Landelijk gebied 2013 - 9e herziening - veegplan
Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard
Vastgesteld op 02-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Relatie Vigerende Bestemmingsplannen
- a. Op dit bestemmingsplan zijn de regels van het op 4 juli 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' (NL.IMRO.0611.landelijkgebied-VA01) van toepassing, met inachtneming van de in deze regels beschreven wijzigingen en de reeds eerder vastgestelde wijzigingen;
- b. De in dit bestemmingsplan genoemde wijzigingen van de regels gelden tevens als een partiële herziening van de regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
Artikel 2 Gewijzigde Regels
- a. Indien in dit bestemmingsplan regels worden gewijzigd, verwijderd of toegevoegd en daarbij wordt verwezen naar artikelen, leden en subleden, worden daarmee bedoeld de artikelen, leden en subleden zoals ze zijn opgenomen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013', inclusief de reeds vastgestelde wijzigingen.
- b. Indien in dit bestemmingsplan regels worden verwijderd of toegevoegd, worden daarmee impliciet de overige artikelen, leden, subleden en overige opsommingen vernummerd met inachtneming van de in dit bestemmingsplan opgenomen wijzigingen.
Artikel 3 Begrippen
3.1 plan:
Het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 - 9e herziening - veegplan van de gemeente Hoeksche Waard.
3.2 bestemmingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPLg2013herz09-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
3.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
3.4 aanduidingsgrens:
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
3.5 bestemmingsgrens:
De grens van een bestemmingsvlak.
3.6 bestemmingsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 4 Agrarisch
De regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het volgende wordt gewijzigd:
4.1 Bestemmingsomschrijving
In lid 3.1:
- a. wordt een nieuw sublid 3.1.14 ingevoegd met de tekst:
3.1.14 Specifieke vorm van agrarisch - garagebedrijf
'Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - garagebedrijf' zijn de in lid 3.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor een garagebedrijf.'
Artikel 5 Bedrijf
De regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het volgende wordt gewijzigd:
5.1 Bestemmingsomschrijving
In lid 5.1:
- a. wordt de titel van sublid 5.1.10 vervangen door de volgende titel: 'Specifieke vorm van bedrijf - oppervlaktebehandelingstechniek';
- b. komt de tekst van sublid 5.1.10 als volgt te luiden: 'Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - oppervlaktebehandelingstechniek', zijn de in lid 5.1.1 bedoelde gronden tevens bestemd voor metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven, inclusief stralen.'
- c. komt sublid 5.1.15 te vervallen.
Artikel 6 Verkeer
De regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het volgende wordt gewijzigd:
In lid 16.1 worden het sublid 16.1.2 ingevoegd:
16.1.2 Tuin
Ter plaatse van de aanduiding 'tuin' zijn de gronden mede bestemd als tuin behorende bij de aangrenzende bestemming 'Wonen'. Op deze gronden mogen geen gebouwen en geen bouwwerken worden opgericht.
Artikel 7 Wonen
De regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het volgende wordt gewijzigd:
In lid 19.2, sublid 19.2.1:
- a. wordt een nieuw sub p. ingevoegd; wat als volgt komt te luiden:
'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' mag het het maximum aantal woningen niet meer bedragen dan twee, hetzij aaneengebouwd, hetzij vrijstaand'.
b. wordt een nieuw sub q. ingevoegd; wat als volgt komt te luiden:
'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - parkeervoorzieningen' moet per woning worden voorzien in de aanleg van tenminste 2 parkeerplaatsen op eigen terrein;
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.2 Overgangsrecht gebruik
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013 - 9e herziening - veegplan'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel Van Het Plan
Op 4 juli 2013 heeft de gemeenteraad van Cromstrijen het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013’ vastgesteld. Het bestemmingsplan is vastgesteld voor het buitengebied van de gemeente Cromstrijen en is overwegend conserverend van aard. Het uitgangspunt voor het bestemmingsplan werd gevormd door het voorheen geldende bestemmingsplan, verleende vrijstellingen en omgevingsvergunningen, alsmede bestaande functies en bebouwing.
De gemeente Cromstrijen heeft voorliggend veegplan opgesteld voor het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'. Sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan is een aantal onvolkomenheden geconstateerd en zijn op een aantal locaties kleine veranderingen opgetreden. Het veegplan voegt deze aanpassingen samen. Het gaat hierbij om 13 wijzigingen.
Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een aanpassing op onderdelen van de regels en de verbeelding. Verder wordt een aantal nieuwe concrete initiatieven meegenomen in dit bestemmingsplan. In bijlage 1 is een overzicht opgenomen van alle wijzigingen.
