Tracébesluit A27 - gemeente Altena
Bestemmingsplan - gemeente Altena
Vastgesteld op 21-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Altena met identificatienummer NL.IMRO.1959.AltBP098TraceA27-VG01 van de gemeente Altena;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 antenne:
een constructie, bestaande uit een mast, een ontvang- en zendmast of een stelsel van draden, dan wel een schotel bestemd voor (tele)communicatiedoeleinden;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bedrijf:
het bedrijfsmatig vervaardigen of repareren van goederen, dan wel het verrichten van ambachtelijke diensten;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bijgebouw:
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
1.11 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.12 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.13 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.14 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.15 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.16 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.17 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.18 monument:
zaken als bedoeld in artikel 1 sub b van de Monumentenwet 1988, als zodanig geplaatst in het register van beschermde monumenten evenals zaken die zijn geplaatst op de gemeentelijke monumentenlijst;
1.19 peil:
- a. de hoogte van het afgewerkte maaiveld + 15 cm;
- b. indien de kruin van de weg lager ligt dan de onder a genoemde hoogte, geldt de kruin van de weg als peil;
1.20 seksinrichting:
hieronder wordt in ieder geval verstaan een prostitutiebedrijf, seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub al dan niet in combinatie met elkaar;
1.21 stroomweg:
een weg gericht op continue doorstroming met hoge snelheid; dit betreft autosnelwegen en autowegen;
1.22 voorgevel:
de naar de wegzijde gekeerde gevel; in geval er meerdere gevels zijn aan te merken als voorgevel, is de gevel die meetelt in de huisnummering de voorgevel;
1.23 woning:
een ruimte of complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
afstanden:
van bouwwerken tot andere bouwwerken, bebouwingsgrenzen en perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken mag worden bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
bovenkant spoorstaaf:
de hoogte van de bovenkant van de laagst gesitueerde spoorstaaf.
dakhelling:
de hoek gemeten langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
diepte van een gebouw:
- horizontale diepte: de lengte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de naar de weg gekeerde gevel;
- verticale diepte: de diepte van een gebouw, gemeten vanaf de bovenzijde van de (afgewerkte) begane grondvloer.
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
hoogte van een molen:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen.
hoogte van een windturbine:
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken. Ondergronds bouwdelen en dakkapellen worden niet meegerekend voor het bepalen van de inhoud van een bouwwerk.
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
langtijdgemiddelde:
het gemiddelde van de afwisselende niveau's van het ter plaatse optredende geluid, gemeten over een aaneengesloten periode van tenminste 10 minuten en vastgesteld en beoordeeld overeenkomstig de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai, met dien verstande dat de bedrijfsduurcorrectie niet worden toegepast.
2.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken, ook indien gelegen buiten het aangegeven bestemmingsvlak, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Rijkswegen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Rijkswegen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. stroomwegen;
- b. ontsluitingswegen;
- c. onderdoorgang voor railverkeer;
inclusief bijbehorende:
- d. geluidsbeperkende voorzieningen;
- e. parkeervoorzieningen;
- f. groenvoorzieningen, bermen, waterlopen en waterpartijen;
- g. kunstobjecten.
Met uitzondering van de A27 mag van deze wegen het aantal rijstroken ten hoogste 2 rijstroken bedragen, waarbij de opstelvakken niet zijn meegerekend. Van de A27 mag het aantal rijbanen ten hoogste 3 bedragen, met maximaal 4 rijstroken per rijbaan, waarbij de op- en afritten, spitsstroken, weefvakken, redresseerstroken en vluchtstroken niet zijn meegerekend.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering van voorzieningen als deze eisen gewenst of noodzakelijk zijn in relatie tot de in het geding zijnde belangen, zoals landschappelijke, natuurwetenschappelijke, ecologische, cultuurhistorische, stedenbouwkundige, verkeersbelangen en/of de bijzondere waarden van een gebied. Deze waarden zijn beschreven in de rapportages die ten grondslag liggen aan het Tracébesluit.
Uitgangspunt is dat bij een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een inpassingsplan ter beoordeling voorligt dat recht doet aan een goede landschappelijke inpassing in relatie tot de bestaande verkeersbelangen. Binnen deze bestemming kunnen concreet nadere eisen worden gesteld ten aanzien van de plaats en de afmetingen van overige bouwwerken in relatie tot:
- a. de verkeersveiligheid: als gevolg van bebouwingsmogelijkheden mogen geen verkeersonveilige situaties ontstaan;
- b. de sociale veiligheid: voorkomen dient te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
- c. de situering van parkeervoorzieningen.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van gebruik gronden en bouwwerken is het bepaalde in artikel 16 (Algemene gebruiksregels) van toepassing.
Artikel 4 Leiding - Riool
4.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de verbeelding nader aangewezen voor 'Leiding - Riool' zijn, behalve voor de daar voorkomende (basis)bestemmingen, mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse rioolleidingen voor het transport van afvalstoffen en daarmee vergelijkbare doeleinden, waarbij :
- a. de figuuraanduiding 'hartlijn leiding - riool' de hartlijn van de rioolleiding aangeeft;
- b. artikel 20.1 van de planregels in acht dient te worden genomen.
4.2 Bouwregels
Op de gronden met de dubbelbestemming 'Leiding - Riool' mag niet worden gebouwd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen.
- b. overige bebouwing is uitgesloten, met uitzondering van bouwwerken, geen gebouwen zijnde - indien onderliggende bestemming bebouwing toelaat - en die zijn overeengekomen met de leidingbeheerder.
