Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40
Wijzigingsplan - gemeente Vijfheerenlanden
Vastgesteld op 13-02-2024 - geheel onherroepelijk in werking
1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
De begrippen zoals opgenomen in artikel 1 'Begrippen' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, en het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren' (NL.IMRO.1961.BPWoonenparkeren-VA01), vastgesteld op 10 juni 2021, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
1.1 Plan
Het wijzigingsplan 'Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40' van de Gemeente Vijfheerenlanden.
1.2 Wijzigingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1961.WPHEBHeiBoeicps40-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten zoals opgenomen in artikel 2 'Wijze van meten' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, is overeenkomstig van toepassing op dit plan.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
De regels behorende bij de bestemming ‘Agrarisch', zoals opgenomen in artikel 3 'Agrarisch' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 4 Wonen
De regels behorende bij de bestemming ‘Wonen', zoals opgenomen in artikel 23 'Wonen' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
De regels behorende bij de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 1', zoals opgenomen in artikel 29 'Waarde - Archeologie - 1' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 2
De regels behorende bij de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 2', zoals opgenomen in artikel 30 'Waarde - Archeologie - 2' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 7 Waarde - Archeologie - 5
De regels behorende bij de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 5', zoals opgenomen in artikel 33 'Waarde - Archeologie - 5' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 8 Waarde - Archeologie - 8
De regels behorende bij de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 8', zoals opgenomen in artikel 35 'Waarde - Archeologie - 8' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
3 Algemene Regels
De algemene regels zoals opgenomen in hoofdstuk 3 'Algemene regels' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 9 Algemene Aanduidingsregels
De regels behorende bij de gebiedsaanduiding ‘Overige zone - wonen en parkeren', zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren' (NL.IMRO.1961.BPWoonenparkeren-VA01), vastgesteld op 10 juni 2021, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
Het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 50 'Overgangsrecht' van het bestemmingsplan 'Kernen Zederik, geconsolideerd' (NL.IMRO.1961.BPHerKernenZederik-CON1), geconsolideerd op 25 juni 2020, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan: Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Aan de Hei- en Boeicopseweg 40 te Hei- en Boeicop is een voormalig agrarische bedrijfslocatie gelegen (zie afbeelding 1). Ter plaatse zijn een rijksmonumentale boerderij, schuur en roedenberg aanwezig met andere bijbehorende bouwwerken. Van een volwaardig agrarisch bedrijf is al jaren geen sprake meer. De boerderij met bijbehorend perceel wordt al jaren bewoond als zijnde burgerwoning. Echter, is het bestemmingsplan ter plaatse nooit gewijzigd na de bedrijfsbeëindiging. Het plan is daarom de planologische situatie te wijzigen conform de feitelijke situatie in de praktijk (zonder (ver)bouwactiviteiten).
Ten behoeve van het plan is op 3 november 2022 een principeverzoek gedaan. De gemeente Vijfheerenlanden heeft op 10 maart 2023 in een schriftelijke reactie laten weten in principe medewerking te willen verlenen aan het plan middels een wijzigingsbevoegdheid (art. 3.6.2) binnen het vigerende bestemmingsplan (zie paragraaf 1.2 & 2.2.1). Onderhavige toelichting maakt onderdeel uit van het wijzigingsplan.

Afbeelding 1: Luchtfoto plangebied (indicatief)
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied is gelegen binnen de kern en bebouwde kom van het dorp Hei- en Boeicop (zie afbeelding 1). Deze is te bereiken via een tweetal bruggen op de openbare weg. Ten zuiden van het plangebied is de voetbalvereniging en woonwijk van het dorp gelegen, ten noorden strekt zich het polderlandschap uit.
1.3 Kader
Bestemmingsplan ‘Kernen Zederik Geconsolideerd’
Het plangebied valt binnen de bestemmingsplannen ´Kernen Zederik´ (2013) en ´Herziening Kernen Zederik' (2017), waarvan een geconsolideerde versie beschikbaar is (2020) (zie afbeelding 2). De grond waarop het plangebied is gelegen heeft de enkelbestemming:
- Agrarisch;
- Waarde – Archeologie – 1;
- Waarde – Archeologie – 2;
- Waarde – Archeologie – 5;
- Waarde – Archeologie – 8.
- Bouwvlak.

Afbeelding 2: Vigerende bestemmingsplankaart
Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren
Op 10 juni 2021 heeft de gemeente Vijfheerenlanden het paraplubestemmingsplan ‘wonen en parkeren’ vastgesteld. Het paraplubestemmingsplan heeft als doel om voor het gehele gemeentelijk grondgebied in één keer op een goede en eenduidige manier te beschikken over een toetsingskader voor wonen en parkeren.
Wonen
In de geldende bestemmingsplannen zijn verschillende begrippen met betrekking tot ‘wonen’ opgenomen. Dat houdt in dat er uiteenlopende en ook ruime mogelijkheden zijn voor verschillende woonvormen. De gemeente Vijfheerenlanden wil nu meer regie krijgen op mogelijke woonvormen welke een ruimtelijke uitstraling hebben die niet altijd past in de omgeving. Met het paraplubestemmingsplan wordt een eenduidige regeling voor wonen in relatie tot mogelijke woonvormen vastgesteld. De begrippen ‘wonen’, ‘woning’ en ‘huishouden’ zijn overgenomen in dit bestemmingsplan.
