KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene Procedureregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht Bouwwerken
Artikel 11 Overgangsrecht Gebruik
Artikel 12 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doelstelling
1.2 Begrenzing Plangebied
1.3 Geldend Juridisch Kader
1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Omgeving Plangebied
2.2 Huidige Situatie Plangebied
2.3 Toekomstige Situatie
2.4 Beeldkwaliteitscriteria
2.5 Beplantingsplan
2.6 Conclusie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Provinciaal Beleid
3.2 Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Aspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodemkwaliteit
4.3 Bedrijven En Milieuzonering
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Geluid
4.6 Geur
4.7 Flora En Fauna
4.8 Luchtkwaliteit
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 Waterparagraaf
4.11 Conclusie
Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten
5.1 Algemene Juridische Opzet
5.2 Bestemmingen
5.3 Bijzondere Aspecten
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
7.1 Vooroverlegreacties
7.2 Zienswijzen
7.3 Overleg Regio Achterhoek
7.4 Ontheffing Provinciale Verordening
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Negatieve Lijst Van Bedrijvigheid
Bijlage 1 Beplantingsplan Hengelderweg 6-10
Bijlage 2 Archeologische Onderzoeken
Bijlage 3 Bodemonderzoeken
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Geuronderzoek Hengelderweg 6
Bijlage 6 Onderzoeken Flora En Fauna
Bijlage 7 Voortoets Luchtkwaliteit Hengelderweg 6
Bijlage 8 Geohydrologisch Onderzoek Hengelderweg 6
Bijlage 9 Overlegreacties
Bijlage 10 Notities Overleg Regio Achterhoek
Bijlage 11 Aanvraag Ontheffing Provinciale Verordening
Bijlage 12 Ontheffing Rvg 6 April 2012
Bijlage 13 Besluit Hogere Grenswaarde 1 Mei 2012

Bestemmingsplan Buitengebied Didam, Hengelderweg 6-10

Bestemmingsplan - gemeente Montferland

Vastgesteld op 28-06-2012 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit plan wordt verstaan onder:

1.1 het plan:

het bestemmingsplan 'Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6 en 10' van de gemeente Montferland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01 met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aan huis gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksbedrijf of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook. Hieronder wordt wel verstaan een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang;

1.4 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 archeologisch deskundige:

de regionaal (beleids)archeoloog of een andere door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg;

1.7 archeologisch onderzoek:

onderzoek, te weten bureauonderzoek, boren, geofysisch onderzoek, graven en/of begeleiden, verricht door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB), beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 39 Monumentenwet 1988 en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;

1.8 archeologische verwachting:

een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische verwachting in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied te verwachten overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.9 archeologische waarde:

een aanduiding van een gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.10 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.11 bedrijfsgebouw:

een niet voor bewoning bestemd gebouw ten dienste van en behorende bij een bedrijf;

1.12 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op of bij een terrein, kennelijk slechts bestemd voor één persoon, gezin of andere groep van personen, (of twee, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningssituatie), van wie huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is;

1.13 bestaand:

  1. a. ten aanzien van bebouwing:
    bebouwing die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan rechtens aanwezig is of in uitvoering is, dan wel gebouwd mag worden krachtens een voor bovengenoemd tijdstip verleende vergunning;
  2. b. ten aanzien van gebruik:
    het gebruik van grond en opstallen, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een bijbehorend bouwwerk, zijnde een bij de (bedrijfs)woning behorend vrijstaand of aaneengebouwd gebouw, zoals een garage, berging of hobbyruimte niet zijnde een (tunnel)kas, of daarmee gelijk te stellen bouwwerk, dat niet voor bewoning is bestemd en naar aard en omvang ondergeschikt is aan de (bedrijfs)woning;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

1.20 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.21 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, zijn toegestaan;

1.22 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.23 buitenwerks gevelvlak

de buitenmuur van een gebouw inclusief de daaraan gebouwde aanbouwen en uitbouwen;

1.24 dakoverstek

het deel van het dak dat uitsteekt buiten de gevel;

1.25 dakvlak

een hellend vlak in een dak behorend tot de (bedrijfs)woning of het bijgebouw;

1.26 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen voor gebruik, verbruik of aanwending overwegend anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.27 dove gevel:

constructie zoals is bedoeld in artikel 1b, lid 5 Wet geluidhinder zoals deze gold op 1 juli 2008.

1.28 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.30 geluidsgevoelige ruimte:

ruimte binnen een woning voor zover die kennelijk als slaap-, woon-, of eetkamer wordt gebruikt of voor een zodanig gebruik is bestemd, alsmede een keuken van ten minste 11 m²;

1.31 geurgevoelig object:

gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;

1.32 hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.33 horeca:

hotel, pension, restaurant, café, cafetaria of daaraan verwante inrichting, waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt, een en ander tenzij uitdrukkelijk anders vermeld, met uitzondering van nachtclubs, discotheken, dancings of soortgelijke inrichtingen; onder horeca is in ieder geval niet begrepen een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig gelegenheid wordt gegeven tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling;

1.34 inpandig bijgebouw:

een in het, qua uitstraling en bestemming, belangrijkste deel van het hoofdgebouw ondergebrachte en bij de woning behorende ruimte, zoals garage, berging of hobbyruimte, (met uitzondering van zolderruimten boven de woning), dat niet voor bewoning is bestemd, daaronder tevens begrepen de ruimte op de verdieping die als zodanig is aan te merken en voor zover deze ruimte niet rechtstreeks vanuit de woning toegankelijk is.

dan wel een bij de woning behorende ruimte, zoals garage, berging of hobbyruimte, welke als afzonderlijk herkenbare eenheid, in het bedrijfsgebouw wordt ondergebracht;

1.35 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;

1.36 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsook een tent;

1.37 overdekt terras/ overkapping:

een dak op 'poten' zoals een carport dat minimaal aan drie zijden niet van wanden is voorzien, dan wel ten minste aan 1 zijde geheel en ten minste aan 1 zijde gedeeltelijk open is indien aangebouwd of onderdeel van het dakvlak van een woning of een bijgebouw. Voor zover sprake van een vrijstaande overkapping of terras, is het betreffende bouwwerk uitgevoerd met maximaal 1 wand of gedeelte daarvan. Een overdekt terras/overkapping wordt niet aangemerkt als een gebouw;

1.38 peil:

  1. a. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.39 seksbedrijf:

een inrichting waarin bedrijfsmatig, of in de vorm alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen, dan wel in enige vorm erotisch-pornografische werkzaamheden worden uitgevoerd. Hieronder wordt begrepen:

1. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof het bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seks automatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

2. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch-pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

1.40 vloeroppervlakte:

de totale binnenwerks gemeten oppervlakte van alle voor mensen toegankelijke ruimten binnen een gebouw;

1.41 voorgevel:

de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.42 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn getrokken langs de voorgevel van een gebouw en het verlengde daarvan;

1.43 woning:

een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden dan wel twee huishoudens, indien er sprake is van een zelfstandige inwoningssituatie;

1.44 zelfstandige inwoningssituatie:

een situatie waarbij een gedeelte binnen of van één (bedrijfs)woning beschikt over alle voorzieningen die benodigd zijn om een zelfstandig huishouden te voeren, zonder dat het exterieur van de woning ingrijpende wijziging ondergaat en niet vallende onder het begrip woningsplitsing; onder ingrijpende wijziging wordt in ieder geval verstaan het realiseren van een tweede hoofdentree.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de inhoud van een (bedrijfs)woning:

boven de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingssmuren) en (denkbeeldige) dakvlakken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en soortgelijke delen, en met inbegrip van voor bewoning bestemde ruimten boven de verdiepingsvloer buiten de buitenwerkse gevelvlakken;

  1. 1. tot de inhoud van de (bedrijfs)woning wordt niet gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dakvlak, en inpandige bijgebouwen, waaronder tevens de ruimte boven de inpandige bijgebouwen voor zover die ruimte niet rechtstreeks vanuit de woning bereikbaar is, geen onderdeel van de (bedrijfs)woning vormt en daarmee als behorend bij het inpandig bijgebouw is aan te merken;
  2. 2. onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend, voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidingssmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang;

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 de oppervlakte van een inpandig bijgebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en buitenzijde van inpandige scheidingsmuren met de (bedrijfs)woning. Voor zover sprake is van een verdieping direct boven het inpandig bijgebouw die tevens als inpandig bijgebouw is aan te merken, wordt deze niet bij de oppervlakte meegeteld voor dat gedeelte dat direct boven de oppervlakte van het inpandig bijgebouw op de begane grondvloer is gesitueerd;

2.8 de oppervlakte van een bijgebouw

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk met dien verstande dat tot de oppervlakte van gebouwen niet wordt gerekend overdekte terrassen, luifels en overkappingen buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dakvlak van een bijgebouw;

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en dakoverstekken, inclusief de daaruit ontstane overschrijding van de bestemmingsgrens, buiten beschouwing gelaten, mits deze ondergeschikte bouwdelen zijn gebouwd op maximaal 80 cm uit het (denkbeeldig) dakvlak.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven genoemd in categorie 1 en 2 in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel niet nader genoemde activiteiten die wat betreft aard, ruimtelijke en milieu-uitstraling daarmee vergelijkbaar zijn:
Binnen het bouwvlak ter plaatse van de aanduidingen: Bestaande oppervlakte gebouwen in m² *) Maximale oppervlakte gebouwen in m² *)
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6' 780 780**
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6a' 980 980**
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6b' 0 600
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6c' 0 600
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 10a' 850 850**
'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 10b' 0 600

*) inclusief de oppervlakte aan bijgebouwen bij de bedrijfswoning, maar exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning

** uitsluitend voor zover gebruik wordt gemaakt van de bestaande gebouwen

  1. b. ten hoogste één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. c. al of niet inpandige bijgebouwen;
  3. d. aan huis gebonden beroep;
  4. e. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende voorzieningen, waaronder begrepen:

  1. f. tuinen, erven en groenvoorzieningen;
  2. g. water en watergangen;
  3. h. bruggen, duikers en andere kunstwerken;
  4. i. maximaal 3 ontsluitingen / inritten van en naar de Hengelderweg, waarvan maximaal 2 ter hoogte van de Hengelderweg 6 en maximaal 1 ter hoogte van de Hengelderweg 10;
  5. j. parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. b. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen aanduidingsvlakken met de specifieke bouwaanduidingen als bedoeld in lid 3.1, onder a met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend mag worden gebouwd binnen dat gedeelte van het onder a bedoelde aanduidingsvlak dat tevens is aangeduid met de functieaanduiding 'bedrijfswoning';
  3. c. een bedrijfswoning mag niet eerder worden gebouwd dan nadat ter plaatse van het onder a bedoelde aanduidingsvlak, waar het aanduidingsvlak met de functieaanduiding 'bedrijfswoning' onderdeel vanuit maakt, ten minste een oppervlakte van 200 m² aan bedrijfsgebouwen, is gerealiseerd;
  4. d. de maximale oppervlakte aan gebouwen (niet zijnde de bedrijfswoning) mag per bouwvlak niet meer bedragen dan de oppervlakte zoals aangegeven in de tabel in lid 3.1, onder a, met dien verstande dat voor zover deze oppervlakte meer bedraagt dan 600 m², uitsluitend de bestaande gebouwen zijn toegestaan;
  5. e. de dakhelling van bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning mag niet minder bedragen dan 15 graden en niet meer dan 45 graden;
  6. f. ter plaatste van de volgende locaties mogen bedrijfswoningen uitsluitend worden gebouwd indien de daarbij genoemde gevels van die woningen als dove gevel worden uitgevoerd:
Binnen de functieaanduiding 'bw' binnen het bouwvlak dat is voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6a' oostgevel
Binnen de functieaanduiding 'bw' binnen het bouwvlak dat is voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 6c' oostgevel
Binnen de functieaanduiding 'bw' binnen het bouwvlak dat is voorzien van de 'specifieke bouwaanduiding - Hengelderweg 10b' oostgevel
  1. g. bijgebouwen mogen uitsluitend 3 meter achter het verlengde van de voorgevel van de woning en uitsluitend voor het verlengde van de voorgevel van het bedrijfsgebouw dan wel inpandig worden opgericht;
  2. h. de afstand van bedrijfsgebouwen tot niet-inpandige bijgebouwen of bedrijfswoningen/hoofdgebouwen bedraagt minimaal 5 meter;
  3. i. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder dan 5 m bedragen, tenzij de bestaande afstand minder bedraagt dan 5 meter, in welk geval de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens niet kleiner mag zijn dan de bestaande afstand;
  4. j. de maten van de bebouwing mogen niet meer bedragen dan in de navolgende tabel is gesteld:
Bebouwing Goot-
hoogte in m
Bouw-
hoogte in m
Inhoud in m³ Opper
vlakte
in m²
Bedrijfsgebouwen 6 10
Bedrijfswoningen 6 9 750
Bijgebouwen bij bedrijfswoningen 3*) 6*) 100
Erf- en terreinafscheidingen 2,5
Licht- en vlaggenmasten binnen het bouwvlak 12
Licht- en vlaggenmasten buiten het bouwvlak 8
bruggen, duikers en andere kunstwerken 3
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, binnen het bouwvlak 10
Overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, buiten het bouwvlak 2

*) in geval van een inpandig bijgebouw bij een bedrijfswoning, de goothoogte respectievelijk bouwhoogte van de bedrijfswoningen/bedrijfsgebouwen.

  1. k. indien de bestaande bebouwing voor wat betreft maatvoering groter is dan het bepaalde in sub j, dan geldt de bestaande maatvoering op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan als maximaal toegestaan, mits op een legale wijze tot stand gebracht;
  2. l. bouwkundige voorzieningen zijn toegestaan ten behoeve van zelfstandige inwoningsituaties waar dit op grond van het bepaalde in artikel 3.4 kan worden en wordt toegestaan.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden gronden en bouwwerken met deze bestemming als volgt te gebruiken:

  1. a. het gebruik van woningen ten behoeve van een zelfstandige inwoningssituatie;
  2. b. buitenopslag;
  3. c. het gebruik van gebouwen ten behoeve van horeca en detailhandel;
  4. d. het gebruik van gebouwen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in de Bijlage 3 Negatieve lijst van bedrijvigheid;
  5. e. het gebruik van bedrijfsgebouwen ten behoeve van geurgevoelige objecten of functies ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding- Hengelderweg 6' en 'specifieke bouwaanduiding- Hengelderweg 6a';
  6. f. het gebruik van gedeelten van de woning of een bijgebouw voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep indien:
    1. 1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;
    2. 2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m²;
    3. 3. buitenopslag plaatsvindt;
    4. 4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.3, sub a, ten behoeve van het toestaan van een zelfstandige inwoningssituatie, mits:

  1. a. is aangetoond dat wordt voldaan aan de bouwtechnische voorwaarden;
  2. b. de relatie met de bedrijfsvoering op het perceel is aangetoond.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor (afschermende) groenvoorzieningen en de instandhouding/versterking daarvan;

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bebouwing gelden de volgende regels:

  1. a. Op of in de deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  2. b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Waarde - Archeologische Verwachting 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologische Verwachting 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.

5.2 Bouwregels

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

Een gebruik in strijd met het bestemmingsplan is in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken als of ten behoeve van een seksbedrijf.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke kwaliteiten, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, een omgevingsvergunning in afwijking van het plan te verlenen:

  1. a. voor afwijkingen van de ligging van bestemmings-, bouw- en aanduidingsgrenzen voor zover noodzakelijk ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;
  2. b. voor afwijkingen van regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking geldt niet voor:
    1. 1. de inhoud van (bedrijfs)woningen;
    2. 2. de oppervlakte van bijgebouwen;
    3. 3. de oppervlakte van bedrijfsgebouwen binnen de bestemming 'Bedrijf';
  3. c. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde, al dan niet ondergrondse, bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en de inhoud, voor zover boven peil, niet meer dan 50 m³ mag bedragen.