4.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 van de planregels en bebouwing toestaan, onder de voorwaarden dat:
- a. de onderliggende (basis)bestemming de bebouwing toelaat;
- b. door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk geen schade wordt of kan worden toegebracht aan de in 10.1 omschreven doeleinden;
- c. alvorens burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning verlenen, zij de beheersinstantie van de betrokken leidingen horen.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van archeologische monumenten en de archeologische resten van historische kernen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 1' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
5.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 50 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachting (diepteligging 0-0,5 m -Mv), middelhoge archeologische verwachting (diepteligging 0-0,5 m -Mv), onbekende archeologische verwachting, archeologische vindplaatsen en de archeologische resten van verdronken nederzettingen, waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 2' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
6.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,30 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
6.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 3
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een hoge archeologische verwachting (diepteligging 0,5 - 1,5 m - Mv) en middelhoge archeologische verwachting (diepteligging 0,5 - 1,5 m -Mv), waarbij de bestemming 'Waarde- Archeologie - 3' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 0,50 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
7.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een middelhoge archeologische verwachting (diepteligging 1,5 - 3 m -Mv), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 1,50 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
8.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 9 Waarde - Archeologie - 5
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een middelhoge archeologische verwachting (diepteligging 3 - 5 m - Mv), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
9.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 3 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
9.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 10 Waarde - Archeologie - 6
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van terreinen met een middelhoge archeologische verwachting (diepteligging > 5 m - Mv), waarbij de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6' voorrang heeft op de andere daar voorkomende bestemming(en).
10.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
- a. Het is verboden op de voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegde gezag, een aanwezig bouwwerk te slopen, indien de oppervlakte van het bouwwerk meer bedraagt dan 100 m² en de diepte meer bedraagt dan 5 meter onder het bestaande maaiveld;
- b. Aan de omgevingsvergunning kan in elk geval de voorwaarde worden gesteld dat de sloop wordt begeleid door een gekwalificeerde deskundige (zijnde een archeologisch bedrijf met een opgravingsvergunning). Hiervoor is een door het bevoegd gezag schriftelijk goedgekeurd Programma van Eisen vereist dat is opgesteld conform de vigerende Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);
- c. Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerkzaamheden vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag, dat in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende voorschriften kan verbinden aan de omgevingsvergunning
- d. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien blijkt dat de sloop een onevenredige aantasting van de archeologische waarden van de gronden tot gevolg heeft.
10.6 Wijzigingsbevoegdheid
Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- a. het behoud en herstel en ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden van de forten die behoren tot de Nieuwe Hollandse Waterlinie.
- b. cultuur- en natuureducatie;
- c. extensief recreatief medegebruik.
11.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
Op de voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn in aanvulling op de elders in deze regels toegestane bouwwerken, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan ten dienste van de dubbelbestemming, waaronder worden begrepen bewegwijzering, terreinafscheidingen, informatieborden en straatmeubilair, met een bouwhoogte van maximaal 3 meter.
Artikel 12 Waterstaat - Waterkering
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de waterkering.
12.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en aangelegd en gelden de volgende regels:
- a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 12.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 9,0 m;
- b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. er dient advies te worden verkregen van de waterbeheerder.
12.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van lid 12.2, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
12.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 13 Waterstaat - Waterstaatkundige Functie
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
- a. de berging en afvoer van hoog oppervlaktewater, sediment en ijs;
- b. de waterhuishouding;
- c. de aanleg, het onderhoud en de verbetering van de waterkering en het vergroten van de afvoercapaciteit;
- d. de instandhouding van de waterstaatsdoeleinden in de vorm van de waterhuishouding of de bescherming en het behoud van de beschikbare afvoer- en bergingscapaciteit van het rivierbed;
- e. het verkeer te water;
- f. met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.
13.2 Bouwregels
- a. in afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd;
- b. gebouwen mogen niet worden gebouwd;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 30 m.
13.3 Afwijken van de bouwregels
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen, mits advies is verkregen van Rijkswaterstaat.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 14 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 15 Algemene Bouwregels
15.1 Voorkomen strijdigheid door gebouw
Geen gebouw mag worden opgericht, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel een reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
15.2 Voorkomen strijdigheid door overig bouwwerk of uitvoeren van een werk
Geen overig bouwwerk, werk -geen bouwwerk zijnde- of werkzaamheid mag worden uitgevoerd, indien hierdoor op enig terrein of bouwperceel een situatie zou ontstaan, waarbij aan deze regels niet langer meer zou worden voldaan, dan wel reeds bestaande afwijking zou worden vergroot.
15.3 Regel inzake ondergronds bouwen
Bij de beoordeling van ondergrondse bouwwerken gelden de regels van de bovenliggende bestemming, tenzij in de regels anders is bepaald, dan wel voor de onderlaag een afzonderlijke bestemming is gegeven in welk geval de regels van die bestemming gelden.
Artikel 16 Algemene Gebruiksregels
16.1 Gebruiksbepaling
Het is verboden gronden en bouwwerken te (laten) gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de op de verbeelding aangeven bestemming en deze voorschriften.
