KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Waarde - Archeologie 1
Artikel 8 Waarde - Archeologie 2
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Parkeren
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 14 Overgangsrecht
Artikel 15 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
1.4 Leeswijzer
2 Initiatief
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
3 Beleid
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
4 Onderzoek
4.1 Bodem
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Geluid
4.4 Bedrijven En Milieuzonering
4.5 Externe Veiligheid
4.6 Water
4.7 Ecologie
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
4.9 Niet Gesprongen Explosieven
4.10 Verkeer En Parkeren
4.11 Duurzaamheid
5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
5.3 Wijze Van Bestemmen
6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Kern Tuil, herziening Haarstraat 8

Bestemmingsplan - Gemeente West Betuwe

Vastgesteld op 29-11-2022 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Kern Tuil, herziening Haarstraat 8 met identificatienummer NL.IMRO.1960.TUIHaarstraat8-VSG1 van de Gemeente West Betuwe;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd, dat bouwkundig ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw;

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.6 archeologisch onderzoek:

Inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfast

een bed & breakfast is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, verblijfsvoorziening gericht op het aanbieden van logies en ontbijt. Onder een bed & breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur;

1.9 bedrijf aan huis

het door de bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.10 beroep aan huis

het door de bewoner van de woning beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, recreatief of hiermee gelijk stellen gebieden, waaronder kappers, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, niet zijnde detailhandel, behoudens de beperkte verkoop van artikelen verband houdende met de activiteiten;

1.11 bestemmingsgrens

een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming;

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.14 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op het hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

1.19 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie, afmetingen en functie dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste gebouw valt aan te merken;

1.21 overkapping

een bouwwerk zonder eigen wanden dat aan ten minste een deel van één zijde een gesloten wand kent;

1.22 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: - de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.23 praktijkruimte

een gedeelte van een woning dat dient voor het uitoefenen van een beroep, dat in de woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend en dat is gericht op het verlenen van diensten;

1.24 recreatief medegebruik

vormen van extensieve recreatie (zoals wandelen en fietsen) waarvoor geen specifieke inrichting (m.u.v. bankjes, wegbewijzering, e.d.) van het gebied noodzakelijk is, doch in hoofdzaak kan worden volstaan met de voorzieningen die reeds ten behoeve van de hoofdfunctie aanwezig zijn;

1.25 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.26 voorgevelrooilijn

de grens van het bouwvlak die gericht is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;

1.27 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.28 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van maximaal twee afzonderlijke huishoudens.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.

2.3 bebouwingspercentage:

het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de planregels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.4 breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.

2.5 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil verticaal tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groenvoorzieningen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. een wandelpad ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - wandelpad';
  4. een uitkijkpunt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - uitkijkpunt';
  5. het hobbymatig op niet bedrijfsmatige wijze houden van dieren, waarbij het aantal paarden ten hoogste vijf mag bedragen;
  6. extensieve dagrecreatie;
  7. behoud en herstel van aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. tuinen, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. erkers, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. verhardingen voor in- en uitritten;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterstaatkundige doeleinden ten behoeve van waterbeheersing en waterberging;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. verhardingen voor in- en uitritten.
alsmede daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen in vrijstaande woningen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep aan huis, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van de begane grond van het hoofdgebouw en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis, met een maximum van 50 m²;
  2. bed & breakfast in de woning, met dien verstande dat:
    1. bed & breakfast niet is toegestaan in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
    2. de omvang van de bed & breakfast niet meer mag bedragen dan 2 kamers en 6 slaapplaatsen;
    3. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de woonark mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast, tot een maximum van 50 m²;
    4. een zelfstandige wooneenheid niet is toegestaan;
    5. een verblijfsregister aanwezig dient te zijn;
    6. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voldoende parkeervoorzieningen op eigen erf aanwezig moeten zijn;
  3. tuinen, erven en verhardingen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om op basis van het bijgevoegde Beeldkwaliteitsplan Haarstraat 8 Tuil (zie bijlagen bij de regels, bijlage 3), nadere eisen te stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing en massa van gebouwen;
  2. de plaatsing en afmetingen van andere bouwwerken,
tenzij het bouwwerken betreft die bij wettelijk voorschrift zonder daartoe strekkende vergunning kunnen worden opgericht (vergunningvrije bouwwerken).

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. ondergronds bouwen;
  2. het wonen in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  3. kamerbewoning;
  4. seksinrichtingen.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
  1. artikel 6.1 sub a ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf aan huis in de woning, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:
    1. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 40% mag beslaan van de totale netto vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
    2. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 en 2 van de in Bijlage 1 Staat van bedrijfsactiviteiten opgenomen bedrijfsactiviteiten, of bedrijven die gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn;
    3. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door de hoofdbewoner(s) van de woning;
    4. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het bedrijf aan huis;
    5. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
    6. het gebruik niet mag leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
    7. op eigen terrein moet worden geparkeerd door eigenaar/huurder en bezoekers;
  2. artikel 6.1 sub b ten behoeve van het uitbreiden van de omvang van bed & breakfast, met dien verstande dat:
    1. de omvang niet meer mag bedragen dan 4 slaapkamers met 10 slaapplaatsen;
    2. maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de woonark mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
    3. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

Artikel 7 Waarde - Archeologie 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen terreinen zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in artikel 7 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

7.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen;
  2. de afwijking wordt verleend, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  3. alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een afwijking als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning;
  4. indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend is het ten tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente West Betuwe of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met uitzondering van het vervangen van een bestaande drainage;
    2. het verlagen van het waterpeil;
    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  2. de werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  3. het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. het gaat om gronden die (vergund) geroerd zijn en op gronden die binnen 5 m van bestaande funderingen zijn gelegen;
    3. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    4. de werken en werkzaamheden:
      1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  4. alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden;
  5. in geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente West Betuwe of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen terreinen zijn, naast andere bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze terreinen mogen ten behoeve van de in artikel 8 lid 1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor aanvullend of definitief archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.

8.3 Afwijken van de bouwregels

  1. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemmingen;
  2. de afwijking wordt verleend, indien op basis van een aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat:
    1. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    2. op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  3. alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een afwijking als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden verbonden aan de omgevingsvergunning;
  4. indien een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend is het ten tijde van de bouwwerkzaamheden aan de gemeente West Betuwe of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  1. Het is verboden op of in deze gronden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    1. grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en over een oppervlakte groter dan 50 m², waartoe worden gerekend het ophogen, afgraven (ook ten behoeve van het verwijderen van bestaande funderingen) woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage, met uitzondering van het vervangen van een bestaande drainage;
    2. het verlagen van het waterpeil;
    3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    5. het werken met opsporingsapparatuur (waaronder vallen metaaldetectoren, grondradar en andere detectieapparatuur) gevolgd door het opgraven van archeologische vondsten en relicten;
  2. de werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van sub a geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien mede op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  3. het verbod, zoals in sub a bedoeld, is niet van toepassing, indien:
    1. het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
    2. het gaat om gronden die (vergund) geroerd zijn en op gronden die binnen 5 m van bestaande funderingen zijn gelegen;
    3. op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
    4. de werken en werkzaamheden:
      1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
      2. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingsvergunning;
    5. de werken en werkzaamheden op aanvullend of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  4. alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a, wint zij schriftelijk advies in bij de archeologische deskundige omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden;
  5. in geval van omgevingsvergunningverlening is het aan de gemeente West Betuwe of een daardoor aangewezen partij altijd toegestaan archeologische waarnemingen te doen ten tijde van het uit te voeren werk.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat - Waterkering’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen primair bestemd voor de volgende doeleinden:
  1. voorzieningen voor de directe en indirecte kering van het water;
  2. aanleg, instandhouding en/of bescherming van de waterkering;
  3. verhardingen;
  4. groenvoorzieningen.

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 9.2 om te bouwen ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en), met inachtneming van de volgende regels:
  1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 vrijwaringszone - dijk 1

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' mag niet worden gebouwd;
  3. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van artikel 11 lid 1 sub b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

11.2 vrijwaringszone - dijk 2

  1. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering;
  2. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 2' gelden ook regels van het Waterschap.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken:
  1. van de in deze regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages.
  2. van deze regels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  3. van deze regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. van deze regels ten behoeve van de overschrijding van de voorgevelrooilijn voor de bouw van een luifel aan de voorgevel van een hoofdgebouw, geen woning zijnde, met dien verstande dat:
    1. de overschrijding van de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 2 m;
    2. de bouwhoogte van de luifel niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
    3. er geen bezwaren bestaan vanuit het oogpunt van verkeersveiligheid.
  5. van deze regels en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, met dien verstande dat:
    1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
  6. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 40 m;
    2. ten behoeve van waarschuwings- en/of communicatiemasten tot niet meer dan 50 m;
    3. ten behoeve van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tot niet meer dan 10 m;
  7. van deze regels ten aanzien van de maximaal toegestane bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van een overschrijding van deze maximaal toegestane bouwhoogte voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, met dien verstande dat:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer mag bedragen dan 10% van het betreffende platte dakvlak of de horizontale projectie van het schuine dakvlak;
    2. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1,25 maal de maximaal toegestane bouwhoogte van het betreffende gebouw.

Artikel 13 Parkeren

13.1 Algemeen

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan de maximum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, en met dien verstande dat:
    1. het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal;
    2. voldaan wordt aan de in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen' gehanteerde indeling in centrum, schil centrum, rest bebouwde kom en buitengebied, zoals weergegeven in bijlage 2 'Gebiedsindeling Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019' van deze regels.
  2. Parkeerplaatsen dienen aangelegd te worden op het eigen terrein, waarbij de afmetingen per parkeerplaats ten minste voldoen aan de volgende maatvoeringen:
    1. Haaksparkeren: Lengte 5,0 m, breedte 2,5 m, met dien verstande dat er voldoende manoeuvreerruimte beschikbaar dient te zijn voor het kunnen functioneren van de parkeerplaatsen, dat wil zeggen minimaal 5 m achter een insteekvak voor haaksparkeren.
    2. Langsparkeren: Vaklengte 6,0 m, breedte 1,8 m.
  3. Het onder a bepaalde is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.

13.2 Vrachtauto's

  1. Parkeerplaatsen voor vrachtauto's dienen aangelegd te worden op eigen terrein.
  2. Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor vrachtautoparkeren moet worden voldaan aan de CROW-publicatie 327 'Handreiking vrachtautoparkeren' zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.

13.3 Laden en lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor het laden en lossen van goederen moet zijn verzekerd dat op eigen terrein wordt voorzien in voldoende ruimte voor het laden en lossen met bijbehorende voorzieningen en manoeuvreerruimte.

