora en fauna in het plangebied

In 2010 heeft Dillerop natuuradvies in onze opdracht de Ecologische basiskaart/leidraad Gemeente Slochteren opgesteld.
Daaruit blijkt dat op diverse plaatsen waarnemingen zijn gedaan van de gewone dwergvleermuis, de sperwer, de buizerd en van meer algemene soorten.

Binnen de grenzen van de gemeente Slochteren bevindt zich geen Natura 2000 gebied. De dichtstbijzijnde Speciale Beschermingszone in het kader van de EU-habitatrichtlijn, het Zuidlaardermeergebied, bevindt zich op ongeveer 1 km afstand van het plangebied. Dit bestemmingsplan zal waarschijnlijk geen negatieve effecten hebben op het Zuidlaardermeergebied, al was het maar omdat het plan geen wezenlijke ontwikkelingen mogelijk maakt.

Met het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning voor de daadwerkelijke realisatie van het plan dient een (aanvullend) ecologisch onderzoek, specifiek voor dit perceel, te worden ingediend.

Op 23 oktober 2017 is alvast een Quickscan soorten Wet natuurbescherming Slochterveldweg Slochteren uitgevoerd. De conclusie en de benodigde vervolgstappen zullen met de realisatie van het bouwplan worden uitgevoerd.

Hoofdstuk 5 Planuitgangspunten

5.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt een uiteenzetting van verschillende uitgangspunten die in het bestemmingsplan hun doorwerking vinden. Enerzijds heeft dit betrekking op beleidsregels die door het college zijn vastgesteld en anderzijds gaat het om aspecten die op grond van het rijksbeleid (Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) en/of het provinciaal beleid (Provinciale Omgevingsverordening) onderdeel uitmaken van het bestemmingsplan.

5.2 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking

Het plangebied ligt weliswaar aan de rand van het dorp maar is in het bestemmingsplan Slochteren-Schildwolde aangemerkt als stedelijk gebied.

Ook in de Structuurvisie Slochteren Kern 2009 is het gebied aangemerkt als uitbreidingslocatie voor het dorp Slochteren. Deze plek is uitermate geschikt voor de realisatie van openbare voorzieningen als een integraal kindcentrum en een kinderboerderij.

5.3 Beleidsregels

5.3.1 Proces

Vooruitlopend op de actualisering zijn voor een aantal specifieke ruimtelijke thema's beleidsnotities en/of regels opgesteld die als afwegingskader voor het meewerken aan ruimtelijke plannen zullen worden gebracht en als input voor nieuwe bestemmingsplannen. Het gaat daarbij om de volgende beleidsregels:

  • aan-huis-verbonden beroepen,
  • recreatieve verblijfsaccommodaties,
  • (ho)reca en ondersteunende (ho)reca,
  • theetuinen & verbreding agrarische bedrijven,
  • biomassa- en mestvergisting,
  • paardenhouderijen en
  • paardenbakken.
  • vrijkomende agrarische bebouwing (VAB beleid)

Voorgaande beleidsregels hebben het inspraaktraject doorlopen en zijn vastgesteld op 7 april 2009. Een uitzondering hierop vormen de beleidsregel Kamperen (eerst vastgesteld op 10 juni 2008 en gewijzigd vastgesteld op 16 augustus 2011) en het VAB beleid (vastgesteld op 8 februari 2011).

5.3.2 Doorvertaling bestemmingsplan

De beleidsregels zijn waar mogelijk opgenomen in de planregels. De beleidsregels vormen daarbij het afwegingskader voor het verlenen van medewerking voor een omgevingsvergunning voor het (binnenplans) afwijken van de bestemmingsregels of een bestemmingswijziging. In de bestemmingsregels wordt volstaan met een verwijzing naar de relevante beleidsregels of eventueel een beperkte weergave van de inhoud. Per beleidsthema/ beleidsregel zijn een aantal kernpunten aangestipt.

