KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Woongebied
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
3 Algemene Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
Artikel 8 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
3 Haalbaarheid Van Het Wijzigingsplan
3.1 Wijzigingsbevoegdheid
3.2 Toetsing Aan De Wijzigingsbevoegdheid
3.3 Conclusie
4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Regionaal Beleid
4.4 Gemeentelijk Beleid
5 Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Herijking Milieu- En Omgevingsaspecten
5.2 Milieueffectrapportage
5.3 Bedrijven En Milieuzonering
5.4 Luchtkwaliteit
5.5 Geluid
5.6 Bodem
5.7 Externe Veiligheid
5.8 Ecologie
5.9 Archeologie
5.10 Cultuurhistorie
5.11 Waterhuishouding
5.12 Verkeer En Parkeren
6 Juridische Planbeschrijving
6.1 Algemeen
6.2 Toelichting
6.3 Verbeelding
6.4 Plansystematiek
7 Uitvoerbaarheid
7.1 Economische Uitvoerbaarheid
7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Slingerbos, Ophemert

Wijzigingsplan - Gemeente West Betuwe

Vastgesteld op 28-03-2023 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het wijzigingsplan Slingerbos, Ophemert met identificatienummer NL.IMRO.1960.WPSlingerbos-VSG1 van de Gemeente West Betuwe.

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017 en onherroepelijk geworden in oktober 2018.

1.3 Overige begrippen

Voor de overige begripsbepalingen wordt verwezen naar artikel 1 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

1.4 Verwijzing

De regels die deel uitmaken van het vigerende bestemmingsplan zijn, voor zover relevant en met uitzondering van de overgangs- en slotregels, op het plan van overeenkomstige toepassing.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Voor de wijze van meten wordt verwezen naar artikel 2 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

Voor de voor 'Groen' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 3 'Groen' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken:
  1. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub a en artikel 4.2.4 sub b, voor het verkleinen van de afstand van hoofdgebouwen tot de voorste perceelsgrens, met dien verstande dat:
    1. de afstand van het hoofdgebouw tot de voorste perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 1,5 m;
    2. het verkleinen van de afstand past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
  2. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub b, voor het toestaan van een hoofdgebouw met een grotere diepte, met dien verstande dat:
    1. de diepte van het hoofdgebouw voor een vrijstaande of halfvrijstaande woning niet meer mag bedragen dan 15 m;
    2. de diepte van het hoofdgebouw voor een aaneengebouwde woning niet meer mag bedragen dan 12 m;
    3. de uitbreiding wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    4. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning en het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
  3. van het bepaalde in artikel 4.2.3 sub a en artikel 4.2.5 sub a, voor het bouwen van een aanbouw, bijgebouw of overkapping tot op minder dan 1 m van de voorgevellijn dan wel geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevellijn, met dien verstande dat:
    1. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping wat betreft de situering en afmetingen past in de stedenbouwkundige opzet van het gebied;
    2. door de bouw van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden. Dit betekent onder andere dat de bezonning van het uitzicht van de naastgelegen percelen niet onevenredig mogen worden geschaad;
    3. het aan- en/of bijgebouw of de overkapping is verbonden met het hoofdgebouw aan de voorgevel respectievelijk zijgevel dan wel met de voorgevel respectievelijk de zijgevel van het hoofdgebouw één geheel vormt;
    4. de oppervlakte van het aan- en/of bijgebouw of de overkapping ten hoogste 20 m² bedraagt;
    5. de goothoogte van het aan- en/of bijgebouw ten hoogste de hoogte van de begane-grondlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    6. de bouwhoogte van een overkapping ten hoogste 2,5 m bedraagt;
    7. het gedeelte van het gebouw dat voor de voorgevellijn wordt gebouwd, geen (geheel of nagenoeg geheel) gesloten wanden mag hebben;
    8. de afstand tot de weg, indien de bouwgrens overschreden wordt, minimaal 3 m bedraagt;
  4. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub d voor een goothoogte tot maximaal 5 m, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    1. er mag geen tweede bouwlaag ontstaan;
    2. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  5. van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub g voor een afstand van een vrijstaand bijgebouw tot het hoofdgebouw van minder dan 3 m, met dien verstande dat de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Woongebied

Voor de voor 'Woongebied' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 7 'Woongebied' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘ Woongebied’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen;
  2. een woonzorgvoorziening;
  3. aan-huis-verbonden beroepen;
  4. tuinen, erven en verhardingen;
  5. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  6. parkeervoorzieningen;
  7. groenvoorzieningen;
  8. speelvoorzieningen;
  9. nutsvoorzieningen;
  10. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

Voor de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden wordt verwezen naar artikel 8 'Waterstaat - Waterkering' van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

3 Algemene Regels

Voor de algemene regels wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Slingerbos, Ophemert.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente West Betuwe is voornemens om een nieuwe woonbuurt te ontwikkelen ten oosten van de kern Ophemert. De gehele ontwikkeling Slingerbos omvat de realisatie van ca. 65 woningen en bevat twee delen: het noordelijk en het zuidelijk deel. Het zuidelijke deel van het plangebied, ook wel fase 2 genoemd, is niet voorzien van directe bouwmogelijkheden. In verband met de dijkversterking van de Waalbandijk is met een specifieke bouwaanduiding het realiseren van woningen (tijdelijk) onmogelijk gemaakt. Pas wanneer de ruimtelijke implicaties van de dijkversterking duidelijk zijn is het mogelijk de beoogde nieuwe woningen te realiseren. Inmiddels is het bestemmingplan van de dijkversterking vastgesteld. Nu de plannen voor de dijkversterking bekend zijn en het Projectplan Waterwet waarin de dijkuitwerking is vastgelegd, is het ook mogelijk om de specifieke bouwaanduiding ter plaatse te verwijderen.
In het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' is de ontwikkeling van Slingerbos al diepgaand onderzocht. Onderhavig wijzigingsplan ziet toe op het verwijderen van de specifieke bouwaanduiding zodat de bouw van het zuidelijke deel van het Slingerbos kan worden gestart.
Op de gronden zoals opgenomen in dit wijzigingsplan geldt momenteel de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - bebouwing'. In artikel 7.6.1 is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met het voorliggende wijzigingsplan wordt invulling gegeven aan deze wijzigingsbepaling. Daarmee wordt het mogelijk ook in dit plandeel te starten met de bouw van woningen.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied is gelegen ten oosten van de plaats Ophemert. De planlocatie is kadastraal bekend als de gemeente Ophemert, sectie G, perceelnummers 1845, 1847, 2143 en 2144.
De navolgende afbeeldingen tonen de globale ligging en begrenzing van het plangebied.
afbeelding
Globale ligging plangebied, rood omcirkeld (bron: Google Maps)
afbeelding
Globale begrenzing plangebied, rood omkaderd (bron: Google Maps)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Voor de gronden van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert', zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Neerijnen op 21 september 2017 en in oktober 2018 onherroepelijk geworden. Op 29 september 2021 is het bestemmingsplan 'Dijkversterkingen Tiel- Waardenburg' vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn de nieuwe grenzen opgenomen van de dijkversterking die tussen Tiel - Waardenburg zal gaan plaatsvinden. Tevens geldt het paraplubestemmingsplan Parkeren 2019, zoals is vastgesteld op 30 juni 2020.
De navolgende afbeelding toont een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan.
afbeelding
Uitsnede verbeelding geldend bestemmingsplan, plangebied rood omkaderd (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
In 2017 is het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' in werking getreden. In dit bestemmingsplan is het plangebied samen met het noordelijke deel aangewezen als locatie voor een nieuwe woonbuurt. Het grootste deel van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Woongebied'. Deze gronden zijn bestemd om de toekomstige ontwikkelingen van woningen mogelijk te maken. In totaal mogen er in het gehele gebied maximaal 65 woningen worden gebouwd. Het plangebied van onderhavig wijzigingsplan betreft het zuidelijk deel van dit bestemmingsplan.
Een strook in het zuidelijke deel van het plangebied is bestemd met 'Groen'. Dit deel betreft het noordelijke deel van de Waalbandijk. Bouwen op deze gronden is hierdoor uitgesloten. Daarnaast zijn deze gronden bestemd met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Omdat het plangebied grenst aan de Waalbandijk zijn hiervoor meerdere gebiedsaanduidingen opgenomen. Voor een groot deel van het plangebied geldt de Gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone dijk 1' en vrijwaringszone- Dijk'2'. Bouwen op gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone dijk 1' wordt met deze aanduiding beperkt. Tevens heeft deze strook de gebiedsaanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied 2'. Ter plaatsen van de aanduiding bestaat er de mogelijkheid, onder bepaalde voorwaarden, om de bestemming 'Groen' te bestemmen naar 'Wonen'.
Voor het gehele plangebied geldt de 'Specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing'. Dit maakt het bouwen van woningen niet mogelijk. In artikel 7.6.1 van het vigerende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de bestemmingswijziging doorgevoerd kan worden, mits er wordt voldaan aan de gestelde voorwaarden. In toelichting hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de wijzigingsbevoegdheid en de gestelde voorwaarden.
In het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' zijn de grenzen van de aanwezige bestemmingen verplaatst. Ter gevolgen van de dijkversterking zijn de bestemmingen 'Groen', 'Waterstaat - Waterkering' en de gebiedsaanduidingen iets verschoven. Daarbij is de enkelbestemming 'Groen' vanuit het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' over het bestemmingsplan 'Slingerbos' gelegd. De plangrenzen van dit wijzigingsplan zijn daarmee afgestemd op de enkelbestemming 'Groen' vanuit het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg'.

1.4 Leeswijzer

Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 wordt er ingegaan op de haalbaarheid van het wijzigingsplan en de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 4 is een beschrijving van het relevante beleid opgenomen. In hoofdstuk 5 komen de verschillende relevante milieu- en omgevingsaspecten aan de orde. Hoofdstuk 6 gaat in op de juridische aspecten. Tot slot bevat hoofdstuk 7 de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.

2 Planbeschrijving

2.1 Huidige Situatie

Het plangebied is gelegen ten oosten van Ophemert, een klein dorp met ca. 1.660 inwoners. De kern is gelegen ten noorden van de rivier de Waal en maakt onderdeel uit van de gemeente West Betuwe. De gemeente West Betuwe is in 2019 ontstaan uit de fusie van de voormalige gemeenten Neerijnen, Geldermalsen en Lingewaal.
Het plangebied is direct gelegen aan de Waalbandijk. Door de hoge ligging van de dijk is het gehele plangebied te overzien. Momenteel heeft het terrein een landbouwfunctie en dient het als akker. Het gehele terrein is momenteel onbebouwd. In het plangebied, tussen de Goossen Janssenstraat en de woning aan de Waalbandijk 45, was in het verleden een kassencomplex aanwezig. Deze is inmiddels volledig gesloopt. In 2017 is het nieuwe bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' ingegaan waarmee de toekomst van het terrein als nieuwe woonbuurt is vastgesteld. Het plangebied is samen met een stuk land dat direct ten noorden van het plangebied ligt, aangewezen als toekomstige woongebied.
In het westelijk gedeelte van het plangebied, aan de Gulhofstraat 43, staat een woning met tuin. Een deel van de tuin is momenteel onderdeel van het plangebied.
De navolgende afbeeldingen geven een impressie van het plangebied.
afbeelding
Impressie plangebied huidige situatie (bron: google. Streetview, mei 2019)

