KadastraleKaart.com

1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap
Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2
3 Algemene Regels
Artikel 5 Algemene Regels
4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
Artikel 7 Slotregel
1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
2 Bestaande Situatie
2.1 Algemeen
2.2 Huidig Gebruik
3 Planbeschrijving
3.1 Plan
3.2 Landschappelijke Inpassing
3.3 Verkeer En Parkeren
4 Beleidskader
4.1 Rijksbeleid
4.2 Provinciaal Beleid
4.3 Gemeentelijk Beleid
4.4 Conclusie
5 Milieuaspecten
5.1 Milieueffectrapportage (Vormvrije M.e.r.)
5.2 Geluid
5.3 Bedrijven- En Milieuhinder
5.4 Bodem
5.5 Archeologie En Cultuurhistorie
5.6 Watertoets
5.7 Flora En Fauna
5.8 Externe Veiligheid
5.9 Luchtkwaliteit
5.10 Technische Infrastructuur
5.11 Molenbiotoop
6 Juridische Planopzet
6.1 Inleiding
6.2 Systematiek Van De Regels
6.3 Bestemmingen
6.4 Aanduidingen
7 Economische Uitvoerbaarheid
8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
8.1 Vooroverleg
8.2 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting - 1
Bijlagen Bij Toelichting - 2
Bijlagen Bij Toelichting - 3
Bijlagen Bij Toelichting - 4
Bijlagen Bij Toelichting - 5

Vianen, Bolgerijsekade 7

Wijzigingsplan - gemeente Vijfheerenlanden

Vastgesteld op 17-11-2020 - geheel onherroepelijk in werking

1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

De begrippen zoals opgenomen in artikel 1 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

1.1 Plan

Het wijzigingsplan 'Vianen, Bolgerijsekade 7' van de Gemeente Vijfheerenlanden.

1.2 Wijzigingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1961.WPbolgerijsekade7-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

Artikel 2 Wijze Van Meten

De wijze van meten zoals opgenomen in artikel 2 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, is overeenkomstig van toepassing op dit plan.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch Met Waarden - Landschap

De regels behorende bij de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap', zoals opgenomen in artikel 4 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

Artikel 4 Waarde - Archeologie - 2

De regels behorende bij de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie - 2', zoals opgenomen in artikel 23 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

3 Algemene Regels

Artikel 5 Algemene Regels

De algemene regels zoals opgenomen in de artikelen 26 tot en met 32 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 6 Overgangsrecht

Het overgangsrecht zoals opgenomen in artikel 33 van het bestemmingsplan 'Vianen, Landelijk Gebied' (NL.IMRO.0620.bp0001-VG01), vastgesteld op 14 december 2010, zijn overeenkomstig van toepassing op dit plan.

Artikel 7 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan: 'Vianen, Bolgerijsekade 7'.

1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen is in de huidige situatie een agrarisch melkveebedrijf gelegen. Het bedrijf heeft de afgelopen jaren een sterke groei doorgemaakt. Om een toekomstbestendige situatie te creëren is er behoefte aan een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte. Het huidige agrarisch bouwvlak is niet toereikend om in deze toekomstplannen te voorzien.
Op het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen is het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ (vastgesteld op 14-12-2010) van kracht. Conform de regels van dit bestemmingsplan mogen agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De toekomstplannen van het agrarisch bedrijf reiken buiten het agrarisch bouwvlak, waardoor het plan strijdig is met het huidige bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’.
In het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering/vergroting van een agrarisch bouwvlak (artikel 4.9.6 ‘Vergroting agrarisch bouwvlak’).
Het college van B&W van de gemeente Vijfheerenlanden heeft besloten in principe medewerking te verlenen aan het plan middels een wijzigingsprocedure op grond van de wijzigingsbevoegdheid (artikel 4.9.6 ‘Vergroting agrarisch bouwvlak’).

1.2 Ligging Plangebied

Het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen betreft een bestaand agrarisch bedrijf ten zuiden van de stad Vianen en de A27. Het plangebied is kadastraal bekend als Gemeente Vianen, sectie H, nr. 552 en 840 (gedeeltelijk).
afbeelding
Afbeelding 1: Begrenzing plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’
Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ (vastgesteld op 14-12-2010) en heeft de bestemming:
  • Agrarisch met waarde - Landschap;
De dubbelstemming:
  • Waarde – Archeologie – 2;
En de aanduidingen:
  • Bouwvlak;
  • Bouwaanduiding ‘karakteristiek’;
  • Gebiedsaanduiding ‘geluidszone – weg’.
afbeelding
Afbeelding 2: Uitsnede bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’

1.4 Leeswijzer

Het wijzigingsplan bestaat uit de volgende hoofdstukken, waarin de achtergronden van het plan zijn beschreven:
  • Hoofdstuk 2: Bestaande situatie;
  • Hoofdstuk 3: Planbeschrijving;
  • Hoofdstuk 4: Beleidskaders;
  • Hoofdstuk 5: Milieuaspecten;
  • Hoofdstuk 6: Juridische planopzet;
  • Hoofdstuk 7: Economische uitvoerbaarheid;
  • Hoofdstuk 8: Maatschappelijke uitvoerbaarheid.

2 Bestaande Situatie

2.1 Algemeen

Vianen is één van de kernen van de gemeente Vijfheerenlanden, welke per 1 januari 2019 is ontstaan uit een fusie van de gemeenten Leerdam, Vianen en Zederik. De gemeente Vijfheerenlanden telt ongeveer 55.000 inwoners, waarvan de stad Vianen circa 16.000 inwoners telt.

2.2 Huidig Gebruik

Op het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen is in de huidige situatie een agrarisch melkveebedrijf gelegen.
afbeelding
Afbeelding 3: Bestaande situatie perceel Bolgerijsekade 7 Vianen

3 Planbeschrijving

3.1 Plan

Het agrarisch bedrijf op het perceel Bolgerijsekade 7 Vianen heeft de afgelopen jaren een sterke groei doorgemaakt. Om een toekomstbestendige situatie te creëren is er behoefte aan een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte. Het huidige agrarisch bouwvlak is niet toereikend om in deze toekomstplannen te voorzien.
In het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering/vergroting van een agrarisch bouwvlak (artikel 4.9.6 ‘Vergroting agrarisch bouwvlak’), mits voldaan wordt aan het volgende:
  1. Vergroting dient noodzakelijk te zijn uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling; hierover dient tevoren advies te zijn ingewonnen bij een ter zake deskundige;
  2. De oppervlakte van het agrarisch bouwvlak mag na vergroting niet meer bedragen dan 1,5 ha met dien verstande dat het agrarisch bouwvlak van een fruitteeltbedrijf niet meer mag bedragen dan 1 ha;
  3. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  4. Ten opzichte van de op plankaart als 'Water', zonder verdere aanduiding, bestemde gronden dient een afstand van minimaal 10 m in acht te worden genomen;
  5. Afhankelijk van de ligging van het desbetreffende perceel mag vergroting niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschapswaarden;
  6. De wijzing mag niet leiden tot (extra) belemmeringen voor de bedrijfsontwikkeling van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieuwetgeving;
  7. In ieder geval dienen de mogelijke effecten op het Natuurnetwerk Nederland te worden onderzocht;
  8. Uit een historisch onderzoek dient te blijken dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie.
Toetsing plan aan wijzigingsbevoegdheid
Voorwaarde Omschrijving Voldoet?
a.
De vergroting/wijziging van het agrarisch bouwvlak is noodzakelijk vanuit het oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling. Met de wijziging van het agrarisch bouwvlak kan de voor het bedrijf noodzakelijke vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte worden gerealiseerd (zie afbeelding 4 en 5). In de huidige situatie wordt het jongvee op een andere locatie gestald. Met
de vergroting van het bouwvlak kan dit op deze locatie worden uitgevoerd en komen de vervoersbewegingen van en naar de andere locatie te vervallen. De aantallen (jongvee zijn opgenomen in de milieuvergunning / vergunning Wet natuurbescherming voor de locatie Bolgerijsekade 7 Vianen (zie bijlage). Het plan is beoordeeld en akkoord bevonden door de Stichting Agrarische Beoordelings Commissie (Ab-commissie).
V
b.
De oppervlakte van het nieuwe agrarisch bouwvlak bedraagt ca. 1,3 ha (zie afbeelding 5).
V
c.
Het agrarisch bedrijf wordt op een passende en zorgvuldige wijze landschappelijk ingepast. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2 Landschappelijke inpassing.
V
d.
Het nieuwe agrarisch bouwvlak ligt op meer dan 10 meter afstand van de bestemming ‘Water’ (zie afbeelding 2).
V
e.
In aanvulling op het gestelde onder c. De landschappelijke inpassing van het plan is gebaseerd op de bestaande bouwstenen van het landschap. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2 Landschappelijke inpassing.
V
f.
De vergroting van het agrarisch bouwvlak vindt in een andere richting plaats dan de omliggende bedrijven. Hierdoor ontstaan er geen belemmering voor omliggende bedrijven. Tevens komt het agrarisch bouwvlak niet op kortere afstand van omliggende woningen te liggen. Het plan ondervindt wat betreft bedrijven- en milieuhinder geen belemmeringen. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.3 Bedrijven- en milieuhinder.
V
g.
Om mogelijke effecten van de wijziging van het agrarisch bouwvlak op het Natuurnetwerk Nederland uit te sluiten is in het kader van een goede ruimtelijke ordening een ecologische quickscan uitgevoerd. Hieruit is geconcludeerd dat het plan geen nadelige gevolgen heeft voor Natuurnetwerk Nederland. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.7 Flora en Fauna.
V
h.
Voor het plan is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd. Hieruit is geconcludeerd dat de bodem ter plaatse van de uitbreiding van het agrarisch bouwvlak geschikt is voor agrarisch gebruik. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 5.4 Bodem.
V
afbeelding
Afbeelding 4: Bestaand agrarisch bouwvlak
afbeelding
Afbeelding 5: Nieuw agrarisch bouwvlak

