KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Natuur
Artikel 4 Water
Artikel 5 Wonen – Landhuis
Artikel 6 Leiding – Gas
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Archeologische Bureau Onderzoeken
Onderzoek Natuurwaarden
Presentatie Verbeelding
Beeldkwaliteitsplan
Inpassingsplan
Onbekend 1
Onbekend 2
Samenvatting Zienswijzen

Bestemmingsplan Landgoed Barthenhorst

Bestemmingsplan - gemeente Montferland

Onherroepelijk op 22-12-2011 - geheel onherroepelijk in werking

Bestanden

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

  1. plan:

het bestemmingsplan Landgoed Barthenhorst van de gemeente Montferland;

  1. bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1955.bplgbgbwonsomwglgd-or01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

  1. aan huis gebonden beroep:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, financieel, juridisch, (para-)medisch, therapeutisch, persoonlijk, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het beroep kan worden aangemerkt, een seksinrichting of een beroep in de prostitutie, in welke vorm dan ook. Hieronder wordt wel verstaan een kleinschalige voorziening ten behoeve van kinderopvang;

  1. agrarisch medegebruik:

een gebruik voor kleinschalige agrarische activiteiten, al dan niet met een hobbymatig karakter;

  1. bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  1. bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijfsactiviteiten in de woning en de daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie in overwegende mate en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie verenigbaar is. In ieder geval wordt hieronder niet verstaan: het voeren van kappersactiviteiten, een detailhandelsvestiging, een horecabedrijf, een baliefunctie die niet als ondergeschikt aan het bedrijf kan worden aangemerkt, een seksinrichting of een bedrijf in de prostitutie, in welke vorm dan ook;

  1. bed and breakfast:

een kleinschalige overnachtingsaccommodatie in een woning of bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, waarbij de bed and breakfast ondergeschikt is aan de hoofdfunctie;

  1. bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

  1. bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

  1. bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

  1. bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

  1. bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

  1. bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

  1. educatieve voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het overdragen van kennis in de vorm van workshops en trainingen;

  1. extensieve dagrecreatie:

extensieve vorm van dagrecreatie, zoals wandelen, fietsen, vissen, picknicken en paardrijden, inclusief naar de aard en omvang daartoe behorende voorzieningen, zoals picknicktafels en informatieborden, waarbij de recreatievorm geen specifiek beslag legt op de ruimte;

  1. gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

  1. peil:

  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst:

de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;

  1. in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aan het bouwwerk aansluitende afgewerkte maaiveld.

  1. pluktuin:

het gebruik van gronden ten behoeve van het telen van bloemen, fruit en groenten.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

  1. de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

  1. de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

  1. de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

  1. de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

  1. de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

  1. de inhoud van een woning:

boven de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, boven peil, tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidsmuren) en dakvlakken, met inbegrip van erkers, dakkapellen en soortgelijke delen en uitgezonderd overdekte terrassen en luifels buiten de buitenwerkse gevelvlakken, voor zover die onderdeel uitmaken van het dakvlak.

Onder de begane grondvloer, of, voor zover de begane grondvloer niet overeenkomt met peil, onder peil, aanwezige constructiedeel of -delen worden niet meegerekend, voor zover die zijn gelegen binnen de denkbeeldig doorgetrokken buitenwerkse gevelvlakken (en/of harten van scheidsmuren) én voor zover niet rechtstreeks buiten de woning bereikbaar via een hellingbaan, trap of soortgelijke toegang;

Bij het meten worden ongeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en dakoverstekken, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrens en/of de lengte van het overstek ten opzichte van de buitenwerkse gevelvlakken niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;

  2. instandhouding van aldaar voorkomende watergangen, sloten en andere waterpartijen;

  3. extensieve dagrecreatie voorzover de in sub a en b bedoelde waarden niet onevenredig worden aangetast.

3.2 Bouwregels

  1. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) van burgemeester en wethouders op en in de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:

    1. aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeerterreinen
      (> 200 m2) en andere verhardingen;

    2. egaliseren, ophogen, afgraven van gronden;

    3. bebossen en beplanten met houtopstanden;

    4. vellen en rooien van houtopstanden, tenzij al een kapvergunning nodig is op basis van de Bomenverordening;

    5. aanleg ondergrondse leidingen;

    6. dempen van sloten en graven van watergangen.

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen.

  1. Geen omgevingsvergunning als bedoeld in sub a is vereist voor:

    1. werkzaamheden ten behoeve van normaal beheer en onderhoud;

    2. werkzaamheden welke op het moment van het inwerking treden van het plan legaal in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip geldende, dan wel aangevraagde vergunning;

    3. werkzaamheden ten behoeve van de realisering en aanleg van het landgoed overeenkomstig het inrichtings-, beplantings- en beheerplan (d.d. 18 februari 2011).

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. watergangen, waterpartijen, oevers, taluds, onderhoudspaden en kaden;

  2. waterhuishouding;

  3. instandhouding en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende danwel daaraan eigen landschaps- en natuurwaarden;

  4. extensieve dagrecreatie.

