KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 4 Wonen - 1
Artikel 5 Wonen - 2
Artikel 6 Wonen - 3
Artikel 7 Leiding - Olie
Artikel 8 Leiding - Riool
Artikel 9 Waarde - Archeologie 1
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
Artikel 11 Waarde - Archeologie 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 12 Anti-dubbeltelregel
Artikel 13 Algemene Bouwregels
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 18 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
Artikel 20 Slotregel
Bijlagen Bij Regels
Bijlage 1 Kavelpaspoorten Vrijstaande Woningen Alcazar
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Situering
1.2 Aanleiding En Doelstelling
1.3 Het Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied En Bouwplan
2.1 Inleiding
2.2 Ligging Plangebied
2.3 Huidige Situatie
2.4 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskaders
3.1 Inleiding
3.2 Rijksbeleid
3.3 Provinciaal Beleid
3.4 Regionaal En Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Bodem
4.3 Cultuurhistorie
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Flora En Fauna
4.6 Geluid
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Milieuzonering
4.9 Verkeer En Parkeren
4.10 Water
4.11 Besluit Milieueffectrapportage
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Juridische Planopzet
5.2 Bestemmingswijzer
5.3 Plantoetsing En Handhaving
Hoofdstuk 6 Uitvoering
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Vooroverleg
6.4 Zienswijzen
Bijlagen Bij Toelichting
Bijlage 1 Kavelpaspoorten Vrijstaande Woningen Alcazar
Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek (Baac)
Bijlage 3 Resultaten Bodemonderzoek (Incl. Asbest) (Tauw)
Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Aardgasleiding (Prevent Adviesgroep)
Bijlage 5 Groepsrisicoberekening K1-leiding (Prevent Adviesgroep)
Bijlage 6 Adviesrapport Omgevingsveililgheid (Veiligheidsregio Zhz)
Bijlage 7 Quickscan Ecologie (Buijs Eco Consult B.v.)
Bijlage 8 Nader Vleermuizen Onderzoek (Buijs Eco Consult B.v.)
Bijlage 9 Aerius-berekening (Mees Ruimte & Milieu)
Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Bedrijvigheid (Alcedo)
Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai (Alcedo)
Bijlage 12 Ontwerpbesluit Hogere Waarden
Bijlage 13 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.
Omgevingsvergunning
Bijlage 14 Omgevingsvergunning

Project Herontwikkeling Alcazar

Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard

Vastgesteld op 07-06-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Project Herontwikkeling Alcazar met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01 met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 aaneengebouwde woning

een woning die deel uitmaakt van een aaneengebouwde rij van woningen.

1.8 aan huis gebonden beroep

het door de bewoner in een woning of daarbij behorend bijgebouw uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, met een ruimtelijke uitstraling welke in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

1.10 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische sporen en relicten.

1.12 archeologisch waardevol gebied

gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 begane grondlaag

de eerste bouwlaag van een gebouw.

1.15 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo)

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een (dienstverlenend) bedrijf, een dienstverlenende instelling, of voor een aan huis verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 bijbehorend bouwwerk

een uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.19 bijgebouw

een vrijstaand gebouw, dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.20 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grondlaag en met uitsluiting van onderbouw en kap(verdieping).

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.25 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.27 coffeeshop

een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van softdrugs.

1.28 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.30 evenement

evenement, voor zover deze ruimtelijk relevant is, dat wil zeggen meerdaags en regelmatig terugkerend van aard is.

1.31 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.32 geluidgevoelig object

een geluidgevoelig object als bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.33 gestapelde woning

een woning in een woongebouw.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.35 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.36 overig dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende voorziening

een dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende voorziening dat/die geen kantoor is.

1.37 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.38 parkeergelegenheid

elke al dan niet overdekte stallinggelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.39 patiowoning

een woning waarbij de (bepalende) buitenruimte is ingesloten door de bouwmassa van de woning, de aangrenzende woning(en) en/of muren.

1.40 peil

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van aansluitende, afgewerkte terrein bij voltooiing van de bouw;


Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.41 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.42 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden; onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan:

  • een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon,
  • een seksbioscoop,
  • seksautomatenhal, seksclub of parenclub,

al dan niet in combinatie met elkaar of in combinatie met een sekswinkel.

1.43 twee-aaneen woning

een woning waarvan het hoofdgebouw een geheel vormt met het hoofdgebouw van één andere woning en waarbij gebruik gemaakt wordt van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

1.44 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.45 verblijfsgebied

het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen.

1.46 voorerf

gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen.

1.47 voorgevel

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.48 vrijstaande woning

een woning waarvan het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw.

1.49 woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één of meerdere huishouden(s) of een niet als huishouden samenwonende groep van personen.

1.50 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als één eenheid beschouwd kan worden.

1.51 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

1.52 zijdelingse bouwperceelsgrens

een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk waar die afstand het kortst is.

2.2 bebouwd oppervlak van een bouwperceel

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen.

2.3 bedrijfsvloeroppervlakte

binnenwerks op de vloer van de ruimten die worden of kunnen worden gebruikt voor bedrijfsactiviteiten.

2.4 (bouw)hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.10 ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  3. c. (ondergrondse) vuilopslag;
  4. d. nutsvoorzieningen;
  5. e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterbergingen en waterlopen;
  6. f. ter plaatse van de aanduiding 'openbare parkeervoorzieningen', uitsluitend voorzieningen ten behoeve van openbaar parkeren;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;


met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. (ondergrondse) vuilopslag;
  4. f. wegen, paden en verblijfsgebieden;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. water met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, vlonders en oeverbeschoeiingen;
  8. j. speelvoorzieningen en kunstobjecten.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Wonen - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;


met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. (ondergrondse) vuilopslag;
  4. f. wegen, paden en verblijfsgebieden;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen;
  7. i. water met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, vlonders en oeverbeschoeiingen;
  8. j. speelvoorzieningen en kunstobjecten.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 6 Wonen - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen-3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. de uitoefening van beroepen aan huis in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het vloeroppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 45 m²;


met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals:

  1. c. tuinen en erven;
  2. d. nutsvoorzieningen;
  3. e. (ondergrondse) vuilopslag;
  4. f. wegen, paden en verblijfsgebieden;
  5. g. parkeervoorzieningen;
  6. h. groenvoorzieningen
  7. i. water met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, vlonders en oeverbeschoeiingen;
  8. j. speelvoorzieningen en kunstobjecten.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van de verkeersveiligheid en parkeergelegenheid;
  4. d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  5. e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Artikel 7 Leiding - Olie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse pijpleiding voor het transport van aardolieproducten met een diameter van ten hoogste 24 inch en een druk van ten hoogste 62 bar en met de daarbij behorende belemmerde strook van 5 m ter weerszijden van de leiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - olie 1';
  2. b. het beheer en onderhoud van de leiding;


met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Leiding - Riool

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  1. a. een ondergrondse rioolpersleiding, ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - riool';
  2. b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

8.2 Bouwregels

8.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de leidingbeheerder.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

9.3 Afwijken van de bouwregels

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

10.2 Bouwregels

10.3 Afwijken van de bouwregels

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

10.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijke te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

11.3 Afwijken van de bouwregels

11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

11.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijke te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene Bouwregels

13.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, alsmede tot gestapelde woningen behorende buitenruimten in de vorm van terrassen, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

13.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen gebouwen, met inachtneming van de archeologische waarden ter plaatse, gelden de volgende bepalingen:

  1. a. de ondergrondse ruimte mag uitsluitend vanuit de binnenzijde van het gebouw waaronder het wordt gerealiseerd, toegankelijk zijn;
  2. b. de bouw van de ondergrondse ruimte behorende bij en dienstbaar aan de woning is toelaatbaar voor zover zich in het bouwvlak een woning bevindt;
  3. c. het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar direct onder de woning waarbij de ondergrondse ruimte niet voorbij de buitenmuren van de woning komen;
  4. d. de ondergrondse ruimte bestaat uit ten hoogste één bouwlaag;
  5. e. de inhoud van ondergrondse ruimten worden niet meegerekend bij de maximale inhoudsmaat van de woning;
  6. f. het kunstmatig verhogen van het peil rond de woning is niet toegestaan.
  7. g. de bouw van ondergrondse ruimten ten behoeve van vuilopslag bedoeld voor meerdere huishoudens is, in tegenstelling tot artikel 13.2 onder a t/m c, eveneens toelaatbaar buiten het bouwvlak van een woning.

Artikel 14 Algemene Gebruiksregels

14.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:

    1. a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    2. b. en gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
    4. d. een coffeeshop, growshop, smartshop of daarmee vergelijkbaar bedrijf.

14.2 Strijdig gebruik externe veiligheid

Het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen overeenkomstig Artikel 4, 5, en 6 is uitsluitend toegestaan, als ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidzone - leidingenstrook' een maatregel tot het opvangen van eventueel vrijkomende K1-vloeistof wordt getroffen en in stand gehouden.

Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels

15.1 Aanduiding 'Veiligheidszone - bevb'

  1. a. Op de gronden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevb' mogen geen kwetsbare objecten worden gesitueerd.
  2. b. Burgemeester en wethouders kunnen, bij wijziging of opheffing van de in artikel 15.1 onder a bedoelde veiligheidszone, het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van het wijzigen of verwijderen van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-bevb’ op de verbeelding.

15.2 Aanduiding 'Veiligheidszone - leidingstrook'

  1. a. De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leidingstrook' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een buisleidingenstrook.
  2. b. In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 15.2 onder a bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.
  3. c. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 15.2 onder b, voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels

16.1 Afwijking bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  5. e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

16.2 Voorwaarden omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 16.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 18 Overige Regels

18.1 Parkeren

18.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of werkzaamheden

  1. 1. Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Wonen-3', open water te dempen;
  2. 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 18.2, eerste lid, wordt slechts verleend indien compenserende waterberging is aangelegd en in stand wordt gehouden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 19 Overgangsrecht

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  1. b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 19.1, onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  2. c. Lid 19.1, onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

19.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 19.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Lid 19.2, onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 20 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Project Herontwikkeling Alcazar van de gemeente Hoeksche Waard.

Bijlagen Bij Regels

Bijlage 1 Kavelpaspoorten Vrijstaande Woningen Alcazar

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend (postzegel) bestemmingsplan biedt een actueel planologisch kader voor "Project Herontwikkeling Alcazar". Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 67 woningen ter plaatse van het plangebied ter hoogte van de Groeneweg 16 te Puttershoek mogelijk.

1.1 Situering

Het plangebied is gelegen aan de Groeneweg 16 te Puttershoek (gemeente Hoeksche Waard). Het plangebied bestaat uit twee delen, respectievelijk ten noorden en ten zuiden van de Groeneweg. De locatie bevindt zich aan de westzijde van het dorp Puttershoek (zie figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0001.png"

Figuur 1.1: Ligging plangebied in Puttershoek, plangebied bij benadering rood omlijnd (bron luchtfoto: PDOK)

1.2 Aanleiding En Doelstelling

Ter plaatse van het plangebied zijn vier vigerende bestemmingsplannen relevant:

  • Het bestemmingsplan “Puttershoek” (onherroepelijk, vastgesteld 11-04-2013) van gemeente Binnenmaas (opgegaan in gemeente Hoeksche Waard).
  • Het bestemmingsplan “Groeneweg 16 en 18 te Puttershoek (2014)” (onherroepelijk, vastgesteld 10-07-2014) van gemeente Binnenmaas.
  • Het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Puttershoek” (onherroepelijk, vastgesteld 08-11-2018) van de gemeente Binnenmaas.
  • Het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Binnenmaas" (onherroepelijk, vastgesteld 2013-12-24) van de gemeente Binnenmaas.

Figuur 1.2 toont de vigerende bestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0002.png"

Figuur 1.2: Vigerende bestemmingen, plangebied bij benadering rood omlijnd (bron: PDOK)

De gronden ten noorden van de Groeneweg zijn bestemd voor 'Horeca', 'Bedrijf' (nutsvoorziening), 'Wonen', 'Groen', 'Water'. Er geldt binnen de horecabestemming een bouwvlak waarbinnen gebouwd mag worden ten behoeve van horeca t/m categorie 5 en met een maximale goothoogte van 6 meter.

De gronden ten zuiden van de Groeneweg zijn bestemd voor 'Verkeer' met een functieaanduiding 'parkeerterrein'. Hier geldt deels een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leidingstrook', een dubbelbestemming 'leiding - olie' en figuur 'hartlijn leiding - olie 1'.

Tevens gelden in het plangebied dubbelbestemmingen voor archeologische waarden ('Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1', 'Waarde - Archeologie – 2' en 'Waarde - Archeologie – 3'). Tot slot is een aanduiding met 'geluidzone - industrie' opgenomen, alsmede een aanduiding 'geluidzone vervallen', waardoor de gronden niet langer mede bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte rondom het bedrijventerrein en daardoor voor voorliggende beoogde ontwikkeling niet relevant.

In het deelgebied ten noorden van de Groeneweg is woningbouw beoogd. Het beoogde initiatief past niet binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen, voor wat betreft het noordelijk deel. De gronden zijn momenteel voorzien van de bestemmingen waarbinnen de functie wonen grotendeels niet is toegestaan en bovendien zijn de bouwvlakken niet passend bij de beoogde verkaveling.

In het deel ten zuiden van de Groeneweg zijn parkeervoorzieningen beoogd. Voor dit deel geldt dat het beoogde parkeerterrein reeds past binnen de kaders van de vigerende bestemmingsplannen. Echter is de ter plaatse opgenomen functieaanduiding 'parkeerterrein' niet meer actueel. Deze dient derhalve wegbestemd te worden. Dit deel van het plangebied wordt voorzien van een actuele aanduiding en is verder conserverend opgenomen (dit deel van het plangebied wordt op niet relevante onderdelen dan ook buiten beschouwing gelaten).

Geconcludeerd wordt dat vanwege de geconstateerde strijdigheid (noordelijk deelgebied) en de wens om de verouderde functieaanduiding te herbestemmen (zuidelijk deelgebied), een bestemmingsplanwijziging vereist is. Onderhavig (postzegel) bestemmingsplan biedt het planologisch kader om de ontwikkeling mogelijk te maken.

Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een eenduidige en uniforme juridische regeling voor het toegestane gebruik en de toegestane bebouwing binnen het plangebied. Hierbij wordt gestreefd naar enige ontwerpflexibiliteit, waarbij de rechtszekerheid van omwonenden en overig betrokkenen in acht worden genomen.

1.3 Het Bestemmingsplan

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van woningen mogelijk. Dit bestemmingsplan is gebaseerd op de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012). Het bestemmingsplan bestaat uit de volgende stukken:

  • Verbeelding (plankaart);
  • Regels;
  • Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting.


Dit bestemmingsplan heeft het karakter van een globaal bestemmingsplan, waarin enige ontwerpflexibiliteit is opgenomen.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting omvat een omschrijving op hoofdlijnen van het plangebied en het plan (hoofdstuk 2). Tevens wordt het relevante beleid voor het plangebied (hoofdstuk 3) en een omschrijving van de verschillende omgevingsaspecten (hoofdstuk 4) gegeven. In hoofdstuk 5 volgt een juridische toelichting. Hoofdstuk 6 omvat de uitvoerbaarheid, met aandacht voor de aspecten economische uitvoerbaarheid, planschade, maatschappelijke uitvoerbaarheid, uitkomsten van het vooroverleg (ex artikel 3.1.1 Bro) en de zienswijzenprocedure.

Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied En Bouwplan

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt het plangebied en het (bouw)plan beschreven.

2.2 Ligging Plangebied

Figuur 2.1 toont een luchtfoto met daarop het plangebied (bij benadering) aangegeven. Voor de exacte begrenzing van het plangebied wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

Het plangebied wordt doorkruist door de Groeneweg. Het omsluit een woning (met adres Groeneweg 18) en grotendeels de daarbij behorende siertuin. Het plangebied als geheel wordt verder globaal omgeven door:

  • de Biezenvijver aan de noordzijde;
  • een groenstrook met smalle watergang en daarachter kantoren aan de noordoostzijde;
  • agrarische gronden aan de oostzijde en zuidzijde;
  • agrarische gronden en een bedrijf aan de zuidwestzijde;
  • een woongebied en groenzone met water, met verderop maatschappelijke voorzieningen, aan de noordwestzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0003.png"

Figuur 2.1: Plangebied en omgeving, plangebied bij benadering rood omlijnd (bron luchtfoto: PDOK 2018)

Figuur 2.2 toont de kadastrale verkaveling. Kadastraal is het noordelijk deel van het plangebied bekend als: gemeentecode PTH01, sectie D, perceelnummer 727, 980, 2271, 2277, 2278, 2279 (geheel) en delen van 46, 981, 982, 2167, 2272, 2273, 2274, 2275, 2276 (gedeeltelijk).

Het zuidelijk deel van het plangebied is bekend als: gemeentecode MHR00, sectie F, perceelnummer 534.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0004.png"

Figuur 2.2: Kadastrale verkaveling plangebied, plangebied bij benadering rood gemarkeerd (bron: cadastral boundary)

2.3 Huidige Situatie

Het zuidelijk deel van het plangebied is momenteel reeds in gebruik als verhard parkeerterrein.

Het noordelijk deel van het plangebied is momenteel deels bebouwd (zie ook het eerdere figuur 2.1), ter plaatse is het evenementencomplex Alcazar Events gevestigd op het adres Groeneweg 16. Dit complex biedt mogelijkheden om events, feesten en partijen te organiseren. Zo wordt het complex gedeeltelijk of geheel verhuurd voor bedrijfsfeesten, huwelijken, BBQ's, vergaderingen of andere activiteiten. Het complex bestaat uit verschillende 'afdelingen', onder meer: restaurant, music hall en diverse cafés in uiteenlopende themastijlen (aprés-ski, oosters, Cubaans, cowboy, etc).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0005.png"

Figuur 2.3: Een bestaand gebouw van het evenementencomplex, gezien vanaf de Groeneweg (bron: Google Maps Streetview, geraadpleegd 24 juni 2019)

De overige gronden in het noordelijk deel van het plangebied betreffen verhard (parkeer)terrein t.b.v. het evenementencomplex, groenvoorzieningen en voor een klein deel water (noordwestzijde).

2.4 Toekomstige Situatie

Het voorliggende bestemmingsplan geeft aan het plangebied diverse woonbestemmingen, een verkeersbestemming en enkele dubbelbestemmingen, met als doel om de realisatie van in totaal maximaal 67 woningen mogelijk te maken en daarmee tegemoet te komen aan de bestaande vraag naar nieuwbouwwoningen.

