KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Bedrijf
Artikel 5 Groen
Artikel 6 Waarde - Archeologie 3
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planvoornemen
2.1 Huidige Situatie
2.2 Beoogde Voornemen
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Wegverkeerslawaai
4.3 Bedrijven En Milieuhinder
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Kabels En Leidingen
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Bodem
4.8 Water
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie
4.11 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
6.3 De Bestemmingen
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Landschapsplan Achthoven 23a
Bijlage 1 Geur- En Stofonderzoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kok Lexmond Bv
Bijlage 3 Raadsbesluit

Achthoven 23a

Bestemmingsplan - gemeente Vijfheerenlanden

Vastgesteld op 01-10-2020 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Achthoven 23a met identificatienummer NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01 van de gemeente Vijfheerenlanden.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is met dien verstande dat er geen detailhandel is toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van een aan huis verbonden beroep.

1.7 agrarisch bedrijf

een volwaardig bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, in de vorm van grondgebonden veehouderij al dan niet in combinatie met agrarisch natuurbeheer.

1.8 agrarisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen, maar van de gemeente onafhankelijke instelling of onafhankelijk persoon met een aantoonbare specifieke deskundigheid op het gebied van land- en tuinbouw.

1.9 archeologische deskundige

professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen.

1.10 archeologisch onderzoek

diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie.

1.11 archeologisch rapport

in rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.15 bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.18 bestaand

  1. a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.22 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.24 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.27 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.28 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.29 bruto vloeroppervlak

de totale brutovloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt ten behoeve van een bepaalde functie, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, conform NEN 2580.

1.30 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon en/of architectuur.

1.31 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.

1.32 deskundige

een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake milieu.

1.33 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.34 extensief dagrecreatief medegebruik

recreatief gebruik van gronden, zoals wandelen, fietsen, varen, zwemmen, vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat geen specifiek beslag legt op de ruimte, behoudens ruimtebeslag door voet-, fiets- en ruiterpaden.

1.35 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 grondgebonden agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf waarvan de bedrijfsvoering volledig of nagenoeg volledig is gericht op het gebruik maken van grond als productiemiddel.

1.37 hobbyboer

een niet-agrariër die agrarische activiteiten uitvoert die niet de omvang heeft van een volledige arbeidskracht, maar waarbij wel sprake is van ten minste 1 ha grond en van 4 Nederlandse grootte eenheid (nge) of vergelijkbare grootte gemeten in SO.

1.38 hobbymatige agrarische activiteiten

agrarische activiteiten die geen onderdeel uitmaken van een volwaardig agrarisch bedrijf.

1.39 kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.40 kap

een constructie van dakvlakken met een helling van ten minste 20° en ten hoogste 75°.

1.41 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen instelling of persoon met deskundigheid op het gebied van natuur en landschap.

1.42 mantelzorg

het binnen een woning, inclusief bijgebouwen, toestaan van maximaal twee afzonderlijke huishoudens in verband met het bieden van zorg door de bewoners van de woning aan personen die hulpbehoevend zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak.

1.43 natuurwaarden

de aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden.

1.44 nevenactiviteit

een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat.

1.45 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.46 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal één eigen wand.

1.47 paardenbak

een door middel van een afscheiding van een perceel afgezonderd stuk grond ingericht en bedoeld voor het africhten en/of trainen van paarden, het uitoefenen van de paardensport dan wel het vrij laten loslopen van paarden, meestal als uitloop van een stal.

1.48 peil

  1. a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. b. in overige gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.49 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.50 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.51 silo

opslagplaats voor voedsel of mest (voeder- en mestsilo's).

1.52 Staat van Bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.53 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.54 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.55 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 Goothoogte dakkapellen

Voor de berekening van de goothoogte tellen dakkapellen niet mee voor zover de breedte van de dakkapel minder bedraagt dan 50% van de breedte van de gevel waarop de dakkapel is gesitueerd.

2.6 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordende volgende ondergeschikte bouwonderdelen buiten beschouwing gelaten:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, met dien verstande dat de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. de uitoefening van een volwaardig grondgebonden agrarisch bedrijf;

alsmede voor:

  1. b. groen;
  2. c. water en waterhuishuidkundige voorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. e. behoud, herstel en ontwikkeling van:
    1. 1. de aan het open landschap gebonden natuurwaarden, onder meer in de vorm van weidevogels, lepelaars en overwinterende eenden, ganzen en zwanen, vissen, amfibieën en oever- en waterplanten;
    2. 2. de aanwezige landschappelijke en cultuurhistorische patronen, onder meer in de vorm van openheid, kenmerkende kavelpatronen, watergangen, wielen, eendenkooien en dijken;
  3. f. hobbymatige agrarische activiteiten;

met de daarbij behorende bouwwerken, tuin en erven, bergingen en andere nevenruimten, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, in- en uitritten en nutsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen;
  2. b. paardenbakken.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. b. tevens een bouwnijverheidsbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwnijverheidsbedrijf'; met dien verstande dat breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel en de aanvoer, op- en overslag van afvalstoffen alleen als nevenactiviteit zijn toegestaan waarbij:
    1. 1. de hoeveelheid in te nemen puin niet meer bedraagt dan 12.500 ton per jaar;
    2. 2. per jaar maximaal 12.500 ton puin per jaar mag worden gebroken in granulaat;
    3. 3. de totale voorraad puin en granulaat samen niet meer bedraagt dan 12.500 ton;
    4. 4. de totale hoeveelheid in te nemen grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand niet meer bedraagt dan 7.000 ton per jaar;
    5. 5. de totale hoeveelheid af te zetten grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand niet meer bedraagt dan 7.000 ton per jaar.
  3. c. bedrijfswoningen, waarbij het aantal bedrijfswoningen maximeel één per bouwvlak dan wel het bestaande aantal bedraagt, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' bedrijfswoningen niet zijn toegestaan;
  4. d. de uitoefening van huisgebonden beroep met dien verstande dat het vloeroppervlak ten behoeve van deze functie maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 150 m2 mag bedragen;

met de daarbij behorende bouwwerken, tuin en erven, bergingen en andere nevenruimten, gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen, in- en uitritten, laad- en losvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Wijzigingsbevoegdheid Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in 4.1 bedoelde gronden te wijzigen, door de bij dit plan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen in verband met gewijzigde inzichten of technologische ontwikkelingen met dien verstande dat advies wordt gevraagd aan een milieudeskundige.

4.7 Wijzigingsbevoegdheid verplaatsen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in artikel 4.1 bedoelde gronden te wijzigen voor het verplaatsen van het bouwvlak:

  1. a. de oppervlakte van het bouwvlak dat ontstaat niet groter wordt dan de bestaande oppervlakte;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
  2. b. parken en plantsoenen;
  3. c. paden, speelvoorzieningen;
  4. d. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Waarde - Archeologie 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 7 Waarde - Archeologie 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 7.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    1. 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    2. 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  3. c. het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    1. 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    2. 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
    3. 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 150 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waterstaat - Waterkering

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  1. a. het in stand houden, het beheer, het onderhoud en de verbetering van de waterkering;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien de bouw de bodem op welke wijze dan ook geroerd wordt.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan in afwijking van artikel 8.2 sub c beslissen - middels een omgevingsvergunning - met inachtneming van het volgende:

  1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
  2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande maatvoering

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

10.2 Bestaande afstanden

In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.

10.3 Bestaande situatie bij sloop en herbouw

Het bepaalde in de artikelen 10.1 en 10.2 is uitsluitend van toepassing in geval van sloop en herbouw van hoofdgebouwen inclusief (bedrijfs)woning(en) voor zover de herbouw plaatsvindt op dezelfde plaats, met dien verstande dat de artikelen 10.1 en 10.2 niet van toepassing zijn in geval van sloop en herbouw van bijgebouwen.

10.4 Ondergronds bouwen

Bouwwerken mogen ondergronds worden gebouwd met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk mag maximaal 3,5 m bedragen;
  2. b. binnen het bouwperceel mogen ondergrondse bouwwerken worden gebouwd met dien verstande dat deze uitsluitend zijn toegestaan:
    1. 1. direct onder bovengrondse gebouwen, en;
    2. 2. in gronden gelegen buiten bovengrondse gebouwen, voor zover de gezamenlijke oppervlakte van de ondergrondse bouwwerken gelegen buiten de bovengrondse gebouwen niet meer dan 25% van de gezamenlijke oppervlakte van de, binnen het bouwperceel gelegen, bovengrondse gebouwen, bedraagt.

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, bagger en grondspecie met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie;
  4. d. een gebruik van gronden ten dienste van bedrijven die worden begrepen onder artikel 2, lid 3 van het Besluit omgevingsrecht;
  5. e. een gebruik van ongebouwde gronden voor opslag tot een hoogte van meer dan 4 m;
  6. f. een gebruik van de gronden vóór de voorgevellijn van hoofdgebouwen voor opslag, met dien verstande dat te allen tijde de afstand van de opslag tot aan de weg ten minste 10 m dient te bedragen.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied

12.2 Vrijwaringszone - dijk - 1

  1. a. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' zijn de gronden, naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens aangeduid voor de bescherming, onderhoud en instandhouding van de primaire waterkering;
  2. b. Ter plaatse van gronden met de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 1' mag niet worden gebouwd;
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde onder b, met inachtneming van de volgende regels:
    1. 1. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels worden in acht genomen;
    2. 2. het belang van de waterkering wordt niet onevenredig geschaad en vooraf wordt schriftelijk advies ingewonnen bij de betreffende waterbeheerder.