16.2 Strijdig gebruik van onbebouwde gronden
16.3 Strijdig gebruik van bouwwerken
16.4 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en Wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in de leden 16.1, 16.2 en 16.3 indien strikte toepassing van de regel zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel 17 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 18 Algemene Afwijkingsregels
18.1
Indien niet op grond van een andere regel kan worden afgeweken, zijn burgemeester en wethouders bevoegd af te wijken van de desbetreffende regels in dit plan voor:
- a. het afwijken van de voorgeschreven maten en afmetingen tot een maximum van 10%, indien in verband met de realisering van de bestemming of ingekomen bouwaanvraag, de afwijking noodzakelijk is en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van derden; deze afwijking mag niet cumulatief worden gebruikt ten opzichte van een eerder verleende afwijkingen;
- b. het aanbrengen van geringe wijzigingen in de plaats en de richting van bebouwingsgrenzen of aanduidingen, mits deze nodig zijn in verband met afwijkingen en onnauwkeurigheden van de verbeelding ten opzichte van de feitelijke situatie, dan wel nodig zijn in verband met de juiste inpassing van de gebouwen binnen de bebouwingsvlakken, waarbij: de grenzen met niet meer dan 3 m. mogen worden verschoven; de in dit lid bedoelde afwijking mag niet leiden tot een feitelijke vergroting van bestemmings- of bouwvlakken;
- c. het oprichten van overige bouwwerken van openbaar nut (o.a. straatverlichting, verkeersgeleiders en/of –borden), met dien verstande dat de hoogte van deze overige bouwwerken niet meer mag bedragen dan 18 meter;
- d. de bouw van straatmeubilair binnen bestemmingen waar dit niet rechtens is toegestaan;
- e. de bouw van overige bouwwerken ten dienste van het landelijk alarmeringsnetwerk waarbij de bouwhoogte bij vrijstaande bouwwerken niet meer mag bedragen dan 25 meter;
18.2 Voorwaarden toepassing afwijkingsregels
Artikel 19 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet de ruimtelijke ordening, het plan te wijzigen als de wijziging betrekking heeft op:
- a. het oprichten van transformatorhuisjes, gemaalgebouwtjes en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 150 m³, een goothoogte van ten hoogste 3,50 m. en een hoogte van ten hoogste 5 m., die in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en voor zover deze op grond van artikel 18, lid 18.1 onder c, niet kunnen worden gebouwd;
- b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen en bebouwingsvlakken, als bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
- c. het wijzigen van gebieden met de bestemming `Agrarisch met waarden- natuur- en landschapswaarden' naar de bestemming `Natuur' als de agrarische activiteiten in het betreffende gebied worden gestaakt.
Alvorens de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast horen burgemeester en wethouders een agrarisch deskundige en/of een deskundige inzake natuur en landschap en/of een deskundige
Artikel 20 Overige Regels
20.1 Voorrangsregeling dubbelbestemmingen
Indien en voor zover dubbelbestemmingen samenvallen gelden:
in de eerste plaats de regels van de bestemming Waterstaat – Waterkering;
in de tweede plaats de regels van de bestemming Waterstaat – Waterstaatkundige functie;
in de derde plaats de regels van de bestemming Leiding – Riool;
in de vierde plaats de regels van de bestemming Waarde – Archeologie resp. Waarde - Cultuurhistorie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 21 Overgangsrecht
21.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing is op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 22 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: regels van het “bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Altena”
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Altena van 21-06-2022.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 20 december 2018 is het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder vastgesteld door de minister van Infrastructuur en Waterstaat (Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder). Het betreft de verbreding van de A27 op het genoemde traject.
Voor de besluitvorming over de maatregelen, die de capaciteit van de A27 vergroten, is op grond van de Tracéwet de Tracéwetprocedure gevolgd. Op basis van de Wet milieubeheer is een Milieueffectrapport A27 Houten - Hooipolder gemaakt.
In artikel 13 lid 10 van de Tracéwet is aangegeven dat de gemeenteraad binnen een jaar nadat het Tracébesluit onherroepelijk is geworden, een bestemmingsplan of beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening overeenkomstig het Tracébesluit vast stelt. Sinds 26 augustus 2020 heeft het Tracébesluit een onherroepelijk status heeft gekregen. Het Tracébesluit is volledig onherroepelijk geworden bij uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 december 2020 (uitspraak bestuurlijke lus).
Eveneens is in artikel 13 lid 10 van de Tracéwet bepaald dat het niet mogelijk is om het Tracébesluit opnieuw ter discussie te stellen via een beroepsprocedure over het bestemmingsplan. Het is dan ook niet mogelijk om zienswijzen in te dienen tegen het ontwerpbestemmingsplan of beroep in te stellen tegen het vastgestelde bestemmingsplan voor zover dat zijn grondslag vindt in een onherroepelijk Tracébesluit.
Met het voorliggende bestemmingsplan wordt het tracébesluit juridisch-planologisch vastgelegd, voor het deeltraject gelegen binnen de gemeente Altena. Het betreft een 1-op1 inpassing van het tracébesluit. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe of andere zaken mogelijk dan al in het tracébesluit is toegestaan.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied omvat het deel van het Tracébesluit dat binnen de gemeentegrenzen van de gemeente Altena ligt. Het Tracébesluit betreft het traject van de A27 tussen Houten en en Knooppunt Hooipolder, waarbij een deel van de A59 (knooppunt Hooipolder) is meegenomen. Onderhavig plangebied loopt van de Bergsche Maas tot en met de Boven-Merwede.
Figuur 1.1: Plangebied Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Figuur 1.2: Ligging plangebied (Streetsmart, 2021)
Figuur 1.3: Ligging plangebied (Streetsmart, 2021)
1.3 Vigerende Plannen Altena
De vigerende bestemmingsplannen die gelden voor het plangebied, zijn: Buitengebied 2016, Kern Hank 2012 en Kern Nieuwedijk 2011. In de volgende tabel is weergegeven wat de geldende bestemmingen en aanduidingen zijn die binnen het plangebied liggen:
Tabel 1.1: Vigerende plannen gemeente Altena
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 is de bestaande situatie van het plangebied omschreven. In dit hoofdstuk is daarnaast ingegaan op de voorgenomen ontwikkeling van het plangebied, die met het Tracébesluit is beoogd. In hoofdstuk 3 is het relevante beleid opgenomen. De uitvoeringsaspecten, zoals archeologie, water en geluid komen terug in hoofdstuk 4. De uitleg van de regels is te vinden in hoofdstuk 5. Tenslotte komt in hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid ten aanzien van het bestemmingsplan aan bod.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Bijna dagelijks staan automobilisten in de file op de A27 tussen Houten en knooppunt Hooipolder. Er is dan ook sprake van bereikbaarheidsproblemen op het hoofdwegennet. De prognoses verwachten een verdere toename van het verkeer door algemene verkeersgroei en stedelijke ontwikkeling.