1.2 Ligging En Begrenzing Plangebied
Het plangebied bestaat uit specifieke locaties binnen het hele buitengebied van de gemeente Cromstrijen. Dit betreft het gemeentelijk grondgebied exclusief de dorpskernen Numansdorp en Klaaswaal, recreatiepark Numansgors, het nieuwe woongebied Torensteepolder en bedrijventerreinen. De volgende planlocaties zijn in afbeelding 1.1 weergegeven:
- 1. Volgerlandseweg 12a, Numansdorp
- 2. Bommelskoussedijk 66, Klaaswaal
- 3. Bommelskoussedijk 1, Klaaswaal
- 4. Bommelskoussedijk 2, Klaaswaal
- 5. Oud-Cromstrijensedijk OZ 62, Klaaswaal
- 6. Molendijk 64, Klaaswaal
- 7. Groene Kruisweg 6, Numansdorp
- 8. Veerweg (effluentleiding RWZI), Numansdorp
- 9. Oud-Cromstrijensedijk OZ 77, Klaaswaal/Middelsluissedijk OZ tussen 46 en 48, Numansdorp
- 10. Waterleiding Evides
- 11. Molendijk 164 tot gemeentegrens Klaaswaal
- 12. Dansersweg 20, Klaaswaal
- 13. Boomdijk 45a, Klaaswaal
Afbeelding 1.1 Planlocaties
1.3 Voorgaande Bestemmingsplannen
Ter plaatse van de wijzigingen vervangt het voorliggende bestemmingsplan de vigerende regelingen uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013', vastgesteld op 4 juli 2013.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
Voor de planbeschrijving wordt verwezen naar de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013 '.
2.2 Uitgangspunten
Voor de gehanteerde uitgangspunten wordt verwezen naar de Nota van Uitgangspunten in de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
2.3 Ontwikkelingen
2.3.1 Volgerlandseweg 12a, Numansdorp
Bij de herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied in 2013 is ter plaatse van de woning Volgerlandseweg 12a, Numansdorp de bestemming aangepast van Agrarisch naar Recreatie. Bij deze aanpassing is sprake geweest van een onjuiste interpretatie van de situatie. In het bestemmingsplan Landelijk gebied was deze woning bestemd voor agrarische doeleinden, behorende bij een agrarische bouwstede. Er was dus sprake van een agrarische dienstwoning. Deze situatie heeft tot augustus 1990 bestaan, wegens beëindiging (door pensionering) van actieve dienst binnen de agrarische sector. In april 1993 kochten de toenmalige bewoners de woning die in feite al sinds 1990 in gebruik was voor burgerwoondoeleinden. Destijds is geen verzoek gedaan om de bestemming dienovereenkomstig aan te passen. Bij de algehele herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied is de agrarische bestemming omgezet in Recreatie, terwijl in dit geval de gebruikelijke bestemmingen voor Wonen meer voor de hand had gelegen. Kennelijk is aangenomen dat deze woning bij de naastliggende camping behoorde.
De bestemming van het perceel wordt in overeenstemming gebracht met de werkelijke situatie, in casu de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'.
2.3.2 Bommelskoussedijk 66, Klaaswaal
Bij de herziening van het plan in 2013 is ter plaatse van het bouwvlak Bommelskoussedijk 66, Klaaswaal een aanduiding geplaatst voor 2 wooneenheden. Volgens de definitie wooneenheid moet dan sprake zijn van een voor wonen geschikte ruimte die zelfstandig is, maar ondergeschikt aan de grootste woning of moet zijn gekoppeld aan de grootste woning en één of meer ruimten gemeenschappelijk zijn. Dat was hier echter niet de bedoeling, want volgens het voorgaande bestemmingsplan (Landelijk gebied 2001) was het op dit perceel mogelijk om 2 woningen te hebben. De nu (2013) gecreëerde situatie is een beperking ten opzichte van het oude plan. Immers een woning is ruimer dan een wooneenheid.
Hoewel hier sprake is van twee aan elkaar gebouwde woningen zou de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' ook niet goed aansluiten bij het voorgaande plan omdat toen sprake was van 2 woningen hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, terwijl de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' volgens artikel 19.2.1, sub c. alleen aaneengebouwde woningen toelaat.
Bij de bouwaanduiding 'aaneengebouwd' is in artikel 19.2.1, sub d. vastgelegd dat ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden' een aantal van 3 of meer woningen in het desbetreffende bestemmingsvlak is toegestaan. De term wooneenheid is hier verwarrend en in feite onjuist.