2.2 Toekomstige Situatie

In het vigerende bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' heeft het plangebied de bestemming 'Woongebied'. Omdat het nog niet bekend was wat de dijkversterking van de Waalbandijk voor het terrein zou betekenen is voor het zuidelijke deel van Slingerbos een bouwaanduiding opgenomen om het bouwen van woningen onmogelijk te maken. Met het inmiddels vastgestelde bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' is het duidelijk geworden wat de ruimtelijke implicaties van de dijkversterking betekenen. Onderhavige wijzigingsplan ziet toe op het verwijderen van de bouwaanduiding van het plangebied. Op basis van het huidige ontwerp worden in het plangebied ca. 14 woningen voorzien. Omdat het beoogde programma nog niet volledig vaststaat is in de regels van dit wijzigingsplan het maximaal aantal woningen vastgelegd. Met een kleine marge worden er in het plangebied maximaal 16 woningen toegestaan. Hiermee wordt voorkomen dat er een te hoge dichtheid en een onevenredige verdeling van het aantal woningen over de gehele ontwikkeling van Slingerbos ontstaat.
Bebouwing
In het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' was het plangebied voorzien van de bestemming 'Woongebied'. Destijds was de invulling van het plangebied nog niet volledig uitgewerkt. Over de invulling van het plangebied is inmiddels meer bekend. In totaal worden er met de ontwikkeling Slingerbos 65 woningen gerealiseerd. Er worden met de ontwikkeling Slingerbos woningen gerealiseerd van verschillende prijsklasse. Volgens de laatste inzichten zal deze indeling er als volgt uit zien: 23% goedkoop, 45% midden en 32% duur. De 15 goedkope woningen betreffen sociale huurwoningen van De Kernen. In het middensegment betreft het rijwoningen koop, waarvan 9 seniorenwoningen. De duurdere woningen betreffen twee-onder-één-kap en vrijstaande woningen. Met name in het zuidelijke deel van Slingerbos, waar dit wijzigingsplan over gaat, komen deze twee-onder-één-kapwoningen en vrijstaande woningen. Omdat voor zowel het noordelijke plandeel als het zuidelijke plandeel (het deel waarop dit wijzigingsplan toe ziet) gekozen is voor een globale opzet kunnen er nog bijstellingen plaatsvinden in de uitwerking van het plan.
Op basis van het huidige schetsplan worden in het plangebied ca. 14 woningen voorzien, waarvan 8 vrijstaande woningen en 6 twee-onder-één-kapwoningen. De uitwerking van het aantal woningen en de type woningen staat nog niet vast en wordt in later stadium uitgewerkt door de bouwer/ontwikkelaar. De kavels van de woningen kennen een ruime opzet, wat het mogelijk maakt de woningen een grote tuin aan te bieden. Om te voorkomen dat de woningen te dicht bij aangrenzende woningen (Gulhofstraat 43 en Waalbandijk 45) komen te staan, blijft een deel van de aanduiding 'bebouwing - uitgesloten' in tact. Om te voorkomen dat er een te hoge dichtheid binnen het plangebied ontstaat is er tevens een aanduiding voor het maximaal aantal woningen opgenomen. Er worden maximaal 16 woningen binnen het plangebied toegestaan.
Onderstaande afbeelding toont een impressie van de beoogde ontwikkeling
afbeelding
Situatietekening impressie toekomstige situatie (Wissing, juli 2022)
Verkeer en parkeren
Om het plangebied goed te ontsluiten wordt deze voorzien van een nieuwe weg. De nieuwe ontsluitingsweg wordt in het oosten verbonden met de Goossen Janssenstraat en in het noorden met de Molenstraat. De woningen komen aan deze nieuwe ontsluitingsweg te liggen. De bedoeling is, om een straatprofiel te krijgen dat past in de rand van een klein dorp: geen verhoogde trottoirs, geen inrichting die er ‘bedacht’ uitziet. Dus zeker bomen langs de straat, maar geen strakke boombegeleiding. Afgestrooid asfalt voor de rijbaan met een loopstrook van elementenverharding.
Stedenbouwkundige opzet
De structuuropbouw van Slingerbos volgt in grote lijnen een ouder ontwerp door CroonenBuro5 (zie bijlagen bij toelichting, bijlage 1). De intentie is om een dorpse woonbuurt te realiseren waar het prettig wonen is door de ruime opzet, het aanwezige groen en de nabijheid van het landschap. De planstructuur is opgebouwd met een licht slingerend tracé vanaf de Molenstraat in zuidelijke richting de woonbuurt in en twee wadi’s die aan de oost- en westzijde de begrenzing vormen van de woonbuurt. Tussen de centrale woonstraat en de oostelijke wadi liggen enkele openbare ruimtes die een relatie leggen met het open landschap. De centrale woonstraat sluit niet aan op de Waalbandijk maar buigt in westelijke richting af om aan te sluiten op de Lambertusstoep. Dit gedeelte van de woonstraat wordt aan beide zijden geflankeerd door vrijstaande of geschakelde woningen.
In de westzijde van het plangebied is een deel momenteel bestemd met 'Woongebied'. Dit deel wordt onderdeel van de tuin van de woning aan Gulhofstraat 43 en zal zodanig worden bestemd met onderhavig wijzigingsplan.
Openbare ruimte en groen inrichting
De hoofdstructuur vormt tevens de groenstructuur: de centrale woonstraat in Slingerbos verkrijgt groene bermen, de wadi’s zorgen voor een groene omkadering en de openbare ruimten haaks op de centrale woonstraat vormen kleine plantsoenen met zicht op het landschap. De entrees van Slingerbos, aan de noord- en westzijde, zetten direct de sfeer neer door de prominente situering van het groen. De groenzones aan de west- en oostzijde hebben een natuurlijk karakter. Het groen krijgt een informele en natuurlijke inrichting. Eventuele paden bestaan uit halfverharding of struinpaden. De percelen die met de achterzijde grenzen aan de Waalbanddijk worden door middel van een houtwal begrensd met de dijk. De houtwal zorgt voor een natuurlijke afscherming met kwaliteit en biedt daarnaast privacy voor de toekomstige bewoners. De houtwal heeft tevens een meerwaarde voor de vergroening en biodiversiteit. Deze houtwal zal met een specifieke aanduiding in het bestemmingsplan worden aangegeven. De houtwal voorziet in de belofte van het Beeldkwaliteitsplan dat er opgaand groen komt in de overgang naar de dijk. Tevens ziet de ontwikkeling toe op het verhogen van het maaiveld van het plangebied. Omdat de gronden in verband met de ontwateringsdiepte zullen worden opgehoogd, kunnen de nieuwe woningen worden gerealiseerd zonder dat archeologische resten worden beschadigd of vernield.
afbeelding
Dwarsprofiel zuidelijke plandeel (Bron: Wissing, juli 2022)

3 Haalbaarheid Van Het Wijzigingsplan

3.1 Wijzigingsbevoegdheid

In de regels van het geldende bestemmingsplan is in artikel 7.6.1 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Met deze wijzigingsbevoegdheid kunnen burgermeester en de wethouders de bouwaanduiding 'bebouwing uitgesloten' verwijderen.
7.6.1 Bouwen ter plaatse van de aanduiding 'bebouwing uitgesloten'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen om ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - bebouwing' gebouwen toe te staan, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. De gebouwen moeten inpasbaar zijn met het oog op de versterking en bescherming van de Waalbandijk en mogen dijkversterking/dijkverzwaring niet in de weg staan.
  2. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de gebouwen voor de waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit).
  3. Indien nodig mogen, met het oog op de waterbelangen en/of de ruimtelijke inpassing van de gebouwen, aanduidingen worden toegevoegd aan de bestemming 'Woongebied' of andere bestemmingen worden toegevoegd. Voor de op te richten bebouwing zijn de bouwregels zoals opgenomen in deze bestemming (lid 7.2 en 7.3) van toepassing.
In de regels van het geldende bestemmingsplan is in artikel 14.2 tevens een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor de groenstrook gelegen aan de Waalbanddijk.
14.2 Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2' te wijzigen door de bestemming 'Groen' te wijzigen in de bestemming 'Woongebied', waarbij de volgende voorwaarden gelden:
  1. De te realiseren bebouwing moet inpasbaar zijn met het oog op de versterking en bescherming van de Waalbandijk en mag dijkversterking/dijkverzwaring niet in de weg staan.
  2. Het aantal woningen mag na vergroting van de bestemming 'Woongebied' niet meer bedragen dan ingevolge lid 7.2.1 sub a is toegestaan, tenzij gebruik is gemaakt of gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in lid 7.6.2, in welk geval het aantal woningen in de totale bestemming 'Woongebied' niet meer mag bedragen dan op grond van die wijzigingsbevoegdheid is toegestaan.
  3. Indien nodig mogen, met het oog op de waterbelangen en/of de ruimtelijke inpassing van de bebouwing, aanduidingen worden toegevoegd aan de bestemming 'Woongebied'. Voor de op te richten bebouwing zijn de bouwregels zoals opgenomen in de bestemming 'Woongebied' (lid 7.2 en 7.3) van toepassing.
  4. Er dient rekening te worden gehouden met de gevolgen van de bebouwing voor de waterhuishouding (waterkwantiteit en waterkwaliteit).
  5. Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven.
  6. Uit de noodzakelijke milieu- en/of andere onderzoeken moet blijken dat de gronden geschikt zijn voor het gebruik als woongebied.
  7. De wijziging moet aanvaardbaar zijn uit stedenbouwkundig oogpunt.

3.2 Toetsing Aan De Wijzigingsbevoegdheid

Om de woningen te kunnen realiseren dient de specifieke bouwaanduiding te worden verwijderd. Om dit mogelijk te maken dient wel te worden voldaan aan de voorwaarden zoals deze zijn opgenomen in artikel 7.6.1 van de planregels van het geldende bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert'. Deze voorwaarden zijn verwoord in toelichting paragraaf 3.1.
Ad (a
Voor de situering van de woningen is gewacht op het vaststellen van het bestemmingsplan betreft de dijkversterking van de Waalbandijk en het vaststellen van het Projectplan Waterwet. Aan de hand van de nieuwe grenzen die zijn gesteld is de situering van de woningen bepaald. De woningen zijn zo gesitueerd dat deze niet worden gebouwd op de gronden die bestemd zijn met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering. Met de beoogde ontwikkeling worden de gebouwen inpasbaar met het oog van de versterking en bescherming van de Waalbandijk.
Ad (b
Er zal rekening worden gehouden met de gevolgen van de gebouwen voor de waterhuishouding. Dit is in toelichting paragraaf 5.11 nader toegelicht.
Ad (c
De plaatselijke aanduidingen van het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' zullen in de verbeelding van dit wijzigingsplan worden overgenomen. Met het oog op de waterbelangen en/of de ruimtelijke inpassing van de gebouwen kunnen aanduidingen worden toegevoegd aan de bestemming 'Woongebied'. In de verbeelding wordt een aanduiding opgenomen die een maximaal van 16 woningen binnen het plangebied mogelijk maakt. Zo wordt een evenredige verdeling van het totale woonprogramma over het gehele plangebied van Slingerbos bewerkstelligd. Op deze manier wordt daarnaast ook een te hoge dichtheid binnen het plangebied voorkomen.

3.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat het initiatief voldoet aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Het college kan dan ook door middel van dit wijzigingsplan de bestemming wijzigen waarmee woningbouw in dit deelgebied mogelijk wordt.

4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleidsdocumenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven, zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI bevat een toekomstperspectief met de ambities van het Rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
  1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  3. sterke en gezonde steden en regio's;
  4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven- als de ondergrond.
Planspecifiek
Gezien de aard en omvang is de NOVI verder niet specifiek van belang. Wel wordt er aangesloten op de ambities en belangen van het Rijk zoals het realiseren en behouden van een goede leefomgevingskwaliteit en het realiseren van woningen.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De wetgever heeft in de Wet ruimtelijke ordening, ter waarborging van de nationale of provinciale belangen, de besluitmogelijkheden van lagere overheden begrensd. Indien nationale of provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur respectievelijk bij of krachtens provinciale verordening regels worden gesteld omtrent de inhoud van bestemmingsplannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn 14 nationale belangen opgenomen die in de NOVI zijn herbevestigd. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. Het Barro is op 30 december 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012, 1 juli 2014, 1 juli 2016, 1 januari 2017 en 1 december 2020 op onderdelen aangevuld.
Planspecifiek
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen raakvlak met het Barro. De belangen van het Barro zijn niet specifiek van toepassing, waarmee het geen belemmering vormt voor voorliggende planontwikkeling.