13.4 Afwijken

  1. Parkeernorm. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 onder a, mits:
    1. ten minste wordt voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, en met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal;
    2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
  2. Geheel of gedeeltelijk afwijken parkeereis. Het bevoegd gezag kan geheel of gedeeltelijk afwijken van de parkeereis toestaan. De afwijking moet goed en navolgbaar onderbouwd worden. Van het afwijken van de parkeereis kan sprake zijn bij:
    1. Maatwerk: de afwijking moet onderbouwd worden aan de hand van specifieke kenmerken van de locatie, functie of doelgroep van het project.
    2. Locatie: er moet sprake zijn van een locatie waar het feitelijk onmogelijk is om geheel of gedeeltelijk aan de parkeereis te voldoen of waar het in alle redelijkheid onmogelijk of onwenselijk is (o.a. op grond van planeconomische overwegingen) om geheel of gedeeltelijk te voldoen aan de parkeereis.
  3. Vrijstelling parkeereis. Als een ontwikkeling uit economisch oogpunt of uit het oogpunt van milieu, hinder of woonomgeving door de gemeente bijzonder gewenst is, kan volledige vrijstelling van de parkeereis worden verleend.
  4. Deze volledige vrijstelling wordt alleen in zeer uitzonderlijke gevallen verleend en een verzoek daartoe wordt uitvoerig gemotiveerd. Voor het verkrijgen van de vrijstelling wordt in ieder geval aangetoond dat het niet mogelijk is om geheel of gedeeltelijk aan de parkeereis op eigen terrein te voldoen en dat er evenmin mogelijkheden bestaan om de parkeereis geheel of gedeeltelijk in de openbare ruimte op te lossen.
  5. Ruimte voor laden of lossen
  6. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.3, indien en voor zover op andere wijze in de benodigde ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt voorzien.
  7. Eigen terrein. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13.1 onder b en 13.2 onder a, mits:
    1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
    2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Kern Tuil, herziening Haarstraat 8

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Initiatiefnemer is voornemens op een perceel aan de Haarstraat aan de rand van de kern Tuil een woonhuis te bouwen. Deze ontwikkeling geschiedt in samenhang met het opwaarderen van het terrein van het voormalige Huis Tuil (ook wel 'Huis Klingelenburg' of 'landgoed Klingelenburg' geheten). Het terrein vormt, door de aanwezigheid van ondergrondse restanten van Huis Tuil, een archeologisch monument. Onderdeel van de beoogde ontwikkeling is het beleefbaar maken van het archeologisch monument voor wandelaars. In ruil voor het vergroten van de ruimtelijke kwaliteit is het mogelijk een woning te realiseren.
Binnen het vigerende bestemmingsplan is de beoogde ontwikkeling niet mogelijk. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de benodigde bestemmingswijziging. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de coördinatieregeling, zoals bedoeld in Afdeling 3.6 Wro. Op basis hiervan wordt de besluitvorming op het bestemmingsplan gecombineerd met een omgevingsvergunning. Het Besluit verlening omgevingsvergunning is als bijlagen bij toelichting, bijlage 11 opgenomen.
Het college van Burgemeester en wethouders van de voormalige gemeente Neerijnen heeft bij brief van 13 mei 2016 geregeerd op het 'Principeverzoek medewerking herontwikkeling landgoed Huis Klingelenburg te Tuil'. Daarin gaf het college te kennen in principe bereid te zijn om medewerking te verlenen aan een bestemmingsplanprocedure, mits sprake is van het behoud van de resten van Huis Klingelenburg en een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. Hierover heeft Gelders Genootschap diverse adviezen uitgebracht. Het voorliggende plan houdt rekening met de gemaakte opmerkingen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan ligt aan de Haarstraat 8 aan de zuidelijke rand van de kern Tuil, gemeente West Betuwe (voormalige gemeente Neerijnen). Ten oosten van het plangebied ligt de nieuwbouwwijk Klingelenberg. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de Waaldijk en de doorgaande Graaf Reinaldweg. Aan de overige zijden wordt het plangebied omgeven door woonpercelen en het voormalige pand van de basisschool Klingelenburg aan de westzijde. Navolgende afbeeldingen tonen de ligging en begrenzing van het plangebied.
afbeelding
Globale ligging plangebied (bron: google maps)
afbeelding
Globale begrenzing plangebied (bron: google maps)

1.3 Geldende Bestemmingsplannen

De gronden in het plangebied vallen binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017', vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Neerijnen op 6 december 2018. Het hele plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch', bedoeld voor grondgebonden agrarische bedrijven. Tevens zijn o.a. hobbymatige grondgebonden agrarische activiteiten, kleinschalig kamperen, dagrecreatie toegelaten. Ter plaatse is geen bouwvlak opgenomen. Er zijn uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde toegelaten, zoals poeren en poorten en erf- en terreinafscheidingen.
Verder zijn de gronden in dat bestemmingsplan voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 1', 'Waarde Archeologie 4' en 'Waterstaat - Waterkering'. Het plangebied heeft tevens de aanduiding 'overige zone - oeverwal - stroomrug', gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke elementen van de rivieroeverwallen en stroomruggen.
Tevens vallen de gronden in het plangebied binnen het bestemmingsplan 'Dijkversterking Gorinchem - Waardenburg', vastgesteld door de gemeenteraad van West Betuwe op 26 januari 2021. In dat plan is het zuidelijke deel van het plangebied voorzien van 'vrijwaringszone - dijk 1', gericht op de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering. Aan het noordelijke deel van het plangebied is 'vrijwaringszone - dijk 2' toegevoegd, als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.
Kleine delen aan de zuidkant van het plangebied hebben ook de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Dit vervangt de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017'.
afbeelding
Vigerende bestemmingsplannen met plangebied rood begrensd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Voorts is de 'Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019' van de gemeente West Betuwe (vastgesteld op 30 juni 2020) van toepassing op het plangebied.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale, en gemeentelijke beleid opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot bevat hoofdstuk 6 de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan, waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.

2 Initiatief

2.1 Huidige Situatie

Voorheen bevond zich aan de oostkant van het plangebied Huis Tuil (zie onderstaande prent uit 1828). Van de vroegere bebouwing is niets meer zichtbaar (bovengronds).
afbeelding
Een prent van "Het huis Klingelenburg bij Thuijl", 1828 (Bron: Gelders Archief)
Op dit moment is het voormalige kasteelterrein van Huis Tuil grotendeels in gebruik als weide voor schapen en paarden. Op dit moment worden er maximaal vijf paarden gehouden.
De voormalige slotgracht is nog zichtbaar; dit zijn de overblijfselen van de vroegere –veel bredere– grachten. Het voormalige kasteelterrein van Huis Tuil is begroeid met een verwilderde boomgaard. In de boomgaard zijn behoorlijke hoogteverschillen herkenbaar. De locatie waar het voormalige Huis Tuil lag, is een stuk hoger gelegen dan de rest van het plangebied.
afbeelding
Foto's bestaande situatie, met links de toegangspijlers en rechts het voormalige kasteelterrein
De entree van het terrein is bestaande uit een openslaand smeedijzeren hekwerk, gedecoreerd met "ezelsrug" en goudkleurig beschilderde bladmotieven aan boven- en onderzijde. Aan weerszijden zijn niet-oorspronkelijke, in baksteen opgetrokken vierkante pijlers waarop een niet-authentieke, als diamantkoppen vormgegeven beëindiging. Op de pijlers de opschriften "Nieuw" en "Klingelenberg" (kasteel Neerijnen is het oorspronkelijke Klingelenburg).
Op het landgoed van Huis Tuil heeft recent onderhoud plaatsgevonden, waarbij de onderbegroeiing is verwijderd en er een open landschap is ontstaan. De hoge bomen op het landgoed zijn bewaard gebleven.
Ten westen van het plangebied ligt het voormalige gebouw van de basisschool Klingelenburg. De school heeft het verouderde gebouw verruild voor een pand in de ten noordoosten gelegen nieuwbouwwijk Klingelenberg. Aan de zuidzijde grenst het plangebied aan de doorgaande Graaf Reinaldweg. Langs de Haarstraat, waaraan het perceel ligt, bepalen vrijstaande woningen het straatbeeld.