Het deeltraject van de A27, zoals deze in het Tracébesluit is opgenomen, start vanaf km 18,0 en loopt tot km 68,4. Hierbij loopt de A27 achtereen volgens langs de kernen Raamsdonksveer, Hank, Nieuwendijk, Sleeuwijk, Gorinchem, Hoogblokland, Meerkerk, Lexmond, Vianen, Nieuwegein en Houten. Hierbij varieert het wegprofiel.
In de noordelijke richting verloopt het wegprofiel als volgt. Tussen knooppunt Hooipolder (A27 / A59) en knooppunt Everdingen (A2 / A27) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een vluchtstrook. Ter hoogte van Gorinchem wordt er een spitsstrook toegevoegd aan het wegprofiel. Deze spitsstrook komt bij de aansluiting van de N214 weer te vervallen. Vanaf knooppunt Everdingen (A2 / A27) tot aan Houten bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een spitsstrook.
In de zuidelijke richting verloopt het wegprofiel als volgt. Tot aan Houten bestaat het wegprofiel uit drie rijstroken en een vluchtstrook. Tussen Houten en knooppunt Everdingen (A2 / A27) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken, een spitsstrook en een vluchtstrook. Vanaf knooppunt Everdingen (A2 / A27) tot aan knooppunt Hooipolder (A27 / A59) bestaat het wegprofiel uit twee rijstroken en een vluchtstrook. Ter hoogte van Vianen wordt hier een derde rijstrook aan toegevoegd, deze komt ter hoogte van Lexmond weer te vervallen.
Het deeltraject van de A59, zoals deze in het plangebied is opgenomen, start vanaf km 99,9 en loopt tot km 104,6. Hierbij loopt de A59 achtereen volgens langs de kernen Raamsdonk en Raamsdonksveer. Over de gehele lengte beschikken beide richtingen van de (snel)weg over twee rijstroken en een vluchtstrook.
2.2 Toekomstige Situatie
Het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder voorziet in diverse infrastructurele maatregelen aan de A27 tussen km 18,0 en 68,4 en de A59 tussen km 99,9 en km 104,6. Hieronder is per trajectdeel aangegeven wat de aanpassingen zijn, welke met het Tracébesluit mogelijk zijn gemaakt. Op hoofdlijnen bestaan de maatregelen uit:
- -Wegvak Houten - Everdingen tussen km 68,4 en km 55,6: De westelijke rijbaan wordt verbreed van twee rijstroken + spitsstrook naar vier rijstroken. De capaciteit en de rijstrookindeling van de oostelijke rijbaan wordt niet aangepast. De bestaande Hagesteinsebrug wordt vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement van beide rijbanen.
- Wegvak Everdingen – Scheiwijk tussen km 55,6 en km 39,0: In beide richtingen wordt de capaciteit van de weg uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar twee rijstroken + spitsstrook.
- Wegvak Scheiwijk - Werkendam tussen km 39,0 en km 31,3: De westelijke rijbaan gaat van twee rijstroken + vluchtstrook naar vier rijstroken, de oostelijke rijbaan van twee rijstroken + vluchtstrook naar drie rijstroken. De bestaande Merwedebruggen worden vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement.
- Wegvak Werkendam – Hooipolder tussen km 31,3 en km 18,0: Voor het gedeelte Werkendam - Hank wordt de capaciteit in beide rijrichtingen uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar deels drie rijstroken + spitsstrook. Voor het gedeelte Hank – Hooipolder wordt de capaciteit in beide richtingen uitgebreid van twee rijstroken + vluchtstrook naar drie rijstroken + vluchtstrook, met uitzondering van de oostelijke rijbaan tussen de aansluiting Hank (nr. 21) en aansluiting Geertruidenberg (nr. 20) die wordt uitgebreid naar drie rijstroken + spitsstrook. De bestaande Keizersveerbruggen worden vervangen door twee nieuwe bruggen. Dat zorgt voor een wijziging van het verticaal en horizontaal alignement.
- Knooppunt Hooipolder en A59 tussen km 99,9 en km 104,6: Realisatie van een vrij liggende verbindingsboog van de A59 vanuit het westen richting de A27 naar het noorden, het aanpassen van de A59 tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) en km 104,6 ten oosten van knooppunt Hooipolder en het realiseren van vrije rechtsaffers voor de richtingen ’s Hertogenbosch naar Utrecht en Utrecht naar knooppunt Zonzeel.
- Realisatie van een nieuwe verbindingsweg tussen de aansluiting Oosterhout (nr. 33) / A59 en de Eendrachtsweg in Raamsdonksveer.
- Geluidsmaatregelen: Er wordt een geluidsreducerend wegdek aangebracht. Daarnaast worden bestaande geluidsschermen behouden, vervangen, aangepast of verplaatst. Daarnaast worden nieuwe geluidsschermen gerealiseerd.
Voor meer informatie wordt verwezen naar het Tracébesluit, zie Bijlage 1 Tracébesluit A27Houten - Hooipolder. Voorliggend bestemmingsplan maakt de aanpassingen op het grondgebied van de gemeente Altena mogelijk.