4.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt uitgegaan van de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.
De 'stappen van de ladder' worden in artikel 3.1.6, leden 2 - 4 Bro als volgt omschreven:
  1. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
  2. Indien in een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid toepassing is gegeven aan artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de wet kan bij dat bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering als bedoeld in het tweede lid eerst wordt opgenomen in de toelichting bij het wijzigings- of het uitwerkingsplan als bedoeld in dat artikel.
  3. Een onderzoek naar de behoefte als bedoeld in het tweede lid, heeft, in het geval dat een bestemmingsplan als bedoeld in het tweede lid, ziet op de vestiging van een dienst als bedoeld in artikel 1 van de Dienstenwet en dit onderzoek betrekking heeft op de economische behoefte, de marktvraag of de beoordeling van de mogelijke of actuele economische gevolgen van die vestiging, slechts tot doel na te gaan of de vestiging van een dienst in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
Planspecifiek
Conform artikel 1.1.1, eerste lid onder i van het Bro wordt onder een stedelijke ontwikkeling verstaan: een 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt.
Met het voorliggende ontwikkeling wordt een functieaanduiding verwijderd. In het vigerende bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' is reeds de ontwikkeling getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Hierin blijkt dat de beoogde ontwikkeling past binnen het provinciale, regionale en gemeentelijke beleidskader. Met het besluit neemt het aantal woningen niet toe. Het vigerende bestemmingsplan laat tenslotte al 65 woningen toe. Hier is gebleken dat de ontwikkeling voldoet aan het afwegingskader van de in het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen 'ladder voor duurzame verstedelijking' en de ‘Gelderse ladder voor duurzaam ruimtegebruik'. Tevens is het Slingerbos opgenomen in de lokale en regionale woningbouwplanning.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Omgevingsvisie Gaaf Gelderland

De Omgevingsvisie Gaaf Nederland is vastgesteld op 19 december 2018. In de Omgevingsvisie staat een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland centraal. De provincie Gelderland legt bij de uitoefening van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities – op het terrein van energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, economisch vestigingsklimaat en op het woon- en leefklimaat – wordt daaraan richting gegeven.
De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland bevat thematische visieschetsen. De schetsen zijn een grove schets van in het oog springende bestaande en nieuwe initiatieven, kansen, mogelijkheden en ontwikkelingen. De ambities die hieruit volgen zijn:
  1. Energietransitie: van fossiel naar duurzaam.
  2. Klimaatadaptatie: omgaan met veranderend weer.
  3. Circulaire economie: sluiten van kringlopen.
  4. Biodiversiteit: werken met de natuur.
  5. Bereikbaarheid: duurzaam verbonden.
  6. Vestigingsklimaat: Een krachtige, duurzame topregio!
  7. Woon- en leefomgeving: dynamisch, divers, duurzaam.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling dient de specifieke bouwaanduiding te worden verwijdert waardoor woningbouw in dit plandeel mogelijk wordt. De ambitie van de gemeente op het gebied van wonen is om een divers woningaanbod te leveren en om alle nieuwbouw gasloos aan te leggen. De woningen in het Slingerbos zullen variëren uit verschillende type woningen. De gehele ontwikkeling van het Slingerbos bestaat uit 65 woningen, welke over het noordelijke en het zuidelijke deel verdeeld zijn. In het zuidelijke deel van Slingerbos komen 2-onder-1-kapwoningen en vrijstaande woningen. Er worden hier maximaal 16 woningen gerealiseerd. In het noordelijke deel ligt de nadruk op rijwoningen. Daarnaast zullen alle woningen gasloos worden gebouwd. Het kan gesteld worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de omgevingsvisie Gaaf Gelderland.

4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Met een omgevingsverordening stelt de provincie regels aan bestemmingsplannen van gemeenten. De provincie Gelderland heeft op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld, die vervolgens op 18 oktober 2014 in werking is getreden. Deze Omgevingsverordening is partieel gewijzigd. Voor de beoordeling van het onderhavige bestemmingsplan is getoetst aan de geconsolideerde Omgevingsverordening Gelderland februari 2022. De provincie beschikt over een palet van instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De Omgevingsverordening is er een van. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.
De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
Planspecifiek
Aan de hand van de bij de Omgevingsverordening behorende kaart zijn de voor de planontwikkeling relevante bepalingen geïdentificeerd. Het plangebied is verbonden met de navolgende bepalingen:
  • Artikel 2.24 (eenmalige uitbreiding glastuinbouw)
  • Artikel 2.25 (tijdelijk verbod nieuwvestiging glastuinbouw)
  • Artikel 2.26 (tijdelijk verbod uitbreiding bestaande glastuinbouw)
  • Artikel 2.27 (tijdelijk verbod hervestiging glastuinbouw)
  • Artikel 2.65b (klimaatadaptatie)
Een groot deel van deze provinciale regels is niet van toepassing op de voorgenomen planontwikkeling. Daarnaast zijn in de Verordening regels opgenomen over het planologisch toevoegen van woning (afdeling 2.1). In dit thema wordt bepaald dat nieuwe woningen alleen mogelijk wordt gemaakt als die ontwikkeling past binnen een door de Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale woonagenda. De ontwikkeling is passend binnen de Regionale Woonagenda Rivierenland. Dit wordt nader toegelicht in toelichting paragraaf 4.3.1. De omgevingsverordening Gelderland heeft voor de rest geen betrekking op het plangebied.
Risico's van klimaatverandering
In artikel 2.65b van de Omgevingsverordening is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering, tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
  1. waterveiligheid;
  2. wateroverlast;
  3. droogte; en
  4. hitte.
Waterveiligheid
De kans op overstromingen is per locatie anders. Overstromingen vanuit rivieren, meren of zeeën kunnen voor grote overlast zorgen. Het is dan ook van belang dat de overstromingskans zo klein mogelijk is. Het plangebied is gelegen aan de Waalbanddijk nabij de Waal. Uit raadpleging van de klimaateffectatlas blijkt dat de plaatsgebonden overstromingskans voor het plangebied niet significant is of zeer klein is. De overstromingskans voor het plangebied betreft tussen de 1/3.000 en 1/30.000 per jaar. Het thema overstromingen is gelet op de aard en omvang van het initiatief verder niet van belang.
Wateroverlast
De planlocatie is gelegen in het oosten van Ophemert waar voldoende infiltratiemogelijkheden zijn. Met de ontwikkeling van Slingerbos worden er tevens meerdere wadi's gerealiseerd om regenwater te kunnen opvangen. Verdere maatregelen om wateroverlast door overvloedige neerslag tegen te gaan worden op deze locatie niet nodig geacht.
Droogte
Droogte leidt tot een verhoogde watervraag en toenemende watertekorten, wat een langdurig effect op grond- en oppervlaktewaterstanden heeft. Langdurige droogte kan leiden tot bijvoorbeeld schade aan funderingen, verdroging van groen, een slechte oppervlaktewaterkwaliteit, versnelde bodemdaling en hittestress. Om droogte te voorkomen kunnen onder andere eisen gesteld worden aan het openbaar groen, oppervlaktewater en de gewenste grondwaterstand. Door water binnen en rondom het plangebied vast te houden wordt droogte tegengegaan. Met de ontwikkeling van Slingerbos worden meerdere watergangen en wadi's gerealiseerd. Daarnaast wordt het plangebied groen ingericht. Door het plangebied verder groen in te richten en met toevoegen wadi's in het plangebied wordt een bijdrage geleverd in het vasthouden van water.
Hitte
In het stedelijk gebied speelt het thema hittestress een belangrijke rol. Het plangebied wordt groen ingericht. Het planten van nieuwe bomen zorgt voor meer groen en schaduw. Dit levert een bijdrage aan het tegengaan van hittestress.
Geconcludeerd kan worden dat de verordening geen belemmering vormt voor de uitvoerbaarheid van onderhavig plan.

4.2.3 Actieplan Wonen 2020-2025, sneller, betaalbaar, flexibel

In maart 2020 is het Actieplan Wonen 2020-2025, sneller, betaalbaar, flexibel door de provincie Gelderland opgesteld. Met het Actieplan wonen 2020-2025 wil de provincie inzetten op de versnelde bouw van woningen in de provincie. Met 14 acties wil de provincie de komende 5 jaar een bijdrage aan leveren aan een snellere, betaalbare en flexibele uitvoering van de bouwopgave. De 14 acties moeten leiden tot:
  • versnelling van de woningbouw;
  • meer betaalbare woningen;
  • meer flexibele woonvormen.
In de gemeente is onvoldoende plancapaciteit om in de grotere woningbehoefte te kunnen voorzien. Binnen de provincie is er een tekort aan alle type woningen: goedkope koopwoningen, dure huurwoningen, appartementen en starterswoningen, rijtjeshuizen met tuin en woningen zonder tuin. Alles is nodig, maar vooral het bouwen van betaalbare woningen is in deze tijd een uitdaging. Daarom is een actieplan opgesteld om de woningproductie te versnellen. Het Actieplan Wonen is gemaakt in samenwerking met gemeenten, woningcorporaties en andere partijen in de woningbouw.
Planspecifiek
Het plan Slingerbos bevat 65 woningen bestaande uit een mix van rijwoningen, 2-onder-1-kap-woningen en vrijstaande woningen. Onderhavig wijzigingsplan betreft het zuidelijk deel van Slingerbos waar maximaal 16 woningen worden gerealiseerd. Met het wijzigen van het bestemmingsplan groeit het plangebied en kan dit programma gerealiseerd worden. In het zuidelijk plandeel zal het accent liggen op vrijstaande woningen en 2-onder-1-kappers. Hiermee wordt een bijdrage geleverd aan de behoefte naar meer woningen binnen de provincie. Derhalve kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met het Actieplan Wonen 2020-2025.

4.3 Regionaal Beleid

4.3.1 Regionale Woonagenda Rivierenland

De provincie Gelderland geeft in de Omgevingsverordening aan dat van de regio's wordt verwacht dat zij hun beleid op het gebied van wonen afstemmen met (externe) partners in een 'Regionale Woonagenda'. Hierin zijn de belangrijkste thema's omschreven waaraan de betreffende regio gaat werken. Het is feitelijk een regionaal actieprogramma. In de regionale woonagenda zijn de volgende thema's opgenomen:
  • Regionaal woningbouwprogramma;
  • Bestaande woningvoorraad;
  • Wonen en zorg;
  • Doorstroming;
  • Arbeidsmigranten;
  • Verblijfsgerechtigden;
  • Woonlasten en betaalbaarheid;
  • Flexibele tijdelijke woonvormen.
Het Regionaal Woningbouwprogramma heeft direct invloed op woningbouwplannen. De Omgevingsverordening bepaalt namelijk in artikel 2.2.1.1 dat in een bestemmingsplan nieuwe woningbouwlocaties, en de daar te bouwen woningen, slechts worden toegestaan wanneer dit past in het door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woningbouwprogramma en de vastgestelde Kwantitatieve Opgave Wonen voor de betreffende regio. De overige thema's worden op regionaal of lokaal niveau uitgewerkt in beleid of in uitvoeringsacties.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling vindt er een wijziging plaats waardoor de bouw van maximaal 16 woningen mogelijk wordt gemaakt. In de regionale woonagenda wordt aangegeven dat er in de provincie de afgelopen niet genoeg nieuwe woningen zijn afgeleverd en dat er sprake is van een woningtekort. In het Actieplan Wonen 2020–2025 van de provincie Gelderland wordt gepleit voor een inhaalslag in de vorm van een versnelling van de nieuwbouwproductie. Ook wordt in de Regionale Woonagenda gesproken over een gebrek aan doorstroming in de kleinere kernen. In veel van de kleinere kernen in de regio zijn de effecten van de vergrijzing en ontgroening steeds zichtbaarder. De leefbaarheid komt steeds meer onder druk te staan, onder andere doordat het draagvlak voor voorzieningen dreigt weg te vallen. Het vasthouden en aantrekken van jonge gezinnen kan hier tegenwicht aan bieden.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Regionale Woonagenda Rivierenland.