Artikel 9 Algemene Procedureregels

Bij de voorbereiding van een besluit tot het stellen van nadere eisen op grond van het bepaalde in de regels van dit plan is de navolgende voorbereidingsprocedure van toepassing:

  1. a. voorafgaand aan de terinzagelegging maken burgemeester en wethouders het voornemen om nadere eisen te stellen in een huis-aan-huisblad dat in de gemeente wordt verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze bekend;
  2. b. het ontwerpbesluit en de daarop betrekking hebbende stukken liggen gedurende twee weken voor een ieder ter inzage;
  3. c. de bekendmaking houdt de mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of mondeling een zienswijze over het ontwerpbesluit naar voren kunnen brengen bij burgemeester en wethouders gedurende de termijn van terinzagelegging;
  4. d. indien tegen het voornemen zienswijzen zijn ingediend, wordt het besluit met redenen omkleed;
  5. e. burgemeester en wethouders stellen de indieners van een zienswijze in kennis van hun besluit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht Bouwwerken

  1. 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag om omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. 2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder lid 1 een omgevingsvergunning voor het bouwen verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder lid 1 met maximaal 10%.
  1. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Overgangsrecht Gebruik

  1. 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  1. 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  1. 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  1. 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6 en 10'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding En Doelstelling

Aanleiding

Op het terrein van de Hengelderweg 6 te Didam is momenteel een intensieve veehouderij gevestigd en ook op de Hengelderweg 10 is nog sprake van een agrarisch bouwperceel, waarvan de opstallen thans worden gebruikt voor opslag. Voornamelijk de intensieve veehouderij van Ter Heerdt op het perceel Hengelderweg 6 veroorzaakt hinder voor de omgeving gezien de ligging van het bedrijf direct aan de rand van de bebouwde kom van Didam. Het bedrijf heeft milieuvergunning voor 64.500 opfokhennen en 528 zeugen en valt daarmee onder de IPPC-richtlijn.

Doordat het bedrijf ter plaatse onder de huidige omstandigheden sterk in de ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt, maar ook gelet op de vele bezwaren vanuit de omgeving tegen de overlast van het bedrijf, heeft Ter Heerdt het idee opgevat zijn bedrijf te verplaatsen. Deze verplaatsing is echter eerst mogelijk wanneer ontwikkelingsmogelijkheden worden geboden om de bestaande locatie opnieuw in te vullen en daarmee financiële middelen te kunnen genereren. Ook eigenaar van het perceel Hengelderweg 10 heeft aangegeven in de herontwikkeling te willen meedoen.

Het voornemen is om de bestaande bedrijfshallen deels te slopen en hiervoor in de plaats een zestal bouwkavels te ontwikkelen ten behoeve van lichtere vormen van bedrijvigheid met bedrijfswoning.

De ontwikkeling bestaat uit 6 kavels, waarbij op 3 kavels nieuwe bedrijfsgebouwen worden opgericht en tevens op 4 kavels een nieuwe woning wordt opgericht. Ter plaatse van het perceel Hengelderweg 6 worden 3 nieuwe woningen en 2 nieuwe bedrijfsgebouwen opgericht. Ter plaatse van de Hengelderweg 10 wordt 1 nieuw bedrijfsgebouw en een nieuwe woning opgericht.

Doel
Het nieuwe bestemmingsplan dient te voldoen aan de meest recente wetgeving (Wro en Bro). Samengevat houdt dit in dat het bestemmingsplan conform de standaarden van SVBP2008, IMRO2008 en STRI2008 wordt opgesteld. Hiermee is het plan digitaal uitwisselbaar en raadpleegbaar.
Met het opstellen van voorliggend bestemmingsplan conform artikel 3.1 Wro voor de locaties Hengelderweg 6 en 10 wordt het plangebied voorzien van een juridisch-planologische regeling om de voorziene ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Begrenzing Plangebied

Het plangebied met een omvang van circa 3,1 ha. ligt ten westen van Didam en grenst aan de bebouwde kom. Aan de noordzijde wordt het plangebied begrensd door een manege en agrarische percelen. De oostgrens wordt gevormd door de Hengelderweg en de bebouwde kom. Een houtwal vormt de westgrens van het plangebied en ten zuiden van het plangebied vormen het opslagbedrijf aan de Hogenend 88a en het hoveniersbedrijf aan de Hogenend 88 de plangrens.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0001.jpg"

Figuur 1 - Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0002.jpg"

Figuur 2 - Globale begrenzing plangebied (Bron: Google Earth)

1.3 Geldend Juridisch Kader

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan “Buitengebied Didam”, vastgesteld door de gemeenteraad op 26 juni 1997 en goedgekeurd door Gedeputeerde Staten op 3 februari 1998. In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als ‘Agrarisch gebied’ met twee agrarische bouwpercelen. De regels in het bestemmingsplan bieden geen ruimte voor de beoogde ontwikkelingen in de voorgenomen vorm.

Wel is in het bestemmingsplan 'Buitengebied Didam' de mogelijkheid opgenomen om binnen specifieke deelgebieden (zo ook binnen het onderhavig deelgebied), het agrarisch bouwperceel om te zetten in de bestemming 'bedrijfsbebouwing' met dien verstande dat:

  1. a. de nieuwe functie gelet op de aard, ligging en omvang ten opzichte van de in de nabijheid gelegen functies, een zodanige beperkte milieuhinder zal veroorzaken, dat daardoor de belangen van deze functies niet in onevenredige mate zullen worden geschonden;
  2. b. het uitsluitend gaat om bedrijven zoals vermeld in de lijst van bedrijvigheid dan wel een bedrijf dat wat hinder, aard en omvang betreft vergelijkbaar is met de genoemde bedrijven (lichtere milieucategorieën);
  3. c. omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden belemmerd;
  4. d. uit bodemonderzoek naar voren is gekomen dat geen bodemsanering noodzakelijk is, dan wel bodemsanering heeft plaatsgevonden.


Per bedrijf is op grond van de bestemming 'bedrijfsbebouwing' een bedrijfswoning toegestaan.

Het vigerende bestemmingsplan biedt derhalve reeds mogelijkheden de betreffende agrarische bouwpercelen ter plaatse om te zetten naar een bedrijfsbestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0003.jpg"

Figuur 3 - Uitsnede plankaart bestemmingsplan 'Buitengebied Didam'

Op 15 december 1998 is in dit kader reeds een wijzigingsplan vastgesteld ten einde het agrarisch bouwperceel aan De Hogenend 88 om te zetten naar een bedrijfsbestemming. Dit wijzigingsplan is goedgekeurd door de provincie Gelderland op 25 januari 1999.

Ter plaatse zijn sindsdien een opslagbedrijf (De Hogenend 88a) en een hoveniersbedrijf (De Hogenend 88) gevestigd. Deze bedrijven bevinden zich direct ten zuiden van het plangebied.

In het kader van de wijzigingsbevoegdheid dient gebruik te worden gemaakt van de bestaande opstallen. De ontwikkeling die thans aan de orde is, voorziet in een belangrijke opwaardering van de kwaliteit ter plaatse. In dat kader worden tevens beeldkwaliteitscriteria opgesteld die de gewenste kwaliteit moeten garanderen.

1.4 Opzet Bestemmingsplan En Toelichting

Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen:

  1. a. de toelichting: hierin worden de overwegingen weergegeven die hebben geleid tot het geven van een bepaalde bestemming aan een stuk grond, evenals een uitleg van de gebruikte bestemmingen,
  2. b. de regels: hierin wordt per bestemming een omschrijving gegeven van de toegestane gebruiks- en bouwmogelijkheden van de in dit plan begrepen gronden en zich daarop bevindende opstallen, en
  3. c. een verbeelding, met daarop aangegeven de bestemmingen van alle gronden.

De inhoud van de toelichting is als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van het plangebied en de omgeving daarvan, alsmede een beeld van de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied.
  • In hoofdstuk 3 is beknopt een overzicht opgenomen van de belangrijkste beleidsdocumenten op de verschillende overheidsniveau's.
  • De gevolgen of effecten op de planologische- en milieutechnische aspecten van de voorgenomen ontwikkeling worden in hoofdstuk 4 beschreven.
  • Het bestemmingsplan dient een duidelijk toetsingskader op te leveren voor alle direct betrokkenen. In hoofdstuk 5 worden voorstellen gedaan voor de te kiezen bestemmingen met bijhorende regeling.
  • Hoofdstuk 6 en 7 behandelen de uitvoerbaarheid van het plan. Achtereenvolgens wordt ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omgeving Plangebied

Het plangebied ligt aan de westkant van Didam en grenst aan de bebouwde kom. De Hengelderweg (onderdeel van de rondweg) vormt de visuele en fysieke scheiding tussen enerzijds de stedelijke omgeving, gevormd door een woonwijk, en anderzijds het landelijk gebied. Het plangebied ligt in de overgangszone van de bebouwde kom van Didam naar het landelijk gebied en het bedrijventerrein Kollenburg. De bebouwing in deze overgangszone wordt gekenmerkt door een divers beeld van architectuurtypes, tijdsbeelden, volumes en schaalniveau's, van een karakteristiek boerderijtje tot moderne bedrijfsgebouwen en loodsen. Karakter en streekeigenheid worden nog in grote mate bepaald door de aanwezige streekeigen boerderijtypes van voor 1940 en de daarbij horende erfbeplantingen. Typische boerderijen voor de streek zijn het Liemers Hallehuis, Hallehuis en de T-boerderij.

Het plangebied is aan te merken als een open zandgebied. Het gebied ten westen van het plangebied wordt aangeduid als de zoom. Het open zandgebied is een gebied met gemengd landgebruik, waaronder wonen, landbouw en bedrijvigheid. De zoom is een verweven gebied met natuurontwikkeling, recreatiegebieden, woningen en landbouwbedrijven. Rondom Didam liggen de oude, open esgronden. Het kampenlandschap met de vele, verspreide boerderijen en buurtschappen zet hier door. Het gebied kent een dicht wegennet en een grote variatie in verkaveling. Een groot deel van de essen is in de loop der tijd van akkerland naar woningen of bedrijvigheid omgezet. Kenmerkende landschapselementen van het essen- en kampenlandschap, zoals knotbomen en fruitboomgaarden, zijn veelal nog slechts als relict aanwezig. Ze vormen geen netwerken meer. Allerlei vormen van rasters en groenblijvende struiksoorten worden momenteel veelvuldig rond huispercelen met paarden en kleinvee gebruikt.

Het plangebied ligt in een zone met mozaïekverkaveling, kenmerkend voor de hoger gelegen zandgronden. Daarachter gaat de verkaveling over in de meer open komgronden met strokenverkaveling.

De directe omgeving van het plangebied kenmerkt zich door een functiemenging. Ten oosten bevindt zich de bebouwde kom van Didam. Ten noorden bevindt zich een manege en ten zuiden van het plangebied bevindt zich een niet-agrarisch bedrijf. Verder is het aantal burgerwoningen opvallend. Op korte afstand ligt aan de zuidzijde het bedrijventerrein Kollenburg.

2.2 Huidige Situatie Plangebied

Hengelderweg 6

Op het perceel Hengelderweg 6 te Didam (noordelijke deel) is momenteel een intensieve veehouderij gevestigd. De locatie bestaat uit agrarische gronden, een bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen. De bedrijfswoning ligt aan de noordoostzijde van het plangebied en is georiënteerd op de Hengelderweg. Aan de bedrijfswoning is een loods gebouwd, die in gebruik is als garage, kantine en opslagplaats voor goederen. Er zijn drie schuren aanwezig voor het houden van varkens en pluimvee. Daarnaast is een loods aan de westelijk gelegen schuur gebouwd. Het onbebouwde gedeelte van het plangebied is grotendeels in gebruik als weiland. De twee schuren aan de westzijde zullen worden gesloopt (1.300 m2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0004.jpg"

Huidige situatie en sloop

Op basis van bestaande milieurechten is ter plaatse sprake van een overbelaste situatie. Een groot deel van de westzijde van de aangrenzende kern Didam ondervindt hinder van het bedrijf. De feitelijke stankcirkel is aanzienlijk kleiner dan de vereiste stankcirkel. Daarnaast ligt dit deel van de kern Didam in de overheersende windrichting, hetgeen er voor zorgt dat op bepaalde momenten de geurhinder van het bedrijf nog verder in de kern kan doordringen.

Hengelderweg 10

Op de locatie Hengelderweg 10 was voorheen een champignonkwekerij gevestigd. Op het perceel rust nog steeds een agrarische bestemming. Het aanwezige gebouw binnen het agrarisch bouwperceel wordt thans gebruikt voor opslag van pallets. De locatie bestaat uit agrarische gronden, een bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw. De bedrijfswoning ligt aan de oostzijde van het plangebied, aan de Hengelderweg. Van de bestaande schuur zal ten behoeve van het bouwplan circa 625 m2 worden gesloopt.
In het plangebied is zowel aan de randen als door het gebied sprake van veel opgaand groen.

2.3 Toekomstige Situatie

De ontwikkeling van de locaties Hengelderweg 6 en 10 moet zorgen voor een herinvulling van het terrein. Twee agrarische bouwpercelen worden wegbestemd en de locaties worden ingevuld met nieuwe lichtere vormen van bedrijvigheid (maximaal milieucategorie 2) inclusief bedrijfswoningen. Gelet op de ligging van het plangebied leent dit gebied zich bij uitstek voor werkfuncties met bijbehorende bedrijfswoningen. Hiernaast wordt de ontsluiting van het plangebied enigszins gewijzigd. Het plangebied heeft maximaal 3 ontsluitingen op de Hengelderweg.

Toekomstige bebouwing

Ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling zal een deel van de bedrijfsbebouwing worden gesloopt: aan de Hengelderweg 6 gaat het om circa 1.300 m2 en aan de Hengelderweg 10 gaat het om 625 m2. De oorspronkelijke bedrijfswoningen blijven behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0005.jpg"

Hengelderweg 6

Op het perceel van de Hengelderweg 6 zullen de bestaande bedrijfswoning en twee loodsen worden behouden. Bij de te handhaven loods op kavel 2 (zie bovenstaande afbeelding) wordt een bedrijfswoning toegevoegd. Op kavel 3 en 4 worden respectievelijk een nieuw bedrijfsgebouw van 600 m2 met bijbehorende bedrijfswoning gebouwd. In dit deel zal sprake zijn van 1.200 m2 aan nieuwe bedrijfsbebouwing.

De toekomstige situatie aan de Hengelderweg 6 bestaat uit de volgende bebouwing:

  • Een bestaande bedrijfswoning met aanpandige bebouwing van 280 m2 en een bestaand bedrijfsgebouw van 500 m2 aan de Hengelderweg 6 (kavel 1).
  • Een bestaand bedrijfsgebouw van 980 m2 met een daarbij behorende nieuwe bedrijfswoning aan de Hengelderweg 6a (kavel 2).
  • Nieuwbouw van twee bedrijfsgebouwen van maximaal 600 m2 aan de Hengelderweg 6b respectievelijk de Hengelderweg 6c met een bijbehorende bedrijfswoning (kavel 3 en 4).

Hengelderweg 10

Op het perceel Hengelderweg 10 zal van de bestaande loods circa 625 m2 worden gesloopt. De bestaande bedrijfswoning blijft gehandhaafd en deze zal samen met het restant van de bovengenoemde loods een bedrijfsperceel vormen. Ten zuiden hiervan wordt een tweede perceel gerealiseerd, bestaande uit een nieuw bedrijfspand met bijbehorende bedrijfswoning.

De toekomstige situatie aan de Hengelderweg 10 bestaat uit de volgende bebouwing:

  • Een bestaand bedrijfsgebouw van 800 m2 met bestaande bedrijfswoning aan de Hengelderweg 10(a).
  • Nieuwbouw van een bedrijfsgebouw van maximaal 600 m² met bedrijfswoning.

Terreininrichting

De westzijde van Didam wordt thans gekenmerkt door een verweving van verschillende functies. De bebouwde kom, een bedrijventerrein, alsmede (voormalige) agrarische bouwpercelen zijn op korte afstand van elkaar gelegen. Onderhavige ontwikkeling biedt voor wat betreft beeldkwaliteit en situering goede mogelijkheden de bestaande structuur te versterken. De percelen worden daarbij in de diepte ontwikkeld met de woningen georiënteerd op de Hengelderweg en de bedrijfsgebouwen in het verlengde daarachter.

In dat kader is het wenselijk dat de bedrijfswoningen worden gesitueerd in een lint langs de Hengelderweg. De bedrijfsgebouwen worden op enige afstand achter de woningen gesitueerd, doch wel zodanig dat beide zowel functioneel als qua vormgeving een eenheid vormen.

De bedrijfsgebouwen hebben daarbij een meer formeel karakter en de bedrijfswoningen een meer gevarieerd karakter met een verwijzing naar de linten, waarbij woningen van wisselende maten, met wisselende kappen en nokrichtingen met verspringingen in de rooilijn op de weg zijn georiënteerd.