Parkeren
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Hierdoor zijn de stedenbouwkundige bepalingen – waaronder de parkeernormbepaling – uit de Bouwverordening komen te vervallen. Als gevolg hiervan hebben deze bepalingen geen aanvullende werking meer op bestemmingsplannen, zodat bij het verlenen van een omgevingsvergunning niet meer op basis van de Bouwverordening aan gemeentelijke parkeernormen kan worden getoetst. Middels het paraplubestemmingsplan wordt het parkeerbeleid van de gemeente Vijfheerenlanden van toepassing te laten zijn op alle ruimtelijke plannen die plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden.
1.4 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Participatie
Voorafgaand aan de start van de onderhavige procedure heeft de initiatiefnemer de directe buren aan de Hei- en Boeicopseweg geïnformeerd over het plan.
Vooroverleg ex art. 3.1.1 Bro
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) artikel 3.1.1 geeft aan dat een gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met haar overlegpartners. In het kader van het vooroverleg wordt het plan opgestuurd naar de overlegpartners, waaronder de Provincie Utrecht en het Waterschap Rivierenland.
Zienswijzen
Het ontwerpwijzigingsplan en bijbehorende stukken zijn gedurende zes weken ter inzage gelegd, waarbij eenieder in de gelegenheid is gesteld om zienswijzen kenbaar te maken. Desgevraagd kon ook een mondelinge zienswijze gegeven worden. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
1.5 Economische Uitvoerbaarheid
Vanwege het private initiatief komt het onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van het plan, voor verantwoordelijkheid van de initiatiefnemer, welke aangeeft dat de financiële haalbaarheid gewaarborgd is. Op grond van de Grondexploitatiewet dient een exploitatieplan te worden vastgesteld bij het vaststellen van het bestemmingsplan of ander ruimtelijk plan, tenzij de economische uitvoerbaarheid anderszins is gegarandeerd. De procedurekosten voor het plan worden middels de gemeentelijke legeskosten op initiatiefnemer verhaald. Tevens wordt een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer van het plan. Hiermee zijn kosten en risico’s verdeeld. Vanuit het plan vloeien geen overige kosten of risico’s voort die voor rekening van de gemeente zijn.
1.6 Leeswijzer
Deze toelichting bestaat uit de volgende hoofdstukken, waarin de achtergronden van de planontwikkeling zijn beschreven:
- Hoofdstuk 2: Planbeschrijving;
- Hoofdstuk 3: Beleidskader;
- Hoofdstuk 4: Sectorale aspecten;
- Hoofdstuk 5: Juridische planbeschrijving.
2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
De Hei- en Boeicopseweg 40 te Hei- en Boeicop betreft een voormalige agrarische bedrijfslocatie. Ter plaatse zijn een rijksmonumentale boerderij, schuur en roedenberg aanwezig met andere bijbehorende bouwwerken (zie onderstaande afbeeldingen). Van een volwaardig agrarisch bedrijf is al jaren geen sprake meer. De boerderij met bijbehorend perceel wordt al jaren bewoond als zijnde burgerwoning.

Afbeelding 3: Vooraanzicht plangebied (ontsluiting erf en boerderij achter groen)

Afbeelding 4: Vooraanzicht plangebied (westzijde boerderij en bijbehorende bijgebouwen achter groen)
2.2 Nieuwe Situatie
Plan
Het plan betreft het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’ aan de Hei- en Boeicopseweg 40 te Hei- en Boeicop. Hiermee de planologische situatie te wijzigen conform de feitelijke situatie in de praktijk. Er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats middels het plan, maar het betreft enkel een juridisch planologische wijziging. Met behulp van artikel 3.6.2 (zie onderstaande afbeeldingen en tabel) van het bestemmingsplan ‘Kernen Zederik Geconsolideerd’ wordt het plan middels een wijzigingsplan mogelijk gemaakt, waarvan onderhavige toelichting onderdeel uit maakt.

Afbeelding 5: Bouwvlak uitgelicht waarop het wijzigingsplan betrekking heeft

Verkeer en parkeren
Ontsluiting
De Hei- en Boeicopseweg 40 te Hei- en Boeicop wordt in de bestaande situatie ontsluiten middels twee inritten. Eén inrit langs de oostkant van de boerderij en één inrit langs de westkant van de boerderij. Dit blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd.
Parkeren
Op 10 juni 2021 heeft de gemeenteraad van de gemeente Vijfheerenlanden het ‘Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren’ vastgesteld. Middels dit paraplubestemmingsplan is het parkeerbeleid van de gemeente Vijfheerenlanden van toepassing op alle ruimtelijke plannen die plaatsvinden op het grondgebied van de gemeente Vijfheerenlanden.
Voor de berekening van de parkeerbehoefte is gebruik gemaakt van de ‘Nota Parkeernormen 2022 2030’ (vastgesteld 9 juni 2022). De nota Parkeernormen heeft als doel een duidelijk kader te bieden voor de berekening van de parkeerbehoefte voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen binnen de gemeente Vijfheerenlanden. De ‘Nota Parkeernormen 2022-2030’ heeft op basis van de locatie van het plan verschillende parkeernormen. Daarbij wordt onderscheid in de gebieden ‘centrum’, ‘schilgebied’ en ‘rest bebouwde kom’. Conform de nota is het plangebied gelegen in de ‘rest bebouwde kom’ van een ‘niet stedelijk gebied’. Aan de hand van het beleid betreft de parkeerbehoefte van één vrijstaande koopwoning 2,3 parkeerplaatsen. Op het eigen terrein is meer dan voldoende ruimte om minimaal 3 auto’s te parkeren. Daarmee wordt voldaan aan de parkeerbehoefte en daarmee het parkeerbeleid van de gemeente Vijfheerenlanden.