4.4 Gemeentelijk Beleid

4.4.1 Omgevingsvisie West Betuwe

Op 22 februari 2022 is door de raad van de gemeente West Betuwe de Omgevingsvisie West Betuwe vastgesteld. De omgevingsvisie is een beleidsinstrument voor de gemeente, voortkomend uit de Omgevingswet. Met deze omgevingsvisie wil de gemeente vooruit blikken naar het West Betuwe van 2040. Hiermee worden de visies van de gemeenten Geldermalsen, Neerijnen en Lingewaal samengevoegd en doorgetrokken tot 2040.
In de omgevingsvisie heeft de gemeente de huidige kwaliteiten van de fysieke leefomgeving beschreven. Daarnaast heeft de gemeente de verschillende ontwikkelingen met impact op de fysieke leefomgeving in beeld gebracht en in samenhang bekeken. In de omgevingsvisie beschrijft de gemeente zeven strategische opgaven en ambities voor de fysieke leefomgeving van West Betuwe. Dit zijn de volgende thema's:
  • Gezonde en leefbare leefomgeving;
  • Wonen en voorzieningen;
  • Mobiliteit en bereikbaarheid;
  • Economie en ondernemerschap;
  • Landbouw;
  • Energie en klimaat;
  • Natuur, cultuur en recreatie.
Voor de komende decennia is de gemeente West Betuwe voornemens om de woningvoorraad te vergroten. Hierbij is het van belang dat de ontwikkeling in alle kernen van West Betuwe evenwichtig verloopt en past bij de schaal van de desbetreffende kern. Nieuwe plannen moeten bij voorkeur bijdragen aan de diversiteit van de woningvoorraad.
Planspecifiek
In de omgevingsvisie geeft de gemeente aan dat de woningvoorraad tot 2030 met ten minste 2.200 woningen dient te worden vergroot. De beoogde ontwikkeling ziet toe op het toevoegen van maximaal 16 woningen in Ophemert. Dit is onderdeel van de grotere ontwikkeling van Slingerbos waarbij in totaal 65 woningen worden gerealiseerd. De ontwikkeling van Slingerbos draagt bij aan het vergroten van de woningvoorraad maar ook aan de diversiteit hiervan.
Op de gebiedsvisie kaart wordt het plangebied aangegeven als ‘(kleinschalige) woningbouw in de kern’. Het realiseren van maximaal 16 woningen wordt hier als passend gezien. De realisatie van vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen is passend binnen het dorpse karakter van Ophemert. De beoogde woningen zullen voldoen aan het meest recente duurzaamheidsbeleid en worden gasloos en (bijna) energieneutraal opgeleverd.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de Omgevingsvisie West Betuwe.

4.4.2 Woonvisie West Betuwe

Op 15 december 2020 heeft de gemeenteraad van West Betuwe de Woonvisie 'Wonen naar behoefte' vastgesteld. In de woonvisie geeft de gemeente aan hoe zij de komende jaren een toekomstbestendige woningmarkt willen bewerkstelligen, waarin ruimte is voor alle doelgroepen, zodat Wet Betuwe een leefbare, maar ook groene gemeente is en blijft. De gemeente wil een woningaanbod die aansluit op de behoefte van de bewoners van de 26 kernen. Dorpen waar jong en oud naar tevredenheid wonen. Hiervoor heeft de gemeente vier leidende principes opgesteld:
  1. het beschermen van de unieke landschappelijke kwaliteiten en het dorpse karakter van West Betuwe en haar 26 kernen;
  2. voor elke inwoner is een passende woning haalbaar en betaalbaar;
  3. Ieder kan gezond en veilig wonen;
  4. woningbouw is mogelijk in elke kern, passend bij de aard en schaal van de kern. Extra groei krijgt de ruimte in de A2-corridor.
Tot 2040 groeit het aantal inwoners fors, van ruim 51.000 nu naar ca.58.000 volgens het trendscenario (bron: Rigo 2020) tot 60.000 in het versnellingsscenario, waarin het effect van het versneld afronden van de nieuwbouwwijk De Plantage is meegerekend. De druk op de koopwoningmarkt is vrij hoog, kopers overbieden op de aangeboden woningen en naar verwachting zal deze druk, afhankelijk van de kern, nog meer toenemen. In West Betuwe is er sprake van een sterke vergrijzing, na verwachting zal de vergrijzing tot 2040 nog fors toenemen.
In de Woonvisie is een verdeling opgenomen in prijsklassen bij het realiseren van nieuwbouwplannen. De verdeling van de woningbouw dient 30% goedkoop, 40% midden-duur en 30% duur te zijn.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling wordt de specifieke bouwaanduiding verwijdert die de bouw woningen mogelijk maakt. De ontwikkeling maakt deel uit van de grotere ontwikkeling van het Slingerbos. Het plan Slingerbos bevat 65 woningen bestaande uit een mix van rijwoningen, 2-onder-1-kap-woningen en vrijstaande woningen. In het zuidelijk plandeel zal het accent liggen op vrijstaande woningen en 2-onder-1-kappers.
Er is in het plangebied geen sprake van bijzonder landschap en het plangebied heeft verder geen cultuurhistorische waarden die de ontwikkeling in de weg kan staan. De woningen zullen daarbij ook passend zijn bij de kern Ophemert. De beoogde ontwikkeling speelt in op vraag naar woningen in de gemeente West Betuwe.
Met de ontwikkeling van het Slingerbos zal de indeling van de prijsklasse niet precies de verdeling van de woonvisie volgen. Het Slingerbos dateert van voor de Woonvisie. Voor reeds bestaande plannen geldt een uitzondering als het gaat om de verdeling van prijsklassen. In het Slingerbos zal van de woningen ca. 23% goedkoop, 45% midden en 32% duur worden gerealiseerd. De 15 goedkope woningen betreffen sociale huurwoningen van De Kernen. In het middensegment betreft het rijwoningen koop, waarvan 9 seniorenwoningen. De duurdere woningen betreffen 2-onder-1-kap en vrijstaande woningen. Deze zullen met name in het zuidelijk plandeel komen te liggen.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling in lijn is met de woonvisie van de gemeente West Betuwe.

5 Milieu- En Omgevingsaspecten

5.1 Herijking Milieu- En Omgevingsaspecten

Onderhavig plan betreft het opheffen van de specifieke bouwaanduiding ter plaatse welke nieuwe bebouwing uitsluit. Het vigerende bestemmingsplan uit 2017 is gemaakt voor de ontwikkeling van de nieuwe woonbuurt Slingerbos. Toentertijd was dit bestemmingsplan aan alle milieuaspecten getoetst met wanneer nodig de bijbehorende onderzoeken. Omdat het enkele jaren geleden is dat deze onderzoeken hebben plaatsgevonden is een gedeeltelijke herijking van de milieu- en omgevingsaspecten benodigd. Met onderhavig wijzigingsplan wordt de ontwikkeling waar nodig opnieuw getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten.

5.2 Milieueffectrapportage

De milieueffectrapportage (m.e.r.) is een hulpmiddel om bij diverse procedures het milieubelang een volwaardige plaats in de besluitvorming te geven. Een m.e.r. is verplicht bij de voorbereiding van plannen en besluiten van de overheid over initiatieven en activiteiten van publieke en private partijen die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben. De m.e.r. is wettelijk verankerd in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer. Naast de Wet milieubeheer is het Besluit m.e.r. belangrijk om te kunnen bepalen of bij de voorbereiding van een plan of een besluit de m.e.r.-procedure moet worden doorlopen. Bij toetsing aan het Besluit m.e.r. zijn er vier mogelijkheden:
  1. het plan of besluit is direct m.e.r.-plichtig;
  2. het plan of besluit bevat activiteiten uit kolom 1 van onderdeel D, en ligt boven de (indicatieve) drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D. Het besluit moet eerst worden beoordeeld om na te gaan of er sprake is van m.e.r.-plicht: het besluit is dan m.e.r.-beoordelingsplichtig. Voor een plan in kolom 3 ‘plannen’ geldt geen m.e.r-beoordelingsplicht, maar direct een (plan-)m.e.r.-plicht;
  3. het plan of besluit bevat wel de activiteiten uit kolom 1, maar ligt beneden de drempelwaarden, zoals beschreven in kolom 2 ‘gevallen’, van onderdeel D: er dient in overleg met de aanvrager van het bijbehorende plan of besluit beoordeeld te worden of er aanleiding is voor het uitvoeren van een m.e.r.-beoordeling (als sprake is van een besluit) of het direct uitvoeren van een m.e.r. (als sprake is van een plan). Deze keuze wordt uiteindelijk in het bijbehorende plan of besluit gemotiveerd;
  4. de activiteit(en) of het betreffende plan en/of besluit worden niet genoemd in het Besluit m.e.r.: er geldt geen m.e.r.-(beoordelings)plicht.
Sinds 16 mei 2017 geldt er een directe werking van het Europees recht. Daarom is per 7 juli 2017 het gewijzigde Besluit m.e.r. in werking getreden. In de gewijzigde Besluit m.e.r. staat de nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Voor elke aanvraag, waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde is, moet:
  • door de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie worden opgesteld;
  • het bevoegd gezag binnen 6 weken een m.e.r.-beoordelingsbesluit nemen. Dit besluit hoeft niet in de Staatscourant gepubliceerd te worden;
  • de initiatiefnemer het (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsbesluit bij de vergunningaanvraag voegen (artikel 7.28 Wet milieubeheer).
De artikelen 7.16 tot en met 7.20a Wm zijn in de nieuwe wetgeving voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst van toepassing.
Planspecifiek
Uit een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ECLI:NL:RVS:2018:2414, 18 juli 2018) dat het antwoord op de vraag of er sprake is van een (wijziging van een) stedelijk ontwikkelingsproject in de zin van het Besluit milieueffectrapportage afhangt van de concrete omstandigheden van het geval, waarbij onder meer aspecten als aard en omvang van de voorziene wijzigingen van de stedelijke ontwikkeling een rol spelen. Daarbij mogen de bestaande planologische mogelijkheden worden meegewogen bij de vraag of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Met het voorliggende plan vindt er een bestemmingswijziging plaats, waarbij de specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - bebouwing' grotendeels wordt verwijderd. De ontwikkeling van het Slingerbos maakt daarmee woningbouw in dit plandeel mogelijk. In het vigerende bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' is destijds voor deze ontwikkeling een ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ gehanteerd. Dit bestemmingsplan is uiteindelijk vastgesteld. In dit bestemmingsplan was uitgegaan van maximaal 65 woningen. Derhalve kan gesteld worden dat de ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ die destijds is gehanteerd en is vastgesteld nog steeds voldoet. Dit betekent dat het Besluit milieueffectrapportage voor onderhavig plan niet van toepassing is en dat er geen m.e.r.-(beoordelings)plicht geldt.
Desondanks zijn in het kader van dit ruimtelijk plan de belangrijkste milieuaspecten waaronder bodem, luchtkwaliteit, geluid, externe veiligheid en ecologie in beeld gebracht. Hieruit is niet gebleken dat er sprake is van een ontwikkeling die een forse invloed heeft op het milieu. Belangrijke milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De huidige onderzoeken geven voldoende inzicht in de milieugevolgen om een gewogen besluit omtrent dit ruimtelijke plan te nemen. Het opstellen van een milieueffectrapportage zal geen verder inzicht verschaffen op de relevante milieuaspecten. De kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten zijn niet van dien aard dat er aanleiding bestaat tot het opstellen van een milieueffectrapportage. De hierna volgende paragrafen geven hierin een nader inzicht.

5.3 Bedrijven En Milieuzonering

Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan.
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
  • het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen;
  • het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven), zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen.
Ten aanzien van fruitboomgaarden is sprake van een zogenaamde spuitcirkel waarbinnen woningbouw niet zonder meer mogelijk is in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen. Er gelden in Nederland geen wettelijke bepalingen over minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop gewassen in de open lucht worden geteeld en nabij gelegen voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige objecten, zoals woningen inclusief tuinen. Vanwege mogelijk vrijkomende drift (verwaaiing van spuitvloeistof) bij het bespuiten van fruitbomen wordt in de bestemmingsplanpraktijk een vuistregel gehanteerd om een afstand van 50 meter, aan te houden tussen een fruitboomgaard en een gevoelige bestemming. Dit is een in de praktijk gegroeide vuistregel. Voor het betrokken bestuursorgaan bestaat zowel bij toepassing als afwijking van deze afstand een onderzoeksplicht. Een kortere afstand is mogelijk, mits voorzien van een deugdelijke motivering.
Planspecifiek
In het vigerende bestemmingsplan is de ontwikkeling reeds getoetst aan het aspect bedrijven en milieuzonering. De omgeving van het plangebied heeft overwegend een woonfunctie. Wel zijn er enkele fruitbedrijven in de omgeving aanwezig. Ten noordoosten van het plangebied, aan de Molenstraat 33a, is een fruitteeltbedrijf gevestigd. Gezien de afstand van ca. 280 meter tot het plangebied wordt dit bedrijf niet als een belemmering gezien. Naast het woonperceel aan de Waalbandijk 45, is een fruitboomgaard aanwezig. De ligging van het plangebied tot aan de boombaard bedraagt ca. 36 meter. De bestaande boomgaard ten oosten van het plangebied wordt verwijderd in verband met de bouw van een woning op betreffende perceel. Op het resterende agrarisch gedeelte is een verbod opgenomen om een boomgaard aan te leggen. Hiervoor is een bestemmingsplan opgesteld en in procedure.
Gelet op het bovenstaande kan er ter plaatse van de woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen worden gegarandeerd.