4.2 Bouwregels

  1. Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;

  2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:

    1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 5 Wonen – Landhuis

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Landhuis' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen;

  2. aan huis gebonden beroep;

  3. agrarisch medegebruik;

  4. bed and breakfast, met dien verstande dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 70 m2 en is ondergebracht in een bijgebouw;

  5. groen,

met daaraan ondergeschikt:

  1. extensieve dagrecreatie,

met de daarbij behorende:

  1. terreinen;

  2. tuinen en erven;

  3. wegen en paden;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. water;

  6. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels

  1. Op of in deze gronden is het bouwen van gebouwen toegestaan.

  1. Voor het bouwen van het woonhuis gelden de volgende regels:

    1. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan respectievelijk 6 m en 11 m;

    2. de inhoud mag niet meer bedragen dan 2.500 m3;

    3. de dakhelling mag niet minder dan 30°, doch niet meer dan 60° bedragen.

  1. Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

    1. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen respectievelijk 5 m en 8 m;

    2. de oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 300 m2.

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte van de overkapping mag niet meer bedragen dan 8 m;

    2. de oppervlakte van de overkapping mag niet meer bedragen dan 60 m2;

    3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. het gebruik van gedeelten van de gebouwen voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep indien:

    1. het beroep niet wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis, met dien verstande dat één extra arbeidskracht, welke geen bewoner is van het woonhuis, is toegestaan;

    2. de beroepsvloeroppervlakte meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;

    3. buitenopslag plaatsvindt;

    4. parkeren niet op eigen erf plaatsvindt;

  2. het gebruik ten behoeve van bedrijf aan huis;

  3. het gebruik van bijgebouwen voor bewoning.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 sub b ten behoeve van het vestigen van een bedrijf aan huis, mits:

  1. het betreft beroeps- en bedrijfsactiviteiten die in de van deze regels deel uitmakende bijlage 1 (Staat van bedrijfsactiviteiten) zijn aangeduid als categorie 1, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;

  2. het bedrijf aan huis (binnen de bebouwing) wordt uitgeoefend door één van de bewoners van het woonhuis waarbij één arbeidskracht ter plekke werkzaam mag zijn;

  3. de beroepsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40% van de totale vloeroppervlakte van de betreffende woning en de daarbij behorende bijgebouwen tot een maximum van 50 m2;

  4. geen buitenopslag plaatsvindt;

  5. parkeren op eigen erf plaatsvindt;

  6. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen en technische installaties, het landelijk karakter van de omgeving niet onevenredig aantasten;

g. het betreffende bedrijf aan huis geen belemmering mag opleveren voor de omliggende functies;

h. een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gegarandeerd is op de betreffende locatie van het bedrijf aan huis.

Artikel 6 Leiding – Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg

en de instandhouding van een ondergrondse hogedrukhoofdaardgastransportleiding.

6.2 Bouwregels

  1. Op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden met de bestemming ‘Leiding –Gas’ mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde leiding worden gebouwd.

  2. De oppervlakte en de bouwhoogte van een gebouw mogen niet meer dan respectievelijk 10 m² en 3 m bedragen.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in de in lid 6.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), ter plaatse van de in lid 6.1 bedoelde gronden, de volgende werken, niet zijnde bouwwerken, of werkzaamheden uit te voeren:

    1. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplanting, bijvoorbeeld rietbeplanting;

    2. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontgronding of ophoging;

    3. het verrichten van grondroeractiviteiten (bijvoorbeeld het aanbrengen van rioleringen, kabels, drainage, leidingen, met uitzondering van hoofdaardgastransportleidingen) anders dan normaal spit- en ploegwerk;

    4. het indrijven van voorwerpen in de bodem;

    5. diepploegen;

    6. het aanbrengen van gesloten verhardingen;

    7. het permanent opslaan van goederen waaronder ook begrepen het opslaan van afvalstoffen;

    8. het aanleggen van waterlopen of het vergraven, verruimen of dempen van bestaande waterlopen;

    9. het plaatsen van onroerende objecten, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair.

  1. Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die:

    1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

    2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;

    3. normaal onderhoud betreffen;

  1. De werken en/of werkzaamheden bedoeld in sub a zijn slechts toelaatbaar indien dit niet strijdig is met de belangen van de leidingen.

  1. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning zoals bedoeld in sub a te beslissen, wint het college van burgemeester en wethouders tijdig schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Bij een omgevingsvergunning, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, kan worden afgeweken van deze planregels:

  1. indien er afwijkingen zijn ten aanzien van de ligging van bestemmings- en bebouwingsgrenzen welke noodzakelijk zijn ter aanpassing van het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein, mits die afwijkingen ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer dan 5 m bedragen;

  2. voor afwijkingen van de regels, gesteld ten aanzien van maten en percentages, mits die afwijkingen beperkt blijven tot ten hoogste 10% van de in het plan aangegeven maten en percentages. Deze afwijking bij een omgevingsvergunning geldt niet voor maten met betrekking tot de inhoud van de woning en de oppervlakte van bijgebouwen;

  3. ten behoeve van het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor nutsvoorzieningen, zoals gasdrukregelstations, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, uitgezonderd verkooppunten van motorbrandstoffen, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 3 m en niet de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.

  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Bestemmingsplan Landgoed Barthenhorst’.

Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Staat van bedrijfsactiviteiten

Archeologische Bureau Onderzoeken

Archeologische bureau onderzoeken

Onderzoek Natuurwaarden

Onderzoek Natuurwaarden

Presentatie Verbeelding

Presentatie Verbeelding

Beeldkwaliteitsplan

Beeldkwaliteitsplan

Inpassingsplan

Inpassingsplan

Onbekend 1

Inrichtingstekening 1

Onbekend 2

Inrichtingstekening 2

Samenvatting Zienswijzen

Samenvatting Zienswijzen