Het woonprogramma is voorzien in het noordelijk deel van het plangebied (ten noorden van de Groeneweg). Het hier beoogde programma bestaat uit:

  • 3 vrijstaande (villa) woningen
  • 10 twee-onder-één-kap woningen
  • 36 appartementen (in een appartementengebouw)
  • 12 beneden-boven woningen
  • 6 rijwoningen


Van de woningen zijn er woningen in het betaalbare, middel-dure als ook het duurdere segment beoogd.

In Hoofdstuk 3 Beleidskaders wordt ingegaan op deze bestaande woningbehoefte binnen de gemeente. Tevens is in opdracht van initiatiefnemer een onderzoek naar "Vraag naar nieuwbouwwoningen Alcazarlocatie Puttershoek" uitgevoerd door Springco Urban Analytics (juni 2019). De beoogde ontwikkeling sluit aan bij de vraag zoals deze uit het op het plangebied gerichte onderzoek van Sprinco Urban Analytics is gebleken. Hieruit blijkt namelijk een vraag naar koopwoningen, met name in de vorm van grondgebonden eensgezinswoningen, maar ook appartementen. Deze zijn binnen de beoogde ontwikkeling voorzien. De doelgroep voor eengezinswoningen bestaat volgens Sprinco Urban Analytics vooral uit gezinnen met een hoger inkomen. De vraag naar appartementen komt vooral van Empty Nesters (leeftijd circa 55-75 jaar). Doel van het bestemmingsplan is dan ook het tegemoet komen aan deze woningvraag. Hier wordt met onderhavig Project Herontwikkeling Alcazar op ingespeeld.

Ruimtelijke opzet
De gronden van het plangebied ten zuiden van de Groeneweg zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied' en deels een actuele aanduiding 'openbare parkeervoorzieningen'. Hier zijn hoofdzakelijk parkeervoorzieningen beoogd.

De gronden van het plangebied ten noorden van de Groeneweg worden hoofdzakelijk bestemd als 'Wonen'. Door dit deel van het plangebied zal ten minste één ontsluitingsroute lopen, welke is aangeduid middels de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' op de verbeelding.
Op de verbeelding zijn bouwvlakken binnen de woonbestemming opgenomen waar hoofdgebouwen (woningen) mogen worden gebouwd, tot een maximum aantal wooneenheden per bouwvlak. De voorgevels van de woningen oriënteren zich naar de binnenzijde van het plangebied. Voor de bouwvlakken geldt een gezamenlijk maximum aantal wooneenheden van 67 woningen.
Het beoogde bouwplan omvat grondgebonden woningen en appartementen. In de noordoostelijke hoek van het plangebied is het appartementengebouw beoogd. De maximaal toegestane bouwhoogte van dit bouwvlak is daarom hoger dan de overige bouwvlakken. De bouwvlakken met een lagere bouwhoogte, zijn voorzien voor grondgebonden woningen, zoals twee-onder-een-kap woningen, vrijstaande woningen, rijwoningen en/of beneden-boven woningen.

De verdere stedenbouwkundige aspecten van het Project Herontwikkeling Alcazar worden in afstemming met de gemeente nader vormgegeven bij de aanvraag tot het bouwen. In overleg met gemeente wordt kwaliteit zodoende geborgd in het stedenbouwkundige plan. In het plangebied zijn echter ook drie vrij uit te geven kavels opgenomen. Om de stedenbouwkundige kwaliteit hiervan te waarborgen, zijn kavelpaspoorten voor deze drie kavels opgesteld.

Kavelpaspoorten vrijstaande woningen
In het plangebied zijn drie bouwvlakken met een maximum aantal wooneenheden van 1 woning opgenomen. Deze zijn bedoeld voor vrijstaande woningen c.q. villa's, waarvan de kavels vrij uitgegeven worden. De kavelpaspoorten voor deze kavels zijn opgenomen in Bijlage 1 Kavelpaspoorten vrijstaandewoningen Alcazar bij deze toelichting en tevens bij de planregels. Deze kavelpaspoorten bevatten randvoorwaarden voor de stedenbouwkundige opzet van de woningen, welke reeds zijn afgestemd met de gemeente. De toekomstige vrijstaande woningen dienen te voldoen aan de in de kavelpaspoorten voorgeschreven stedenbouwkundige randvoorwaarden.

Hoofdstuk 3 Beleidskaders

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden de hoofdlijnen beschreven van het relevante beleid van het rijk, provincie, regio en gemeente.

3.2 Rijksbeleid

3.2.1 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Dit besluit legt nationale ruimtelijke belangen vast. Het beleid is erop gericht om het aantal regels terug te dringen. De ruimtelijke onderwerpen van nationaal belang zijn daardoor beperkt. Hierdoor is onder andere de aanwijzing van nationale landschappen vervallen.

Het Rijk maakt bijvoorbeeld geen landsdekkende woningbouwafspraken meer, alleen nog in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad. Het Rijk benoemt alleen nog landelijke doelstellingen om de woningmarkt goed te laten werken. Het landschapsbeleid gaat ook naar de provincies.

Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er met een gebied moet gebeuren.

Relatie tot plangebied
Op dit moment legt het Barro geen restricties op voor de onderhavige locatie.

3.2.2 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Per 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Hierin zijn de kaders van het nieuwe rijksbeleid opgenomen. In het kader van de nahangprocedure kunnen in de Nationale omgevingsvisie nog opmerkingen en wensen van de Tweede Kamer worden verwerkt. Deze Omgevingsvisie vervangt de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012).

De NOVI is een instrument van de nieuwe Omgevingswet en loopt vooruit op de inwerkingtreding van die wet. Vanwege het uitstel van de inwerkingtreding van de Omgevingswet komt de NOVI als structuurvisie uit onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze structuurvisie gelden als de Nationale Omgevingsvisie, zoals in de nieuwe wet bedoeld.

In de NOVI wordt door het Rijk een langetermijnvisie gegeven op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI bestaat uit een visie, toelichting en uitvoeringsagenda. De combinatie van deze drie documenten zorgt voor een toetsing die leidt tot nationale strategische keuzes en gebiedsgericht maatwerk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0006.png"

Figuur 3.1 Afwegen met de NOVI (bron: Nationale Omgevingsvisie)

De NOVI beschrijft een toekomstperspectief met de ambities. Vervolgens worden de 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving en de daaruit voortkomende opgaven beschreven. Die opgaven zijn in feite het verschil tussen de ambitie en de huidige situatie en verwachte ontwikkelingen.

Relatie tot plangebied
In de NOVI zijn de volgende nationale belangen genoemd die het project raken:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en alle onderdelen van de fysieke leefomgeving
  • Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
  • Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.


Zoals zal blijken uit Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten, wordt met de beoogde ontwikkeling bijgedragen aan een goede fysieke leefomgevingskwaliteit, zoals de eerste drie van bovenstaande belangen verwoorden.

Het realiseren van een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften behelst een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen. Om beide te bereiken, is een Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in de hiernavolgende paragraaf.

Voor de overige in de NOVI benoemde nationale belangen geldt dat deze niet of nauwelijks worden geraakt met voorliggend plan. Beleid voor deze specifieke locatie dan wel ontwikkeling wordt daarom overgelaten aan de provincie en de gemeente.

3.3 Provinciaal Beleid

Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, zodat zichtbaar is hoe de provincie zelf invulling geeft aan de realisatie van haar beleid. Deze operationele doelstellingen maken onderdeel uit van verschillende uitvoeringsprogramma's en –plannen, zoals het Programma Ruimte en het programma Mobiliteit. Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit.

3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland

De provincie wil met haar Omgevingsvisie een uitnodigend perspectief bieden, zonder een beoogde eindsituatie te schetsen. Er is daarom geen eindbeeld voor 2030 of 2050 opgenomen, maar de maatschappelijke opgaven zijn vertaald in ambities.

In de Omgevingsvisie zijn zes richtinggevende ambities in de fysieke leefomgeving vastgesteld:

  1. 1. Naar een klimaatbestendige delta
  2. 2. Naar een nieuwe economie: the next level
  3. 3. Naar een levendige meerkernige metropool
  4. 4. Energievernieuwing
  5. 5. Best bereikbare provincie
  6. 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving

Voor het realiseren van maatschappelijke belangen wordt vanuit bovenstaande vernieuwingsambities gewerkt en vanuit opgaven in gebieden. Daarnaast wordt vanuit twaalf samenhangende opgaven de zorg voor een goede omgevingskwaliteit ingevuld. Per opgave zijn de beleidskeuzes aangegeven.

Omgevingskwaliteit
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit. Met het samenvoegen van al het bestaande beleid voor de fysieke leefomgeving heeft de provincie een eerste stap gezet richting een meer integrale sturing op omgevingskwaliteit. Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. Voor het realiseren van een goede omgevingskwaliteit werkt de provincie vanuit twaalf samenhangende opgaven van het omgevingsbeleid die zij van provinciaal belang acht. De 12 opgaven zijn: landschap en cultuurhistorie, gezondheid en veiligheid, natuur en recreatie, ruimte en verstedelijking, wonen, bodem en ondergrond, cultuurparticipatie en bibliotheken, klimaatadaptatie zoetwater en drinkwater, bereikbaarheid, regionale economie en energievoorziening.

Kwaliteitskaart
In de Structuurvisie heeft de provincie een kwaliteitskaart opgenomen. Deze gaat over het buitengebied (de ruimte tussen steden en dorpen) en over de rand van steden en dorpen. Op deze kaart staan kwaliteiten van Zuid-Holland benoemd. Bijvoorbeeld prachtige en unieke gebieden, variërend van kust en delta tot de veenlandschappen van het Groene Hart. De kwaliteitskaart bestaat uit een aantal legenda-eenheden. De provincie vraagt gemeenten om voor ontwikkelingen in en nabij het buitengebied de kwaliteitskaart te benutten en gebruik te maken van de opgestelde gebiedsprofielen.

Gebiedsprofiel
Het plangebied is gelegen in het gebiedsprofiel Hoeksche Waard. De Hoeksche Waard is een uniek agrarisch polderlandschap en als representant van de bedijkingsgeschiedenis van Nederland ook op internationale schaal bijzonder. De schoonheid van het landschap zit in de eenvoud: een weids en open landschap waarin dorpen, dijken, polders en kreken de ingrediënten van een leesbaar landschap zijn. De landschappelijke identiteit van de Hoeksche Waard wordt sterk bepaald door de ligging in het deltagebied.

Een eiland tussen de grote wateren, waar het land is gewonnen op het water. De vruchtbare kleigronden hebben van de Hoeksche Waard een sterk landbouwgebied gemaakt. Door de rust en de ruimte is het een aantrekkelijk gebied voor recreatie, toerisme en wonen in de nabijheid van de stad.

In samenwerking met SOHW, Waterschap Hollandse Delta en maatschappelijke organisaties, heeft de provincie Zuid-Holland de kwaliteiten in de Hoeksche Waard bepaald. De ambities in het gebiedsprofiel richten zich op:

  • de herkenbaarheid van de structuur van dijken en kreken;
  • de openheid van de polders;
  • de ontwikkeling van hoogwaardige dorpsranden;
  • een zonering van het landschap;
  • het versterken van de verbindingen tussen dorp en landschap;
  • de verdere ontwikkeling van buitendijkse natuur.

Nieuwe ontwikkelingen dienen met deze kwaliteiten rekening te houden. Voor gemeenten vormt het gebiedsprofiel een handreiking bij de verplicht op te stellen beeldkwaliteitsparagraaf bij nieuwe bestemmingsplannen voor het buitengebied en stadsen dorpsranden.

In dit gebiedsprofiel zijn voor het plangebied (gedeeltelijk) de volgende aanduidingen opgenomen:

  • Herkenbaar open zeekleipolderlandschap (noordelijke en oostelijke aanwaspolder)
  • Kwaliteit in dorpsgebied (dijkdorp)
  • Kwaliteit van de dorpsrand (rand verweven met landschap)

Deze zullen in de hierna beschreven kaartlagen tevens aan de orde komen en worden daar nader toegelicht.

Kaartlagen
In de kwaliteitskaart zijn daarnaast vier lagen te onderscheiden:

  • I. de laag van de ondergrond
    (aanduidingen plangebied: rivierdeltacomplex; jonge zeeklei)
  • II. de laag van de cultuur- en natuurlandschappen
    (aanduidingen plangebied: zeekleipolders; rivierdeltalandschap)
  • III. de laag van de stedelijke occupatie
    (aanduidingen plangebied: stads- en dorpsranden; steden en dorpen; plangebied bouwwerken voor energie-opwekking)
  • IV. de laag van de beleving
    (geen relevante aanduidingen ter plaatse van het plangebied).


De onderdelen die relevant zijn voor onderhavig projectplan worden hieronder besproken. De overige onderwerpen zijn nauwelijks of niet relevant in relatie tot het beoogde project, en worden derhalve buiten beschouwing gelaten.

Laag van de ondergrond Het plangebied heeft binnen deze laag de aanduidingen rivierdeltacomplex en jonge zeeklei. Het land in de delta is vergroot door aanleg van dijken rond droogvallende gronden (rivierdeltacomplex). De gronden in het deltacomplex bestaan overwegend uit kleigronden. Dit zijn voedselrijke, draagkrachtige gronden (jonge zeeklei). Het richtpunt hierbij is dat ontwikkelingen bijdragen aan het behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.

Laag van de cultuur- en natuurlandschappen Het plangebied heeft binnen deze laag o.a. de aanduiding zeekleipolder. Richtpunten hierbij zijn bijvoorbeeld dat het wenselijk is om de structuur van het zeekleilandschap herkenbaar te houden. Bebouwing dient zich te concentreren in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.

Tevens wordt binnen deze laag gewezen op de 'eilanden en (voormalige) zeearmen' binnen de aanduiding rivierdeltalandschappen. Een aantal Zuid-Hollandse eilanden, waaronder Hoeksche Waard, wordt namelijk gezien als locatie die nog steeds een eilandkarakter kent: omlijst door deltawateren met beperkte verbindingen met de andere eilanden of het vasteland. Versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Ontwikkelingen worden benaderd in het licht van het eiland als geheel, waarbij bijvoorbeeld in Voorne-Putten en Hoeksche Waard een duidelijk verschil zit tussen de ‘dynamische’ noordrand en het ‘luwe’ zuiden.

Laag van de stedelijke occupatie Deze kaartlaag gaat onder meer in op de aanduiding 'steden en dorpen'. Het deel van het plangebied ten noorden van de Groeneweg is aangeduid als 'steden en dorpen'. Het gehele plangebied is verder gelegen aan de dorpsrand van het dorp Puttershoek. De (stads- en) dorpsrand is de zone (200 m) op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is conform de Omgevingsvisie het deel van het dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. De relatie tussen bebouwd gebied en landschap is afhankelijk van de karakteristieken van de bebouwingsrand en die van het aangrenzende landschap. Het richtpunt hierbij is dat ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand bijdragen aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit.

Relatie tot plangebied
De beoogde ontwikkeling kan gezien worden als een stedelijke ontwikkeling die plaatsvindt in stedelijk gebied (aan de rand van het dorp). Het houdt daarmee rekening met het gewenste behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden. De ontwikkeling is klimaatbestendig door een geschikte waterafvoer en slimme technieken in het openbaar gebied. De bebouwing concentreert zich bij de compacte kern Puttershoek, waardoor het zeekleipolderlandschap herkenbaar blijft. De ontwikkeling kan het eigen eilandkarakter van Hoeksche Waard bovendien versterken, aangezien het plangebied is gelegen in de 'dynamische noordrand' van het eiland en de beoogde extra woningen voor meer dynamiek zullen zorgen. De ontwikkeling zorgt voor een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Het draagt daarin bij aan de vitaliteit van het dorp. Tot slot vervult de beoogde ontwikkeling een belangrijke functie in de ligging in de dorpsrand om de contactkwaliteit te intensiveren. Ambities hierbij (zoals het herkenbaar blijven van dorpen, heldere landschappelijke afronding van het dorp, verbeteren van toegankelijkheid en beleefbaarheid van de dorpsrand) kunnen vervuld worden door deze te betrekken in het stedenbouwkundig ontwerp. De ontwikkeling is gericht op een actieve samenleving, bijvoorbeeld door verbindingspaden met het achtergelegen park te maken.

Het project is hiermee getoetst aan de richtpunten op basis van de kaartlagen van de kwaliteitskaart. Gesteld kan worden dat aan de richtpunten wordt voldaan, voor zover deze op het plan of het plangebied van toepassing zijn. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met de omgevingsvisie en bijbehorende kwaliteitskaart.

3.3.2 Omgevingsverordening

Onderdeel van het provinciale omgevingsbeleid is ook de Omgevingsverordening, eveneens in werking getreden in april 2019. De verordening is vastgesteld met het oogmerk van juridische doorwerking van een deel van het omgevingsbeleid en bevat daarom regels voor bestemmingsplannen en daarmee gelijkgestelde ruimtelijke plannen, met als doel het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. Hoe groot die ruimtelijke impact is wordt in specifieke gevallen bepaald aan de hand van gebiedsprofielen en door onderscheid te maken in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie. Gelet op het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit als gevolg van ontwikkeling per saldo niet afneemt, dient de toetsing aan ruimtelijke kwaliteit een integraal onderdeel te vormen van de planvorming en afweging.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit
Lid 1
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en;
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart, en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.
  2. 2. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  3. 3. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Relatie tot plangebied
Ten aanzien van de ruimtelijke kwaliteit, geldt het project aan te merken is als 'inpassen'. Er wordt immers niet voorzien in een wijziging op structuurniveau, de ontwikkeling past bovendien binnen de aard en schaal van het gebied en in § 3.3.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland heeft toetsing plaatsgevonden aan de kwaliteitskaart, waaruit is gebleken dat het project voldoet aan de relevante richtpunten. Voor dit bestemmingsplan geldt verder dat de Ladder voor duurzame verstedelijking dient te worden doorlopen, deze toetsing heeft reeds plaatsgevonden in § 3.2.2.1 Ladder voor duurzame verstedelijking.