Vertaling bestemmingsplan
Om genoemde maatregelen van het Tracébesluit juridisch-planologisch vast te leggen, wordt dit vertaald in diverse bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan wordt er een bestemming 'Verkeer - Rijkswegen' opgenomen voor nagenoeg het gehele plangebied. De vigerende bestemmingen zoals benoemd in de vigerende (bestemmings)plannen worden omgezet in 'Verkeer - Rijkswegen'.
Naast 'Verkeer - Rijkswegen' worden de geldende dubbelbestemmingen en gebiedsaanduidingen uit de geldende bestemmingsplannen allen overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
2.3 Gebiedskenmerken
Gemeente Altena
Het Tracébesluit leidt tot aanpassing van diverse kunstwerken op het grondgebied van de gemeente Altena, onderstaand zijn de belangrijkste aanpassingen benoemd:
- Kunstwerk 31 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de Merwedebrug over de Boven Merwede.
- Kunstwerk 32 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de onderdoorgang Kerkeinde onder de A27 door. Deze onderdoorgang is enkel toegankelijk voor fietsers.
- Kunstwerk 33 (a en b) op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de onderdoorgang Deltaweg onder de A27 door. Door de aanpassing van het wegprofiel moet dit kunstwerk worden aangepast.
- Kunstwerk 35 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de brug van de nieuwe afslag 23 Werkendam.
- Kunstwerk 36 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van de brug bij afslag 23 Werkendam.
- Kunstwerk 66 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van de onderdoorgang Tol onder de A27 door.
- Kunstwerk 38 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van de brug over de Doornseweg.
- Kunstwerk 43 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van de brug over de Rijksweg.
- Kunstwerk 47 (a en b) op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de verbreding van de brug over de Provincialeweg.
- Kunstwerk 49 (a en b) op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de kruising met de Kurenpolderweg.
- Kunstwerk 51 op de ontwerptekeningen van het Tracébesluit betreft de Keizersveerbrug over de Bergsche Maas.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de MobiliteitsAanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving.
Figuur 3.1: SVIR
De structuurvisie schetst ontwikkelingen en legt de ambities tot 2040 vast. De ambities zijn:
- 1. Concurrentiekracht;
- 2. Bereikbaarheid;
- 3. Leefbaarheid en veiligheid.
Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden blijven.
De structuurvisie regelt geen specifieke zaken op provinciaal of lokaal niveau. De verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal laat het Rijk over aan de provincies.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van nationale en provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) respectievelijk provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn de 13 nationale belangen uit de SVIR opgenomen, die juridische borging vereisen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.
In het Barro komen de volgende dertien nationale belangen terug:
- 1. Rijksvaarwegen;
- 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
- 3. Kustfundament;
- 4. Grote rivieren;
- 5. Waddenzee en waddengebied;
- 6. Defensie;
- 7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
- 8. Elektriciteitsvoorziening;
- 9. Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
- 10. Ecologische hoofdstructuur (voormalige Ecologische hoofdstuctuur, nu bekend als Natuur Netwerk Nederland);
- 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
- 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
- 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Tracébesluit A27 - gemeente Altena' is niet in strijd met de bovengenoemde dertien nationale belangen, en voldoet daarmee aan het Barro.
3.1.3 Nationale Omgevingsvisie
De Nationale Omgevingsvisie brengt de langetermijnvisie in beeld voor 2050. De nationale belangen waarop het Rijk wil sturen zijn vertaald in vier prioriteiten:
- 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
- 2. Duurzaam economisch groeipotentieel
- 3. Sterke en gezonde steden en regio's
- 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied
Het afwegen van de beleidskeuzes wordt helder en voorspelbaar gemaakt aan de hand van drie afwegingsprincipes: Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies, kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal en afwentelen wordt voorkomen.
Figuur 3.2: Afwegen met Nationale Omgevingsvisie
De prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's' ziet toe op het belang van mobiliteit, door in te zetten op de bestaande stadsgrenzen blijft de open ruimten tussen stedelijke regio's behouden. Tegelijk willen we de leefbaarheid en klimaatbestendigheid in steden en dorpen verbeteren. Schonere lucht, voldoende groen en water en genoeg publieke voorzieningen waar mensen kunnen bewegen (wandelen, fietsen, sporten, spelen), ontspannen en samenkomen. Daarbij hoort een uitstekende bereikbaarheid en toegankelijkheid, ook voor mensen met een handicap. We zorgen dat de leefomgevingskwaliteit en -veiligheid verder toeneemt.
Relatie met voorliggend bestemmingsplan
De inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder middels het bestemmingsplan 'Tracébesluit A27 - gemeente Altena' draagt bij aan het aspect mobiliteit door de fysieke wijzigingen aan de A27 en de verbeteringen op de aspecten doorstroming en verkeersveiligheid.
3.2 Gemeentelijk Beleid
3.2.1 Structuurvisie land van Heusden en Altena
Op 25 juni 2013 is door de raad van de voormalige gemeente Werkendam de structuurvisie Land van Heusden en Altena vastgesteld. Dit betreft een intergemeentelijke structuurvisie van de gemeente Altena. Met deze structuurvisie leggen de drie gemeentebesturen de hoofdlijnen vast van het door hen gewenste ruimtelijke beleid richting 2025. In de structuurvisie is het gewenste ruimtelijke beleid opgedeeld in de onderdelen wonen, voorzieningen, economie, omgeving en eigenheid en verkeer en mobiliteit.
De hoofdlijnen van de structuurvisie zijn weergegeven in tabel 3.1
Tabel 3.1: ambities uit de structuurvisie Land van Heusden en Altena
De kaart behorende bij de structuurvisie is weergegeven in figuur 3.3.