Om het landelijk karakter te benadrukken worden de woningen op enige afstand van de weg gepositioneerd. De bedrijfsgebouwen worden landschappelijk ingepast.

Vanaf de Hengelderweg zal sprake zijn van maximaal drie ontsluitingspunten. Aangezien het een belangrijke doorgaande route is, dient het aantal opritten zo veel mogelijk beperkt te worden.

2.4 Beeldkwaliteitscriteria

Het plangebied ligt in een zone tussen de stedelijke omgeving, het landelijk gebied en een bedrijventerrein. Bij beeldkwaliteit voor de nieuwe ontwikkeling wordt ingezet op inpasbaarheid in de omgeving. Hierbij is vooral rekening gehouden met de landelijke uitstraling en het landelijke karakter.

Door de nieuwe situatie krijgt het plangebied een nieuwe verkaveling. De randvoorwaarden van deze verkaveling zijn:

  • Hengelderweg behouden als grens tussen bebouwde kom (rood) en "landerijen" (groen), de dorpsmarken;
  • Ruimte/doorzicht of groene massa tussen bebouwing behouden, hierdoor wordt een gesloten lint voorkomen (het halfopen/besloten landschap);
  • Landelijke uitstraling en karakter behouden, de bebouwing dient hierop te worden afgestemd (nieuwe erven).

Om het landelijk karakter en de landelijke uitstraling van het gebied te behouden en zo mogelijk te versterken, maar ook gelet op milieutechnische belemmeringen, worden de woningen terugliggend op de kavel geplaatst. Voor de ontwikkeling is een beplantingsplan opgesteld. De groeninrichting tussen bedrijfswoningen en de erfbeplanting in de voortuinen moet het landschappelijke karakter waarborgen, zodat de overgang van de bebouwde kom naar de dorpsmarken herkenbaar blijft. Tevens wordt ingezet op groen om de percelen van elkaar te scheiden en enige privacy te bieden.

Voor de genoemde ontwikkeling zijn de volgende algemene criteria van toepassing:

Algemeen

  • De bebouwing wordt compact geclusterd op het bouwperceel;
  • De hoofdbouwmassa wordt georiënteerd op de Hengelderweg;
  • De bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen vormen een herkenbare eenheid, maar zijn bouwkundig van elkaar gescheiden (niet aaneengebouwd);
  • De herontwikkeling van het perceel krijgt de vormgeving van een lint, waarbij de bebouwing op het perceel in de diepte plaatsvindt met de woningen (met de voorgevel) georiënteerd op de Hengelderweg en de nieuwe bedrijfsgebouwen in het verlengde daarachter;
  • De woningen worden voorzien van voortuinen, waarbij sprake is van een verspringende rooilijn;
  • Aan weerszijden van de woning is sprake van voldoende vrije ruimte, waardoor het beeld ontstaat van een ruime kavel.


Criteria ten aanzien van de nieuw op te richten woningen en bijgebouwen:

  • De woningen die worden gerealiseerd hebben een landelijke uitstraling en worden gedifferentieerd vormgegeven, waarbij sprake is wisselende maten, kappen en nokrichtingen. Geen woning is gelijk;
  • De bouwvolumes sluiten aan bij de karakteristiek van agrarische bouwvolumes in de omgeving;
  • De woningen omvatten eenvoudige hoofdvormen. Het gevelbeeld is rustig en ingetogen;
  • De woningen worden uitgevoerd in metselwerk en pannen;
  • De kleuren en materialen passen in de agrarische omgeving. Het toegepaste materiaal voor de woningen bestaat voornamelijk uit rood genuanceerd metselwerk;
  • Bijgebouwen worden bij voorkeur inpandig (in het hoofdgebouw) dan wel als onderdeel van het hoofdgebouw (woning) gerealiseerd.


Criteria ten aanzien van de nieuw op te richten bedrijfsgebouwen:

  • Nokrichting haaks op de Hengelderweg, tenzij het bestaande bedrijfsgebouw over de breedte is georiënteerd op de Hengelderweg;
  • De bedrijfsgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdgebouw en hebben een eenvoudige hoofdvorm;
  • De bedrijfsgebouwen worden vormgegeven met zadelkap of de volumes lezen als massa met zadelkap;
  • De gebouwen hebben een gelede vorm, ritmiek in kappen is goed mogelijk;
  • De bedrijfsgebouwen worden bij voorkeur uitgevoerd in metselwerk, een metselplint met damwand is mogelijk;
  • De bedrijfsgebouwen hebben een donkere kleurstelling (voorkeur antraciet);

2.5 Beplantingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0006.jpg"

Beplantingsplan

In het kader van de landschappelijke inpassing is een beplantingsplan opgesteld. Het beplantingsplan beantwoordt aan de belangrijke eis om een kwaliteitsverbetering te realiseren bij het bouwplan. De groeninrichting tussen bedrijfswoningen en de erfbeplanting in de voortuinen moet het landelijke karakter waarborgen, zodat de overgang van de bebouwde kom naar de dorpsmarken (= dorpsgebied plus omliggend kampenlandschap) herkenbaar blijft. Een overeenkomst tussen initiatiefnemer en de gemeente waarborgt dat de groeninrichting overeenkomstig het beplantingsplan wordt uitgevoerd.

2.6 Conclusie

Door de beëindiging van de intensieve veehouderij ter plaatse ontstaat een aanzienlijk verbeterde milieusituatie doordat een groot deel van de huidige milieucirkel (geur) is gelegen over de bebouwde kom van Didam, en bewoners in de kom overlast ondervinden van dit bedrijf. De bestaande intensieve veehouderij heeft gelet op de nieuwe milieu-eisen uiterst beperkte mogelijkheden om verder uit te breiden, maar mag niettemin in een nieuwe opzet gebruik maken van zijn bestaande rechten. Naast een milieutechnische verbetering (in de plaats van de intensieve veehouderij wordt de mogelijkheid geboden tot lichte in de woonomgeving passende bedrijvigheid), brengt de voorgenomen ontwikkeling een ruimtelijke kwaliteitsverbetering met zich mee. De onderhavige ontwikkeling past uitstekend in de overgangszone die wordt gevormd door de bebouwde kom, het bedrijventerrein Kollenburg en het landelijke gebied. De ontwikkeling wordt inpasbaar gemaakt in de omgeving door met toepassing van beeldkwaliteitscriteria en een landschappelijk inpassingsplan hoge eisen te stellen aan de bebouwingskenmerken en de terreininrichting. De ontwikkeling is inpasbaar in de kernrandzone en het kleinschalige mozaïekachtig verwevingslandschap. De landelijke uitstraling en het landelijke karakter worden behouden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Provinciaal Beleid

3.1.1 Structuurvisie Gelderland 2005

Het Streekplan Gelderland 2005 (sinds de invoering van de Wro in juli 2008 heeft het streekplan de status van structuurvisie) heeft als uitgangspunt ‘verbetering van de ruimtelijke kwaliteit’. Dit uit zich op tal van terreinen, zoals de stedelijke vernieuwingsopgave, de ontwikkeling van het platteland en de toenemende aandacht voor water als ordenend principe. Het streekplan geeft het provinciale ruimtelijk beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. Die lijnen zijn herkenbaar in de “ruimtelijke hoofdstructuur”. Voor het landelijk gebied geldt dat regio’s en gemeenten meer vrijheid krijgen om ruimte voor wonen en werken te verdelen.

Op de streekplankaart ligt het plangebied in het 'multifunctioneel gebied', meer specifiek is dit het 'multifunctioneel platteland'. In het provinciaal planologisch beleid wordt op deze gebieden geen expliciete provinciale sturing gericht.

Vitaliteit van de multifunctionele gebieden wordt bevorderd door planologische beleidsvrijheid voor samenwerkende gemeenten, onder andere gericht op nieuwe economische dragers: het betreft hier het bieden van werkgelegenheid buiten de landbouw. Deze nieuwe economische dragers kunnen vooral worden geaccommodeerd in en bij bestaande kernen en in vrijgekomen agrarische bebouwing. Het hergebruik op de locatie moet gepaard gaan met een aanzienlijke kwaliteitsverbetering. De nieuwe functies mogen de bedrijfsontwikkeling van agrarische bedrijven in de omgeving niet belemmeren. Ook mogen de functies niet leiden tot knelpunten in de verkeersafwikkeling.


De provincie wil bevorderen dat gebouwen in het buitengebied die hun huidige functie verliezen of verloren hebben, op een goede wijze kunnen worden (her)gebruikt. Dit moet bijdragen aan een impuls voor de leefbaarheid, vitaliteit en ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied. Naast wonen ondersteunen ook niet-agrarische werkfuncties in het buitengebied de vitaliteit van het landelijk gebied. De provincie wil functieverandering van vrijgekomen gebouwen in het buitengebied naar kleinschalige vormen van niet-agrarische bedrijvigheid mogelijk maken. Grootschalige bedrijvigheid en/of bedrijven die veel mobiliteit genereren horen thuis op een bedrijventerrein, en niet in het buitengebied. Gemeenten kunnen deze mogelijkheden – mede in relatie tot hun beleid voor lokale bedrijventerreinen – voor aard en type van bedrijvigheid in vrijgekomen gebouwen in het buitengebied uitwerken.

De herontwikkeling van de locatie Hengelderweg 6-10 is passend binnen de hoofduitgangspunten van het provinciale beleid. De locatie is gelegen in het multifunctioneel gebied, aansluitend aan de kern. Er is sprake van een oplossing van knelpunten en nieuwe economische dragers bij een bestaande kern. Belangrijk is dat voldaan wordt aan de uitgangspunten dat er sprake dient te zijn van een kwaliteitsverbetering, dat bestaande (agrarische) bedrijven in de omgeving niet worden belemmerd in hun mogelijkheden en dat geen sprake is van knelpunten in de verkeersafwikkeling.

3.2 Regionaal Beleid

3.2.1 Regionaal Plan 2005-2020

De stadsregio wil burgers, bedrijven en bezoekers aan de regio binden door het verbeteren
van de condities voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat. De stadsregio zet daarom in op het verbeteren van bestaande ruimtelijke kwaliteiten.

In dit Regionaal Plan staat de transformatie van het bestaand stedelijk en landelijk gebied
centraal. Het leidt tot een verschuiving in het ruimtelijk beleid naar de herstructurering en
intensivering van het huidige ruimtegebruik. Daarnaast vraagt ook de vernieuwing van het
landelijk gebied om gerichte kwaliteitsingrepen. Voor het landelijk gebied wordt een ontwikkelingsgerichte aanpak gekozen om het landschap nu en in de toekomst te laten aansluiten bij de veranderende maatschappelijke wensen en eisen. Tegelijkertijd moet worden voorzien in een robuuste ruimtelijke structuur die de diverse gebruiksmogelijkheden kan dragen.

Daarnaast moeten ecologische en landschappelijke waarden worden beschermd en ontwikkeld. Functieverandering c.q. hergebruik naar werken is in tegenstelling tot functieverandering c.q. hergebruik naar wonen meer gebiedsgedifferentieerd vormgegeven. Daarbij worden minder mogelijkheden geboden tot hergebruik of functieverandering naar werken naarmate de aard van het gebied gevoeliger dan wel landschappelijk kwetsbaarder is.
De regio zet zich in voor ontwikkelingen die bijdragen aan de versterking van de ruimtelijke kwaliteit en vitalisering van het landelijk gebied.

Het Regionaal Plan biedt verschillen tussen ontwikkelingsmogelijkheden in gebieden met
een stedelijke invloedssfeer en gebieden in het open agrarisch productielandschap. Door in de stedelijke invloedssfeer ruimhartiger om te gaan met functieverandering van vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) en met nieuwe solitaire vormen van landelijk wonen kan worden bijgedragen aan een aantrekkelijk landschap om in te recreëren, wonen en werken. In het open agrarisch productielandschap wordt een strengere, restrictieve aanpak gehanteerd.

De voorgestane ontwikkeling aan de Hengelderweg 6 te Didam is op 23 april 2007 op bestuurlijk niveau besproken tussen de gemeente Montferland en de stadsregio Arnhem-Nijmegen. De herinrichting is daarbij als bijzondere categorie aangemerkt. De regels voor functieverandering zijn hier niet van toepassing. De stadsregio heeft aangegeven dat zij, naast de bestaande bedrijfswoning, een invulling met drie nieuwe bedrijfswoningen en aansluitend daarop twee nieuwe bedrijfsgebouwen ruimtelijk acceptabel acht, mits de openheid aan de achterzijde in acht wordt genomen. In het kader van de Hengelderweg 6 wordt ook ingezet op de ontwikkeling van Hengelderweg 10. De gemeente staat ook positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling op deze locatie. De locaties liggen in de overgangszone tussen stedelijk en landelijk gebied. De landschappelijke kwaliteitswaarde van het gebied is beperkt. Het plangebied is omgeven door volumineuze bebouwing. De ontwikkelingen passen in het vervlechtingspatroon van het stedelijk en landelijk gebied.

3.2.2 Notitie functieverandering in het buitengebied

De notitie 'functieverandering in het buitengebied' bevat de regionale beleidsinvulling voor functieverandering van vrijkomende (agrarische) bedrijfsgebouwen (Stadsregio Arnhem-Nijmegen). Doel van de notitie (augustus 2007) is invulling geven aan de mogelijkheid die het streekplan/ de structuurvisie biedt voor regionaal maatwerk voor functieverandering in het buitengebied.
Functieverandering is alleen van toepassing op fysiek bestaande, legale vrijgekomen (en ook vrijkomende) gebouwen in het buitengebied. Uitgangspunt is dat bij functieverandering verevening plaatsvindt. Bij verevening wordt door de initiatiefnemer bijgedragen aan de verbetering van de omgevingskwaliteit en publieke functies van het buitengebied, gerelateerd aan de locatie waar functieverandering aan de orde is.

Functieverandering naar woonwerkcombinaties is mogelijk. In dit geval gaat het om hergebruik van een deel van de vrijkomende bedrijfsgebouwen door een woning met bijbehorende bedrijfsruimte, waarbij de in veel gevallen aanwezige dienstwoning als woning blijft bestaan. Hiervoor geldt dat tenminste 50% van de voormalige bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Tussen wonen en werken dient een directe relatie te bestaan, hetgeen betekent dat deze bij voorkeur in één en hetzelfde gebouw dienen te worden ondergebracht dan wel binnen 25 m afstand van de woning (erf). De bewoner van de woning heeft een directe band met het bedrijf (bedrijfswoning).

Hoe hoog de vereveningsbijdrage moet zijn, is niet in een algemene regel te vatten. Bij functieverandering wordt uitgegaan van sloop van alle overtollige bebouwing. Dit regionaal beleid maakt het mogelijk om gemotiveerd af te wijken van de 50% sloopregeling, mits minder sloop door een andere kwaliteitsbijdrage wordt gecompenseerd, waarbij de totale bijdrage ‘proportioneel’ moet zijn. Dit vraagt om maatwerk voor specifieke situaties.

Regionaal uitgangspunt voor functieverandering naar werken is dat in multifunctioneel gebied functieverandering naar werken mogelijk is tot 50 % van de bestaande bebouwing met een maximum van 750 m2 in bestaande gebouwen, waarbij overige vrijkomende bebouwing wordt gesloopt. Indien meer dan 500 m2 gebruikt wordt voor de nieuwe werkfunctie, dient proportionele verevening plaats te vinden. Hierdoor worden meer mogelijkheden geboden de gewenste verbetering van ruimtelijke kwaliteit te realiseren. In kernrandzones mag het genoemde maximum worden verhoogd met 250 m2.

3.2.3 Landschapsontwikkelingsplan+

Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) 'Van nieuwe noabers en brood op de plank' is in 2008 opgesteld voor de gemeenten Montferland, Doetinchem en Oude IJsselstreek.

Uitgangspunt van deze landschapsvisie is dat het landschap het product is van ontwikkelingen in de natuur, de economie en de samenleving door de eeuwen heen. Deze visie richt zich dan ook op het meebewegen met deze ontwikkelingen om het landschap te versterken als economisch kapitaalgoed, een plek waar mensen zich thuis voelen en een plek waar flora en fauna zich kunnen ontwikkelen.