Horeca en ondersteunende horeca

  • onderscheid in verschillende horeca-categorieën en bijbehorende bestemmingsregels;
  • mogelijkheden voor ondersteunende horeca bij maatschappelijke voorzieningen en detailhandel (voorbeeld: koffiecorner in een winkel).

5.4 Ruimtelijke Kwaliteit

5.4.1 Algemeen

In de nieuwe bestemmingsplannen bieden wij ruimere bouwmogelijkheden dan voorheen. Wij zijn ons ervan bewust dat dat gevolgen kan hebben voor de ruimtelijke kwaliteit. Ongekanaliseerde bouwlust en creativiteit en beperkte middelen kunnen immers leiden tot bouwplannen die minder goed aansluiten bij de omgeving. Excessen geven al snel weer aanleiding tot nieuwe regeldrift. Het is echter een illusie dat strakke regels per definitie tot goede bouwplannen leiden; er blijven altijd mazen in de regels.

Het vroegere beperktere regime nodigde in zekere zin zelfs uit tot gekunstelde bouwplannen, onder meer vanwege de beperkte oppervlakte aan bijgebouwen. De aandacht ging bij het ontwerpen vooral uit naar het optimaal uitnutten van de beperkte ruimte, terwijl de vormgeving weinig aandacht kreeg.
Ook nodigt een te strak regime uit tot afwijken. Veel op zich aanvaardbare bouwplannen pasten niet binnen de regels. Dat leidde tot veel planologische procedures en daarmee extra werk en kosten voor de burger en de overheid.

Wie kiezen daarom voor een ruime basisregeling, met allereerst verantwoordelijkheid voor de burger, maar wel met een bruikbaar instrument om uitwassen te blokkeren. Dit instrument krijgt algemene werking, waardoor het ook vat heeft op de zogenaamde mazen in het bestemmingsplan en niet alles op slot gezet hoeft te worden.

5.4.2 Doorwerking ruimtelijke kwaliteit in regels

De standaardnorm is ruim. Waar nodig voor de ruimtelijke kwaliteit zijn de ruime standaardmaten ingeperkt en bebouwingsgrenzen op de plankaart aangegeven, bijvoorbeeld in de vorm van bouwvlakken strak om karakteristieke bebouwing (waarbij onder meer de krimpen van boerderijen zijn gevolgd). Ook zijn gevellijnen gelegd op plaatsen waar het ruimtelijk wenselijk is dat bebouwing in de gevellijn staat.

In het bestemmingsplan zijn geen nieuwe bouwpercelen opgenomen. Het plan kent alleen een verruiming voor bijgebouwen en bepaalde aan-huis-verbonden beroepen. Bij de bepaling van bouwvlakken wordt in volgorde van belangrijkheid naar de volgende aspecten gekeken:

  • Het woongebouw staat op het perceel het dichtst op de straat.
  • Aansluiten bij lineaire hoofdstructuur, voor zover deze nog intact is.
  • Situering van woongebouwen zodanig dat het vrije uitzicht van bestaande en nieuwe woningen zoveel mogelijk intact blijft. Dit is met name een aandachtspunt in laantjes met meerdere woningen achter elkaar.
  • Bij percelen die scheef op de weg liggen wordt overwogen of de bouwgrens dwars op de zijdelingse perceelsgrens moet liggen. We kijken daarbij ook naar de overwegende oriëntering van de gevels van woningen in de omgeving: parallel aan de weg of aan de perceelsgrens.
  • Rekening houden met milieuafstanden (geurhinder).
  • Wet geluidhinder in acht nemen (geluidsnorm gaat voor stedenbouwkundige structuur).
  • Dorps karakter behouden door ruimere bouwmogelijkheden af te stemmen op de grootte van het bouwperceel: de maximumbebouwingsoppervlakte afgestemd op de grootte van het perceel.

5.5 Duurzaamheid

Gelet op de toekomstbestendigheid en hoge onderwijskwaliteit spelen een aantal specifieke kenmerken van de schoolgebouwen een rol bij de transitievoorstellen die vooral in de nadere uitwerking van de bouwplannen tot uiting moeten komen:

  • 'frisse scholen'
  • duurzaamheid
  • energiezuinig
  • ontwerp

Het concept 'frisse scholen' geeft vorm aan de kwaliteit van een goed binnenklimaat.