2.2 Toekomstige Situatie

Het onderhavige perceel vormt een bijzondere locatie aan de rand van de kern Tuil. Voorheen heeft hier Huis Tuil gestaan, een versterkt woonhuis met voorburg. Eind 19e eeuw is de bebouwing verwijderd en is de gracht grotendeels gedempt. Momenteel is de historie van het terrein amper zichtbaar. Het voorliggende initiatief zorgt er voor dat het ondergrondse erfgoed op het oostelijke deel van het perceel weer beleefbaar wordt. Dat gebeurt in samenhang met het herontwikkelen van het landgoed en het realiseren van een markant, robuust woonhuis. De cultuurhistorie is de basis voor de ontwikkeling en sluit daarmee aan op het beleid van de gemeente.
Wat vooraf ging: Inrichtingsstudie 2016-2017
Ten behoeve van de planvorming is een inrichtingsstudie verricht. In november 2016 zijn twee modellen vervaardigd. Daarin stonden het beleefbaar maken van de restanten van Huis Tuil, het aansluiten op de omgeving en de inpassing van een woonhuis centraal. De modellen zijn nader uitgewerkt in een inrichtingsvoorstel (Buro SRO, mei 2017). Dat voorstel gaat uit van de aanleg van grasland met incidentele bomen, wat in samenhang met de aanwezige hoogteverschillen, het voormalige Huis Tuil zichtbaar maakt. Ook de rest van het perceel wordt herontwikkeld, waarbij elementen van een landgoed terugkeren; een boomgaard, hagen etc.
afbeelding
Inrichtingsvoorstel (Buro SRO, mei 2017)
Beeldkwaliteitplan
Het bouwen van een woonhuis op de oorspronkelijke plek van Huis Tuil is overwogen, maar dat zou ten koste gaan van het ondergrondse erfgoed. Om die reden is er voor gekozen om het woonhuis elders op het perceel te situeren, met de sfeer van een kasteelboerderij ensemble (zie ook het bij de regels gevoegde Beeldkwaliteitplan Haartraat 8 Tuil, bijlagen bij de regels, bijlage 3). Dit is afgestemd met het Gelders Genootschap. Bij de uitwerkingen is het initiatief nog diverse keren besproken met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit.
Bebouwingsvoorstel
De inrichtingsstudie uit 2017 is nader uit gewerkt in een bebouwingsvoorstel voor een herenhuis en een bijgebouw door Spanjer Architect. De woning is gepositioneerd op het verlengde van de as van de Appelenburg, zodat deze een prominente plek op het perceel heeft. Het bijgebouw met paardenverblijven voor het hobbymatig, op niet bedrijfsmatige wijze, houden van ten hoogste 5 paarden en bergruimten heeft een L-vorm en is gepositioneerd op de zuidwestelijke hoek van het bouwvlak. Hierdoor ‘omarmt’ dit gebouw samen met de woning het centrale deel van het perceel. In verband met de hoge archeologische verwachting (zie toelichting paragraaf 4.8.1) wordt het terrein ter plaatse van het bouwvlak enigszins opgehoogd en wordt geen kelderverdieping toegepast.
Het bebouwingsvoorstel is eenduidig in hoofdvorm en materialisatie. Dit plan is beoordeeld en past binnen het eerder genoemde beeldkwaliteitplan. Er wordt een robuust hoofdgebouw voorgesteld in twee lagen met een kap. Het ontwerp is gebaseerd op de typologie van een kasteelboerderij. De woning heeft een samengestelde vorm met subtiel getrapte gevels welke verwijzen naar de oorspronkelijke kasteelboerderij. De materialisering alsook de detaillering van de woning is sober doch doeltreffend en kenmerkt zich door een natuurlijk kleurenpalet.
Het ontwerp van het bijgebouw sluit qua materialisering en detaillering aan bij de woning, waardoor een architectonische eenheid ontstaat.
De Commissie Ruimtelijk Kwaliteit heeft in haar advies van 25 februari 2022 aangegeven dat het plan voldoet aan de voorwaarden die voor welstand gelden.
afbeelding
Bebouwingsvoorstel woonhuis (bron: Spanjer Architect, 13 november 2021)
afbeelding
Bebouwingsvoorstel bijgebouw (bron: Spanjer Architect, 13 november 2021)
Landschappelijke inpassing
Het bebouwingsvoorstel is nader uitgewerkt met een voorstel voor de landschappelijke inpassing door Michel van Loon architectuur voor tuinen en buitenplaatsen (d.d. 9 april 2022): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 8.
In het plangebied wordt de locatie van het voormalige kasteel, een archeologisch monument, zichtbaar gemaakt. De begroeiing rond de slotgracht zal zodanig zijn dat de contouren van het voormalige kasteel zichtbaar blijven. De oever van de slotgracht zal natuurlijk blijven met de bestaande flora en fauna. Verder worden de bomengroep en bosschages in het noordoostelijke deel van het plangebied gehandhaafd. Verder wordt voorzien in een groente- en/of kruidentuin, een vogelbosje, enkele solitaire bomen en een streekeigen hoogstamboomgaard. De boomgaard zal tevens als weide voor schapen gebruikt worden en wordt voorzien van weidemengselgras en een bloemenakker.
In verband met de archeologische waarden van het gebied, wordt het terrein enigszins opgehoogd ter plaatse van het bouwvlak. Dat sluit aan op het huidige geaccidenteerde terrein, zodat er een natuurlijke situatie ontstaat.
Mede in verband met de benodigde afscherming ten opzichte van een openbaar toegankelijk wandelpad, wordt een 'vogelbosje' beoogd: een bes- en bloemdragend bosplantsoen met meidoorns.
De entree tot het nieuwe woonhuis heeft plaats vanaf de bestaande toegangspoort aan de Haarstraat, die al vele jaren in gebruik is. De verharding binnen het plangebied zal bestaan uit een uit klinkers bestaande entree tot het bijgebouw en een tuinpad/terras tot aan het woonhuis. Voor de parkeerplaats, voor 3 auto’s, wordt gedacht aan het gebruik van grind.
afbeelding
Landschappelijke inpassing (bron: Michel van Loon architectuur voor tuinen en buitenplaatsen, 9 april 2022)
In de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de benodigde watercompensatie (zie toelichting paragraaf 4.6.3 sub 2). Hiertoe wordt de sloot aan de noordzijde van het plangebied over een lengte van 33,4 m verbreed. Dit wordt voorafgaand aan de realisatie van de woning uitgevoerd. Tevens is rekening gehouden met de dijkversterking Gorinchem - Waardenburg, aan de zuidzijde van het plangebied (zie toelichting paragraaf 4.6.3).
Wandelpad
Het inrichtingsvoorstel uit 2017 gaat uit van een openbaar wandelpad over het perceel met twee aansluitingen op de Haarstraat, met zicht op de herstelde slotgracht. Met de toenmalige wethouder van de voormalige gemeente Neerrijnen is in 2016 besproken dat nauwgezet in de gaten zou worden gehouden of de openbaarheid tot ongewenste effecten of overlast leidt, waarna zonodig maatregelen worden getroffen.
In het inrichtingsvoorstel uit 2017 is sprake van een doorsnijding van het onderhavige perceel met een openbaar toegankelijk wandelpad, wat tot allerlei mogelijke problemen leidt ten aanzien van aansprakelijkheid en veiligheid. Voor de initiatiefnemer speelt voorts de praktische bruikbaarheid van het westelijke perceelsgedeelte een rol: dat zou fors worden belemmerd als er een openbaar pad dwars over het perceel loopt.
Na diverse gesprekken is overeengekomen om het archeologisch monument toegankelijk te maken via twee openbaar toegankelijke wandelpaden:
  1. Het ene wandelpad loopt over het onderhavige perceel: het sluit aan op de Haarstraat en eindigt bij een kleine verhoging vlakbij en met zicht op de voormalige slotgracht. Dit is de situatie zoals ook bedoeld door Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK). Het pad is gedurende de daglichtperiode vrij toegankelijk voor wandelaars. Het beheer en het onderhoud van dit pad is in handen van de initiatiefnemers.
afbeelding
Wandelpad (blauwe stippellijn) met verhoging (oranje ster) (bron; initiatiefnemers en Commissie Ruimtelijke Kwaliteit, bijgewerkt door Buro SRO, maart 2022)
  1. De andere wandelpaden bevindt zich aan de zuidzijde van het perceel. Het betreft de twee beheerstroken, als onderdeel van de dijkversterking (Projectplan Waterwet dijkversterking Gorinchem-Waardenburg). Zoals dat geldt voor alle beheerstroken langs de dijk zijn deze toegankelijk voor recreatief medegebruik, waaronder wandelen. Dit is binnen het Waterschap Rivierenland als zodanig vastgelegd in de 'Nota recreatief medegebruik van waterschapseigendommen'. Op onderstaande afbeelding zijn de beheerstroken zichtbaar (blauwgroene arceringen), alsmede de beheerafritten om de beheerstrook te kunnen betreden, ook met materieel (groene pijlen). Het pad sluit aan de oostkant aan op een pad nabij de rotonde in de N230 en aan de westkant op de Kortestraat en loopt vandaaruit verder in oostelijke richting. De betreffende paden bieden ter hoogte van onderhavige perceel ook vanaf die zijde een goed zicht op de slotgracht e.d. Daarbij is ook voorzien in een uitkijkpunt (zie onderstaande principe-doorsnede). Dit uitkijkpunt is ook als zodanig op de verbeelding aangegeven.
afbeelding
Principe-doorsnede uitkijkpunt (bron: Michel van Loon architectuur voor tuinen en buitenplaatsen, 9 april 2022)
afbeelding
Afbeelding met de beheerstroken waarop gewandeld kan worden (blauwgroene arceringen) (Bron: Projectplan Waterwet dijkversterking Gorinchem-Waardenburg, 2022)

3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal, voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
Het plan is dusdanig kleinschalig dat het geen directe relatie heeft met de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De wetgever heeft in de Wro, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de NOVI zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014, 1 juli 2016 en 1 januari 2017 op onderdelen aangevuld.
Planspecifiek
Voorliggend initiatief raakt niet aan één van de 14 in het Barro geformuleerde rijksbelangen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Onderhavige ontwikkeling betreft de toevoeging van slechts één woning en is daarmee niet aan te merken als stedelijke ontwikkeling. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet noodzakelijk.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Nederland is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie Gelderland legt bij de uitoefening van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt daaraan richting gegeven.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat thematische visieschetsen. De schetsen zijn een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen. De ambities die hieruit volgen zijn:
  1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam.
  2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer.
  3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
  4. Biodiversiteit: werken met de natuur.
  5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
  6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
  7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling sluit met name aan bij de ambitie voor woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. De volgende ambities zijn hierbij van belang:
  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woonmilieus passend bij de diversiteit aan woningvraag; voor ieder een passende, duurzame woning. We benutten de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.
Met de beoogde ontwikkeling wordt een goed duurzame, geïsoleerde en aardgasloze woning gebouwd. Tevens worden voormalige cultuurhistorische kenmerken van het terrein in ere hersteld. Door de beoogde woning op een andere plaats dan het oorspronkelijke Huis Tuil te bouwen blijft het ondergronds erfgoed bewaard. De beoogde ontwikkeling wordt landschappelijk ingepast. Het voorstel gaat uit van de aanleg van grasland met incidentele bomen, wat in samenhang met de aanwezige hoogteverschillen, de slotgracht en het voormalige Huis Tuil zichtbaar maken. Er wordt voorzien in een openbaar pad vanaf de Haarstraat dat ook langs de herstelde slotgracht leidt. Ook de rest van het perceel wordt herontwikkeld, waarbij elementen van een landgoed terugkeren; een boomgaard, hagen etc.
De beoogde ontwikkeling zorgt voor een kwaliteitsimpuls van het plangebied. Er is sprake van een dynamische, diverse en duurzame woon- en leefomgeving.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Met een omgevingsverordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie Gelderland heeft op 24 september 2014 de omgevingsverordening vastgesteld, die vervolgens op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Deze omgevingsverordening is vervolgens meerdere keren partieel gewijzigd. Voor de beoordeling van het onderhavige bestemmingsplan is getoetst aan de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland van december 2018. De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De omgevingsverordening richt zich net zo breed als de omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Planspecifiek
In artikel 2.2.1.1 van de omgevingsverordening wordt gesteld dat in een bestemmingsplan nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts worden toegestaan wanneer dit past in het geldende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma (KWP) successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.
Het aantal geprojecteerde woningen is zeer gering (1 woning). Het KWP stelt ten aanzien van onderhavige locatie en onderhavige ontwikkeling geen specifieke eisen waarmee rekening gehouden dient te worden.
Daarnaast is het plangebied aangewezen als intrekgebied. Deze gebieden krijgen in een bestemmingsplan geen bestemming die de winning van fossiele energie, zoals aardgas, aardolie, schaliegas en steenkoolgas, mogelijk maakt. Van voornoemde bestemmingen is met onderhavig bestemmingsplan geen sprake. De ontwikkeling is niet in strijd met de omgevingsverordening Gelderland.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie West Betuwe

De Omgevingsvisie van de gemeente West Betuwe is vastgesteld op 22 februari 2022. De omgevingsvisie is een beleidsinstrument voor de gemeente, voortkomend uit de Omgevingswet. De Omgevingswet treedt in 2023 in werking. In deze omgevingsvisie heeft de gemeente de huidige kwaliteiten van onze fysieke leefomgeving beschreven. Daarnaast heeft de gemeente de verschillende ontwikkelingen met impact op de fysieke leefomgeving in beeld gebracht en in samenhang bekeken. Daarnaast zijn de gedeelde dromen en visie op de toekomst opgetekend.
In de omgevingsvisie wordt per thema ingegaan op de ambities. Dit zijn de thema's:
  • Gezonde en leefbare leefomgeving;
  • Wonen en voorzieningen;
  • Mobiliteit en bereikbaarheid;
  • Economie en ondernemerschap;
  • Landbouw;
  • Energie en klimaat;
  • Natuur, cultuur en recreatie.
Planspecifiek
Met name de thema's 'Wonen en voorzieningen' en 'Natuur, cultuur en recreatie' zijn van toepassing voor de beoogde ontwikkeling. Hierbij biedt de gemeente West Betuwe ruimte voor bouwen naar de woonbehoefte van de inwoners. Met de beoogde woning blijft het dorpse karakter behouden en draagt het initiatief bij aan het beleefbaar maken van een archeologisch monument voor wandelaars.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Omgevingsvisie van de gemeente West Betuwe.

3.3.2 Woonvisie Neerrijnen 2012-2020

Bij aanvang van het proces voor de onderhavige woning was de Woonvisie 2012-2020 van de voormalige gemeente Neerijnen (vastgesteld juni 2012) van toepassing. In die visie staat de afstemming van het aanbod op de vraag centraal. In dit verband is relevant dat het college van Burgemeester en wethouders op 13 mei 2016, in reactie op het 'Principeverzoek medewerking herontwikkeling landgoed Huis Klingelenburg te Tuil', aangegeven heeft dat het de gemeenteraad geadviseerd heeft om voor de woningtoename gebruik te maken van de hardheidsclausule, waarmee in dit specifieke geval, afgeweken kan worden van de Woonvisie.