3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie in werking getreden. Deze visie bevat de hoofdzaken van het strategisch rijksbeleid voor de fysieke leefomgeving. Dit is een combinatie van beleid uit de bestaande beleids- documenten, met en zonder wettelijke grondslag, en nieuw strategisch beleid. De grote en complexe opgaven zoals klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland gaan veranderen. De NOVI schrijft een toekomstperspectief met de ambities van het rijk. In de NOVI zijn 21 nationale belangen met bijbehorende opgaven geformuleerd. Deze nationale belangen komen samen in vier prioriteiten:
- Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
- Duurzaam economisch groeipotentieel;
- Sterke en gezonde steden en regio's;
- Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.
Voor de vier NOVI-prioriteiten geldt steeds dat er zowel maatregelen op korte termijn als maatregelen op lange termijn nodig zijn. Deze maatregelen dienen in de praktijk voortdurend op elkaar in te spelen. Bij de afweging van de belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving centraal voor zowel de boven als de ondergrond.
Het onderhavige plan is kleinschalig van aard en er worden geen rijksbelangen geschaad.
3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte. De nieuwe AMvB Ruimte, het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) is gebaseerd op enkele hoofdstukken uit de voorgaande AMvB Ruimte en enkele nieuwe toevoegingen. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Het onderhavige plan is kleinschalig van aard en maakt geen onderdeel uit van de genoemde ruimtelijke rijksbelangen in het Barro.
3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgelegd aan gemeenten en provincies om in de toelichting van een bestemmingsplan waarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een beschrijving op te nemen over de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het nodige overleg, een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Voordat een stedelijke ontwikkeling plaats kan vinden zal deze moeten worden getoetst aan de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Of toetsing van het plan aan de hand van de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ wettelijk verplicht is hangt af van het feit of er sprake is van een ‘stedelijke ontwikkeling’. Een voorziene ontwikkeling dient voldoende substantieel te zijn om als stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt.
In artikel 1.1.1, lid 1, onder i van het Bro is de volgende definitie van stedelijke ontwikkeling opgenomen: ‘Ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Een verdere beschrijving van wat onder het begrip ‘stedelijke ontwikkeling’ wordt verstaan is in het besluit niet opgenomen. Inmiddels biedt jurisprudentie een beoordelingskader van welke ontwikkelingen al dan niet als nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’ worden aangemerkt:
Wanneer een bestemmingsplan voorziet in niet meer dan 11 woningen die gelet op hun onderlinge afstand als één woningbouwlocatie als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van het Bro, kunnen worden aangemerkt, kan deze ontwikkeling in beginsel niet als een stedelijke ontwikkeling worden aangemerkt (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, Uitspraak 201608869/1/R3).
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’. Er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats en er worden dan ook geen nieuwe wooneenheden toegevoegd. Vanuit jurisprudentie is in dit geval geen sprake van een nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’ en is toetsing aan de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ niet noodzakelijk.
3.2 Provinciaal Beleid
3.2.1 Omgevingsvisie Utrecht
De provincie Utrecht beslaat circa 1.550 km2, grenst aan vier andere provincies, heeft 26 gemeenten, 4 waterschappen en circa 1,35 miljoen inwoners. De toekomst laat zich niet exact voorspellen. Eén ding is echter zeker: Utrecht ziet er in 2050 anders uit dan nu. De komende 30 jaar pakt de provincie omvangrijke, complexe en urgente opgaven aan. Er is veel ruimte nodig voor duurzame ontwikkeling van diverse functies, zoals wonen, werken, mobiliteit, energie, recreatie, natuur en landbouw. Tegelijkertijd heeft de provincie de ambitie om de bestaande Utrechtse kwaliteiten verder te versterken. Het is belangrijk om nu al na te denken over de juiste balans tussen opgaven en Utrechtse kwaliteiten en keuzes te maken die daarvoor nodig zijn. Hiervoor is de Omgevingsvisie provincie Utrecht opgesteld, welke is opgebouwd uit 7 beleidsthema’s:
- Stad en land gezond;
- Klimaatbestendig en waterrobuust;
- Duurzame energie;
- Vitale steden en dorpen;
- Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar;
- Levend landschap, erfgoed en cultuur;
- Toekomstbestendige natuur en landbouw.
Stad en land gezond
De provincie zet zich in op de ontwikkeling van een groenblauwe en recreatieve structuur die robuust is langs bestaande doorgaande waterlopen en biedt daarbij voldoende gelegenheid om te zwemmen. Stad/land verbindingen worden versterkt en er wordt geïnvesteerd in groen in en om bebouwd gebied, recreatieve verbindingen, recreatiezones en -terreinen.
Klimaatbestendig en waterrobuust
Utrecht zet zich in voor een klimaatbestendige en waterveilige provincie en draagt zorg voor aantrekkelijke en toekomstbestendige dijken en omgeving langs de Nederrijn en Lek en het verzilveren van meekoppelkansen met andere functies. Het hydrologische systeem van de Utrechtse Heuvelrug wordt benut om regenwater vast te houden en te infiltreren. In de veenweidegebieden worden maatregelen genomen voor het tegengaan van bodemdaling. Verder zorgt de provincie ervoor dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater voldoet. Nieuwe ontwikkelingen in stedelijk en landelijk gebied worden klimaatadaptief ingericht.
Duurzame energie
De ambitie van de provincie is om in 2040 een energieneutrale provincie te zijn door energiebesparing te stimuleren. Nieuwe technieken voor duurzame energieopwekking faciliteert de provincie als ze minder impact hebben op de leefomgeving. Ook biedt Utrecht in grote delen van de provincie ruimte om op zoek te gaan naar geschikte locaties met draagvlak voor wind- en zonne-energie.