3.2 Landschappelijke Inpassing

Gezien de ligging van het plangebied in het buitengebied is het vanuit ruimtelijk kwaliteitsoogpunt wenselijk dat het agrarisch bedrijf (incl. toekomstige schaal- vergroting) op een verantwoorde wijze in het landschap wordt ingepast.
Gebiedsomschrijving
Het plangebied is gelegen in het veenweidegebied ten zuiden van de stad Vianen en de A27. Het landschap kenmerkt zich door een grote mate van openheid en een rechtlijnige structuur van verkaveling omringd door rechte sloten en achterweteringen en incidenteel ruimtelijke elementen in de vorm van bomenlanen (knotwilgen)en (gerief)boselementen. Aan weerszijden van het agrarisch bedrijf aan de Bolgerijsekade 7 te Vianen is sprake van open weidegebied met brede doorzichten. Op het perceel is, behoudens een solitaire boom, geen beplanting aanwezig. Ten westen van het plangebied ziet men meer (laan)beplanting waarmee de A27 groen wordt afgeschermd.
afbeelding
Afbeelding 6: Bestaande landschappelijke kenmerken
Landschappelijk inpassingsplan
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een landschappelijk inpassings- plan opgesteld. Het landschappelijk inpassingsplan gaat uit van het behoud dan wel versterken van de karakteristieke landschappelijke elementen in het gebied. De brede doorzichten aan weerszijden van het agrarisch bedrijf blijven behouden. De schaalvergroting vindt plaats in het verlengde van de bestaande agrarische bebouwing op het perceel. De bestaande solitaire boom op het voorerf blijft gehandhaafd. Aan de voorzijde van het agrarisch bedrijf wordt het groene karakter versterkt middels het aanplanten van gebiedseigen beplanting en natuurvriendelijke oevers. Aan de oost- en westzijde van het agrarisch bouwvlak wordt streekeigen beplanting aangeplant (eventueel afgewisseld met een houtopstand zoals knotwilgen). De achterliggende graslanden blijven ten alle tijden grasland voor het beweiden van de koeien. Het landschappelijk inpassingsplan zorgt voor een verbetering van de landschappelijke structuur en daarmee de ruimtelijke kwaliteit.
afbeelding
Afbeelding 7: Landschappelijk inpassingsplan

3.3 Verkeer En Parkeren

Ontsluiting
Het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen wordt in de huidige situatie ontsloten via de Bolgerijsekade. Dit blijft in de nieuwe situatie ongewijzigd.
Verkeer
Dit plan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van het agrarisch bedrijf om een toekomstbestendige situatie te creëren. Door de wijziging van het agrarisch bouwvlak kunnen alle agrarische activiteiten van het bedrijf op één locatie worden geconcentreerd. In de huidige situatie wordt het jongvee op een andere locatie gestald. Middels dit plan is er sprake van een efficiëntere bedrijfsvoering en derhalve een verlaging van het aantal verkeersbewegingen.
Parkeren
Voor de berekening van parkeerbehoefte is tevens uitgegaan van CROW-publicatie 381 (Toekomstbestendig parkeren, 2018). In het CROW-beleid wordt uitgegaan van een bandbreedte van een minimale tot een maximale parkeernorm. In de berekening is uitgegaan van de stedelijkheidsgraad “niet stedelijk” en het gebiedstype “buitengebied”.
Wat betreft parkeren is sprake van een gelijkblijvende situatie. Voor de agrarische bedrijfswoning geldt een gemiddelde parkeernorm van 2,4 parkeerplaatsen. De parkeerbehoefte wordt volledig op eigen terrein opgelost. Op het agrarisch perceel is voldoende ruimte voor het parkeren van minimaal drie auto’s.

4 Beleidskader

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Het Rijk streeft naar een Nederland dat concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig is. Dit wil zij doen met een krachtige aanpak, die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid. Een actualisatie van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid is nodig om deze nieuwe aanpak vorm te geven. Daarnaast geven nieuwe politieke accenten, veranderende omstandigheden zoals een economische crisis, klimaatverandering en toenemende regionale verschillen aanleiding voor herziening van het rijksbeleid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte laat het Rijk de verantwoordelijkheid voor de afstemming tussen verstedelijking en groene ruimte op regionale schaal over aan provincies. Daarmee wordt bijvoorbeeld het aantal regimes in het landschaps- en natuurdomein fors ingeperkt. Daarnaast wordt (boven)lokale afstemming en uitvoering van verstedelijking overgelaten aan (samenwerkende) gemeenten binnen provinciale kaders. Afspraken over percentages voor binnenstedelijk bouwen, rijksbufferzones en doelstellingen voor herstructurering laat het Rijk los.
Het Rijk geeft aan dat landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten identiteit geven aan een gebied en culturele voorzieningen en cultureel erfgoed bovendien van groeiend belang zijn voor de concurrentiekracht van Nederland. In de nieuwe structuurvisie is aangegeven dat het Rijk verantwoordelijk blijft voor het cultureel en natuurlijk UNESCO Werelderfgoed (inclusief de voorlopige lijst), kenmerkende stads- en dorpsgezichten, rijksmonumenten en het maritieme erfgoed. Het beleid ten aanzien van landschap is echter niet langer een Rijksverantwoordelijkheid en laat het Rijk over aan de provincies.
Het plan is kleinschalig van aard en er worden geen rijksbelangen geschaad.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Kern van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is dat alle overheden hun ruimtelijke belangen vooraf kenbaar maken en aangeven via welke weg zij die belangen denken te realiseren. Het Rijk geeft dit aan in de AMvB Ruimte. De nieuwe AMvB Ruimte, het Barro (Besluit algemene regels ruimtelijke ordening) is gebaseerd op enkele hoofdstukken uit de voorgaande AMvB Ruimte en enkele nieuwe toevoegingen. Het Barro omvat alle ruimtelijke rijksbelangen uit eerder uitgebrachte PKB's (planologische kernbeslissingen) die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen. Het gaat om kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de bufferzones, nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen.
Het plan is kleinschalig van aard en maakt geen onderdeel uit van de genoemde ruimtelijke rijksbelangen in het Barro.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgelegd aan gemeenten en provincies om in de toelichting van een bestemmingsplan waarmee een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, een beschrijving op te nemen over de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient de toelichting, aanvullend op de beschrijving van de behoefte en het resultaat van het nodige overleg, een motivering te bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in de behoefte kan worden voorzien. Voordat een stedelijke ontwikkeling plaats kan vinden zal deze moeten worden getoetst aan de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’.
Ladder voor duurzame verstedelijking
Op het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen is al jaren een agrarisch melkvee- bedrijf gevestigd. Het agrarisch bedrijf heeft de afgelopen jaren een sterke groei doorgemaakt. Om een toekomstbestendige situatie te creëren is er behoefte aan een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte. Het huidige agrarisch bouwvlak is niet toereikend om in deze toekomstplannen te voorzien. Dit wijzigingsplan voorziet in de noodzakelijke wijziging agrarisch bouwvlak. Door de wijziging van het agrarisch bouwvlak kunnen alle agrarische activiteiten van
het bedrijf op één locatie worden geconcentreerd. In de huidige situatie wordt het jongvee op een andere locatie gestald. De aantallen (jong)vee zijn opgenomen in de milieuvergunning / vergunning Wet natuurbescherming voor de locatie Bolgerijsekade 7 Vianen (zie bijlage). Het plan is beoordeeld en akkoord bevonden door de Stichting Agrarische Beoordelings Commissie (Ab-commissie). Het plan voldoet aan de van ‘de Ladder voor duurzame verstedelijking’.