3.3.3 Woonvisie West Betuwe 2020-2030

De Woonvisie West Betuwe 2020-2030 'Wonen naar behoefte' betreft de koers tot 2030 waarbij samengewerkt wordt aan een woningmarkt die klaar is voor de toekomst en aansluit op de behoeften van inwoners. Het moet zorgen voor kernen waar jong en oud naar tevredenheid wonen. Om die reden streeft de gemeente een gezonde mix tussen koop- en sociale huurwoningen, rekening houdend met verschillende doelgroepen, zoals ouderen, starters of huurders. Tevens biedt het ruimte voor de inwoners in de verschillende kernen van de gemeente. Nieuwe woningen in iedere kern. In totaal worden er tot 2030 ongeveer 2200 woningen gebouwd verdeeld over de 26 dorpen en stadjes. Daarnaast streeft de gemeente naar huizen die passen bij het landschap en het karakter van de Betuwe.
Planspecifiek
De onderhavige woning voorziet in de behoefte en past binnen de in de Woonvisie vermelde plancapaciteit (nieuwe vrije ruimte). Bovendien zijn het bebouwings- en inrichtingsvoorstel zorgvuldig afgestemd op de bijzondere plaatselijke omstandigheden, waarmee sprake is van een plan dat past bij het landschap en het karakter van West Betuwe.
Het voorliggende initiatief sluit dan ook aan bij de uitgangspunten van de gemeentelijke Woonvisie.

4 Onderzoek

Een bestemmingsplan dient voorzien te zijn van een goede ruimtelijke onderbouwing. Dit houdt in dat verschillende ruimtelijke en milieutechnische aspecten onderzocht moeten worden. In de toelichting van het bestemmingsplan wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening op de verschillende aspecten ingegaan. Daarbij moet gedacht worden aan de aspecten bedrijven en milieuzonering, lucht, ecologie, externe veiligheid, geluid en water.

4.1 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan moet aangetoond worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Bij herinrichtingssituaties is doorgaans een bodemonderzoek noodzakelijk in het kader van de Woningwet. Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. In het kader van de zorgplicht kan bij gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik een bodemonderzoek echter ook noodzakelijk zijn.
Planspecifiek
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichting, bijlage 1, Bakker Milieuadviezen, BM/23126-2017). Op basis van dit onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
  • De bovengrond van 0,30 cm-mv is in 2 mengmonsters onderzocht. In beide mengmonsters is kwik licht verhoogd aangetroffen en in 1 van de 2 mengmonsters is lood ook licht verhoogd aanwezig. Beide verhogingen vormen geen enkele belemmering voor de bestemming wonen. De extra onderzochte bestrijdingsmiddelen (OCB) zijn niet verhoogd aangetroffen. Dit bevestigt hetgeen de opdrachtgever heeft medegedeeld, namelijk dat op het terrein waarschijnlijk nooit fruitbomen hebben gestaan;
  • In de kleiige ondergrond zijn de gehalten van alle parameters uit het standaardpakket beneden de AW2000 aangetroffen;
  • In het grondwater is het gehalte aan barium boven de streefwaarde aangetroffen. Dit is een gangbare, niet relevante verhoging.
Op grond van de verkregen resultaten vormt de kwaliteit van de bodem geen enkele belemmering voor de bestemming wonen. Er is geen reden om aan te nemen dat de bodemkwaliteit op het overige perceel afwijkt van de kwaliteit op het onderzochte terreindeel. Dat houdt in dat er ook ten aanzien van het overige gebruik voor tuin, groen en water geen belemmeringen zijn.

4.2 Luchtkwaliteit

In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden. Ten tweede moet bekeken worden of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat.
Planspecifiek
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt slechts 1 woning gerealiseerd. De voorgenomen ontwikkeling kan, gelet op de omvang van de ontwikkeling (<1.500 woningen), gezien worden als een NIBM-project; de ontwikkeling heeft niet in betekenende mate invloed op de luchtkwaliteit ter plaatse. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het uitvoeren van de plannen op deze locatie.
Tevens blijkt uit raadpleging van de NSL-monitoringstool (2016) dat de luchtkwaliteit wat betreft NO2 en PM10 in en om het plangebied in het jaar 2015 met resp. 23 µg/m³ en 20 µg/m³ ruimschoots aan de norm van 40 µg/m³ voldoet. Wat betreft de concentratie PM2,5 wordt met een waarde van 13 µg/m³ ook ruimschoots aan de betreffende norm van 25 µg/m³ voldaan.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

4.3 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (een bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning).
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd door Omgevingsdienst Rivierenland: 'Onderzoek wegverkeerslawaai, locatie Haarstraat 8, Tuil' d.d. 3 december 2021 (zie bijlagen bij toelichting, bijlage 2).
Het plangebied ligt binnen de zone van de Provincialeweg N830. De nabij gelegen gemeentelijke wegen zijn 30 km/uur-wegen, die volgens de Wet geluidhinder (Wgh) geen zone hebben. In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet het geluid van die wegen wel worden onderzocht. Daarom zijn voor het bouwplan Haarstraat 8 de geluidsbelastingen berekend voor de wegen die in het regionaal verkeersmodel zijn opgenomen (veelal de doorgaande wegen). De resultaten zijn getoetst aan de grenswaarde uit de Wgh.
Het plangebied ligt buiten de zone van de rijksweg A2. Omdat uit ervaring bekend is dat het geluid van de A2 ook buiten de zone relevant kan zijn, is ook het geluid van de A2 berekend. Dit dan ook in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Provincialeweg N830
De hoogst berekende geluidsbelasting van de Provincialeweg N830 is 56 dB, ter plaatse van de zuidgevel. Dit is inclusief 2 dB aftrek volgens artikel 110 g Wgh. Deze waarde moet getoetst worden aan de grenswaarden uit de Wgh. De voorkeursgrenswaarde uit de Wgh (48 dB) wordt hierbij met 8 dB overschreden. De maximale grenswaarden voor binnenstedelijke situaties (63 dB) wordt niet overschreden.
Onderzocht is of met geluidreducerende maatregelen (bronmaatregelen, afscherming) voldaan kan worden aan de voorkeursgrenswaarde. Bronmaatregelen zijn hier niet wenselijk. Een snelheidsverlaging is om verkeerskundige redenen niet gewenst, omdat de weg een belangrijke doorgaande weg betreft. En omdat de weg al is voorzien van een dunne geluidreducerende deklaag is het aanbrengen van een nog stiller wegdek niet doelmatig. Daarbij zijn bronmaatregelen ook niet doelmatig, omdat het bouwplan slechts één woning betreft. Omdat het bouwplan slechts één woning betreft zijn ook overdrachtsmaatregelen (geluidsschermen) niet doelmatig en te kostbaar.
Derhalve wordt geconcludeerd dat geluidreducerende maatregelen niet gewenst en/of niet doelmatig zijn. Om het bouwplan te kunnen realiseren moet er een hogere geluidgrenswaarde worden vastgesteld voor de Provincialeweg N830.
Rijksweg A2
Ook het geluid van rijksweg A2 ligt boven de voorkeursgrenswaarde ligt. Het plangebied ligt echter niet binnen de wettelijke zone van de A2. Dit moet daarom niet worden getoetst aan de Wgh en er hoeft geen hogere waarde te worden vastgesteld voor de A2.
Het geluid van rijksweg A2 ligt beneden de maximale grenswaarde en is lager dan het geluid van de N830. Alleen op de oost- en noordgevel is het maatgevend en daarom relevant om mee te nemen bij de beoordeling en bepaling van noodzakelijke maatregelen. Op grond van het gemeentelijk geluidbeleid en in het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt geadviseerd om bij de dimensionering van de noodzakelijke geluidisolatie het geluid van Rijksweg A2 mee te nemen, zodat er binnen in de woning een goed woon- en leefklimaat wordt gerealiseerd.
Hogere waardenbesluit
De gemeente heeft voor het vaststellen van hogere geluidgrenswaarden beleidsregels vastgesteld. Deze staan in paragraaf 5.2 van het Geluidbeleid gemeente West Betuwe 2021 dat op 25 mei 2021 in de Raad is vastgesteld.
Het college heeft op 8 maart 2022 besloten om in te stemmen met het 'Ontwerpbesluit hogere geluidgrenswaarde' op basis van de Wet geluidhinder voor de nieuwbouwwoning Haarstraat 8. Dit ontwerpbesluit is samen met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Het definitieve besluit hogere geluidgrenswaarde is als bijlagen bij toelichting, bijlage 10 bijgevoegd.
Binnenwaarden
De hoogst berekende totale geluidsbelasting exclusief aftrek is 58 dB. Die waarde is relevant voor de bepaling van de gevelisolatiemaatregelen. De geluidisolatie van de woning moet voldoen aan de eisen in het Bouwbesluit. Aan de woning moet daarom isolatie worden aangebracht, zodat binnen in de woning het geluidniveau voldoet. Op grond van het gemeentelijk geluidbeleid geldt dat bij de geluidisolatie ook rekening moet worden gehouden met bronnen waarop de Wet geluidhinder niet van toepassing is. Dat betreft de geluidsituatie ten gevolge van rijksweg A2.
Conclusie
In verband met de geluidsbelasting ten gevolge van de Provincialeweg N830 is het noodzakelijk om voor de ontwikkeling een hogere waarde vast te stellen. Het besluit hogere geluidgrenswaarde wordt samen met het bestemmingsplan vastgesteld.

4.4 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen).
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Planspecifiek
Wonen wordt in het kader van bedrijven en milieuzonering gezien als een gevoelige functie. Derhalve is gekeken naar de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van het plangebied. Vanwege de diversiteit aan bestemmingen rond het plangebied kan de omgeving worden aangemerkt als 'gemengd gebied'. Zoals in de VNG publicatie staat vermeld, kan bij het type gemengd gebied de richtafstand met één afstandsstap worden verlaagd. De dichtstbijzijnde bedrijven/inrichtingen zijn:
Adres Inrichting SBI-2008 Milieu categorisering Richtafstand gemengd gebied Afstand tot plangebied
Haarstraat 2
kringloopwinkel
(detailhandel)
471 1 0 m 15 m
St. Antoniestraat 2
Heeren van Tuil
(bed & breakfast)
5510 1 0 m 50 m
Langstraat 12 Hervormde kerk Tuil 9491 2 10 m 130 m
Voorgaande bedrijven bevinden zich op voldoende afstand tot het plangebied. Hiermee vormt het aspect milieuzonering geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.
Daarnaast bevindt zich ten zuiden van de Graaf Reinaldweg een loswal. In het geldende bestemmingsplan Buitengebied heeft dat terrein een bedrijfsbestemming, waarbij ten hoogste bedrijven in categorie 2 zijn toegelaten met een richtafstand van 30 meter. De afstand tot dat bedrijf is veel groter, dus ook dit bedrijf vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid.