Vitale steden en dorpen
Er wordt in algemene zin gekozen om de ruimtevraag voor wonen en werken binnenstedelijk en binnendorps te ontwikkelen. De provincie heeft in aanvulling hierop enkele potentiële locaties rond knooppunten benoemd voor integrale ontwikkelingen. Van deze locaties zijn twee locaties rond de stad Utrecht opgenomen als zoekrichting voor grootschalige integrale ontwikkeling wonen werken-bereikbaarheid. Naast de omvangrijke opgave krijgen kleinere steden en dorpen zo mogelijk passende ontwikkelruimte om te bouwen ten behoeve van lokale vitaliteit.
Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar
Om goed bereikbaar te blijven is het streven om het spoor- en hoogwaardig OV netwerk beter te benutten met aandacht voor het beter benutten van het hoofdwegennet en het provinciale wegennet. Daarbij wordt ingezet op knooppuntontwikkeling om overstap tussen vervoerswijzen mogelijk te maken en het OV- en fietsgebruik te stimuleren. Tussen een aantal woon-, werk- en leefgebieden wordt een regionaal netwerk van (snel)fietsroutes aangelegd.
Levend landschap, erfgoed en cultuur
Utrecht beschermt en benut landschappelijke, aardkundige, cultuurhistorische en archeologische waarden als dragers en aanjagers van omgevingskwaliteit. In de landschappen ontwikkeld de provincie met de kernkwaliteiten van het landschap mee. De universele waarden van de Hollandse Waterlinie en Neder-Germaanse Limes worden verzilverd.
Toekomstbestendige natuur en landbouw
De ambitie is om een robuust klimaatbestendig natuurnetwerk van hoge kwaliteiten met hoge biodiversiteit te ontwikkelen. Bestaande natuurgebieden worden beschermd, verder ontwikkeld en onderling beter verbonden. Verder wordt de transitie naar een duurzame landbouw gestimuleerd.
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats. De situatie in de praktijk blijft in principe ongewijzigd. Middels de wijziging wordt er een toekomstbestendige situatie gecreëerd voor het perceel en de monumentale bebouwing aldaar. Het gebruik, het onderhoud en verduurzamen ervan wordt hiermee gemakkelijker. De cultuurhistorische waarden ter plaatse blijven daarmee geborgd als drager van de omgevingskwaliteit ter plaatse.
3.2.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht
In de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht staan de regels die horen bij het beleid dat in de Omgevingsvisie staat. Bijvoorbeeld regels voor natuurgebieden, waterwingebieden en woningbouw. Het opstellen van deze regels is een wettelijke taak of is het gevolg van politieke keuzes van de provincie Utrecht. In de Omgevingsverordening gaat het deels om regels die alleen voor gemeenten, waterschappen en uitvoeringsdiensten gelden en deels om regels die voor iedereen gelden. De provincie Utrecht heeft de ambitie om alleen regels te maken om risico’s uit te sluiten. Soms is het mogelijk van regels af te wijken.
De provincie Utrecht vindt het belangrijk om ruimte te geven aan nieuwe initiatieven en maatwerk per gebied. In de Omgevingsverordening zijn alle regels voor de leefomgeving samengebracht en de provincie Utrecht is van zo’n 20 verordeningen naar één Omgevingsverordening gegaan. Dit moet het voor iedereen eenvoudiger maken om te zien welke regels waar gelden.
De omgevingsverordening is een juridische vertaling van de Omgevingsvisie Utrecht. De verordening is daarom opgebouwd uit dezelfde 7 thema’s uit de Omgevingsvisie. Dit nieuwe provinciale beleid gaat onder andere uit van de volgende basisprincipes voor verstedelijking:
- Zo veel mogelijk binnenstedelijk/binnendorps (binnen het stedelijk gebied) nabij knooppunten;
- Daarnaast in overig stedelijk gebied;
- Eventuele nieuwe (grootschalige) uitleg koppelen aan hoogwaardig openbaar vervoer en aan (bestaande of nieuwe) knooppunten van de belangrijkste infrastructurele corridors.
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.3.1 Toekomstvisie Zederikse dorpsen 2023
In september 2015 is de 'Toekomstvisie Zederikse dorpen 2030; Vitaal, nabij de stad, in het groen' opgesteld. De visie is gebaseerd op de kernkwaliteiten en kernwaarden van de gemeente, onderbouwd door relevante informatie uit bestaande plannen, onderzoeken en beleidsnotities. Hierbij is hoger overheidsbeleid als de provinciale structuurvisie en de visie 2030 van de regio Alblasserwaard Vijfheerenlanden geanalyseerd en zijn gemeentelijke nota’s meegenomen. Daarnaast is gekeken naar de ideeën en opvattingen van inwoners, instellingen en bedrijven. Deze opinies zijn naar voren gekomen tijdens de gemeentelijke dorpstochten, de burgerpeiling 2013 en interviews voor onder andere de woonvisie. In het profiel van Zederik staat de vitaliteit van de kernen centraal. De omgeving wordt gekenmerkt door ruimte, groen, rust, bereikbaarheid en veiligheid. De ambitie van de gemeente is dan ook gericht op het toekomst vast maken van de vitaliteit van de kernen. Om de vitaliteit te behouden en te vergroten spelen de volgende acht onderwerpen dan ook een belangrijke rol:
- Sociale cohesie & identiteit: de sterke sociale cohesie behouden, waardoor er ruimte is voor ontmoetingen en informele hulp, het verenigingsleven, maatschappelijke organisaties, kerkgenootschappen en gemeenschapsinitiatieven;
- Bereikbaar: aandacht voor korte reisafstanden, mobiliteit van alle inwoners, de digitale bereikbaarheid en bereikbaarheid met het openbaar vervoer;
- Voorzieningen: het commerciële voorzieningenniveau op peil houden, de welzijn-, zorg-, sport-, en cultuurvoorzieningen versterken en daarbij de nadruk leggen op de kwaliteit van de zorg en zorg op maat;
- Wonen: wonen in een aantrekkelijke en rustige omgeving, met geschikte en betaalbare woningen voor jong en oud;
- Zorg: de inwoners van de Zederikse dorpen zowel op lichamelijk als geestelijk vlak ondersteunen en ouderen en zorgbehoevenden zo lang mogelijk laten participeren in de samenleving;
- Economie: inzetten op werkgelegenheid, voldoende geschikte beroepsbevolking, stimuleren van de lokale diversiteit en ruimte om te ondernemen;
- Landschap & recreatie: de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het gebied en de kernen benadrukken en beleefbaar maken en houden voor toerisme en recreatie;
- Duurzaamheid: verantwoord omgaan met onze leefomgeving, aandacht voor veiligheid en een gezond toekomstperspectief voor toekomstige generaties.