5.4 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit en staat ook wel bekend als de ‘Wet luchtkwaliteit’. Deze wet maakt onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in een de algemene maatregel van bestuur ‘Niet in betekenende mate bijdragen’ (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3% bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) (1,2 µg/m³) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 % bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 woningen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen'.
Een belangrijk onderdeel voor de verbetering van de luchtkwaliteit is het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Binnen dit NSL, dat sinds 1 augustus 2009 in werking is, werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.
Vanaf 1 januari 2015 geldt er ook een grenswaarde voor een kleinere fractie van fijn stof namelijk PM2,5. De grenswaarde voor PM2,5 bedraagt 25 µg/m³. Gezien het grote verschil tussen de grenswaarde en de achtergrondconcentratie zullen overschrijdingen van deze grenswaarde niet vaak voorkomen. Het blijkt dat als de grenswaarde voor PM10 niet wordt overschreden, er geen overschrijding van de grenswaarde voor PM2,5 zal zijn. Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog verder afneemt.
Planspecifiek
Het voorliggende wijzigingsplan maakt woningbouw mogelijk in dit plandeel. Het maximaal toegestane aantal woningen in het plangebied bedraagt 16 woningen. Het project is daarmee aan te merken als een project van 'niet in betekenende mate'. Toetsing van het aspect luchtkwaliteit is daardoor, op grond van artikel 4 van de Regeling NIBM, niet noodzakelijk.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is met behulp van de 'Atlas leefomgeving' gekeken naar de luchtkwaliteit in en rondom het plangebied. De achtergrondconcentraties over 2020 van fijnstof (PM10 en PM2,5) en stikstofdioxide (NO2) nabij het plangebied bedragen respectievelijk maximaal 15,8 μg/m³, 8,9 μg/m³ en 13,5 µg/m³. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de wettelijke grenswaarden van 40 μg/m³ voor fijnstof PM10 en stikstofdioxide en 25 µg/m³ voor fijnstof PM2,5.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

5.5 Geluid

De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
  • woningen;
  • geluidsgevoelige terreinen (terreinen die behoren bij andere gezondheidszorggebouwen dan categorale en academische ziekenhuizen, verpleeghuizen, woonwagenstandplaatsen);
  • andere geluidsgevoelige gebouwen, waaronder onderwijsgebouwen, ziekenhuizen en verpleeghuizen, andere gezondheidszorggebouwen dan ziekenhuizen en verpleeghuizen die zijn aangegeven in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh):
    • verzorgingstehuizen;
    • psychiatrische inrichtingen;
    • medisch centra;
    • poliklinieken;
    • medische kleuterdagverblijven.
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt. Een woning is een geluidgevoelig object zoals bedoeld in de Wet geluidhinder (Wgh). Omdat het plangebied ligt binnen de onderzoekszone van de Molenstraat en de Waalbandijk is er een akoestisch onderzoek uitgevoerd (Van Der Boom Advies, d.d. 14 september 2021, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 2).
Toetsing Wet Geluidhinder
De geluidbelasting door de Waalbandijk en de Molenstraat ligt in dit hele plangebied vanaf de voet van het talud beneden de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De geluidbelasting door alle wegen samen ligt in dit hele gebied beneden de 53 dB zonder aftrek vanaf 5 meter van de wegas van de Goossen Janssenstraat.
Er hoeft voor de woningen geen hogere waarde te worden aangevraagd voor de geluidbelasting door wegverkeer.
Toetsing RO
Bij het toetsen of sprake is van een “goede ruimtelijke ordening” is aangesloten bij het toetsingskader van de Wgh en het Bouwbesluit. Aan het toetsingskader van de Wgh wordt zonder aanvullende voorwaarden maatregelen voldaan. Er zal voor het aspect geluid sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening als voor de woningen tevens wordt voldaan aan de eisen voor de geluidwering conform het Bouwbesluit.
Eis geluidwering
Volgens het Bouwbesluit moet de karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning ten minste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33 dB; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB. De geluidbelasting ligt in het hele plangebied vanaf 5 meter van de as van de Goossen Janssenstraat beneden de 53 dB zonder aftrek. De benodigde karakteristieke geluidwering voor de gevels van de woningen GA;k bedraagt dan 20 dB. Er zijn voor de gevels van de woningen geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.
Conclusie
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen belemmering ondervindt van het aspect Geluid.

5.6 Bodem

In het kader van een ruimtelijk plan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er soms een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd in het plangebied. Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem waarop deze ontwikkelingen plaatsvinden geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel.
Bij een bestemmingswijziging is een bodemonderzoek slechts noodzakelijk, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een strenger bodemgebruik inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder streng bodemgebruik oplevert, is de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant en is bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling wordt de specifieke bouwaanduiding die het bouwen van woningen uitsluit grotendeels verwijderd. Uit bodemonderzoek dat is gedaan in het verleden is er mogelijke vervuiling (PAK) geconstateerd in de zuidwesthoek van het plangebied, alsmede een niet te onderzoeken deel als gevolg van puin in de grond (Sonsbeek Adviseurs, d.d. 12 november 2009, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 3). De gemeente heeft de verdachte locatie in het kader van het bouwrijp maken nader laten onderzoeken (Verhoeven Milieutechniek, d.d. 5 augustus 2022, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 4).
Het doel van het aanvullend grondonderzoek naar PAK is het verder in beeld krijgen van de hoeveelheid af te voeren sterk met PAK verontreinigde grond middels aanvullend onderzoek van de niet onderzochte grondlaag onder de destijds aangetroffen betonvloer. Dit is gedaan door verdeeld over het nog niet onderzochte gebied drie (beton)boringen te plaatsen tot 0,5 meter onder vermoedelijke betonvloer. Per boring is de grondlaag vervolgens afzonderlijk geanalyseerd op PAK. Uit deze analyse is gebleken dat in de nader onderzochte bodem geen sprake is van PAK- verontreiniging. Op basis van de onderzoeksresultaten is de verontreinigingscontour met PAK dan ook verder ingeperkt tot circa 40 m². Met een laagdikte van circa 0,5 meter bedraagt de omvang van de PAK-verontreiniging naar verwachting circa 20 m³. Derhalve is geen sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het deel met de PAK verontreiniging zal door de gemeente gesaneerd worden, waarmee de locatie geschikt wordt gemaakt voor de beoogde bestemming.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.

5.7 Externe Veiligheid

Sommige activiteiten brengen risico's op zware ongevallen met mogelijk grote gevolgen voor de omgeving met zich mee. Externe veiligheid richt zich op het beheersen van deze risico's. Het gaat daarbij om onder meer de productie, opslag, transport en het gebruik van gevaarlijke stoffen. Dergelijke activiteiten kunnen een beperking opleggen aan de omgeving. Door voldoende afstand tot de risicovolle activiteiten aan te houden kan voldaan worden aan de normen. Aan de andere kant is de ruimte schaars en het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten. Het ruimtelijk beleid en het externe veiligheidsbeleid moeten dus goed worden afgestemd. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op de volgende risico’s:
  • risicovolle (Bevi-)inrichtingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
  • vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Daarnaast wordt er in de wetgeving onderscheid gemaakt tussen de begrippen kwetsbaar en beperkt kwetsbaar en plaatsgebonden risico en groepsrisico.
Kwetsbaar en beperkt kwetsbaar
Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, kinderopvang- en dagverblijven en grote kantoorgebouwen (>1.500 m²). Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kleine kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. De volledige lijst wat onder (beperkt) kwetsbaar wordt verstaan is in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) opgenomen.
Plaatsgebonden risico en groepsrisico
Het plaatsgebonden risico wordt uitgedrukt in een contour van 10-6 als grenswaarde. Het realiseren van kwetsbare objecten binnen deze contour is niet toegestaan. Het realiseren van beperkt kwetsbare objecten binnen deze contour is in principe ook niet toegestaan. Echter, voor beperkte kwetsbare objecten is deze 10-6 contour een richtwaarde. Mits goed gemotiveerd kan worden afgeweken van deze waarde tot de 10-5 contour.
Het groepsrisico is gedefinieerd als de cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof betrokken is. Voor het groepsrisico geldt geen grenswaarde, maar een zogenaamde oriëntatiewaarde. Daarnaast geldt voor het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Het bevoegd gezag moet aangeven welke mogelijkheden er zijn om het groepsrisico in de nabije toekomst te beperken, het moet aangeven op welke manier hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid zijn ingevuld. Het bevoegd gezag moet tevens aangeven waarom de risico's verantwoord zijn, en de veiligheidsregio moet in de gelegenheid zijn gesteld een brandweeradvies te geven. Hierbij geldt hoe hoger het groepsrisico, hoe groter het belang van een goede groepsrisicoverantwoording.
Risicovolle (Bevi-)inrichtingen
Voor (de omgeving van) de meest risicovolle bedrijven is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van belang. Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het Bevi is opgesteld om de risico's, waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle bedrijven, te beperken. Het besluit heeft tot doel zowel individuele als groepen burgers een minimaal (aanvaard) beschermingsniveau te bieden. Via een bijhorende ministeriële regeling (Revi) worden diverse veiligheidsafstanden tot kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten gegeven. Aanvullend op het Bevi zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit (Besluit algemene regels inrichtingen milieubeheer) veiligheidsafstanden genoemd die rond minder risicovolle inrichtingen moeten worden aangehouden.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Met betrekking tot het beleid en de regelgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen zijn er de afgelopen jaren verschillende ontwikkelingen geweest. Zo is er een nieuw Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en een Structuurvisie buisleidingen. Deze structuurvisie bevat een lange termijnvisie op het buisleidingentransport van gevaarlijke stoffen.
Het Bevb en de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb) regelen onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. Op basis van het Bevb wordt het voor gemeenten verplicht om bij de vaststelling van een bestemmingsplan, op basis waarvan de aanleg van een buisleiding of een kwetsbaar object of een risicoverhogend object mogelijk is, de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico in acht te nemen en het groepsrisico te verantwoorden.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Zo moet een basisveiligheidsniveau rond transportassen (plaatsgebonden risico) en een transparante afweging van het groepsrisico worden gewaarborgd.
Als onderdeel van het Bevt is op 1 april 2015 tevens het basisnet in werking getreden. Het basisnet verhoogt de veiligheid van mensen die wonen of werken in de buurt van rijksinfrastructuur (auto-, spoor- en vaarwegen) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In de regeling ligt vast wat de maximale risico’s voor omwonenden mogen zijn. Die begrenzing was er tot nu toe niet. Bovendien zorgt het basisnet ervoor dat gevaarlijke stoffen tussen de belangrijkste industriële locaties in Nederland en het buitenland vervoerd kunnen blijven worden.
Indien een bestemmingsplan betrekking heeft op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 m van een (basisnet)transportroute voor gevaarlijke stoffen, moet in de toelichting ingegaan worden op de dichtheid van personen in het invloedsgebied van de transportroute op het tijdstip waarop het plan wordt vastgesteld. Hierbij moet rekening worden gehouden met de personen die a) in dat gebied reeds aanwezig zijn, b) in dat gebied op grond van het geldende bestemmingsplan redelijkerwijs te verwachten zijn en c) de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen in het gebied waarop dat plan betrekking heeft.
Planspecifiek
Om te kunnen beoordelen of in de omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen en/of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig zijn, is de risicokaart geraadpleegd. Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart.
afbeelding
Risicokaart (plangebied zwart omkaderd, bron: Atlas Leefomgeving)
Risicovolle inrichtingen
In de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen risicovolle inrichtingen. Op ca. 1.200 meter ten zuidoosten van het plangebied is een toeleverancier voor de agrarische sector aanwezig. Voor deze inrichting geldt een PR 10-6 contour van 8 meter. Gezien de afstand tot het plangebied zal dit geen belemmering vormen voor de beoogde ontwikkeling.
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
Op een afstand van ca. 700 meter ten noorden van het plangebied loopt een aardgasbuisleiding. Gezien de afstand tot het plangebied zal de buisleiding niet voor een belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied zorgen.
Vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water en spoor
Op ca. 500 meter ten oosten van het plangebied loopt de Waal. De Waal maakt uit van het Basisnet water. Over de Waal vindt de transport van gevaarlijke stoffen plaats. Volgens de Regeling basisnet kent de Waal een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van 0 m. Hier wordt ruimschoots aan voldaan. Tevens ligt de ontwikkeling niet binnen 200 m vanaf de transportroute. Daarmee is het niet noodzakelijk om het groepsrisico te berekenen. Bovendien voorziet de ontwikkeling maximaal slechts 16 woningen ten opzichte van de huidige situatie. Er kan gesteld worden dat het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Waal geen belemmering vormt voor de beoogde ontwikkeling.
Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen belemmering vormt voor het voorgenomen plan.