De Omgevingsverordening vormt gelet op het bovenstaande geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

3.4 Regionaal En Gemeentelijk Beleid

3.4.1 Regionale Woonvisie Hoeksche Waard 2030

De vijf gemeenten in de Hoeksche Waard hebben gezamenlijk een nieuwe woonvisie en bijbehorend woningbouwprogramma opgesteld. In de nieuwe Regionale Woonvisie Hoeksche Waard 2030 (1 juli 2017) staat de vitaliteit van de regio centraal. Om die te bewaken, zet de regio in op meer kwaliteit en extra woningbouw ten behoeve van de instroom van gezinnen.

De nieuwe visie speelt in op veranderingen in de woningmarkt en kansen die er liggen om toekomstige krimp tegen te gaan. Afgaand op de prognoses van geboorte- en sterftecijfers, krijgt de regio na 2035 te maken met een dalend aantal huishoudens. Bijkomende uitdaging is het feit dat het aantal jongere huishoudens onder de 55 jaar tot die tijd al afneemt met bijna 20%. Die gezinnen houden het onderwijs vitaal en vormen ook een belangrijk deel van de beroepsbevolking. Zij zijn dus heel erg belangrijk voor de vitaliteit van de regio. Als de regio er voor kan zorgen dat er meer jonge gezinnen naar de Hoeksche Waard komen, helpt dat niet alleen om de voorzieningen in stand te houden; het is ook goed voor het geboortesaldo en daarmee gaat het de krimp tegen.

Vitaliteit vraagt om een toekomstbestendige woningvoorraad. Naast meer kwantiteit (de hoeveelheid woningen) besteedt de nieuwe woonvisie dan ook ook veel aandacht aan kwaliteit. Een toekomstigbestendige woningvoorraad is bij voorkeur:

  1. 1. energieneutraal;
  2. 2. geschikt voor jonge èn oudere bewoners;
  3. 3. bereikbaar per auto en OV, en;
  4. 4. van een hoge ruimtelijke kwaliteit.


Op deze vier kwalitatieve thema’s wordt met deze woonvisie nog steviger ingezet dan in het verleden.

Vitaliteit

Al een aantal jaren wordt in de Hoeksche Waard een beleid gevoerd dat zich richt op het omgaan met de gevolgen van de vergrijzing en ontgroening. Een goed anticipeerprogramma richt zich echter niet alleen op gevolgen, maar (voor zover mogelijk) ook op de oorzaken. Inwoners worden vanzelf ouder, dus vergrijzing hou je niet tegen. Je kunt echter wel inzetten op meer instroom die zorgt voor verjonging van de bevolking.

Specifiek in relatie tot de demografische ontwikkeling liggen er de volgende opgaven die een belangrijke rol spelen in het vitaal blijven van de Hoeksche Waard:

  • A. Het realiseren van voldoende nieuwbouw om te kunnen voorzien in de toename (a.g.v. gezinsverdunning) van de reguliere woningbehoefte van de eigen inwoners;
  • B. Het realiseren van nieuwbouw om extra instroom van gezinnen te kunnen faciliteren;
  • C. Een vergroting van het aantal (voor senioren) geschikte woningen.


Een nieuw programma

Om de ambities uit de voorgaande hoofdstukken te kunnen realiseren, is een nieuw regionaal woningbouwprogramma geformuleerd dat:

  1. 1. voorziet in de volkshuisvestelijke behoeften van de eigen inwoners (regulier programma);
  2. 2. tevens als doel heeft de groeiende instroom van buiten de regio te kunnen faciliteren en meer specifiek, de instroom van jonge gezinnen verder te stimuleren (plusprogramma);
  3. 3. flexibel is zodat projecten waar nodig kunnen schuiven in de tijd en tussen gemeenten;
  4. 4. kwalitatief is in termen van gewenste woningtypen, prijsklassen en kwaliteitseisen;
  5. 5. slagvaardig uitgevoerd kan worden.

Een aantal aspecten hiervan worden hieronder toegelicht: regulier programma, plusprogramma, en kwaliteit.

Het reguliere programma
Tot 2030 is er sprake van een toename van de woningbehoefte als gevolg van de gezinsverdunning van de huidige bevolking van de Hoeksche Waard. Het reguliere programma voorziet in de volkshuisvestelijke behoeften van de eigen inwoners en bevat ± 3.000 woningen voor de periode 2015-2025. Dit strookt met de ramingen van PZH voor die periode (2.993 woningen). Omdat dit deel van het programma moet voorzien in de autonome behoeften van alle kernen, is het naar rato van de lokale behoeften verdeeld over de regio. De bulk van deze vraag (ruim 2.700 woningen) manifesteert zich al in de komende vijf à tien jaar dus het tempo van realisatie is een belangrijk aandachtspunt. Het woningbouwprogramma zoals in 2016 werd vastgesteld voorzag in de realisatie van 2.439 woningen in die periode. Er lag dus een nog extra opgave, met name in Strijen en Binnenmaas. Hieraan is invulling gegeven in het nieuwe programma.

Het plusprogramma
In de Hoeksche Waard is sinds 2014 sprake van een vestigingsoverschot. Om deze extra vraag te kunnen faciliteren en ook nog verder te stimuleren, is extra woningbouw noodzakelijk zodat verdringing voorkomen wordt en de daling van het aantal jonge huishoudens (deels) wordt gecompenseerd. Voor een evenwichtige samenstelling en stabiele omvang van de bevolking is het zaak dat de afname van circa 3.200 jongere huishoudens (<55 jaar) zoveel mogelijk gecompenseerd wordt door extra instroom. Aangezien niet alleen jongere, maar ook huishoudens boven de 55 jaar kunnen instromen, betekent dit dat er tot 2035 per saldo minimaal 3.000-4.000 nieuwe huishoudens zouden moeten instromen.

Vooralsnog wordt het woningbouwprogramma vergroot met ± 1.000 woningen. Door halfjaarlijks een woningmarktmonitor op te stellen en daarmee de ontwikkelingen in de markt goed bij te houden, kan deze ambitie uit het plusprogramma naar beneden of naar boven worden bijgesteld. Deze extra ambitie richt zich dus primair op het faciliteren van de instroom. Dat impliceert niet automatisch dat de extra nieuwbouw gericht is op gezinnen; een deel kan ook specifiek gericht zijn op doorstroming van senioren zodat gezinnen van buiten een bestaande woning kunnen betrekken. Sowieso zal er bij nieuwe projecten altijd sprake zijn van een mengeling van instromers van buiten- en doorstromers van binnen de regio.

Kwalitatief programma
Voor het reguliere programma dat inspeelt op de vraag vanuit de eigen bevolking geeft de woningmarktanalyse inzicht in woningtypen en prijsklassen, waarmee het richtinggevend is voor gesprekken met ontwikkelende partijen. Onderstaande figuur toont de opgave voor de periode 2015-2025 kwantitatief en kwalitatief uitgesplitst voor de regio als totaal.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0007.png"

Figuur 3.2: Ontwikkeling kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte Hoeksche Waard (bron: Regionale Woonvisie 2030, p.49)

Relatie tot plangebied
Van de woningen zijn er woningen in het betaalbare, middel-dure als ook het duurdere segment beoogd. In al deze segmenten bestaat een woningbehoefte, op basis van het kwalitatief programma van de regionale woonvisie. Voor de beoogde ontwikkeling geldt de doelgroepen voor de eensgezinswoningen, villa's en tweekappers, gezinnen uit de omgeving en regio Rotterdam zijn. Voor de appartementen worden de doelgroepen ouderen en alleenstaanden gezien. De beneden-boven woningen voorzien bovendien in een woonbehoefte voor de doelgroep starters.
"Project Herontwikkeling Alcazar" draagt daarmee bij aan het vitaal houden van de Hoeksche Waard (o.m. geschikte woningen voor senioren), en aan realisatie van zowel het regulier programma (eigen inwoners) als het plusprogramma (instroom van buiten). De beoogde ontwikkeling met toevoeging van deze woningen, sluit derhalve goed aan bij de opgaven en ambities zoals geformuleerd in de Regionale Woonvisie.

3.4.2 Woningbouwprogrammering Hoeksche Waard

Iedere gemeente maakt afspraken met de provincie over het aantal woningen dat gebouwd wordt en welke ontwikkelplannen dit zijn. Deze afspraken staan in de Woningbouwprogrammering. Gemeente Hoeksche Waard vind het van belang dat de woningen die gebouwd worden, aansluiten bij de wensen en behoeften van de (toekomstige) inwoners van de Hoeksche Waard. Daarom is er een Woningbehoefteonderzoek gedaan. Dit Woningbehoefteonderzoek 2019 geeft richting aan welke woningbouwprojecten zijn opgenomen in de Woningbouwprogrammmering 2019-2030.

Het Woningbehoefteonderzoek 2019
In het Woningbehoefteonderzoek 2019 is onderzocht wat de woningbehoefte per dorp is en hoe deze zich ontwikkelt in de toekomst (tot 2040). Denk hierbij aan aantallen woningen, typen, huur of koop, prijsklassen en voor welke doelgroepen. Ook is er onderzocht wat de behoeften zijn op het gebied van wonen en zorg, speciale woonvormen of wonen voor speciale doelgroepen. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan de Woningbouwprogrammering.

Woningbouwprogrammering 2019-2030
In de Woningbouwprogrammering 2019-2030 staat waar binnen de gemeente nieuwe woningen worden gebouwd. Het zijn de afspraken tussen gemeente Hoeksche Waard en provincie Zuid-Holland. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan wat er in het programma wordt opgenomen. Daarnaast wordt er rekening gehouden met kwaliteit, zoals duurzaamheid, toekomstbestendigheid, meerwaarde voor de omgeving, de manier waarop de nieuwbouw past binnen het dorp of het landschap en de kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard behoudt én versterkt.

De Woningbouwprogrammering 2019-2030 is een overzicht van ontwikkelplannen met aantallen woningen per dorp. Er zijn 3 soorten plannen:

  1. 1. harde plannen, met een vastgesteld bestemmingsplan of vergunning;
  2. 2. zachte plannen, met een voorontwerp- of ontwerpbestemmingsplan;
  3. 3. initiatieven, met een voorontwerp of principeverzoek.


Als er een nieuw plan is, dan wordt er getoetst of deze binnen de programmering past. Er is een beperkte ruimte voor nieuwe plannen.

Motie 'bouwen voor starters'
De gemeenteraad van Hoeksche waard, in vergadering bijeen op 7 juli 2020, constateerde dat het aanbod van bestaande en nieuw te bouwen woningen in de Hoeksche Waard, qua prijsklasse dusdanig hoog is dat het voor starters en ouderen bijzonder moeilijk is een woning of appartement te verwerven. Daartoe verzocht de gemeenteraad, middels de aangenomen motie 'bouwen voor starters', aan het college B&W om onderzoek te doen naar mogelijkheden om nieuwbouw koopwoningen in een lager prijssegment aan te (doen) bieden.

Kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte Puttershoek
Onderstaande figuur toont de opgave voor de periode 2019-2030 kwantitatief en kwalitatief uitgesplitst voor het dorp Puttershoek.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0008.png"
Figuur 3.3: Ontwikkeling kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte Puttershoek (bron: Companen 2019)

Hieruit blijkt een woningbehoefte voor alle typen woningen, met uitzondering van eensgezins sociale huurwoningen. Voor het type vrijstaande koopwoning < 290.000 geldt dat de woningbehoefte pas vanaf de periode 2025-2030 wordt verwacht. Voor alle overige woningtypen geldt dat een woonbehoefte voor zowel de periode 2019-2025 als 2025-2030 wordt geconstateerd.

Relatie tot het projectgebied
Voor het projectgebied Alcazar geldt dat onderhavig project 'Herontwikkeling Alcazar' is opgenomen in categorie 2 van de woningbouwprogrammering Hoeksche Waard (plannen met een voorontwerp of ontwerp bestemmingsplan). Gedeputeerde Staten heeft voor 62 van de beoogde woningen reeds ingestemd in de behoefteonderbouwing van de woningbouwplannen categorie 1 en 2. Voor de resterende 5 woningen geldt dat deze zullen worden opgenomen in het gemeentelijk woningbouwprogramma. De kwantitatieve behoefte wordt daarmee bevestigd.

Met realisatie van de toekomstige woningen, wordt bovendien goede aansluiting gevonden binnen het kwalitatief programma (in termen van gewenste woningtypen, prijsklassen en kwaliteitseisen). De beoogde ontwikkeling is namelijk gericht op de realisatie van de volgende categorieën woningen:

  • koopwoningen in de vorm van appartementen en beneden-boven woningen, in de categorie betaalbaar en middelduur,
  • koopwoningen in de vorm van 2-onder-1-kap-woningen, vrijstaande woningen en appartementen in de categorie duur.


Op basis van de woningbouwprogrammering Hoeksche Waard, bestaat een behoefte aan deze woningen. Bovendien bieden de beoogde koopwoningen in de categorie 'betaalbaar' kansen voor de doelgroep starters. De kwalitatieve behoefte is daarmee aangetoond.

3.4.3 Omgevingsvisie Hoeksche Waard

De Omgevingsvisie biedt handvatten en inspiratie aan iedereen die een bijdrage wil leveren aan de Hoeksche Waard. Dat wordt in de omgevingsvisie 'Waardmaken' genoemd. Waardmaken is een nieuwe manier van ontwikkelen. Bij de totstandkoming van een initiatief worden initiatiefnemers uitgenodigd bij te dragen aan de Hoeksche Waard: aan 'de Hoeksche Werken' en aan de 'Hoeksche Waarden' .

Daarmee is omgevingskwaliteit niet langer het domein van overheid en specialisten, maar een brede gedeelde verantwoordelijkheid.

Maatschappelijke opgaven: de Hoeksche Werken

Trends en ontwikkelingen zorgen ervoor dat men moet blijven werken om de Hoeksche Waard vitaal en leefbaar te houden. Vijf maatschappelijke opgaven vragen specifiek aandacht de komende jaren. Dit noemt de gemeente 'de Hoeksche Werken'. Daarbij gaat het om de volgende opgaven:

  1. 1. Duurzaam, energieneutraal en klimaatbestendig
    Het tegengaan van klimaatverandering, aanpassen aan de gevolgen van klimaatverandering en een transitie naar een circulaire economie zijn randvoorwaarden voor behoud van welzijn en welvaart van onze inwoners. Een duurzame Hoeksche Waard vereist een transitie op economisch, sociaal, ruimtelijk en ecologisch gebied. Een florerend regionaal ecosysteem is essentieel om een duurzame Hoeksche Waard te realiseren. Tegelijkertijd biedt de transitie kansen voor economische ontwikkeling.
  2. 2. Vitaal economisch klimaat
    Als we niks doen vergrijst en ontgroent de Hoeksche Waard. Dit kan leiden tot het verdwijnen van voorzieningen en krapte op de arbeidsmarkt, waardoor vacatures steeds lastiger zijn in te vullen voor werkgevers. De sociale cohesie kan ook onder druk komen te staan: wie kan nog voor wie zorgen? De demografische ontwikkeling kan op termijn leiden tot een negatieve spiraal. Actie is dus geboden.
  3. 3. Bereikbaar, nabij en toegankelijk
    De Hoeksche Waard is sterk verweven met de regio. Elke dag gaan zo’n 25.000 Hoeksche Waarders van het eiland af om elders te gaan werken. Ook voor grotere voorzieningen zoals een ziekenhuis en een theater zijn we afhankelijk van het stedelijk gebied om ons heen. In omgekeerde richting reizen elke dag zo’n 12.500 mensen de Hoeksche Waard in om er te gaan werken. Verder zal de stroom recreanten en toeristen de komende jaren verder toenemen, zo is de verwachting. Door de groei is de bereikbaarheid van de Hoeksche Waard verslechterd. De infrastructuur in de Hoeksche Waard en de verbindingen met haar omgeving moeten worden aangepast aan de nieuwe eisen.
  4. 4. Duurzame, innovatieve landbouw
    De Hoeksche Waard is van oudsher een top landbouwgebied, waar ondernemers inzetten op innovatie en kennisontwikkeling, agrobiodiversiteit en agrarisch natuurbeheer. De komende decennia komen enkele grote structurele veranderingsopgaven bij elkaar in het landelijk gebied. De productie van gezond en veilig voedsel, geproduceerd door een innovatieve en economisch krachtige agrarische sector is één van de grotere opgaven. Daarbij moet de voedselproductie nog meer in balans komen met gezondheid, klimaat, lucht- en waterkwaliteit, waterbeheer, biodiversiteit en kwaliteit van het landschap.
  5. 5. Vitale dorpen en actieve samenleving
    Veel inwoners van de Hoeksche Waard ‘hebben het goed’. Ze hebben een baan, inkomen, sociale contacten, voelen zich gewaardeerd, geaccepteerd, weerbaar en beschermd. Voor een groep mensen is dat niet het geval. Tegen hun zin en vaak buiten hun macht worden ze geconfronteerd met problemen. Kwetsbare ouderen, het opvoed- en opgroeiklimaat voor onze jeugd en jongeren en armoede. Om iedereen mee te laten doen, is blijvend aandacht voor inwoners die het tijdelijk op eigen kracht niet redden.

Omgevingskwaliteit: de Hoeksche Waarden

Om de omgevingskwaliteit van de Hoeksche Waard ook voor de toekomst te borgen, is in de omgevingsvisie aangegeven wat de gemeenschap en gemeente binnen de Hoeksche Waard de belangrijkste waarden vinden. Dit noemen zij 'de Hoeksche waarden'.

  • De Hoeksche Waard, een uniek agrarisch polderlandschap waar het oorspronkelijk karakter van het landschap nog duidelijk zichtbaar is. Waar inwoners en bezoekers nog echt rust en ruimte kunnen ervaren, terwijl grootstedelijke voorzieningen binnen handbereik zijn.
  • De Hoeksche mentaliteit, de dorpsevenementen en het boerenbedrijfsleven vormen de cultuur en dit is de schakel tussen heden, verleden en toekomst. De dorpen zijn het thuis van vele Hoeksche Waarders. Het gevoel van thuis heeft te maken met herkenbaarheid en identiteit. De dorpen en het landschap vertellen een verhaal van de ontstaansgeschiedenis en het gebruik door de jaren heen. Dat eigen karakter mag gekoesterd worden.
  • Bij de ontwikkeling van de leefomgeving stond eerst vooral de kwaliteit van bouwwerken centraal, in de loop der tijd zijn ook natuur, landschap en erfgoed hierbij gekomen. Nu gaat het ook over vraagstukken van voedsel, milieu, energie, klimaat, water, gezondheid, veiligheid en leefbaarheid (omgevingskwaliteit).
  • Landschap, natuur, rust en ruimte zijn belangrijke 'Hoeksche waarden'. Ook vitaliteit en het betrekken van iedereen in de samenleving zijn kenmerken waar de Hoeksche Waard voor staat.