12.3 Vrijwaringszone - dijk - 2

Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone - dijk - 2' zijn de gronden naast de voor die gronden aangewezen bestemmingen, aangeduid als buitenbeschermingszone van de primaire waterkering.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

13.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd afwijking te verlenen van het bepaalde in het plan voor:

  1. a. het realiseren van masten voor mobiele telecommunicatie onder de voorwaarden dat:
    1. 1. advieswaarden van de gezondheidsraad in acht genomen te worden;
    2. 2. masten alleen worden toegestaan aan bestaande bouwwerken;
    3. 3. bij voorkeur uitsluitend masten tot 5 m worden toegestaan in kwetsbare gebieden;
    4. 4. er geen visuele aantasting van betekenis aan een monument optreedt;
  2. b. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10% voor zover er geen afwijkingsmogelijkheden zijn in het betreffende artikel zelf met uitzondering van maten met betrekking tot het toegelaten grondoppervlak van bouwwerken;
  3. c. een grotere bouwhoogte voor bijgebouwen tot maximaal 6 m;
  4. d. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein en voor zover er geen afwijkingsmogelijkheden zijn in het betreffende artikel zelf; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen;
  5. e. de bouw van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes, ten behoeve van nutsvoorzieningen van geringe afmetingen, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, toiletgebouwtjes, wachthuisjes, telefooncellen en gebouwtjes voor opslag, onderhoud en/of beheer, met dien verstande dat de inhoud van een zodanig gebouwtje niet meer dan 50 m3 en de hoogte daarvan niet meer dan 4 m zal bedragen, alsmede voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van nutsvoorzieningen;
  6. f. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de telecommunicatie, met dien verstande dat deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
  7. g. het bouwen van schuilstallen voor vee en paarden buiten een bouwvlak mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. de maximale oppervlakte bedraagt 15 m2;
    2. 2. de maximale hoogte bedraagt 2.5 m;
    3. 3. er is geen opslag toegestaan;
    4. 4. de schuilstal wordt gerealiseerd in de vorm van een overkapping.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

14.1 Veranderen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  2. b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  3. c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Achthoven 23a'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Achthoven 23a te Lexmond is aannemersbedrijf Kok Lexmond gevestigd. Naar aanleiding van een verzoek tot verandering van de omvang en ligging van het bouwvlak heeft het college van de voormalige gemeente Zederik op 20 maart 2018 besloten in principe medewerking te willen verlenen aan de gevraagde verandering. Daarnaast heeft het college ingestemd met het uitvoeren van enkele bedrijfsactiviteiten die momenteel al plaatsvinden maar nog niet juridisch-planologisch zijn geregeld. Het breken, malen en zeven van puin wordt als ondergeschikte nevenactiviteit onder voorwaarden toegestaan. Door het college is aangegeven dat de gestelde voorwaarden met de provincie moeten worden afgestemd. Inmiddels is een traject met de provincie gestart over de mogelijkheden die zowel het bestemmingsplan als de verleende milieuvergunning toelaat.

Voorliggend bestemmingsplan bevat de onderbouwing en de benodigde onderzoeken en voorziet in een passende regeling voor het initiatief.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt aan Achthoven tussen Ameide en Lexmond, in het buitengebied van de voormalige gemeente Zederik. De locatie ligt aan de zuidkant van de Lekdijk. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (gele kruis)

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is het plan 'Buitengebied Zederik' van de voormalige gemeente Zederik zoals vastgesteld op 29 juni 2015. In dit plan is het bedrijf Kok Lexmond voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'bouwnijverheidsbedrijf'. Ter plaatse van deze functieaanduiding is het breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel niet toegestaan. Een bouwvlak is opgenomen ten behoeve van de bedrijfsgebouwen en de bedrijfswoning. Het bestemmingsvlak heeft een oppervlakte van 17.448 m2. De oppervlakte van het bestaande bouwvlak voor de bedrijfsgebouwen bedraagt 3.963 m2. De gronden rondom de bedrijfsbestemming hebben de bestemming 'Agrarisch'.

Een smalle strook aan de voorzijde van het perceel is voorzien van de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. Aansluitend hierop geldt de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterstaatkundige functie' omdat de dijk als waterkering fungeert. Het hele plangebied is voorzien van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Zederik' (plangebied omlijnd)

Op 19 november 2018 is het bestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Zederik' vastgesteld. In dit plan is het archeologische beleid van de voormalige gemeente Zederik verwerkt in de vorm van een op bescherming van eventueel aanwezige archeologische relicten gericht regime. Het plangebied is voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4'.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving gegeven van het plangebied en komt het planvoornemen aan de orde. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het vigerende beleid kort beschreven. In hoofdstuk 4 worden de relevante milieuaspecten en overige onderzoeken beschreven. Daarna wordt in hoofdstuk 5 aandacht besteed aan de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan. In hoofdstuk 6 ten slotte wordt de juridische planbeschrijving weergegeven.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Huidige Situatie

Omgeving plangebied

Het plangebied ligt aan de westzijde van de Lekdijk, in het agrarisch gebied tussen Ameide en Lexmond. Aan de oostzijde van de dijk liggen de uiterwaarden van de Lek. Het gebied ten westen van de dijk kenmerkt zich door agrarisch grasland. Beplanting bevindt zich voornamelijk langs perceelsgrenzen en wegen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0003.jpg"

Figuur 2.1 Omgeving plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

De dichtstbijzijnde agrarische bedrijfswoning (Hoeve de Put aan Achthoven 21) ligt op circa 12 meter van het bedrijfsperceel van Kok Lexmond. Overige woningen langs de Lekdijk liggen op minimaal 200 meter van het bedrijf.

Plangebied

Het plangebied bestaat in de huidige situatie uit een bedrijfswoning aan Achthoven met daarachter de bedrijfsbebouwing van Kok Lexmond. De bedrijfsbebouwing ligt binnen een bouwvlak van 3.963 m2. De bestaande bedrijfsloodsen zijn momenteel in gebruik als werkplaats. Hier vindt onderhoud aan materieel plaats. Door een gebrek aan ruimte in de bestaande loodsen, vindt opslag van materialen en materieel thans noodgedwongen in de buitenlucht plaats. Dit is met name aan de achterzijde van de loods aan de orde, maar ook aan de westzijde van de loods. Deze gronden hebben momenteel een agrarische bestemming (zie figuur 1.2). Direct ten noorden van de bedrijfsloodsen is het kantoor gesitueerd. Tussen het kantoor en de Lekdijk ligt een parkeerterrein voor werknemers en klanten.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0004.png"

Figuur 2.2 Bestaande bedrijfsbebouwing Achthoven 23a vanaf de Lekdijk

Kok Lexmond betreft een bouwnijverheidsbedrijf. Op het bedrijf vindt momenteel ook het breken, malen, zeven en drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel plaats. Deze activiteiten zijn op basis van het bestemmingsplan niet toegestaan.

2.2 Beoogde Voornemen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit verschillende onderdelen. Deze zijn opgesplitst in ruimtelijke aanpassingen, functionele ontwikkelingen en landschappelijke inpassing.

Ruimtelijke aanpassingen

Omdat verschillende activiteiten in strijd zijn met het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zederik', heeft Kok Lexmond zich bereid verklaard om de situatie te verbeteren en de bedrijfsactiviteiten op de locatie beter af te stemmen op het bestemmingsplan. Dit betreft zowel aanpassingen van het bestemmingsvlak als aanpassingen van het bouwvlak. Daarnaast heeft het college op 20 maart 2018 besloten in principe medewerking te willen verlenen aan een maximale uitbreiding van zowel het bestemmingsvlak als het bouwvlak met 10%.

Aanpassingen bestemmingsvlak 'Bedrijf'

In figuur 2.3 zijn de aanpassingen van het bestemmingsvlak 'Bedrijf' weergegeven. Vlak 1 ligt ten noorden van de bedrijfswoning. Dit vlak sluit aan op het omliggende agrarische gebied en kan daarom als 'agrarisch' worden bestemd. De vlakken 2 tot en met 7 zijn momenteel in gebruik als groenvoorziening rond het bedrijf. Deze vlakken worden daarom als 'Groen' bestemd, aansluitend op de groenbestemming van de strook langs de Lekdijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0005.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0006.png"

Figuur 2.3 Overzicht aanpassingen bestemmingsvlak Kok Lexmond

De oppervlaktematen van de verschillende vlakken waarvan de bedrijfsbestemming vervalt, zijn in tabel 2.1 in beeld gebracht. In totaal vervalt voor 2.433 m2 van de gronden de bestemming 'Bedrijf'.

Tabel 2.1 Oppervlaktematen vlakken waarvan de bedrijfsbestemming vervalt

aantal m2 vigerende bestemming nieuwe bestemming
vlak 1 1.421 m2 Bedrijf Agrarisch
vlak 2 232 m2 Bedrijf Groen
vlak 3 516 m2 Bedrijf Groen
vlak 4 101 m2 Bedrijf Groen
vlak 5 30 m2 Bedrijf Groen
vlak 6 86 m2 Bedrijf Groen
vlak 7 47 m2 Bedrijf Groen
Totaal 2.433 m2

De vlakken 8, 9 en 10 zijn momenteel al in gebruik door Kok Lexmond en worden dienovereenkomstig van de bedrijfsbestemming voorzien. De oppervlaktematen van deze vlakken zijn opgenomen in tabel 2.2. Aan de oostzijde en westzijde (vlakken 8 en 9) wordt de bedrijfsbestemming met 1.496 m2 uitgebreid. Er resteert dan nog 937 m2 grond die van een bedrijfsbestemming kan worden voorzien (2.433 m2 - 1.496 m2).

Tabel 2.2 Oppervlaktematen vlakken waaraan bedrijfsbestemming wordt toegekend

aantal m2 vigerende bestemming nieuwe bestemming
vlak 8 1.324 m2 Agrarisch Bedrijf
vlak 9 172 m2 Agrarisch Bedrijf
vlak 10 2.682 m2 Agrarisch Bedrijf
Totaal 4.178 m2

Op 20 maart 2018 heeft het college van de voormalige gemeente Zederik besloten dat het bedrijfsperceel met maximaal 10% mag worden uitgebreid zodat alle bedrijfsactiviteiten binnen het bestemmingsvlak plaatsvinden. De oppervlakte van deze uitbreiding bedraagt 1.745 m2 (10% van de oppervlakte van het huidige bestemmingsvlak met een oppervlakte van 17.448 m2). Met de resterende 937 m2 als gevolg van de uitwisseling van bestemmingen, is nog 2.682 m2 over voor uitbreiding van het bestemmingsvlak ten zuiden van het bedrijf (vlak 10). Deze oppervlakte wordt gebruikt voor het stallen van puinbrekers en het opslaan van puin ten behoeve van het proef breken. Ongebroken puin moet verplicht worden opgeslagen op een vloeistofdichte vloer. De bestaande vloer is in het recente verleden gezakt door de opslag. Deze is opnieuw verhard (hersteld) voor het manoeuvreren van voertuigen teneinde de bestaande loods toegankelijk te houden. Zie figuur 2.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0007.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0008.png"

Figuur 2.4 Foto's huidige situatie

Aanpassingen bouwvlak bedrijfsperceel

Naast aanpassingen van het bedrijfsperceel wenst Kok Lexmond ook het bouwvlak aan te passen door het ongebruikte bouwvlak te verschuiven en uitbreiding van de bestaande loods mogelijk te maken. In figuur 2.5 zijn de aanpassingen van het bouwvlak weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0010.png"

Figuur 2.5 Overzicht aanpassingen bouwvlak Kok Lexmond

In de huidige situatie worden materialen in de buitenlucht opgeslagen omdat ruimte in de loodsen ontbreekt. De loodsen zijn voornamelijk in gebruik als onderhoudswerkplaats. Door de buitenopslag te verplaatsen naar de nieuwe loods, tracht het bedrijf haar ruimtelijke uitstraling te verbeteren. Bovendien wordt daarmee een bijdrage geleverd aan de wens om de bedrijfsactiviteiten zoveel mogelijk te clusteren.