Figuur 3.3 verbeelding behorende bij structuurvisie Land van Heusden en Altena
Over de onderhavige ontwikkeling wordt het volgende gezegd in de structuurvisie: "De bereikbaarheid van het Land van Heusden en Altena voor het autoverkeer is goed, vooral binnen de gemeentegrenzen. De gemeenten profiteren van een directe ontsluiting op de A27." En "In de toekomst bestaat de kans dat deze snelweg een capaciteitsuitbreiding krijgt. Verder zijn er plannen om parallel aan de snelweg een spoorlijn tussen Utrecht en Breda aan te leggen en is een treinstation Biesbosch voorzien. Het intensiveren van deze infrastructurele as brengt een bepaalde ontwikkelingsdruk met zich mee. In vergelijkbare situaties neemt de verstedelijking van een infrastructurele as een vlucht wanneer deze as geïntensiveerd wordt. De gemeenten zien de A27 nu en in de toekomst echter niet als ontwikkelingsas. De gemeenten hechten bijzonder aan het landschappelijke panorama in het gebied tussen de brug bij het Keizersveer en de brug bij Gorinchem. Over een kort tracé bestaan prachtige vergezichten over het open landschap binnen de regio. De gemeenten willen deze vergezichten bewaren."
Relevantie bestemmingsplan
De onderhavige ontwikkeling sluit aan op de in de structuurvisie gestelde ambities.
3.2.2 Ontwerp omgevingsvisie Altena
Door de gemeenteraad van Altena is op 14 mei 2019 een ontwerp omgevingsvisie Altena voor het gehele grondgebied van de gemeente Altena vastgesteld.
De omgevingsvisie bevat het integrale strategische beleid voor de (middel)lange termijn, met daarin de opgaven, ambities en strategische hoofdkeuzes ten aanzien van de fysieke leefomgeving. De strategische hoofdkeuzes zijn geformuleerd rondom drie speerpunten, te weten:
- 'We ontwikkelen ons als groenblauwe oase';
- 'We versterken de eigenheid van de dorpen';
- 'We ontwikkelen vanuit eigen kracht'.
De barrière werking van de A27 en de beperkte doorstroming worden benoemd in de omgevingsvisie. De gemeente Altena ziet een goed functionerende A27 dan ook als voorwaarde voor maatregelen die de mobiliteit stimuleert. De gemeente ondersteunt de investeringen in de A27 en wil hier graag zelf beter op aanhaken. Daarnaast ziet de gemeente kansen bij de ruimtelijke inpassing bij Fort Altena.
Relevantie bestemmingsplan
De onderhavige ontwikkeling sluit aan op de in de omgevingsvisie gestelde ambities.
Hoofdstuk 4 Onderzoeken
De verschillende (milieu)onderzoeken waaraan getoetst dient te worden bij het opstellen van een bestemmingsplan, zijn behandeld in de Milieueffectrapport (MER) behorend bij het Tracébesluit. Zie hiervoor Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. De onderzoeksthema's zijn in dit besluit reeds afgewogen en behoeven geen herhaalde toetsing in het bestemmingsplan.
Het Tracébesluit geeft in het kort het volgende beeld van de onderzoeksaspecten:
- MER
In het Milieueffectrapport (MER) is de vergelijking opgenomen van het voorkeursalternatief met de zogenaamde referentiesituatie.
- Verkeer
Als gevolg van de aanpassingen aan de A27 verbetert de doorstroming. Het gevolg van de verbeterde reistijden is ook dat de verkeersdruk op het onderliggende wegennet afneemt door de afname van sluipverkeer. De lagere I/C- verhoudingen zorgen ervoor dat de kans op incidenten en verstoringen kleiner wordt. Per saldo zal hierdoor voor het gehele traject sprake zijn van een positief effect op de betrouwbaarheid van de reistijd. Maar ook na de capaciteitsuitbreiding kan een betrouwbare reistijd niet ter alle tijde worden gegarandeerd.
- Geluid
Voor de geluidsgevoelige bestemmingen, waar op grond van de berekende resultaten sprake is van een overschrijding van de grenswaarde voor aanleg van een nieuwe weg of aanpassing van de weg, is een toets aan de normen van de Wet milieubeheer uitgevoerd om te kunnen bepalen of geluidsreducerende maatregelen moeten worden getroffen om de toekomstige geluidsbelasting van die woningen tot de voorkeurswaarde terug te brengen. Daarnaast is, waar relevant, getoetst een de Wet geluidhinder. Door de toepassing van een geluidsreducerend wegdek is voor veel aanpassings-, sanerings- en aanpassingswoningen de overschrijding van de grenswaarde weggenomen. Ook worden geluidschermen toegepast. Voor enkele woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen is het treffen van maatregelen niet voldoende. Hiervoor is op basis van het Tracébesluit een hogere waarde vastgesteld.
- Luchtkwaliteit
Het traject is opgenomen in het NSL. Uit het Tracébesluit blijkt dat het project wat betreft het onderdeel luchtkwaliteit kan worden gerealiseerd met de grondslag artikel 5.16, eerste lid onder d, juncto artikel 5.16 tweede lid sub d van de Wet milieubeheer.
- Externe veiligheid
Voor het plangebied verandert het Groepsrisico niet ten opzichte van de referentiesituatie, voor de A27. Het vervoer van gevaarlijke stoffen verandert niet ten opzichte van de referentiesituatie, evenmin als de kans op een ongeval. Verantwoording van het Groepsrisico is nodig als de oriëntatiewaarde hoger is dan 1 of als deze ligt tussen 0,1 en 1 maar met meer dan tien procent toeneemt.