Dorpse identiteit Puttershoek
In de Omgevingsvisie is tevens een 'analyse van de kernen' opgenomen, waaruit blijkt hoe de diverse woonkernen, waaronder Puttershoek, scoren op bepaalde indicatoren ten opzichte van het gemiddelde van alle kernen. Puttershoek heeft een uitgesproken identiteit als gezellig en dorps. De concentratie van (winkel)voorzieningen, de haven en de openheid van nieuwe woonwijken dragen hier aan bij. In de 'analyse van de kernen' is de dorpsrand, ter plaatse van het plangebied, als zijnde een "groene rand met woningen" opgenomen (zie onderstaande figuur, plangebied rood/oranje omlijnd). Het beoogd initiatief sluit reeds aan op dit beeld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0009.png"

Figuur 3.4: Ruimtelijk DNA dorpskern Puttershoek (Omgevingsvisie Hoeksche Waarden)

Relatie tot plangebied

Hoeksche werken
Het beoogd initiatief draagt in het kader van de 'Hoeksche werken' met name bij aan de opgave 'Vitale dorpen en actieve samenleving' en het staat de overige opgaven niet in de weg. Met het beoogd initiatief worden woningen gerealiseerd in verschillende typologieën en daarmee voor diverse doelgroepen. De focus op gerichte doelgroepen draagt bij aan een evenwichtige samengestelde bevolking, waarin alle leeftijdsgroepen vertegenwoordigd zijn. Er wordt een veilige en gezonde fysieke leefomgeving voor hen gecreëerd, waar de samenleving zich beschermd kan voelen en sociale cohesie versterkt kan worden. Er is sprake van een klimaatbestendige omgevingskwaliteit, bijvoorbeeld in het kader van duurzame waterafvoer en slimme technieken in het openbaar gebied. Een actieve samenleving wordt gestimuleerd door het activeren van het naastgelegen park, door verbindingspaden te maken.

Bovendien wordt rekening gehouden met de Hoeksche Waarden behorend bij deze opgave, doordat belanghebbenden worden uitgenodigd om aan het initiatief mee te werken en actief te zijn, middels participatiesessies. Wat inwoners zelf kunnen, doen zij zelf.

Hoeksche waarden
In het kader van de 'Hoeksche waarden' is het plangebied gelegen in het deelgebied 'Dorpse trots'. Samengevat hebben de bijbehorende waarden betrekking op:

  • Eigen identiteit per dorp
  • Blijvend vitaal en leefbaar
  • Gemeenschapszin
  • Verbonden met de omgeving
  • Hoeks(che)waardige bedrijvigheid
  • Historische centra in de dorpen


De architectuur van het beoogd initiatief laat zich onderscheidend zien van andere dorpen. Doordat het tegelijkertijd passend is bij het dorpse karakter en inspeelt op de identiteit van Puttershoek, sluit het beoogd initiatief goed aan bij de onderscheidende identiteit van het dorp. Het toevoegen van nieuwe woningen kan bovendien bijdragen aan een versterking van de gemeenschapszin in het dorp. De mix van ouderen en gezinnen in dezelfde woonwijk zal de sociale cohesie onder de bevolking faciliteren. De vitaliteit en leefbaarheid van het dorp wordt versterkt door het realiseren van woongelegenheid die aansluit bij de woonvraag. Met de ligging aan de rand van het dorp, wordt tevens rekening gehouden met de mogelijkheid om de natuurlijke overgang van het dorp naar het landelijk gebied te versterken.

Conclusie
Het beoogd initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie Hoeksche Waard.

3.4.4 Welstandsnota

De gemeente Binnenmaas heeft in 2010 een welstandsnota opgesteld die gebruikt wordt als toetsingskader voor een bestemmingsplan. Op grond van de verordening van de gemeente Hoeksche Waard 2019 is deze welstandsnota nog steeds van kracht. In de welstandsnota is aangeven wanneer een bouwplan voldoet aan redelijke eisen van welstand. Puttershoek is aangeduid als knooppuntnederzetting. Op basis van de welstandsnota behoren de dorpskern en de haven tot de bijzondere welstandsgebieden van de gemeente, waar specifieke gebiedscriteria van toepassing zijn. Het plangebied ligt aan de rand van het dorp en derhalve gelden hier de algemene criteria.

Relatie tot plangebied
De beoogde woningen worden ontworpen als passend binnen het landschappelijk karakter. De uitstraling en situering van de woningen zullen nader worden afgestemd met gemeente (en welstandscommissie), waarbij de stedenbouwkundige kwaliteit van nieuwbouwplannen akkoord dient te worden bevonden.

3.4.5 Erfgoedbeleid 2019-2023

Gemeente Hoeksche Waard heeft voor de periode 2019 – 2023 integraal erfgoedbeleid vastgesteld om de identiteit van het gebied te versterken. Gemeente Hoeksche Waard ziet het erfgoed als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en als leerbron voor toekomstige generaties. Het behoud, beleven en benutten van erfgoed ziet zij als wenselijke ontwikkeling in relatie tot het behoud van diversiteit en identiteit van dorpen en streken. Het in stand houden van het erfgoed en het uitdragen (het verhaal (door)vertellen) geeft het streekeigen erfgoed een economische waarde die zich als toeristisch-recreatief product terugbetaalt en een positieve invloed heeft op het vestigingsklimaat.

Om een goede invulling te geven aan de komende Omgevingswet is het belangrijk om het karakteristieke cultuurlandschappelijk erfgoed in kaart te brengen en te waarderen. Gemeente Hoeksche Waard werkt daarom aan het maken van een 'Cultuurhistorische Waardenkaart Hoeksche Waard', die alle waarden van het cultuurlandschap bij elkaar zal brengen in één overzicht.

In deze waardenkaart zullen de volgende thema's worden opgenomen:

  1. 1. Beschermde gezichten
  2. 2. Cultuurlandschappelijk erfgoed
  3. 3. Historische Geografie
  4. 4. Archeologie
  5. 5. Gebouwd erfgoed

Relatie tot plangebied
Hoewel de Cultuurhistorische Waardenkaart momenteel nog niet te raadplegen is, kunnen de thema's al wel beschouwd worden. De Hoeksche Waard is aangemerkt als 'Nationaal Landschap' (hoewel dit geen formele status meer heeft). Het 'Nationaal Landschap Hoeksche Waard' wordt gevormd door haar polders, dijken, dorpen met herkenbare zichtlijnen, monumentale bomen, kreken en de 'Binnenbedijkte Maas'. In gemeente Hoeksche Waard zijn geen van Rijkswege beschermde stads- en dorpsgezichten aanwezig. Binnen het plangebied van onderhavig bestemmingsplan zijn bovendien geen rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten of monumentale bomen aanwezig. Het archeologische erfgoed is in beeld gebracht door archeologisch onderzoek (zie § 4.1). In § 4.3 wordt nader ingegaan op het aspect cultuurhistorie.

Geconcludeerd kan worden dat het beoogd initiatief in lijn is met het Erfgoedbeleid 2019-2023.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk zullen de verschillende omgevingsaspecten nader worden beschreven en toegelicht.

Opgemerkt wordt dat het deel van het plangebied ten zuiden van de Groeneweg, ter plaatse van het parkeerterrein, conserverend is opgenomen in dit bestemmingsplan. De betreffende gronden zijn in de huidige situatie reeds verhard en blijven in de toekomstige situatie verhard. Er zijn geen grondroerende werkzaamheden beoogd. Het gaat hier planologisch gezien enkel om wijziging van een functieaanduiding voor openbare parkeergelegenheid en actualisatie van de wijze van bestemmen. Er worden geen nieuwe functies mogelijk gemaakt. Aangezien hier geen wijzigingen plaatsvinden die gevolgen hebben voor ruimtelijke- en milieuaspecten, is dit deel van het plangebied bij het onderzoeken van de diverse milieuaspecten buiten beschouwing gelaten.

Voorliggend hoofdstuk heeft derhalve betrekking op het deel van het plangebied ten noorden van de Groeneweg, waar woningbouw beoogd is.

4.1 Archeologie

Het Verdrag van Valletta was geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988 en de Wet op de monumentenzorg, tot de inwerkingtreding van de Erfgoedwet op 1 juli 2016. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave.

In het proces van ruimtelijke ordening moet tijdig rekening worden gehouden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Op die manier komt er ruimte voor de overweging van archeologievriendelijke alternatieven. Rijk, provincies en gemeenten (laten) bepalen welke archeologische waarden bedreigd worden bij ruimtelijke plannen. Tijdens de voorbereiding van deze plannen is (vroeg)tijdig archeologisch (voor)onderzoek belangrijk.

De keuze voor een andere bouwlocatie voorkomt de verstoring van belangrijke bodemvondsten. Als dit geen optie is, bestaat de mogelijkheid om binnen de bouwlocatie zelf naar een archeologievriendelijke aanpak te streven. In het uiterste geval wordt een archeologische opgraving uitgevoerd.

Relatie tot plangebied
Conform het vigerend bestemmingsplan kent het plangebied archeologische waarde. Er is derhalve een archeologisch onderzoek uitgevoerd door BAAC, welke is opgenomen als Bijlage 2 bij voorliggende toelichting. Hieruit blijkt het volgende.

In het Laagpakket van Walcheren kunnen resten van funderingen, putten en dergelijke verwacht worden die zijn te relateren aan de bebouwing met erf uit de nieuwe tijd. Voor het overige geldt de verwachting zoals die tijdens het eerder uitgevoerde bureauonderzoek is opgesteld. Voor alle bebouwde locaties geldt een hoge verwachting op het aantreffen van resten van boerderijen, bijgebouwen en/of waterstaatkundige objecten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. Voor de bebouwde gebieden met funderingen/kelders die dieper reiken dan 1 m -mv geldt voor deze periode een lage verwachting. Ter plekke van het gesloopte pand uit de jaren '30 van de vorige eeuw worden ondanks de diepere sloopgeralateerde verstoringen tot 1,38 m -mv nog wel resten van een kelder verwacht. In de mariene (wad- of kwelderafzettingen) en een fluviatiel kleilaagje kunnen sporen uit de Romeinse tijd zijn bewaard. Deze zullen dan voorkomen vanaf circa 0,85 m -mv tot 1,7 m -mv.

BAAC adviseert daarom de sloop van de bestaande bebouwing vanaf 1 m -mv archeologisch te begeleiden en in bepaalde onbebouwde zones een inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) proefsleuvenonderzoek uit te voeren, met als doel eventuele resten uit de nieuwe tijd op te sporen. Voorafgaand aan het proefsleuvenonderzoek en een archeologische begeleiding dient een (door het bevoegd gezag goedgekeurd) Programma van Eisen te worden opgesteld, waarin de eisen waaraan het onderzoek dient te voldoen, zijn vastgelegd.

De noodzaak tot een proefsleuvenonderzoek is echter nog afhankelijk van de bouwwerkzaamheden en eventuele verstoring van de ondergronden. De eerste vervolgstap is dan ook het opstellen van een Plan van Aanpak, zodra het definitieve bouwplan beschikbaar is. Daaruit zal blijken in hoeverre het nader proefsleuvenonderzoek nodig is.

Alvorens te starten met bodemverstorende activiteiten of de daarop voorbereidende activiteiten, dient het archeologisch advies te worden beoordeeld door de bevoegde overheid.

Dubbelbestemming archeologie
In voorliggend bestemmingsplan worden de dubbelbestemmingen voor archeologie overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan, waardoor archeologische waarden worden beschermd en veiliggesteld middels verankering in de planregels.

De dubbelbestemmingen uit het vigerend bestemmingsplan zijn gebaseerd op de gemeentelijke archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart. Op de beleidsadvieskaart wordt onderscheid gemaakt in een aantal gebieden met verschillende verwachtingswaarden. In onderhavig plangebied is 'hoge archeologische verwachting' (basisveen en meandergordels: voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 100 m2 beslaat hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd), 'middelhoge archeologische verwachting' (voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 500 m2 beslaat hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd) en 'archeologische verwachting middelhoog 1' (in de hele Hoeksche Waard geldt een diepte van de ingreep van 50 centimeter als grens voor het wel of niet moeten uitvoeren van onderzoek) van toepassing.

Om bouwtoestemmingen te verkrijgen, zal moeten worden aangetoond dat archeologische waarden voldoende zijn onderzocht. De gemeente neemt dan een selectiebesluit, aan de hand van de stukken die worden ingediend bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen.

Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodem

Voor bodem en bodemverontreiniging is de Wet bodembescherming (Wbb) inclusief de aanvullende besluiten leidend. In de Wbb wordt een algemeen beschermingsniveau ingesteld voor de bodem ten aanzien van het voorkomen van nieuwe verontreiniging van de bodem.

De Wbb geeft regels voor bodemverontreiniging, waarvan sprake is als het gehalte van een stof in de grond of in het grondwater de voor die stof geldende streefwaarde overschrijdt. Of een verontreiniging acceptabel is, hangt af van de aard van de verontreiniging en van de bestemming van de gronden.

Relatie tot plangebied
Het plangebied wordt getransformeerd naar een woonbestemming. Derhalve is bodemonderzoek uitgevoerd (Bijlage 3 bij voorliggende toelichting). Uit het onderzoek is gebleken dat sprake is van verontreiniging, maar dat de herontwikkeling van de locatie naar wonen haalbaar wordt geacht. Geconcludeerd wordt dat voor de wijziging van het bestemmingsplan geen beperkingen zijn, de bodemkwaliteit is hiervoor afdoende in kaart gebracht.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan. Afhankelijk van de nadere uitwerking van het beoogde gebruik, zal (in het kader van de aanvraag bouwvergunning) de omvang van de vervolgstappen bepaald worden en zal de bodem geschikt gemaakt worden voor het beoogde gebruik. De bodemkwaliteit is voldoende onderzocht om de woonfunctie planologisch toe te staan.

4.3 Cultuurhistorie

Vanuit een ontwikkelingsgerichte visie op de omgang met cultuurhistorie werden in 1999, in de Nota Belvedère, beleidsmaatregelen voorgesteld die tot een kwaliteitsimpuls bij de toekomstige inrichting van Nederland zouden moeten leiden. Doelstelling van de nota is om de alom aanwezige cultuurhistorische waarden sterker richtinggevend te laten zijn bij de inrichting van Nederland. Dit met als doel het aanzien van Nederland aan kwaliteit te laten winnen en tegelijkertijd de onderlinge samenhang van cultuurhistorische waarden op het terrein van de archeologie, gebouwde monumenten en historische cultuurlandschap te versterken.

De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. De wet regelt tevens de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem. De uitvoering van de Erfgoedwet en de integratie van archeologie en ruimtelijke ordening is een primair gemeentelijke opgave. De Erfgoedwet is een voorloper op de Omgevingswet, welke naar verwachting in 2022 in werking treed.

Erfgoedverordening gemeente Hoeksche Waard
Zoals toegelicht in § 3.4.5, is de Cultuurhistorische Waardenkaart voor gemeente Hoeksche Waard nog niet te raadplegen. Wel beschikt gemeente Hoeksche Waard over een Erfgoedverordening 2019 welke duidelijke richtlijnen biedt. Artikel 21 (hoofdstuk 8) van deze Erfgoedverordening gaat in op de inhoud van bestemmingsplannen met betrekking tot cultuurhistorie. Hieruit blijkt dat in de toelichting op een bestemmingsplan ten minste dient te worden opgenomen:

  1. 1. Een beschrijving van de bovengrondse cultuurhistorische waarden of monumenten in het plangebied;
  2. 2. Een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige bovengrondse cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden;
  3. 3. In voorkomende gevallen, een beschrijving van de wijze waarop rekening is gehouden met overige waarden van de in het plan begrepen gronden en de verhouding tot het aangrenzende gebied.


Relatie tot plangebied
Ten aanzien van punt 1 en 2 wordt opgemerkt dat in het plangebied geen bovengrondse cultuurhistorische waarden in het plangebied aanwezig zijn. De bestaande bebouwing heeft geen monumentale status. Op de gemeentelijke Bomenlijst (waarop de monumentale bomen en andere beschermingswaardige bomen in de gemeente worden vermeld) is te zien dat geen monumentale of andere beschermingswaardige bomen op de projectlocatie aanwezig zijn.

Ten aanzien van punt 3 kan worden opgemerkt dat archeologische waarden van de in het plan begrepen gronden zijn toegelicht in paragraaf 4.4 Archeologie. Verder wordt opgemerkt dat de hoeve aan Groeneweg 18 is aangewezen als Rijksmonument (Hoeve “Bouwlust”: hoeve met hoog, pannen schilddak en IJsselstenen gevels, waarin twaalf en twintig ruitsschuiframen. Gevelsteen: 1828). Deze hoeve grenst aan het plangebied, maar maakt er geen onderdeel van uit. Het voormalige erf met grindpad van Hoeve Bouwlust is vanuit cultuurhistorisch oogpunt een aanknopingspunt, gezien de relatie met het voormalige gebruik van de hoeve.

De nieuw beoogde woningen in het voorgenomen plan, zullen minder dicht op de hoeve aan Groeneweg 18 gerealiseerd worden, dan het huidige pand van Alcazar (welke zal worden gesloopt ten behoeve van de ontwikkeling). De hoeve is onderdeel van het bebouwd gebied en feitelijk is daardoor sprake van een verbetering van de situatie. Monumentale waarden zijn dan ook niet in het geding.