De totale oppervlakte van het huidige bouwvlak bedraagt 3.963 m2. De beoogde uitbreiding (10%) bedraagt daarmee 396 m2. Van het huidige bouwvlak wordt 443 m2 aan de oostzijde niet gebruikt. Aan deze zijde wordt het bouwvlak daarom verkleind met 443 m2 (vlak 1). Opgeteld bij de 10% uitbreiding kan 839 m2 worden ingezet voor de westelijke uitbreiding van het bouwvlak (vlak 2).

Functionele ontwikkelingen

De gronden van het bedrijf Kok Lexmond zijn in het bestemmingsplan 'Buitengebied Zederik' bestemd voor bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten. Daarnaast zijn de gronden mede bestemd voor een bouwnijverheidsbedrijf, met dien verstande dat het breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel niet is toegestaan. Tijdens de bedrijfscontrole op 13 juli 2016 door de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is geconstateerd dat dergelijke activiteiten momenteel wel plaatsvinden.

Om de strijdigheid met het geldende bestemmingsplan op dit punt weg te nemen, zal Kok Lexmond het breken, malen en zeven van puin als hoofdactiviteit beëindigen. Puinbreken en zeven wordt in de regels echter wel als nevenactiviteit toegestaan. Kok Lexmond geeft aan dat het gaat om een maximum van 12.500 ton puin per jaar. Dit is nodig om puinbrekers van het bedrijf te kunnen testen en te optimaliseren, alsmede voor innovatie en eigen gebruik. Een gevolg hiervan is dat Kok Lexmond afvalstoffen dient aan te voeren voor bewerking en verwerking ter plaatse. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een beperkte aanvoer, op- en overslag van afvalstoffen. Op de genoemde nevenactiviteiten zijn de volgende maxima van toepassing:

  • de hoeveelheid in te nemen puin bedraagt niet meer dan 12.500 ton per jaar;
  • per jaar mag maximaal 12.500 ton puin per jaar worden gebroken tot granulaat;
  • de totale voorraad puin en granulaat bedraagt samen niet meer dan 12.500 ton;
  • de totale hoeveelheid in te nemen grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand bedraagt niet meer dan 7.000 ton per jaar en de totale hoeveelheid af te zetten grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand bedraagt niet meer dan 7.000 ton per jaar.

Deze activiteiten worden in de regels als nevenactiviteit toegestaan waarbij de genoemde maximale hoeveelheden zijn opgenomen. Daarnaast worden de maximale hoeveelheden in het privaatrechtelijke spoor vastgelegd en opgenomen in de aan te vragen vergunning.

Het college van de voormalige gemeente Zederik heeft op 20 maart 2018 besloten genoemde bedrijfsactiviteiten toe te staan onder voorwaarden dat:

  1. 1. voor het testen van machines afdoende geluidwerende en stofwerende maatregelen worden genomen;
  2. 2. de tijdelijke opslag van grond beperkt is voor lokale bedrijven (onder een straal van 7 kilometer, niet de rivier over);
  3. 3. een gedefinieerd deel van het terrein wordt toegewezen waar deze activiteiten plaatsvinden;
  4. 4. de voorwaarden vooraf met de provincie worden afgestemd.

Deze voorwaarden zullen worden meegenomen in de aan te passen milieuvergunning.

Ad 1. Geluidwerende en stofwerende maatregelen

Kok Lexmond heeft aangegeven ten allen tijde gebruik te maken van geluidwerende en stofwerende maatregelen. Bij het breken van puin wordt gewerkt volgens de regels van de omgevingsvergunning en de rechtstreeks werkende regels van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Tevens investeert Kok Lexmond in de modernste machines om het geluidniveau zo laag mogelijk te houden om zo milieubewust mogelijk te opereren.

Ad 2. Tijdelijke opslag van grond voor lokale bedrijven

De locatie in Lexmond vervult standaard een lokale functie. Vanuit de vestiging Lexmond wordt grond, zand en menggranulaat (gebroken puin) voornamelijk verkocht aan lokale bedrijven en particulieren. Een straal van 7 kilometer dekt een groot deel van de gemeente. Kok Lexmond BV heeft verzocht om deze 7 kilometer te vergroten naar 10 kilometer. Deze omvat de gehele gemeente Zederik. Andere bedrijven of particulieren die verder van Lexmond gevestigd zijn, zullen sneller geneigd zijn bouwstoffen bij een andere vestiging van Kok te kopen (Kok Gorinchem).

Ad 3. Activiteiten op een gedefinieerd deel van het terrein

Het op- en overslaan van zand en grond wordt gesitueerd in het huidige buitendepot (de Put). De inname van puin zal plaatsvinden achter de loods, op het zuidelijke gedeelte van het terrein. Machines worden in de achterste loods gerepareerd. Na reparatie kunnen deze naar buiten worden gereden om te testen. De machines staan dan gelijk naast het ingenomen puin en kunnen gelijk worden getest zonder bijkomende transportbewegingen. In verband met de nabij gelegen woning is dit milieutechnisch en geluidtechnisch niet het meest logisch, maar voor de bedrijfsvoering is dit de meest efficiënte indeling.

Ad 4. Afstemming met de provincie

Genoemde voorwaarden zijn door de gemeente voorgelegd aan de provincie. De provincie heeft aangegeven dat:

  • tegen een beperkte uitbreiding van het perceel vanuit provinciale ruimtelijke optiek in beginsel geen overwegende bezwaren bestaan;
  • de uitbreiding in het kader van de ladder als stedelijke ontwikkeling moet worden aangemerkt;
  • in het bestemmingsplan juridisch goed geborgd moet worden dat de landschappelijke inpassing een randvoorwaarde is voor eventuele uitbreiding.

In paragraaf 3.2 wordt de ontwikkeling getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Hierna wordt ingegaan op de landschappelijke inpassing van het bedrijf.

Landschappelijke inpassing

Zowel vanuit de gemeente als vanuit de provincie is een goede landschappelijke inpassing als voorwaarde gesteld voor de uitbreiding van het bedrijf. Om de ruimtelijke uitstraling van Kok Lexmond te optimaliseren en het terrein landschappelijk in te passen is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het inpassingsplan is opgenomen in bijlage 2 van de regels bij dit bestemmingsplan. Het inpassingsplan voorziet in:

  • de aanplant van een hoge haag (bijvoorbeeld beuk) in bakken voorzien van druppelbevloeiing aan de noordzijde van de bestaande loods ter plaatse van de punten 1 in het landschapsplan zoals dat is opgenomen in bijlage 2 van de regels bij dit bestemmingsplan. Door het aanplanten van een drie meter hoge haag wordt de zichtbaarheid vanaf de dijk beperkt en de groene uitstraling van het bedrijfsperceel verder versterkt. Het zicht vanaf de dijk naar het achterliggende bedrijfsperceel wordt op deze manier zoveel mogelijk geblokkeerd;
  • de plaatsing van een hoge haag (bijvoorbeeld beuk) met afscheiding van palen met betongaas aan de oostzijde van de bestaande loods ter hoogte van Hoeve de Put (Achthoven 21). Mede door het verminderen van buitenopslag aan deze zijde, ontstaat een meer representatieve aanblik (zie punt 2 in het landschapsplan zoals dat is opgenomen in bijlage 2 van de regels bij dit bestemmingsplan);
  • bestaande grondwal aan de westzijde van het perceel voorzien van aanvullende beplanting. Voor een deel is deze beplanting al aanwezig; waar nodig wordt deze verder aangevuld. Het beoogde groene venster heeft niet alleen een camouflerende werking, maar kan door de aanwezigheid van de aarden wal tevens als geluidafscherming functioneren en een bijdragen leveren aan de biodiversiteit ter plaatse. De groene afscherming zal voldoende maat krijgen, zodat de bedrijfsbebouwing en (buiten)opslag aan deze zijde grotendeels aan het directe zicht onttrokken worden (zie punt 3 in het landschapsplan zoals dat is opgenomen in bijlage 2 van de regels bij dit bestemmingsplan);
  • het aanvullen van bomen (hoogstam fruitbomen) langs de dijk bij de bedrijfsentree in overleg met het waterschap. Door deze aanvulling krijgt het bedrijfsperceel een groenere uitstraling.

Om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren zullen daarnaast diverse illegale bouwwerken worden verwijderd, waaronder de opslagtank c.q. de buffertank met water, de overkappingen aan de westzijde van het perceel en de portocabin ten oosten van de loods. Na uitbreiding van de loods kan ook de uitbouw van de onderhoudswerkplaats ten oosten van de bestaande loods worden geamoveerd.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het rijksbeleid voor de ruimtelijke ordening is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). In de SVIR, in werking getreden op 13 maart 2012, schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2012)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen.

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking. Bij de ladder moet de behoefte aangetoond worden en of deze behoefte in bestaand stedelijk gebied opgevangen kan worden.

Conclusie rijksbeleid

De ontwikkeling raakt geen van deze rijksbelangen. Hierna wordt de ontwikkeling getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

De beoogde ontwikkeling bestaat uit uitbreiding van de bedrijfsbestemming met 1.745 m2 en uitbreiding van het bouwvlak met 396 m2. Indien sprake is van een vergroting van meer dan 500 m2 dient de uitbreiding in beginsel als nieuwe stedelijke ontwikkeling te worden aangemerkt en is de ladder voor duurzame verstedelijking van toepassing.