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats. Hiermee wordt een agrarische bedrijf ter plaatse uitgesloten. Daarmee worden de doelen gevolgd om een aantrekkelijke en rustige omgeving te behouden om in te wonen, kunnen de landschappelijke waarde in de omgeving behouden blijven en wordt een meer toekomstbestendige en daarmee duurzame situatie gecreëerd.
3.4.2 Woonvisie gemeente Vijfheerenlanden 2020-2025
Het doel van de nieuwe Woonvisie voor Vijfheerenlanden is dat het voor iedereen goed wonen is in Vijfheerenlanden en de woonwensen en woningbehoefte van al onze inwoners zoveel mogelijk binnen onze gemeentegrenzen mogelijk te maken. Zo is Vijfheerenlanden samen sterk, met eigenheid en diversiteit in de verschillende kernen. De Woonvisie gaat uit van de volgende uitgangspunten:
- Behoud en versterking van de vitaliteit heeft de prioriteit van de kleine kernen;
- Bouwen voor de doorstroming binnen Vijfheerenlanden: voor ouderen en voor jongeren;
- Aandacht voor lage inkomens en middeninkomens uit Vijfheerenlanden die in de knel komen;
- Bouwen primair voor de eigen inwoners, ruimte voor kleine dorpsgerichte plannen, die aansluiten bij initiatieven van dorpsbewoners;
- Ruimte bieden aan complementaire woningtypen: voorzien in de behoefte aan kleine woningen (tiny houses), mantelzorgwoningen, knarrenhofjes, en vrije kavels;
- Focus op de verduurzaming van de bestaande voorraad, bij nieuwbouw zorgen voor energieneutraliteit;
- Rekening houden met rode contour, en nieuwe regels zoals Omgevingswet, PAS en de POVI;
- Aansluiting zoeken bij de strategische visie 2035.
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats. Er is daarmee geen sprake van de toevoeging van een woning, enkel de wijziging van een bestemming van een bestaande woning. De woning wordt hiermee meer toekomstbestendig gemaakt.
3.4 Conclusie
Op basis van het beleidskaders kan worden geconcludeerd dat:
- Het plan past binnen de rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidskaders;
- Vanuit jurisprudentie is geen sprake van een nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’, waardoor toetsing aan de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ niet noodzakelijk is;
- Het plan betreft enkel een juridisch-planologische wijziging van de bestaande situatie.
4 Verantwoording Sectorale Aspecten
4.1 Milieueffectrapportage (Vormvrije M.e.r.)
Beleidskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C activiteiten) en activiteiten, die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D activiteiten). Tot slot is voor activiteiten die wel genoemd zijn bij bijlage D, maar die niet voldoen aan de gestelde drempelwaarde, de verplichting tot het vaststellen op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling of sprake is van geen m.e.r.-beoordelingsplicht in het ruimtelijk plan.
Onderzoek
De activiteit, het wijzigen van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming, wordt genoemd in de bijlage onderdeel D 11.2 van het besluit m.e.r. Hiermee wordt ruim onder de grenswaarde van 2.000 woningen gebleven, waarvoor geen directe m.e.r-plicht geldt. Er is geen directe m.e.r-plicht voor het opstellen van milieueffectrapportage of m.e.r.-beoordeling. Voor de vergewisplicht dient voor de voorgenomen activiteit te worden beoordeeld of er vanwege de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Hetgeen in de volgende hoofdstukken wordt gedaan.
Conclusie
Voor dit plan hoeft geen m.e.r.-beoordelingsprocedure te worden gevolgd.
4.2 Watertoets
Beleidskader
In het plangebied is Waterschap Rivierenland de waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheerder, de beheerder van waterkeringen en de beheerder van zuiveringsinstallaties. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Waterschapsbeleid
Het Waterbeheerprogramma 2022-2027 ‘Versterken, verbinden, vergroenen’ beschrijft wat het waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheer zijn voor het waterbeheer de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van het waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema’s:
- Beschermen tegen overstromingen.
- Water eerlijk verdelen.
- Voorbereiden op extreem weer.
- Schoon water.
- Bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur.
- Zwemwater.
- Toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit.
- Toewerken naar circulariteit.