4.1.4 Conclusie Rijksbeleid

Vanwege het kleinschalige karakter van het plan worden geen rijksbelangen geschaad. Het plan voldoet aan de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’.

4.2 Provinciaal Beleid

4.2.1 Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016)

De provincie Utrecht heeft op 4 februari 2013 de nieuwe provinciale ruimtelijke structuurvisie vastgesteld. In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie (PRS) is het ruimtelijke beleid van de provincie Utrecht voor de periode tot 2028 uitgestippeld. Hiermee heeft de provincie aansluiting gezocht bij de SVIR het Rijk. Eind 2016 heeft de provincie Utrecht de ‘Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016)’ vastgesteld. De herijking 2016 betreft een actualisatie van het ruimtelijk provinciaal beleid en bijbehorende regels. In de herijking zijn beleidswijzigingen opgenomen over onder andere experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw.
De provincie Utrecht streeft naar een aantrekkelijke provincie voor wonen, werken en recreëren. Het provinciale beleid is gericht op de in samenwerking met verschillende regionale partijen opgestelde Strategie Utrecht 2040. De doelen uit de Strategie Utrecht 2040 zijn vertaald in vier pijlers met provinciale belangen:
  1. Een duurzame leefomgeving:
    1. Behouden en bevorderen van een robuust en duurzaam bodem- en watersysteem en een waterveilige provincie;
    2. Voldoende ruimte bieden voor realisatie van duurzame energiebronnen;
    3. Anticiperen op de ruimtelijke lange termijn gevolgen van klimaatverandering;
    4. Beschermen en realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving waarin ook stilte beleefd kan worden.
  2. Beschermen kwaliteiten:
    1. Behouden van de kwaliteit van de cultuurhistorische structuur en streven naar een betere beleefbaarheid ervan;
    2. Behouden van de kernkwaliteiten van het landschap en behouden van aardkundige waarden en streven naar een betere beleefbaarheid ervan;
    3. Beschermen en ontwikkelen van soorten en van een robuust netwerk van natuur.
  3. Vitale dorpen en steden:
    1. Bevorderen van binnenstedelijke ontwikkeling;
    2. Voldoende ruimte bieden voor het realiseren van een op de behoefte aansluitend aanbod van woningen en woonvoorzieningen;
    3. Voldoende ruimte bieden voor het functioneren en versterken van een vitale en innovatieve regionale economie;
    4. Voldoende ruimte bieden voor behoud en versterking van een goede retailstructuur;
    5. Zorgdragen voor en voldoende ruimte bieden voor een goede bereikbaarheid voor woon-, werk- en vrijetijdslocaties.
  4. Dynamisch landelijk gebied:
    1. Uitnodigende zones die stad en land verbinden en bijdragen aan kwaliteit van het binnenstedelijk leefmilieu;
    2. Zodanige condities scheppen dat de vitale regionale economie in het landelijk gebied zich kan ontwikkelen;
    3. Zodanige condities scheppen dat een goede recreatieve structuur wordt behouden en versterkt.
De provincie Utrecht vindt in het kader van de ruimtelijke kwaliteit de volgende thema’s belangrijk:
  1. Behouden van bestaande kwaliteiten en het versterken ervan. Zowel gebiedskenmerken als samenhangende ensembles (historische stads- en dorpsgezichten, de bebouwings- en functiediversiteit in het stedelijk gebied);
  2. Samenhang en continuïteit behouden, herstellen dan wel versterken (ontbrekende schakels toevoegen en/of versnipperde onderdelen samenvoegen);
  3. Vergroten (functie)diversiteit. Functiemenging in het stedelijk gebied, woningdifferentiatie en het recreatieaanbod in de natuurgebieden;
  4. Robuustheid landschap vergroten (ter bevordering recreatieve sector);
  5. Beleefbaar en toegankelijk maken van het karakteristieke landschap en binnenstedelijke gebieden.
Dit plan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van het agrarisch bedrijf om een toekomstbestendige situatie te creëren. Middels dit plan worden de noodzakelijke condities geschept voor een bestaand agrarisch bedrijf. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het landschappelijk inpassingsplan gaat uit van het behoud dan wel versterken van de karakteristieke landschappelijke elementen
in het gebied. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2 ‘Landschappelijke inpassing van deze toelichting.

4.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016)

Gelijktijdig met de ‘Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (Herijking 2016)’ heeft de provincie Utrecht de Provinciale Ruimtelijke Verordening (Herijking 2016) vastgesteld. De verordening vormt de vertaling van het provinciaal beleid in algemene regels (zoals bedoeld in artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening). Hiermee is het beleid van de provincie juridisch verankerd. De PRV bevat regels die relevant zijn voor de inhoud van bestemmingsplannen en andere ruimtelijke plannen. Het gaat onder meer om regels over bodem, water, energie, cultureel erfgoed, wonen, werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap, natuur en recreatie. Hier moet de gemeente rekening mee houden bij het opstellen van bestemmingsplannen, waarbij het vooral gaat om het integrale ruimtelijke beleid zoals opgenomen in de PRS. In de PRV zijn onder meer regels opgenomen voor bodem, water, energie, cultureel erfgoed, wonen, werken, verkeer en vervoer, landelijk gebied, landschap, natuur en recreatie.
Landelijk gebied (verstedelijking)
Het plangebied is op de kaart gelegen in het 'landelijk gebied'. In het landelijk gebied is in principe verstedelijking niet toegestaan. Onder verstedelijking wordt verstaan: nieuwe vestiging van woningen, niet-agrarische bedrijven, detailhandel en voorzieningen. Onder verstedelijking wordt mede verstaan uitbreiding van bestaande bedrijfsbebouwing van aan het landelijk gebied gebonden functies die niet worden gerechtvaardigd door een op de eigen bedrijfsvoering gerichte economische en functionele noodzaak. Dit plan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van het agrarisch bedrijf welke economisch en functioneel gezien vanuit eigen bedrijfsvoering noodzakelijk is. Hiermee kan een toekomstbestendige situatie gecreëerd voor een bestaand agrarisch bedrijf. Het plan is beoordeeld en akkoord bevonden door de Stichting Agrarische Beoordelings Commissie (Ab-commissie).
Landschap
Het plangebied is gelegen in het 'Groene Hart’. Voor het landschap Groene Hart gelden de volgende kernkwaliteiten: openheid, (veen)weidekarakter (inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing, etc.), landschappelijke diversiteit en rust en stilte. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is voor dit plan een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. Het landschappelijk inpassingsplan gaat uit van het behoud dan wel versterken van de karakteristieke landschappelijke elementen in het gebied. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2 ‘Landschappelijke inpassing’ van deze toelichting.