Aantoonbare behoefte

Familiebedrijf Kok Lexmond is al ruim 40 jaar actief in grond-, weg- en waterbouw, recycling en aanverwante activiteiten. Het bedrijf is van oudsher in Lexmond gevestigd en heeft daarom een sterke binding met de regio. Kok Lexmond is door de jaren heen uitgegroeid tot een speler van formaat op het gebied van grond-, weg- en waterbouw en investeert continue in nieuwe technieken en werkmethoden. Hierdoor is het mogelijk om vrijwel alle activiteiten op locatie uit te voeren. De huidige ligging nabij de A27 en A2 is dan ook van groot belang voor de bedrijfsvoering van het bedrijf. Kok Lexmond heeft nu een uitbreidingswens om haar voortbestaan te garanderen.

Een eventuele verplaatsing van Kok Lexmond naar een alternatieve locatie in de directe omgeving is financieel niet haalbaar. De kosten van een nieuwe locatie (grondprijs, financieringskosten), verhuiskosten en de financiële gevolgen voor de bedrijfsvoering (tijdelijk en structureel) maken een rendabele exploitatie onmogelijk. De grondprijs op reguliere bedrijventerreinen is dusdanig hoog, dat een verplaatsing van het bedrijf - gelet op de huidige omvang - niet mogelijk is. Bovendien is de afgelopen jaren fors geïnvesteerd in de locatie aan Achthoven; investeringen die bij een bedrijfsverplaatsing direct afgeschreven worden. Dit leidt tot kapitaalvernietiging en staat een rendabele exploitatie elders in de weg.

Een bedrijfsverplaatsing wordt daarnaast bemoeilijkt door de beperkte beschikbaarheid van alternatieve locaties in de directe omgeving van Lexmond. Op basis van de verleende revisievergunning d.d. 31 augustus 2004 is Kok Lexmond een bedrijf dat sec genomen thuishoort op een (geluidgezoneerd) industrieterrein. In de directe omgeving van Lexmond zijn dergelijke industrieterreinen zeer schaars. De dichtstbijzijnde industrieterreinen zijn gelegen in Groot-Ammers (Gelkenes), Vianen (De Biezen - De Hagen) en Nieuwegein (Het Klooster). Op het industrieterrein in Groot-Ammers zijn thans geen percelen beschikbaar die voldoende ruimte bieden voor de huidige bedrijfsactiviteiten van Kok Lexmond, die een oppervlakte van circa 15.000 tot 20.000 m2 beslaan. Bovendien is de bereikbaarheid van dit industrieterrein niet optimaal. De bestaande industrieterreinen in Vianen bieden evenmin uitkomst. Ook hier zijn geen percelen beschikbaar. Op bedrijvenpark 'Het Klooster' in Nieuwegein is één perceel met voldoende maat beschikbaar. Door de relatief grote afstand (hemelsbreed circa 10 km), relatief hoge grondprijs en de binding met Lexmond wordt dit door Kok Lexmond niet als een reële optie gezien.

Op de vraag welke locatie dan wel geschikt is voor Kok Lexmond bestaat geen eenduidig antwoord. Van bedrijven op een bedrijventerrein wordt in toenemende mate verwacht dat zij een representatieve uitstraling hebben, met hoogwaardige bedrijfsbebouwing. Dit sluit niet aan bij de bedrijfsactiviteiten van Kok Lexmond. Bovendien is de vestiging van milieubelastende bedrijven niet overal wenselijk en is de beschikbaarheid van grote bedrijfspercelen over het algemeen beperkt. Dit is weergegeven in figuur 3.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0011.png"

Figuur 3.1 Overzicht beschikbare alternatieven

De huidige locatie in het buitengebied van de voormalige gemeente Zederik is weliswaar niet optimaal, maar moet - gelet op de genoemde omstandigheden - als een reëel alternatief worden beschouwd. Op lange termijn biedt het bedrijventerrein in Meerkerk mogelijk uitkomst. Hoewel hier momenteel geen (grote) bouwpercelen beschikbaar zijn, is het gebied ten zuiden van het bestaande bedrijventerrein in de structuurvisie van de voormalige gemeente Zederik aangemerkt als toekomstige uitbreidingslocatie voor bedrijvigheid. Door de relatief grote afstand tot de dichtstbijzijnde woningen kan hier bovendien zware bedrijvigheid worden toegestaan. Omdat voor deze gronden momenteel een agrarische bestemming geldt, wordt deze locatie momenteel niet als een haalbaar alternatief beschouwd.

Behoefte opvangen in bestaand stedelijk gebied

De ruimtevraag moet bij voorkeur worden opgevangen in bestaand stedelijk gebied. Het plangebied ligt buiten bestaand stads- of dorpsgebied. Omdat het echter om een beperkte uitbreiding van een bestaand bedrijf gaat en het geheel landschappelijk wordt ingepast, wordt de ontwikkeling passend geacht op de locatie. Zoals hiervoor aangegeven is de verplaatsing van het bedrijf naar een alternatieve locatie niet haalbaar omwille van financiële redenen en een gebrek aan alternatieve vestigingslocaties binnen bestaand stedelijk gebied en op een redelijke afstand van de huidige locatie.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Provinciale grenscorrectie en gemeentelijke fusie

De Eerste Kamer heeft op 10 juli 2018 ingestemd met het wetsvoorstel om de gemeenten Vianen, Leerdam en Zederik te fuseren tot de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden. Ook is besloten dat Vijfheerenlanden in de provincie Utrecht komt te liggen. In de Eerste Kamer was breed draagvlak voor de samenvoeging van de drie gemeenten en aansluiting bij de provincie Utrecht. De ingangsdatum voor de nieuwe gemeente is 1 januari 2019.

Bovengenoemde maakt dat ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan het provinciale beleid van de provincie Utrecht niet geheel bekend is. Hierdoor wordt op enkele punten teruggegrepen op de beleidskaders zoals deze zijn vastgesteld door de provincie Zuid-Holland.

3.2.2 Beleid provincie Utrecht

Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (herijking 2016)

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) is op 4 februari 2013 door de Provinciale Staten van Utrecht vastgesteld. De PRS wordt elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast. De laatste herijking is op 12 december 2016 vastgesteld. De PRS geeft de ruimtelijke ambities weer van de provincie Utrecht. Hierin staat welke doelstellingen de provincie van provinciaal belang acht, welk beleid bij deze doelstellingen hoort én hoe dit beleid uitgevoerd wordt. Deels loopt deze uitvoering via de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) die tegelijk met de PRS is opgesteld.

De Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 is opgesteld om te zorgen voor een blijvend aantrekkelijke provincie. Via haar ruimtelijk beleid draagt de provincie bij aan een kwalitatief hoogwaardige fysieke leefomgeving, waarin het ook in de toekomst plezierig wonen, werken en recreëren is.

Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (herijking 2016)

Naast de PRS is de Ruimtelijke Verordening (PRV) vastgesteld en sinds de vaststelling voor het laatst herijkt in december 2016. De PRV bevat algemene regels die gemeenten in acht moeten nemen bij het opstellen van hun ruimtelijke plannen. In de PRV staan geen regels die direct doorwerken naar de burgers. In de PRV zijn alleen de algemene regels opgenomen, die noodzakelijk zijn voor het waarborgen van de provinciale belangen.

Conclusie provinciaal beleid Utrecht

Vanwege de provinciale grenscorrectie en gemeentelijke fusie is het plangebied niet opgenomen op de visiekaart van de provincie Utrecht. Voor dit deel van de provincie wordt teruggevallen op het beleid van de provincie Zuid-Holland.

3.2.3 Beleid provincie Zuid-Holland

Omgevingsvisie Zuid-Holland (2019)

De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte.

Programma ruimte (2019)

Het strategisch ruimtelijk beleid zoals verwoord in de Omgevingsvisie is operationeel vertaald in het Programma ruimte. Dit programma verwijst naar de kwaliteitskaart, die bij ontwikkelingen buiten of grenzend aan het 'bestaand stads- en dorpsgebied' (BSD) gebruikt wordt als richtingskader. Hierbij is de inzet van de provincie, dat ruimtelijke ontwikkelingen bijdragen aan het behoud en de versterking van de op deze kaart benoemde ruimtelijke kwaliteit.

Het plangebied is op de kwaliteitskaart aangeduid als 'veen(weide)landschap' (Laag van de cultuur- en natuurlandschappen) binnen het 'Rivierdeltacomplex' (Laag van de ondergrond). Langs de Lekdijk is sprake van 'Bijzonder reliëf en aardkundige waarden' (Laag van de ondergrond). De Lekdijk is op de Laag van de cultuur- en natuurlandschappen aangeduid als 'Rivierdijk'. De bedrijfswoning binnen het plangebied ligt in het 'lint' langs deze dijk. Het gebied aan de overzijde van de Lekdijk is aangeduid als 'natuurgebied' (Laag van de beleving). De dijk zelf is aangeduid als 'fietsroute' (zie figuur 3.2).

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0012.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0013.jpg"

Figuur 3.2 Uitsnede kwaliteitskaart Provincie Zuid-Holland

Omgevingsverordening Zuid-Holland (2019)

In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. De volgende artikelen zijn relevant voor dit bestemmingsplan:

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  1. 1. Een omgevingsvergunning met ruimtelijke onderbouwing kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
    1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
    2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en;
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
    3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen zoals bedoeld in het derde lid.
  2. 2. Niet van toepassing.
  3. 3. Niet van toepassing.
  4. 4. Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een motivering, bij voorkeur vervat in een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
    1. a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn, of;
    2. b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Gebiedsprofiel Alblasserwaard & Vijfheerenlanden

De provincie Zuid-Holland wil de karakteristieken van de Zuid-Hollandse landschappen herkenbaar en beleefbaar houden en tegelijk ook ruimte bieden aan nieuwe ontwikkelingen. De kwaliteitskaart is daarom voor zestien gebieden uitgewerkt in 'gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit'. Een gebiedsprofiel geeft een beschrijving van wat er in het gebied is aan landschappelijke karakteristieken en wat daar speelt. Het gebiedsprofiel beschrijft ook welke kwaliteiten waardevol worden gevonden en wat de provincie er mee wil. Het gebiedsprofiel is samen met de gemeenten, andere overheden en gebiedspartners opgesteld als gezamenlijke basis voor het omgaan met ruimtelijke kwaliteit in dit gebied. Het plangebied ligt binnen het Gebiedsprofiel Alblasserwaard & Vijfheerenlanden.