4.5 Externe Veiligheid

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Planspecifiek
Navolgende afbeelding toont een fragment van de risicokaart externe veiligheid.
afbeelding
Fragment risicokaart externe veiligheid met globale ligging plangebied (rode omcirkeling)
Uit die afbeelding blijkt dat in de directe omgeving (straal van 500 meter) van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. De dichtstbijzijnde risicobron betreft een transportroute voor gevaarlijke stoffen over water, de Waal. De afstand tot de rivier is circa 600 m. Gezien de afstand vormt deze transportroute geen belemmering.
Volgens de Risicokaart ligt er op een afstand van circa 1.000 meter een buisleiding. Het betreft een Defensie Pijpleiding. Voor de buisleiding geldt een PR-contour 10-6 van 0 meter. De projectlocatie ligt dus niet binnen een risicovolle contour.
De planlocatie ligt tevens op een afstand van 1.000 meter van de snelweg A2. Uit bijlage I van de Regeling basisnet blijkt dat op het weggedeelte van de A2 een PR 10-6-risicocontour geldt van 0 meter. De PR 10-6-risicocontour reikt derhalve niet tot aan het plangebied. Over deze weg vinden wel transporten plaats van brandbare vloeistoffen (LF1, LF2), brandbare gassen (GF2 en GF3) en toxische stoffen (LT1, LT2 en GT3). Gezien de afstand vormt deze transportroute geen belemmering. Daarnaast worden in het plangebied ook geen nieuwe risicovolle activiteiten mogelijk gemaakt en vormen de bestaande woningen de kwetsbare objecten.
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

4.6 Water

Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden.

4.6.1 Generiek beleid

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Water Programma
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.

4.6.2 Beleid Waterschap Rivierenland

Het waterbeheer voor de gemeente West Betuwe is in handen van het Waterschap Rivierenland. Het speerpunt van het beleid van Waterschap Rivierenland is 'duurzaam en klimaatbewust'. Om een duurzaam en klimaatbewust waterbeheer te kunnen realiseren, beschikt het waterschap over een klimaatneutraal kantoor, koopt men duurzaam materiaal in, levert het duurzaam terreinbeheer en duurzame energiemaatregelen. Het Waterschap Rivierenland is het eerste waterschap in Nederland dat is toegetreden tot het klimaatverbond. Dit instituut verenigt Nederlandse overheidsorganisaties die daadkrachtig werken aan het verankeren van een beter klimaatbeleid en de uitvoering ervan op lokaal niveau. Het lidmaatschap moet zorgen voor nieuwe inspiratie voor de ingeslagen weg van duurzaamheid.
In het kader van de speerpunten van het beleid is het waterschap verantwoordelijk voor, en werkt het voortvarend aan, een duurzaam waterbeheer voor een veilig en leefbaar Rivierenland. Hierbij heeft het een visie die bestaat uit een missie, een aantal kernwaarden en een toekomstbeeld. De kerntaak is het waterbeheer in Rivierenland. Wederom is het aspect veiligheid een belangrijk onderdeel. Het uitvoeren van de taken doet het waterschap door middel van het inzetten van technische middelen en bijzondere capaciteiten, te weten: dijkbeheer, muskusrattenbestrijding, beheer van watersystemen, waterzuivering, vaarwegenbeheer en grondwaterbeheer. Het waterschap draagt de verantwoordelijkheid bij het inzetten van de middelen en beschikt over de noodzakelijke kennis om tot een juiste inzet te komen.
Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen'
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’ beschrijft wat het Waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerplan zijn de kaders voor het waterbeheer gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van het Waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema’s: beschermen tegen overstromingen; water eerlijk verdelen; voorbereiden op extreem weer; streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit; bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur; kwaliteitsverbetering zwemwater; toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; toewerken naar circulariteit.

4.6.3 Watertoets

De ‘watertoets’ is een instrument dat waterhuishoudkundige belangen expliciet en op evenwichtige wijze
laat meewegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen en besluiten. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van een eventueel overleg opgenomen.
Planspecifiek
Watergangen
Aan de noord- en zuidzijde van het plangebied is een A-watergang aanwezig. Rondom deze watergang is een beschermingszone aanwezig van 4 m. In een dergelijke zone is het verboden om zonder vergunning bepaalde werkzaamheden uit te voeren of bouwwerken op te richten.
De volgende afbeelding toont een fragment van de legger van het Waterschap Rivierenland.
afbeelding
Fragment legger Waterschap Rivierenland
Waterkering
Het bouwvlak ligt buiten de contouren van het profiel van de vrije ruimte (PVVR). In het op 26 januari 2021 vastgestelde bestemmingsplan 'Dijkversterking Gorinchem - Waardenburg' is het meest zuidelijke deel van het plangebied voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Dat betreffende gebied is thans grotendeels buiten het plangebied gelaten (is ook geen eigendom meer van initiatiefnemer).
Verder zijn de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk 1', voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering en 'vrijwaringszone - dijk 2' voor de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering overgenomen in het voorliggende bestemmingsplan.
Waterafvoer
Het afvalwatersysteem van de ontwikkeling wordt zodanig vormgegeven dat het regenwater kan worden afgekoppeld. Het overige vuilwater wordt afgevoerd middels de riolering.
Watercompensatie
Een toename aan verharding van meer dan 500 m² in stedelijk gebied dient volgens de regels van het Waterschap Rivierenland in de vorm van nieuw open water te worden gerealiseerd. Een toename aan verharding zorgt er namelijk voor dat het regenwater sneller op het oppervlaktewater zal afstromen. Het uitgangspunt bij ruimtelijke ontwikkelingen is dat er geen verslechtering van de huidige situatie mag optreden. In de huidige situatie is het plangebied nagenoeg volledig onverhard. De realisatie van de woning in het bouwoppervlak resulteert in een nieuw verhard oppervlak bestaande uit dakoppervlak en bestrating. Ter plaatse van het nieuwe verharde oppervlak kan het regenwater niet of nauwelijks in de bodem dringen. Dit impliceert dat bij een flinke regenbui het oppervlaktewatersysteem een grote afvoerpiek moet kunnen opvangen. De 'extra' afvoer van hemelwater wordt in deze situatie geneutraliseerd door de bergingscapaciteit van het watersysteem te vergroten. Hierbij zal het regenwater direct afstromen naar het slotenstelsel rondom het perceel, met name naar het noorden gezien het aflopende grondoppervlak. Om te voorkomen dat er wateroverlast ontstaat is de aanleg van extra waterberging van belang. De compensatiemaatregel kan in hetzelfde peilgebied worden gerealiseerd. Hiervoor komt de sloot aan de noordzijde van het perceel in aanmerking, die een wisselende breedte kent. Daar deze sloot grenst aan de bebouwde kom kan worden gesproken van “stedelijk gebied”. Dit is relevant voor de bepaling van de hoogte van de compensatiemaatregel. In de situatie van de Haarstraat 8 is dus sprake van een stedelijk gebied.
De voorgenomen ontwikkeling gaat gepaard met de volgende toename van verharding:
  • dakoppervlak 175 m²;
  • bijgebouw 250 m²;
  • oprit 100 m²;
  • erfverharding (60%) 90 m².
De toename van verhard oppervlak bedraagt in totaal 615 m². De vrijstelling voor de compensatie voor dit gebied is 500 m². Derhalve is watercompensatie noodzakelijk van 115 m².
Dit resulteert in een compensatieberekening die er als volgt uitziet: 115*0,0436 m³= 5,014 m³ benodigde waterberging. Dit komt overeen met een wateroppervlak van circa 16,7 m² op zomerpeil (43,6 m³/0,3 m peilstijging). Het Waterschap Rivierenland heeft berekend dat er via deze sloot voldoende capaciteit is om het water te kunnen afvoeren. De sloot aan de noordzijde van het plangebied, aan de Haarstraat, wordt over een lengte van 33,4 m verbreed, waarbij de breedte van insteek tot insteek niet meer zal zijn dan 7 m. Dit is ook verwerkt op de verbeelding van het onderhavige bestemmingsplan.
Voor de benodigde verbreding van sloot aan de noordzijde wordt een vergunning. Aangezien het een A-watergang betreft gaat Waterschap Rivierenland er vanuit dat de watergang in eigendom wordt overgedragen aan het waterschap. Dit heeft plaats buiten de context van dit bestemmingsplan.
Als vergunning kan worden verleend voor het graven van water aan de westzijde van de toegangspoort zal dit water een B-status moeten krijgen. Voor een B-watergang geldt dat bouwwerken binnen een beschermingszone van 1 m vergunningsplichtig zijn.
Effect verbreding sloot
De verbreding van de sloot ligt binnen de Buitenbeschermingszone Binnendijks. In de buitenbeschermingszone zijn (diepe) ontgrondingen alleen toegestaan, als door het hydrologisch en geotechnisch onderzoek is aangetoond dat er geen negatief effect is op de algehele stand zekerheid van de waterkering en dat de verbreding geen effect heeft op de 'piping' en de stabiliteit van de dijk. Hiertoe is een check uitgevoerd door de Graaf Reinaldalliantie in relatie tot het nieuwe dijkontwerp:
  1. Hydrologische toets: De verbreding van deze sloot kan voor een verhoogde kans op 'piping' onder de dijk zorgen. Daar de locatie van de verbreding niet in verbinding staat met de rivier door een in de ondergrond gelegen zandbaan, is er, al uitgaande van het nieuwe dijkontwerp (zie hieronder), geen verhoogde kans op 'piping'.
  2. Geotechnische toets: Een verbreding van deze sloot kan voor een verhoogde kans op instabiliteit van de dijk zorgen. De sloot wordt niet dieper en wordt niet meer dan maximaal circa 1m verbreed. Derhalve is deze ingreep niet significant en is er geen negatief effect op de stabiliteit van de dijk, al uitgaande van het nieuwe dijkontwerp.
Er zijn geen verdere belemmeringen want de maximaal toegestane breedte van 7 meter van insteek tot insteek wordt hierdoor niet overschreden.
Relatie met dijkversterking
Aan de zuidzijde van het plangebied wordt de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg gerealiseerd. Het geprojecteerde bouwvlak bevindt zich buiten de contouren van het profiel van de vrije ruimte (PVVR), wat van belang is in verband met toekomstige dijkversterkingen (zie oranje lijn aan landzijde dijk op onderstaande afbeelding van het Ontwerp projectplan Waterwet voor de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg). Het bouwvlak ligt buiten het gebied van de activiteiten om de dijkversterking te realiseren. Vanuit de versterkingswerkzaamheden zijn er geen belemmeringen.
afbeelding
Projectplan Waterwet voor de dijkversterking Gorinchem-Waardenburg
De afwatering bij de dijkversterking wordt bij de aanleg zodanig gerealiseerd dat het water via een drainagesysteem naar het westen wordt afgevoerd en er geen belemmeringen ontstaan bij de bouw binnen het plangebied. Hierbij zal de sloot aan de landzijde van de dijk ter hoogte van het voorliggende plangebied geheel gedempt worden. Uit onderzoeken is gebleken dat er geen nadelige situaties zullen ontstaan zoals 'piping', bij zowel de bouw als bij de bestaande slotgracht. Wel dient er een 'drempel' voor de afvoer naar de sloot te komen, die zorgt voor een voldoende hoge waterstand bij hoogwater, waardoor voldoende tegendruk ontstaat. Tevens wordt in het kader van de dijkversterking aan de westzijde van het perceel de aanwezige sloot deels gedempt ter voorkoming van 'piping'.
Conclusie
Voor de toename van het verhard oppervlak, de realisatie van de gebouwen en bijgebouwen, de verbreding van de watergang en overige werken en werkzaamheden in beschermingszones van watergang en waterkering wordt een watervergunning aangevraagd. Tevens worden in verband met de dijkversterking sloten aan de zuid- en westzijde van het plangebied gedempt. Uit onderzoeken is gebleken dat er geen nadelige situaties zullen ontstaan zoals 'piping'.
Er zijn dan ook geen belemmeringen vanuit het aspect water.