In het Landschapsontwikkelingsplan wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende deelgebieden. Het plangebied is gelegen in het deelgebied 'Zandgronden rond Didam en Wehl'. Van belang is dat de nieuwe ontwikkeling een kwaliteitsverbetering met zich mee brengt, waarbij aangesloten wordt bij de kernkwaliteiten van het landschap.

Rondom de zandgronden van Didam en Wehl liggen de oude, open esgronden en het kampenlandschap met de vele, verspreide boerderijen en buurtschappen zet hier door. Het gebied kent een dicht wegennet en een grote variatie in verkaveling. Een groot deel van de essen is in de loop der tijd van akkerland in woonwijk of bedrijventerrein omgezet. Het is een kleinschalig landschap in gebruik door landbouw en buitenlui.

Kenmerkende landschapselementen van het essen- en kampenlandschap zoals houtkanten, meidoornheggen, knotbomen en fruitboomgaarden zijn veelal nog slechts als relict (hoewel soms bijzondere fraaie) aanwezig. Ze vormen geen netwerken meer. Allerlei vormen van rasters en groenblijvende struiksoorten worden momenteel veelvuldig rond huispercelen met paarden en kleinvee gebruikt. Het grondgebruik is gemengd met wonen, landbouw en bedrijvigheid.

In de dorpsmarken van Didam, Nieuw Wehl en Wehl, wordt behoud, herstel en beheer van landschapselementen langs beken en dekzandruggen gestimuleerd. Dit gebeurt als:

  • een web van groen/blauwe diensten
  • via verevening veelal door burgers, (kleinere) intensieve veehouderijen en verbredende agrariërs. Te denken valt aan hegges (openbare, onbeplante strook over kavelranden), hagen en singels.


Daartussendoor liggen steeds groter wordende grondgebonden bedrijven die de glooiingen in het terrein binnen hun kavels en de gebogen percelen wel in stand houden, maar toch kavels van voldoende grootte kunnen maken. Dat zal schaalvergroting ten gevolg hebben.
Daarom wordt voorgesteld dat de gemeente zelf de gemeentelijke wegbermen gaat beheren als bovengenoemde hegges en hagen. Daarbij moet worden gedacht aan varianten op gemengde hagen.

De ontwikkeling van de zes kavels dient een kwaliteitsverbetering met zich mee te brengen die inspeelt op de karakteristieken van het landschap van de zandgronden. Het eerder genoemde beplantingsplan gaat hier nader op in.

3.3 Gemeentelijk/lokaal Beleid

3.3.1 Notitie Ruimte voor vernieuwing in het buitengebied

De notitie 'Ruimte voor vernieuwing in het buitengebied' voorziet in een gemeentelijke uitwerking van het regionale functieveranderingsbeleid inzake wonen en werken. Op basis van dit 'VAB-beleid' kan vrijkomende agrarische bedrijfsbebouwing hergebruikt worden en is onder voorwaarden nieuwbouw mogelijk.

Bij functieverandering c.q. hergebruik van vrijkomende of vrijgekomen (agrarische) bebouwing of gebouwen dienen de volgende twee doelen te worden gediend:

  • Behoud van vitaliteit en leefbaarheid in het landelijk gebied;
  • Voorzien in de ruimtevraag van het midden en kleinbedrijf naar vestigingslocaties.

Het bouwplan voorziet deels in het hergebruik van bestaande (voormalig) agrarische bedrijfsgebouwen na gedeeltelijke sloop en deels in de nieuwbouw van niet-agrarische bedrijvigheid.

In de notitie is een groot aantal uitgangspunten geformuleerd waaraan een functieverandering naar werken dient te voldoen. Het voert te ver ze hier allemaal te benoemen. Vandaar dat in onderstaande alleen ingegaan wordt op de voor deze locatie meest relevante uitgangspunten:

  • Bij een reductie van ten minste 50% van de gebouwen, kan 750 m2 van de gebouwen worden hergebruikt t.b.v. een werkfunctie.
  • Behoudens hergebruik van karakteristieke of monumentale bebouwing dan wel hergebruik van een eventueel aanwezige ‘deel’ is functieverandering eerst aan de orde indien op een perceel (exclusief eventuele ‘deel’) ten minste 400 m² aan gebouwen aanwezig is en deze oppervlakte in de nieuwe situatie met 50% is gereduceerd;
  • Functieverandering naar werken heeft uitsluitend betrekking op de bestaande bebouwing (in geval de bestaande bebouwing geen soelaas biedt, is een maatwerksituatie met nieuwbouw en meer verevening eventueel mogelijk)

Het bouwplan voor de zes kavels past in beginsel niet binnen het beleid van functieverandering aangezien nieuwbouw plaats vindt.

Niettemin is geoordeeld dat het in bijzondere gevallen wenselijk kan zijn om enig maatwerk mogelijk te maken, bijvoorbeeld functieverandering in relatie tot bedrijfsverplaatsing indien daartoe een noodzaak bestaat. Van een dergelijke noodzaak is conform de beleidsnotitie 'Ruimte voor Vernieuwing' in het buitengebied sprake indien aan de volgende opsomming wordt voldaan:

  1. a. er bestaat geen mogelijkheid tot uitbreiding op de zittende locatie;
  2. b. er is sprake van problematiek op het gebied van milieu (overlast) alsmede aan- en afvoer bewegingen waarvan oplossing dringend gewenst is;
  3. c. het bedrijf is veroorzaker van ruimtelijke knelpunten in de omgeving;
  4. d. er is sprake van een dringende bestuurlijk uitgesproken wens tot verplaatsing van het bedrijf naar een meer geschiktere locatie.


Voorwaarde is voorts dat de nieuwe invulling van de locatie passend is binnen de landschappelijke structuur van het gebied en tevens wordt bijgedragen aan de landschappelijke versterking van dat gebied.

Bij de Hengelderweg 6 is sprake van sloop van bijna 1.300 m2 terwijl in de huidige situatie 2.780 m2 aan bedrijfsbebouwing aanwezig is. Ongeveer de helft hiervan zal worden hergebruikt ten behoeve van nieuwe bedrijvigheid terwijl ook 1.200 m2 nieuwbouw plaats vindt. Per saldo vindt geen toename plaats van de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing.

Bij de Hengelderweg 10 staat in de huidige situatie 1.475 m2 aan bedrijfsbebouwing. Hiervan zal 625 m2 worden gesloopt. In de resterende 850 m2 zal een niet-agrarisch bedrijf worden gevestigd. Er wordt maximaal 600 m2 aan bedrijfsbebouwing terug gebouwd. Per saldo zal het aantal m2 aan bedrijfsbebouwing toenemen.

3.4 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt bij aan de vitaliteit van het platteland, grenzend aan het stedelijke gebied van de kom van Didam. Het gebied is in de huidige situatie van beperkte waarde (multifunctioneel gebied). Vernieuwing langs dit gedeelte van de Hengelderweg is daarom wenselijk. De bestaande intensieve veehouderij komt het woon- en leefklimaat van het aangrenzende deel van de bebouwde kom niet ten goede. Gezien de ligging in een overgangsgebied (kernrandzone) biedt het plangebied uitstekende mogelijkheden voor een invulling met gecombineerd wonen en werken (nieuwe economische dragers). Hiervoor is maatwerk noodzakelijk. De voorgestelde invulling is ruimtelijk zeer aanvaardbaar en overigens passend binnen de hoofduitgangspunten van het provinciale en regionale beleid nu hiermee een knelpuntsituatie wordt opgelost en de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit ter plaatse aanzienlijk wordt verbeterd. Er is per saldo geen sprake van een toename van bedrijfsbebouwing. Bestuurlijke medewerking van de stadsregio Arnhem-Nijmegen heeft als zodanig ook bevestigd dat hiermee sprake is van een kwaliteitsverbetering. De situatie wordt milieutechnisch gezien aanzienlijk verbeterd nu in de huidige situatie een groot deel van het aangrenzende stedelijke gebied hinder ondervindt van de ter plaatse gevestigde intensieve veehouderij. Er wordt een groot belang toegekend aan de beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing in de nieuwe situatie. De ontwikkeling zal leiden tot een aanzienlijke verbetering van de ruimtelijke en landschappelijke structuur (lintbebouwing). Het is ongewenst dat ter plaatse van de bouwpercelen Hengelderweg 6 en 10 opnieuw een intensief veehouderijbedrijf wordt gevestigd op een dergelijke afstand van de kom van Didam.

Hoofdstuk 4 Planologische En Milieutechnische Aspecten

Ten behoeve van het bouwplan zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd. In dit hoofdstuk zijn alleen de conclusies van de onderzoeken vermeld. Voor meer informatie over de inhoud van de onderzoeken wordt verwezen naar de bijlagen.

4.1 Archeologie

Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta (1992) in de Monumentenwet (1988) betekent. De Nederlandse overheid heeft zich met de ondertekening van het Verdrag van Malta er toe verplicht bij ruimtelijke plannen rekening te houden met het archeologische 'bodemarchief'.

De Monumentenwet heeft derhalve als doel de bescherming van het 'bodemarchief'. Het is daarom van belang om in beeld te krijgen welke archeologische waarden in het plangebied aanwezig zijn.

Hengelderweg 6

Voor de Hengelderweg 6 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau BV een archeologisch veldonderzoek uitgevoerd (Plangebied Hengelderweg te Didam Archeologisch vooronderzoek: een inventariserend veldonderzoek (proefsleuven); Project: MODI2; RAAP-notitie: 1989; september 2009; bijlage 2). Voorafgaand aan dit onderzoek is in 2008 een booronderzoek uitgevoerd.

Op grond van het veldonderzoek kan worden gesteld dat in het onderzoeksgebied Hengelderweg 6 geen of nauwelijks archeologische belangen spelen. Uit de onderzoeksresultaten kwam naar voren dat het onderzoeksgebied behoorde bij een nabijgelegen boerenplaats.

Gezien de onderzoeksresultaten is er geen aanleiding vanuit archeologisch oogpunt een zwaarwegend belang aan het onderzoeksgebied toe te kennen. De voorziene nieuwbouw kan, afgezet tegen de belangen van de archeologische monumentenzorg, dan ook zonder bezwaren worden uitgevoerd.

Mochten er tijdens de werkzaamheden toch archeologische vondsten aan het licht komen worden gebracht, dan is het zaak hier conform artikel 53 en 54 van de Monumentenwet 1988 melding van te maken bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, i.c. de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS).

Hengelderweg 10

Voor de locatie Hengelderweg 10 is door RAAP Archeologisch Adviesbureau BV een archeologisch onderzoek (Plangebied Hengelderweg 10 te Didam Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek; Project MODH; RAAP-notitie 3330 (herziene eindversie); april 2010; bijlage 2) uitgevoerd.

Op basis van de onderzoeksresultaten en de voorgenomen bodemingrepen kan worden geconcludeerd dat bij bodemverstorende activiteiten mogelijk archeologische waarden zullen worden verstoord. Meer specifiek zijn de volgende bevindingen van belang: In overeenstemming met wat verwacht werd op basis van het bureauonderzoek (hoge verwachting voor vindplaatsen uit alle perioden) is in het plangebied een archeologische vindplaats uit de Vroege, Volle en Late Middeleeuwen aangetroffen. Gezien de hoeveelheid scherfmateriaal gaat het hier mogelijk om een nederzettingsterrein. De meeste archeologische indicatoren zijn aangetroffen in het humeuze cultuurdek en de daaronder gelegen oude akkerlaag of menglaag. Ook op een dieper niveau in de laagte aan de oostzijde van het plangebied zijn indicatoren, zoals houtskool en fosfaat, waargenomen.


De bodemopbouw in het plangebied komt in grote lijnen overeen met de bevindingen van het bureauonderzoek. Er zijn geen hoge bruine enkeerdgronden aangetroffen maar, gezien dikte en samenstelling, dun cultuurdek met hieronder een oude akkerlaag. Er is een dekzandrug vastgesteld met een noord-zuid oriëntering. Op een diepte tussen 50-145 cm-mv is dekzand aangeboord.

In het plangebied heeft een geringe mate van bodemvervorming plaatsgevonden. Aan de oostzijde van het terrein is een met klei gevulde laagte aanwezig.
Ofschoon op de vindplaats bodemverstoringen dieper dan de bouwvoor zijn waargenomen, lijken de gaafheid en conservering van de vindplaats redelijk te zijn. In het plangebied zijn verstoringen van de bodem vastgesteld van 30 tot 70 cm-mv. Er konden ter hoogte van de bestaande loods en de aanwezige oppervlakte verharding geen waarnemingen worden verricht. De exacte verstoringsdiepte is hier tot dusver onbekend.


Op basis van de resultaten van dit onderzoek wordt door RAAP aanbevolen om ter plaatse van de nieuwbouw het maaiveld te verhogen opdat de archeologische vindplaats (boring 1) niet wordt verstoord. Op basis van de diepteligging van de archeologische laag en de geplande ingrepen wordt het volgende aanbevolen:

  • Ter plaatse van de nieuw te bouwen loods dient het maaiveld ten minste 40 cm te worden verhoogd.
  • Ter plaatse van de nieuw te bouwen woning met garage dient het maaiveld ten minste 60 cm te worden verhoogd.

Uitgangspunt van bescherming van archeologische waarden is ervoor te zorgen dat ingrepen die tot (fysieke) aantasting kunnen leiden, zoveel mogelijk vermeden worden. In dit verband wordt opgemerkt dat het de voorkeur verdient de te vergraven gronden bijvoorbeeld op te hogen, waardoor de afstand t.o.v. de aanwezige resten kan worden vergroot. Vanuit archeologisch oogpunt heeft het namelijk algemeen de voorkeur om geen werkzaamheden te verrichten die tot fysieke aantasting van archeologische waarden kunnen leiden, maar tot behoud ervan.

Indien wordt besloten dat de vindplaats niet kan worden behouden, is het wenselijk een vervolgonderzoek door middel van proefsleuven uit te laten voeren. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd bezag een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats.

De voorkeur van de initiatiefnemer ligt echter bij het isoleren van de vindplaats door het toepassen van een ophooglaag, hetgeen aansluit bij het advies van RAAP. De terreinsituatie (hoogteligging) is hiervoor geschikt, aangezien de peilhoogtes bij boorpunten 1, 2 en 8 circa 70 – 80 cm beneden peil (bovenkant afdekvloer bestaande loods) gelegen zijn.

Om de archeologische vindplaats (boring 1) te ontlasten, is door de initiatiefnemer de locatie van de nieuwbouw van de te realiseren loods verplaatst in de richting van de (gedeeltelijk) te slopen huidige loods verplaatst (westelijke en noordelijke richting). Door deze verplaatsing is de grondoppervlakte die vanwege de nieuwbouw wordt verstoord (geroerd) aanzienlijk verkleind. Een groot gedeelte van de nieuwbouw wordt gerealiseerd op de locatie van de huidige loods, zodat voornamelijk reeds verstoorde grond zal worden bebouwd. Ten behoeve van de bouw van de nieuwe loods zal tevens een ophooglaag worden toegepast, zodat de vindplaats bij de nieuwbouw niet wordt verstoord. Op dit moment is de exacte dikte van de toe te passen ophooglaag nog niet bekend.

Voordat met de voorgenomen nieuwbouw van de loods kan worden aangevangen, dient door initiatiefnemer een omgevingsvergunning te worden aangevraagd. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning zal het definitieve bouwplan van de loods worden aangeleverd, waarbij tevens een dwarsprofiel met hoogtemeting zal worden gevoegd. De dikte van de toe te passen ophooglaag is hiermee bekend. Op basis van deze gegevens zal door een erkend archeologisch bureau worden beoordeeld of de vindplaats afdoende wordt beschermd tegen verstoring door de nieuwbouwplannen. Deze beoordeling zal worden uitgevoerd op basis van het op dat moment vigerende beleid. Bij deze beoordeling zullen ook (de risico’s) van zettingen, compactie, reductie en de waterhuishouding voor de vindplaats worden meegenomen.

4.2 Bodemkwaliteit

Hengelderweg 6

Door Econsultancy BV is een verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Hengelderweg 6 te Didam; Project: MON.WVE.NEN; Rapport: 07105873; 8 januari 2007; bijlage 3) uitgevoerd.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak tot matig siltig, matig fijn zand. Plaatselijk is de bodem zwak leemhoudend en zwak tot matig grindig. In het zuidwestelijk deel van de locatie bevindt een sterke zandige, zwak kleihoudende leemlaag. Rondom de noordelijk gelegen schuren is de bovengrond plaatselijk zwak tot matig puinhoudend en zwak kolengruishoudend. Verder zijn er zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen.