Voor rivierdijken - waaraan het plangebied is gelegen - gelden de volgende ambities:

  • nieuwe ontwikkelingen dragen bij aan behoud van de rivierdijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het rivierengebied;
  • versterken van het doorgaande profiel van de dijk;
  • behoud van de doorzichten vanaf de dijk op het achterliggende veenweidelandschap;
  • nieuwe ontwikkelingen op of tegen de dijk krijgen een voorkant aan de dijk;
  • behoud of herstel van openbaarheid van oevers;
  • waar mogelijk koppelen van recreatieve routes aan het water, de dijk.

Naast de richtpunten uit de kwaliteitskaart zijn in het gebiedsprofiel aanvullende ambities opgesteld voor de linten:

  • de meeste bebouwing in het landelijk gebied is in deze lintbebouwing geconcentreerd;
  • de linten zorgen voor een geleding van het landschap, het zijn grenzen van de kamers;
  • de linten kennen een hoge mate van transparantie in de vorm van doorzichten naar het achterliggende gebied;
  • de linten kennen een voortdurende dynamiek van inbreiden, herstructureren en aanvullen.

De bebouwing in dijklinten (Achthoven) is aan het dijklichaam gekoppeld, de weg op de kruin vormt de ontsluiting.

Conclusie provinciaal beleid Zuid-Holland

Thema's Omgevingsvisie

De beoogde ontwikkeling sluit goed aan bij de speerpunten 'beter benutten en opwaarderen van wat er is' en 'verbeteren ruimtelijke kwaliteit'. De ruimtelijke uitstraling van Kok Lexmond wordt geoptimaliseerd doordat het terrein landschappelijk wordt ingepast op basis van een landschappelijk inpassingsplan (zie bijlage 2 bij de regels). Om de ruimtelijke uitstraling verder te verbeteren, zal Kok Lexmond de (buiten)opslag van goederen op een meer zorgvuldige wijze oplossen, zoveel mogelijk uit het zicht en binnen de huidige bestemmingsgrens. Waar mogelijk zal de opslag worden verplaatst naar de nieuw te bouwen loods. Na uitbreiding van de bestaande loods kan de aanbouw van de onderhoudswerkplaats worden verwijderd. Daarnaast zal het opvangbassin c.q. de buffertank met water verwijderd worden, evenals de overkappingen aan de westzijde van het perceel en de portocabin ten oosten van de loods.

Kwaliteitskaart

De ontwikkeling wordt mogelijk gemaakt buiten 'bestaand stads- en dorpsgebied'. Een bijdrage aan de kwaliteiten zoals aangegeven op de kwaliteitskaart is daarom vereist. Ook op grond van artikel 6.9, lid 1 onder b van de Omgevingsverordening dient de voorliggende ontwikkeling te worden getoetst aan de kwaliteitskaart van de provincie. Naar alle verwachting zullen hierin na de provinciale grenscorrectie geen wijzigingen optreden.

Laag van de ondergrond
Het bedrijfsperceel is op de oeverwal gelegen, waar de bodem bestaat uit licht klei. Het gebied ten zuiden van het plangebied bestaat uit komgronden, alwaar de bodem hoofdzakelijk bestaat uit een kleilaag op veen. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de herkenbaarheid van de komgronden en oeverwallen niet aangetast.

Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Het plangebied maakt deel uit van de Achthoven Polder, een afwisselend veenweidelandschap tussen Lexmond en Ameide. Langs de dijk is het overwegend zandig en zijn boomgaarden aanwezig. Verder van de dijk af bestaat de grond uit komklei. Dit belette in het verleden de afvoer van water, waardoor de bodem op sommige plekken zelfs voor gras te vochtig was. Hier zijn dan ook van oudsher grienden aanwezig. Een deel van de Achthoven Polder is bij de ruilverkaveling bestemd voor natuur.

Ter plaatse van het bedrijfsperceel is het kenmerkende verkavelingspatroon reeds verstoord. Het weidegebied direct ten westen van het bedrijfsperceel - met het kenmerkende noord-zuid georiënteerde slagenpatroon - wordt gehandhaafd. Dat geldt tevens voor de aanwezige lengtesloten. Om de uitstraling van het bedrijf te verbeteren wordt het groene, landelijke karakter hersteld (zie landschappelijk inpassingsplan in bijlage 2 van de regels). De bestaande bosschages worden verder versterkt met gebiedseigen beplanting, waardoor een robuuste groenstructuur ontstaat, vergelijkbaar met de grienden ten zuidwesten van het bedrijfsperceel.

Het bedrijfsperceel is onderdeel van de lintbebouwing langs de Achthoven. Van een uitbreiding in de veenweidepolder is dan ook geen sprake. De beoogde uitbreiding van de bestaande bedrijfsbebouwing is aan de westzijde van het perceel voorzien. Omdat deze gronden reeds worden aangewend voor bedrijfsactiviteiten (al dan niet legaal) wordt het bestaande veenweidelandschap niet verder aangetast. Een robuuste groenstructuur moet de overgang van het bedrijfsperceel naar het omringende landschap waarborgen zodat wordt voldaan aan de richtpunten voor veenweidegebieden.

Het bebouwingslint Achthoven is in de laag van cultuurlandschappen aangemerkt als 'lint'. Achthoven is te typeren als dijklint. Met de beoogde ontwikkeling zal het bestaande bebouwingslint als onderscheidende bebouwingsvorm behouden blijven. De beoogde uitbreiding van de bedrijfsbebouwing is nadrukkelijk ondergeschikt aan de reeds aanwezige hoofdbouwmassa, is op gepaste afstand van het dijklint gesitueerd en leidt derhalve niet tot aantasting van de gaafheid van het lint. De door Kok Lexmond voorgestelde verbeteringen leiden bovendien tot een verbeterde uitstraling van het bedrijf, hetgeen de ruimtelijke kwaliteit van het lint ten goede komt.

Laag van de stedelijke occupatie

Het plangebied is niet opgenomen in de Laag van de stedelijke occupatie.

Laag van de beleving

Het plangebied is niet opgenomen in de Laag van de beleving.

Gebiedsprofiel Alblasserwaard & Vijfheerenlanden

Met de beoogde ontwikkeling zal de rivierdijk als onderscheidende landschappelijke structuurdrager herkenbaar blijven. De beoogde uitbreiding van de bedrijfsbebouwing is nadrukkelijk ondergeschikt aan de reeds aanwezige bebouwing, is op gepaste afstand van de dijk gesitueerd en leidt niet tot een verdere aantasting van de doorzichten op het achterliggende veenweidelandschap. Het huidige zicht wordt reeds geblokkeerd door de aanwezige bedrijfswoning. Kok Lexmond zal ook in de toekomstige situatie een gezicht richting de dijk hebben. De uitstraling richting de dijk wordt verbeterd door (buiten)opslag te beperken en zorg te dragen voor een groene inpassing c.q. afscherming.

Daarnaast betreft het initiatief een treffend voorbeeld van de voortdurende dynamiek van inbreiden, herstructureren en aanvullen, die kenmerkend is voor de linten. De bebouwing langs de Achthoven is hoofdzakelijk onder aan de dijk gesitueerd, waardoor het lint een hoge mate van transparantie heeft en het achterliggende landschap nadrukkelijk beleefbaar is. De beoogde uitbreiding is ondergeschikt aan de bestaande bebouwing en op gepaste afstand van de dijk gesitueerd. Daarmee leidt het initiatief niet tot aantasting van de doorzichten op het achterliggende veenweidelandschap.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In paragraaf 3.1 wordt getoetst aan de Ladder voor duurzame verstedelijking.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Gemeentelijke fusie

De Eerste Kamer heeft op 10 juli 2018 ingestemd met het wetsvoorstel om de gemeenten Vianen, Leerdam en Zederik te fuseren tot de nieuwe gemeente Vijfheerenlanden. De ingangsdatum voor de nieuwe gemeente is 1 januari 2019.

Bij het opstellen van dit bestemmingsplan is uitgegaan van het beleid van de voormalige gemeente Zederik, naar alle waarschijnlijkheid zal dit beleid op termijn vertaalt worden in een visie voor de gemeente Vijfheerenlanden. Op het moment van schrijven is er nog geen beleid voor deze gemeente vastgesteld.

Toekomstvisie Zederikse dorpen 2030 (2015)

In de toekomstvisie geeft de gemeente de missie voor 2030 weer: de gemeente wil vitaal zijn, nabij de stad, in het groen. In de visie wordt een handreiking gedaan dit doel te bereiken, aan de hand van kernkwaliteit en kernwaarden van de gemeente, ideeën en opvattingen van de bewoners en overheidsbeleid.

De hoofdambitie luidt om de vitale woon-, werk en leefomgeving te versterken. Met betrekking tot het bedrijfsleven wordt ingezet op werkgelegenheid, een voldoende geschikte beroepsbevolking en het stimuleren van de lokale diversiteit en ruimte om te ondernemen. Dit wordt ondermeer bewerkstelligd door het faciliteren van lokale bedrijvigheid en het behoud van bedrijvigheid.

Conclusie gemeentelijk beleid

De uitbreiding zorgt voor een vitaal bedrijf dat belangrijk is voor de lokale economie binnen de voormalige gemeente Zederik. Tegelijkertijd is sprake van kwaliteitsverbetering langs het dijklint door:

  • de beoogde landschappelijke inpassing van het bedrijf;
  • de clustering van bebouwing door sloop van verspreid op het terrein liggende bouwwerken en uitbreiding van de bestaande loods;
  • de verplaatsing van (buiten)opslag naar de nieuwe loods zodat buitenopslag wordt beperkt.

Op deze manier draagt de ontwikkeling bij aan de ambities uit de toekomstvisie.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

Verkeer

Het plangebied wordt zowel in de huidige als in de nieuwe situatie ontsloten via de Achthoven. De uitbreiding van het bedrijfsperceel zal niet leiden tot toename van het aantal verkeersbewegingen. De uitbreiding is voornamelijk gericht op het legaliseren van de bestaande situatie en het verplaatsen van activiteiten die nu in de openlucht plaatsvinden (met name opslag) naar de nieuwe loods. De beoogde ontwikkeling heeft daarom geen effect op de verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Ten aanzien van parkeren dient te worden voldaan aan het geldende parkeerbeleid 2014 van de voormalige gemeente Zederik. Kok Lexmond beschikt in de huidige situatie al over een ruime parkeervoorziening langs de dijk. Omdat met de beoogde ontwikkeling met name de bestaande situatie wordt vastgelegd, zal de parkeervraag niet toenemen. Overigens beschikt het bedrijf op eigen terrein over voldoende ruimte om in de parkeerbehoefte te voorzien.