4.2.3 Conclusie provinciaal beleid

Op basis van bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid.

4.3 Gemeentelijk Beleid

4.3.1 Structuurvisie Vianen

De Structuurvisie Vianen 2030 bevat doelstellingen voor de thema's bevolking en wonen, voorzieningen, bedrijventerreinen, infrastructuur en verkeer, landschap, natuur en water, recreatie, toerisme, voorzieningen en leefbaarheid. Op het gebied van landschap, natuur en water profileert de gemeente zich als een groene gemeente met de ambitie dit ook in de toekomst te blijven. Bij toekomstige ontwikkelingen in de gemeente moet (zowel bij projecten met als bij projecten zonder woningbouw) de identiteit van de dorpen en van het landschap worden behouden en versterkt. Daarbij moet aangesloten worden bij de kernkwaliteiten van het Groene Hart: openheid, (veen)weidekarakter, inclusief strokenverkaveling, lintbebouwing etc., landschappelijke diversiteit; rust en stilte.
In het landelijk gebied stuurt de gemeente naar een duurzaam evenwicht tussen landbouw, landschap, recreatie en waterbeheer. Het accent ligt op een verbrede invulling van economische activiteiten: verbrede landbouw, natuur, water, recreatie en toerisme zijn hierin speerpunten. Tegelijkertijd is het wel belangrijk dat de boeren de ruimte krijgen voor nevenactiviteiten en schaalvergroting en daardoor een rendabele bedrijfsvoering. Dit dient niet alleen een economisch belang, het is vooral ook van belang, omdat de boeren de beheerders van het open landschap zijn.
In het dit plan is sprake van een juridisch-planologische wijziging (wijziging van het agrarisch bouwvlak) teneinde een toekomstige schaalvergroting van een bestaand agrarisch bedrijf. Middels dit wijzigingsplan wordt een toekomstbestendige situatie gecreëerd. Het plan is beoordeeld en akkoord bevonden door de Stichting Agrarische Beoordelings Commissie (Ab-commissie). Het bestaande agrarisch bedrijf wordt op een goede wijze landschappelijk ingepast. Hierbij is aangesloten bij de karakteristieken van het landschap. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.2 Landschappelijke inpassing.

4.3.2 Bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’

Het plangebied valt binnen het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ (vastgesteld op 14-12-2010) en heeft de bestemming:
  • Agrarisch met waarde - Landschap;
De dubbelstemming:
  • Waarde – Archeologie – 2;
En de aanduidingen:
  • Bouwvlak;
  • Bouwaanduiding ‘karakteristiek’;
  • Gebiedsaanduiding ‘geluidszone – weg’.
afbeelding
Afbeelding 8: Uitsnede bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’
Op het perceel Bolgerijsekade 7 te Vianen is het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ (vastgesteld op 14-12-2010) van kracht. Conform de regels van dit bestemmingsplan mogen agrarische bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, uitsluitend binnen het bouwvlak worden gerealiseerd. De toekomstplannen van het agrarisch bedrijf reiken buiten het agrarisch bouwvlak, waardoor het plan strijdig is met het huidige bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’.
In het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van de vormverandering/vergroting van een agrarisch bouwvlak (artikel 4.9.6 ‘Vergroting agrarisch bouwvlak’), mits wordt voldaan aan een aantal voorwaarden. Dit plan voldoet aan de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. Dit is nader uitgewerkt in paragraaf 3.1 ‘Plan’.

4.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid

Het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid, artikel 4.9.6 ‘Vergroting agrarisch bouwvlak’, van het vigerende bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’. Het plan is in overeenstemming met de gemeentelijke beleidskaders.

4.4 Conclusie

Op basis van hoofdstuk 4 ‘Beleidskader’ kan worden geconcludeerd dat:
  • Er is geen sprake van een nieuwe ‘stedelijke ontwikkeling’, waardoor toetsing aan de ‘Ladder voor duurzame verstedelijking’ niet noodzakelijk is;
  • Het plan past binnen de rijks-, provinciale en gemeentelijke beleidskaders.

5 Milieuaspecten

5.1 Milieueffectrapportage (Vormvrije M.e.r.)

Beleidskader
In het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) wordt onderscheid gemaakt tussen activiteiten, die m.e.r.-plichtig zijn (de zogenaamde bijlage C activiteiten) en activiteiten, die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde bijlage D activiteiten). Tot slot is voor activiteiten die wel genoemd zijn bij bijlage D, maar die niet voldoen aan de gestelde drempelwaarde, de verplichting tot het vaststellen op grond van de selectiecriteria in de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling of sprake is van geen m.e.r.-beoordelingsplicht in het ruimtelijk plan.
Onderzoek
Het plan is geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. onder categorie D14 namelijk: de oprichting, wijziging of uitbreiding van een installatie voor het fokken, mesten of houden van dieren. Er is geen sprake van een toename van 200 stuks melk-, kalf- of zoogkoeien ouder dan 2 jaar (Rav cat. A.1 en A.2), 340 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A 3) en/of 340 stuks melk-, kalf- en zoogkoeien ouder dan 2 jaar en vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (Rav cat. A 1, A 2 en A 3). Dit betekent dat het Besluit m.e.r. niet van toepassing is en er geen m.e.r.-beoordelingsbesluit hoeft te worden opgesteld.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Kenmerken van het plan
Dit plan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van het agrarisch bedrijf om een toekomstbestendige situatie te creëren. Door de wijziging van het agrarisch bouwvlak kunnen alle agrarische activiteiten van het bedrijf op één locatie worden geconcentreerd. In de huidige situatie wordt het jongvee op een andere locatie gestald. De aantallen jongvee zijn opgenomen in de milieuvergunning / vergunning Wet natuurbescherming voor de locatie Bolgerijsekade 7 Vianen (zie bijlage). Het plan is beoordeeld en akkoord bevonden door de Stichting Agrarische Beoordelingscommissie (Ab-commissie).
Ligging van het plangebied
Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een Natura 2000-gebied of het Natuurnetwerk Nederland. Gelet op de aard van de werkzaamheden, de afstand tot de gebieden en de beoogde situatie is van externe werking op omliggende Natura 2000-gebieden geen sprake.
Kenmerken van de potentiële effecten van het plan
Als gevolg van dit plan is er sprake van een efficiëntere bedrijfsvoering en derhalve een verlaging van het aantal verkeersbewegingen. In de huidige situatie wordt het jongvee namelijk op een andere locatie gestald. Vanuit bedrijfs-, milieukundig, maatschappelijk en verkeerskundig oogpunt is sprake van een verbeterde situatie. Gezien de kleinschaligheid van het plan zullen geen van de toenames leiden tot significante negatieve effecten op het milieu.
Conclusie
Voor dit plan hoeft geen m.e.r.-beoordelingsprocedure te worden gevolgd. In het kader van de vormvrije m.e.r. heeft een beoordeling plaatsgevonden van diverse milieuaspecten. In de volgende hoofdstukken zijn de verschillende milieuaspecten nader onderbouwd. Hieruit blijkt dat er geen sprake is van nadelige milieueffecten. Er is hiermee afdoende aangetoond dat hier geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zoals omschreven in artikel 17.7 van de Wet milieubeheer.