Ter plaatse mogen 2 woningen, hetzij aaneengebouwd hetzij vrijstaand. Om dit planologisch te regelen wordt binnen de bestemming van het perceel de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden' geschrapt. De bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' wordt toegevoegd. In de regels wordt opgenomen dat ter plaatse van de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' twee woningen zijn toegestaan, hetzij aaneengebouwd, hetzij vrijstaand.
Verder wordt de grond tussen de percelen Bommelskoussedijk 66 en 68 anders bestemd. De bestemming van dit dijktalud is thans agrarisch, terwijl het in eigendom toebehoort aan de bewoners van nr. 66 en in gebruik is als tuin. Wel is ter plaatse van dit dijktalud de uitgang gesitueerd van het achterliggende akkerland. Die uitgang moet gehandhaafd blijven, zodat een deel van het dijktalud een agrarische bestemming moet behouden. De uitgang wil men echter aanpassen en in westelijke richting verleggen. De grond direct grenzend aan de woning krijgt de bestemming 'Tuin', terwijl aan de westzijde van het perceel een deel agrarisch blijft ten behoeve van de toegang van en naar het achterliggende akkerland.
2.3.3 Bommelskoussedijk 1, Klaaswaal
De strook grond heeft al sinds 1989 de bestemming 'Verkeer'. De strook is echter in het bezit van een particuliere eigenaar. De bestemming 'Verkeer' past niet bij particuliere grond, omdat 'Verkeer' openbare doeleinden impliceert. Ook uit een oogpunt van verkeersveiligheid is het niet noodzakelijk dat deze grond de bestemming 'Verkeer' heeft en als zodanig dient te worden gebruikt. De bestemming wordt gewijzigd in 'Tuin'.
2.3.4 Bommelskoussedijk 2, Klaaswaal
De strook grond heeft al sinds 1989 de bestemming 'Verkeer'. De eigenaar van de grond is Provincie Zuid-Holland. De provincie heeft deze grond echter in gebruik gegeven aan de bewoners van Bommelskoussedijk 2, die het in gebruik hebben als tuin. Dat staat op gespannen voet met de thans geldende bestemming Verkeer omdat het gebruik als tuin niet past binnen de bestemming Verkeer dat openbare doeleinden impliceert. Ook uit een oogpunt van verkeersveiligheid is het niet noodzakelijk dat deze grond de bestemming verkeer heeft en als zodanig dient te worden gebruikt.
De grond blijft in eigendom van de Provincie Zuid-Holland. De bestemming 'Verkeer' blijft daarom gehandhaafd. Om het mogelijk te maken dat de provincie de strook als tuin in gebruik kan geven aan de bewoners van Bommelskoussedijk 2, zal voor deze strook een subbestemming "tuin" opgenomen worden en daarvoor in de regels voor de bestemming "Verkeer" opgenomen dat de als "tuin" aangewezen gronden ook mogen worden gebruikt als tuin bij de aangrenzende Woon-bestemming en dat daarop geen bebouwing mag worden opgericht.
2.3.5 Oud-Cromstrijensedijk OZ 62, Klaaswaal
De eigenaar van het perceel Oud-Cromstrijensedijjk OZ 62 heeft ter uitbreiding van de tuin aan de zij- en achterkant van woonperceel een strook grond (akkerland) gekocht dat nu de bestemming Agrarisch heeft. De eigenaar wil voor deze grond een gebruikelijke bestemming voor wonen. De eigenaar wil op termijn de schuur vervangen door een grotere. Momenteel heeft hij ten aanzien van de situering daarvan nog geen vastomlijnd plan. In overleg met de eigenaar is er voor gekozen om de gronden achter de voorgevel van de woning te bestemmen als Wonen en de grond voor de voorgevel als Tuin.
2.3.6 Molendijk 64, Klaaswaal
Het perceel Molendijk 64 te Klaaswaal heeft de bestemming Agrarisch. Ter plaatse is (was) een garagebedrijf gevestigd. Op de verbeelding staat op dit perceel de functieaanduiding specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf. De beschrijving van de aanduiding is in de regels echter niet in artikel 3 Agrarisch opgenomen, maar onder artikel 5 Bedrijf (artikel 5.1.15). Voor dit perceel is dat onjuist en moet de aanduiding zijn: (sa-gb) = specifieke vorm van agrarisch - garagebedrijf en moet ook aan het renvooi toegevoegd worden; de bijbehorende aanduiding moet onder artikel 3 Agrarisch staan.
Binnen de bestemming Bedrijf moet de aanduiding (sb-gb) specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf uit het renvooi van de verbeelding worden verwijderd en onder artikel 5 Bedrijf het artikellid 5.1.15 worden geschrapt.