Duurzaamheid in deze context betreft vooral de duurzame gebouwkwaliteit qua materiaalkeuze, maar ook duurzaam in onderhoud en gebruiksduur van het gebouw.

Het 'energiezuinig' zijn van het gebouw geeft de kwaliteit weer voor wat betreft de energieprestatie. Het streven is om een zo energiezuinig gebouw te realiseren.

Hoofdstuk 6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Ro Standaarden En Regels 2012

6.1.1 Algemeen

Onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro) worden alle planologische visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene maatregelen van bestuur (Wro-instrumenten) digitaal vervaardigd en op elektronische wijze beschikbaar gesteld. Ten behoeve van de eenheid en de uitwisselbaarheid zijn er standaarden en regels ontwikkeld. Sinds 1 oktober 2012 gelden de RO standaarden en regels 2012 (ter vervanging van de RO Standaarden en regels 2008). Sinds 1 juli 2013 moeten deze verplicht worden toegepast. De RO standaarden en regels 2012 vervangen de RO standaarden 2008.

Volgens het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) wordt er naast een digitaal bestemmingsplan ook een volledige analoge verbeelding van het bestemmingsplan op papier vastgesteld (de vroegere plankaart). Als de digitale en de analoge verbeelding tot interpretatieverschillen leiden, is de digitale verbeelding beslissend.

In het Bro zijn ook regels opgenomen over de inhoud van een bestemmingsplan. In par. 3.1 staan een aantal verplichte en facultatieve onderdelen voor de bestemmingsplanprocedure. Daarnaast staan in par. 3.2 een aantal verplichte standaardregels voor bestemmingsplannen.

Door de standaardisering en digitalisering is het bestemmingsplan duidelijker voor de gebruiker van het bestemmingsplan. Burgers en ondernemers kunnen snel een juist beeld krijgen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen sterk verbeterd en kunnen verschillende afzonderlijke plannen in grotere samenhang worden bezien. Dit is met name van belang voor partijen die betrokken zijn bij planvoorbereiding, planmonitoring en planbeoordeling.

In de onderstaande alinea's worden de onderdelen van de RO Standaarden en regels die voor bestemmingsplannen van belang zijn verder toegelicht.

6.1.2 IMRO 2012

Het Informatie Model Ruimtelijke Ordening IMRO 2012 is de codetabel voor de digitale Wro-instrumenten, die wordt gebruikt bij het opstellen en uitwisselen van digitale plannen tussen organisaties in het veld van de ruimtelijke ordening en ook naar andere werkvelden.

6.1.3 IMROPT 2012

IMROPT 2012 maakt het mogelijk om de teksten van ruimtelijke instrumenten objectgericht op te bouwen. IMROPT 2012 beschrijft de wijze waarop objectgerichte planteksten worden opgebouwd en uitgewisseld binnen de RO Standaarden 2012. Toepassing van IMROPT 2012 is verplicht wanneer de bronhouder ervoor kiest de planteksten in objectgerichte vorm (XML) beschikbaar te stellen.

6.1.4 SVBP 2012

De Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. Vergelijkbare bestemmingsplannen leiden tot een betere dienstverlening en tot een effectievere en efficiëntere overheid.
Het SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw van de digitale verbeelding van het bestemmingsplan. Dit om de gewenste vergelijkbaarheid zeker te stellen.
De standaarden hebben geen betrekking op de toelichting van het bestemmingsplan. De toelichting maakt immers geen deel uit van het bestemmingsplan. Wel dient het bestemmingsplan van een toelichting vergezeld te gaan.

Ten opzichte van de SVBP 2008 zijn de eisen voor de analoge verbeelding (de papieren plankaart) versoepeld, in paragraaf 6.1.7 wordt hier op ingegaan.