5.2 Geluid

Beleidskader
In het kader van de Wet geluidhinder dient voor de ontwikkeling van geluidsgevoelige functies een akoestisch onderzoek te worden verricht. De kern van de wet is dat geluidsgevoelige bestemmingen worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving ten gevolge van wegverkeer, spoorweg en industrie. De Wet geluidhinder kent de volgende geluidsgevoelige functies:
  1. Woningen,
  2. Onderwijsgebouwen (behoudens voorzieningen zoals een gymnastieklokaal),
  3. Ziekenhuizen en verpleeghuizen en daarmee gelijk te stellen voorzieningen zoals verzorgingstehuizen, psychiatrische inrichtingen, medische centra, poliklinieken, medische kleuterdagverblijven, etc.
De Wet Geluidhinder (Wgh) stelt grenzen aan de geluidsbelasting waaraan woningen en andere geluidsgevoelige functies en terreinen mogen worden blootgesteld. De gestelde eisen verschillen per geluidsbron (industrie, spoorwegen, wegverkeer) en per belast object of terrein (bijvoorbeeld woning, school, etc.). Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen aanwezige objecten en aanwezige geluidsbronnen en nieuwe objecten en nieuwe geluidsbronnen.
Cumulatie geluidsbronnen
Wanneer voor een geluidgevoelige bestemming die in de zone van meerdere geluidsbronnen (wegverkeer, spoorwegverkeer of industrielawaai) ligt en waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld, dient inzichtelijk te worden gemaakt hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. De gecumuleerde geluidbelasting wordt berekend met de rekenmethode die in het Reken- en meetvoorschrift geluidhinder 2012 is vastgelegd, rekening houdend met de dosiseffect relaties van de verschillende bronsoorten. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toetsing aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.
Onderzoek
Het plan betreft een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van een agrarisch bedrijf. In het kader van de Wet Geluidhinder is hiermee geen sprake van toevoeging van een geluidsgevoelige functie. Het uitvoeren van een akoestisch onderzoek is derhalve niet noodzakelijk.
Conclusie
Het plan ondervindt voor wat betreft het aspect geluid geen belemmeringen.

5.3 Bedrijven- En Milieuhinder

Beleidskader
De Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat overheden bij het vaststellen van bestemmingsplannen moeten aantonen dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening (Wro artikel 3.1 lid 1). Onderdeel hiervan is het zorgen voor een goede milieuzonering: de overheid dient er op toe te zien dat er voldoende afstand in acht wordt genomen tussen enerzijds functies die hinder of gevaar veroorzaken (bijvoorbeeld bedrijven) en anderzijds functies die daar last van hebben (bijvoorbeeld woningen). In de praktijk wordt gebruikgemaakt van de handreiking “Bedrijven en Milieuzonering” van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG, editie 2009). Deze handreiking beveelt per standaard bedrijfstype een afstand aan tot woningen of andere 'kwetsbare' functies. De afstand hangt onder meer af van de aard van de omgeving: een rustige woonwijk verdient een hoger beschermingsniveau dan een gebied waar al enige hinder is van bedrijven of infrastructuur (gemengd gebied). In de onderstaande tabel zijn de afstanden weergeven.
Tabel 1: Richtafstanden per milieucategorie (bron: VNG-handreiking Bedrijven en Milieuzonering)
Milieucategorie
Rustige woonwijk
Gemengd gebied
1 10 m 0 m
2 30 m 10 m
3.1 50 m 30 m
3.2 100 m 50 m
4.1 200 m 100 m
4.2 300 m 200 m
5.1 500 m 300 m
5.2 700 m 500 m
5.3 1.000 m 700 m
6 1.500 m 1.000 m
Onderzoek
Het plan betreft een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van een agrarisch bedrijf. In het kader van bedrijven en milieuhinder is hiermee sprake van een uitbreiding van een milieubelastende activiteit. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient gekeken te worden naar de eventuele hinder van de uitbreiding van het agrarisch bedrijf ten opzichte van de omliggende milieugevoelige functies en andere bedrijven.
Conform het VNG-Handboek Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) geldt voor een agrarisch bedrijf dat zich bezig houdt met het ‘fokken en houden van rundvee’, in het buitengebied, een grootste richtafstand van 100 meter voor geur.
Binnen een straal van 100 meter van het perceel Bolgerijsekade 7 Vianen zijn uitsluitend de burgerwoning Bolgerijsekade 20 en het agrarisch bedrijf met bedrijfswoning Bolgerijsekade 24 gelegen. De percelen Bolgerijsekade 20 en 24 zijn gelegen ten noorden van de Bolgerijsekade. De vergroting van het agrarisch bouwvlak vindt plaats in zuidelijke richting (in een andere richting dan de percelen Bolgerijsekade 20 en 24). Aan de noordzijde van het agrarisch bedrijf wordt het huidige agrarisch bouwvlak ingekort (zie afbeeldingen 4 en 5 in paragraaf 3.1 ‘Plan’). De inrit van het agrarisch bedrijf blijft ongewijzigd. De dichtstbijzijnde bebouwing (woning/bedrijf) ten zuiden van het perceel Bolgerijsekade 7 betreft de agrarische bedrijfswoning Polderweg 1 op circa 800 meter. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat er sprake is van een acceptabel woon- en leefklimaat en dat géén bedrijven in de bedrijfsvoering worden beperkt.
afbeelding
Afbeelding 9: Bedrijven/woningen binnen straal van 100 meter
afbeelding
Afbeelding 10: Dichtstbijzijnde woning ten zuiden van het agrarisch bouwvlak
Conclusie
Het plan ondervindt wat betreft bedrijven- en milieuhinder geen belemmeringen.

5.4 Bodem

Beleidskader
Het beleid is erop gericht zorg te dragen dat de bodemkwaliteit geschikt dient te zijn voor het geplande gebruik. Hiervoor is het bij nieuwe ontwikkelingen verplicht een verkennend bodemonderzoek uit te laten voeren. De provincie hanteert de richtlijn dat bij de beoordeling van ruimtelijke plannen tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, moet worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico
op verontreiniging dan dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Onderzoek
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd om te bepalen of dat de bodem geschikt voor de beoogde schaal- vergroting van het agrarisch bedrijf. Op basis van het historisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat:
Binnen het terreindeel, waar het historisch onderzoek voor bedoeld is (de te bouwen loods/stal), in het verleden sprake was van een boomgaard en ten tweede zijn hier sloten gedempt met terreineigen onverdachte grond.
Het bouwvlak voor de nader te bouwen loods betreft momenteel grotendeels een paardenbak. De toplaag van deze paardenbak betreft onverdacht opgebracht zand.
Voor dit wijzigingsplan is er geen noodzaak voor daadwerkelijk bodemonderzoek volgens NEN 5740, omdat er voorlopig geen wijzigingen optreden in de terreininrichting en er evenmin ingrepen in de bodem zullen plaatsvinden middels ontgraving.
Pas indien het voornemen tot de bouw van een loods daadwerkelijk wordt uitgevoerd dient op dat moment een bodemonderzoek volgens NEN 5740 te worden uitgevoerd binnen dat bouwvlak. Bij het dan uit te voeren onderzoek dienen in ieder geval het boomgaardverleden (onderzoek op OCB) en onderzoek naar de slootdempingen meegenomen te worden.
Conclusie
Dit wijzigingsplan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak) teneinde een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van een agrarisch bedrijf mogelijk te maken. Derhalve wordt het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) voor deze wijzigingsprocedure niet noodzakelijk geacht. In het kader van de omgevingsvergunning voor de vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte zal een verkennend bodemonderzoek (NEN 5740) moeten worden uitgevoerd.