5.8 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Ter bescherming van de natuurwaarden is per 1 januari 2017 de Wet natuurbescherming (Wnb) van toepassing. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingsweg 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet. Doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
  • bescherming van de biodiversiteit in Nederland;
  • decentralisatie van verantwoordelijkheden;
  • vereenvoudiging van regels.
Gebiedsbescherming
Wat betreft de gebiedsbescherming richt de Wet natuurbescherming zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden. Per Natura 2000-gebied zijn (instandhoudings)doelen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken.
Naast de bescherming vanuit de Wet natuurbescherming is in hat kader van de gebiedsbescherming het Natuurnetwerk Nederland (NNN) van belang. Het NNN vormt een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland en omvat bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. Het NNN draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang:
  • vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden;
  • verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden;
  • verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is.
Soortenbescherming
De Wet natuurbescherming is gericht op het bereiken of herstellen van een gunstige staat van instandhouding van beschermde soorten. Op basis van de wet zijn activiteiten die schadelijk zijn voor beschermde dier- en plantsoorten verboden. De soortenbescherming is opgedeeld in de volgende beschermingsregimes: Vogelrichtlijnsoorten (art. 3.1), Habitatrichtlijnsoorten (art. 3.5) en Andere soorten (art. 3.10). Hierin worden ook rust- en voortplantingsverblijfplaatsen en het functioneel leefgebied beschermd. Bij negatieve effecten op soorten in de specifieke soortenbescherming geldt een ontheffingsplicht.
Ten opzichte van de Flora- en faunawet zijn circa 200 soorten (vooral vaatplanten en vissen) niet langer beschermd en zijn enkele bedreigde soorten (met name bepaalde vlinders en vaatplannen) toegevoegd.
Planspecifiek
De beoogde ontwikkeling ziet toe op het verwijderen van de specifieke bouwaanduiding die de bouw van woningen mogelijk maakt. Het plangebied wordt in de huidige situatie gebruikt als landbouwgrond. Voor het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' is in het verleden al een ecologische quickscan uitgevoerd, dit onderzoek is echter verjaard. Derhalve is er voor de planlocatie een nieuw ecologisch onderzoek uitgevoerd (Blom Ecologie, d.d. 1 juli 2021, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 5).
Soortenbescherming
De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, amfibieën, insecten welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming. Voor broedvogels geldt dat de nesten van alle soorten beschermd zijn tijdens het broedseizoen (indicatief 15 maart – 15 juli).
Gebiedsbescherming
De planlocatie maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied, het Gelders Natuurnetwerk of de Groene Ontwikkelingszone. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is er mogelijk sprake van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden.
Middels een Ecologische Voortoets in inzichtelijk wat de externe werkzaamheden voor effect hebben op het nabijgelegen Natura-2000 gebied (Blom Ecologie, d.d. maart 2023, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 7). Uit de quickscan Wet natuurbescherming en de Ecologische Voortoets blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn betreffende de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ten gevolge van de beoogde ruimtelijke ingreep. Ten aanzien van aanwezige flora en fauna wordt, in het kader van de Algemene zorgplicht, geadviseerd mitigerende maatregelen te treffen.
De beoogde ruimtelijke ingreep leidt, mits enkele mitigerende maatregelen worden getroffen, niet tot de aantasting van het Natura 2000-gebied en zijn instandhoudingsdoelen. In de aanlegfase treden mogelijk tijdelijke niet-significant effecten op welke worden ondervangen door maatregelen te treffen of buiten de kwetsbare periodes van specifieke fauna te werken. Deze mitigerende maatregelen zijn:
  • Mogelijk verstorende werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (indicatief 15 maart – 15 juli). E.e.a. op aanwijzing van deskundige.
  • De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten. Mocht dit desondanks toch een vereiste zijn, dient hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toegepast te worden (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel, branduren minimaliseren). Om verdere effecten op vleermuizen te voorkomen de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).
Stikstofberekening
De gehele ontwikkeling van Slingerbos omvat de realisatie van ca. 65 woningen en bevat twee delen: het noordelijk en het zuidelijk deel. Het zuidelijke deel van het plangebied, ook wel fase 2 genoemd, is niet voorzien van directe bouwmogelijkheden. Ten behoeve van de Wet natuurbescherming is voor het zuidelijke deel, waar maximaal 16 woningen gerealiseerd zullen worden, een AERIUS-berekening uitgevoerd (Buro SRO, d.d. 14 maart 2023, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 6). Zo kan in beeld worden gebracht of de ontwikkeling van 16 woningen effect heeft op de nabijgelegen Natura-2000 gebieden. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 2 november 2022, waarbij de ‘bouwvrijstelling’ is komen te vervallen, is ook de aanleg-/bouwfase berekend.
Bij de stikstofberekening is gesaldeerd met de huidige situatie. Met een interne saldering wordt een verschilberekening gemaakt tussen de uitstoot in de huidige situatie en de uitstoot in de toekomstige situatie. In de huidige situatie worden de gronden gebruikt ten behoeve van landbouw en worden ze bemest. Tijdens de gebruiksfase is enkel sprake van uitstoot van de verkeersgeneratie van het plangebied. De woningen zullen gasloos gerealiseerd worden. Er is bij de stikstofberekening uitgegaan van een verkeersgeneratie van 131,2 voertuigenbewegingen in licht verkeer en 0,32 voertuigbewegingen in zwaar verkeer per etmaal. Omdat het type woningen met de beoogde ontwikkeling nog niet vaststaat is bij de berekening van de verkeersgeneratie uitgegaan van 16 vrijstaande woningen. Dit kan worden gezien als een worst-case scenario. In het plangebied kan één perceel worden onderscheiden die in de huidige situatie agrarisch gebruikt wordt. Voor de bouwfase is een berekening uitgevoerd met de uitstoot van de mobiele werktuigen en van de voertuigbewegingen die tijdens de bouw plaatsvinden. Ook tijdens de bouwfase is intern gesaldeerd met het mestgebruik van de huidige situatie.
Ondanks het interne salderen blijkt uit de berekening van de AERIUS Calculator dat er voor de bouwgase voor enkele hexagonen van het Natura-2000 gebied Rijntakken sprake is van een beperkte toename in de stikstofdepositie. In de uitgevoerde Ecologische Voortoets zijn de resultaten van de stikstofberekening meegenomen (Blom Ecologie, d.d. maart 2023, zie bijlagen bij toelichting, bijlage 7). Voor de aangewezen soorten zijn geen negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen vastgesteld. Met het oog op de Wet natuurbescherming (Wnb) is het plan derhalve uitvoerbaar.
Houtopstanden
Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen belemmering zal ondervinden van het aspect ecologie. Uit de quickscan Wet natuurbescherming en de Ecologische Voortoets blijkt dat er geen negatieve effecten te verwachten zijn betreffende de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied ten gevolge van de beoogde ruimtelijke ingreep. Ten aanzien van aanwezige flora en fauna wordt, in het kader van de Algemene zorgplicht, geadviseerd mitigerende maatregelen te treffen.
Deze mitigerende maatregelen zijn:
  • Mogelijk verstorende werkzaamheden opstarten/uitvoeren buiten het broedseizoen van vogels (indicatief 15 maart – 15 juli).
  • De planlocatie tijdens de werkzaamheden en in de nieuwe situatie bij voorkeur niet verlichten. Mocht dit desondanks toch een vereiste zijn, dient hierbij een vleermuisvriendelijke verlichtingswijze toegepast te worden (amberkleurig licht, lichtbundel nederwaarts richten, toepassen geconvergeerde lichtbundel, branduren minimaliseren). Om verdere effecten op vleermuizen te voorkomen de werkzaamheden in de periode april-oktober tussen zonsopgang en zonsondergang uitvoeren (buiten schemerperiodes).

5.9 Archeologie

In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin opgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
Archeologiebeleid West Betuwe
In 2021 heeft de gemeente West Betuwe een Archeologische Beleidskaart laten maken. De kaart is gebaseerd op een uitgebreide inventarisatie van het gemeentelijk bodemarchief en geeft aan welke gebieden een archeologische verwachting hebben. Per gebied is vastgelegd wanneer bij ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden met archeologie. De regimes die hiervoor gelden zijn weergegeven op de Beleidskaart Archeologie. Voor iedereen is dan in één oogopslag duidelijk aan welke regels moet worden voldaan bij ruimtelijke ontwikkelingen waar archeologische waarden in het geding kunnen zijn.
Planspecifiek
Met de beoogde ontwikkeling wordt de specifieke bouwaanduiding grotendeels verwijdert waardoor het mogelijk wordt om de woningen te realiseren.
De onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de archeologische beleidskaart.
afbeelding
Uitsnede archeologische beleidskaart gemeente West Betuwe
De bovenstaande beleidskaart laat zien dat voor het plangebied 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' geldt. Hiervoor geldt respectievelijk dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 50 m² en bij bodemingrepen dieper dan 30 cm en groter dan 500 m² archeologisch onderzoek dient plaats te vinden.
Voor het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert' is destijds een inventariserend en een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (ADC-Archeoprojecten, d.d. september 2004 en Archeologisch Centrum Vrije Universiteit, d.d. september 2005, zie bijlagen bij toelichting 8 en 9). Tijdens deze onderzoeken zijn vondsten gedaan die duiden op de aanwezigheid van middeleeuwse bewoning ter plaatse. De aanwezige nederzetting dateert tussen 900 en 1100, hoewel enkele vondsten ook duiden op de aanwezigheid van oudere bewoning. De archeologische resten zijn gewaardeerd als behoudenswaardig. De voorgenomen bouwactiviteiten kunnen de behoudenswaardige archeologische resten vernietigen of aantasten. Indien behoud in situ (ter plaatse) of aanpassing van het bouwplan geen reële optie zijn, wordt aanbevolen om het terrein op te graven. De onderzoeksinspanning kan zich in dat geval concentreren op het behoudenswaardige, dieper gelegen niveau met middeleeuwse nederzettingssporen.
Besloten is om het plangebied op te hogen. Met de beoogde ontwikkeling wordt het maaiveld verhoogt tot ca. 6.55 meter boven het NAP, afhankelijk van de locatie. Door de ophoging zal met de aanleg van de woningen geen sprake zijn van aantasting van de archeologisch behoudenswaardige laag. Enkel de rioleringsbuizen zullen deels in de archeologisch behoudenswaardige laag komen te liggen. Bij het aanleggen van de rioleringsbuizen dient daarom archeologische begeleiding plaats te vinden. De gemeente verzorgd de ophoging als onderdeel van het bouwrijp maken van het plangebied. Het gehele plangebied wordt opgehoogd conform tekeningen zoals die zijn opgenomen in toelichting paragraaf 2.2.
Omdat behoud van de archeologische resten ‘in situ’ is gewaarborgd, is nader archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Met de ophoging van het plangebied worden de archeologische waarden voldoende beschermd. Uit archeologisch oogpunt zijn er derhalve geen belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling.