Met het oog op de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen is het belangrijk dat er eenheid is in de wijze waarop de diverse functies in bestemmingen worden ondergebracht. Eenduidigheid in de naamgeving van bestemmingen is daarbij een vereiste. Daarom is een lijst met mogelijke in een plangebied voorkomende functies opgesteld. Deze functies zijn gegroepeerd binnen zogeheten hoofdgroepen van bestemmingen. Deze hoofdgroepen van bestemmingen spelen een grote rol bij de naamgeving en de verbeelding van een bestemmingsplan. De naam van een in een bestemmingsplan op te nemen bestemming begint altijd met de naam van de hoofdgroep. De systematiek van hoofdgroepen laat het toe een bestemming te specificeren en slechts één of enkele functies van een hoofdgroep binnen een bestemming mogelijk te maken. Een bestemming hoeft dus niet alle bij een hoofdgroep aangegeven functies te bevatten.

6.1.5 STRI 2012

De STRI 2012 beschrijft hoe ruimtelijke plannen en besluiten beschikbaar gesteld moeten worden. Deze standaard is (eveneens) wettelijk verankerd in een Ministeriële regeling. Deze standaard is nodig om drie redenen:

1. waarborgen van de bruikbaarheid en interoperabiliteit van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van technische vormvereisten;

2. waarborgen van de vindbaarheid en raadpleegbaarheid van de Wro-instrumenten door middel van het vaststellen van regels rondom de elektronische beschikbaarstelling;

3. waarborgen van de rechtszekerheid door middel van het vaststellen van vereisten rondom integriteit, authenticiteit en volledigheid van de Wro-instrumenten.

6.1.6 Praktijkrichtlijn bestemmingsplannen

IMRO 2012 is normstellend voor de codering van ruimtelijke instrumenten. IMRO 2012 is van belang voor applicatiebouwers en als referentie voor andere IMRO 2012-gerelateerde documenten. IMRO 2012 wordt beschreven zonder in te gaan op de praktische toepassing van het model voor het coderen van digitale ruimtelijke instrumenten. Alle voor dit toepassingsdoel benodigde informatie over bestemmingsplannen is opgenomen in toelichtingen, de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen (PRBP 2012) en de Praktijkrichtlijn voor Planteksten (PRPT 2012).

Deze PRBP is naast toelichting op de IMRO 2012 ook een toelichting op de SVBP 2012.

6.1.7 Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart

Er is ook een Praktijkrichtlijn Analoge Bestemmingsplankaart. Dit is een aanvullende, niet wettelijk bindende richtlijn naast de SVBP 2012 die gebruikt kan worden voor het maken van de analoge bestemmingsplankaart. De opmaak van de papieren verbeelding is vormvrij. Als de analoge verbeelding wordt gebruikt, wordt geadviseerd de voorschreven werkwijze te hanteren.

6.2 Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)

Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden, waarmee een groot aantal vergunningen en toestemmingen zijn samengevoegd tot één omgevingsvergunning. In het Besluit omgevingsrecht (Bor) is vastgelegd welke bouwwerken zonder omgevingsvergunning mogen worden gebouwd en onder welke voorwaarden. In artikel 3 van het Bor is uiteengezet welke bouwwerken mogen worden gebouwd zonder omgevingsvergunning, mits ze passen binnen de bepalingen van het bestemmingsplan. Vanwege deze verruiming van het vergunningvrij bouwen binnen de kaders van het bestemmingsplan zijn de bouwregels van de Slochter bestemmingsplannen aangepast en toegesneden op artikel 3 van het Bor.

6.3 Plantoelichting

Op basis van artikel 3.1.6 Bro gaat een bestemmingsplan vergezeld van een toelichting. De toelichting geeft een beeld van de wijze waarop het plan is ingericht en wat met het plan wordt beoogd. De toelichting geeft een onderbouwing van de in het plan gemaakte keuzes en bevat de resultaten van het onderzoek uit de inspraak en vooroverleg. De toelichting geeft alleen een toelichting op de regels en de verbeelding. De toelichting heeft geen bindende werking. Wel kan zij een functie kan hebben bij de interpretatie van de bedoelingen van onverhoopt onduidelijke regels. Aan een vermelding in de toelichting kunnen derhalve geen rechten worden ontleend.