5.5 Archeologie En Cultuurhistorie

Beleidskader
Ter bescherming van de cultuurhistorische en archeologische waarden in Nederland dient er volgens de Erfgoedwet, sinds 1 juli 2016 van kracht, bij nieuwe ontwikkelingen te worden gekeken naar de aanwezige waarden. Samen met de nieuwe Omgevingswet maakt de Erfgoedwet een integrale bescherming van onscultureel erfgoed mogelijk.
Beleidsnota Archeologie
De gemeenten in de Alblasserwaard-Vijfheerenlanden hebben een regionaal archeologiebeleid geformuleerd. Dit archeologiebeleid is samengevat in drie elementen te weten: de beleidsnota, een archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart en een beleidsadvies, opgesteld door het adviesbureau BAAC.
De nota is gebaseerd op de uitgangspunten en principes van het Verdrag van Malta en gaat uit van behoud van het cultureel erfgoed in situ (op locatie en veiliggesteld in de bodem). Daarnaast gaat het beleid uit van het principe 'de verstoorder betaalt'. Het beleid krijgt vooral gestalte door de bescherming van archeologische waarden en verwachtingen via de Wet ruimtelijke ordening. Het bestemmingsplan vormt hierin het centrale instrument.
Bij een nieuwe ontwikkeling, waarbij het noodzakelijk is een bodem verstorende activiteit uit te voeren op een plaats waar archeologische waarden aanwezig zijn of verwacht worden, zal door de gemeente worden getoetst of aan die activiteit specifieke voorwaarden verbonden moeten worden. Dit geschiedt aan de hand van de Archeologische Monumentenzorgcyclus, die erop is gericht om kennis te verzamelen om vervolgens een afgewogen besluit te kunnen nemen over het al dan niet of onder voorwaarden toestaan van die bodemverstorende activiteit. Bij de verlening van omgevingsvergunningen kunnen dan voorschriften worden opgenomen over (bijvoorbeeld) aanpassingen van het bouwplan, archeologie- vriendelijk heien of het beperken van bodemingrepen.
Onderzoek
Archeologie
Het noordelijk deel van plangebied is gelegen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde. In het bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ is ter plaatse de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 2’ opgenomen. Ter plaatse van gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 2’ geldt dat bij bodemingrepen groter dan of gelijk aan 30 m2 en dieper dan 30 cm voorafgaand archeologische onderzoek noodzakelijk is.
Dit wijzigingsplan voorziet uitsluitend in een juridisch-planologische wijziging (wijziging agrarisch bouwvlak teneinde een toekomstige vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van een agrarisch bedrijf mogelijk te maken. Derhalve is het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk.
Ter bescherming van de archeologische waarden worden de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie - 2’ overgenomen in dit wijzigingsplan.
Cultuurhistorie
Ter bescherming van het cultuurhistorische waardevolle boerderijgebouw Bolgerijsekade 7 wordt de bouwaanduiding ‘karakteristiek’ met daaraan gekoppeld het vergunningstelsel voor sloop van het object overgenomen in dit wijzigingsplan.
Conclusie
Het plan ondervindt wat betreft archeologie en cultuurhistorie geen belemmeringen.

5.6 Watertoets

In het plangebied is Waterschap Rivierenland de waterkwantiteit- en waterkwaliteitsbeheerder, de vaarwegbeheerder, de beheerder van de primaire en secundaire waterkeringen, beheerder van de rioolwaterzuiveringsinstallaties en wegbeheerder van de wegen buiten de bebouwde kom, niet zijnde rijks- of provinciale wegen. De watertoets heeft als doel het voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
Beleidskader
Waterschapsbeleid
Met ingang van 27 november 2015 is het Waterbeheerprogramma 2016-2021 ‘Koers houden, kansen benutten’ bepalend voor het waterbeleid. Met dit programma blijft het Waterschap Rivierenland op koers om het rivierengebied veilig te houden tegen overstromingen, om voldoende en schoon water te hebben en om afvalwater effectief te zuiveren. De speerpunten hierin zijn:
  • Een veilig rivierengebied. Verbeteren en versterken dijken en boezem- kades. Met daarnaast oog voor oplossingen door een aangepast ruimtelijke inrichting en door risicobeheersing (bijv. evacuatie);
  • Anticiperen op klimaatveranderingen. Een robuust en ecologisch gezond watersysteem dat voldoende water van goede kwaliteit biedt aan landbouw, natuur, stedelijk gebied en recreatie;
  • Het duurzaam en doelmatig zuiveren van afvalwater door o.a. centralisatie van zuiveringen en van slibverwerkingen.
Verordening ‘de Keur’
Het Waterschap Rivierenland heeft als regelgeving haar verordening de Keur. Deze verordening is bedoeld om watergangen, wateren, onderhoudspaden, kaden en dijken te beschermen tegen beschadiging. In de verordening de Keur is geregeld dat langs A- en B-waterlopen een beschermingszone in acht dient te worden genomen. De beschermingszone is een obstakelvrije onderhoudsstrook die in de legger is aangewezen. Met deze zone wordt handmatig en/of machinaal onderhoud van de watergang vanaf de kant mogelijk gemaakt. Binnen de beschermingszone van een A- of B-watergang mogen niet zonder toestemming van het Waterschap Rivierenland werkzaamheden plaatsvinden die schade kunnen aanbrengen aan de watergang. Voor een A-watergang geldt in de Alblasserwaard een beschermingszone van 5 meter en voor een B-watergang 1 meter. Werkzaamheden in de watergang of de bijbehorende beschermingszone zijn vergunning- en of meldingsplichtig, omdat deze invloed hebben op de water- aan- en afvoer, de waterberging of het onderhoud. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Het onderhoud en de toestand van de waterlopen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Onderzoek
Voor het plan is de digitale watertoets doorlopen (dossiercode 20200514-9-23297). De uitkomst van de digitale watertoets is dat het Waterschap Rivierenland geen bezwaar heeft tegen dit plan. Het plan betreft uitsluitend een juridisch-planologische wijziging (wijziging bouwvlak). Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.
In het kader van de omgevingsvergunning voor de realisatie van meer stalcapaciteit en opslagruimte zal rekening moeten worden gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap.
Watergangen
In geval er sprake is van ingrepen aan de bestaande watergangen dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Rivierenland. Eventuele dempingen van watergangen dienen voor 100% te worden gecompenseerd binnen hetzelfde peilgebied.
Peilgebied
Het plangebied is gelegen binnen het peilgebied VHL420. Het peilgebied heeft een zomer- en winterpeil van -0,42 en -0,55 m NAP. Ten aanzien van de drooglegging geldt voor het maaiveld een drooglegging van 0,7 meter, voor het straatpeil een drooglegging van 1,0 meter en voor het bouwpeil een drooglegging van 1,3 meter. Voldoende drooglegging is nodig om grondwateroverlast te voorkomen.
afbeelding
Afbeelding 11: Uitsnede Peilgebiedenkaart
Waterberging en compensatie
Het realiseren van nieuwbouw op niet verharde grond heeft effecten voor de waterhuishouding. De mogelijkheden van afkoppelen dienen zoveel mogelijk benut te worden. Schoon dak- en terreinwater (mits geen uitlogende materialen worden toegepast) kan direct naar het oppervlaktewater afgevoerd worden, om belasting van de afvalwaterzuivering te verminderen. Indien er een toename van het bestaande verhard oppervlak (bebouwing, bestrating, e.d.) plaats vindt, dient compensatie in het kader van waterberging plaats te vinden. Voor gebieden in
het landelijk gebied is compensatie noodzakelijk indien het verhard oppervlak toeneemt. Om te bereken welke hoeveelheid watercompensatie noodzakelijk is heeft het Waterschap Rivierenland voor dit gebied de stelregel dat er 436 m3 waterberging moet worden gerealiseerd bij een toename van het verhard oppervlak van 10.000 m2. Eventueel kan gebruik worden gemaakt van een eenmalige vrijstelling voor particulieren wanneer deze nog niet eerder is benut. In het landelijk gebied geldt een eenmalige particuliere vrijstelling van 1.500 m2.
In geval er per saldo geen sprake is van een toename aan verharding en/of een toename minder dan 1.500 m2 zijn er voor de schaalvergroting geen watercompenserende maatregelen, tenzij al eerder gebruik is gemaakt van de particuliere vrijstelling. Voor de realisatie van watercompenserende maatregelen dient een watervergunning te worden aangevraagd bij het Waterschap Rivierenland.
Hemelwater- en vuilwaterafvoer (riolering)
Conform de Leidraad Riolering en het waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
  • Het gebruiken van het hemelwater;
  • Het opvangen van het hemelwater op een vegetatiedak;
  • Het infiltreren van het hemelwater zonder overloop;
  • Het infiltreren van hemelwater met overloop naar oppervlaktewater;
  • Het afvoeren van het hemelwater naar het oppervlaktewater;
  • Het afvoeren van het hemelwater naar rioolwaterzuiveringsinstallatie.
Het beleid van het Waterschap Rivierenland is erop gericht om hemelwater van dak- en wegoppervlakken af te koppelen van de riolering en af te voeren naar het oppervlaktewater. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem geldt een verbod op het toepassen van zink, lood, koper en PAK's-houdende bouwmaterialen. Met de inwerkingtreding van het Besluit lozen buiten inrichtingen per 1 juli 2011, worden door het waterschap geen voorschriften meer gesteld voor het zuiveren van afvloeiend hemelwater. Conform artikel 3.3 en 3.4 van dit besluit is het lozen van hemelwater op het oppervlaktewater toegestaan. Indien schoon hemelwater vervuild wordt door het oppervlak waar het over afstroomt kan maatwerk mogelijk blijven.
In de directe omgeving van het plangebied is voldoende oppervlaktewater aanwezig om het hemelwater naar af te voeren.
Vuil water kan worden afgevoerd via het bestaande gescheiden rioleringsstelsel (DWA). Het rioleringsstelsel valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Vijfheerenlanden. Ten westen van het plangebied is op ca. 70 meter een rioolwaterpersleiding gelegen van het Waterschap Rivierenland.
Waterkering
Het plangebied is niet gelegen in de kern- en/of beschermingszone van een regionale of primaire waterkering.
Wegbeheer
Buiten de bebouwde kom is het Waterschap Rivierenland verantwoordelijk voor het beheer van de wegen. Het plangebied grenst aan de Bolgerijsekade. Ter plaatse is deze weg in beheer van het waterschap Rivierenland. Ten behoeve van het plan worden geen nieuwe in- en uitrit gerealiseerd en/of in- en uitritten gewijzigd. Derhalve is het aanvragen van een watervergunning niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van dit plan wordt rekening gehouden met de weg.
Conclusie
Het plan betreft uitsluitend een juridisch-planologische wijziging (wijziging bouwvlak). Er vindt geen aanpassing van bebouwing of ruimte plaats. Waterschap Rivierenland heeft geen bezwaar tegen dit plan. Het plan hoeft in het kader van de watertoets niet meer voorgelegd te worden aan Waterschap Rivierenland.
In het kader van de omgevingsvergunning voor de realisatie van meer stalcapaciteit en opslagruimte zal rekening moeten worden gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap Rivierenland.