Rondom de noordelijk gelegen schuren en de bedrijfswoning met loods is de bovengrond licht verontreinigd met PAK. In de bovengrond van het overige terreindeel zijn geen verontreinigingen geconstateerd. De ondergrond is plaatselijk licht verontreinigd met nikkel.

Het grondwater is licht verontreinigd met chroom, plaatselijk licht verontreinigd met cadmium, koper, zink en 1,1,1-trichloortethaan en plaatselijk matig verontreinigd met nikkel. Deze metaalverontreinigingen zijn hoogstwaarschijnlijk te relateren aan regionaal verhoogde achtergrondconcentraties van metalen in het grondwater.

Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie niet ‘onverdacht’ is. Gelet op de aard en mate van verontreiniging bestaat er echter geen reden voor een nader onderzoek.

Indien werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.

Hengelderweg 10

Door Econsultancy BV is een verkennend bodemonderzoek (Verkennend bodemonderzoek Hengelderweg 10 te Didam; Project: MON.BPA.NEN; Rapport: 09095981; 12 november 2009; bijlage 3) uitgevoerd.

Uit het verkennend bodemonderzoek blijkt dat de bodem voornamelijk bestaat uit zwak siltig, matig fijn tot matig grof zand. De bovengrond is bovendien zwak humeus. In het opgeboorde materiaal zijn zintuiglijk geen verontreinigingen waargenomen. In zowel de bovengrond als ondergrond zijn geen verontreinigingen aangetroffen.

Als gevolg van een storende matrix in het grondwatermonster dient het grondwater formeel als licht verontreinigd met naftaleen en telrachlooretheen te worden beschouwd. Er is echter geen aanleiding om te verwachten dat het grondwater daadwerkelijk licht verontreinigd is met de voorgenoemde parameters.

Ter verificatie of de locatie in het verleden daadwerkelijk is opgehoogd met grof puin zijn, ter plaatse van de ophoging, een tweetal boringen geplaatst. Als gevolg van de aanwezigheid van puinfundatie direct onder de betonvloer zijn deze boringen gestaakt. Hierdoor wordt de aanwezigheid van de puinfundatie bevestigd. Dit deel van de locatie dient als “asbestverdacht” te worden beschouwd. In de huidige situatie is het echter redelijkerwijs niet mogelijk een verkennend onderzoek in puin uit te voeren. In overleg met de gemeente Montferland wordt geadviseerd de puinfundatie, na (deel)sloop van de loods, onder toezicht van een BRL SIKB 2000 (protocol 2018) gecertificeerd intermediair te ontgraven.

Op basis van de onderzoeksresultaten blijkt dat de locatie, op het asbestverdachte deel na, als ‘onverdacht’ kan worden beschouwd.

Indien werkzaamheden plaatsvinden, waarbij grond vrijkomt, kan de grond niet zonder meer worden afgevoerd of elders worden toegepast. De regels van het Bouwstoffenbesluit zijn hierop mogelijk van toepassing.

4.3 Bedrijven En Milieuzonering

Zowel de ruimtelijke ordening als het milieubeleid stellen zich ten doel een goede kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Dit gebeurt onder andere door milieuzonering. Onder milieuzonering wordt het aanbrengen van een voldoende ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende bedrijven/inrichtingen en milieugevoelige functies zoals wonen verstaan. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Die onderlinge afstand moet groter zijn naarmate de milieubelastende functie het milieu sterker belast.

Bij het onderhavige plan dienen de volgende situaties te worden beschouwd:

  1. 1. de milieuzonering van de bedrijfswoningen ten opzichte van de bedrijven binnen het plangebied.

In het plangebied zijn bedrijven binnen de milieucategorie 1 en 2 toegestaan, conform de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ uit 2009. Aangezien het plangebied en omgeving getypeerd kunnen worden als 'gemengd gebied' geldt voor deze categorieën een afstand van 0 meter (categorie 1) en 10 meter (categorie 2). De bedrijfswoningen staan op een voldoende afstand ten opzichte van naastliggende bedrijven, zij ondervinden geen hinder van elkaar.

  1. 2. de milieuzonering ten opzichte van omliggende bedrijven buiten het plangebied.

De nieuwe bestemmingen mogen niet leiden tot extra belemmeringen voor bedrijven in de omgeving. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een manege. Ten aanzien van de manege is bepaald dat vanaf de perceelsgrens een afstand van 50 meter aangehouden dient te worden voor nieuwe geurgevoelige bestemmingen. Dit houdt in de bestaande bedrijfspanden binnen deze afstand niet kunnen worden gebruikt voor een geurgevoelige functie (geurgevoelig object).

Aan De Hogenend 88 en 88a zijn een hoveniersbedrijf en een opslagbedrijf gevestigd. Ten opzichte van deze bedrijven dient een afstand te worden aangehouden van respectievelijk 30 en 10 meter door milieugevoelige bestemmingen.

De verbeelding en de regels worden zodanig vormgegeven dat wordt voorkomen dat binnen de genoemde afstanden gevoelige bestemmingen gerealiseerd kunnen worden.

  1. 3. de milieuzonering ten opzichte van het woongebied aan de andere zijde van de Hengelderweg.

Het woongebied aan de andere zijde van de Hengelderweg ligt op een voldoende afstand van de toekomstige bedrijfsbebouwing. Vanuit de milieuzonering is geen sprake van belemmeringen.

4.4 Externe Veiligheid

Op 28 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht geworden. In het besluit zijn richtlijnen opgenomen voor het bouwen en handhaven van gevoelige bestemmingen zoals woningen in de buurt van inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd en/of opgeslagen. In het kader van de externe veiligheid worden in hoofdzaak drie mogelijke risicobronnen onderscheiden:

  1. 1. inrichtingen;
  2. 2. transportroutes;
  3. 3. buisleidingen.

De onderstaande afbeelding laat zien dat in de nabijheid van het plangebied geen sprake is van de ligging van inrichtingen, transportroutes en buisleidingen die relevant zijn in het kader van de externe veiligheid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0007.jpg"

Figuur 6 - Risicokaart (bron: www.risicokaart.nl)

4.5 Geluid

Op 1 januari 2007 is de gewijzigde Wet geluidhinder (Wgh) in werking getreden. Er wordt daarin onderscheid gemaakt tussen geluidgevoelige en overige gebouwen. In de wet worden woningen als 'geluidgevoelig gebouw' aangemerkt.
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn er drie geluidsbronnen waarmee bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening gehouden dient te worden: wegverkeers-, railverkeers- en industrielawaai. In dit bestemmingsplan is alleen het aspect 'wegverkeerslawaai' relevant.

Ten behoeve van het bouwplan is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ('Akoestisch onderzoek, Locatie: Hengelderweg 6-10', Rapport: 1642-TH). Het onderzoek is bijgevoegd in bijlage 4.

De conclusie van het onderzoek is dat de voorkeursgrenswaarde op de gevels van de nieuw te bouwen bedrijfswoningen ten gevolge van de Hengelderweg overschreden wordt.

Met uitzondering van de bestaande woningen, dient voor alle nieuw op te richten woningen vanwege het overschrijden van de voorkeursgrenswaarde (zoals genoemd in de Wgh) op de gevels van de betreffende woningen, een hogere grenswaarde te worden vastgesteld. Het betreft hier de woningen aan de Hengelderweg 6a, 6b, 6c en 10b. Het voornemen hiertoe is gelijktijdig gepubliceerd met het ontwerp van onderhavig bestemmingsplan. De hogere grenswaarde voor de woningen is verleend op 1 mei 2012. Het besluit is als bijlage 13 toegevoegd aan de toelichting.

Voor een aantal gevels is dit niet mogelijk, te weten de oostgevels van de woningen aan de Hengelderweg 6a, 6c en 10b. Die gevels zullen moeten worden uitgevoerd als een 'dove gevel'.

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient daarbij te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit zodat de binnenwaarde niet overschreden wordt.

Voor de bestaandewoningen aan de Hengelderweg 6, en 10(a) zijn geen maatregelen nodig aangezien het hier reeds bestaande woningen betreft.

4.6 Geur

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Witjes Milieuadvies B.V. onderzoek (Berekening i.v.m. ruimtelijke ontwikkelingen op het perceel Hengelderweg 6 en 10 te Didam (gemeente Montferland); Rapport: 08185; 14 oktober 2009; bijlage 5) uitgevoerd naar de geurbelasting, veroorzaakt door rondom het perceel gelegen (intensieve) veehouderijen, op het plangebied. Ten aanzien van de berekening van de geurbelasting op de geprojecteerde geurgevoelige objecten op de locatie Hengelderweg 6 en 10 kan het volgende worden geconcludeerd:

  1. 1. De achtergrondbelasting afkomstig van de voor het bepalen van de geurbelasting relevante veehouderijen rondom het perceel Hengelderweg 6 en 10 is in een worst-case scenario berekend op maximaal 6,3 Ou/m3.
  2. 2. De voorgrondbelasting afkomstig van de meest dominante veehouderij aan de Kollenburgweg 6 is berekend op maximaal 3,7 Ou/m3 en voldoet daarmee ruimschoots aan de norm van 14,0 Ou/m3 voor situaties in een concentratiegebied buiten de bebouwde kom.
  3. 3. Het percentage geurgehinderden veroorzaakt door de achtergrondbelasting is circa 8%. Het woon- en verblijfklimaat in deze omstandigheden is als goed aan te merken.
  4. 4. Het percentage geurgehinderden veroorzaakt door de voorgrondbelasting is circa 9%. Het woon- en verblijfklimaat in deze omstandigheden is als goed aan te merken.
  5. 5. De meest noordelijke nieuw te bouwen woning voldoet aan de minimaal aan te houden vaste afstand van 50 meter tot de erfgrens van de paardenhouderij aan de Hengelderweg 4.
  6. 6. Binnen 50 meter afstand tot de erfgrens van de paardenhouderij aan de Hengelderweg 4 kunnen geen geurgevoelige functies worden opgericht. De twee noordelijke bedrijfsgebouwen kunnen daarom niet worden gebruikt voor geurgevoelige functies.

4.7 Flora En Fauna

In Nederland is de bescherming van natuurwaarden in twee wetten geregeld, namelijk in de Flora- en faunawet (2002) en in de Natuurbeschermingswet (1998). De Flora- en faunawet is gericht op de bescherming van soorten, terwijl de Natuurbeschermingswet gericht is op de bescherming van leefgebieden.

Ten behoeve van de bouwplannen zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd:

  • Quickscan natuurwaarden, Onderzoeksgebied Hengelderweg 6 te Didam (Rapport: P07-0166, december 2007)
  • Quickscan natuurwaarden Onderzoeksgebied Hengelderweg 10 te Didam (Rapport P09-0188, oktober 2009)
  • Resultaten steenuilonderzoek Onderzoeksgebied Hengelderweg 10 te Didam (P10-0085, 16 april 2010);
  • Onderbouwing ontwikkelingen <> steenuil Hengelderweg 10 te Didam (geen kenmerk, zonder datum).

Alle onderzoeken zijn bijgevoegd in bijlage 6.

Quickscans Hengelderweg 6 en 10

Uit het onderzoek is gebleken dat in het onderzoeksgebied mogelijk verschillende beschermde soorten voorkomen die staan vermeld op de lijsten van de Flora- en faunawet.

Voor lijst 1-soorten geldt een vrijstelling. Bij het uitvoeren van ruimtelijke ingrepen is het voor deze soorten niet noodzakelijk een ontheffing aan te vragen. Mogelijk voorkomende vogelsoorten staan vermeld op lijst 3. Indien de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats vinden, zullen geen nadelige effecten optreden ten aanzien van vogels en is geen sprake van strijd met de Flora- en faunawet. Ten aanzien van vleermuizen is geconcludeerd dat de toekomstige ontwikkelingen geen negatieve invloed hebben op het voortbestaan van de in het plangebied voorkomende en te verwachten vleermuissoorten. Van strijd met de Flora- en faunawet is geen sprake.

De bebouwing aan de Hengelderweg 10 is wel geschikt gebleken als rust- en verblijfplaats voor vleermuizen. Aanbevolen wordt om de sloopwerkzaamheden van de bebouwing aan de Hengelderweg 10 uit te voeren in de periode waarin vleermuizen daar de minste hinder van ondervinden.

Aan de Hengelderweg 10 zijn broedgelegenheden van de steenuil waargenomen. Er is nader onderzoek verricht teneinde duidelijkheid te verkrijgen of in of nabij het onderzoeksgebied broedlocaties aanwezig zijn.

Resultaten steenuilonderzoek en onderbouwing ontwikkeling <> steenuil

Uit het nader onderzoek blijkt dat er in het onderzoeksgebied en de directe omgeving daarvan geen territoria van steenuilen aanwezig zijn. Bij herinrichting treedt geen negatief effect op ten aanzien van broedgelegenheden voor de steenuil.

Met betrekking tot het foerageergebied van de steenuil geldt dat, ondanks het ontbreken van territoria in de directe omgeving van het plangebied, de mogelijkheid bestaat dat het onderzoeksgebied incidenteel als foerageergebied door steenuilen wordt gebruikt. Aan te raden is om rekening te houden met de habitateisen van de steenuil. Het bestaande en nieuwe erf worden zo optimaal mogelijk (niet te netjes) ingericht: overhoekjes, takstapels, kort en lang gras, rustige plaatsen, broedplaatsen, uitkijkmogelijkheden etc. Buitenverlichting wordt slechts zeer beperkt toegepast om donkere plaatsen als jachtgebied te behouden.

4.8 Luchtkwaliteit

Sinds 15 november 2007 is de Wet Luchtkwaliteit van toepassing. Deze wetgeving is vastgelegd in de Wet milieubeheer welke gelijktijdig is aangepast. Het doel van de luchtwetgeving is om mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging.

In het kader van de ontwikkeling op de locatie Hengelderweg 6 is een voortoets naar de luchtkwaliteit uitgevoerd (Voortoets luchtkwaliteit Hengelderweg 6 in Didam; Referentie: 08.449.B20080912; 12 september 2008; bijlage 7) door Schoonderbeek en Partners Advies BV. In de voortoets is onderzocht of het effect van het plan relevant is voor de luchtkwaliteit. De ontwikkeling van de locatie Hengelderweg 6 draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging.
De ontwikkeling van de locatie Hengelderweg 10 is dusdanig gering (toename één bedrijfswoning en een bedrijfsgebouw), waardoor het ook niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Een toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit is daarom niet nodig.

Onder het huidige wettelijke regime vormt de luchtkwaliteit geen knelpunt voor de ontwikkeling.

4.9 Verkeer En Parkeren

De gemiddelde verkeersaantrekkende werking, die door de ontwikkeling wordt veroorzaakt, is:

  • 1 vrachtauto per werkdag / per bedrijf bezoekt de inrichting ten behoeve van laden en lossen;
  • 20 personenauto’s per werkdag / per bedrijf bezoeken de inrichting (inclusief medewerkers);
  • 9 personenauto’s per woning / per (week)dag komen en gaan.

Aangezien de Hengelderweg een doorgaande weg is langs Didam, wordt verwacht dat de verkeerstoename ten gevolge van de ontwikkeling geen negatieve invloed heeft op de verkeerssituatie. Het totale plangebied omvat in de nieuwe situatie maximaal 3 ontsluitingen op de Hengelderweg. Bij de uitvoering van de plannen dient extra aandacht te worden besteed aan de verkeersveiligheid. Bij de bedrijven zal op het perceel voldoende ruimte zijn voor parkeerplaatsen. Parkeren dient op eigen erf plaats te vinden.

4.10 Waterparagraaf

Geohydrologisch onderzoek

Econsultancy bv heeft voor de Hengelderweg 6 een geohydrologisch onderzoek (Geohydrologisch onderzoek Hengelderweg 6 te Didam; Project: MON.WVE.GEO; Rapport: 08025183; bijlage 8) uitgevoerd. Doel van het onderzoek is het bepalen van enkele geohydrologische parameters, waaronder de doorlatendheid, ten einde de mogelijkheden voor hemelwaterinfiltratie te kunnen bepalen. Voor de ontwikkeling op de locatie Hengelderweg 10 wordt aangesloten op het bovenstaande onderzoek.