4.2 Wegverkeerslawaai

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen of buiten stedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/u-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

Onderzoek en conclusie

Met voorliggend bestemmingsplan wordt de aanpassing en uitbreiding van het bedrijfsperceel en het bouwvlak mogelijk gemaakt. De locatie waarop de uitbreiding van de bedrijfsbebouwing is voorzien beschikt al over een bedrijfsbestemming. Omdat geen sprake is van een geluidsgevoelig object is het uitvoeren van een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai niet aan de orde.

4.3 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals bijvoorbeeld woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Voor de afstemming tussen milieugevoelige en milieuhinderlijke functies, wordt in het algemeen gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. Milieuzonering beperkt zich tot de milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk/rustig buitengebied'. Voor het omgevingstype 'gemengd gebied' gelden kleinere afstanden. De richtafstanden gelden voor de aangegeven bedrijfsactiviteiten in het algemeen. Op basis van onderzoek naar de specifieke milieusituatie van een bedrijf kunnen kleinere aan te houden afstanden gerechtvaardigd zijn. Hiermee kan dan onderbouwd worden afgeweken van de richtafstanden indien de specifieke bedrijfsvoering van het betreffende bedrijf daar aanleiding toe geeft.

Onderzoek

Kok Lexmond betreft een bouwnijverheidsbedrijf actief in grond-, weg- en waterbouw, recycling en aanverwante activiteiten. In het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied Zederik' is het plangebied voorzien van de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwnijverheidsbedrijf', met dien verstande dat het breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel niet is toegestaan. Een bouwnijverheidsbedrijf (> 2.000 m2) valt op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering in categorie 3.2 (richtafstand 100 meter, 50 meter in gemengd gebeid).

De aanpassingen aan de begrenzing van de bedrijfsbestemming zijn relatief beperkt:

  • Aan de westzijde wordt het bedrijfsperceel uitgebreid met een strook van circa 7 meter. Ook in de huidige situatie wordt deze strook al gebruikt ten behoeve van het bedrijf. De uitbreiding grenst aan agrarisch gebied. De dichtstbijzijnde woning aan deze zijde ligt op circa 250 meter ten noordwesten van het plangebied. Het bedrijf is aan de westzijde landschappelijk ingepast door een aarden wal die behouden blijft. De wal wordt aangeplant met inheemse soorten.
  • Aan de zuidzijde wordt het bedrijfsperceel uitgebreid met circa 40 meter. Ook deze gronden worden in de huidige situatie al gebruikt voor bedrijfsactiviteiten. Momenteel vindt aan deze zijde de opslag van goederen plaats. Hier wordt verharding aangebracht voor het manoeuvreren van voertuigen om de bestaande loods toegankelijk te houden. De dichtstbijzijnde woning ligt op circa 170 meter ten zuidoosten van de beoogde uitbreiding. Ook aan deze kant zal het groene, landschappelijke karakter worden versterkt.
  • Aan de oostzijde is geen uitbreiding voorzien. De huidige afstand van het bedrijfsperceel tot Hoeve de Put (Achthoven 21) blijft onveranderd.

Omdat het breken, malen en zeven van puin en het overslaan en accepteren van zand en grond in de huidige situatie wel plaatsvindt, worden deze activiteiten in onderhavig bestemmingsplan gelegaliseerd (alleen als ondergeschikte nevenactiviteit). Voor het puinbreken en zeven gaat het om een maximum van 12.500 ton puin per jaar. Een gevolg hiervan is dat Kok Lexmond afvalstoffen dient aan te voeren voor bewerking en verwerking ter plaatse. Het gaat hierbij nadrukkelijk om een beperkte aanvoer, op- en overslag van afvalstoffen. Op de genoemde nevenactiviteiten zijn de volgende maxima van toepassing:

  • de hoeveelheid in te nemen puin bedraagt niet meer dan 12.500 ton per jaar;
  • per jaar mag maximaal 12.500 ton puin per jaar worden gebroken tot granulaat;
  • de totale voorraad puin en granulaat bedraagt samen niet meer dan 12.500 ton;
  • de totale hoeveelheid in te nemen grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand bedraagt niet meer dan 7.000 ton per jaar en de totale hoeveelheid af te zetten grond-/ tuin- en teelaarde (inclusief compost) en zand bedraagt niet meer dan 7.000 ton per jaar.

Deze activiteiten worden in de regels als nevenactiviteit toegestaan waarbij de genoemde maximale hoeveelheden zijn opgenomen. Daarnaast worden de maximale hoeveelheden in het privaatrechtelijke spoor vastgelegd en opgenomen in de aan te vragen vergunning.

Akoestisch onderzoek

Puinbreken en zeven valt op grond van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering in categorie 4.2 (richtafstand 300 meter, 200 meter in gemengd gebied). Geluid is het maatgevende aspect. De naastgelegen woning Achthoven 21 ligt op korte afstand van het bedrijfsperceel (< 10 meter). Derhalve dient akoestisch onderzoek te worden verricht om te bepalen of er sprake is van een akoestisch acceptabel woon- en leefklimaat als gevolg van de activiteiten binnen de inrichting van Kok Lexmond (testen van de puinbreker, transportbewegingen en de overige activiteiten). Dit onderzoek is uitgevoerd door Peutz en bijgevoegd als bijlage 2.

Tijdens de verrichte metingen is de puinbreker op drie posities in bedrijf geweest (zie figuur 1 in het akoestisch onderzoek). Daarnaast is de puinbreker verplaatst van de loods naar de testlocatie en terug. Het aantal transportbewegingen van vrachtwagens en personenwagens is weergegeven in tabel 3.1 van het akoestisch onderzoek. De overige activiteiten die in het akoestisch onderzoek zijn meegenomen (in de dagperiode) betreffen:

  • het wassen van voertuigen (3 uur per dag);
  • het tanken van voertuigen (30 minuten per dag);
  • het gebruik van een dieselheftruck (1 uur per dag);
  • het rijden van een shovel over het terrein onder meer ten behoeve van intern transport van puin (4 passages over het gehele terrein in circa 7 minuten per dag);
  • diverse werkzaamheden in de loods en de werkplaats (8 uur per dag).

Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat in de huidige representatieve bedrijfssituatie op alle toetsposities wordt voldaan aan de grenswaarden uit de vigerende omgevingsvergunning voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT ten gevolge van de omschreven bedrijfssituatie van Kok Lexmond met puinbreken als nevenactiviteit. Uit het onderzoek blijkt dat tevens voor de maximale geluidniveaus (LAmax) ter hoogte van alle toetspunten kan worden voldaan aan de geluidgrenswaarden uit de vigerende vergunning. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau ter hoogte van de vergunningposities bedraagt ten hoogste 43, 25 en 30 dB(A) in respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode, overeenkomend met 43 dB(A)-etmaalwaarde. Hiermee wordt voldaan aan de streefwaarde van 45 dB(A) uit stap 2 van de VNG-publicatie.

Het akoestisch onderzoek van Peutz is beoordeeld door de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht (RUD) en de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU). Beide diensten hebben positief geadviseerd over het onderzoek.

Geur- en stofonderzoek

Om aan te tonen dat de geur- en (grof) stofverspreiding als gevolg van het testen van puinbrekers in de omgeving inpasbaar is, is door Peutz tevens een geur- en stofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.

Uit de geurberekening blijkt dat voor het aspect geur bij alle geurgevoelige bestemmingen in de omgeving wordt voldaan aan de richtwaarde van 0,5 OUE/m3 als 98 percentiel. Uit het stofonderzoek blijkt dat Kok Lexmond de Beste Beschikbare Technieken (BBT) toepast om stofverspreiding te voorkomen. Met deze maattregelen worden zichtbare stofverspreiding en zichtbare stofneerslag voorkomen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat in de omgeving van Kok Lexmond sprake is van inpasbaarheid binnen het bestemmingsplan voor wat betreft het testen van de puinbreker.

Het geur- en stofonderzoek van Peutz is beoordeeld door de Omgevingsdienst Regio Utrecht (ODRU). De omgevingsdienst heeft hier positief over geadviseerd. Met de notitie is voldoende aangetoond dat ter plaatse van de woning aan Achthoven 21 sprake is van een aanvaardbaar woon- en verblijfsklimaat als het gaat om geur- en stofhinder.

Conclusie

De aanpassingen aan de begrenzing van de bedrijfsbestemming zijn beperkt. De afstanden tot naastgelegen woningen blijven onveranderd. Voor de legalisatie van het breken van puin en de overige activiteiten binnen de inrichting is door Peutz akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek concludeert Peutz dat wordt voldaan aan de vigerende grenswaarde zoals opgenomen in de omgevingsvergunning waarover Kok Lexmond beschikt. Daarnaast is een geur- en stofonderzoek uitgevoerd, waaruit blijkt dat voor het aspect geur bij alle geurgevoelige bestemmingen in de omgeving wordt voldaan aan de richtwaarde. Door de toepassing van BBT worden zichtbare stofverspreiding en zichtbare stofneerslag voorkomen. Aldus is een acceptabel woon- en leefklimaat gewaarborgd.

4.4 Externe Veiligheid

Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.

Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen worden getoond, liggen in en nabij het plangebied geen risicovolle inrichtingen.

Op een afstand van circa 150 meter van het plangebied bevindt zich de waterweg Corridor Amsterdam - Rijn (rivier de Lek) waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. De afstand tot de waterlijn is circa 50 meter. Voor de waterweg geldt een PR 10-6 tot aan de waterlijn waar het plangebied buiten ligt. Ook valt het plangebied buiten het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 25 meter vanaf de waterlijn. De maatgevende stof voor het invloedsgebied is GF3. Het invloedsgebied van 1% lethaliteitafstand voor GF3 over het water bedraagt 90 meter volgens de handleiding risicoanalyse transport (HART) waar het plangebied buiten valt.

Verder vindt nabij het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over de weg, over het spoor of door buisleidingen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan. Het plangebied ligt buiten de verschillende invloedsgebieden. Daarnaast wordt enkel de bestaande situatie vastgelegd.

4.5 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.

Tabel 4.1 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Onderzoek

Ten gevolge van dit bestemmingsplan zal het aantal verkeersbewegingen niet toenemen aangezien de bestaande situatie wordt vastgelegd. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2018 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft Achthoven. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijnstof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied.