5.7 Flora En Fauna

Beleidskader
Bij ruimtelijke ingrepen moet rekening worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Voor wat soortenbescherming betreft is de Wet Natuurbescherming toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.
Onderzoek
Soortenbescherming
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een ecologische quickscan uitgevoerd. De conclusie uit dit onderzoek luidt: ‘De planlocatie heeft geen essentiële betekenis voor beschermde soorten. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels welke niet beschermd zijn (behoudens de Algemene zorgplicht) onder de Wet natuurbescherming.’
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van een beschermd gebied en/of locatie betreffende: Natura 2000 en het Natuurnetwerk Nederland. Op een afstand van circa 4,9 km ligt het Natura 2000-gebied ‘Lingegebied en Diefdijk-Zuid’ (afbeelding 12). Op een afstand van circa 180 m ligt het Natuurnetwerk (afbeelding 13).
afbeelding
Afbeelding 12: Plangebied in relatie tot Natura 2000- gebieden
afbeelding
Afbeelding 13: Plangebied in relatie tot Natuurnetwerk Nederland
Ondanks dat de beoogde ontwikkeling buiten een beschermd gebied uitgevoerd wordt, kunnen er nog steeds effecten optreden. Voor een aantal effecten (trillingen, geluid, optische verstoring etc.) geldt dat de afstand tot de omliggende Natura 2000-gebieden per definitie te groot is. Ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland geldt dat externe werking geen toetsingskader is.
Een toename in stikstofdepositie kan een negatief effect sorteren op kwetsbare en gevoelige habitattypen. Ondanks de beperkte afstand (4,9 km) tussen het plangebied en het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is, vanwege de zeer beperkte omvang van de ontwikkeling, op voorhand uit te sluiten dat er sprake is van een verhoging van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige habitattypen binnen Natura 2000-gebieden. De aantallen (jong)vee zijn opgenomen in de milieuvergunning / vergunning Wet natuurbescherming voor de locatie Bolgerijsekade 7 Vianen (zie bijlage). Een berekening middels de AERIUS Calculator kan derhalve achterwege blijven.
Houtopstanden
Op de planlocatie zijn geen houtopstanden aanwezig waarvoor bij kap een meldingsplicht geldt in het kader van de Wet natuurbescherming.
Conclusie
Het plan leidt niet tot overtreding van de Wet natuurbescherming. Het plan heeft geen nadelige gevolgen heeft voor Natuurnetwerk Nederland en Natura-2000-gebieden.

5.8 Externe Veiligheid

Beleidskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
  • Bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • Vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon overlijdt door een ongeval met een risicobron, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) onbeschermd op een bepaalde plaats in de buurt van die risicobron zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Binnen de contour van PR=10-6 per jaar mogen zich geen kwetsbare objecten (objecten als gebouwen of terreinen waar zich veel mensen of waar zich beperkt zelfredzame mensen bevinden) en bij voorkeur ook geen beperkt kwetsbare objecten (objecten of terreinen waar zich een beperkt aantal mensen bevinden). Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal 10 personen overlijdt als direct gevolg van een ongeval met een risicobron. Voor het groepsrisico geldt geen normering. Er is wel een zogenaamde oriëntatiewaarde vastgesteld. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Onderzoek
Risicovolle inrichtingen
Volgens de risicokaart bevinden zich in de omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen en/of Bevi-inrichtingen.
afbeelding
Afbeelding 14: Uitsnede risicokaart
Buisleidingen
Volgens de risicokaart bevindt zich ten noorden van het plangebied een defensieleiding (4364-P11_2) met een uitwendige diameter van 168,28 mm en een werkdruk van 80,0 bar. De buisleiding heeft een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6) van 0 meter. De afstand van de defensieleiding tot het plangebied bedraagt minimaal 530 meter. Het groepsrisico hoeft derhalve niet worden bepaald en verantwoord.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg
Ten westen van het plangebied ligt de A27, die onderdeel is van het Basisnet Weg voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De A27 is gelegen op circa 100 meter van het plangebied en valt daarmee buiten de veiligheidszone voor het dichtstbijzijnde wegvak Z128 (16 meter), de PR 10-6 per jaar contour voor het dichtstbijzijnde wegvak Z128 (géén PR 10-6 per jaar contour), PR 10-7 per jaar contour voor het dichtstbijzijnde wegvak Z128 (géén PR 10-7 per jaar contour) en het PAG (30 meter). Het plaatsgebonden risico is daarom geen belemmering voor het plan.
Groepsrisico
Artikel 8 schrijft voor dat indien het plan gelegen is binnen een afstand van 200 meter vanaf een transportroute, er een verantwoording van het groepsrisico moet plaatsvinden. Deze kan achterwege blijven indien wordt aangetoond dat het groepsrisico met niet meer dan 10% toeneemt en de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Een vergroting van de stalcapaciteit en opslagruimte van een agrarisch bedrijf zal niet leiden tot een verhoging van het groepsrisico van meer dan 10%.
Artikel 7 van het Bevt schrijft voor dat in de toelichting bij een wijzigingsplan, voor zover het gebied waarop dat plan of die vergunning betrekking heeft binnen het invloedsgebied ligt van een weg, spoorweg of binnenwater waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd, in elk geval ingegaan op:
  • De mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp op die weg, spoorweg of dat binnenwater, en
  • Voor zover dat plan of die vergunning betrekking heeft op nog niet aanwezige kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten: de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien zich op die weg, spoorweg of dat binnenwater een ramp voordoet.
Er is geen sprake van toevoeging van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten. In geval van een ramp op de A27 heeft men de mogelijkheid om via de ontsluiting van het perceel en omliggende wegen te vluchten. Gezien de grote afstand tot de A27 heeft men voldoende tijd om te vluchten. In geval van een gifwolk is men veilig in de bedrijfswoning als men de ramen en deuren sluit en de ventilatie uitzet. Tenslotte hebben de hulpdiensten voldoende ruimte om de ramp te bestrijden en de gevaarlijke stoffen op te ruimen.
Transport gevaarlijke stoffen over het spoor
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen aanwezig.
Transport gevaarlijke stoffen over het water
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen voor beroepsvaart relevante vaarwegen gelegen.
Conclusie
Het plan ondervindt wat betreft externe veiligheid geen belemmeringen.