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
  • bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • vereenvoudiging van regels.
Planspecifiek
Er is in het plangebied een oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna uitgevoerd door Blom Ecologie (nr. BE/2019/724/r, d.d. 29 november 2019): zie bijlagen bij toelichting, bijlage 3.
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000 en het Natuurnetwerk Gelderland. Op een afstand van circa 60 m ligt het Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’. Op een afstand van circa 60 m ligt het Natuurnetwerk Gelderland.
Ondanks dat de beoogde ontwikkeling buiten een beschermd gebied uitgevoerd wordt, kunnen er nog steeds effecten optreden (trillingen, geluid, optische verstoring, etc.). Voor deze effecten wordt verwacht dat ondanks de korte afstand naar het Natura 2000-gebied (60 m) er door de ligging van de Waalbandijk en de vele verkeersbewegingen op de Graaf Reinaldweg een barrièrewerking aanwezig is die deze (eventuele) effecten opheft. Ten aanzien van het Natuurnetwerk Gelderland geldt dat externe werking geen toetsingskader is. Verder zijn kapwerkzaamheden beoogd van een solitaire wilg. Deze kapwerkzaamheden op de planlocatie, vallen onder type a, b, c en d. Het kappen/verwijderen van houtopstanden op de planlocatie is derhalve niet meldingsplichtig in het kader van de Wet natuurbescherming.
Soortenbescherming
De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.
Stikstofdepositie
Een ontwikkeling mag niet leiden tot een toename in stikstofdepositie op omliggende Natura 2000-gebieden. Derhalve dient in beeld gebracht te worden wat de mogelijke effecten van de ontwikkeling zijn op de instandhoudingsdoelstellingen van het nabijgelegen Natura 2000-gebied ‘Rijntakken’.
Reeds in april 2020 zijn berekeningen met de Aerius Calculator uitgevoerd. Bij brief van 19 juni 2020 heeft de Omgevingsdienst Rivierenland aangegeven dat de berekeningen en de ecologische onderbouwing aan de eisen voldoen en dat er geen significant negatieve effecten zijn. Daarna zijn Aeriusberekeningen uitgevoerd, rekening gehouden met het feit dat er thans maximaal vijf paarden worden gehouden. Het aantal paarden zal in de nieuwe situatie niet toenemen, eerder afnemen aangezien de beschikbaar oppervlakte aan weide afneemt.
De berekeningen zijn op 16 november 2022 opnieuw uitgevoerd, rekening houdend met het feit dat door de uitspraak van de Raad van State van 2 november 2022 de bouwvrijstelling is komen te vervallen. Deze berekeningen tonen aan dat de stikstofdepositie vanwege de beoogde ontwikkeling geen significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden. Met het oog op de Wet natuurbescherming is het plan uitvoerbaar. De betreffende nieuwe berekeningen (Buro SRO, d.d. 16 november 2022) zijn als bijlagen bij toelichting, bijlage 7 toegevoegd.
Uitvoerbaarheid bestemmingsplan
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezigheid van algemene broedvogels en (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen. Voor deze soorten dienen maatregelen te worden getroffen om effecten te voorkomen.
Conclusie
De beoogde ontwikkeling leidt, mits enkele algemene maatregelen worden getroffen ten aanzien van de Algemene zorgplicht en algemene broedvogels, niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming (zie hieronder). De conclusie is dan ook dat de ontwikkeling aan de Haarstraat 8 te Tuil uitvoerbaar is.
Kamsalamander
In aanvulling op de quickscan merkt Blom Ecologie het volgende op ten aanzien van de geschiktheid van de slotgracht als compensatie voor de kamsalamander. De kamsalamander is een amfibie die meestal te vinden is in matigvoedselrijke, niet verzuurde en vegetatierijke poelen, vijvers en vennen; meestal in wateren nabij bosgebieden, bosranden of landgoederen. Echter is de verplaatsing van de soort erg laag, dit is meestal minder dan 1 km. Salamanders zijn over het algemeen minder flexibel dan bijvoorbeeld de gewone pad of bruine kikker. De dichtstbijzijnde waarneming (van 2019) in de omgeving van het plangebied is echter 2,6 km.
Daarnaast is het plangebied omringd door wegen, waardoor het voor de kamsalamander moeilijk is om zich te verplaatsen naar het plangebied. Hierdoor wordt de kans klein dat de soort gebruik zal maken van een uitgegraven amfibieënpoel in het onderhavige plangebied. Samengevat kan gesteld worden dat het van waarde is voor een aantal soorten om een amfibieënpoel uit te graven of de grachten te verbeteren. Echter is de kans bijzonder klein dat de kamsalamander hiervan gebruik zal maken.
Te treffen maatregelen
  • Tijdens de werkzaamheden moet voorzichtig worden gehandeld met alle voorkomende flora en fauna (Algemene zorgplicht).
  • Wanneer ondanks zorgvuldig handelen, onderzoek en advies schade lijkt te ontstaan voor beschermde flora en fauna, dient direct contact opgenomen te worden met een ter zake deskundige.
  • Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) gefaseerd verwijderen. Dit om bodembewonende dieren de kans te bieden in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Er wordt gelegenheid gegeven aan dieren, die tijdens de werkzaamheden worden gevonden, te vluchten of zich te verplaatsen naar een schuilplaats buiten het bereik van de werkzaamheden.
  • De werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (medio maart t/m medio juli). Als de werkzaamheden in het broedseizoen worden uitgevoerd dient voor de aanvang door een ter zake deskundig gecontroleerd te worden of er broedvogels aanwezig zijn. E.e.a. op aanwijzing van deskundige. Als dit niet mogelijk is dienen de potentiële nestlocaties buiten het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden.
  • De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten en in de periode april-oktober de werkzaamheden tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes). Mocht verlichting noodzakelijk zijn hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toepassen (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel).
  • Mogelijke overwinteringslocaties van (algemene) amfibieën (vorstvrije structuren als stenenstapels, houtwallen, dichte struwelen etc.) dienen verwijderd of ongeschikt gemaakt te worden buiten de overwinteringsperiode oktober – april.

4.8 Archeologie En Cultuurhistorie

4.8.1 Archeologie

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland wettelijk verankerd in de Erfgoedwet. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient tijdig rekening gehouden te worden met aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden. Door middel van (voor)onderzoek verkrijgt men inzicht in deze waarden om ze - waar nodig – in veiligheid te stellen: hetzij ter plaatse te bewaren in de grond (in situ) behoud, hetzij door middel van een opgraving (ex situ). Als het technisch mogelijk is kunnen met conserverende maatregelen de waarden soms ook veilig gesteld worden (planaanpassing).
Met betrekking tot het aspect archeologie heeft de raad van de voormalige gemeente Neerijnen op 25 september 2008 de Archeologische waarden- en beleidskaart voor het grondgebied van Neerijnen vastgesteld.
Sinds 28 september 2021 heeft gemeente West Betuwe haar nieuwe geharmoniseerde erfgoedbeleid vastgesteld waaronder inbegrepen een actualisatie van de archeologische inventarisatie en beleidskaart (RAAP 2021).
Planspecifiek
Bij het opstellen van dit plan is aanvankelijk uitgegaan van de situatie die gold in voormalige gemeente Neerijnen. Het toenmalige gemeentelijke beleid is vertaald in het voorontwerpbestemmingsplan (5 juni 2018) en ligt tevens ten grondslag aan de uitgevoerde onderzoeken op de locatie Haarstraat 8.
De volgende afbeelding toont een fragment van de archeologische beleidskaart van Neerrijnen.
afbeelding
Fragment archeologische beleidskaart Neerijnen
De uitsnede van de beleidskaart laat zien dat het plangebied voor het overgrote deel in een gebied met een hoge archeologische verwachting ligt, terwijl een klein deel aan de oostelijke plangrens een lage verwachtingswaarde heeft. Het deel met een lage verwachtingswaarde is voorzien van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze dubbelbestemming is alleen relevant bij projecten in het kader van de Tracéwet en projecten met een bodemingreep / verstorende werkzaamheden met een oppervlakte van meer dan 10.000 m². In gebieden met een hoge archeologische verwachting is archeologisch onderzoek noodzakelijk bij bodemingrepen groter dan 250 m² en dieper dan 50 cm.
Het plangebied bevat de resten van ‘het huis Klingelenburg bij Thuijl’ (ook wel 'Nieuw Klingelenburg' ter onderscheiding van het gelijknamige kasteel in Neerijnen). Het terrein is gemeentelijk monument (nr Tuil 08-02, de rode contour op bovenstaande afbeelding). Uit archeologisch bureauonderzoek (Transect-rapport 671, d.d. 01-06-2015, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 4) komt naar voren dat het kasteelterrein oorspronkelijk uit een omgrachte centrale versterkte woontoren met voorburcht bestond. Later, waarschijnlijk in de Nieuwe Tijd, zijn hieraan bijgebouwen toegevoegd. Vanaf deze periode fungeert de voorburcht en het direct ervoor gelegen terrein als tuin. Dit is indicatief voor de ontwikkeling van het kasteelterrein tot landgoed. In de 19de eeuw raakt het landgoed in verval. Tussen 1846 en 1872 wordt het zuidelijke bijgebouw gesloopt. Tussen 1872 en 1890 is de westelijk van het kasteelterrein gelegen boerderij gesloopt. Tussen 1890 en 1923 wordt vervolgens de versterkte woontoren afgebroken en de gracht voor een groot deel gedempt. Vanaf 1923 is het hele plangebied in gebruik als boomgaard.
De resten van Huis Klingelenburg bij Thuijl bevinden zich nog in de ondergrond, direct onder het maaiveld. Deze resten zijn van groot archeologisch belang voor de (begin-)datering van het kasteel, de ontwikkeling van het kasteelterrein, de datering van de verschillende bouwfasen en het gebruik van het kasteel. In het westelijke deel van het plangebied, buiten het gemeentelijk monument, worden niet alleen de resten van de historische boerderij verwacht, maar tevens ook een nederzettingsterrein uit de laat-romeinse tijd (ca 250-450 na Christus). Vondsten uit deze periode zijn in een eerder stadium hier aangetroffen.
In de planvorming is rekening gehouden met de bevindingen uit het vooronderzoek. Zo is de woning niet geprojecteerd op de plek van de voormalige versterkte woontoren. Ook wordt de slotgracht niet verder uitgegraven, maar wordt deze wel beleefbaar gemaakt. Overeenkomstig het advies uit het archeologisch bureauonderzoek, is geofysisch onderzoek met de grondradar uitgevoerd. Hiermee zijn de ondergrondse funderingsresten van het kasteel in kaart gebracht (zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6). Op drie tot vier locaties zijn duidelijk zichtbare objecten aanwezig die funderingsrestanten doen vermoeden.
Medio 2021 heeft VUhbs vervolgens een 'Verkennend en karterend booronderzoek' uitgevoerd (zie bijlagen bij toelichting, bijlage 5). Dit veldonderzoek was noodzakelijk om te bepalen of de geplande bebouwing geen schade zou veroorzaken aan de behoudenswaardige archeologische waarden in het centrale deel van het plangebied. Uit het onderzoek komt naar voren dat op de locatie van het woonhuis vanaf een diepte van 80 à 90 cm onder het huidige maaiveld (2.53 – 2.09 m -NAP) en ter plaatse van de stal vanaf 50 à 90 cm onder het huidige maaiveld (2.35 – 2.92 m NAP) nog archeologische resten en/of sporen aanwezig zijn. Uitgaande van het huidige maaiveld als 0-peil en ook rekening houdend met een bufferzone van 30 cm boven het archeologisch niveau, betekent dit dat zowel de bouw van het woonhuis als de stal leiden tot verstoring van het archeologisch bodemarchief.
Om een archeologische opgraving te vermijden en behoud van de waardevolle resten in situ mogelijk te maken is door regioarcheoloog Rivierenland op 30 juli 2021, namens gemeente West Betuwe besloten om aanvullende maatregelen te treffen. In de eerste plaats dient de verstoring door de palen tot een minimum te worden beperkt. Hiervoor kan uitgegaan worden van de richtlijnen zoals vastgelegd in de 'Handreiking Archeologievriendelijk Bouwen'. Daarnaast dient het terrein en daarmee het 0-peil te worden verhoogd zodat de graafwerkzaamheden worden beperkt tot minimaal 30 cm boven het archeologisch niveau (zie onderstaande afbeelding). Uitgaande van het hoogste voorkomen van het archeologisch niveau, dienen de graafwerkzaamheden ter plaatse van het woonhuis beperkt te worden tot 50 cm onder het huidige maaiveld (2.83 m NAP). Dit komt neer op een ophoging van minimaal 44 cm. Ter plaatse van de stal dient de ontgraving beperkt te worden tot 20 cm onder het huidige maaiveld (3.22 m NAP). Dit komt hier neer op een benodigde ophoging van minimaal 67 cm. Eventuele verplaatsing van de woning of de stal wordt niet als gunstigere optie gezien, omdat het archeologisch niveau in het overige deel van het plangebied plaatselijk nog hoger voorkomt.
afbeelding
afbeelding
Maximaal toegestane verstoringsdiepte (bron: VUhbs archeologie, 25 juli 2021)
Indien de bovengenoemde maatregelen niet mogelijk of wenselijk zijn, wordt aanvullend onderzoek noodzakelijk geacht om te bepalen of hier daadwerkelijk archeologische sporen en/of resten aanwezig zijn. Dit vervolgonderzoek dient uitgevoerd te worden in de vorm van een proefsleuvenonderzoek ter plaatse van het woonhuis en de stal met eventueel een doorstart naar opgraving van de volledige bouwput. Voor dit proefsleuvenonderzoek is een vooraf door bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) verplicht.
Ten allen tijd blijft de wettelijke meldingsplicht archeologische toevalsvondsten van kracht (conform artikel 5.10 Erfgoedwet). Wanneer tijdens graafwerkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen, dan dienen deze direct te worden gemeld bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Gemeente West Betuwe dient tevens hiervan direct in kennis gesteld te worden.
Conclusie
In de planvorming is rekening gehouden met de bevindingen uit het archeologisch vooronderzoek. Bij de bouw wordt de voormalige versterkte woontoren ontzien. Ook wordt de slotgracht niet verder uitgegraven. Deze wordt wel beleefbaar gemaakt. Ter plaatse van de woning en de paardenstal wordt het terrein opgehoogd zodat het archeologisch niveau niet bedreigd wordt en aanvullend onderzoek niet nodig is.
Ter bescherming van huis Klingelenburg te Thuijl en de voorburcht krijgt deze zone de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1', ter bescherming van het gemeentelijke monument (beleidscategorie ‘terrein met gewaardeerde archeologische resten’). Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt in principe geen ingrepen: behoud en bescherming in huidige staat. Voor ingrepen is een erfgoedvergunning van toepassing.
Het omliggende voormalige kasteelterrein krijgt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2': terrein met hoge archeologische waarde (beleidscategorie ‘terrein met archeologische resten”). Hiervoor geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm –mv en tevens met een groter oppervlak dan 50 m² vroegtijdig waardestellend archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
Hierbij wordt aangesloten bij de bevindingen en regelgevingen uit RAAP-rapport 4150 'Erfgoed in de gemeente West Betuwe deel 2. Een actualisatie van de archeologische vindplaatsen- en verwachtingenskaart en cultuurhistorische waardenkaart' (d.d. 31-01-2021).
afbeelding
afbeelding
Uitsnede uit Archeologische beleidskaart (bron: RAAP rapport 4159, d.d. 31-01-2021)