5.10 Cultuurhistorie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Ruimtelijke plannen zijn een belangrijk instrument om cultuurhistorische waarden in een gebied te beschermen.
Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van ruimtelijke plannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Planspecifiek
Het plangebied is gelegen ten oosten van Ophemert. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd stads- of dorpsgezicht. In en rondom het plangebied zijn daarbij ook geen gemeentelijke of rijksmonumenten aanwezig. Gezien het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen veroorzaakt voor de beoogde ontwikkeling.

5.11 Waterhuishouding

Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan.
Waterbeleid voor de 21e eeuw
De Commissie Waterbeheer 21e eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21e eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd:
  • vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd.
  • schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan bod.
Waterwet
Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning.
Nationaal Water Programma
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Water Programma vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Water Programma geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2022-2027 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Water Programma richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2022-2027 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten.
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’ beschrijft wat het waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerplan zijn de kaders voor het waterbeheer gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van het waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema’s: beschermen tegen overstromingen; water eerlijk verdelen; voorbereiden op extreem weer; streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit; bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur; kwaliteitsverbetering zwemwater; toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; toewerken naar circulariteit.
Voor kleinschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied streeft het Waterschap minimaal naar het stand-still beginsel. Dit houdt in dat door bouwplannen de waterhuishouding niet mag verslechteren, bij eventuele verhardingen dient hiervoor dan ook gecompenseerd te worden in de vorm van open water. Als vuistregel kan gehanteerd worden dat voor 1 ha verharding ter compensatie 2.180 m² = 436 m³ open water moet worden gerealiseerd.
Daarnaast geldt voor de realisatie van kleine voorzieningen zoals serres, tuinschuurtjes, enkele woning, etc., een eenmalige vrijstelling van de compensatieplicht van 500 m² voor stedelijk gebied en 1.500 m² voor landelijk gebied. Hiervoor geldt dat het moet gaan om een verhard oppervlak of voorziening die op zichzelf staat. Wanneer het verharde oppervlak in eerste instantie weliswaar kleiner is dan respectievelijk 500 m² en 1.500 m², maar deel uitmaakt van een groter geheel, zou er van latere aanbouw of uitbreiding een cumulatief effect kunnen uitgaan. In deze gevallen moet bij een volgende uitbreiding, die het totaal verharde oppervlak groter doet zijn dan respectievelijk 500 m² en 1.500 m², de meerdere oppervlakte alsnog worden gecompenseerd.
Planspecifiek
Watertoets
De watertoets is een standaard overleg met het waterschap dat gevoerd moet worden wanneer de planologische situatie op een locatie wijzigt. Het is geen technische toets maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder met elkaar in gesprek brengt in een zo vroeg mogelijk stadium. Om een goed beeld te krijgen van de voorzieningen die nodig zijn om het vuilwater, hemelwater en grondwater te verwerken is een waterhuishoudkundigplan opgesteld voor de gehele ontwikkeling van Slingerbos (Antea Group, d.d. 1 december 2021, bijlagen bij toelichting 10).
Watercompensatie
Op basis van het definitieve verkavelingsplan voor Slingerbos fase 1 en 2 is het percentage verhard oppervlak vastgesteld. Het studiegebied heeft een oppervlak van ca. 3,8 ha. Particulier verhardterrein is een onzekere factor, omdat pas na oplevering invulling wordt gegeven aan bestrating en verharding op percelen, denk hierbij aan inritten, terrassen en overkappingen/schuurtjes. Als uitgangspunt is derhalve aangenomen dat 50% van het perceeloppervlak als verhard oppervlak wordt uitgevoerd, inclusief de woningen.
De wijk wordt ontsloten via de Molenstraat aan de Noordzijde. Aan de oost- en westzijde van de wijk is ruimte gereserveerd voor waterberging in de vorm van wadi’s. Deze zones vormen tevens een overgangszone tussen de nieuwe wijk en het bebouwde gebied aan de westzijde en het landbouwgebied aan de oostzijde. De toename van verhard oppervlak wordt gecompenseerd door de aanleg van wadi’s. Deze keuze is gemaakt in nauw overleg met gemeente en waterschap.
Op basis van deze uitgangspunten dient het totaal aan voorzieningen een bergend en verwerkend vermogen te hebben van 1.018 m3. Dit is het totaal voor fase 1 en 2 gecombineerd. De compensatie voor de B-watergang, die gedempt wordt en vervangen door een drainageleiding, wordt ook gezocht in de wadi’s. Het gaat om een verplichte compensatie van 155 m3. Daarmee dienen de wadi’s een totale capaciteit van minimaal 1.174 m3 te krijgen. Onderstaande tabel toont per wadi de verdeling aangesloten oppervlak en bergingscapaciteit.
noordwestelijke wadi
zuidwestelijke
wadi
oostelijke wadi
Totaal
Aangesloten oppervlak verharding [m2]
691
4.237
2.939
7.867
Aangesloten oppervlak particulier [m2]
692
6.399
1.315
8.406
Compensatie verharding percelen langs Molenstraat [m2]
564
564
Compensatie B-watergang [m3]
100
55
155
Benodigde berging wadi [m3]
84
643
292
1.019
Beschikbare berging wadi [m3]
241
606
484
1.331
Overcapaciteit [m3]
57
-37
137
157
De bergingsberekening laat zien dat met de beoogde verdeling van de verharding over de wadi’s niet volledig naar rato verdeeld is. Echter, de zuidwestelijke wadi stort bij overbelasting over op de noordwestelijke wadi, welke over een overcapaciteit van 57 m3 beschikt.
In totaliteit zijn de wadi’s gecombineerd ruimschoots in staat de benodigde berging binnen het plangebied te realiseren om een bui T=100+10% te verwerken. Hierin is eveneens voldoende ruimte gereserveerd ter compensatie van de te dempen watergangen.
Waterafvoer
De bebouwing dient te voldoen aan het beleid van het waterschap over de afvoer van hemelwater en vuilwater. Dit houdt in dat het hemelwater wordt afgekoppeld en in het gebied geïnfiltreerd/opgevangen en dat het vuilwater via het gemeentelijk rioolstelsel afgevoerd wordt. De gemeente heeft de keuze gemaakt om het vuil- en hemelwater gescheiden in te zamelen. Voor het vuilwater wordt, indien technisch haalbaar, onder vrijverval aangesloten op het bestaande gemengde stelsel Ophemert. Hemelwater zal zoveel mogelijk bovengronds oppervlakkig worden afgevoerd richting de wadi’s.
Dijkversterking Waalbandijk
In de nabije toekomst wordt de Waalbandijk uitgebreid. Deze uitbreiding heeft ook invloed op de beoogde ontwikkeling. Een deel van het plangebied gelegen aan de Waalbandijk heeft in het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Om ruimtelijke uitbreiding van de waterkering in de toekomst mogelijk te maken worden in principe geen kapitaalintensieve investeringen of activiteiten, zoals woningbouw of nieuwe kabels en leidingen, toegestaan binnen het profiel van vrije ruimte (PVVR). Het profiel van vrije ruimte is gebaseerd op de te verwachten benodigde dijkafmetingen over 100 jaar. De beoogde woningen zullen niet binnen de PVVR worden gerealiseerd.
Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect water vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

5.12 Verkeer En Parkeren

5.12.1 Verkeer

Voor het maken van een inschatting van de hoeveelheid autoverkeer dat wordt gegenereerd bij ruimtelijke ontwikkelingen, zijn kencijfers verkeersgeneratie ontwikkeld. Onder verkeersgeneratie wordt hierbij verstaan de totale hoeveelheid gemotoriseerd verkeer (exclusief openbaar vervoer) die gedurende een gekozen tijdsperiode naar de beoogde ontwikkeling toe rijdt en hiervan wegrijdt.
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' deze kencijfers voor verkeersgeneratie. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een goed beeld worden verkregen wat de totale verkeersaantrekkende werking bedraagt.
Planspecifiek
Voor het bepalen van verkeersgeneratie wordt gebruik gemaakt van de kengetallen van CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen'. Hierbij is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad 'weinig stedelijk' en 'rest bebouwde kom'. Met de beoogde ontwikkeling worden verschillende type woningen gerealiseerd. Hoewel het aantal en het type woningen nog niet geheel vast staat, is wel gepoogd de verkeersgeneratie te berekenen. In de regels van dit wijzigingsplan is vastgelegd dat er maximaal 16 woningen worden gerealiseerd. Bij de berekening van de verkeersgeneratie is uitgegaan van een maximaal van 16 vrijstaande woningen. Dit kan worden gezien als een worst-case scenario. Voor een vrijstaande woning geldt een gemiddelde verkeersgeneratie van 8,2 voertuigbewegingen per etmaal. De realisatie van 16 vrijstaande woningen zorgt voor een verkeersgeneratie van 131.2 voertuigbewegingen per etmaal.
De ontsluiting van Slingerbos zal plaatsvinden via een nieuw aan te leggen ontsluitingsweg. Deze weg zal de Goossen Janssenstraat in het oosten, verbinden met de Molenstraat in het noorden. De wegenstructuur in het plangebied wordt hierdoor op een logische manier aangesloten op de bestaande wegen in de kern, waardoor het verkeer zich zal verdelen over de omringende wegen. De bestaande verkeersstructuur kan de extra verkeersgeneratie opgevangen.