Om te bepalen of de oriëntatiewaarde hoger is dan 0,1 en dus toetsing noodzakelijk is, zijn vuistregels vastgelegd in de Handleiding risicoanalyse transport. Hierbij wordt gekeken naar overschrijding van een drempelwaarde welke gebaseerd is op de dichtheid van de bevolking en de afstand tot de weg. Op basis van deze vuistregels blijkt dat voor de locatie Gorinchem de drempelwaarde wordt overschreden en dus een risicoberekening benodigd is. Voor de resterende locaties geldt dat de oriëntatiewaarde op basis van de vuistregel onder de 0,1 ligt en toetsing niet nodig is. Middels deze risicoberekening is beoordeeld of het groepsrisico met meer dan 10% toeneemt, dit blijkt niet het geval te zijn.
Omdat het Groepsrisico niet verandert en niet boven de oriëntatiewaarde ligt, zijn uit het oogpunt van externe veiligheid geen maatregelen nodig. Het opstellen van een verantwoording Groepsrisico is evenmin nodig.
- Natuur
Uit de uitgevoerde Voortoets en Passende Beoordeling volgt dat er geen sprake is van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de aangewezen habitattypen- en soorten en vogelsoorten in het Natura 2000-gebied Zouweboezem. Voor overige Natura 2000-gebieden en Beschermde Natuurmonumenten is er geen sprake van (significant) negatieve effecten.
Er is sprake van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van Natuurnetwerk Nederland gebied door fysiek ruimtebeslag binnen de provincies Utrecht, Zuid-Holland en Noord-Brabant. Deze fysieke aantasting wordt gecompenseerd. Voor de provincie Noord-Brabant wordt ook de verstoring door toename van geluid op Natuurnetwerk Nederland gebied gecompenseerd.
Er is sprake van significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van belangrijk weidevogelgebied door fysiek ruimtebeslag binnen de provincie Zuid-Holland. Dit wordt gecompenseerd middels kwaliteitsverbetering van bestaand belangrijk weidevogelgebied.
Diverse beschermde soorten komen voor in het plangebied. De effecten op de beschermde soorten zijn beschreven en beoordeeld. Er worden mitigerende en compenserende maatregelen genomen om de effecten weg te nemen of te verzachten en het leefgebied te compenseren. Hiermee wordt zorg gedragen voor een gunstige staat van instandhouding van de populaties
De boscompensatie wordt uitgevoerd volgens de “samenwerkingsovereenkomst EZ-I&M uitvoering boswet Rijkswaterstaat”. Op grond van de Boswet dient in totaal 42,1 hectare bos gecompenseerd te worden.
Binnen de gemeente Altena, Geertruidenberg, Gorinchem, Molenlanden en Vijfheerenlanden worden in totaal 216 bomen gekapt. Deze houtopstanden moeten, afhankelijk van het gemeentelijk beleid, al dan niet gecompenseerd worden. De benodigde compensatie wordt binnen het project gerealiseerd.
- Archeologie
Voorafgaand aan de uitvoering dient archeologisch onderzoek, in de vorm van booronderzoek met eventueel aanvullend proefsleuven te worden uitgevoerd.
- Bodem
Langs het gehele traject is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd om bodemverontreinigingen in kaart te brengen. Daarnaast dient er op enkele locaties waar al verontreiniging is aangetroffen aanvullend onderzoek plaats te vinden. Uitgangspunt is dat er gestreefd wordt naar hergebruik van zo veel mogelijk grond. Ontgraven grond wordt bij voorkeur hergebruikt binnen het project.
- Water
Het plan heeft de volledige instemming van de betrokken waterbeheerders en is de basis voor de benodigde vergunningen. Er worden diverse maatregelen getroffen met het oog op het aspect water. Als gevolg van de wegaanpassing wordt oppervlaktewater gedempt of verlegd en neemt het verhard oppervlak toe. Ter compensatie worden bestaande watergangen verbreed, worden nieuwe watergangen aangelegd en wordt de hoeveelheid beschikbare waterberging uitgebreid.
- Landschap en cultuurhistorie
Door de verbreding van de weg vinden er effecten plaats op de landschappelijke karakteristiek, gebiedskenmerken, patronen en elementen, zichtrelaties vanaf de weg en vanuit het landschap. Er is een landschapsplan opgesteld en er worden maatregelen getroffen, zoals het versterken van de laanbeplanting. Ook wordt rekening gehouden met de Nieuwe Hollandsche Waterlinie door de zichtbaarheid/beleefbaarheid van Fort Altena te versterken.
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Wettelijke Vereisten
De gehele inpassing van het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder wordt vertaald in diverse bestemmingsplannen. Om de inpassing overzichtelijk te houden is in alle bestemmingsplannen bedoeld om het Tracébesluit A27 Houten – Hooipolder in te passen aangesloten bij één set regels, welke is gebaseerd op het gemeentelijke 'Handboek (digitale) bestemmingsplannen' 2019 van de gemeente Oosterhout. Op deze wijze wordt de inpassing van het Tracébesluit op uniforme wijze verwerkt.
Het handboek bevat een set regels die voor alle nieuwe bestemmingsplannen binnen de gemeente wordt gehanteerd, waardoor sprake is van uniforme regelingen in de diverse plannen. In het Handboek is gestreefd naar standaardisering van bestemmingen en regels zoals aangegeven in de Standaard Vergelijkbare bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).
De Wet ruimtelijke ordening biedt mogelijkheden voor het opstellen van verschillende bestemmingsplanvormen, van zeer globaal tot gedetailleerd. Het onderhavige bestemmingsplan beschrijft meer dan alleen de hoofdlijnen van het beleid, doch treedt niet al te zeer in details. Uitgangspunt van dit bestemmingsplan is het Tracébesluit A27 planologisch-juridisch te verankeren, waarbij het onherroepelijke Tracébesluit 1-op-1 is overgenomen en het bestemmingsplan dus geen nieuwe of andere zaken mogelijk maakt dan al in het Tracébesluit is toegestaan.