4.8.2 Cultuurhistorie

Op 5 februari 2014 heeft de gemeenteraad van de voormalige gemeente Neerijnen de 'Nota cultuurhistorisch beleid 2014' vastgesteld. Cultuurhistorie is de drager van de identiteit van de voormalige gemeente Neerijnen en daarmee de basis voor ontwikkelingen op het grondgebied van de gemeente. Het belang van de cultuurhistorie ligt met name in twee periodes:
  • De cultuurhistorie uit de periode 450 – 1965 heeft binnen deze beleidsterreinen de nadrukkelijke aandacht. In deze periode wordt de rivier beteugeld en krijgen de nederzettingen de definitieve plaats zoals wij die nu nog kennen. Op dat moment is het huidige grondgebruik definitief gestart.
  • Daarnaast heeft de periode van 52 voor Christus – 450 de aandacht. In deze periode vestigden de Betuwenaren (Batavieren), onder dwang van de Romeinen, zich in dit gebied waarmee een periode van blijvend gebruik van ons grondgebied aanving.
Planspecifiek
Uit het archeologisch onderzoek (zoals beschreven in toelichting paragraaf 4.8.1) is een en ander over de geschiedenis naar voren gekomen. In het bureauonderzoek wordt geconcludeerd dat ondanks dat de gangbare informatiebronnen intensief zijn nagelopen op informatie over het kasteelterrein, het blijkt dat deze nauwelijks of zeer spaarzaam voorhanden zijn. Een gedetailleerde beschrijving van de geschiedenis van het kasteelterrein bestaat dus nog niet.
Het huis wordt in historische bronnen voor het eerst in het begin van de 14e eeuw genoemd. Het terrein bestond oorspronkelijk uit een omgrachte versterkte woontoren met voorburg. De onderstaande afbeelding uit 1828 met als onderschrift “Het huis Klingelenburg bij Thuijl” laat de woontoren zien.
afbeelding
Een prent van ""Het huis Klingelenburg bij Thuijl",1828 (Bron: Gelders Archief)
Het terrein is in de loop der tijd voorzien van bijgebouwen, die op het kadastrale minuutplan als ‘schuren’ worden aangeduid en naar alle waarschijnlijkheid uit de Nieuwe Tijd (1500-1800) dateren. Vanaf de Nieuwe tijd fungeerde de voorburg en het direct ervoor gelegen terrein als tuin. Dit is indicatief voor de ontwikkeling van het kasteelterrein tot landgoed. Het landgoed is in de 19e eeuw in verval geraakt. Tussen 1846 en 1872 wordt het zuidelijke bijgebouw gesloopt. Later wordt ook de westelijk van het kasteelterrein gelegen boerderij gesloopt. Aan het eind van de 19e eeuw worden de versterkte woontoren afgebroken en de gracht voor een groot deel gedempt. In het huidige landschap blijft weinig zichtbaar. Vanaf 1923 is het hele plangebied als boomgaard in gebruik genomen.
De beoogde ontwikkeling van het voormalige landgoed draagt bij aan de beleving van het ondergrondse erfgoed. Momenteel is de historie van het kasteelterrein amper zichtbaar. In de nieuwe situatie wordt het kasteelterrein wederom beleefbaar gemaakt. De cultuurhistorie is de basis voor de ontwikkeling en sluit daarmee aan op het beleid van de gemeente.

4.9 Niet Gesprongen Explosieven

Op een onbekend aantal plaatsen in Nederland liggen nog bommen, granaten en andere munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Tot op heden worden bij grond- en waterwerkzaamheden nog nagenoeg dagelijks conventionele explosieven gevonden. Onder Conventionele Explosieven wordt verstaan: elk explosief dat niet als geïmproviseerd, nucleair, biologisch of chemisch kan worden aangemerkt. Voorheen werden CE ook wel aangeduid als Niet Gesprongen Explosieven. Volgens een mondiale, militaire inschatting is van al het materieel dat gedurende de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) verschoten of afgeworpen is, ondergronds 10% en onder water 15% niet tot ontploffing gekomenen als blindganger achtergebleven. Een blindganger vormt een wezenlijk risico tijdens grond- of waterbodemroerende werkzaamheden en kan gevaar opleveren voor de publieke veiligheid. Daarnaast kunnen deze vondsten een zware belasting voor het milieu vormen.
Planspecifiek
In verband met de voorgenomen (grond)werkzaamheden in het kader van dijkversterking van de Waaldijk tussen Gorinchem en Waardenburg is onderzocht of rekening moet worden gehouden met het aantreffen van conventionele explosieven (CE) uit de Tweede Wereldoorlog. Door Bombs Away B.V. is onderzoek uitgevoerd: 'Vooronderzoek Conventionele Explosieven Dijkverbetering Gorinchem-Waardenburg Gemeenten Gorinchem, Lingewaal en Neerijnen' (d.d. 30 januari 2015). Het doel van dit vooronderzoek is het vaststellen of er in de geraadpleegde bronnen indicaties zijn waaruit blijkt dat (delen van) het onderzoeksgebied tijdens de Tweede Wereldoorlog betrokken is (zijn) geweest bij oorlogshandelingen waardoor er (mogelijk) CE op/in de bodem zijn achtergebleven.
Uit het onderzoek blijkt dat het onderzoeksgebied verdacht is op de aanwezigheid van de volgende conventionele explosieven:
  • geallieerde afwerpmunitie (afgeworpen);
  • Duitse kleinkalibermunitie, hand- en geweergranaten, geschutgranaten, munitie voor granaatwerpers en munitietoebehoren (gedumpt/achtergelaten);
  • geallieerde geschutmunitie (verschoten).
De bevindingen zijn verwerkt op diverse kaarten. Hieronder is een uitsnede van het gebied in de nabijheid van het onderhavige plangebied weergegeven. Daaruit blijkt dat het westelijke deel van het plangebied mitrailleurstellingen (M) bevatte, waardoor dat deel van het plangebied verdacht is ten aanzien van geschutsmunitie. Dit deel heeft in het voorliggende bestemmingsplan de bestemming 'Groen'. Ter plaatse van waar grondwerkzaamheden nodig zijn voor de bouw van de beoogde woning en de bijbehorende bouwwerken, is geen sprake van een 'verdacht gebied'.
afbeelding
Kaartuitsnede Vooronderzoek Conventionele Explosieven Dijkverbetering Gorinchem-Waardenburg
Uit het onderzoek blijkt dat blijkt dat het deel van het plangebied waaraan de woonbestemming is toegekend, niet verdacht is voor wat betreft de aanwezigheid van niet-gesprongen explosieven. Bovendien hebben geen graafwerkzaamheden plaats, maar wordt er juist plaatselijk opgehoogd. Omdat het wandel/klompenpad niet gefundeerd is en er verder geen ingrepen voorzien zijn, hoeft er geen detectieonderzoek te worden uitgevoerd.
Dit is nader afgestemd met Bombs Away. Gezien ook voorgaande onderzoeken, hebben zij het gehele gebied veilig verklaard.
Niet gesprongen explosieven vormen geen belemmering voor het voorgenomen initiatief.