2.3.7 Groene Kruisweg 6, Numansdorp
Het bedrijf op het perceel Groene Kruisweg 6 houdt zich bezig met oppervlaktebehandeling van metalen, inclusief stralen. Volgens het bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 heeft de grond op zijn perceel de bestemming 'Bedrijf' met als aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosserietechniek'. Dit is een foute benaming. Hoewel de woorden wel op elkaar lijken, is de betekenis totaal verschillend. Het heeft er alle schijn van dat voor corrosietechniek abusievelijk het woord carrosserietechniek is gebruikt. Het huidige gebruik is dus niet in overeenstemming met de bestemming.
Daar komt nog bij dat carrosserietechniek een lagere milieucategorie heeft dan corrosietechniek. Volgens de staat van bedrijfsactiviteiten geldt voor metaaloppervlaktebehandeling incl. stralen categorie 4.1. Een carrosseriefabriek heeft dezelfde milieucategorie, maar carrosserietechniek is daarmee niet gelijk te stellen en moet gerekend worden onder overige metaalbewerkende industrie, inpandig, wat de milieucategorie 3.1 heeft.
Om te voorkomen dat bij bedrijfsopvolging of verkoop, dan wel derden bezwaar maken tegen de huidige bedrijfsactiviteiten wordt de bestemming in overeenstemming gebracht met het huidige gebruik, dat al sinds de vestiging van het bedrijf op deze locatie uitgeoefend wordt. De aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - carrosserietechniek' wordt gewijzigd in 'specifieke vorm van bedrijf - oppervlaktebehandelingstechniek'.
Verder is nog van belang dat de aanduiding in artikel 5.1.10 iets afwijkt van de Staat van bedrijfsactiviteiten. Volgens dit artikel zijn ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - oppervlaktebehandelingstechniek" oppervlaktebehandelingsbedrijven, inclusief stralen toegestaan. In de staat van bedrijfsactiviteiten staat onder sub 28 (2851-0) Metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven. De desbetreffende regel in de staat van bedrijfsactiviteiten wordt in overeenstemming gebracht door aan artikel 5.1.10 'en tevens bestemd voor metaaloppervlaktebehandelingsbedrijven, inclusief stralen' toe te voegen.
2.3.8 Veerweg (effluentleiding RWZI), Numansdorp
De loop van de effluentleiding vanaf de Rioolwaterzuiveringsinstallatie is ter plaatse van de dijk aangepast (de knik is rechtgetrokken). Het tracé op de verbeelding van het bestemmingsplan wordt hierop aangepast.
2.3.9 Oud-Cromstrijensedijk OZ 77, Klaaswaal/Middelsluissedijk OZ tussen 46 en 48, Numansdorp
Het verzoek betreft het verplaatsen van een woonbestemming van het perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 naar een perceel dat ligt tussen de percelen Middelsluissedijk OZ 46 en 48. Het is de bedoeling om op het perceel aan de Middelsluissedijk OZ tussen de woningen met de nummers 46 en 48 een woning te mogen realiseren. Deze woning is bedoeld als invulling van een leeg kavel tussen een cluster vrijstaande woningen waarvan de percelen ongeveer even groot zijn en aan elkaar aansluiten. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Deze woning staat vast aan de woning nr. 79 die inmiddels al is samengevoegd met nr. 77. Volgens het bestemmingsplan staat op het woonvlak van dit oorspronkelijk dubbele woonhuis de bouwaanduiding 'twee-aaneen'. Deze bouwaanduiding wordt geschrapt, zodat hier planologisch maar één woning mogelijk wordt en de mogelijkheid van één woning die vrijkomt ten gunste te laten komen van het genoemde perceel aan de Middelsluissedijk OZ.
2.3.10 Waterleiding Evides
In het bestemmingsplan zijn voor diverse leidingen tracés met bijbehorende regels (met name aanlegverbod) opgenomen. Vooral leidingen waardoor stoffen worden getransporteerd die gevaarlijk zijn en bij ongelukken kunnen zorgen voor een grote impact op het leven van mens en dier. Leidingen voor gevaarlijke stoffen, gas en hoogspanning, maar ook rioolleidingen zijn opgenomen.
Evides heeft gevraagd de (hoofd)waterleiding in het bestemmingsplan op te nemen die is gelegen in de buisleidingstraat aan de oostkant van Klaaswaal. Die behoeft niet specifiek te worden bestemd, omdat de bestemming van dit tracé al 'Overig-Buisleidingstraat' is. In de regels (artikel 13) zijn de leidingen niet opgesomd. Dat is wel het geval in de toelichting onder Externe Veiligheid. In de opsomming is de waterleiding niet genoemd. In de toelichting voor dit bestemmingsplan wordt melding gemaakt van de door Evides in beheer zijnde hoofdwaterleiding. Deze leiding wordt aangeduid als: "Transportwaterleiding welke in eigendom en beheer is van Evides Waterbedrijf"
2.3.11 Molendijk 164 tot gemeentegrens Klaaswaal
De plangrens aan de noordkant van het plan Dorp Klaaswaal loopt tot en met Molendijk 162. Ook de bestemming Verkeer op de Molendijk houdt daar op.