5.2 Verbeelding
Figuur 5.1: Verbeelding Tracé A27 in de gemeente Altena
5.3 Bestemmingen
Hieronder worden de meeste voorkomende bestemmingen kort toegelicht.
5.3.1 Opzet regels
De opbouw van de regels is gelijk aan Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012. De opbouw is als volgt:
- Betekenis afspraken (Hoofdstuk 1 Inleidende regels);
- De gebruiks- en bouwregels per bestemming (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels);
- Algemene regels (Hoofdstuk 3 Algemene regels);
- Overige regels (Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels).
Een bestemmingsartikel (Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels) wordt uit de volgende leden in deze volgorde opgebouwd:
- Bestemmingsomschrijving;
- Bouwregels;
- Nadere eisen;
- Afwijken van de bouwregels;
- Specifieke gebruiksregels;
- Afwijken van de gebruiksregels;
- Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
- werkzaamheden;
- Wijzigingsbevoegdheid.
De specifieke nadere eisenregelingen, afwijkingsbevoegdheden en wijzigingsbevoegdheden en mogelijk een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden zijn zoveel mogelijk per bestemming opgenomen. Hierdoor wordt direct per bestemming inzicht geboden in de eventuele afwijkingsmogelijkheden en onnodig verwijzen naar andere artikelen voorkomen. Deze werkwijze bevordert de toegankelijkheid van het bestemmingsplan.
5.3.2 Toelichting bestemmingen
Verkeer - Rijkswegen
De tot 'Verkeer - Rijkswegen' bestemd gronden zijn bedoeld voor stroomwegen en ontsluitingswegen, groen- en nutsvoorzieningen, kunstwerken en -objecten, geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, en voor water en waterhuishoudkundige voorzieningen. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Er zijn nadere regels opgenomen voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Leiding - Riool
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een ondergrondse buisleiding voor het transport van rioolwater. In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen geen bouwwerken worden opgericht binnen deze bestemming, met uitzondering van bouwwerken die ten dienste staan van de buisleiding. Voor het afwijken van de bouwregels voor een gebouw of bouwwerk ten dienste van de bestemming, is een omgevingsvergunning vereist.
Waarde – Archeologie 1
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 50 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 2
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,30 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 3
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 0,50 cm onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 4
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 1,50 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 5
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 3 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde – Archeologie 6
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Voor werkzaamheden waarbij de grond wordt geroerd tot meer dan 5 m onder maaiveld en dit over een oppervlakte is van meer dan 100 m2, dan moet hiervoor een vergunning voor zijn afgegeven. Deze wordt afgegeven indien uit een door de bevoegde overheid goedgekeurd rapport blijkt dat het archeologisch bodemarchief niet wordt verstoord. Al dan niet na het treffen van maatregelen.
Waarde - Cultuurhistorie
De voor 'Waarde – Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, bedoeld voor het behoud en bescherming van cultuurhistorische waarden.
Waterstaat - Waterkering
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor hoofdwaterkering en daarbij behorende voorzieningen voor de kering van het water, aanleg, instandhouding en/of bescherming van de hoofdwaterkering, waterhuishouding en voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer en verhardingen ten behoeve van de waterkering. Er mag alleen worden gebouwd na verkregen toestemming van het Waterschap.
Waterstaat – Waterstaatkundige functie
De voor 'Waterstaat – waterstaatkundige functie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor water, waterhuishoudkundige en waterstaatkundige voorzieningen, waterwegen, voorzieningen ten behoeve van het scheepvaartverkeer, verhardingen ten behoeve van de waterkering en ligplaatsen voor schepen, steigers en vlonders. Er mag niet worden gebouwd in strijd met de Waterwet en het Binnenvaart Politiereglement en na verkregen toestemming van Rijkswaterstaat.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Volgens de Wet ruimtelijke ordening (afdeling 6.4), geldt er een verplichting tot kostenverhaal voor die gevallen die zijn aangewezen in het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Het bestemmingsplan maakt sec de inpassing van het Tracébesluit mogelijk, kostenverhaal is dan ook niet noodzakelijk.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
In het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het voorontwerp van het bestemmingsplan toegezonden aan de volgende overleginstanties:
- Rijkswaterstaat;
- Provincie Noord Brabant;
- Waterschap Brabantse Delta;
- Gasunie;
- Dunea;
- Vitens.
Het voorontwerp bestemmingsplan is aangeboden aan bovenstaande overleginstanties, daarbij is geconstateerd dat de begrenzing van het plangebied op enkele plaatsen afweek van het Tracébesluit. De begrenzing van het plangebied is dan ook bijgesteld en de gewijzigde begrenzing is opgenomen in het ontwerp bestemmingsplan.
6.3 Vaststellingsprocedure
De procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening is doorlopen. Hierop zijn geen zienswijzen ingediend.
Het bestemmingsplan regelt strikt de inpassing van het Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder. Het Tracébesluit heeft de eigen openbare procedure doorlopen zoals deze wettelijk is bepaald, in dat kader zijn al zienswijzen ingediend en afgehandeld. Het Tracébesluit is inmiddels onherroepelijk geworden bij uitspraken van 26 augustus en 16 december 2020.
Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Bijlage 1 Tracébesluit A27 Houten - Hooipolder
Bijlage 1 Commentaarnota Vooroverleg Bestemmingsplan Tracébesluit A27 - Gemeente Altena
Bijlage 1 Commentaarnota vooroverleg bestemmingsplan Tracébesluit A27 - gemeente Altena