4.10 Verkeer En Parkeren

4.10.1 Verkeer

Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt. Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' deze kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
Planspecifiek
In de huidige situatie wordt het terrein gebruikt als weide voor schapen en paarden. Omdat het een hobbyterrein is en geen commerciële veehouderij, levert dit momenteel weinig verkeersgeneratie op. In de beoogde situatie zal het gebied getransformeerd worden tot een vrijstaande woning, met ook een beleefbaar archeologisch monument. De woning zal een verkeersgeneratie opleveren van circa 8,6 verkeersbewegingen per etmaal.
Het wandelpad aan de oostkant en ten zuiden van het perceel heeft een beperkte aantrekkende functie voor de buurt, met name voor wandelaars. Naar verwachting levert dit geen extra autobewegingen op.
Gezien de geringe toename aan verkeersbewegingen heeft dit geen nadelige gevolgen voor de omgeving. Het onderdeel verkeer vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10.2 Parkeren

Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming. Op basis van deze parkeernormen wordt parkeerbeleid veelal vormgegeven.
De gemeente West Betuwe heeft haar parkeernormen vastgelegd in het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019'. Hierin is geregeld dat moet worde voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen'.
Planspecifiek
Er dient hier uitgegaan te worden van 'niet stedelijk' en 'buitengebied'. Verder kiest de gemeente West Betuwe ervoor om de maximale parkeernorm te gebruiken. Dat komt in het voorliggende geval neer op een parkeernorm van 2,8 parkeerplaatsen. Dat is te realiseren op het eigen terrein.
Zoals reeds in de vorige paragraaf staat beschreven is het wandelpad vooral aantrekkelijk voor wandelaars uit de directe omgeving. Naar verwachting leidt het niet tot extra parkeerdruk.

4.11 Duurzaamheid

Het Rijk sluit aan bij de Europese doelstelling om te komen tot een 20 % reductie van de CO2-uitstoot in 2020 ten opzichte van 1990. In 2020 dient verder de bijdrage van duurzame energie 14 % van het totale energieverbruik te zijn. De gebouwde omgeving is goed voor 30 % van het totale energieverbruik in Nederland, heeft een groot besparingspotentieel en kan daardoor een belangrijke bijdrage leveren aan het realiseren van de bovengenoemde doelstellingen, ook op de langere termijn.
Nederland in 2050 vrij van aardgas
Op 7 december 2016 is de energieagenda gepubliceerd door minister Kamp. De agenda schetst het beleid na 2023 dat moet leiden tot een vrijwel CO2-neutrale economie in Nederland in 2050. De agenda beschrijft de overgang naar een gasloze maatschappij. Verwarming van huizen en kantoren zal worden overgenomen door duurzame energiebronnen en koken zal in de toekomst uitsluitend nog elektrisch gebeuren.
De Wet Voortgang Energietransitie (Wet VET) schrijft voor dat nieuwbouw per 1 juli 2018 gasloos uitgevoerd dient te worden.
BENG
Vanaf 1 januari 2021 geldt dat alle nieuwbouw moet voldoen aan de eisen voor Bijna Energieneutrale Gebouwen (BENG). Die eisen vloeien voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EFBD).
Planspecifiek
Tijdens het verdere ontwerp van de woning zal aandacht worden besteed aan het aspect duurzaamheid. Uitgegaan wordt van een energiezuinige, gasloze woning. Er zal ten minste voldaan worden aan de wettelijke vereisten op basis van het Bouwbesluit. Hiertoe is door HBA B.V. een BENG-berekening uitgevoerd (rapport nr. 2021-2205, d.d. 03-02-2021). Bij de bouw zal voorts geen gebruik worden gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen en er worden geen uitlogende materialen toegepast.
Verder wordt gedacht aan natuurinclusief bouwen, waarbij voorzien wordt in nestlocaties en schuilgelegenheden. Daarnaast zijn maatregelen voorzien ten aanzien van de watergangen waarmee de ecologische betekenis hiervan wordt vergroot.

5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Algemeen

Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen, met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten weer die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

5.2 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken: inleidende regels, bestemmingsregels, algemene regels en overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Bestemmingsregels
In dit tweede hoofdstuk zijn de regels van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen.
Ook de dubbelbestemmingen zijn in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsregels.
Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsregels met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsregels ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo ontstaat een volledig beeld van hetgeen is geregeld.
Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en algemene afwijkingsregels.
Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk is het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

5.3 Wijze Van Bestemmen

Voorliggend bestemmingsplan bevat de volgende (dubbel)bestemmingen:
Groen
Het plangebied is grotendeels bestemd tot 'Groen', met de binnen de gemeente gebruikelijke mogelijkheden. In aanvulling daarop is het gebruik als 'park' toegestaan door het opnemen van extensieve dagrecreatie in de bestemmingsomschrijving. Tevens is het hobbymatig op niet bedrijfsmatige wijze houden van dieren toegelaten, waarbij het aantal paarden ten hoogste vijf mag bedragen. Daarnaast voorziet deze bestemming in het behoud en herstel van aanwezige archeologische en cultuurhistorische waarden. Binnen deze bestemming is tevens de realisering van een bijgebouw geregeld; deze is als zodanig aangeduid op de verbeelding.
Binnen deze bestemming dient een openbaar toegankelijk wandelpad met een uitkijkpunt te worden aangelegd en in stand gehouden. Hiertoe is een voorwaardelijke verplichting opgenomen en zijn zones op de verbeelding aangeduid waarbinnen een dergelijk pad ('specifieke vorm van groen - wandelpad') wordt gerealiseerd en een gebied waar een openbaar toegankelijk uitkijkpunt ('specifieke vorm van groen - uitkijkpunt') wordt gerealiseerd.
Tuin
De tuin in het plangebied is ondergebracht in de bestemming 'Tuin'. Binnen deze gronden laat het bestemmingsplan geen gebouwen toe, met uitzondering van erkers. Er zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegelaten. Daarnaast worden ook de bestaande toegangspijlers geregeld.
Water
De bestaande te handhaven en te verbreden watergangen en de voormalige slotgracht zijn voorzien van de bestemming 'Water'. Binnen deze bestemming is ook de benodigde watercompensatie opgenomen.
Wonen
De functie van wonen is bepalend voor de toekenning van deze bestemming. Het hoofdgebouw (de woning) dient binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak te worden gebouwd, waarbij de maximale maten zijn opgenomen voor de goot- en bouwhoogte; resp. 7 en 12 meter. Verder is de mogelijkheid opgenomen tot het stellen van nadere eisen omtrent de plaatsing en massa van bebouwing en de plaatsing en afmetingen van andere bouwwerken, op basis van het bij de regels gevoegde Beeldkwaliteitsplan Haarstraat 8 Tuil (zie bijlage 3 bij de regels). Ondergronds bouwen is, mede gelet op de archeologische waarden, uitgesloten.
Aan-, uitbouwen en bijgebouwen zijn eveneens binnen deze bestemming toegelaten, waarbij in dit geval uitgegaan wordt van een maximale gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen en bijgebouwen van 150 m². Met die maat wordt aangesloten bij de mogelijkheden zoals die ook in het bestemmingsplan 'Buitengebied Neerijnen, veegplan 2017' worden geboden.
Binnen deze bestemming worden de in de gemeente gebruikelijke mogelijkheden voor aan-huis-verbonden beroepen geboden.
In de Algemene regels is een bepaling opgenomen ten aanzien van het parkeren. De regeling is ontleend aan het 'Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019'. In verband hiermee is de bijbehorende gebiedsindeling als bijlage 2 bij de regels gevoegd.
Waarde - Archeologie 1
Ter bescherming van het gemeentelijke monument huis Klingelenburg te Thuijl en de voorburcht krijgt deze zone de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' (beleidscategorie ‘terrein met gewaardeerde archeologische resten’). Voor wat betreft de begrenzing van deze dubbelbestemming is uitgegaan van de nieuwe archeologische beleidskaart, zoals opgenomen in RAAP-rapport 4150 'Erfgoed in de gemeente West Betuwe deel 2. Een actualisatie van de archeologische vindplaatsen- en verwachtingenskaart en cultuurhistorische waardenkaart' (d.d. 31-01-2021). Voor 'Waarde - Archeologie 1' geldt in principe: geen ingrepen, waarbij ook geen vrijstellingsgrenzen gelden. Uitgegaan wordt van behoud en bescherming in de huidige staat.
Waarde - Archeologie 2
Het oostelijke deel van het plangebied heeft een (hoge) archeologische waarde en heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' gekregen. Hierbij is bepaald dat in beginsel geen grondwerkzaamheden dieper dan 30 cm en over een oppervlakte groter dan 50 m² zijn toegelaten.
Waterstaat - Waterkering
Deze dubbelbestemming voorziet in een beschermingsregeling voor de waterkering en de bijbehorende beschermingszone. Voor werkzaamheden binnen deze zone is een aanvullende omgevingsvergunning noodzakelijk. Voordat deze vergunning kan worden afgegeven dient nader advies ingewonnen te zijn bij het Waterschap Rivierenland. De begrenzing van deze bestemming is overgenomen uit het bestemmingsplan 'Dijkversterking Gorinchem - Waardenburg'.
Vrijwaringszone - dijk 1 en vrijwaringszone - dijk 2
De gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk 1' regelt de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering. De 'vrijwaringszone - dijk 2' regelt de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering, waarbij ook de regels van Waterschap Rivierenland gelden. De regelingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan 'Dijkversterking Gorinchem - Waardenburg'.

6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, een wijzigingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid Wro of naar aanleiding van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, 3°van de Wabo wordt afgeweken van het bestemmingsplan of de beheersverordening, dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan.
In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Het project wordt op particulier initiatief gerealiseerd. De kosten in verband met de realisatie van de ontwikkeling zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. De kosten voor het volgen van de bestemmingsplanprocedure zullen via de gemeentelijke legesverordening/gemeentelijke plankosten en de anterieure exploitatieovereenkomst aan de initiatiefnemer worden doorberekend.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak en vooroverleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 29 juni 2018 t/m 9 augustus 2018 voor eenieder ter inzage gelegen op het gemeentehuis van de toenmalige gemeente Neerijnen. Hierop zijn twee inspraakreacties ontvangen.
Het voorontwerpbestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg op 21 juni 2019 gezonden aan overlegpartners. Van twee instanties is een inhoudelijke reactie ontvangen.
In een separate 'Nota beantwoording Inspraak en vooroverleg' zijn de ingekomen reacties samengevat en van een gemeentelijke beantwoording voorzien: zie bijlagen bij toelichting, bijlage 9. Tevens is daarin aangegeven of de betreffende reactie aanleiding gaf tot aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan. Tevens zijn hierin de ambtshalve wijzigingen opgenomen.

6.2.2 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft vanaf 11 mei 2022 gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Er is gebruik gemaakt van de coördinatieregeling, zoals bedoeld in Afdeling 3.6 Wro. Op basis hiervan wordt de besluitvorming op het bestemmingsplan gecombineerd met de omgevingsvergunningen. Om die reden heeft het ontwerpbestemmingsplan gedurende de genoemde periode samen met de ontwerp-omgevingsvergunning voor de bouw van een woning met paardenverblijf en het ontwerp besluit hogere grenswaarden Wet Geluidhinder voor de woning Haarstraat 8 ter inzage gelegen.
Er zijn drie zienswijzen ingediend. In de als bijlagen bij toelichting, bijlage 12 bijgevoegde 'Nota van Zienswijzen Haarstraat 8 Tuil' zijn de ingediende zienswijzen samengevat. Tevens is de reactie van gemeentewege hierop opgenomen, waarbij is aangegeven of de zienswijze leidt tot een aanpassing van het bestemmingsplan. Ook zijn in de betreffende nota de ambtshalve wijzigingen weergegeven.