In het aangrenzende bestemmingsplan Landelijk gebied 2013 is het deel van de Molendijk vanaf nummer 164 tot aan de gemeentegrens buiten het plan gehouden. Het deel van de Molendijk vanaf nummer 164 ligt dus buiten de plangrens van beide genoemde plannen. Met andere woorden, het ligt in geen enkel plan. Het ligt voor de hand om genoemde weggedeelte op te nemen in het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' met de bestemming 'Verkeer', aansluitend aan de plangrens van bestemmingsplan 'Dorp Klaaswaal'.
2.3.12 Dansersweg 20, Klaaswaal
In het geldende plan is de strook aan de achterzijde van het perceel - in tegenstelling tot de naastliggende percelen - bestemd voor agrarische doeleinden. De eigenaar van het perceel aan de Dansersweg 20 heeft deze strook indertijd aangekocht met het doel om dit bij zijn perceel te trekken. In het bestemmingsplan is dat nog niet verwerkt.
De bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin' worden in zuidelijke richting doorgetrokken tot de achterste perceelsgrens. Daarnaast wordt op verzoek van de eigenaar het gehele gedeelte van zijn perceel dat ligt achter de voorgevellijn als 'Wonen' bestemd en alleen het gedeelte voor de voorgevellijn als 'Tuin' bestemd.
2.3.13 Boomdijk 45a, Klaaswaal
Een te realiseren machineberging / opslagruimte is deels buiten het agrarische bouwvlak gesitueerd en past sindsdien niet binnen het bestemmingsplan. De aanvraag is aangepast en in overeenstemming gebracht met het bestemmingsplan, zij het dat het meest westelijke gebouw (en dus ook de uitbreiding met de westgevel mogelijk iets voorbij het bouwvlak steekt. De omgevingsvergunning is verleend op basis van deze aanvraag.
Het bouwvlak wordt aangepast aan de juiste situering van de bebouwing.
2.4 Juridische Aspecten
2.4.1 Planmethodiek
Voorliggend bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' (moederplan), met inachtneming van de daarin aangebrachte wijzigingen middels het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013 - 9e herziening - veegplan'. Hierdoor is sprake van een afwijkende opzet in vergelijking met een 'regulier' bestemmingsplan.
Voor het inzichtelijk krijgen van de geldende situatie binnen het plangebied is het noodzakelijk om naast deze herziening ook het geldende bestemmingsplan (moederplan) te raadplegen; er ontstaat geen compleet overzicht van de nieuwe geldende situatie. Zo zijn in de regels en in de toelichting slechts die onderdelen opgenomen, die deel uitmaken van deze herziening. Zo geldt voor de regels dat uitsluitend de bepalingen uit het moederplan die wijzigen dan wel worden aangevuld door onderhavige herziening in de planregels zijn opgenomen.
Voor een onderbouwing van de herziene delen van het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013 ' wordt verwezen naar de voorgaande hoofdstukken.
2.4.2 Regels
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
- Inleidende regels (hoofdstuk 1)
- Bestemmingsregels (hoofdstuk 2)
- Algemene regels (hoofdstuk 3)
- Overgangs- en slotregels (hoofdstuk 4)
Hierna wordt een korte toelichting gegeven op de in het plan voorkomende bestemmingen.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
In dit hoofdstuk is een aantal begrippen verklaard dat wordt gebruikt in de regels. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De regels van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn van overeenkomstige toepassing. Slechts de wijzigingen op deze regels zijn in dit bestemmingsplan opgenomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
In dit hoofdstuk worden, in aanvulling op de bestemmingsbepalingen, aanvullende regels gesteld.
Anti-dubbeltelregel
In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In het overgangsrecht is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het opstellen van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd.
In de slotregel is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan worden aangehaald.
2.5 Geometrische Plaatsbepaling
Voor het verbeelden van de geometrisch bepaalde bestemmingen is een BGT-ondergrond gebruikt. Dit bestand is opgebouwd in coördinaten in het stelsel van de Rijksdriehoeksmeting, of kortweg Rijksdriehoekscoördinaten (ook wel: RD-coördinaten). Dit zijn de coördinaten die in Nederland worden gebruikt als grondslag voor ondermeer geografische aanduidingen, waarbij de exacte locatie van een gebied wordt vastgelegd. In het plan is met behulp van lijnen, coderingen en arceringen aan gronden (en in dit geval ook wateren) een bepaalde bestemming toegekend. Binnen een bestemmingsvlak zijn met aanduidingen nadere regels aangegeven. Op een afdruk van de geometrische plaatsbepaling, de verbeelding, zijn alle bestemmingen en aanduidingen naast elkaar zichtbaar.