Met deze cultuurhistorische waarde in het aangrenzende gebied is aansluiting gezocht in het ontwerp voor onderhavig plangebied. De Groeneweg kenmerkt zich door grote kavels met (vrijstaande) woningen die eraan gelegen zijn. Met de sloop van Alcazar en de inpassing van de woningen is de uitstraling richting de Groeneweg samen met de hoeve eenduidig. Waar de hoeve met zijn voorzijde nu op de zijkant van het Alcazar gebouw aansluit, zal de boerderij in de nieuwe situatie middels een circa 3 meter breed pad in het verlengde van de voordeur aangesloten worden op de ontwikkeling. Hierdoor komt, ten opzichte van de huidige situatie, het gevoel van het vroegere erf meer tot uiting. Door de positionering van de nieuwe woningen, wordt vanaf de nieuw aan te leggen weg bovendien hier het zicht op de voorzijde van de boerderij gegarandeerd. Aan de noordoostzijde van het kavel wordt de boerderij eveneens ontsloten middels een in-/uitrit. Het kavel van de hoeve is zodoende aan verschillende zijden verbonden aan de ontwikkeling. Ten noorden van de hoeve is, langs de nieuw aan te leggen weg met parkeermogelijkheid, een afscherming met groene bomen en beplanting voorzien. Hier wordt gezocht naar een invulling met zoveel mogelijk streekeigen beplanting. De groene beplanting zal een afscherming vormen tussen de hoeve en de nieuwbouw. De zuidzijde van de hoeve (aan de Groeneweg) heeft in de huidige situatie over de volledige breedte een groene (beuken)haag, deze wordt in het nieuwe plan doorgetrokken om te zorgen voor uniformiteit.

De nieuwbouw zoekt tevens in materiaalgebruik geen sterk contrast met de hoeve, maar vindt juist op een subtiele, hedendaagse wijze aansluiting. Materialisering van de nieuwbouw vindt zijn aansluiting bij de hoeve met de ingetogen kleurstelling van het metselwerk en keramisch pannendak, subtiele details, verbijzondering bij de voordeuren en zoekt aansluiting bij de verhouding van de gevelopeningen. Het ontwerp bevat elementen die terug te vinden zijn in het monument.

Tot slot kan worden opgemerkt dat de historische context van de locatie doorleeft in het plan, door de naamgeving Alcazar voor het herontwikkelingsproject en bestemmingsplan te handhaven. Het partycentrum en restaurant Alcazar is lange tijd een begrip geweest in Puttershoek en omstreken. Mogelijkheden om dit thema te laten voortbestaan in het nieuwe plan worden zo veel mogelijk meegenomen.

Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan en er zal in de toekomst een verbeterde situatie optreden met betrekking tot dit aspect.

4.4 Externe Veiligheid

De externe veiligheid wordt bepaald door aanwezigheid van gevaarlijke stoffen (productie, gebruik, opslag en vervoer) in en rond het projectgebied. Veiligheidsafstanden tussen activiteiten met gevaarlijke stoffen en (beperkt) kwetsbare objecten moeten ervoor zorgen dat bij een eventuele calamiteit het aantal dodelijke slachtoffers beperkt blijft. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen en kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren (b.v.o. kleiner dan 1500 m2), winkels, horeca en parkeerterreinen.

Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het belangrijkste toetsingskader. Hierin zijn bijvoorbeeld grenswaarden en oriënterende of richtwaarden opgenomen voor het zgn. plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Daarnaast is er specifieke wetgeving voor de opslag van vuurwerk en munitie, het Vuurwerkbesluit (2002, herziening 2004). Voor transport van gevaarlijke stoffen is met name de Wet vervoer gevaarlijke stoffen relevant. Op 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden waarmee het verplicht wordt transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen worden vervoerd vast te leggen in het bestemmingsplan. Verder is het Besluit externe veiligheid buisleidingen van belang (Bevb) voor onder andere hogedruk aardgastransportleidingen.

Aan de andere kant is het rijksbeleid erop gericht de schaarse ruimte zo efficiënt mogelijk te benutten.

Gemeentelijk beleid
In gemeente Hoeksche Waard is bovendien de "Beleidsvisie Externe Veiligheid 2015" (van de voormalige gemeenten in Hoeksche Waard) van kracht. De beleidsvisie externe veiligheid is opgebouwd uit drie delen: een visiedocument, een basisdocument en een werkdocument. Het eerste deel betreft de beleidsvisie die bestemd is voor het bestuur. Het tweede deel (het basisdocument) bevat de actuele stand van zaken met betrekking tot externe veiligheid en is van belang voor de vakinhoudelijke specialisten. In het derde deel wordt het werkprogramma voor de komende jaren gepresenteerd. Dit deel is gericht op de uitvoerende afdelingen binnen het ambtelijke apparaat.

Ruimtelijk beleid en externe veiligheid
Het ruimtelijke beleid en externe veiligheid beleid dienen dus goed te worden afgestemd. Een ruimtelijke onderbouwing of toelichting is geen instrument om de mate van risico's te beheersen, maar is wel een schakel tussen het externe veiligheidsbeleid en ruimtelijke ordening.

De risico's worden door twee factoren bepaald: de kans dat zich een ongeval voordoet en de effecten van dat ongeval. Om te kunnen beoordelen wat wel en niet aanvaardbaar is, bestaan er twee risicomaten, namelijk het Plaatsgebonden Risico (PR) en het Groepsrisico (GR).

Plaatsgebonden risico
In artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen is een definitie opgenomen van het plaatsgebonden risico (PR). Het PR is het risico (uitgedrukt in kans per jaar) dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof.

In het besluit is een norm opgenomen voor het plaatsgebonden risico. Deze norm is een grenswaarde voor kwetsbare objecten en moet daarom door het bevoegde gezag in acht worden genomen (mag niet van worden afgeweken). De grenswaarde voor al dan niet geprojecteerde kwetsbare objecten is 10–6 per jaar. Voor al dan niet geprojecteerde beperkt kwetsbare objecten betreft dit een richtwaarde.

Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) gaat over de impact van een calamiteit met veel dodelijke slachtoffers tegelijk. De officiële definitie van groepsrisico in artikel 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) luidt: 'de cumulatieve kans per jaar dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is'.

Het groepsrisico is geen norm, maar er geldt een verantwoordingsplicht. De onderdelen waar bij de verantwoording aandacht aan moet worden besteed staan beschreven in Bevi-artikel 12 voor Bevi-activiteiten en artikel 13 voor ruimtelijke plannen. Daarbij moet een vergelijking worden gemaakt met de oriëntatiewaarde. Dit is een richtwaarde waar het bevoegd gezag zich zoveel mogelijk aan moet houden, maar men mag hiervan wel goed onderbouwd afwijken.

Relatie tot plangebied
Voor de beoordeling van de risico's is de landelijke risicokaart geraadpleegd. Onderstaande afbeelding bevat een uitsnede hiervan. Risicobronnen zijn aangegeven in het rood, een eventuele PR-contour ligt met een zwarte stippellijn om de risicobron heen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0010.png"figuur 4.1 Uitsnede risicokaart projectgebied (bron:nederland.risicokaart.nl), plangebied ter plaatse van oranje ster

Uit de risicokaart blijkt dat in de nabijheid van het plangebied twee buisleidingen zijn gelegen: de aardgastransportleiding W507-01-KR ten noordwesten van het plangebied; en de rrp-l6 24" K1-leiding voor Crude-oil/nafta (Products Pipeline Pernis - Venlo, beheerd door N.V. Rotterdam-Rijn Pijpleiding Maatschappij) ten zuidwesten van het plangebied.

De plaatsgebonden risicocontour PR 10-6 reikt niet tot (de bouwvlakken voor) de beoogde woningen.

Een deel van het plangebied (en daarmee een deel van de woningen) valt wel binnen de invloedsgebieden 1% letaal van de twee buisleidingen. Derhalve dient aandacht besteed te worden aan het groepsrisico ter hoogte van het plangebied.

Overige veiligheidsaspecten zijn niet relevant voor het plangebied, behoudens de constatering dat het plangebied ligt in een gebied met overstromingsgevaar.

Groepsrisicoverantwoording

Vanwege de ligging in het invloedsgebied van de buisleidingen is het groepsrisico berekend. De onderzoeksresultaten zijn bijgevoegd als Bijlage 4 (aardgasleiding) en Bijlage 5 (K1-leiding) bij voorliggende toelichting. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in de rapportages wordt uitgegaan van maximaal 73 woningen, verdeeld over een groter plangebied (inclusief de naastgelegen siertuin). Redelijkerwijs kan echter worden aangenomen dat de uitkomst voor de beoogde situatie met 67 woningen vergelijkbaar is en op sommige punten zelfs juist verbetert, omdat de onderzoeken uitgaan van één groot vlak en de siertuin relatief dichtbij één van de risicobronnen is gelegen.

  • Uit de onderzoeksresultaten voor de aardgasleiding blijkt dat de ontwikkeling van de personendichtheid in het plangebied geen effect heeft op de hoogte van het groepsrisico, waardoor kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico in het bestemmingsplan.
  • Uit de onderzoeksresultaten voor de K1-leiding blijkt dat het groepsrisico afneemt en in de bestaande en nieuwe situatie lager is dan 0,1 x de oriëntatiewaarde. De plaatsgebonden risicocontour valt voor een klein deel over het plangebied (zuidoostelijke hoek). Hier kunnen derhalve geen woningen worden gerealiseerd. Om deze reden is op de verbeelding de PR-contour als “veiligheidszone-bevb” opgenomen, en planologisch gezien daarmee voorkomen dat dit kan worden gebruikt voor woningbouw. Een tuin wordt niet aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar object, omdat anders dan in een woning personen daar niet dag en nacht verblijven. Verder geldt eveneens dat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.

De rapportages vormen de getalsmatige onderbouwing (kwantitatief) ten behoeve van de beperkte verantwoording van het groepsrisico.

Ten aanzien van de kwalitatieve onderbouwing van de beperkte verantwoording geldt dat, middels het bestuurlijk vooroverleg, advies is ingewonnen bij de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid. Het adviesrapport is bijgevoegd als Bijlage 6 Adviesrapport omgevingsveililgheid (Veiligheidsregio ZHZ).

In het kader van de beheersbaarheid en zelfredzaamheid bij genoemde scenario's adviseert de veiligheidsregio enkele maatregelen te nemen ter beperking van de risico's:

  • Een deel van het plangebied ligt binnen het aandachtsgebied, maar buiten de house burning distance (HBD). De gebouwen zelf zullen niet in brand raken. Wel kunnen objecten in de gebouwen gaan branden. Echter is het niet nodig om aanvullende bouwkundige voorschriften tegen brand aan de gebouwen te eisen. Om te kunnen schuilen en/of vluchten zullen in de omgeving voldoende maatregelen moeten worden getroffen.
  • Ervaringen met het opvangen en afvoeren van hemelwater zijn bruikbaar voor bescherming van de omgeving tegen plasbranden. De maatregelen moeten er op gericht zijn om de eventueel vrije komende K1-vloeistof op te vangen in de veiligheidszone - leidingstrook van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Binnenmaas. Indien dit kan worden gerealiseerd zijn bouwkundige maatregelen niet noodzakelijk.


Met de maatregelen wordt zoveel mogelijk rekening gehouden bij de verdere planuitwerking.

De veiligheidsregio wil graag betrokken blijven bij het inrichtingsplan zodat de bereikbaarheid van de objecten en de bluswatervoorziening in het plangebied kunnen worden gewaarborgd. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Voor bluswatervoorziening wordt gedacht aan brandkranen op de waterleiding. Aan de hand van het (nog nader uit te werken) inrichtingsplan kan bepaald worden of de woningen voldoende bereikbaar zijn voor hulpverleningsdiensten. Uitgangspunt is de "Handreiking Bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019" (Brandweer Nederland, 2020).

Voor de eventueel vrijkomende K1-vloeistof, geldt dat ter plaatse van de veiligheidszone - leidingstrook van het bestemmingsplan Landelijk Gebied Binnenmaas reeds een bermsloot aanwezig is (parallel aan de Groeneweg). Dit kan deels gebruikt worden om de vrijkomende stoffen op te vangen en op die manier de verspreiding van brandbare vloeistoffen tegen te gaan, echter vanuit milieuoverwegingen heeft het de voorkeur om het naastgelegen parkeerterrein te gebruiken om eventueel vrijkomende stoffen op te vangen. Middels drempels in de veiligheidszone van de K1-vloeistof leidingenstrook kan een “opvangbak” gecreëerd worden. Middels een voorwaardelijke verplichting in de regels van onderhavig bestemmingsplan is derhalve vastgelegd dat in deze zone een maatregel, gericht op het opvangen van eventueel vrijkomende K1-vloeistof, getroffen dient te worden voorafgaand aan de ingebruikname van de woningen in het plangebied. De exacte invulling van deze mitigerende maatregel wordt in overleg met de Veiligheidsregio nader uitgewerkt.

Conclusie
Gelet op de afstand tussen de risicobronnen en het plangebied, en met inachtneming van de mogelijkheden en voorgestelde maatregelen tot rampenbestrijding en zelfredzaamheid, geldt dat externe veiligheid geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.5 Flora En Fauna

Sinds 1 januari 2017 is één wet van toepassing die de natuurwetgeving in Nederland regelt: de Wet natuurbescherming. De wet ligt in de lijn van Europese wetgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn.

Wet natuurbescherming
Via de Wet natuurbescherming wordt de soortenbescherming en gebiedsbescherming geregeld. De soortenbescherming heeft betrekking op alle, in Nederland in het wild voorkomende zoogdieren, (trek)vogels, reptielen en amfibieën, op een aantal vissen, libellen en vlinders, op enkele bijzondere en min of meer zeldzame ongewervelde diersoorten en op een honderdtal vaatplanten. Gebiedsbescherming wordt geregeld middels de Natura 2000-gebieden. Daarnaast kan de provincie ervoor kiezen om een gebied aan te wijzen als bijzonder nationaal natuurgebied- of landschap of als Natuurnetwerk Nederland (NNN). Welke soorten planten en dieren wettelijke bescherming genieten, is vastgelegd in de bijlage van de Wet natuurbescherming. Dat houdt in dat, bij planvorming, uitdrukkelijk rekening gehouden moet worden met gevolgen, die ruimtelijke ingrepen hebben, voor instandhouding van de beschermde soort.

NatuurnetwerkNederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat natuurgebieden hun waarde verliezen. Het NNN kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur. NNN is tevens opgenomen in het streekplan van de provincie. Indien het projectgebied in of in de nabijheid van het NNN gelegen is, verlangt de provincie een 'nee-tenzij-toets'.

Wanneer in een vroeg stadium van een project duidelijk is (door het uitvoeren van een ecologisch onderzoek) dat een vvgb noodzakelijk is, valt te overwegen om een separate omgevingsvergunning 'natuur' aan te vragen.

Relatie tot plangebied

Soortbescherming
Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is een ecologische quickscan naar flora en fauna uitgevoerd door Buijs Eco Consult B.V. De rapportage is opgenomen als Bijlage 7 bij voorliggende bestemmingsplantoelichting.

Middels een veldbezoek op 20 juni 2019, is beoordeeld in hoeverre rust- en/of verblijfplaatsen van beschermde soorten volgens de Wet natuurbescherming in het plangebied aanwezig zijn. Hierbij is het plangebied zowel uitpandig als inpandig (inclusief aanwezige zolders en kelder) onderzocht. De resultaten zijn weergegeven in onderstaande tabel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0011.png"

Figuur 4.2: Conclusie onderzoeksresultaten quickscan flora en fauna (Tabel afkomstig uit ecologische quickscan p.10)

Met betrekking tot soortenbescherming gelden derhalve de volgende aandachtspunten:

  • Op locatie zijn mogelijk verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig. Om deze uit te sluiten dan wel vast te stellen is nader jaarrond onderzoek (volgens het vleermuisprotocol 2017) noodzakelijk.
  • Op de planlocatie zelf zijn verder algemeen voorkomende soorten te verwachten. Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt voor deze soorten een provinciale vrijstelling.
  • Door de (voorbereidings)werkzaamheden (sloop en kap) na het nader onderzoek en buiten het broed-/voortplantingsseizoen (15 maart t/m 15 juli) uit te voeren wordt invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig handelen. Hiermee wordt voorkomen dat nesten van vogels worden verstoord. In- en uitpandig worden broedvogels tijdens het broedseizoen verwacht. Indien werkzaamheden wel in deze periode uitgevoerd moeten worden is het noodzakelijk om de werkzaamheden onder ecologische begeleiding uit te voeren.

Bij het uitvoeren van de werkzaamheden zal rekening gehouden worden met deze aspecten. Tevens is een nader onderzoek naar vleermuizen uitgevoerd.

Nader vleermuisonderzoek
Om de aanwezigheid van (verblijfplaatsen) van vleermuizen uit te sluiten dan wel vast te stellen is nader jaarrond onderzoek uitgevoerd door Buijs Eco Consult B.V.. De rapportage is opgenomen als Bijlage 8 bij voorliggende toelichting.

Op de locatie is, tijdens het nader vleermuisonderzoek, meermaals de aanwezigheid van drie vleermuissoorten aangetroffen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en rosse vleermuis. De gewone dwergvleermuis is een vooral object/gebouw bewonende soort. Van deze soort zijn tijdens de veldbezoeken echter geen verblijfplaatsen in het plangebied aangetroffen. De gewone dwergvleermuis is vooral langsvliegend waargenomen. Invliegers, uitvliegers en/of zwermen is in het plangebied niet waargenomen.

Daarnaast is ook de ruige dwergvleermuis in en nabij het plangebied waargenomen (hoofdzakelijke boombewoners). Dit betreffen vermoedelijk migrerende exemplaren aangezien de waarnemingen voornamelijk in het najaar zijn gedaan (migratieperiode).

De mogelijk te kappen en/of herplanten bomen en de bomen in de directe omgeving van het plangebied bevatten geen zichtbare gaten, kieren en scheuren en hierbij zijn geen in- en/of uitvliegers bij waargenomen. Wel worden deze bomen (net als het overig openbaar groen in de directe omgeving) gebruikt als vliegbegeleiding en incidenteel foerageergebied. Met mogelijke kap en/of herplanting van de bomen gaat binnen het onderzoeksgebied geen essentieel foerageergebied en/of vliegroute verloren.

Paarverblijfplaatsen (van gewone dwergvleermuis) zijn door middel van baltsroep wel aangetoond. Op basis van de locatie van de baltsroep, het in vlucht volgen van deze baltsende vleermuis (met warmtebeeldcamera) is het baltsen gerelateerd aan een paar-/zomerverblijf direct ten oosten van het plangebied.

Omdat er geen vaste verblijfplaatsen of andere beschermde functies voor vleermuizen zijn vastgesteld kunnen de kap- en sloopwerkzaamheden (buiten het kwetsbaar broed/voortplantingsseizoen) zonder verdere beperking vanuit deze soort worden uitgevoerd.