6.4 Planregels

6.4.1 Inleidende regels

6.4.2 Bestemmingsregels

6.4.3 Algemene regels

In dit onderdeel van de regels komen algemene regels aan de orde die gelden voor alle bestemmingen in het bestemmingsplan. De regels worden in onderstaande volgorde opgenomen. De algemene regels bestaan uit de volgende artikelen:

6.4.4 Overgangs- en slotregels

In de overgangs- en slotregels zijn de overgangsbepalingen uit het Besluit ruimtelijke ordening overgenomen. In de slotregel is aangegeven op welke wijze de planregels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.5 Toelichting Basisbestemmingen

In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven over de bestemmingsregels die in het plangebied voorkomen.

6.5.1 Groen

De bestemming Groen voorziet in een bestemmingsregeling voor openbaar groen. Aan openbare groenelementen als plantsoenen, brede wegbermen en bossingels die bijdragen aan de bovenwijkse groenstructuur wordt in principe de bestemming Groen toegekend. Hierbinnen wordt het ook mogelijk gemaakt om water aan te leggen, verhardingen, additionele voorzieningen en nutsvoorzieningen.

6.5.2 Maatschappelijk

Deze bestemming omvat functies die bedoeld zijn voor min of meer openbare instellingen. Deze kunnen zowel commercieel als niet-commercieel zijn. Educatieve, medische, sociale, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kinderopvang, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondersteunende detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

De gebouwen zijn in beginsel uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak. In de regels een een maximale bebouwingsoppervlakte opgenomen voor zowel het integraal indcentrum als voor een eventueel op te richten kinderboerderij.

6.6 Verbeelding

6.6.1 Algemeen

Het onderscheid tussen de digitale en de analoge verbeelding van het bestemmingsplan is een nieuw element in de RO-standaarden 2008. Per wijze van verbeelding is steeds aangegeven hoe de inhoud van een bestemmingsplan moet worden weergegeven.

De analoge verbeelding van een bestemmingsplan leidt altijd tot een concreet en afgerond product, te weten een analoge oftewel papieren kaart. Bij de eisen die worden gesteld aan de digitale verbeelding, is dit niet het geval. Dit komt omdat er bij de digitale verbeelding - gebaseerd op een geometrische plaatsbepaling van plangebied en bestemmingen niet alleen sprake is van een standaard cartografische weergave door middel van kleuren en symbolen, maar ook van dynamiek en interactie met de digitale informatie. Aldus wordt de uiteindelijke digitale verbeelding mede bepaald door de functionaliteit van de interface/viewer die wordt gebruikt.

In het Bro wordt de verbeelding niet langer als onderdeel van het bestemmingsplan genoemd. Dit komt omdat in de nieuwe wettelijke regelingen wordt uitgegaan van het primaat van digitalisering. Wel wordt door het Bro een volledige verbeelding van het bestemmingsplan op papier verplicht gesteld. In dat verband blijft de analoge verbeelding van het bestemmingsplan van belang. Overigens bepaalt het Bro dat bestemmingen en hun aansluiting op aangrenzend gebied moeten worden vastgesteld met gebruikmaking van een duidelijke ondergrond.

De analoge verbeelding van het bestemmingsplan bevat naast verklaringen met een verhelderende functie (bijvoorbeeld topografische gegevens, kadastrale ondergrond, straatnamen en dergelijke) alleen normen die juridisch relevant zijn. De normatieve regelingen die op een analoge verbeelding van het bestemmingsplan vermeld staan, zijn daarom terug te vinden in de regels.

Als ondergrond voor de verbeelding van het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de Grootschalige Basiskaart van Nederland (GBKN) aangevuld met kadastrale gegevens. Daardoor is snel en helder te zien waar percelen, bebouwing, wegen, waterlopen etc. zich bevinden. De GBKN geeft de situatie weer zoals deze was ten tijde van de vaststelling van het plan.