4.7 Bodem

Beleid en normstelling

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Onderzoek

In geval van functiewijziging dient een verkennend bodemonderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Het plan voorziet slechts in beperkte aanpassingen van de bestemmingsgrenzen. Ter plaatse van deze wijzigingen worden de gronden al overeenkomstig de nieuwe bestemming gebruikt. Op basis van de bodemkwaliteitskaart is de bodemkwaliteit voor het deel dat een bedrijfsbestemming krijgt voldoende voor deze bestemming. Een bodemonderzoek hoeft in het kader van de bestemmingsplanprocedure niet te worden uitgevoerd. Wanneer in de toekomst bouwactiviteiten of grondverzet op de locatie met de bedrijfsbestemming gaat plaatsvinden, dan is het noodzakelijk om een bodemonderzoek conform de richtlijnen uit te voeren. Aanbevolen wordt om tevens bodemonderzoek uit te voeren op de plekken waar de bestemming gevoeliger wordt (van bedrijfsbestemming naar groenbestemming of agrarische bestemming).

Conclusie

Omdat de locatie door eventuele sanering geschikt te maken is voor het toekomstige gebruik kan de bestemmingswijziging voor wat betreft het aspect bodem plaatsvinden. Eventuele saneringskosten vormen geen belemmering voor de ontwikkelingen. Bodemkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling daarom niet in de weg.

4.8 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Rivierenland, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij de totstandkoming van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgestane ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening ruimte

Waterschapsbeleid

Met het Waterbeheerplan 2016-2021 'Koers houden, kansen benutten' blijft het waterschap op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende schoon water te hebben en om het afvalwater effectief te zuiveren. Hiermee trekt het Waterschap Rivierenland de lijn door van het vorige waterbeheerplan. Bij de uitvoering van het programma beweegt het waterschap mee met veranderingen en benutten zij de kansen die zich voordoen in de regio. Om inhoudelijke ambities te bereiken ligt het accent in de periode 2016-2021 onder meer op:

  • gebiedsgericht werken;
  • waterbewustzijn;
  • innovatie.

Het waterbeheerprogramma is het centrale beleidsdocument van het waterschap. Het programma biedt houvast voor bestuurders en ambtenaren. De doelen en maatregelen in het waterbeheerprogramma zijn opgesteld samen met provincies, gemeenten en andere partijen. Het waterschap houdt rekening met provinciale functies en werkt mee aan het realiseren van provinciale doelen.

Stedelijk Waterplan Gemeente Zederik

Het Stedelijk Waterplan Gemeente Zederik is een gezamenlijk plan van de voormalige gemeente Zederik en het Waterschap Rivierenland. Het waterplan verwoordt de visie van gemeente en waterschap op waterbeheer in het stedelijk gebied tot 2025. Het hoofddoel van het waterplan is het creëren van een duurzaam, veilig en robuust watersysteem. Om dit te bereiken wordt de werking van watersysteem en waterketen verbeterd. Kwantitatief betekent dit het vasthouden en bergen van water en het voorkomen van afwenteling aan water naar het landelijk gebied. Het water wordt dus gericht gestuurd om wateroverlast te voorkomen en uitdroging tegen te gaan. Kwalitatief betekent dit het schoon houden, scheiden en zuiveren van water. Het watersysteem heeft een voldoende ecologische kwaliteit en de belevingswaarde van de watergangen is goed.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied heeft een bedrijfsbestemming en ligt in een agrarisch gebied, gekenmerkt door een aaneenschakeling van weidegronden, bosschages en land- en tuinbouwpercelen. Het plangebied is grotendeels verhard. Het bouwvlak is grotendeels bebouwd en het omliggende terrein verhard ten behoeve van opslag en bedrijfsactiviteiten. Het plangebied ligt aan de weg Achthoven die parallel loopt aan de rivier de Lek. De weg Achthoven en het voorste gedeelte van het plangebied liggen in de primaire waterkering 'Vijfheerenlanden'. Het grootste deel van het plangebied ligt ten zuidwesten van deze waterkering zoals te zien in figuur 4.1. Ten noordoosten van de primaire waterkering ligt het natuurgebied 'Uiterwaarden Lek'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0015.png"
afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0016.png"

Figuur 4.1 Legger Waterkeringen ten opzichte van het plangebied (bron: Waterschap Rivierenland)

Daarnaast ligt het grootste deel van het plangebied (met uitzondering van het meest noordelijke puntje) in een grondwaterbeschermingsgebied van de provincie Zuid-Holland (zie figuur 4.2). Hier gelden beperkingen voor bouwen. De relevante beperkingen zijn opgenomen in de subparagraaf 'watervergunning'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0017.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0018.png"

Figuur 4.2 Uitsnede kaart 9 Provinciale milieuverordening en globale ligging plangebied

Waterkwantiteit

Ten noordwesten en zuiden van het plangebied liggen waterlopen met de status C (zie figuur 4.3). Binnen het plangebied liggen geen watergangen. Ten noordoosten van de weg Achthoven bevindt zich de rivier de Lek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0019.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0020.png"

Figuur 4.3 Legger wateren ten opzichte van het plangebied (bron: Waterschap Rivierenland)

Bodem en grondwater

Volgens de Bodemkaart van Nederland bestaat de bodem ter plaatse uit Kalkhoudende poldervaaggronden (zware zavel en lichte klei). Er is sprake van grondwatertrap VI. Dat wil zeggen dat de hoogste grondwaterstand varieert tussen 0,40 - 0,80 meter beneden maaiveld. De laagste grondwaterstand is meer dan 1,2 meter beneden het maaiveld gelegen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Aan de (noord)oostzijde van het plangebied bevindt zich het natuurgebied 'Uiterwaarden Lek' met een diversiteit aan natte ecologie. Er zijn verder geen KRW-waterlichamen in de omgeving.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt aan de primaire waterkering Vijfheerenlanden. Het meest noordelijke deel van de bestaande bedrijfsbebouwing ligt in de beschermingszone; het zuidelijke deel in de buitenbeschermingszone. Binnen de beschermingszone gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast. De buitenbeschermingszone biedt een lichte bescherming voor de waterkering volgens de Keur, maar is voldoende om bijvoorbeeld aanvullende eisen aan ontgrondingen te stellen.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is aangesloten op het gemeentelijk rioolstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

De beoogde ontwikkeling bestaat uit een bestemmingswijziging van 'Agrarisch' naar 'Bedrijf' aan de west- (1.324 m2), oost- (172 m2) en de zuidzijde (2.682 m2) van het bedrijfsperceel. In ruil hiervoor krijgen verschillende delen van het huidige bedrijfsperceel de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Groen' (totaal van 2.433 m2). Daarnaast wordt het bouwvlak gewijzigd en aan de westzijde uitgebreid met 396 m2. Fysieke ontwikkelingen blijven beperkt. Met voorliggend plan wordt de bestaande situatie vastgelegd.

Waterkwantiteit

In de Beleidsregels van het waterschap is een vuistregel opgenomen voor de compensatie van toename aan verhard oppervlak. Deze vuistregel houdt in dat voor elke hectare nieuw verhard oppervlak 436 m3 waterberging gerealiseerd moet worden (gebaseerd op de T=10+10% bui). In het stedelijk gebied is de toename voor de eerste 500 m2 verhard oppervlak vrijgesteld van watercompensatie en voor het landelijk gebied is dit 1.500 m2.

De oppervlakte van het bedrijfsperceel neemt toe met 1.745 m2 en de oppervlakte van het bouwvlak neemt toe met 839 m2. De verharding neemt echter niet toe omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Deze situatie is al voor de eeuwwisseling gerealiseerd. Omdat geen sprake is van een toename in verharding, is watercompenserende berging niet nodig. Het plan is vrijgesteld van watercompensatie. Deze vrijstelling kan (door particulieren) eenmalig worden toegepast.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. De ontwikkeling heeft geen invloed op de ecologische- en chemische kwaliteit van de KRW-waterlichamen in de omgeving. In paragraaf 4.9 wordt een verdere analyse gegeven van het natuurgebied 'Uiterwaarden Lek'.

Veiligheid en waterkeringen

Een smalle strook van het plangebied langs de dijk ligt in de primaire waterkering. Deze is op de verbeelding aangegeven met de dubbelbestemming 'Waterstaat - Waterkering'. In deze zone vinden geen activiteiten plaats.

Het grootste deel van het plangebied ligt in de beschermingszone en de buitenbeschermingszone van de primaire waterkering. Deze beschermingszones zijn op de verbeelding aangegeven met de gebiedsaanduidingen 'vrijwaringszone - dijk -1' (beschermingszone) en 'vrijwaringszone - dijk - 2' (buitenbeschermingszone).

Ten behoeve van de beoogde uitbreiding van de loods binnen het nieuwe bouwvlak is een vergunning benodigd. Ook de landschappelijke inpassing moet worden afgestemd met het Waterschap Rivierenland.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Watervergunning

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de 'Keur'. Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder watervergunning gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de 'Keur'. Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Het plangebied ligt in grondwaterbeschermingsgebied. In de verordening zijn regels opgenomen waaraan degenen die activiteiten uitvoeren in de milieubeschermingsgebieden zich moeten houden. Opslag van ontvlambare, brandbare of organische (niet zijnde dierlijke meststoffen) stoffen is verboden in het grondwaterbeschermingsgebied. Het is verboden in grondwaterbeschermingsgebieden een inrichting op te richten die is aangewezen in de bijlage 10.B.1. Een bouwnijverheidsbedrijf is niet opgenomen in deze lijst. Het is daarnaast verboden in grondwaterbeschermingsgebieden buiten inrichtingen:

  • 'de grond dieper ter roeren dan 2,5 meter onder het maaiveld of anderszins werken op of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten; onder deze werken worden in elk geval verstaan bodemstabiliseringswerken, grond- en funderingswerken en het plaatsen en verwijderen van damwanden en heipalen. (Bepaling 3.2.1 lid 1.f). Het heien van palen is toegestaan mits geen palen met verbrede voet worden gebruikt (Bepaling 3.2.2 lid 5.d).
  • een gebouw in de zin van de Woningwet tot stand brengen (Bepaling 3.2.1. lid 1.i). Het verbod geldt niet voor oprichting van gebouwen waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist (Bepaling 3.2.2 lid 6).
  • een lozing in de bodem uit te voeren (Bepaling 3.2.1 lid 1.j).'

De relevante regels uit de verordening zijn in onderhavig bestemmingsplan vertaald door het opnemen van de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied'.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Voor de uitbreiding van de loods en de beoogde landschappelijke inpassing is afstemming met het waterschap benodigd. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met de verboden ten aanzien van activiteiten in het grondwaterbeschermingsgebied.