5.9 Luchtkwaliteit

Beleidskader
Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer moeten bij het nemen van dit besluit de gevolgen voor de luchtkwaliteit in acht worden genomen. De Europese Unie heeft luchtkwaliteitsnormen vastgesteld, die tot doel hebben mens en milieu tegen de negatieve effecten van luchtverontreiniging te beschermen. Nederland heeft deze luchtkwaliteitsnormen opgenomen in de nationale wetgeving. De Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtkwaliteit in de buitenlucht vloeit voort uit titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm). Deze wet heeft als doel dat bij toekomstige ontwikkelingen de grenswaarden zoals in de wet gesteld (grenswaarde voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen) niet worden overschreden. Voor de ruimtelijke ordening van onderhavig plan zijn met name stikstofdioxide en fijnstof relevant. De grenswaarden die de wet hieraan stelt, bedragen:
Tabel 2: Grenswaarden luchtkwaliteit
Stof Toetsing van Grenswaarde Geldig
Stikstofdioxide (NO2)
Jaargemiddelde concentratie
40 μg/m3
Vanaf jan. 2015
Fijnstof (PM10)
Jaargemiddelde concentratie
40 μg/m3
Vanaf 11 juni 2011
24-uurgemiddelde concentratie
Max 35 keer p.j. meer dan 50 μg/m3
Vanaf 11 juni 2011
Fijnstof (PM2,5)
24-uurgemiddelde concentratie
25 μg/m3
Vanaf jan. 2015
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) hanteren advieswaarden voor fijnstof (PM10) van 20 microgram per kuub, en 10 microgram per kuub voor PM2,5 wat lager ligt dan de wettelijke grenswaarden. Pas als aan deze waarden wordt voldaan kan vanuit een goede motivering worden gesproken over acceptabele concentraties en goed woon- een leefklimaat.
Onderzoek
Voor de omgeving van het plangebied geeft de NSL-monitoring (2019) het volgende overzicht:
  • Een stikstofconcentratie tussen 29,2 μg NO2/m3;
  • Een fijnstofconcentratie tussen 20,6 μg PM10/m3;
  • Een fijnstofconcentratie tussen 12,7 μg PM2,5/m3;
Voor het jaar 2030 geeft dezelfde NSL-monitoring het volgende overzicht met betrekking tot fijnstof voor het plangebied:
  • Een fijnstofconcentratie van 15,0 μg/m3 PM10;
  • Een fijnstofconcentratie van 8,7 μg/m3 PM2,5.
Op basis van bovenstaande kan dus worden geconstateerd dat ten aanzien van de luchtkwaliteit aan alle grenswaarden wordt voldaan. Gesteld kan worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM)
Om de toetsing van kleinschalige plannen ten aanzien van de luchtkwaliteit overzichtelijk te houden heeft de wetgever het Besluit Niet In Betekenende Mate (NIBM) vastgesteld. In dit besluit is vastgelegd in welke gevallen de planontwikkeling niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In het Besluit NIBM en de bijbehorende regeling is bepaald in welke gevallen een project vanwege de beperkte gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij zijn twee situaties te onderscheiden:
  • Een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10;
  • Een project valt in de categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg of niet meer dan 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.
Het plan valt in het besluit NIBM (gevallen die niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit <3%).
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect luchtkwaliteit de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.10 Technische Infrastructuur

Beleidskader
Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden.
Onderzoek
Ten westen van het plangebied is op ca. 70 meter een rioolwaterpersleiding gelegen. De uitbreiding van het agrarisch bouwvlak vindt niet plaats in de richting van deze rioolwaterpersleiding. Er wordt derhalve geconcludeerd dat het aspect kabels en leidingen geen belemmeringen oplevert voor de uitvoering van het plan.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat het aspect kabels en leidingen de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

5.11 Molenbiotoop

Beleidskader
In het buitengebied van de gemeente Vijfheerenlanden zijn meerdere molens gelegen. In het gebied rondom deze molens is een molenbiotoop vastgesteld met een straal van 400 meter vanuit het middelpunt van de molen.
Richtlijnen t.a.v. molens in ruimtelijke planvorming
  1. Binnen een straal van 100 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht hoger dan het onderste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  2. Binnen de straal van 100 tot 400 m, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
Onderzoek
Het plangebied is niet gelegen in een beschermingszone van een molenbiotoop. Het plan leidt daarmee niet tot een beperking van de windvang van een molen.
Conclusie
Het plan heeft geen negatieve invloed op de windvang van een molen.

6 Juridische Planopzet

6.1 Inleiding

Het wijzigingsplan ‘Vianen, Bolgerijsekade 7’ bestaat uit drie delen de verbeelding en regels, vergezeld van een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het wijzigingsplan. De verbeelding heeft de rol van visualisering van de bestemmingen. De regels regelen de gebruiksmogelijkheden van de gronden, de bouwmogelijkheden en de gebruiksmogelijkheden van de aanwezige en/of op te richten bebouwing. De toelichting heeft weliswaar geen bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het wijzigingsplan en bij de uitleg van de verbeelding en regels.
In dit hoofdstuk wordt de systematiek van de regels uiteengezet en wordt een uitleg per bestemming gegeven. De systematiek van het wijzigingsplan sluit aan bij de gestandaardiseerde opbouw uit de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het voorliggende wijzigingsplan ‘Vianen, Bolgerijsekade 7’ is conform de landelijke RO-standaard (2012) opgesteld. Het plan voldoet daarmee aan de digitale verplichting.

6.2 Systematiek Van De Regels

Voor wat betreft de regels van het wijzigingsplan ‘Vianen, Bolgerijsekade 7’ is aansluiting gezocht bij het vigerende bestemmingsplan ‘Vianen, Landelijk Gebied’ (identificatiecode: NL.IMRO.0620.bp0001-VG01). De regels bestaan uit vier hoofdstukken, waarin achtereenvolgens de inleidende regels, de bestemmingsregels, de algemene regels en de overgangs- en slotregels aan de orde komen.

6.3 Bestemmingen

Agrarisch met waarden - Landschap
Het perceel Bolgerijsekade 7 Vianen behoudt de bestemming ‘Agrarisch met waarden - Landschap’. Dit wijzigingsplan voorziet uitsluitend in een wijziging van het agrarisch bouwvlak teneinde een toekomstige uitbreiding van het agrarisch bedrijf.
Waarde – Archeologie - 2
Ter bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden blijft op het noordelijke deel van het plangebied de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ ongewijzigd.

6.4 Aanduidingen

  • Bouwvlak;
  • Bouwaanduiding ‘karakteristiek’;
  • Gebiedsaanduiding ‘geluidzone – weg’.

7 Economische Uitvoerbaarheid

Vanwege het private initiatief komt het onderzoek naar de economische uitvoerbaarheid van het plan, voor verantwoordelijkheid van de opdrachtgever, welke aangeeft dat de financiële haalbaarheid gewaarborgd is. Ter zekerheid voor de gemeente is een overeenkomst met de initiatiefnemer getekend, waarin onder andere is geregeld dat eventuele planschade voor rekening van de initiatiefnemer komt.
Conclusie
Op basis van het vorenstaande kan worden vastgesteld dat de economische uitvoerbaarheid gewaarborgd is.

8 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op de voorbereiding van een ruimtelijke procedure is afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

8.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) artikel 3.1.1 geeft aan dat de gemeente Vijfheerenlanden bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met haar overlegpartners. In het kader van het vooroverleg is het plan afgestemd met de overlegpartners.

8.2 Zienswijzen

Het ontwerp-wijzigingsplan en bijbehorende stukken hebben vanaf vrijdag 11 september 2020 tot en met donderdag 22 oktober 2020, gedurende zes weken ter inzage gelegen. Er zijn géén zienswijzen ingediend.

Bijlagen Bij Toelichting - 1

Situatietekeningen

Bijlagen Bij Toelichting - 2

Ecologische quickscan

Bijlagen Bij Toelichting - 3

Digitale watertoets

Bijlagen Bij Toelichting - 4

Historisch bodemonderzoek

Bijlagen Bij Toelichting - 5

Wnb-vergunning