Een ontheffing soortbescherming Wet natuurbescherming is hierdoor niet aan de orde. Door de werkzaamheden buiten deze kwetsbare perioden uit te voeren wordt invulling gegeven aan het Zorgvuldig handelen principe.

Gebiedsbescherming
Het plangebied is niet gelegen in een Natura 2000-gebied, weidevogelleefgebied of in het NNN. De dichtstbijzijnde Natura-2000 gebieden zijn Oude Maas (circa 2 km) en Oudeland van Strijen (circa 2,9 km). Uit de ecologische quickscan blijkt dat de natuurgebieden hiermee op voldoende afstand tot het plangebied zijn gesitueerd. Aangezien geen sprake is van werkzaamheden in Natura 2000 en/of NNN-gebied is kwaliteitsverlies dan wel versnippering van deze natuurgebieden als gevolg van de plannen niet aan de orde (directe significante effecten).

Het aspect stikstofdepositie is in een separate rapportage behandeld, welke is opgenomen als Bijlage 9 bij voorliggende toelichting. Hieruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen indirecte significant negatieve effecten als gevolg van stikstofdepositie op de beschermde natuurgebieden heeft.

Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.6 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder moeten geluidsgevoelige objecten voldoen aan de wettelijk bepaalde normering als het gaat om de maximale geluidsbelasting op de gevels. De limitatieve lijst geluidsgevoelige gebouwen bestaat uit:

  • woningen
  • onderwijsgebouwen
  • ziekenhuizen
  • verpleeghuizen
  • verzorgingstehuizen
  • psychiatrische inrichtingen
  • kinderdagverblijven.


Op het moment dat een van bovenstaande functies ontwikkeld wordt, zal middels een geluidsonderzoek aangetoond moeten worden of er voldaan wordt aan de wettelijke voorkeursgrenswaarde. Bovendien is het wenselijk om een aangenaam binnenklimaat te kunnen realiseren.

Langs een (toekomstige) spoor- en verkeersweg en industriegebieden ligt een planologisch aandachtsgebied (de zone). Binnen deze zone biedt de Wet geluidhinder in een aantal situaties bescherming aan geluidsgevoelige bestemmingen. Het basisbeschermingsniveau of de voorkeursgrenswaarde voor woningen bedraagt 48 dB ten aanzien van wegen, 55 dB ten aanzien van spoorwegen en 50 dB ten aanzien van industriegebieden.

Door middel van een hogere waarde kan door het bevoegd gezag een hogere geluidsbelasting worden toegestaan. Deze verhoging is mogelijk tot een maximaal toelaatbare waarde. De hoogte van deze maximaal toelaatbare waarde is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de ligging van de geluidsgevoelige bestemming in binnenstedelijk of buitenstedelijk gebied. Voor woningen in stedelijk gebied bedraagt de maximale ontheffingswaarde 63 dB ten aanzien van wegen en 68 dB ten aanzien van spoorwegen. Voor industriegebieden bedraagt de maximale ontheffingswaarde 55 dB voor geprojecteerde woningen en 60 dB voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen.

Indien gevelbelastingen boven deze ontheffingswaarde optreden is een geluidsgevoelige bestemming alleen mogelijk indien deze gevels doof worden uitgevoerd. Een blinde gevel, een dove gevel, een geluidsscherm dat bouwkundig is verbonden met het gebouw en de geluidswalzijde van geluidswalwoningen worden in de Wet geluidhinder namelijk specifiek benoemd als zijnde geen gevel. Op een gevel waarin geen te openen delen, zoals ramen, deuren en ventilatievoorzieningen zitten hoeft vanuit de Wet geluidhinder niet getoetst te worden.

Relatie tot plangebied
Omdat met voorliggend bestemmingsplan wordt voorzien in een nieuw planologisch kader voor de ontwikkeling van woningen, is akoestisch onderzoek noodzakelijk. Akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Alcedo. Er zijn twee rapportages opgenomen als bijlage bij voorliggende toelichting (bedrijvigheid en wegverkeer).

Onderzoeksresultaten bedrijvigheid
Uit het onderzoek naar de akoestische inpasbaarheid ten opzichte van omliggende bedrijven en instellingen (Bijlage 10 bij voorliggende toelichting), blijkt dat richtafstanden voor geluid geen overlap hebben met het plan Alcazar. Alleen het stemgeluid van spelende kinderen op het buitenterrein van het ten westen gelegen zorgcentrum Maasheim zou mogelijk tot hinder kunnen leiden. Hiervoor is een indicatieve berekening uitgevoerd. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de nieuwe woningen binnen het plan vanuit het milieuaspect geluid geen extra belemmering voor het zorgcentrum Maasheim opleveren (de bestaande woningen op kortere afstand vormen al een belemmering). Met realisatie van nieuwe woningen binnen plan Alcazar komt de goede ruimtelijke ordening ten aanzien van het milieuaspect geluid niet in het gedrang. De omliggende bedrijven worden niet belemmerd in hun bedrijfsmatige activiteiten en ter plaatse van de nieuwe woningen zal sprake zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Onderzoeksresultaten wegverkeerslawaai
Uit het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (Bijlage 11 bij voorliggende toelichting) blijkt dat de geluidsbelasting vanwege wegverkeerslawaai met uitzondering van 2 rekenpunten voldoet aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat in het akoestisch onderzoek wordt uitgegaan van maximaal 73 woningen. Echter zijn de bouwvlakken, bouwhoogtes en toetspunten voor de beoogde 67 woningen ongewijzigd ten opzichte van het eerder beoogde woningaantal van 73 woningen. Daarmee blijven de onderzoeksresultaten bruikbaar voor de beoogde ontwikkeling.

De geluidsbelasting vanwege de 30 km/uur wegen voldoet aan de in het gemeentelijk geluidsbeleid gestelde voorwaarden.

Het treffen van verdergaande maatregelen aan de Groeneweg zelf of in de vorm van een afscherming wordt redelijkerwijs niet mogelijk geacht. Daarmee resteert het vaststellen van hogere waarden en het zorgen voor voldoende geluidswering zodat in de woningen sprake is van een aanvaardbaar binnenniveau.

Voor 2 situaties binnen het plan dient een hogere waarde te worden aangevraagd bij de gemeente Hoeksche Waard:

  • Rekenpunt 002: meest zuidelijk gelegen 2-onder 1 kap woning: 49 dB;
  • Rekenpunt 073: bouwkavel C: 52 dB.


Ter plaatse van deze nieuw te bouwen woningen wordt voldaan aan de in het gemeentelijk geluidsbeleid gestelde voorwaarde van een geluidsluwe gevel en een geluidsluwe buitenruimte.

Voor de woningen waarvoor hogere waarden worden vastgesteld dient te worden aangetoond dat de gevelisolatie van de woningen voldoet aan de eisen conform afdeling 3.1 uit het Bouwbesluit.

Conclusie
Een hogere waardenbesluit voor 2 woningen in het plangebied vormt een randvoorwaarde voor de ontwikkeling. Het ontwerp-besluit hogere waarden is opgenomen als Bijlage 12 bij voorliggende toelichting.

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.

4.7 Luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer is de regelgeving met betrekking tot luchtkwaliteit vastgelegd. In artikel 5.16 is vastgelegd dat bestuursorganen bevoegdheden, zoals het vaststellen van een bestemmingsplan of het nemen van een projectbesluit, mogen uitoefenen wanneer sprake is van één van de volgende gevallen:

  1. a. Er is geen sprake is van een (dreigende) overschrijding van de grenswaarden;
  2. b. De concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht verbetert of blijft ten minste gelijk;
  3. c. Het plan draagt ‘niet in betekenende mate’ bij aan de concentratie van de desbetreffende stoffen in de buitenlucht;
  4. d. De ontwikkeling is opgenomen in een vastgesteld programma, zoals het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

AMvB 'niet in betekenende mate'
In het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Besluit NIBM) en de bijbehorende ministeriële Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) (Regeling NIBM) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd die betrekking hebben op het begrip NIBM. Sinds de verlening van derogatie door de Europese Unie en de inwerkingtreding van het NSL per 1 augustus 2009 is de definitie van NIBM een bijdrage van niet meer dan 3% aan de jaargemiddelde concentratie fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Als een project voor één stof de 3%-grens overschrijdt, verslechtert het project 'in betekenende mate' de luchtkwaliteit.

De 3%-norm is in de Regeling niet in betekenende waarde uitgewerkt in concrete voorbeelden, waaronder:

  • woningbouw: 1.500 woningen netto bij één ontsluitende weg en 3.000 woningen bij twee ontsluitende wegen
  • kantoorlocaties: 100.000 m2 bruto vloeroppervlak bij één ontsluitende weg en 200.000 m2 bruto vloeroppervlak bij twee ontsluitende wegen.


Relatie tot plangebied
Wat betreft de beoogde ontwikkeling, kan op basis van bovenstaande voorbeelden gesteld worden dat het project niet in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden minder dan 1.500 woningen gerealiseerd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening, is het raadzaam voor beide locaties ook de heersende luchtkwaliteit in ogenschouw te nemen. De NSL-monitoringstool van Rijksoverheid laat de totale concentraties zien. Deze concentraties kunnen worden getoetst aan de grenswaarden.

Voor het plangebied worden de volgende gegevens voor stikstofdioxide en fijnstof getoond voor het dichtsbijzijnde rekenpunt (rekenpunt 15876612, gegevens september 2021):

Stikstofdioxide NO2 (grenswaarde 40 µg/m3):

  • 18,5 µg/m3 in 2020
  • 13,5 µg/m3 in 2030

Fijnstof PM10 (grenswaarde 40 µg/m3):

  • 17,6 µg/m3 in 2020
  • 15,3 µg/m3 in 2030

Fijnstof PM2,5 (grenswaarde 25 µg/m3):

  • 10,6 µg/m3 in 2020
  • 8,6 µg/m3 in 2030


Hieruit kan geconcludeerd worden dat de luchtconcentraties ruim voldoen aan de gestelde grenswaarden, zowel in de huidige situatie als in de toekomst.

De verwachting is niet dat de totale concentraties in betekenende mate zullen toenemen als gevolg van de beoogde ontwikkeling en bijbehorende verkeersaantrekkende werking. Daarmee is een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd.

Conclusie
Het milieuaspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.8 Milieuzonering

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningen op een verantwoorde afstand van bedrijven gesitueerd worden en dat nieuwe bedrijven een passende locatie in de nabijheid van woningen krijgen is de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' in opdracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten opgesteld. Hierdoor wordt in een vroeg stadium bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden met de belangen van bedrijven en woningen. Zo wordt zoveel mogelijk voorkomen dat woningen hinder en gevaar ondervinden van bedrijven en dat bedrijven in hun milieugebruiksruimte worden beperkt door de komst van nieuwe woningen.

Milieuzonering is een hulpmiddel bij ruimtelijke planvorming. Het is een instrument dat helpt bij het afwegen en verantwoorden van keuzes aangaande nieuwe woningbouw- en bedrijvenlocaties. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie. Het gaat hierbij om de milieuaspecten: geluid, geur, stof en gevaar, waarbij de belasting afneemt naarmate de afstand tot de bron toeneemt.

In de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' zijn richtafstanden opgenomen voor een scala aan milieubelastende activiteiten, opslagen en installaties. Hierbij worden richtafstanden gegeven per milieutechnisch aspect (geur, stof, geluid en gevaar), waarbij de grootste afstand bepalend is voor de indeling in een milieucategorie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0012.png"
tabel 4.1 Richtafstanden bedrijven en milieuzonering

De richtafstanden zijn afgestemd op het omgevingstype rustige woonwijk en rustig buitengebied (ingericht volgens het principe van functiescheiding). Zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat kan de richtafstand met één stap worden verlaagd indien sprake is van een omgevingstype gemengd gebied. In een gemengd gebied is sprake van een matige tot sterke menging van functies. Direct naast woningen komen bijvoorbeeld winkels, horeca en kleine bedrijven voor. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.

Relatie tot plangebied
Voor het plangebied geldt dat er sprake is van een gemengd gebied, gezien de ligging direct langs de hoofdinfrastructuur (de Groeneweg, 50 km/u weg). Bovendien kan gesproken worden van matige menging van functies wanneer het plangebied in haar nabije omgeving bezien wordt.

Ten zuidoosten van het plangebied zijn kantoren gevestigd en ten noordwesten bevindt zich een maatschappelijke bestemming. Verder is reeds veel sprake van woonfuncties. De bedrijfsbestemmingen in de omgeving (>30 meter) zijn van een lage milieucategorie (1 of 2) die zich leent voor een gebied waar ook woningen aanwezig zijn. Aan de overzijde van de Groeneweg is rondom het parkeerterrein sprake van agrarische grond. Binnen deze agrarische bestemming is in de nabijheid geen bouwvlak opgenomen en het betreft geen agrarische inrichting met dieren. De gronden zijn bovendien niet in gebruik voor gewassen waar rekening gehouden dient te worden met een spuitzone. Hierdoor geldt geen grotere richtafstand voor deze agrarische gronden.

Woningbouw past in het kader van bedrijven en milieuzonering goed in de omgeving. Het realiseren van extra woningen in het plangebied zorgt niet voor een belemmering in de bedrijfsvoering van aanwezige bedrijven. Vice versa geldt dat aanwezige bedrijven geen onaanvaardbare hinder veroorzaken voor toekomstige gebruikers van de woningen.

Conclusie
Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

4.9 Verkeer En Parkeren

In het kader van de planontwikkeling dient te worden bepaald wat de parkeerbehoefte is, welke verkeersgeneratie ontstaat als gevolg van de ontwikkeling en hoe de ontsluiting geregeld wordt. Dit om ongewenste dan wel onveilige parkeer- en/of verkeerssituaties tegen te gaan. In deze paragraaf worden voornoemde aspecten behandeld.

Parkeren
Op 4 augustus 2021 is de 'Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regesl omtrent de parkeernormen' in werking getreden. In deze beleidsregel zijn de parkeernormen voor in- en uitbreidingsplannen bepaald. De parkeernormen zijn gebaseerd op de CROW kencijfers. De CROW kencijfers geven een bandbreedte weer, namelijk een minimum en maximum parkeernorm. In het gemeentelijk parkeernormenbeleid is ervoor gekozen de gemiddelde parkeernorm te hanteren. Voor onderhavige locatie zijn op basis van het gemeentelijk parkeernormenbeleid de volgende parkeernormen van toepassing:

  • koop, huis, vrijstaand: 2,3 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, huis, twee-onder-een-kap: 2,2 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, huis, tussen/hoek: 2 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, appartement, duur: 2,1 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, appartement, middenduur: 1,9 parkeerplaatsen per woning;
  • koop, appartement, goedkoop: 1,6 parkeerplaatsen per woning.

NB: (aandeel bezoekers 0,3 pp per woning)

Uit de regels behorende bij dit bestemmingsplan (zie artikel 18.1), vloeit voort dat bij indiening van de omgevingsvergunning voor bouwen getoetst moet worden of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid (voorwaardelijke verplichting). Dit betekent dat bij elk concreet plan dat wordt ingediend, de indiener moet aantonen dat in de parkeerbehoefte wordt voorzien.

De toetsing gebeurt in op basis van het geldend gemeentelijke parkeerbeleid. Het is mogelijk dat in de toekomst het gemeentelijk parkeerbeleid wordt bijgesteld. Om die reden is in de regels ook vastgelegd dat indien de beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging (dynamische verwijzing). Er zijn tevens afwijkingsmogelijkheden opgenomen in de planregels. De planregels van dit bestemmingsplan bieden zodoende de nodige flexibiliteit in het parkeerbeleid en het afwijken daarvan, zonder dat het bestemmingsplan gewijzigd moet worden.

Naast deze flexibiliteit moet het wel mogelijk zijn om, afhankelijk van het in te dienen plan, de benodigde parkeerplaatsen te kunnen realiseren. Met andere woorden: de gekozen bestemming en bouwmogelijkheden die in de regels en op de verbeelding van dit bestemmingsplan aangegeven zijn, moet het wel mogelijk maken om de parkeerplaatsen te realiseren. In voorliggend bestemmingsplan zijn hiertoe diverse bestemmingen opgenomen, waarbinnen realisatie van parkeerplaatsen mogelijk wordt gemaakt. Parkeren staat de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Concreet bouwplan
Het plan biedt de flexibiliteit om tot maximaal 67 woningen te bouwen, variërend in typologie. De daadwerkelijke verhouding in woningtypologieën is afhankelijk van de marktsituatie. Voor het momenteel beoogde programma, is reeds een parkeerbehoefteberekening opgesteld. Hieruit is gebleken dat in voldoende parkeergelegenheid op de bouwpercelen, of in de omgeving daarvan, wordt voorzien. Met eventuele wijzigingen van het plan is bovendien voldoende flexibiliteit en ruimte om het benodigde aantal parkeerplaatsen te realiseren.

Verkeersgeneratie
Voor het bepalen van de verkeersgeneratie is tevens gebruik gemaakt van de CROW kencijfers. De uitgangspunten die zijn gehanteerd voor het bepalen van een eerste parkeerbalans zijn ook voor het berekenen van de verkeersgeneratie toegepast.

Huidige situatie
In de huidige situatie is sprake van circa 5.865 m2 bvo aan evenementenlocatie. Een evenementenhal/beursgebouw/congresgebouw kent conform CROW een verkeersgeneratie van minimaal 6,0 tot maximaal 11,0 motorvoertuigbewegingen per etmaal (mvt/etm) per 100 m2 bvo. De huidige functie als evenementenlocatie levert met het oog op de genoemde uitgangspunten derhalve een verkeersgeneratie op van maximaal 645 mvt/etm, op een gemiddelde weekdag.

Toekomstige situatie
Met de transitie naar wonen zal een andere verkeersaantrekkende werking ontstaan. De beoogde maximaal 67 woningen bestaan uit een mix van woningtypen. Echter is de verhouding in woningtypen nog variabel. Derhalve is het raadzaam om te rekenen met een 'worst case' scenario.

Het 'worst case' scenario kan in dit geval gevonden worden in het type woningen dat de hoogste verkeersaantrekkende werking heeft, te weten: categorie koopwoningen in het dure segment. Voor beneden-boven woningen (BEBO) wordt in de berekening een verkeersgeneratie passend bij rijwoningen aangehouden.