Verordening ‘de Keur’
Het Waterschap Rivierenland heeft als regelgeving haar verordening de Keur. Deze verordening is bedoeld om watergangen, wateren, onderhoudspaden, kaden en dijken te beschermen tegen beschadiging. In de verordening de Keur is geregeld dat langs A- en B-waterlopen een beschermingszone in acht dient te worden genomen. De beschermingszone is een obstakelvrije onderhoudsstrook die in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Binnen de beschermingszone van een A- of B-watergang mogen niet zonder toestemming van het Waterschap Rivierenland werkzaamheden plaatsvinden die schade kunnen aanbrengen aan de watergang. Voor een A-watergang geldt in de Alblasserwaard een beschermingszone van 5 meter en voor een B-watergang 1 meter. Werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunning- en of meldingsplichtig, omdat deze invloed hebben op de water aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Het onderhoud en de toestand van de waterlopen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Watergangen
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen wijzingen plaats aan watergangen.
Waterberging en -compensatie
Het realiseren van nieuwbouw op niet verharde grond heeft effecten voor de waterhuishouding. De mogelijkheden van afkoppelen dienen zoveel mogelijk benut te worden. Schoon dak- en terreinwater (mits geen uitlogende materialen worden toegepast) kan direct naar het oppervlaktewater afgevoerd worden, om belasting van de afvalwaterzuivering te verminderen. Indien er een toename van het bestaande verhard oppervlak (bebouwing, bestrating, e.d.) plaats vindt, dient compensatie in het kader van waterberging plaats te vinden. Voor gebieden in het landelijk gebied is compensatie noodzakelijk indien het verhard oppervlak toeneemt. Om te berekenen welke hoeveelheid watercompensatie noodzakelijk is heeft het Waterschap Rivierenland voor dit gebied de stelregel dat er 436 m3 waterberging moet worden gerealiseerd bij een toename van het verhard oppervlak van 10.000 m2. Eventueel kan gebruik worden gemaakt van een eenmalige vrijstelling voor particulieren wanneer deze nog niet eerder is benut. In het stedelijk gebied geldt een eenmalige particuliere vrijstelling van 500 m2.
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’. De hoeveelheid verharding ter plaatse blijft ongewijzigd.
Hemelwater- en vuilwaterafvoer (riolering)
Conform de Leidraad Riolering en het waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
- Het gebruiken van het hemelwater;
- Het opvangen van het hemelwater op een vegetatiedak;
- Het infiltreren van het hemelwater zonder overloop;
- Het infiltreren van hemelwater met overloop naar oppervlaktewater;
- Het afvoeren van het hemelwater naar het oppervlaktewater;
- Het afvoeren van het hemelwater naar rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Waterkering
Er is geen waterkering gelegen in of nabij het plangebied.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem.
4.3 Geluid
Beleidskader
In het kader van de Wet geluidhinder dient voor de ontwikkeling van geluidsgevoelige functies een akoestisch onderzoek te worden verricht. De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van wegverkeer, spoorweg en industrie. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
- Woningen,
- Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal),
- Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.
De Wet Geluidhinder (Wgh) stelt grenzen aan de geluidsbelasting waaraan woningen en andere geluidsgevoelige functies en terreinen mogen worden blootgesteld. De gestelde eisen verschillen per geluidsbron (industrie, spoorwegen, wegverkeer) en per belast object of terrein (bijvoorbeeld woning, school, etc.). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen aanwezige objecten en aanwezige geluidsbronnen en nieuwe objecten en nieuwe geluidsbronnen.
Cumulatie geluidsbronnen
Wanneer voor een geluidgevoelige bestemming die in de zone van meerdere geluidsbronnen (wegverkeer, spoorwegverkeer of industrielawaai) ligt en waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, dient inzichtelijk te worden gemaakt hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. De gecumuleerde geluidbelasting wordt berekend met de rekenmethode die in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 is vastgelegd, rekening houdend met de dosiseffect relaties van de verschillende bronsoorten. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toetsing aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.
Onderzoek
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’. Er worden geen nieuwe woningen, en daarmee geen geluidsgevoelige objecten toegevoegd. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft geluid geen belemmeringen.
4.4 Luchtkwaliteit
Beleidskader
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer moeten bij het nemen van dit besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit in acht worden genomen. De Europese Unie heeft luchtkwaliteitsnormen vastgesteld, die tot doel hebben mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging te beschermen. Nederland heeft deze luchtkwaliteitsnormen opgenomen in de nationale wetgeving. De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet heeft als doel dat bij toekomstige ontwikkelingen de grenswaarden zoals in de wet gesteld (grens- waarde voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen) niet worden overschreden. Voor de ruimtelijke ordening van onderhavig plan zijn met name stikstofdioxide en fijnstof relevant.
De grenswaarden die de wet hieraan stelt, bedragen:

De wereldgezondheid organisatie WHO heeft een richtwaarde opgesteld voor een gezonde leefomgeving, deze is voor fijnstof strenger dan de nu geldende EU norm. De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteert advieswaarden voor fijnstof van 20 μg PM10/m3, en 10 μg PM2,5/m3.
Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM)
Om de toetsing van kleinschalige plannen ten aanzien van de luchtkwaliteit overzichtelijk te houden heeft de wetgever het Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM) vastgesteld. In dit besluit is vastgelegd in welke gevallen de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij zijn twee situaties te onderscheiden:
- Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
- Een project valt in de categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het onderhavige plan is kleinschalig van aard. Hiermee valt het plan in het besluit NIBM, waardoor kan worden gesteld dat het plan geen tot nihil invloed heeft op de luchtkwaliteit en dat toetsing niet noodzakelijk wordt geacht. Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat.