Bodemopbouw en grondwater

De bodem bestaat voornamelijk uit zwak tot matig siltig, matig fijn zand. Tot gemiddeld 0,7 meter beneden maaiveld is de bodem zwak humeus. Plaatselijk is de bodem zwak tot matig grindig. De ondergrond is plaatselijk zwak leemhoudend. In het zuidwestelijke deel van de onderzoekslocatie bevindt zich een sterk zandige leemlaag tussen 0,6 en 1,2 meter beneden maaiveld en is zwak gleyhoudend. Het grondwaterniveau varieert van 1,0 à 1,4 meter beneden maaiveld.

Doorlatendheid

De haalbaarheid van infiltreren van hemelwater is afhankelijk van de doorlatendheid van de bodem. Voor een goede werking van een infiltratievoorziening dient de doorlatendheid van de bodem minimaal 0,5 meter per dag te bedragen. Echter, na verloop van tijd kan de doorlatendheid afnemen als gevolg van zetting en slibvorming. Derhalve wordt bij voorkeur een minimale k-waarde aangehouden van 1,0 meter per dag.

Op de onderzoekslocatie zijn zes doorlatendheidsmetingen in de volgende onverzadigde bodemlagen uitgevoerd, waarbij het volgende is geconcludeerd:

  • (zwak humeus) zwak tot matig siltig, zeer fijn zand:
    De bodemlaag heeft een gemiddelde doorlatendheid van 0,941 m/dag;
  • zwak siltig
    De bodemlaag heeft een doorlatendheid van 1,47 m/dag;
  • sterk zandige leem
    De bodemlaag heeft een doorlatendheid van 0,73 m/dag.

Rekening houdend met zetting en slibvorming worden de onderzochte bodemlagen, met uitzondering van de sterk zandige leemlaag, geschikt geacht voor infiltratie van hemelwater.

Bij het maken van de keuze voor het type infiltratievoorziening(en) is het van belang rekening te houden met het actuele grondwaterniveau. Hiermee moet rekening worden gehouden in het ontwerp. De hoeveelheid te infiltreren hemelwater, afkomstig van het toekomstig verhard oppervlak, is eveneens bepalend voor de dimensionering. Wellicht is het realiseren van een wadi of vijverpartij een mogelijkheid. Initiatiefnemers verplichten zich de noodzakelijke voorzieningen voor infiltratie van het hemelwater in de bodem, daadwerkelijk te realiseren.

Watertoets

Een belangrijke wettelijke verankering van de relatie tussen het bestemmingsplan en de waterhuishouding vond plaats in 2003, toen de zogenoemde watertoets in het Bro werd opgenomen.
De watertoets is een instrument om te komen tot een juiste afstemming tussen water en ruimtelijke ordening. De watertoets heeft tot doel om in een vroegtijdig stadium een samenhangend beeld te geven van de wijze waarop in het plan rekening is gehouden met ruimtelijk relevante aspecten van duurzaam waterbeheer.
Het waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel opgesteld met relevante en niet-relevante waterhuishoudkundige thema's. In deze onderstaande tabel worden de effecten van de ruimtelijke ontwikkeling per waterthema afgewogen.

Thema Toetsvraag Relevant
HOOFTHEMA'S
Veiligheid 1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?
Nee

Nee
Riolering en Afvalwaterketen 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?
Ja
Nee
Nee
Wateroverlast (oppervlaktewater) 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?
Ja
Ja

Nee
Grondwateroverlast 1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?
Nee

Nee

Nee
Nee
Oppervlaktewater
kwaliteit
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?
Nee

Nee
Nee
Grondwaterkwaliteit 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? Nee
Volksgezondheid 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies voor, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico’s met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?
Nee

Nee
Verdroging 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? Nee
Natte natuur 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?
Nee
Nee
Inrichting en beheer 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?
Ja

Nee
AANDACHTSTHEMA'S
Recreatie 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? Nee
Cultuurhistorie 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? Nee

Toename afvalwater

Ten gevolge van het bouwplan zal het afvalwater toenemen. Alle percelen van het plangebied zullen worden aangesloten op het gemeentelijk riool.

Toename verhard oppervlak

De bouw van de nieuwe bedrijfswoningen en bedrijfspanden brengt een toename van het verharde oppervlak met zich mee ten opzichte van de huidige situatie.

Kansen voor afkoppelen van bestaande verhard oppervlak

Het waterschap heeft aangegeven dat er kansen zijn het hemelwater van verhard oppervlak af te koppelen. De voorkeur gaat uit naar infiltreren, ondergronds via infiltratievoorzieningen of bovengronds door middel van wadi's.

Water in eigendom/ beheer waterschap

Ten noorden van het plangebied bevindt zich een watergang welke langs de Hengelderweg en de Tatelaarweg loopt. Er vinden geen werkzaamheden plaats die een nadelige invloed hebben op de watergang.

4.11 Conclusie

De diverse planologische en milieuaspecten leveren geen (onoverkomelijke) problemen op voor de ruimtelijke ontwikkelingen op de locatie Hengelderweg 6 en 10 te Didam. Door de nieuwbouw van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen in het plangebied gaan geen waardevolle landschappelijke elementen verloren. Door de voorgenomen ontwikkeling worden noch de uitbreidingsmogelijkheden van omliggende bedrijven verder belemmerd, noch worden gevoelige functies verstoord.

Door de ontwikkeling verdwijnt enerzijds het agrarisch verkeer bestemd voor het agrarisch bedrijf. Anderzijds ontstaan nieuwe verkeersbewegingen door de komst van de lichte bedrijvigheid. Hierdoor zal de verkeerstoename gering zijn.

De bedrijfsbeëindiging van het intensieve veehouderijbedrijf op de locatie leidt er toe dat de klachten uit de omgeving afnemen. Door de reductie van de stankoverlast ontstaat een beter woon- en leefklimaat. Er vindt een 'verzachting' van de bedrijvigheid plaats.

Hoofdstuk 5 Juridische Aspecten

De planmethodiek is afgestemd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen van de DURP standaarden 2008. Daarbij is de indelingsopzet van de aangegeven hoofdgroepen van de bestemmingen gehanteerd. Tevens is zo veel mogelijk aansluiting gezocht met het nieuwe bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Montferland en zijn de regels aangepast naar aanleiding van de inwerkingtreding van de Wabo.

5.1 Algemene Juridische Opzet

Het bestemmingsplan heeft een belangrijke functie als toetsingskader voor aanvragen om omgevingsvergunning (onderdeel bouwen) en het toekomstige gebruik van de gronden en gebouwen. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening in werking getreden. Onderdeel van de nieuwe wetgeving zijn de RO-standaarden 2008. Deze standaarden schrijven in grote lijnen voor hoe het bestemmingsplan er uit moet zien en welke benamingen worden gehanteerd.
Ook het kleurgebruik op de verbeelding is voortaan vastgelegd in de landelijke standaarden evenals de technische vereisten. Vanzelfsprekend voldoet het nieuwe bestemmingsplan aan deze nieuwe richtlijnen.

Het plan is opgezet als bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, een plan met een direct bouw- en gebruiksdoel. Het plan bestaat uit de bestemmingen die in paragraaf 5.2 worden behandeld. Op de bijbehorende verbeelding is te zien waar en welke bestemmingen van toepassing zijn.
De regels behorende bij onderhavig bestemmingsplan zijn gebaseerd op de standaardregels van de gemeente Montferland. Wijzigingen ten opzichte van deze standaardregels vloeien voort uit bepaalde situaties die zich in het plangebied voordoen. De exacte omvang en ligging van het plangebied is vastgelegd op de bijbehorende verbeelding.

Opbouw regels

De regels zijn als volgt opgebouwd:

  • Hoofdstuk 1 van de regels geeft de algemene bepalingen weer. Het betreft de begripsbepalingen, waarin de in het plan voorkomende begrippen worden gedefinieerd, en de wijze van meten.
  • In hoofdstuk 2 zijn de bepalingen opgenomen die horen bij de op de verbeelding voorkomende bestemmingen. Deze worden in de volgende paragraaf toegelicht.
  • In hoofdstuk 3 staan ook enkele bepalingen die voor het hele plangebied gelden, zoals de algemene afwijkingsregeling, die burgemeester en wethouders in staat stellen om op ondergeschikte punten van de regels in hoofdstuk 2 af te wijken.
  • Hoofdstuk 4 van de regels heeft betrekking op het overgangsrecht en de slotbepaling.

5.2 Bestemmingen

5.2.1 'Bedrijf'

De voor “Bedrijf” bestemde gronden mogen uitsluitend bebouwd en gebruikt worden voor bedrijvigheid overeenkomstig de milieucategorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Bedrijven in de negatieve lijst zijn niet toegestaan.De gronden binnen de bestemming 'Bedrijf' zijn eveneens bestemd voor nutsvoorzieningen, tuinen, erven, ontsluitingen en inritten en parkeervoorzieningen.

Bij elk bedrijfsperceel is één bedrijfswoning toegestaan, zoals aangegeven met de functieaanduiding 'bedrijfswoning'. Om te voorkomen dat sprake is van geurgevoelige activiteiten in de meest noordelijke panden van het plangebied, is in de regels een en ander opgenomen ten aanzien van het toegestane gebruik van deze panden.

Maximale bouwhoogten, inhoudsmaten en oppervlakten van bebouwing zijn voorzover relevant binnen de regels aangegeven in een tabel.

5.2.2 'Groen'

Het is van belang dat de huidige groenstrook aan de achterzijde van het plangebied behouden blijft. Om het behoud van deze groenstrook zeker te stellen, is deze bestemd tot 'groen'.

5.2.3 Waarde- Archeologische Verwachting 1

Voor archeologisch waardevolle gebieden is in het bestemmingsplan een dubbelbestemming opgenomen: 'Waarde - Archeologische Verwachting 1'. Bij 'Waarde - Archeologische verwachting 1' moet een archeologisch inventariserend veldonderzoek worden uitgevoerd bij bouwplannen en werkzaamheden van minimaal 100 m²en op 0,3 meter diepte.

5.3 Bijzondere Aspecten

Algemene afwijkingsregels

In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk bij recht mogelijk gemaakt. Er is een beperkt aantal afwijkingsmogelijkheden opgenomen.

Teneinde te voorkomen dat kleine meetfouten ongewenste gevolgen hebben en om enigszins flexibel met maatvoeringen om te kunnen gaan, zijn enkele afwijkingsmogelijkheden opgenomen om in geringe mate te kunnen afwijken van genoemde maten, oppervlakten enzovoorts. Daarnaast zijn afwijkingsmogelijkheden opgenomen ten behoeve van bijvoorbeeld het oprichten van openbare nutsdoeleinden.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening is de gemeente verplicht om aan kostenverhaal te doen bij onder meer de bouw van één of meer woningen. De gemeenteraad kan een exploitatieplan vaststellen. De gemeenteraad kan echter ook besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen als het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd is. De kosten die samenhangen met dit plan komen voor rekening van initiatiefnemer, hetgeen in een overeenkomst wordt vastgelegd. Een exploitatieplan maakt derhalve geen onderdeel uit van onderhavig bestemmingsplan.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.1 Vooroverlegreacties

In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het voorontwerp bestemmingsplan voorgelegd aan de gebruikelijke partners, waaronder de provincie Gelderland, de Inspectie VROM en het Waterschap. De reacties zijn bijgevoegd in bijlage 9.


Overleg en bezoek van de locatie d.d. 19 januari 2011

Op 19 januari 2011 heeft met de betrokken provinciaal ambtenaar ambtelijk overleg plaatsgevonden. Daarbij is aangegeven dat gelet op de beperkte reductie van de bestaande bebouwing de ontwikkeling niet voldoet aan het functieveranderingsbeleid. Niettemin bestaat er bereidheid tot medewerking indien de zoekzone 'uitbreiding bedrijventerrein bij Kollenburg' zoals opgenomen in het Regionaal Plan 2005-2020 van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen, wordt gereduceerd met een gelijke oppervlakte als dat van het onderhavige plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bplgbgbbdrhengw610-va01_0008.jpg"

De aangeduide zoekzone bij Kollenburg zal worden verkleind met een omvang gelijk aan die van het plangebied (ca. 3,1 ha). Een en ander zal vervolgens bij de periodieke actualisatie van de kaart 'Verstedelijking' (behorende bij de Provinciale Verordening) worden vastgelegd.

Provinciale afdelingen

De provinciale afdelingen hebben op het voorontwerp bestemmingsplan gereageerd bij brief van 7 februari 2011.

De afdelingen hebben geconstateerd dat het beleid inzake functieverandering niet goed is verwerkt in het plan. In totaal wordt blijkens de toelichting 1925 m² aan bestaande (agrarische) bedrijfsbebouwing gesloopt, in ruil waarvoor 1800 m² aan nieuwe bedrijfsbebouwing wordt opgericht, alsmede 4 nieuw te bouwen bedrijfswoningen.

De provinciale afdelingen zijn van oordeel dat de te realiseren verbetering in de milieusituatie als gevolg van het beëindigen van de bestaande intensieve veehouderij en het wegbestemmen van twee agrarische bouwpercelen de gekozen 'maatwerkoplossing' onvoldoende rechtvaardigt.

De afdelingen zijn daarbij van mening dat er binnen de bestaande provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskaders voldoende mogelijkheden zijn om te komen tot een wenselijke invulling van het plangebied. De afdelingen beoordelen het plan derhalve als zijnde een stedelijke ontwikkeling ten behoeve van een nieuw kleinschalig lokaal bedrijventerrein, waarop het provinciale beleid voor bedrijventerreinen ('werken') en stedelijke ontwikkeling van toepassing is.

Het provinciale beleid voor bedrijventerreinen en stedelijke ontwikkeling is erop gericht ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk te maken binnen het 'bestaand bebouwd gebied', de 'woningbouwcontour' en de 'zoekzones bedrijventerreinen'. Het plangebied is echter geheel gelegen buiten de genoemde gebieden. In de plantoelichting wordt niet gemotiveerd waarom wordt gekozen voor het realiseren van een kleinschalig bedrijventerrein buiten de woningbouwcontour en de zoekzones voor bedrijventerreinen. Hierbij achten de provinciale afdelingen het van belang dat ten zuidwesten van het plangebied aan de Kollenburgweg een zoekzone voor lokale bedrijvigheid is gelegen, die nog niet is ingevuld. Wel onderschrijven de provinciale afdelingen dat de beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied, dat op dit moment verrommeld is.

Op 19 januari 2011 heeft er een ambtelijk overleg plaatsgevonden, waarbij in overweging is gegeven de bestaande zoekzone voor lokale bedrijvigheid aan de Kollenburgweg te benutten om het voorliggende plan te compenseren. Deze compensatie zou dienen te bestaan uit de verkleining van de zoekzone met de zelfde oppervlakte als die van het plangebied van onderhavig bestemmingsplan. Een verzoek om ontheffing van de provinciale verordening zal in dat kader positief worden beoordeeld door G.S. Een en ander zal vervolgens bij de periodieke actualisatie van de kaart 'Verstedelijking' (behorende bij de Provinciale Verordening) worden vastgelegd.

Daarbij dient rekening te worden gehouden met de volgende opmerkingen:

  1. 1. Bestemmingsplannen moeten passen binnen het zogenaamde Transatlantic market-scenario en binnen de regionale afspraken. Verder dient in de toelichting van de bestemmingsplannen de ruimtebehoefte, zoals aangegeven conform de afspraken in het regionaal programma bedrijventerreinen (RPB), gemotiveerd te worden, zowel kwalitatief als kwantitatief. Daarnaast dient de wijze van implementatie van de SER-ladder voor bedrijventerreinen en kantoren te worden aangegeven in de toelichting van het bestemmingsplan.
  2. 2. Het plan betreft een lokaal bedrijventerrein. De aanleg daarvan mag enkel plaatsvinden aansluitend bij al aanwezige bedrijventerreinen of aansluitend bij kernen waar al bedrijventerrein is gevestigd. Voor lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsbeleid geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,5 ha. Een ruimere kavelgrootte is als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd. De provinciale afdelingen hebben geconstateerd dat het provinciale beleid niet goed is verwerkt in het plan en verzoeken dit in de toelichting van het plan nader te motiveren.
  3. 3. Hiernaast merken de provinciale afdelingen op dat de op dit moment uitgeefbare voorraad aan locaties voor bedrijventerreinen die in 'harde plannen' zijn opgenomen ongeveer 226 ha bedraagt terwijl op basis van het Transatlantic market-scenario blijkens de structuurvisie 'Bedrijventerreinen en werklocaties' in deze regio in de periode 2009-2015 een uitbreidingsbehoefte van 95 ha bestaat. Er is derhalve sprake van een overaanbod in de regio Achterhoek.