Onderstaande tabel toont bij de woningtypen behorende maximale verkeersgeneratie (mvt/etm):

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPGroenew16PTH22-VG01_0013.png"

Tabel 4.2: Maximale verkeersgeneratie toekomstige 'worst case' situatie
De verkeersgeneratie komt op een gemiddelde weekdag derhalve voor 67 woningen in een 'worst case' scenario neer op maximaal 529 mvt/etm.

Conclusie verkeersgeneratie
Het aantal van maximaal 529 mvt/etm in de toekomstige situatie ligt lager dan het berekende aantal van maximaal 645 mvt/etm in de huidige situatie. Geconcludeerd wordt dat in de maximale scenario's sprake is van een afhane in de verkeersaantrekkende werking, zelfs wanneer voor de toekomstige situatie wordt uitgegaan van het 'worst case' scenario. Hierbij dient dan ook te worden opgemerkt dat de toekomstige verkeersgeneratie in de praktijk naar verwachting nog lager zal liggen, onder meer aangezien het niet aannemelijk is dat alle woningen in het dure koopsegment worden gerealiseerd (immers zijn ook woningen in het betaalbare en middel-dure segment voorzien).
Het bestaande wegprofiel van de Groeneweg is geschikt om de verkeersbewegingen te verwerken.

Verkeersproblematiek rondom de locatie wordt derhalve niet verwacht. De huidige verkeersinfrastructuur kan de verkeersstromen voldoende afwikkelen.

Ontsluiting
De locatie wordt hoofdzakelijk ontsloten via een (éénrichtingsverkeer) ontsluitingsweg voor langzaam verkeer, welke door het plangebied loopt en hoofdontsluiting vindt via aansluitingen op de Groeneweg. Dit is de ontsluitingsweg die op de verbeelding middels de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' is weergegeven. Het bestemmingsplan biedt voldoende ruimte om een veilige verkeerssituatie te realiseren.

Conclusie
Voor parkeren geldt dat aan de parkeerbehoefte voldaan zal worden. De parkeereis ligt verankerd in de planregels, waarmee wordt toegezien op voldoende parkeergelegenheid. Ten aanzien van de verkeersafwikkeling in en rondom het gebied, welke ontsloten wordt via de bestaande weginfrastructuur, is een afname in verkeersgeneratie te verwachten.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.10 Water

Belangrijk instrument om waterbelangen in ruimtelijke plannen te waarborgen is de watertoets, die sinds 1 november 2003 wettelijk is verankerd. Initiatiefnemers zijn verplicht in ruimtelijke plannen een beschrijving op te nemen van de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het doel van de wettelijk verplichte watertoets is te garanderen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige wijze in het plan worden afgewogen. Deze waterhuishoudkundige doelstellingen betreffen zowel de waterkwantiteit (veiligheid, wateroverlast, tegengaan verdroging) als de waterkwaliteit (riolering, omgang met hemelwater, lozingen op oppervlaktewater). Het waterschap is naast waterbeheerder ook wegbeheerder. Dit belang wordt ook meegenomen in het watertoetsproces.

Watertoetsproces
Het plangebied is gelegen in het beheergebied van Waterschap Hollandse Delta. Voor het project is de digitale watertoets doorlopen. Toetsing aan de kaartlagen en beantwoording van de vragen heeft ertoe geleid dat de normale procedure wordt toegepast. De uitgangspunten die op basis van de toetsresultaten gelden voor het plangebied worden hieronder toegelicht.

Streefbeelden
De relevante randvoorwaarden voor het plan Project Alcazar zijn door het waterschap gerangschikt onder streefbeelden, soms aangevuld met strategie. De streefbeelden zijn ingedeeld op basis van vier thema's: Veiligheid, Voldoende Water, Schoon Water en Wegen. De strategie is erop gericht om het streefbeeld te verwezenlijken, van streefbeeld naar randvoorwaarde. De streefbeelden en randvoorwaarden dienen als uitgangspunt voor gesprek.

Veiligheid
Hoog water vanuit zee en de rivier vormt een reële bedreiging voor de veiligheid op de Hollandse eilanden. Waterkeringen beschermen tegen deze bedreiging. Het waterschap wil de veiligheid ook in de toekomst blijven waarborgen.

Voldoende water: wateroverlast, goed functionerend watersysteem en anticiperen op watertekort
Streefbeeld hierbij is een robuust watersysteem dat de effecten van toekomstige klimaatveranderingen en bodemdaling kan opvangen. Bovendien zorgt het watersysteem in normale situaties voor een goede doorstroming en afwatering in het beheergebied en maakt het realiseren van het (maatschappelijk) Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime (GGOR) mogelijk. Hollandse Delta streeft er naar dat de feitelijke situatie van het watersysteem overeenkomt met de legger. Het waterschap wil tevens een robuust watersysteem dat voorbereid is op de effecten van toekomstige klimaatveranderingen.

De strategie om dit te bereiken omvangt onder meer dat het systeem robuust genoeg moet zijn om hevige neerslag binnen het peilgebied te kunnen opvangen alvorens af te wentelen op naburig gebied. Er dienen geen problemen te ontstaan van wateroverlast of wateronderlast. Het waterschap probeert zoveel mogelijk onnodige versnippering van peilgebieden te voorkomen. Voor de oevers langs open water wordt gestreefd naar een onderhoudsvriendelijke inrichting (inclusief bereikbaarheid).

Randvoorwaarde is bijvoorbeeld dat de bodemgesteldheid bekeken dient te worden met het oog op ongewenste kwel of inzijging, en dat ter plaatse van kruisingen van infrastructuur met (hoofd)watergangen, de voorkeur uitgaat naar het aanleggen van bruggen in plaats van duikers. Gebieden die al een hoge grondwaterstand hebben moeten voor de nieuwbouw worden opgehoogd en/of gedraineerd worden. In gebieden waar op langere termijn sprake kan zijn van aanzienlijke bodemdaling moeten vooraf maatregelen worden genomen om problemen in de toekomstige situatie te voorkomen. Een inlaat- en uitwateringsgeul, hoofdwatergang en boezemwater dienen voorzien te zijn van een obstakelvrije werkstrook (maakt onderdeel uit van de beschermingszone) van minimaal 5 meter breed.

Schoon water: goede inrichting/structuurdiversiteit van het watersysteem, goede oppervlaktewaterkwaliteit, goed omgaan met afvalwater
Het waterschap streeft naar goede leef, verblijf- en voortplantingsmogelijkheden voor de aquatische flora en fauna in het beheergebied. Het grond- en oppervlaktewater biedt leef-, verblijf-, en voortplantingsmogelijkheden voor de (aquatische) flora en fauna in het beheergebied. In het ontwerp van het watersysteem wordt uitgegaan van het principe schoon houden, scheiden, zuiveren. Verontreinigingen dienen te worden voorkomen. De voor demping van bestaande watergangen gebruikte materialen moeten daarom voldoen aan de eisen uit de Bouwstoffenbesluit bodem- en oppervlaktewaterenbescherming en het Interprovinciaal beleid voor de hygiënisch verantwoorde toepassing van secundaire grondstoffen in werken. Voor waterhuishoudkundige werken zijn alleen milieuvriendelijke en niet-uitlogende materialen toegestaan en voor beschoeiing zijn alleen niet-oxydeerbare en niet uitlogende materialen toegestaan.

Menselijke activiteiten hebben een negatief effect op de kwaliteit van het water doordat ze water verontreinigen. Het waterschap zorgt met de behandeling van afvalwater dat zo veel mogelijk van deze effecten teniet worden gedaan. Om het afvalwater te kunnen transporten naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie en het gezuiverde afwater (effluent) weer te kunnen afvoeren wordt er gebruik gemaakt van rioolpers- en effluentleidingen. Binnen een zone (afstand) van 3 meter van rioolpersleidingen en effluentleidingen van het waterschap gelden verbodsbepalingen en dienen activiteiten vermeden te worden. Een klein strookje van de zuidwestzijde van het plangebied valt binnen zo'n zone.

Wegen
Het waterschap streeft naar een afdoende bereikbaarheid van alle bestemmingen binnen het beheersgebied. Een optimale verkeersveiligheid en een goede doorstroming op de wegen die bij het waterschap in beheer en onderhoud zijn daar bij essentieel.

Relatie tot plangebied
Ten noorden grenzend aan het plangebied ligt de Biezenvijver. Rondom het plangebied zijn verder enkele andere gemeentelijke watergangen (type 'overige water') gelegen. Aan de westzijde van het plangebied is in de bestaande situatie circa 40 m2 oppervlaktewater aanwezig.

Onderstaand wordt de relatie met het plangebied in het kader van de thema's toegelicht.

Veiligheid en beschermde gebieden Op de leggerkaarten primaire en regionale waterkeringen van het Waterschap Hollandse Delta is te zien dat het plangebied niet is gelegen in een beschermingsgebied van deze waterkeringen.
Wel geldt dat rekening gehouden dient te worden met de 5 meter brede, obstakelvrije werkstrook (maakt onderdeel uit van de beschermingszone) van de Biezenvijver en de watergang in het oostelijke deel van het plangebied. Met het waterschap heeft overleg plaatsgevonden over het gebruik van de beschermingszone ter plaatse van de bestemming 'Wonen-3'. Uit dit overleg blijkt dat er vanuit het waterschap geen bezwaren zijn om hier onder andere een vlonder te plaatsen. Voor handelingen in deze beschermingszone dient wel een watervergunning aangevraagd te worden.

Waterkwantiteit Aan de westzijde van het plangebied is een versmalling van de bestaande watergang voorzien. Als gevolg van deze demping van circa 40 m2 oppervlaktewater in het plangebied, is watercompensatie noodzakelijk. Door de flexibele aard van het plan is een exacte positionering van de compensatie echter niet praktisch. Het bestemmingsplan voorziet in de juridische borging van het inpassen van nieuw open water en staat de noodzakelijke watercompensatie dan ook niet in de weg. Voordat met enige demping gestart wordt, dient de compensatie van open water te zijn aangelegd. In de planregels van dit bestemmingsplan is dit verankerd, door watercompensatie als voorwaarde aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk en/of werkzaamheden te verbinden (zie artikel 18.2 van de planregels). Voor deze activiteiten zal eveneens een watervergunning worden aangevraagd.

Bovendien is sprake van een afname in verhard oppervlak. Het totale plangebied is in de huidige situatie naar inschatting voor meer dan 60% verhard, ten behoeve van de evenementenlocatie (in de vorm van bebouwing/gebouwen, paden/erven/parkeerplaatsen). In de toekomstige situatie is meer onverhard oppervlak beoogd, in de vorm van tuinen en openbaar groen. Dit resulteert naar verwachting in ten hoogste 50% verharding. Door deze afname in verharding, kan het hemelwater in de toekomstige situatie beter infiltreren in de bodem en neemt de kans op eventuele wateroverlast af.

Infrastructuur
Mogelijk wordt een bruggetje geplaatst aan de overzijde van de Biezenvijver, om de bereikbaarheid voor de toekomstige bewoners te vergroten. Hierbij zal rekening gehouden worden met de randvoorwaarden van het waterschap.

Riolering Bij realisatie van de woningen wordt een gescheiden rioolstelsel aangelegd om het vuilwaterriool niet te belasten met schoon hemelwater. Het hemelwater wordt afgevoerd naar de naastgelegen waterpartij.

Binnen de zone (afstand) van 3 meter van rioolpersleidingen en effluentleidingen van het waterschap worden activiteiten vermeden.

Waterkwaliteit
Bij de uitvoering van de werkzaamheden worden geen uitlogende materialen gebruikt die in aanraking kunnen komen met hemelwater. Als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal de waterkwaliteit daardoor niet verslechteren.

Wegen
Het plan voorziet niet in een nieuwe aansluiting op een weg buiten de bebouwde kom.

Conclusie
Watercompensatie is in dit geval noodzakelijk, omdat demping van open water voorzien is. Watercompensatie is mogelijk binnen het plangebied en wordt in overleg met het waterschap aangelegd, alvorens het dempen plaatsvindt. De overige onderdelen uit de watertoets leiden bovendien niet tot belemmeringen voor de beoogde ontwikkeling. Wel dient rekening gehouden te worden met de genoemde streefbeelden en randvoorwaarden, alsmede de benodigde watervergunningen.

De waterhuishouding vormt derhalve geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.11 Besluit Milieueffectrapportage

Wettelijk kader
De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijke belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu.

De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU-richtlijn m.e.r. Deze richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in de Wet milieubeheer en het Besluit m.e.r. In het Besluit m.e.r. bestaat een belangrijk onderscheid tussen bijlage C en bijlage D. Voor activiteiten die voldoen aan de diverse criteria uit bijlage C geldt een m.e.r.-plicht. In bijlage D staan de activiteiten benoemd waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt: er moet beoordeeld worden of sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden, geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden, dan is een m.e.r. niet noodzakelijk.

Een stedelijke ontwikkelingsproject, zoals ontwikkeling van woningen, is vermeld in de bijlagen van het Besluit m.e.r. onder D 11.2. Een stedelijke ontwikkeling is m.e.r.-beoordelingsplichtig wanneer het betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.
Omdat in onderhavig geval niet wordt voldaan aan die criteria, geldt geen m.e.r.-beoordelingsplicht.

Voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die voorkomen op de D-lijst die beneden de drempelwaarden vallen, dient een toets uitgevoerd te worden of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd.

Sinds 16 mei 2017 dient het bevoegd gezag een m.e.r.-beoordelingsbesluit te nemen teneinde vast te stellen of voor een ruimtelijke ontwikkeling kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Aanmeldnotitie en m.e.r.-beoordelingsbesluit
Om deze besluitvorming te vergemakkelijken, is een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r. opgesteld ten behoeve van de beoogde ontwikkeling. Deze is opgenomen als Bijlage 13 bij voorliggende toelichting. Het bevoegd gezag oordeelt voorafgaand aan de terinzagelegging dat een milieueffectrapportage, gelet op de aard en omvang van het project en de daarmee gepaard gaande milieugevolgen, niet nodig is en dat kan worden volstaan met een vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Conclusie
Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling en het gegeven dat geen significant negatieve effecten optreden voor het milieu, is een milieueffectrapportage niet nodig.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Juridische Planopzet

Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het verplicht bestemmingsplannen geheel digitaal op te stellen en vast te stellen.

Het bestemmingsplan is opgesteld aan de hand van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012).

De regels zijn qua opzet en inhoud, uiteraard voor zover relevant, gelijk aan de regels zoals opgenomen in de ter plaatse vigerende bestemmingsplannen.

De hoofddoelstelling van het voorliggende bestemmingsplan is het bieden van een actueel planologisch kader voor de herontwikkeling van de locatie Project Alcazar te Puttershoek. Er is derhalve sprake van een zogenoemd 'ontwikkelingsbestemmingsplan', ook wel bekend als 'postzegelbestemmingsplan'.

Verbeelding
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een topografische ondergrond gebruikt. Met behulp van lijnen, coderingen en arceringen is aan de gronden en wateren een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven.

Toelichting
Het plan gaat vergezeld van voorliggende toelichting.

Regels
Voor de bestemmingen zijn regels ten aanzien van het bouwen en het gebruik opgenomen.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:

  • Inleidende regels (hoofdstuk 1)
  • Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
  • Algemene regels (hoofdstuk 3)
  • Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)


Hierna volgt een korte toelichting op de in het plan opgenomen regels.

5.2 Bestemmingswijzer

5.2.1 Inleidende regels

In hoofdstuk 1 van de regels worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd (artikel 1) en wordt aangegeven op welke wijze gemeten moet worden (artikel 2).

5.2.2 Bestemmingsregels

Op de verbeelding zijn voor het plangebied diverse bestemmingen opgenomen. In de bestemmingsregels (hoofdstuk 2 van de regels) worden voor die bestemmingen de bouwregels en gebruiksmogelijkheden beschreven. Eerst zijn de enkelbestemmingen (in alfabetische volgorde) opgenomen, gevolgd door de dubbelbestemmingen (eveneens in alfabetische volgorde) voor rioleringsleiding en archeologische waarden. De bestemmingen worden hieronder toegelicht.

Artikel 3 Verkeer - Verblijfsgebied

Het terrein ten zuiden van de Groeneweg is bestemd als Verkeer - Verblijfsgebied. Ter plaatse van de twee beoogde parkeerkoffers, waar uitsluitend openbare parkeervoorzieningen gerealiseerd dienen te worden, is een functieaanduiding 'openbare parkeervoorzieningen' opgenomen.

Bovendien is aan de ontsluitingsroute, die door het noordelijk deelgebied (ten noorden van de Groeneweg) is beoogd, de bestemming Verkeer - Verblijfsgebied toegekend. Deze bestemming is hier opgenomen om aan te geven waar de beoogde hoofdontsluitingsroute door het plangebied is voorzien.

De bestemming Verkeer - Verblijfsgebied is hoofdzakelijk opgenomen ten behoeve van ontsluitingswegen en parkeren. Enkele overige voorzieningen (zoals groen-, water- en nutsvoorzieningen) worden hier eveneens toegestaan, om flexibiliteit te behouden, echter worden gebouwen hier niet toegestaan.

Artikel 4 Wonen - 1

Voor het overgrote deel van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Wonen-1', waar diverse woningtypen worden toegestaan, te weten: vrijstaande woningen, twee-aan-een woningen, patiowoningen, aaneengebouwde woningen en gestapelde woningen (waaronder ook beneden-boven woningen). Bovendien wordt, ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld', uitsluitend gestapelde woningbouw toegestaan. Deze aanduiding geeft de locatie van het appartementengebouw weer. De gevellijn geeft de oriëntatie van de voorgevel weer.

Hier is zoveel mogelijk aangesloten bij de standaard gehanteerde regels voor woonbestemmingen in Puttershoek. Bij de bouwregels is dan ook uitgegaan van de standaardregeling voor bijbehorende bouwwerken (welke met name mogelijkheden bieden voor bijbehorende bouwwerken op achter- en zijerf). Een uitzondering op de standaardregels, is de mogelijkheid om langs de volledige zijde (parallel aan de zijgevels) van villa's, patiowoningen en twee-aaneen woningen een hogere erf- of terreinafscheiding (zoals een heg) te realiseren. Dit is opgenomen, omdat het vanuit stedenbouwkundig oogpunt wenselijk is om de parkeerplaatsen en nutsvoorziening langs de Groeneweg af te schermen. Hier zijn de genoemde woningtypen beoogd, met de zijgevel naar de Groeneweg gericht.