4.5 Bedrijven- En Milieuhinder
Beleidskader
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven), en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). In de praktijk wordt gebruik gemaakt van de handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG, editie 2009). Deze handreiking beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen of andere 'kwetsbare' functies. De afstand hangt onder meer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder is van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied).

Onderzoek
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’. Hiermee wordt een agrarische bedrijfsbestemming verwijderd, waardoor er sprake is van een verbetering van het woon- en leefklimaat voor de directe omgeving.
Op ca. 130 meter is het agrarische bedrijf aan de Hei- en Boeicopseweg 25-27 gelegen, welke het dichtstbij het plangebied is gelegen. Het betreft een rundvee bedrijf (sbi 0141-0142). Deze afstand is ruim voldoende conform de geldende VNG-richtafstanden van minimaal 100 meter voor geur. De richtafstand kan eventueel middels de Wet geurhinder en veehouderij naar beneden worden bijgesteld. Gezien dat in dit geval niet noodzakelijk is, blijft hetgeen achterwege. Op ca. 245 meter afstand is het agrarisch bedrijf aan de Hei- en Boeicopseweg 20-22 (sbi 0141-0142) gelegen. Gezien de nog ruimere afstand en dezelfde redenering als hierboven bij nr. 25-27 wordt voldaan aan de richtafstand hieromtrent.
Ook de nabijgelegen kerk en het voetbalveld zijn op ruim voldoende afstand gelegen. De kerk op ca. 65 meter, waar een richtafstand van 30 meter geldt. En het veldsportcomplex (met verlichting) op 55 meter, waar een richtafstand van ca. 50 meter geldt. Hierbij wordt opgemerkt dat de richtafstanden ter plaatse eventueel één trede kunnen worden verlaagd aangezien er sprake is van ‘gemengd gebied’ en dat er reeds bestaande woningen dichterbij de bovengenoemde functies zijn gelegen. Hierdoor kan worden geconcludeerd dat omliggende (agrarische) bedrijven niet worden beperkt middels het onderhavige plan.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft bedrijven- en milieuhinder geen belemmeringen.
4.6 Externe Veiligheid
Beleidskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- Bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon overlijdt door een ongeval met een risicobron, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) onbeschermd op een bepaalde plaats in de buurt van die risicobron zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Binnen de contour van PR 10-6 per jaar mogen zich geen kwetsbare objecten (objecten als gebouwen of terreinen waar zich veel mensen of waar zich beperkt zelfredzame mensen bevinden) en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten bevinden (objecten of terreinen waar zich een beperkt aantal mensen bevinden). Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal 10 personen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met een risicobron. Voor het groepsrisico geldt geen normering. Er is wel een zogenaamde oriëntatiewaarde vastgesteld. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
De regels voor externe veiligheid zijn voor inrichtingen vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, voor buisleidingen in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en voor het transport over weg, rail en water in het Besluit externe veiligheid transportroutes en Wet Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. De toetsing aan het plaatsgebonden risico is in al deze besluiten hetzelfde, voor de toetsing van het groepsrisico zijn er enkele (kleine) verschillen.
Onderzoek
Conform de risicokaart (zie afbeelding 6) zijn er in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen of transportroutes gevaarlijke stoffen aanwezig.

Afbeelding 6: Uitsnede risicokaart (plangebied rode stip)
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft externe veiligheid geen belemmeringen.
4.7 Kabels En Leidinge
Beleidskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’. Er vinden geen werkzaamheden in de bodem plaats, waardoor er geen negatieve gevolgen voor eventuele kabels en leidingen kan optreden. Ten westen van het plangebied is een rioolleiding gelegen, maar doordat deze buiten het plangebied is gelegen heeft ook dit geen gevolgen voor het plan.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft kabels en leidingen geen belemmeringen.
4.8 Ecologie
Beleidskader
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Voor wat soortenbescherming betreft is de Wet Natuurbescherming toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Onderzoek
Flora en fauna
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats. Hiermee heeft het plan geen gevolgen voor eventueel aanwezige beschermde flora en fauna ter plaatse en is een ecologische quickscan niet noodzakelijk.
Stikstofdepositie
Om diezelfde reden is er tevens geen stikstofdepositieberekening noodzakelijk. Aangezien de uitstoot van stikstof ongewijzigd blijft. Waarbij wordt opgemerkt dat de mogelijkheid tot het starten van een agrarisch bedrijf aldaar verdwijnt én daarmee de eventuele uitstoot van stikstof bij die bedrijfsmatige activiteiten worden voorkomen.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft ecologie geen belemmeringen.
4.9 Bodem
Beleidskader
Het beleid is erop gericht zorg te dragen dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor het geplande gebruik. Hiervoor is het bij nieuwe ontwikkelingen verplicht een verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er vinden geen (ver)bouwactiviteiten plaats. Ten behoeve van de bestemmingswijziging is het van belang de kwaliteit van de bodem te onderzoeken. Door Bakker Milieuadvies is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, welke is bijgevoegd in de bijlage van deze toelichting. De resultaten uit dit onderzoek luiden:
- ‘De bovengrond ter plaatse van de zuidwestelijke tuin is licht verontreinigd met koper, lood, zink en PAK. Dit zijn gangbare lichte verhogingen op langdurig in gebruik zijnde percelen;
- De bovengrond op het middenterrein bevat alleen een lichte verhoging aan PAK;
- De bovengrond op de noordoostelijke strook grasland bevat lichte verhogingen aan PAK en molybdeen;
- De bovengrond op het noordelijke middenterrein (grasland) bevat alleen een lichte verhoging aan molybdeen. Dit mengmonster is extra onderzocht op OCB, maar geen van de stoffen uit deze reeks is verhoogd aangetroffen;
- De kleiige humeuze onverdachte slootdempingsgrond (boringen 12 en 13) bevat alleen een lichte verhoging aan molybdeen;
- De beide ondergrondmengmonsters bevatten alleen een minimale verhoging aan molybdeen.