Hoofdstuk 3 Ruimtelijke Ordening
Voor het algemene beleidskader op zowel Rijks-, provinciaal, regionaal als gemeentelijk niveau wordt verwezen naar de toelichting van het vigerende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'. Sinds de vaststelling van het vigerende bestemmingsplan in 2013 is de Provinciale Verordening Ruimte geactualiseerd. In de volgende paragraaf is de geactualiseerde Verordening beschreven. Tevens is het parkeerbeleid van de gemeente Cromstrijen geactualiseerd.
3.1 Kader
Visie Ruimte en Mobiliteit en Verordening Ruimte 2014
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Visie Ruimte en Mobiliteit, het Programma Ruimte, het Programma Mobiliteit en de Verordening Ruimte vastgesteld. Het beleid is op 1 augustus 2014 in werking getreden.
Deze tijd vraagt om maatwerk, flexibiliteit en aanpassingsvermogen, onder andere omdat ontwikkelingen minder voorspelbaar zijn en demografische ontwikkelingen in de diverse regio’s verschillen. Maatwerk, flexibiliteit, aanpassingsvermogen en samenwerking zijn sleutelbegrippen in de Visie Ruimte en Mobiliteit.
De provincie stelt de behoefte van de gebruiker centraal; het aanbod moet afgestemd zijn op de vraag. Daarbij zet de provincie in op een efficiënte benutting van de ruimte en de netwerken, met aandacht voor de (ruimtelijk) kwaliteit. De provincie heeft vier rode draden benoemd:
- 1. beter benutten van wat er is
- 2. vergroten van de agglomeratiekracht
- 3. verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit
- 4. bevorderen van de transitie naar water- en energie efficiënte samenleving.
De vier rode draden zijn uitgewerkt in regelgeving, door het toepassen van:
- A. de ladder voor duurzame verstedelijking
- B. de integrale kwaliteitskaart
- C. het categoriseren van alle gebieden naar kwaliteiten gekoppeld met de aard en schaal van ontwikkelingen.
Ad A.
De provincie Zuid-Holland past de ladder voor duurzame verstedelijking uit het Bro toe en heeft deze aangevuld (Lid 1 Verordening Ruimte):
Lid 1 Ladder voor duurzame verstedelijking
Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
- a. de stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele behoefte, die zo nodig regionaal is afgestemd;
- b. in die behoefte wordt binnen het bestaand stads- en dorpsgebied voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins, of
- c. indien de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stads- en dorpsgebied van de betreffende regio kan plaatsvinden, wordt gebruik gemaakt van locaties die,
- 1. gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld,
- 2. passen in de doelstellingen en richtpunten van de kwaliteitskaart van de Visie ruimte en mobiliteit, waarbij artikel 2.2.1. van toepassing is, en
- 3. zijn opgenomen in het Programma ruimte, voor zover het gaat om locaties groter dan 3 ha.
Ad B.
De integrale kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. De kwaliteitskaart is uitgewerkt in een aantal specifieke richtpunten per laag. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten. De kwaliteiten zijn uitgewerkt in de gebiedsprofielen.
Ad C.
De provincie heeft gebieden ingedeeld in drie beschermingscategorieën:
- Beschermingscategorie 1: gebieden met topkwaliteit (bv. EHS en Natura2000 en cultuurhistorische kroonjuwelen). Ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden met beschermingscategorie 1 zijn in beginsel alleen mogelijk voor zover ze bijdragen aan het behoud of de ontwikkeling van de specifieke waarden.
- Beschermingscategorie 2: gebieden met bijzondere kwaliteit (weidevogelgebieden buiten EHS, groene buffers, graslanden in Bollenstreek en openbare recreatiegebieden). Ruimtelijke ontwikkelingen in deze gebieden zijn mogelijk, maar met inachtneming van het instandhouden van de specifieke waarden.
- Beschermingscategorie 3: overige gebieden.