Er is binnen de bestemming 'Wonen-1' één vrijstaande woning (villa) voorzien. Zoals toegelicht in paragraaf 2.4, zijn voor de villa reeds stedenbouwkundige randvoorwaarden bepaald, waarbinnen de toekomstige woning kan worden vormgegeven (bouwkavel C zoals vastgelegd in het kavelpaspoort, welke eveneens is opgenomen als Bijlage 1 Kavelpaspoorten vrijstaande woningen Alcazar bij deze toelichting).

Artikel 5 Wonen - 2

Een deel van het plangebied langs de Biezenvijver, is voorzien van de enkelbestemming 'Wonen-2'. Ook hier worden diverse woningtypen toegestaan: vrijstaande -, twee-aan-een -, patio- en aaneengebouwde woningen (geen gestapelde woningen).

Binnen de bouwregels van deze bestemming zijn, ten opzichte van de bestemming 'Wonen-1', de planregels voor bijbehorende bouwwerken aangepast, zodat bijbehorende bouwwerken worden toegestaan op zij-, achter- én voorerf. Bovendien worden hier erf- en terreinafscheidingen tot 2 meter mogelijk gemaakt rondom het voorerf. De woningen die momenteel in dit bouwblok beoogd zijn, betreffen namelijk woningen die met de feitelijke achtergevel naar het water gekeerd zijn, maar waarbij het wenselijk is om de voortuin te kunnen gebruiken als een achtertuin. Dit is wenselijk, om de toekomstige bewoners voldoende mate van privacy te kunnen bieden. Middels de planregels zijn derhalve de bouwmogelijkheden ter plaatse van het voorerf vergroot. De gevellijn geeft de oriëntatie van de voorgevel weer.

Er is binnen de bestemming 'Wonen-2' één vrijstaande woning (villa) voorzien. Zoals toegelicht in paragraaf 2.4, zijn voor de villa reeds stedenbouwkundige randvoorwaarden bepaald, waarbinnen de toekomstige woning kan worden vormgegeven (bouwkavel A zoals vastgelegd in het kavelpaspoort, welke eveneens is opgenomen als Bijlage 1 Kavelpaspoorten vrijstaande woningen Alcazar bij deze toelichting).

Artikel 6 Wonen - 3

Voor één van de vrijstaande woningen is een separate woonbestemming opgenomen. Deze woning vraagt om specifieke bouwregels, met name vanwege de ligging langs het water. De watergang kent namelijk een beschermingszone met onderhoudsstrook. Om deze reden, zijn in deze zijperceelsgrens geen hoge erf- en terreinafscheidingen toegestaan. Enkel worden hier een vlonder en oeverbeplantingen tot een hoogte van maximaal 1 m toegestaan (onder voorwaarden, zie § 4.10 Water). Ter plaatse van de overige zijden van het bouwperceel worden erf- en terreinafscheidingen tot ten hoogste 1,8 m toegestaan. (Vrijstaande) bijgebouwen zijn op zij- en achtererf toegestaan. De gevellijn geeft de oriëntatie van de voorgevel weer.

Zoals toegelicht in paragraaf 2.4, zijn voor de vrijstaande woning reeds stedenbouwkundige randvoorwaarden bepaald, waarbinnen de toekomstige woning kan worden vormgegeven (bouwkavel B zoals vastgelegd in het kavelpaspoort, welke eveneens is opgenomen als Bijlage 1 Kavelpaspoortenvrijstaande woningen Alcazar bij deze toelichting).

Artikel 7 - Leiding - olie

De voor ‘Leiding - Olie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere bestemmingen die daar voorkomen, mede bestemd voor ondergrondse olieleidingen en het beheer en onderhoud van deze leidingen.

De bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding is vastgelegd in een afzonderlijke veiligheidszone, omdat deze zone qua breedte ongelijk aan de belemmeringszone.

Alleen met een afwijkingsbevoegdheid kan op deze gronden worden gebouwd ten behoeve van andere bestemmingen. Hiervoor dient vooraf advies te zijn verkregen van de leidingbeheerder. Ter bescherming van de olieleidingen is een omgevingsvergunningstelsel opgenomen.

Artikel 8 Leiding - Riool

De dubbelbestemming voor rioolleiding is ongewijzigd overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Omdat de gronden zijn bestemd en worden gebruikt voor riolering, mag hier niet zonder meer worden gebouwd. Het bouwen overeenkomstig de woonbestemming kan hier enkel worden toegestaan middels omgevingsvergunning, waarbij advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 9 Waarde - Archeologie 1

De dubbelbestemming voor archeologie is ongewijzigd overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Op grond van het vigerend bestemmingsplan geldt hier een middelhoge archeologische verwachting. Voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 500 m2 beslaat en niet dieper dan 0,5 m vanaf het maaiveld reikt, hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel is een omgevingsvergunning benodigd voor bepaalde werken, waaronder het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 50 cm. Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

Artikel 10 Waarde - Archeologie 2

De dubbelbestemming voor archeologie is ongewijzigd overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Op grond van het vigerend bestemmingsplan geldt hier een hoge archeologische verwachting. Voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 100 m2 beslaat hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel is een omgevingsvergunning benodigd voor bepaalde werken, waaronder het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

Artikel 11 Waarde - Archeologie 3

De dubbelbestemming voor archeologie is ongewijzigd overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan. Op grond van het vigerend bestemmingsplan geldt hier een middelhoge archeologische verwachting. Voor plangebieden waarvan de bodemverstoring een oppervlak van minder dan 500 m2 beslaat hoeft geen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Wel is een omgevingsvergunning benodigd voor bepaalde werken, waaronder het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm. De aanvrager van de omgevingsvergunning dient een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.

5.2.3 Algemene regels

In hoofdstuk 3 van de regels worden aanvullend op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels van algemene aard gesteld. Het gaat hier om de anti-dubbeltelregel (artikel 12), algemene bouwregels (artikel 13), algemene gebruiksregels (artikel 14), algemene aanduidingsregels (artikel 15), algemene afwijkingsregels (artikel 16) algemene wijzigingsregels (artikel 17) en overige regels (artikel 18).

Hoofdstuk 3 van de regels spreekt in zoverre voor zich. Echter verdienen de algemene gebruiksregels, algemene aanduidingsregels en overige regels nadere aandacht. Deze worden hieronder toegelicht.

Artikel 14 - Algemene gebruiksregels

In de algemene regels is een standaard artikel voor strijdig gebruik opgenomen en tevens een specifiek artikel voor strijdig gebruik in relatie tot externe veiligheid. Deze specifieke regel is aanvullend opgenomen als voorwaardelijke verplichting voor de ingebruikname van de woningen, om te borgen dat een maatregel tot het opvangen van eventueel vrijkomende K1-vloeistof wordt getroffen (een en ander in lijn met het advies van de veiligheidsregio, zie ook paragraaf 4.4 Externe veiligheid) om zodoende een goed woon- en leefklimaat in het kader van externe veiligheid te garanderen.

Artikel 15 - Algemene aanduidingsregels
In de algemene aanduidingsregels zijn de twee gebiedsaanduidingen opgenomen.

Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - bevb'

Zoals toegelicht in § 4.4 Externe veiligheid, valt de plaatsgebonden risicocontour van de nabijgelegen K1-leiding voor een klein deel over het plangebied. Hier mogen derhalve geen kwetsbare objecten in het kader van externe veiligheid (zoals woningen) worden gerealiseerd. Om deze reden is op de verbeelding de PR-contour als “veiligheidszone-bevb” opgenomen. Hier wordt de bouw van kwetsbare objecten uitgesloten en hiermee wordt voorkomen dat een woning op de gronden wordt gebouwd.

Een tuin wordt overigens niet aangemerkt als (beperkt) kwetsbaar object, omdat - anders dan in een woning - personen daar niet dag en nacht verblijven. De gronden kunnen derhalve wel worden bestemd voorde functie wonen, maar een bouwvlak voor hoofdgebouwen reikt niet tot in deze veiligheidszone.

Gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - leidingstrook'

Rondom de leidingstrook die door het deel van het plangebied ten zuiden van de Groeneweg loopt, is een veiligheidszone gelegen. Deze zone beschermt het verblijfsklimaat rondom de inrichting. Binnen de zone kunnen niet zonder meer nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht.

Artikel 18 - Overige regels

Parkeren
In de overige regels is een bepaling opgenomen waarin staat dat er alleen een omgevingsvergunning voor het bouwen of gebruiken van gronden of bouwwerken mag worden verleend, als sprake is van voldoende parkeergelegenheid (voorwaardelijke verplichting). Doordat parkeergelegenheid tevens in de omgeving van het bouwperceel mag worden gevonden, bestaat de mogelijkheid om parkeergelegenheid buiten het plangebied te faciliteren.

De toetsing aan 'voldoende parkeergelegenheid' vindt in principe plaats op basis van het geldende beleid. Op dit moment beschikt de gemeente Hoeksche Waard niet over eigen vastgesteld parkeerbeleid (waardoor de CROW kencijfers door de gemeente van toepassing worden verklaard). Om deze reden is een dynamische verwijzing opgenomen. Zodoende hoeft het bestemmingsplan niet aangepast te worden, wanneer in de toekomst (nieuw) parkeerbeleid wordt vastgesteld.

Verder biedt het artikel de mogelijkheid om bij omgevingsvergunning af te wijken. Dit sublid is voor de volledigheid opgenomen, omdat de gemeente ten tijde van vaststelling van dit bestemmingsplan niet beschikt over vastgesteld parkeerbeleid waarin de afwijkingsmogelijkheden zijn vastgelegd. Van deze afwijkingsmogelijkheid kan bovendien gebruik gemaakt worden, Bovendien geldt dat van deze afwijkingsmogelijkheden gebruik gemaakt kan worden, indien voorafgaand aan de vaststelling dan wel wijziging van gemeentelijk beleid, reeds andere afspraken inzake parkeren zijn overeengekomen.

Omgevingsvergunning werk/werkzaamheden (voorwaardelijke verplichting watercompensatie)
Dit artikel ziet toe op de benodigde voorwaardelijke verplichting inzake watercompensatie. Het open water dat momenteel nog in het plangebied aanwezig is, mag pas gedempt worden, wanneer elders in het plangebied in watercompensatie van eenzelfde omvang voorzien is.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

In hoofdstuk 4 van de regels zijn bepalingen ten aanzien van overgangsrecht opgenomen (artikel 19). In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Het strijdige gebruik en/of de strijdige bebouwing mag worden voortgezet en onder voorwaarden worden gewijzigd. Dit is een standaard bepaling die opgenomen dient te worden in bestemmingsplannen. De slotregel (artikel 20) beschrijft tot slot de officiële naam van het bestemmingsplan.

5.3 Plantoetsing En Handhaving

De gemeente Hoeksche Waard is belast met het toezicht op de uitvoering van de bouwwerkzaamheden overeenkomstig het bepaalde in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoering

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening schrijft voor dat de gemeenteraad bij de vaststelling van een bestemmingsplan in beginsel tevens een grondexploitatieplan vaststelt. De gemeenteraad kan bij de vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten om daarvan af te wijken, als het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daarbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan een privaatrechtelijke overeenkomst met de betrokken initiatiefnemers.

Om de herontwikkeling van de gronden binnen dit bestemmingsplan mogelijk te maken, wordt een anterieure overeenkomst gesloten tussen de ontwikkelaar en de gemeente om zo de met dit plan gemoeide kosten anderszins te verzekeren. Eventuele benodigde afdekking van planschade wordt hierin tevens meegenomen. De economische uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Op 25 maart 2019 heeft een online Meet&Greet bijeenkomst voor omwonenden en andere betrokkenen plaatsgevonden, waar de plannen zijn getoond en toegelicht. Betrokkenen hebben hun bevindingen en reactie kunnen delen via een enquête. De architectuur is mede bepaald door input van de omgeving.

Na de Meet&Greet heeft de initiatiefnemer begin mei 2020 een terugkoppeling gegeven en aanvullende vragen gesteld. Naar aanleiding van de verkregen input gaat de initiatiefnemer het plan presenteren, waarin wordt weergegeven wat door de initiatiefnemer is gedaan sinds de laatste bijeenkomst en hoe de input van de Meet&Greet in het plan is verwerkt.

In november 2020 heeft een webinar plaatsgevonden. Tijdens de live-uitzending vertelden Stebru, RoosRos Architecten en Beyond Now, wat er gedaan is met de reacties op de plannen tijdens de Meet & Greet van het project eerder dit jaar. Ook werden de laatste ontwerpen getoond voor de woningen en voor de buitenruimte. In die buitenruimte is onder andere aandacht besteed aan het groen en de dorpse uitstraling. Na de terugkoppeling op de plannen werd er meer informatie gegeven over de planning van het vervolgproces. De woningen sluiten zoveel mogelijk aan bij de architectuurvoorkeuren uit de eerdere enquête: dorps, traditionele elementen met moderne uitstraling en lichte, aardse kleuren passend bij Puttershoek. Het gevarieerde aanbod werd erg gewaardeerd en sluit goed aan bij de behoefte. Er is ook gehoor gegeven aan de oproep om een speelplek voor kinderen te maken.

Initiatiefnemer heeft de participatiebijeenkomsten digitaal laten plaatsvinden. Dit in verband met de maatregelen van het Kabinet tegen de verspreiding van het Coronavirus (COVID-19), die ten tijde van de bijeenkomsten van kracht zijn geweest.

6.3 Vooroverleg

In het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening is het concept ontwerpbestemmingsplan voorgelegd aan:

  • Provincie Zuid-Holland
  • Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
  • Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
  • Waterschap Hollandse Delta
  • Ministerie van Defensie
  • Rijkswaterstaat
  • Petrochemical Pipeline Services
  • Gasunie Oost en West
  • Gastransport
  • TenneT regionaal netwerkbeheer B.V.
  • Stedin
  • Hoeksche Waard LTO Noord
  • Brandweer VRZHZ
  • Evidis


Deze partijen hebben geen aanleiding gezien om (inhoudelijk) te reageren, met uitzondering van Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid en Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.

Reactie Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid
Door Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid zijn de diverse milieuaspecten en bijbehorende onderzoeken beoordeeld. Het archeologisch onderzoek en akoestisch onderzoek naar industrielawaai zijn akkoord bevonden. Naar aanleiding van de reactie van Omgevingsdienst op het akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai hebben enkele wijzigingen plaatsgevonden en is de situatie ingevoerd in een DMC-tool (zoals reeds gesteld in § 4.6 Geluid). Wat betreft de ecologische onderzoeken, constateert de Omgevingsdienst dat het nader onderzoek naar vleermuizen als zodanig goed is uitgevoerd, maar dat er mogelijkheden zijn om de methode uitgebreider en duidelijker te verwoorden. Naar aanleiding hiervan hebben enkele tekstuele wijzigingen in de methodebeschrijving plaatsgevonden. Ten aanzien van het bodemonderzoek wordt geconstateerd dat er geen belemmeringen voor de bestemmingsplanwijziging zijn.

Reactie Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid
Door afdeling Risicobeheersing van de VRZHZ is, in het kader van externe veiligheid, advies uitgebracht over de verantwoording van het groepsrisico en de mogelijkheden voor hulpverlening en zelfredzaamheid.

De veiligheidstoets levert de volgende conclusies op:

  • De ontwikkeling van de personendichtheid in het plangebied heeft t.g.v. de aanwezigheid van de hogedruk gasleiding geen effect op de hoogte van het groepsrisico. Voor de bestaande en de nieuwe situatie wordt een groepsrisico berekend van maximaal 0,011 maal de oriëntatiewaarde.
  • Door de ontwikkeling neemt de personendichtheid in het plangebied af. Hierdoor neemt het groepsrisico t.g.v. de K1-buisleiding af van maximaal 0,0994 maal de oriëntatiewaarde in de bestaande situatie tot maximaal 0,0029 maal de oriëntatiewaarde in de nieuwe situatie.
  • Het plangebied is goed bereikbaar. De veiligheidsregio wil graag betrokken blijven bij het inrichtingsplan zodat de bereikbaarheid van de objecten en de bluswatervoorziening in het plangebied kunnen worden gewaarborgd.


In het kader van de beheersbaarheid en zelfredzaamheid bij genoemde scenario's adviseert de veiligheidsregio enkele maatregelen te nemen ter beperking van de risico's. In § 4.4 Externe veiligheid zijn deze reeds toegelicht.

6.4 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft van donderdag 7 april 2022 tot en met woensdag 18 mei 2022 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn geen zienswijzenontvangen. Wel heeft een ambtshalve wijziging plaatsgevonden: er is een nieuwe versie van de stikstofdepositieberekening opgenomen (Bijlage 9 bij deze toelichting). Die rapportage is geactualiseerd, naar aanleiding van wijzigingen in de AERIUS-rekentool. De rekenresultaten zijn niet gewijzigd en de uitkomst vormde dan ook geen aanleiding tot wijzigingen in het plan.

Gecoördineerde aanvraag vergunningen
Voor een deel van de vergunningen die nodig zijn voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied, geldt dat de coördinatieregeling wordt toegepast. Dit betekent dat de betreffende vergunningen gelijktijdig met het bestemmingsplan ter inzage zullen liggen en dat eenzelfde beroepsgang als het bestemmingsplan van toepassing zal zijn op de gecoördineerde vergunningen.

Bijlagen Bij Toelichting

Bijlage 1 Kavelpaspoorten Vrijstaande Woningen Alcazar

Bijlage 2 Archeologisch Bureauonderzoek (Baac)

Bijlage 3 Resultaten Bodemonderzoek (Incl. Asbest) (Tauw)

Bijlage 4 Groepsrisicoberekening Aardgasleiding (Prevent Adviesgroep)

Bijlage 5 Groepsrisicoberekening K1-leiding (Prevent Adviesgroep)

Bijlage 6 Adviesrapport Omgevingsveililgheid (Veiligheidsregio Zhz)

Bijlage 7 Quickscan Ecologie (Buijs Eco Consult B.v.)

Bijlage 8 Nader Vleermuizen Onderzoek (Buijs Eco Consult B.v.)

Bijlage 9 Aerius-berekening (Mees Ruimte & Milieu)

Bijlage 10 Akoestisch Onderzoek Bedrijvigheid (Alcedo)

Bijlage 11 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai (Alcedo)

Bijlage 12 Ontwerpbesluit Hogere Waarden

Bijlage 13 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.

Omgevingsvergunning

Bijlage 14 Omgevingsvergunning