5.12.2 Parkeren

Het benodigde of gewenste aantal parkeerplaatsen bij ruimtelijke ontwikkelingen kan worden bepaald op basis van parkeerkencijfers of op basis van parkeernormen. Parkeerkencijfers zijn op de praktijk gebaseerde cijfers van de verwachte parkeerbehoefte. Parkeernormen staan voor het aantal vereiste parkeerplaatsen per type bestemming, gebaseerd op ervaringen uit het verleden. Parkeernormen worden vaak gebruikt voor het vormgeven van generiek parkeerbeleid.
Het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte (CROW) geeft in publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren' richtlijnen voor parkeernormen. In de richtlijnen wordt onderscheid gemaakt op basis van de functie van de ontwikkeling (wonen, bedrijf, etc.) en op basis van de locatiekenmerken. Deze wordt uitgedrukt in een bandbreedte van het aantal parkeerplaatsen per eenheid. Zodoende kan bij ruimtelijke ontwikkelingen voor vrijwel elke locatie een globaal beeld worden verkregen of voorzien wordt in voldoende (auto)parkeerplaatsen. De gestelde bandbreedte geeft de mogelijkheid tot maatwerk.
Op 30 juni 2020 is door de raad van de gemeente West Betuwe het Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019 vastgesteld en onherroepelijk in werking getreden. Het doel van het Paraplubestemmingsplan is het vastleggen van het generieke gemeentelijke parkeerbeleid. Bij het opstellen van nieuwe bestemmingsplannen moet het Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019 als juridisch-planologisch kader worden meegenomen.
Voor het hanteren van parkeernormen wordt in het Paraplubestemmingsplan doorverwezen naar de parkeernormen zoals die gesteld zijn in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren, van parkeerkencijfers naar parkeernormen'. Volgens de gebiedsindeling van het Paraplubestemmingsplan geldt er voor het plangebied een stedelijkheidsgraad van 'Niet stedelijk' in de 'Rest bebouwde kom'. Het Paraplubestemmingsplan Parkeren gaat uit van de maximale parkeernormen zoals die zijn gehanteerd in de CROW publicatie 'toekomstbestending parkeren'.
In het Paraplubestemmingsplan is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen wat ruimte biedt om gemotiveerd af te wijken van de maximale parkeernormen. Afwijken van de parkeernorm is mogelijk mits er wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 3.2.4 lid a van het paraplubestemmingsplan parkeren, hierin is bepaald dat:
  1. ten minste wordt voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen', zoals die gelden op het tijdstip van indiening van de aanvraag omgevingsvergunning en dat indien deze publicatie gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging, en met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal;
  2. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  3. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.
De plannen van Slingerbos dateren van ver voor de nieuwe parkeernormen uit het Parapluplan. In het vigerende bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan Slingerbos is een norm gehanteerd van 2 pp per woning. Deze is ook gehanteerd in het onderliggende stedenbouwkundige plan met de daarbij behorende ruimtelijke kwaliteit. De later ingevoerde parkeernorm ligt hoger dan 2 per woning. Het realiseren van de extra parkeerplaatsen kan niet ingepast worden zonder dat dit vergaande consequenties heeft voor de oorspronkelijke planopzet en ruimtelijke kwaliteit.
Bij de planaanpassingen tussen 2017 en 2021 is desalniettemin het aantal te realiseren parkeerplaatsen opgehoogd. Het resultaat is dat binnen de gehele planontwikkeling meer dan 2 pp per woning gerealiseerd wordt. Dit door een combinatie van parkeren in openbare ruimte en parkeren op privé terrein (garages en opritten).
In het noordelijk plandeel wordt een groot deel van het parkeren opgelost in openbare parkeerkoffers. Dit maakt de kans op dubbelruimtegebruik groot. Parkeerplaatsen van bewoners die overdag weg zijn, kunnen bijvoorbeeld gebruikt worden door bezoekers of andere bewoners.
Planspecifiek
Met het wijzigingsplan wordt in het zuidelijke plandeel de specifieke bouwaanduiding grotendeels verwijdert die in de weg staat voor de bouw van woningen. Met het weghalen van deze aanduiding wordt de bouw van woningen mogelijk gemaakt. Voor de beoogde ontwikkeling is een stedenbouwkundig plan opgesteld waarin de invulling van het plangebied nader is uitgewerkt. Het beoogde aantal woningen van het plangebied bedraagt in de stedenbouwkundig plan 14 woningen in de vorm van vrijstaande woningen en 2-onder-1-kappers. Al deze woningen beschikken over meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein in de vorm van opritten en garages. Daarnaast zijn er parkeerplaatsen in de openbare ruimte. Om te voorkomen dat het straatbeeld gedomineerd wordt door auto’s, zijn de meeste parkeerplaatsen gelegen op de kavels.
Volgens de originele normering van het plan (2 pp per woning) zouden voor deze woningen 28 parkeerplaatsen nodig zijn. Wanneer de nieuwe parkeernorm wordt toegepast op de ontwikkeling van 14 woningen, zijn er 37,2 parkeerplaatsen verreist. Dit terwijl de minimale parkeernorm van de CROW publicatie 381 'Toekomstbestendig Parkeren' een totaal van 26 zou vragen. De minimale parkeernorm voor vrijstaande woningen bedraagt namelijk 1,9 x 8 = 15,2 parkeerplaatsen en voor de twee-onder-één-kapwoningen 1,8 x 6 = 10,8 parkeerplaatsen.
Het zuidelijk plandeel telt in het stedenbouwkundig plan 34 parkeerplaatsen. Iedere woning heeft minimaal twee opstelplaatsen naast elkaar in de vorm van een oprit. Middels een instandhoudingsplicht die wordt opgenomen in koopovereenkomsten is het duurzaam beschikbaar blijven van deze parkeerplaatsen gegarandeerd. De meeste woningen hebben daarnaast ook een nog garage. Wanneer we de garages niet meetellen is sprake van 28 opstelplaatsen. Daarnaast zijn er 6 plaatsen in de openbare ruimte. Dat maakt een totaal van 34 plaatsen. Dit aantal zit ver boven de minimale CROW-norm (26) en de originele norm van het bestemmingsplan (28). Het aantal van 34 zit iets onder de maximale norm en zal daarmee een afwijking vragen van het gemeentelijk beleid.
Deze afwijking is mogelijk omdat aan de drie voorwaarden wordt voldaan. Er wordt ten minste voldaan aan de minimum parkeernormen, zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormen'. Daarnaast worden de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig geschaad. Bestaande straten bieden geen aantrekkelijke uitwijkmogelijkheid omdat de loopafstanden te groot zijn. Het is daardoor ook aannemelijk dat bewoners hun eigen parkeerplaatsen gebruiken en er geen parkeeroverlast elders plaats vindt. De kans is ook groot dat op de vrijstaande kavels uiteindelijk meer parkeergelegenheid wordt gecreëerd dan de twee plaatsen die minimaal worden afgedwongen. Tenslotte komt de voorgestelde aanpak het straat- en bebouwingsbeeld te goede. Er staan minder auto’s op straat.
Het stedenbouwkundig plan is uitgegaan van 14 woningen. Onderhavig wijzigingsplan maakt maximaal 16 woningen mogelijk. Mochten er in de beoogde situatie toch 16 woningen gerealiseerd worden zal het aantal parkeerplaatsen nader toegelicht moeten worden in het kader van de omgevingsvergunning.
Gezien het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat de beoogde ontwikkeling geen belemmeringen zal ondervinden betreft het verkeer en parkeren.

6 Juridische Planbeschrijving

6.1 Algemeen

Voor het wijzigingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012).
Dit wijzigingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het wijzigingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

6.2 Toelichting

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit wijzigingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het wijzigingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het wijzigingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het wijzigingsplan.

6.3 Verbeelding

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken, etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

6.4 Plansystematiek

In deze paragraaf wordt de systematiek van de regels en de wijze waarop de regels gehanteerd dienen te worden, uiteengezet.
De planregels van het wijzigingsplan bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen. Voor de systematiek is aangesloten op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

6.4.1 Inleidende regels

Begrippen
In deze bepaling zijn omschrijvingen gegeven van de gebruikte begrippen. Deze worden opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen. Begripsbepalingen zijn alleen nodig voor begrippen die gebruikt worden in de regels en die tot verwarring kunnen leiden of voor meerdere uitleg vatbaar zijn.
Wijze van meten
Om op een eenduidige manier afstanden en oppervlakten te bepalen wordt in de wijze van meten uitleg gegeven wat onder de diverse begrippen wordt verstaan. Hiervoor is aangesloten bij de SVBP2012. Ten aanzien van de wijze van meten op de verbeelding geldt steeds dat het hart van een lijn moet worden aangehouden.

6.4.2 Bestemmingsregels

De bestemmingsregels van het plangebied worden overgenomen van het vigerende bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert'. Voor het grootste gedeelte geldt het vigerende betstemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert', maar voor het deel in het zuiden van het plangebied, nabij de Waalbandijk, wordt het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' gehanteerd betreft de begrenzing van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
Groen
Het meest zuidelijke deel van het plangebied gelegen aan de Waalbandijk zal de bestemming 'Groen' krijgen. Voor de regels van de groenbestemming wordt doorverwezen naar het bestemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert'.
Wonen
Een klein deel van het plangebied, gelegen in het noordwesten, dient de bestemming 'Wonen' te krijgen. Dit deel van het plangebied is recent verkocht aan de eigenaar van Gulhofstraat 43. Deze bestemming ziet op de achtertuin van deze woning. Omdat het woonperceel gelegen is in twee verschillende bestemmingsplannen is in de bouwregels het begrip woonperceel opgenomen. Hiermee wordt beoogd dat voor de bebouwingsmogelijkheden naar het gehele woonperceel wordt gekeken, het perceel welke gelegen is binnen de twee verschillende bestemmingsplannen.
Woongebied
Het grootste gedeelte van het plangebied dient de bestemming 'Woongebied' te krijgen, zoals is opgenomen in het huidige bestemmingsplan. De specifieke bouwaanduiding 'uitgesloten - bebouwing' zal dan ook grotendeels verdwijnen. Aangrenzend de woonpercelen aan de Gulhofstraat 43 en Waalbandijk 45 wordt de echter bouwaanduiding overgenomen om bebouwing dicht bij deze kavels te kunnen uitsluiten. Ter plaatse van de bestemming 'Woongebied' wordt een aanduiding opgenomen die het maximaal aantal woningen aangeeft. In totaal worden er met dit wijzigingsplan 16 woningen toegestaan. Zonder de aanduiding zijn er 65 woningen binnen het plangebied mogelijk. Met de aanduiding wordt een te hoge dichtheid en een onevenredige verdeling van het aantal woningen over de gehele ontwikkeling van Slingerbos voorkomen.
Waterstaat - Waterkering
Het zuidelijke deel van de gronden van het plangebied zal de regels van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering overnemen van het bestemmingsplan betstemmingsplan 'Slingerbos, Ophemert'. De begrenzing van de dubbelbestemming is overgenomen van het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg'. Met het bestemmingsplan 'Dijkversterking Tiel - Waardenburg' komt namelijk een deel van de dubbelbestemming te vervallen. Dit is met onderhavig bestemmingsplan overgenomen.

6.4.3 Algemene regels

In de algemene regels zijn de regels opgenomen welke voortvloeien uit het vigerende bestemmingsplan.

6.4.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In deze regels wordt vorm en inhoud gegeven aan het overgangsrecht voor bebouwing en gebruik.
Slotregel
Als laatste wordt de slotregeling opgenomen. Deze regeling bevat zowel de titel van het plan als de vaststellingsregeling.

7 Uitvoerbaarheid

7.1 Economische Uitvoerbaarheid

Bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is;
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.
Planspecifiek
Onderhavige ontwikkeling wordt uitgevoerd door de gemeente West Betuwe. De financiële verantwoordelijkheid voor het project en het daarbij horende risico wordt volledig gedragen door de gemeente. De economische uitvoerbaarheid van het plan is derhalve verzekerd.

7.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

7.2.1 Algemeen

Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp wijzigingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Voor wat kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg.
Een ontwerp wijzigingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door het college wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het wijzigingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het wijzigingsplan treedt vervolgens de dag na afloop van de ter visielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het wijzigingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

7.2.2 Vooroverleg

In het kader van artikel 1.3.1 van het Bro is het wijzigingsplan voorgelegd aan diverse betrokken bestuursorganen en overheidsinstanties. De reacties hebben niet geleid tot aanpassing van het plan.

7.2.3 Zienswijzen

Het plan heeft van voor een periode van 6 weken ter inzage gelegen waarbij eenieder een zienswijze heeft kunnen indienen. Tijdens deze periode is één zienswijze ingediend. Deze zienswijze is tijdig ingediend en derhalve ontvankelijk. In de Nota zienswijzen zijn de zienswijzen voorzien van een beantwoording. Deze is als bijlage van dit wijzigingsplan toegevoegd.

7.2.4 Ambtshalve wijzigingen

Ambtshalve wijzigingen zijn wijzigingen in het vast te stellen wijzigingsplan (ten opzichte van het ontwerpwijzigingsplan) die niet naar aanleiding van zienswijzen, maar ambtshalve worden doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn nodig ter verhoging van de juridische kwaliteit van het wijzigingsplan of zijn het gevolg van gewijzigde inzichten. Het ontwerpwijzigingsplan is als volgt ambtshalve gewijzigd:
  • De bestemming 'Water' aan de noordoostzijde van het plangebied is verwijderd en aangepast naar de bestemming 'Woongebied'. Binnen de bestemming 'Woongebied' is het realiseren van watervoorzieningen reeds mogelijk. Een waterbestemming wordt hier derhalve niet nodig geacht. Het artikel 'Water' in de regels van dit wijzigingsplan is verwijderd. Tekstuele aanpassingen zijn gedaan aan de paragraaf 'toelichting paragraaf 6.4.2' met betrekking tot de beschrijving van de bestemmingsregels.
  • De stikstofberekening is aangevuld met een berekening voor de bouwfase. Gelet op de uitspraak van de Raad van State van 2 november 2022, waarbij de ‘bouwvrijstelling’ is komen te vervallen, is ook de aanleg-/bouwfase berekend. Op basis van de nieuwe resultaten van de stikstofberekening is het gestelde in toelichting paragraaf 5.8 aangepast. De aanpassing van de stikstofberekening heeft daarnaast ook tot aanpassingen van de ecologische voortoets geleid. Nieuwe versies van de stikstofberekening en de ecologische voortoets zijn als bijlage toegevoegd.
  • In de toelichting en regels van dit wijzigingsplan is vastgelegd dat er maximaal 16 woningen binnen het woongebied gerealiseerd mogen worden.