Afhankelijk van de aard en de schaal van de ontwikkeling is er sprake van inpassing (gebiedseigen ontwikkeling, passend bij aard en schaal landschap), aanpassing (gebiedsvreemde ontwikkeling, met maatregelen passend te maken aan aard en schaal van het landschap) en transformatie (niet passend bij aard en schaal van het landschap). Voor ruimtelijke ontwikkelingen die (in eerste instantie) niet passen bij de aard en/of de schaal van het gebied zijn ontwerpoptimalisaties, inpassingsmaatregelen of aanvullende ruimtelijke maatregelen nodig om de ruimtelijke kwaliteit te behouden of te verbeteren.
Het gaat dan om:
- Duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en/of sierteelt;
- Wegnemen van verharding;
- Toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen
- Andere maatregelen waarbij de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
Bij aanvullende ruimtelijke maatregelen gaat het onder andere om de maatregelen uit de bestaande regelingen Ruimte-voor-Ruimte en 'nieuwe landgoederen'. Vooralsnog blijft de provincie de regel hanteren dat in ruil voor de sloop van 1.000 m2 bebouwing of 5.000 m2 kassen een woning buiten BSD kan worden toegevoegd.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het ruimtelijk beleid noodzakelijk.
3.2 Onderzoek
De voorgenomen realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ tussen 46 en 48 is een stedelijke ontwikkeling. Voor elke stedelijke ontwikkeling dient in principe de Ladder voor Duurzame Verstedelijking te doorlopen worden. Omdat per saldo nul woningen worden toegevoegd is er geen sprake van toevoegen van woningen. De Laddertoets hoeft daarom niet te worden doorlopen.
Conform de Provinciale Verordening Ruimte en Mobiliteit wordt medewerking verleend aan een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, als voldaan wordt aan de regels voor ruimtelijke kwaliteit. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in inpassen, aanpassen en transformeren. Tevens dient voldaan te worden aan de richtpunten van de kwaliteitskaart.
Op de kwaliteitskaart uit de Visie Ruimte en Mobiliteit wordt de locatie aangeduid als 'Jonge zeeklei' binnen het rivierdeltacomplex (laag van de ondergrond). Daarnaast wordt het plangebied binnen de laag van de ondergrond gekenmerkt als 'water als structuurdrager'. Binnen de laag van de cultuur- en natuurlandschappen wordt het gebied getypeerd als 'Zeekleipolder' en 'Linten'. Daarnaast is het plangebied aangewezen als stads- en dorpsrand (laag van de stedelijke occupatie). In onderstaand overzicht zijn de richtpunten die bij de kwaliteiten van deze gebiedstypen horen, weergegeven. Daarbij wordt in een aparte kolom aangegeven of het richtpunt op de situatie van toepassing is en op welke wijze hier rekening mee wordt gehouden.
I Laag van de ondergrond
Rivierdeltacomplex: jonge zeeklei
Richtpunt:
- Ontwikkelingen dragen bij aan behoud of vergroting van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.
Toetsing:
De ontwikkeling heeft hier geen invloed op. De locatie is een binnendijkse bestaande bebouwde locatie die niet in de omgeving van natuurgebieden of zoetzoutovergangen is gelegen.
Water als structuurdrager
Richtpunten:
- Ontwikkelingen houden rekening met hun invloed op het watersysteem als geheel en dragen bij aan een duurzame en zo eenvoudig mogelijke werking van dit systeem.
- Ontwikkelingen versterken de samenhang en continuïteit in het watersysteem als dragende ecologische en recreatieve structuur van Zuid-Holland. Ruimte voor natuurlijke dynamiek is hierbij een uitgangspunt.
- Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de zichtbaarheid en toegankelijkheid van het oppervlaktewater.
Toetsing:
De woning is niet gelegen in de nabijheid van oppervlaktewater en tast bestaande watersystemen niet aan.
II Laag van de cultuur- en natuurlandschappen
Rivierdeltalandschappen: Zeekleipolderlandschap
Richtpunten:
- Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
- Ontwikkelingen aan de rand van de eilanden passen bij de maat en schaal van de dijk en de deltawateren.
- Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
- Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
- Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
- Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.
Toetsing:
Het toevoegen van een woning binnen een bestaand dijklint doen geen afbreuk aan de richtpunten van het zeekleipolderlandschap
Rivierdeltalandschappen: Linten
Richtpunten:
- Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.
- Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst.
- Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend.
- Bij grootschalige ontwikkelingen blijft het lint herkenbaar als bebouwingsvorm. Dit betekent dat op gepaste afstand van het lint gebouwd wordt, waarbij het landschap, het lint en de nieuwe ontwikkeling bepalend zijn voor deze afstand. Het lint behoudt zijn eigen gezicht.
Toetsing:
De woning sluit qua korrelgrootte en locatie aan op de bestaande lintbebouwing.
III Laag van de stedelijke occupatie
Stads- en dorpsranden
Richtpunt
Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).