Op de verbeelding wordt de plangrens vermeld. Daarnaast worden de grenzen van de bestemmingen vermeld. De verschillende bestemmingen worden op de verbeelding in verschillende kleuren weergegeven, aangevuld met één of meer letters. Dubbelbestemmingen daarentegen worden weergegeven met een arcering.

Verder zijn, daar waar nodig, bouwvlakken opgenomen. Een bouwvlak betreft het gebied waarbinnen (hoofd- en woon)gebouwen gebouwd mogen worden. De begrenzing van een bouwvlak wordt aangegeven door middel van een bouwgrens.

Binnen een bestemmingsvlak of bouwvlak kan met een symbool of arcering een aanduiding op de plankaart een aanvullend kenmerk zijn aangegeven. De betekenis daarvan is terug te vinden in de planregels.

Op de verbeelding is een legenda opgenomen met de verklaring van de in het plan voorkomende bestemmingen, bouwvlakken, dubbelbestemmingen, lijnen, arceringen en aanduidingen, met de daarbij behorende artikelnummers.

Dwarsprofielen zijn in een afzonderlijke figuur opgenomen.

Op de verbeelding is tevens het transfer (of stempel) opgenomen. Hierin is de naam van het bestemmingsplan aangegeven, alsmede de status van het plan, met data van de tervisielegging en (afhankelijk van de fase in de procedure) het besluit tot vaststelling door de gemeenteraad.

De ligging van de bebouwingsgrenzen en dergelijke op de verbeelding of plankaart is bepaald aan de hand van onder meer:

  • ruimtelijke aspecten zoals gewenste rooilijnen, weg- en bebouwingsprofielen, zichtlijnen etc.;
  • overzichtelijkheid van hoek- en verkeerssituaties;
  • particuliere belangen samenhangend met uitzicht, toegankelijkheid e.d.;
  • ligging van kabels en leidingen;
  • ligging van hindercirkels en milieuzoneringen.

Als in het bestemmingsplan uitwerkings- of wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen, zijn deze met een arcering op de kaart aangegeven.

Omdat een aantal aanduidingen is opgenomen in de algemene regels wordt hier niet altijd naar verwezen in de bestemmingen. Daarom is het essentieel dat het bestemmingsplan door middel van de (digitale) verbeelding wordt geraadpleegd. Zodoende worden alle van toepassing zijnde regels uit zowel hoofdstuk 2 als hoofdstuk 3 zichtbaar gemaakt.

Hoofdstuk 7 Economische Uitvoerbaarheid

7.1 Algemeen

Met onderhavig bouwplan wordt een integraal kindcentrum mogelijk gemaakt op het betreffende perceel. In de gebouwen komen in ieder geval 2 scholen, een kinderdagverblijf en een peuterspeelzaal. In de toekomst is het mogelijk om nog andere (kind)functies aan het complex gebouw toe te voegen zoals onderwijsondersteuning, consultatiebureau en bibliotheek.

Ook is er een mogelijkheid voor het realiseren van een kinderboerderij op het achterste gedeelte van het perceel. Deze ontwikkeling is nog niet zeker.

De kosten voor het opstellen en uitvoeren van dit plan komen voor rekening van de gemeente.

7.2 Exploitatieplan

Op grond van artikel 6.12 van de Wro kan de raad bij de vaststelling van een bestemmingsplan ook een exploitatieplan vaststellen. Dit is niet noodzakelijk indien:


De gronden van het voorliggende bestemmingsplan zijn in eigendom van de gemeente. De gemeente coördineert en ontwikkelt zelf de geplande voorzieningen voor het IKC. Hiervoor is een krediet beschikbaar gesteld door de gemeenteraad.

De ontwikkeling van de kinderboerderij wordt door (de inwoners) van het dorp zelf gedaan en gefinancierd.

Het weergeven van de economische uitvoerbaarheid in de vorm van een exploitatieplan is dan ook niet noodzakelijk.