Gelet hierop is medewerking uitsluitend mogelijk indien wordt onderbouwd dat er een specifieke behoefte bestaat aan de uitgifte van de kavels waar het plan in voorziet. De provinciale afdelingen verzoeken de gemeente gegevens te overleggen waaruit blijkt dat concreet te benoemen derde partijen serieuze interesse hebben in de aankoop en exploitatie van de in het plan opgenomen bedrijfskavels.


Reactie gemeente:

Het betreft hier een particulier initiatief om het bestaande intensieve veehouderijbedrijf te verplaatsen. Een en ander mede gelet op voortdurende klachten uit de omgeving met oog op stankoverlast. Voor de verplaatsing van het bedrijf dienen financiële middelen te worden gegenereerd. Medewerking aan een goede herinvulling acht de gemeente van groot belang, zowel gelet op de aard van het gebied (verrommeld), alsmede de milieuproblematiek die de bestaande intensieve veehouderij in de huidige situatie teweeg brengt. Gelet op het overgangsgebied leent deze locatie zich bij uitstek voor de totstandkoming van woonwerk-combinaties. Op 23 april 2007 is hiervoor de bestuurlijke instemming van de Stadsregio verkregen. De betreffende locatie biedt gelet op de ligging aan de rand kan de kom goede mogelijkheden de entree aan deze zijde van Didam te versterken. De ontwikkeling met woonwerk-combinaties wordt ingepast in de bestaande landschappelijke structuur, waarbij hoge eisen worden opgelegd ten aanzien van beeldkwaliteit en landschappelijke inpassing c.q. versterking. Dit is een speerpunt bij de ontwikkeling. De ruimtelijke inpasbaarheid van het plan is in december 2007 tevens aanleiding geweest om een aanvankelijk gelegde koppeling met een verplaatsing van de intensieve veehouderij naar het landbouwontwikkelingsgebied, los te laten.

Hoewel de gemeente van oordeel is dat in dit geval geen sprake is van een regulier bedrijventerrein, is de gemeente conform hetgeen op 19 januari 2011 is voorgesteld, niettemin bereid een naar omvang aan het plangebied gelijkwaardig gedeelte van de zoekzone 'Kollenburg' op te offeren, ten einde de betreffende ontwikkeling mogelijk te maken.

Inmiddels hebben zich voor de locatie verschillende bedrijven bij initiatiefnemers gemeld, waaronder een schildersbedrijf, een bedrijf in belettering van reclameborden en auto's, een op- en overslagbedrijf voor kledingdistributie, maar ook een ambachtelijke aannemer. Voor de ondernemers is het vooral prettig om bij het bedrijf te mogen wonen, hetgeen onderhavig project onderscheidt van de mogelijkheden op een regulier bedrijventerrein.

Gelet op de uitgave 'Bedrijven en milieuzonering' wordt strikt de hand gehouden aan de milieucategorie van bedrijven dat zich ter plaatse wil vestigen.

Daarnaast dient te worden opgemerkt dat het ook op grond van het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Didam' reeds mogelijk is de agrarische bestemming van de betreffende percelen om te zetten naar de bestemming 'bedrijfsbebouwing', zij het dat in dat geval de bedrijven dienen te worden gehuisvest in de bestaande gebouwen met minder mogelijkheden voor sturing op kwaliteit.

De gemeente heeft met uitzondering van de planologische randvoorwaarden die met dit plan worden neergezet, geen bemoeienis bij het plan. Gelet op de bijzondere omstandigheden (woon-werkcombinaties, milieusituatie, verrommeld karakter, overgangsgebied (nabij de kern), particulier initiatief, beperkte omvang plangebied, de aard van nieuwe bedrijvigheid (cat. 1 en 2), opheffen milieuknelpunt, ruimtelijke kwaliteit in nieuwe situatie, mogelijkheden vigerend bestemmingsplan, afspraken met Stadsregio, overleg met provincie op 19 januari 2011) die op dit project van toepassing zijn, alsmede het hierboven genoemde, is de gemeente van oordeel dat het provinciale en regionale beleid inzake bedrijventerreinen voor onderhavig project niet van toepassing kan zijn en dat het initiatief een afwijking van dat beleid rechtvaardigt.

De voorwaarden voor het toepassen van de SER-ladder, het RPB en het Transatlantic market scenario betekenen in deze een onneembaar obstakel voor initiatiefnemers. Initiatiefnemers staan voor de belangrijke vraag om op korte termijn te verplaatsen, dan wel aanzienlijk op de huidige locatie te investeren in een nieuwe intensieve veehouderij.

De invulling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is ruimtelijk aanvaardbaar. Of het nu gaat om een startende ondernemer, een bestaand bedrijfje uit het westen of het oosten van het land doet in dit geval niet ter zake. Het initiatief voorziet in een kwaliteitsverbetering ter plaatse, waarbij de gemeente voorwaardenscheppend optreedt en niet beschikt over de gronden om aan de bedrijven uit te geven die aan de voorwaarden van de SER-ladder voldoen. Doelstelling is voorts dat het bestaande intensieve bedrijf op korte termijn kan ophouden te bestaan en de agrarische bouwpercelen definitief kunnen verdwijnen. Dit kan alleen worden bewerkstelligd door een voortvarende invulling van het gebied zoals dat op grond van dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt. Het plangebied leent zich niet voor een invulling met uitsluitend woonbebouwing.

De gemeente zal met initiatiefnemers een overeenkomst afsluiten. Daarin zal tevens worden aangegeven wanneer tot definitieve bedrijfsbeëindiging van de intensieve veehouderij dient te worden overgegaan, wanneer tot intrekking van de bestaande milieuvergunning voor de intensieve veehouderij wordt overgegaan en wanneer de noodzakelijke bebouwing op het perceel dient te zijn gesloopt. Deze overeenkomst dient te zijn afgesloten voordat het bestemmingsplan wordt vastgesteld.


VROM-inspectie

In de reactie van 20 december 2010 geeft de VROM-inspectie aan dat het plan de betrokken rijksdiensten geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen, gelet op de nationale belangen in de RNRN (Realisatieparagraaf Nationaal Ruimtelijk Beleid (RNRB, TK 2007-2008, 31500 nr. 1)


Waterschap Rijn en IJssel

Niet gereageerd. Reeds in eerder stadium betrokken geweest en opmerkingen gemaakt.

7.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 23 juni 2011 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Gedurende die termijn (tot en met 3 augustus 2011) zijn 2 zienswijzen ingediend welke hieronder zijn samengevat.

Zienswijze provincie d.d. 19 juli 2011 met zaaknummer 2011010425:

In de brief geeft de provincie aan dat de provinciale verantwoordelijkheid geen goede doorvertaling heeft gekregen in het plan en dat zij zich daarmee derhalve niet kan verenigen.

Voor een nadere motivering van de zienswijze verwijzen zij naar hun eerder uitgebrachte advies in het kader van het vooroverleg.

De provincie merkt op dat uitsluitend met het bestemmingsplan kan worden ingestemd wanneer door de gemeente wordt onderbouwd dat er specifieke behoefte bestaat aan de uitgifte van de kavels waar het plan in voorziet. De gevraagde gegevens die de getoonde interesse onderbouwen zijn niet overlegd.

De provincie geeft aan een afwijking van het beleid ten behoeve van het initiatief niet uit te sluiten, maar dat de motivering voor een afwijking nog onvoldoende is.

Artikel 2.5 van de provinciale verordening voorziet in een ontheffingsmogelijkheid om buiten de gebieden die zijn aangewezen voor stedelijke ontwikkeling (contouren, zoekzones, bestaand bebouwd gebied) te bouwen. Dit is enkel mogelijk indien is aangetoond dat de ontwikkeling redelijkerwijs niet kan worden gerealiseerd binnen de genoemde gebieden en indien de ontwikkeling bijdraagt aan de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit.

De provincie staat positief tegenover het verlenen van de ontheffing mits het ontheffingsverzoek wordt onderbouwd met een concreet compensatievoorstel waarbij de bestaande zoekzone bij 'Kollenburg' wordt verkleind met een zelfde oppervlakte als die van het plangebied van het voorliggende bestemmingsplan.

De provincie zal eerst tot het verlenen van de ontheffing overgaan wanneer duidelijkheid bestaat over de opmerkingen die in het advies met betrekking tot het provinciale belang 'werken' zijn opgenomen. Dit betekent dat -afgezien van de noodzaak om tot een concreet en onderbouwd ontheffingsverzoek te komen- eerst overeenstemming dient te worden bereikt tussen gemeente en provincie over de relatie van het plan tot het provinciale beleid voor bedrijventerreinen en werklocaties.

Er dient duidelijker en met concrete informatie te worden onderbouwd ten behoeve van welke lokale bedrijven het plan wordt vastgesteld, waarvoor een afwijking van het bedrijventerreinenbeleid gerechtvaardigd is. Vervolgens dient een verzoek om ontheffing te worden gedaan waarin wordt gemotiveerd hoe het plan zich verhoudt tot de ontheffingsvoorwaarden enerzijds, en op welke wijze de gemeente tot compensatie van de bestaande zoekzone wenst over te gaan, anderzijds. Indien het plan desondanks zonder ontheffing wordt vastgesteld overweegt de provincie een reactieve aanwijzing te geven die ertoe strekt dat het plan niet in werking treedt.

Zienswijze/inspraakreactie 't Bonte Paard Advies (R.J.G. Barthen) namens initiatiefnemers d.d. 25 juli 2011:

Verzocht wordt om tevens platte daken voor de nieuwe bedrijfsbebouwing mogelijk te maken. In het bestemmingsplan dient daarvoor te worden opgenomen dat bij platte daken de bouwhoogte tevens goothoogte is.

Verzocht wordt een en ander tevens in het beeldkwaliteitsplan mogelijk te maken.

Hiernaast wordt verzocht om ruimere bouwpercelen (5 meter) om de bedrijfswoningen en hallen ten einde zo wat flexibeler te kunnen zijn.

Zienswijze/reactie G.J. Hageman wonende Hooiberg 6, 6942 MN Didam, d.d. 10 februari 2012, ingekomen d.d. 13 februari 2012:

De reactie heeft betrekking op het door initiatiefnemers opgestelde beplantingsplan voor het initiatief. In dit beplantingsplan is volgens de heer Hageman een groenstrook opgenomen, waarvan het overgrote deel bij de erven Hageman-Gies in eigendom is. Van enig overleg is volgens de heer Hageman geen sprake geweest, laat staan dat sprake zou zijn van instemming om het perceel op te nemen in de plannen van de Hengelderweg 6-10. Overleg over de bestemming acht de heer Hageman mogelijk.

7.3 Overleg Regio Achterhoek

Naar aanleiding van de ingediende zienswijze van de provincie is het belang van de ontwikkeling benadrukt. De provincie heeft daarop aangegeven bereid te zijn om mee te gaan in de ontwikkeling wanneer:

1. de omvang van het plangebied op het zoekgebied 'uitbreiding Kollenburg' in mindering wordt gebracht;

2. op regionaal niveau (Achterhoek) overeenstemming is bereikt over het plan en het innemen van extra capaciteit door de gemeente Montferland.

In dat kader is het plan in twee overlegplatforms op regionaal niveau besproken. Op 26 januari 2012 is in het programmateam 'Duurzame Economie' van de Regio Achterhoek besloten dat met het plan kan worden ingestemd. De in dit kader opgestelde stukken zijn opgenomen in bijlage 10 bij dit bestemmingsplan.

7.4 Ontheffing Provinciale Verordening

Met de instemming van de Regio Achterhoek is op 1 februari 2012 de ontheffing aangevraagd van de provinciale verordening (bijlage 11). De ontheffing is nodig nu de voorgestane uitbreiding wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling die niet is gesitueerd binnen bestaand stedelijk gebied, een zoekzone voor uitbreiding of een woningbouwcontour.

Deze beschikking 'ontheffing Ruimtelijke Verordening Gelderland ten behoeve van het bestemmingsplan Buitengebied Didam, herziening Hengelderweg 6-10' is (na een inzageperiode van de aanvraag gedurende 2 weken vanaf 21 februari 2012) verleend op 6 april 2012 (zaaknummer 2012-002541). Gedeputeerde Staten van Gelderland hebben daarbij overwogen dat zij gelet op de kwaliteitsverbetering, alsmede de compensatie met Kollenburg kunnen instemmen met de argumenten van de gemeente om het plan mogelijk te maken. Aan de ontheffing wordt derhalve de voorwaarde verbonden dat de begrenzing van de zoekzone bedrijventerreinen van de Stadsregio Arnhem-Nijmegen in verband met de door de ontheffing mogelijk gemaakte ontwikkeling wordt gewijzigd conform de bij het besluit behorende kaart. De zoekzone voor uitbreiding van het lokale bedrijventerrein, zal daarmee geheel vervallen. De herbegrenzing zal bij de periodieke actualisatie van het bestaand bebouwd gebied worden vastgelegd op de bij hoofdstuk 2 van de verordening behorende kaart 'Verstedelijking'. Het besluit is als bijlage 12 toegevoegd aan de toelichting.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

Categorale bedrijfsindeling AmerAdviseurs bv R.O. Amersfoort (v1; d.d. 2009)