4.9 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Circa 950 meter ten noordwesten van het plangebied bevindt zich het Natura 2000-gebied 'Uiterwaarden Lek'. Ten zuidwesten, op een afstand van circa 850 meter, ligt het Natura 2000 gebied 'Zouweboezem' (zie figuur 4.4).

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0021.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0022.png"

Figuur 4.4 Natura 2000-gebieden ten opzicht van het plangebied (bron: Provincie Zuid-Holland)

Het plangebied ligt niet in beschermde natuurgebieden. Directe effecten als areaalverlies en versnippering kunnen derhalve worden uitgesloten. Tevens kunnen effecten als verstoring en effecten op de waterhuishouding worden uitgesloten. De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een toename van verkeer omdat de bestaande situatie wordt vastgelegd. Hierdoor zal geen vermesting/verzuring ten gevolge van stikstofdepositie optreden. De ontwikkeling leidt dus niet tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor de kwalificerende soorten en typen uit Natura 2000-gebieden.

Soortenbescherming

In beginsel wordt de bestaande situatie vastgelegd. In het kader van de bestemmingswijziging naar 'Bedrijf' zijn geen ruimtelijke ingrepen gepland. Het effect op eventueel aanwezige algemeen beschermde soorten is beperkt. Onderzoek naar aanwezige soorten wordt dan ook niet noodzakelijk geacht. De Wnb staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg.

Bij eventuele sloop van bestaande bedrijfsgebouwen of bouwwerken dienen de effecten op beschermde soorten te worden onderzocht aan de hand van een quickscan flora en fauna. Bij de sloopmelding dient een rapport te worden overlegd.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde natuurgebieden of beschermde soorten. Het aspect ecologie vormt dan ook geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.10 Archeologie

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 zijn de Monumentenwet en de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta blijven in de Erfgoedwet de basis voor de Nederlandse omgang met archeologie. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Onderzoek

Op 13 december 2010 heeft de gemeenteraad van Zederik haar eigen archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Voor de verschillende delen van de gemeente is daarmee bepaald bij welke soort bodemverstorende activiteiten er een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0023.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.1961.BPLMDAchthoven23a-VA01_0024.png"

Figuur 4.5 Uitsnede archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart

Voor het grootste deel van het plangebied geldt een hoge verwachting aan of nabij het oppervlak. bij ingrepen groter of gelijk aan 250 m2 of dieper dan 30 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Verder naar het zuidwesten geldt een hoge verwachting tussen 1,5 en 5 meter beneden maaiveld. Bij ingrepen groter dan of gelijk aan 250 m2 of dieper dan 150 cm is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Op basis van de verwachtingswaarden zijn op de verbeelding archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Indien de genoemde oppervlakte- of dieptematen worden overschreden, dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Aangezien het bouwvlak wordt uitgebreid met 396 m2 in westelijke richting is archeologisch onderzoek noodzakelijk wanneer het volledige bouwvlak wordt bebouwd.

Conclusie

Vooralsnog wordt de bestaande situatie vastgesteld. Hiervoor is geen archeologisch onderzoek noodzakelijk. De uitbreiding van het bouwvlak maakt uitbreiding van de bedrijfsbebouwing mogelijk. Voor deze uitbreiding is archeologisch onderzoek noodzakelijk wanneer bovengenoemde marges worden overschreden. Dit onderzoek dient te worden uitgevoerd voorafgaand aan bodemverstorende werkzaamheden in het plangebied.

4.11 Besluit Milieueffectrapportage

Beleid en normstelling

De wet- en regelgeving voor milieueffectrapportage (m.e.r.) is vastgesteld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en in de AMvB Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.). In de Wet milieubeheer zijn de procedurele verplichtingen en de m.e.r.-plicht voor plannen met effecten op Natura 2000-gebieden opgenomen. In het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r. verplicht is. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

De ontwikkelingsmogelijkheden zoals vastgelegd in het bestemmingsplan vallen niet onder één van de activiteiten uit onderdeel C en onderdeel D bij het Besluit milieueffectrapportage. Aangezien sprake is van een solitair bedrijfsperceel is geen sprake van de uitbreiding of wijziging van een industrieterrein (categorie D11.3). Ook de specifieke bedrijfsactiviteiten zijn niet mer-(beoordelings)plichtig. Vanwege de buitenstedelijke ligging (en het feit dat geen sprake is van een combinatie van functies) is tot slot geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.

Om deze redenen is geen sprake van verplichtingen op grond van het Besluit milieueffectrapportage.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische Uitvoerbaarheid

Op grond van het bepaalde in artikel 6.12 lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen bij de vaststelling van een bestemmingsplan. In afwijking hiervan bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad geen exploitatieplan hoeft vast te stellen indien:

  1. 1. het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld via gronduitgifte, een anterieure overeenkomst over grondexploitatie);
  2. 2. het niet noodzakelijk is een tijdvak voor de exploitatie, dan wel een fasering in de uitvoering van werken, werkzaamheden, maatregelen en bouwplannen vast te stellen;
  3. 3. het stellen van eisen voor de werken en werkzaamheden voor het bouwrijp maken van het exploitatiegebied, de aanleg van nutsvoorzieningen en het inrichten van de openbare ruimte in het exploitatiegebied, dan wel het stellen van regels omtrent het uitvoeren van die werkzaamheden, dan wel een uitwerking van de regels met betrekking tot de uitvoerbaarheid niet nodig is.

Op grond van artikel 6.12 lid 2 Wro zal geen exploitatieplan worden vastgesteld, aangezien:

  • begeleiding van de planologische procedure door middel van het heffen van leges is gedekt;
  • het aanleggen van voorzieningen in het exploitatiegebied niet aan de orde is;
  • de benodigde haalbaarheidsonderzoeken zijn door de initiatiefnemer bekostigd;
  • tussen de initiatiefnemer en gemeente is een overeenkomst afgesloten waarin zowel de afspraken met betrekking tot de afwenteling van planschade zijn vastgelegd.

Aangezien op grond van bovenstaande voor de gemeente Zederik geen kosten zijn verbonden aan het opstellen en uitvoeren van het bestemmingsplan, is de economische uitvoerbaarheid voldoende verzekerd.

5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. Belanghebbenden worden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen.

Raadsbesluit

Het bestemmingsplan is op 1 oktober 2020 ongewijzigd vastgesteld. Bijgevoegd het betreffende raadsbesluit als Bijlage 3 bij deze toelichting.

Hoofdstuk 6 Juridische Planopzet

6.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan vormt het juridische kader voor het plangebied. Op basis van dit bestemmingsplan zal de beoogde ontwikkeling zonder verdere uitwerking van de bestemmingen of andere planologisch-juridische procedures kunnen worden uitgevoerd. Daarnaast vervult het plan, na realisatie van de ontwikkeling een belangrijke beheer- en gebruiksfunctie. Het bestemmingsplan is in lijn met het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied Zederik' en voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). Voor de vertaling van het gemeentelijke archeologiebeleid in de regels is gebruik gemaakt van ontwerpbestemmingsplan 'Reparatieplan Buitengebied Zederik'.

6.2 Opbouw Regels

De juridische regeling bestaat uit vier hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk bevat de definities van begrippen, die voor het algemene begrip, de leesbaarheid en uitleg van het plan van belang zijn en de wijze van meten. In hoofdstuk 2 wordt op de bestemmingen en hun gebruik ingegaan (zie paragraaf 6.3). Het derde hoofdstuk gaat in op de algemene bepalingen. De overgangs- en slotbepalingen maken onderdeel uit van het vierde hoofdstuk.

6.3 De Bestemmingen

Agrarisch

De noordelijke punt van het plangebied is voorzien van de bestemming 'Agrarisch'. Deze bestemming sluit aan op de gronden ten westen van het plangebied. De gronden zijn al als zodanig in gebruik. Bebouwing is niet toegestaan.

Bedrijf

Overeenkomstig het geldende bestemmingsplan is het bedrijf Kok Lexmond van de functieaanduiding 'bouwnijverheidsbedrijf' voorzien. Het breken, malen, zeven of drogen van zand, grond, grind of steen, puin en mergel en de aanvoer, op- en overslag van afvalstoffen is mogelijk gemaakt als nevenactiviteit overeenkomstig de afspraken die door de gemeente met het bedrijf zijn gemaakt.

Na beëindiging zijn uitsluitend identieke bedrijfsactiviteiten of bedrijven in de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan. Op de verbeelding is de begrenzing van de bebouwing vastgelegd. Ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan is alleen de vorm van het bouwvlak aangepast. Aan de westzijde is het bouwvlak met 839 m2 uitgebreid. Een bedrijfswoning is uitgesloten ter plaatse van de bedrijfsbebouwing zodat slechts één bedrijfswoning bij het bedrijf is toegestaan.

Om te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van de bedrijfsactiviteiten en de beoogde uitbreiding is een specifieke gebruiksregel opgenomen om te borgen dat het landschappelijke inpassingsplan binnen twee jaar na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan wordt uitgevoerd. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in bijlage 2 van de regels.

Groen

De groenvoorzieningen binnen de vigerende bedrijfsbestemming zijn van de bestemming 'Groen' voorzien om uitbreiding van het bedrijfsperceel mogelijk te maken op plekken waar wel bedrijfsactiviteiten plaatsvinden. Naast groenvoorzieningen zijn binnen de bestemming 'Groen' ook wegen en verhardingen toegestaan.

Waarde - Archeologie 3/4 (dubbelbestemming)

Ter bescherming van de archeologische waarden die mogelijk in het gebied voorkomen, zijn archeologische dubbelbestemmingen opgenomen, afgestemd op het gemeentelijke archeologiebeleid.

Waterstaat - Waterkering (dubbelbestemming)

Bij waterkeringen behoren verschillende zones, zoals de kernzone, de beschermingszone en de buitenbeschermingszone. De kernzone is als dubbelbestemming op de verbeelding/ regels opgenomen en de beschermingszones als aanduidingsregel.

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Landschapsplan Achthoven 23a

Bijlage 2 Landschapsplan Achthoven 23a

Bijlage 1 Geur- En Stofonderzoek

Bijlage 1 Geur- en stofonderzoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Kok Lexmond Bv

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Kok Lexmond BV

Bijlage 3 Raadsbesluit

Bijlage 3 Raadsbesluit