- Het grondwater uit peilbuis 1 bevatte lichte verhogingen aan nikkel en barium. In peilbuis 12 was barium matig verhoogd (ook na een herbemonstering). Deze verhogingen hebben geen consequenties.
Resultaten asbestonderzoek.
- De zwak puinhoudende bovengrond op de zuidelijke terreinhelft is in twee verzamelmonsters onderzocht en blijkt geheel schoon te zijn voor asbest.
- Uit het gootlijnonderzoek ter plaatse van de westelijke stal is een asbestgehalte aangetroffen van 15 mg/kgds. Dit gehalte ligt ruim beneden de waarde voor nader onderzoek (50 mg) en dus nog ruimer onder de interventiewaarde (100 mg). Het verzamelmonster betrof de westelijke en oostelijke gootlijn tesamen. Bij deze eerste analyse zijn echter wel asbestverdachte respirabele vezels aangetroffen in de fractie < 0.5 mm, hetgeen aanleiding was voor een zogenoemde SEM-analyse (SEM betekent Scanning Electronen Miscroscoop). Deze SEM-analyse is op hetzelfde (op het laboratorium bewaarde) verzamelmonster uitgevoerd en daaruit kwam naar voren dat er geen respirabele vezels (danwel niet meetbaar) zijn aangetroffen. Dit alles betekent dat er geen risicovolle situatie is rondom de stal.
Op grond van het uitgevoerde bodemonderzoek vormt de bodemkwaliteit geen belemmering of beperking voor het omzetten van de agrarische bestemming in een woonbestemming.’
Op 3 november 2023 heeft de Omgevingsdienst regio Utrecht het bodemonderzoek beoordeelt. De omgevingsdienst concludeert: ‘De onderzoeksresultaten geven geen aanleiding tot aanvullend onderzoek of sanering. De bodem van het plangebied is geschikt voor de voorgenomen functie.’
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft bodem geen belemmeringen.
4.10 Archeologie
Beleidskader
Ter bescherming van de cultuurhistorische en archeologische waarden in Nederland dient er volgens de Erfgoedwet, sinds 1 juli 2016 van kracht, bij nieuwe ontwikkelingen te worden gekeken naar de aanwezige waarden. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van ons cultureel erfgoed mogelijk.
Beleidsnota Archeologie
De gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Dit archeologiebeleid is samengevat in drie elementen te weten: de beleidsnota, een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC. De nota is gebaseerd op de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta en gaat uit van behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem). Daarnaast gaat het beleid uit van het principe 'de verstoorder betaalt'. Het beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.
Bij een nieuwe ontwikkeling, waarbij het noodzakelijk is een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de Archeologische Monumentenzorgcyclus, die erop is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodemverstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorschriften worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologie- vriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.
Onderzoek
Het plan betreft enkel het juridisch-planologisch wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch’ naar ‘Wonen’, er wordt niet in de bodem geroerd. Een archeologisch onderzoek is daarmee niet noodzakelijk. Om de eventueel aanwezige archeologische waarden in de bodem naar de toekomst te beschermen worden de vigerende archeologische dubbelbestemmingen ter plaatse ongewijzigd overgenomen uit het moederplan.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft archeologie geen belemmeringen.
5 Juridisch Planbeschrijving
5.1 Inleiding
Het wijzigingsplan ‘Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40’ bestaat uit drie delen de verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het wijzigingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels. In dit hoofdstuk wordt de systematiek van de regels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven. De systematiek van het wijzigingsplan sluit aan bij de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het wijzigingsplan ‘Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40’ is conform de landelijke RO-standaarden (2012) opgesteld. Het plan voldoet daarmee aan de digitale verplichting.
5.2 Systematiek Van De Regels
Voor wat betreft de regels van het wijzigingsplan ‘Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40’ is aansluiting gezocht bij de vigerende bestemmingsplannen ‘Kernen Zederik Geconsolideerd’ (geconsolideerd 25 juni 2020) en ‘Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren’ (vastgesteld 10 juni 2021). De regels van het wijzigingsplan ‘Hei- en Boeicop, Hei- en Boeicopseweg 40’ bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.
5.3 Bestemmingen
Agrarisch
Het wijzigingsplan voorziet in de wijziging van het bouwvlak binnen de agrarische bestemming. Een deel van het agrarisch bouwvlak behoudt de agrarische bestemming, maar ter plaatse wordt enkel het bouwvlak verwijderd. Hiermee worden bouwmogelijkheden aldaar weggenomen.
Wonen
Een deel van het agrarisch bouwvlak wordt gewijzigd naar een woonbestemming. Het bouwvlak wordt strak om het hoofdgebouw geprojecteerd conform het planologische karakter in de directe omgeving. Bijgebouwen mogen conform het moederplan buiten het bouwvlak. Hierbij wordt opgemerkt dat de bestaande reeds aanwezige bijgebouwen behouden blijven en er niets wordt bijgebouwd.
Waarde - Archeologie
De vigerende archeologische dubbelbestemmingen worden ongewijzigd overgenomen uit het moederbestemmingsplan.
5.4 Aanduidingen
- Bouwvlak;
- Maximum bouwhoogte: 10m;
- Maximum goothoogte: 6m;
- Gebiedsaanduiding: overige zone – wonen en parkeren.