AFSTANDEN
IN METERS
INDICES
SBI-CODE OMSCHRIJVING GEUR STOF GELUID GEVAAR CATEGORIE VERKEER BODEM LUCHT
Tabel 1: Bedrijven
01 LANDBOUW EN DIENSTVERLENING T.B.V. DE LANDBOUW
016 Dienstverlening t.b.v. de landbouw:
016 - algemeen (o.a. loonbedrijven): b.o.<= 500 m² 30 10 30 10 2 1
016 - plantsoenendiensten en hoveniersbedrijven: b.o. <= 500 m² 30 10 30 10 2 1
0162 KI-stations 30 10 30 0 2 1
10, 11 VERVAARDIGING VAN VOEDINGSMIDDELEN EN DRANKEN
1032, 1039 Groente- en fruitconservenfabrieken:
1052 - consumptie-ijsfabrieken: p.o. <= 200 m² 10 0 30 0 2 1
1071 Broodfabrieken, brood- en banketbakkerijen:
1071 - v.c. < 7500 kg meel/week, bij gebruik van charge-ovens 30 10 30 10 2 1
10821 Verwerking cacaobonen en vervaardiging chocolade- en suikerwerk:
10821 - cacao- en chocoladefabrieken vervaardigen van chocoladewerken met p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
10821 - suikerwerkfabrieken zonder suiker branden: p.o. <= 200 m² 30 10 30 10 2 1
1102 t/m 1104 Vervaardiging van wijn, cider e.d. 10 0 30 0 2 1
14 VERVAARDIGING VAN KLEDING; BEREIDEN EN VERVEN VAN BONT
141 Vervaardiging van kleding en -toebehoren (excl. van leer) 10 10 30 10 2 2
16 HOUTINDUSTRIE EN VERVAARDIGING ARTIKELEN VAN HOUT, RIET, KURK E.D.
162902 Kurkwaren-, riet- en vlechtwerkfabrieken 10 10 30 0 2 1
58 UITGEVERIJEN, DRUKKERIJEN EN REPRODUKTIE VAN OPGENOMEN MEDIA
18129 Kleine drukkerijen en kopieerinrichtingen 10 0 30 0 2 1 B
1814 Grafische afwerking 0 0 10 0 1 1
1814 Binderijen 30 0 30 0 2 2
1813 Grafische reproduktie en zetten 30 0 10 10 2 2 B
1814 Overige grafische aktiviteiten 30 0 30 10 2 2 B
182 Reproduktiebedrijven opgenomen media 0 0 10 0 1 1
20 VERVAARDIGING VAN CHEMISCHE PRODUKTEN
2120 Farmaceutische produktenfabrieken:
2120 - verbandmiddelenfabrieken 10 10 30 10 2 2
23 VERVAARDIGING VAN GLAS, AARDEWERK, CEMENT-, KALK- EN GIPSPRODUKTEN
232, 234 Aardewerkfabrieken:
232, 234 - vermogen elektrische ovens totaal < 40 kW 10 10 30 10 2 1 L
26, 28, 33 VERVAARDIGING VAN KANTOORMACHINES EN COMPUTERS
26, 28, 33 Kantoormachines- en computerfabrieken incl. reparatie 30 10 30 10 2 1
26, 27, 33 VERVAARDIGING VAN OVER. ELEKTR. MACHINES, APPARATEN EN BENODIGDH.
293 Elektrotechnische industrie n.e.g. 30 10 30 10 2 1
26, 32, 33 VERVAARDIGING VAN MEDISCHE EN OPTISCHE APPARATEN EN INSTRUMENTEN
26, 32, 33 Fabrieken voor medische en optische apparaten en instrumenten e.d. incl. reparatie 30 0 30 0 2 1
31 VERVAARDIGING VAN MEUBELS EN OVERIGE GOEDEREN N.E.G.
9524 Meubelstoffeerderijen b.o. < 200 m² 0 10 10 0 1 1
321 Fabricage van munten, sieraden e.d. 30 10 10 10 2 1 B
322 Muziekinstrumentenfabrieken 30 10 30 10 2 2
32991 Sociale werkvoorziening 0 30 30 0 2 1
35 PRODUKTIE EN DISTRIB. VAN STROOM, AARDGAS, STOOM EN WARM WATER
35 Elektriciteitsdistributiebedrijven, met transformatorvermogen:
35 - < 10 MVA 0 0 30 10 2 1 B
35 Gasdistributiebedrijven:
35 - gas: reduceer-, compressor-, meet- en regelinst. Cat. A 0 0 10 10 1 1
35 - gasdrukregel- en meetruimten (kasten en gebouwen), cat. B en C 0 0 30 10 2 1
35 Warmtevoorzieningsinstallaties, gasgestookt:
35 - blokverwarming 10 0 30 10 2 1
36 WINNING EN DISTRIBUTIE VAN WATER
36 Waterwinning-/ bereiding- bedrijven:
36 Waterdistributiebedrijven met pompvermogen:
36 - < 1 MW 0 0 30 10 2 1
41,
42, 43
BOUWNIJVERHEID
41, 42, 43 - aannemersbedrijven met werkplaats: b.o.< 1000 m² 0 10 30 10 2 1 B
45, 47 HANDEL/REPARATIE VAN AUTO'S, MOTORFIETSEN; BENZINESERVICESTATIONS
451, 452, 454 Handel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven 10 0 30 10 2 2 B
45204 Autobeklederijen 0 0 10 10 1 1
45205 Autowasserijen 10 0 30 0 2 3
453 Handel in auto- en motorfietsonderdelen en -accessoires 0 0 30 10 2 1
46 GROOTHANDEL EN HANDELSBEMIDDELING
461 Handelsbemiddeling (kantoren) 0 0 10 0 1 1
4622 Grth in bloemen en planten 10 10 30 0 2 2
4634 Grth in dranken 0 0 30 0 2 2
4635 Grth in tabaksprodukten 10 0 30 0 2 2
4636 Grth in suiker, chocolade en suikerwerk 10 10 30 0 2 2
4637 Grth in koffie, thee, cacao en specerijen 30 10 30 0 2 2
4638, 4639 Grth in overige voedings- en genotmiddelen 10 10 30 10 2 2
464, 46733 Grth in overige consumentenartikelen 10 10 30 10 2 2
46499 Grth in vuurwerk en munitie:
46499 - consumentenvuurwerk, verpakt, opslag < 10 ton 10 0 30 10 V V 2 2
46499 - munitie 0 0 30 30 2 2
4673 Grth in hout en bouwmaterialen:
4673 - algemeen: b.o. <= 2000 m² 0 10 30 10 2 1
46735 zand en grind:
46735 - algemeen: b.o. <= 200 m² 0 10 30 0 2 1
4674 Grth in ijzer- en metaalwaren en verwarmingsapparatuur:
4674 - algemeen: b.o. < = 2.000 m² 0 0 30 0 2 1
46752 Grth in kunstmeststoffen 30 30 30 30 R 2 1
4676 Grth in overige intermediaire goederen 10 10 30 10 2 2
466, 469 Overige grth (bedrijfsmeubels, emballage, vakbenodigdheden e.d. 0 0 30 0 2 2
47 DETAILHANDEL EN REPARATIE T.B.V. PARTICULIEREN
952 Reparatie t.b.v. particulieren (excl. auto's en motorfietsen) 0 0 10 10 1 1
55 LOGIES-, MAALTIJDEN- EN DRANKENVERSTREKKING
562 Cateringbedrijven 10 0 30 10 2 1
49 VERVOER OVER LAND
493 Taxibedrijven 0 0 30 0 2 2
495 Pomp- en compressorstations van pijpleidingen 0 0 30 10 2 1 B
52 DIENSTVERLENING T.B.V. HET VERVOER
52109 Opslaggebouwen (verhuur opslagruimte) 0 0 30 10 2 2
5221 Autoparkeerterreinen, parkeergarages 10 0 30 0 2 3 L
53 POST EN TELECOMMUNICATIE
531, 532 Post- en koeriersdiensten 0 0 30 0 2 2
61 Telecommunicatiebedrijven 0 0 10 0 1 1
61 zendinstallaties:
61 - FM en TV 0 0 0 10 1 1
61 - GSM en UMTS-steunzenders (indien bouwvergunningplichtig) 0 0 0 10 1 1
77 VERHUUR VAN TRANSPORTMIDDELEN, MACHINES, ANDERE ROERENDE GOEDEREN
7711 Personenautoverhuurbedrijven 10 0 30 10 2 2
772 Verhuurbedrijven voor roerende goederen n.e.g. 10 10 30 10 2 2
62 COMPUTERSERVICE- EN INFORMATIETECHNOLOGIE
62 Computerservice- en informatietechnologie-bureau's e.d. 0 0 10 0 1 1
58, 63 Datacentra 0 0 30 0 2 1
72 SPEUR- EN ONTWIKKELINGSWERK
721 Natuurwetenschappelijk speur- en ontwikkelingswerk 30 10 30 30 R 2 1
722 Maatschappij- en geesteswetenschappelijk onderzoek 0 0 10 0 1 1
63, 69tm71, 73, 74, 77, 78, 80tm82 OVERIGE ZAKELIJKE DIENSTVERLENING
74203 Foto- en filmontwikkelcentrales 10 0 30 10 2 2 B
82992 Veilingen voor huisraad, kunst e.d. 0 0 10 0 1 2
37, 38, 39 MILIEUDIENSTVERLENING
3700 rioolgemalen 30 0 10 0 2 1
382 Afvalverwerkingsbedrijven:
382 - verwerking fotochemisch en galvano-afval 10 10 30 30 R 2 1 B L
59 CULTUUR, SPORT EN RECREATIE
591, 592, 601, 602 Studio's (film, TV, radio, geluid) 0 0 30 10 2 2
931 Sportscholen, gymnastiekzalen 0 0 30 0 2 2
96 OVERIGE DIENSTVERLENING
96012 Chemische wasserijen en ververijen 30 0 30 30 R 2 2 B L
96013 Wasverzendinrichtingen 0 0 30 0 2 1
96013 Wasserettes, wassalons 0 0 10 0 1 1
9602 Kappersbedrijven en schoonheidsinstituten 0 0 10 0 1 1
9313, 9604 Fitnesscentra, badhuizen en sauna-baden 10 0 30 0 2 1
9609 Persoonlijke dienstverlening n.e.g. 0 0 10 0 1 1
Tabel 2: Opslagen en installaties
0 OPSLAGEN
1 butaan, propaan, LPG (in tanks):
1 - bovengronds, < 2 m³ - - - 30 2 -
3 brandbare vloeistoffen (in tanks):
3 - ondergronds, K1/K2/K3-klasse 10 - - 10 1 - B
3 - bovengronds, K3-klasse: < 10 m³ 10 - - 10 2 - B
4 Overige gevaarlijke stoffen in tanks:
4 - bovengronds < 10 m³ en onder drempelwaarde BRZO 10 - - 10 1 -
5 Gevaarlijke stoffen (incl. bestrijdingsmiddelen) in emballage of in gasflessen:
5 - kleine hoeveelheden < 10 ton - - - 10 1 -
5 - beperkte hoeveelheden (< 150 ton) en hoog
beschermingsniveau
- - - 30 2 -
6 ontplofbare stoffen en munitie:
6 - < 250.000 patronen en < 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 10 1 -
6 - >= 250.000 patronen en >= 25 kg NEM (netto explosieve massa) overig gevarensubklasse 1.4 - - - 30 2 -
11 INSTALLATIES
14 laboratoria:
14 - chemisch / biochemisch 30 0 30 10 D 2 1
14 - medisch en hoger onderwijs 10 0 30 10 2 1
15 luchtbehandelingsinst. t.b.v. detailhandel 10 0 10 0 1 1
16 keukeninrichtingen 30 0 10 0 2 1
18 koelinstallaties ammoniak < 400 kg 0 0 30 10 2 1
22 noodaggregaten t.b.v. elektriciteitsopwekking 10 0 30 10 D 2 1
25 vorkheftrucks, elektrisch 0 10 30 0 2 1
26 transformatoren < 1 MVA 0 0 10 10 1 1
29 hydrofoorinstallaties 0 0 30 0 2 1
31 stookinstallaties>900kW thermisch vermogen:
32 - gas, < 2,5 MW 10 0 30 10 2 1
32 - olie, < 2,5 MW 30 0 30 10 2 1
33 luchtcompressoren 10 10 30 10 D 2 1
34 liftinstallaties 0 0 10 10 1 1
35 motorbrandstofpompen zonder LPG 30 0 30 10 2 2 B

Bijlage 2 Nadere Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Deze bijlage is ontleend aan 'Bedrijven en milieuzonering', Sdu Uitgevers bv, Den Haag (2009).

1. Hoofdindeling

Tabel 1 omvat de bedrijfstypen met codering volgens de Standaard Bedrijfsindeling (SBI) 2008. Bij die bedrijfstypen is rekening gehouden met de normaliter bij deze bedrijven voorkomende opslagen en installaties.

Tabel 2 omvat algemene opslagen en installaties voor situaties dat:

  1. 1. bedrijven bijzondere opslagen en/of installaties hebben, die anders dan 'normaal' zijn voor die bedrijven of
  2. 2. het betreft opslagen en/of installaties, die op zich niet als een bepaald bedrijf of bedrijfstype kunnen worden aangemerkt, maar wel als een relevante bedrijfsactiviteit in het kader van een bestemmingsplan.

2. Afstanden voor geur, stof, geluid en gevaar

Per bedrijfstype zijn voor elk van de aspecten geur, stof, geluid en gevaar de afstanden aangegeven die in de meeste gevallen kunnen worden aangehouden tussen een bedrijf en woonbebouwing, om hinder en schade aan mensen tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Voor elk van de aspecten is de noodzakelijk geachte afstand bepaald. In principe geldt de afstand tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van een woning. Uit de vier verkregen afstanden kan de uiteindelijk noodzakelijk geachte afstand worden afgeleid: de grootste van de vier. Bij deze invulling zijn de volgende afstandscategorieën gehanteerd voor omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied:

10 m
30 m
50 m
100 m
200 m
300 m
500 m
700 m
1.000 m
1.500 m

Mocht een bedrijf meerdere SBI-codes kennen, dan moet voor elk aspect de grootste afstand worden genomen. Dat geldt ook voor de gebruikte installaties en opslagen.
Opgemerkt dient te worden dat de methodiek in de eerste plaats is ontwikkeld om in nieuwe situaties een vestigingsplaats voor een bedrijf vast te stellen en niet voor toetsing van bestaande situaties. Daarom wordt bij bestaande situaties uitgegaan van de maatregelen, die voor een nieuwe vestiging van een dergelijk bedrijfs- /activiteitstype redelijkerwijs kunnen worden verwacht. Verder gelden de afstanden alleen in relatie tot rustige woonwijken gelegen in zuivere woongebieden, dus niet voor woningen die in gebieden liggen met een andere bestemming of kwalificatie.
Voor de toepassing van deze methodiek op bestaande situaties is het zeker niet zo dat elk bedrijf, dat is gevestigd op kortere afstand tot aaneengesloten woonbebouwing dan de wenselijke, zonder meer onaanvaardbaar is. Wel geeft de gewenste afstand een maat voor potentiële hinder, gevaar of schade.

3. Gevaar: risico (R) en vuurwerk (V)

Voor bepaalde bedrijfstypen is na de afstand voor gevaar de letter R van 'risico' aangegeven. Dat houdt in dat voor deze bedrijfsactiviteiten moet worden nagegaan of het Bevi van toepassing is.
Daarnaast is bij bepaalde bedrijfstypen na de afstand voor gevaar de letter V van 'vuurwerk' opgenomen. Voor deze bedrijfsactiviteiten dient getoetst te worden aan het Vuurwerkbesluit.

4. Categorie

De milieucategorie wordt afgeleid van de grootste afstand van de afstanden, die daarvóór in de kolommen geur, stof, geluid en gevaar zijn vermeld. De milieucategorie is vermeld in kolom 'categorie'.
Onder de kop 'categorie' is een indeling opgenomen, in tien mogelijke milieucategorieën:

milieucategorie grootste afstand
1 10 m
2 30 m
3.1 50 m
3.2 100 m
4.1 200 m
4.2 300 m
5.1 500 m
5.2 700 m
5.3 1.000 m
6 1.500 m


5. Indices voor verkeersaantrekkende werking, bodem (B) en lucht (L)

Het aspect verkeer(saantrekkende werking) is kwalitatief beoordeeld. Dat weerspiegelt zich in een indicatie omtrent de bronsterkte:
1. potentieel geringe verkeersaantrekkende werking;
2. potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking;
3. potentieel zeer grote verkeersaantrekkende werking.

Het aspect bodem (bodemverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een verhoogde kans op bodemverontreiniging geeft.
Het aspect lucht (luchtverontreiniging) geeft aan dat een activiteit een uitstoot van schadelijke stoffen naar de lucht heeft die mogelijk in planologisch opzicht relevant is.

6. Verklaring gebruikte afkortingen

- : niet van toepassing / niet relevant
< : kleiner dan
> : groter dan
= : gelijk aan
cat. : categorie
e.d. : en dergelijke
i.e. : inwonereenheden
kl. : klasse
n.e.g. : niet elders genoemd
o.c. : opslagcapaciteit
p.c. : productiecapaciteit
p.o. : productieoppervlak
b.o. : bedrijfsoppervlak
v.c. : verwerkingscapaciteit
u : uur
d : dag
w : week
j : jaar
B : bodemverontreiniging
L : luchtverontreiniging
R : risico (Besluit externe veiligheid inrichting mogelijk van toepassing)
V : vuurwerkbesluit van toepassing

Bijlage 3 Negatieve Lijst Van Bedrijvigheid

De volgende bedrijvigheid is in het kader van dit bestemmingsplan niet toegestaan:

1. Vervoersbedrijven, logistieke of distributiebedrijven die in hoofdzaak zijn aangewezen op vervoer van personen of goederen;

2. Zelfstandige kantoren;

3. Opslag van gevaarlijke en/of brandgevaarlijke of explosieve stoffen c.q. een inrichting als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;

4. Een verkooppunt voor motorbrandstoffen.

Bijlage 1 Beplantingsplan Hengelderweg 6-10

Bijlage 1 Beplantingsplan Hengelderweg 6-10

Bijlage 2 Archeologische Onderzoeken

Bijlage 2 Archeologische onderzoeken

Bijlage 3 Bodemonderzoeken

Bijlage 3 Bodemonderzoeken

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Geuronderzoek Hengelderweg 6

Bijlage 5 Geuronderzoek Hengelderweg 6

Bijlage 6 Onderzoeken Flora En Fauna

Bijlage 6 Onderzoeken flora en fauna

Bijlage 7 Voortoets Luchtkwaliteit Hengelderweg 6

Bijlage 7 Voortoets luchtkwaliteit Hengelderweg 6

Bijlage 8 Geohydrologisch Onderzoek Hengelderweg 6

Bijlage 8 Geohydrologisch onderzoek Hengelderweg 6

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 10 Notities Overleg Regio Achterhoek

Bijlage 10 Notities overleg Regio Achterhoek

Bijlage 11 Aanvraag Ontheffing Provinciale Verordening

Bijlage 11 Aanvraag ontheffing provinciale verordening

Bijlage 12 Ontheffing Rvg 6 April 2012

Bijlage 12 Ontheffing RVG 6 april 2012

Bijlage 13 Besluit Hogere Grenswaarde 1 Mei 2012

Bijlage 13 Besluit hogere grenswaarde 1 mei 2012