7.3 Planschade

In artikel 6.1 Wro is bepaald dat burgemeester en wethouders een belanghebbende die als gevolg van een bepaling van een bestemmingsplan (of een ander ruimtelijk besluit) schade lijdt, in de vorm van inkomensderving of waardevermindering van een onroerende zaak, op zijn verzoek een tegemoetkoming in de schade toekennen. Daarbij geldt dat de schade redelijkerwijs niet voor rekening van de aanvrager behoort te blijven en dat een tegemoetkoming op een andere wijze niet is verzekerd. Binnen het normale maatschappelijke risico vallende schade blijft voor rekening van de aanvrager. Daarnaast wordt ook een waardevermindering van maximaal 2% ontstaan door een verandering in het planologisch regime binnen het normale maatschappelijke risico gerekend.

De inschatting van planschade is gering. Er zijn op basis van de Structuurvisie Slochteren Kern 2009 al ontwikkelingen mogelijk aan de Slochterveldweg. De dichtstbijzijnde bestaande woonbebouwing bevindt zich op een afstand van 160 meter.

De impact van de realisatie van het IKC op deze plek is dan ook gering en zal het normale maatschappelijke risico zoals hiervoor genoemd niet overschrijden.

Hoofdstuk 8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

8.1 Vooroverleg

8.1.1 Vooroverlegpartners

Op grond van artikel 3.1.1 van het Bro wordt bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gepleegd met het waterschap, diensten van het rijk en provincie die betrokken zijn bij de ruimtelijke ordening en eventueel andere gemeenten.

Gelet op de verschillende instanties die belangen hebben in het plangebied wordt voorgesteld het aantal vooroverlegpartners uit te breiden. De vooroverlegpartners hebben gedurende 4 weken de gelegenheid gehad te reageren op het plan.

Het plan is in het kader van het vooroverleg beschikbaar gesteld aan de volgende partners:

  • Provincie Groningen
  • Waterschap Hunze en Aa's
  • VROM inspectie, afd.Noord
  • Regionale Brandweer
  • Enexis B.V.
  • N.V. Waterbedrijf Groningen
  • NAM B.V.
  • N.V. Nederlandse Gasunie
  • Rijksdienst voor het cultureel erfgoed

8.2 Inspraak

8.2.1 Inspraakprocedure

De Wro verplicht niet om een voorontwerp bestemmingsplan ter inzage te leggen voor inspraak, niet anders dan de procedure op grond van de Awb. Om betrokkenen in een vroeg stadium bij de planvorming te betrekken en eventuele onjuistheden er uit te halen en specifieke wensen in te passen is er toch voor gekozen om op het voorontwerp bestemmingsplan inspraak toe te passen.

Het voorontwerp bestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder voor inspraak ter inzage gelegen in het gemeentehuis en is daarnaast beschikbaar gesteld op de gemeentelijke website.

Op het voorontwerpbestemmingsplan zijn 2 vooroverlegreacties en 2 inspraakreacties ingediend. De ontvangen vooroverleg- en inspraakreacties zijn verwerkt in de Nota Inspraak en Overleg (NIO) behorende bij het (ontwerp)bestemmingsplan onder bijlage 2.

8.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen in het gemeentehuis en is daarnaast beschikbaar gesteld op de Ruimtelijke Plannen.

Er is 1 zienswijze ingediend tegen het ontwerpbestemmingsplan. De zienswijze is samengevat en voorzien van commentaar in de Nota zienswijze, commentaar en wijziging behorende bij het bestemmingsplan.

Bijlagen

Bijlage 1 Uitgangspunten Watertoets

Bijlage 2 Nota Inspraak En Overleg Behorende Bij Bestemmingsplan Slochteren, Integraal Kindcentrum

Bijlage 3 Vooroverlegreactie Brandweer Groningen

Bijlage 4 Vooroverlegreactie Provincie Groningen

Bijlage 5 Nota Zienswijze, Commentaar En Wijziging