Toetsing:
De toevoeging van één woning binnen het bestaande bebouwingslint past binnen de gewenste overgangskwaliteit aan stads- en dorpsranden.
De toevoeging van één woning in het buitengebied op een locatie waar in de bestaande situatie al een lint van bebouwing aanwezig is, kan beschouwd worden als inpassen, omdat de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de aard en schaal van het gebied, namelijk slechts één woning in een bestaand bebouwingslint langs een dijk in het buitengebied. Ook wordt voldaan aan de richtpunten van de kwaliteitskaart (zie voorgaande tabel). De woning wordt niet in het open landschap gesitueerd, maar langs een dijk, waar reeds diverse woningen en andere bebouwing aanwezig is.
Op nationaal, provinciaal en gemeentelijk niveau wordt aangesloten op het bestaande beleid. Nationale belangen worden met de komst van een vrijstaande woning niet geschaad. Er is sprake van inbreiding en er per saldo worden er nul woningen toegevoegd, waardoor toetsing aan de Ladder voor Duurzame Verstedelijking niet benodigd is.
3.3 Conclusie
Gezien het bovenstaande vormen het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid geen belemmering voor de haalbaarheid van de bouw van een vrijstaande woning.
Hoofdstuk 4 Wonen
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het woonbeleid noodzakelijk.
4.1 Kader
Woonvisie
Op 1 juli 2011 is de Woonvisie van de rijksoverheid bekend gemaakt, deze visie volgt de 'Nota wonen; Mensen, Wensen, Wonen' uit 2002 op.
De beleidsagenda van de Woonvisie volgt kort gezegd drie hoofdlijnen:
- verbeteren van de aansluiting tussen vraag en aanbod op huur- en koopmarkt;
- het verbeteren van de condities voor investeringen op de woningmarkt;
- het verbeteren van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving in dorpen en steden.
De Woonvisie bevat verschillen over de provinciale rol ten opzichte van de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De minister heeft daarop aangegeven dat de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) het leidende document is. De SVIR als leidend document betekent dat, anders dan in de Woonvisie, de provincies vooraf sturen op woningbouwprogrammering omdat zij een integrale ruimtelijke afweging kunnen maken. Daarnaast zijn er in de Woonvisie rijksdoelstellingen benoemd, die niet als zodanig terugkomen in de SVIR.
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Per saldo wordt er geen woning toegevoegd. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro) is daarom niet benodigd.
Woonvisie Zuid-Holland 2011 - 2020
In oktober 2011 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de Woonvisie Zuid-Holland 2011 - 2020 vastgesteld. In deze woonvisie zijn ambities en doelstellingen voor wonen in Zuid-Holland tot 2020 vastgelegd.
De woningbehoefte is als gevolg van economische en sociaal maatschappelijke ontwikkelingen (individualisering, gezinsverdunning, vergrijzing, vluchtelingenbeleid) aan verandering onderhevig. Het provinciale beleid is erop gericht voor alle bevolkingsgroepen een voldoende en passend woningaanbod te realiseren. Passend betekent dat woningen en woonmilieus aansluiten bij de situatie en wensen van bewoners, duurzaam zijn en passen in de ruimtelijke visie. Met dit uitgangspunt heeft de provincie 5 ambities geformuleerd:
- Passend woningaanbod voor iedereen.
- Niet meer woningen plannen dan nodig.
- Toevoegingen en impulsen dragen bij aan een verbetering van de leefbaarheid.
- Provincie stelt kaders voor de lange termijn, waardoor innovatie mogelijk wordt.
- Regionale verscheidenheid wordt behouden en benut.
Woonvisie Hoeksche Waard
Op 2 juli 2015 is op regionaal niveau de Regionale Woonvisie Hoeksche Waard vastgesteld. Vervolgens heeft de gemeenteraad van Cromstrijen deze woonvisie vastgesteld op 29 september 2015. Ook de andere gemeenten binnen de regio stelden de woonvisie vast.
De vijf Hoekschewaardse gemeenten hebben ervoor gekozen om de woonvisie niet gedetailleerd uit te werken. Wel benoemen zij de ontwikkelingen die invloed hebben op het wonen in de Hoeksche Waard en koppelen daaraan de opdrachten die de gemeenten voor de toekomst voor zich zien. Die opdrachten gaan de gemeenten de komende jaren uitvoeren.
Voor het woonbeleid in de Hoeksche Waard staan vijf doelen centraal, die van belang zijn voor het toekomstige regionale beleid:
- 1. Zorgen voor voldoende geschikte woningen voor mensen die zorg ontvangen. Dit kan door nieuwbouw en door het aanpassen van bestaande woningen;
- 2. Beperken van het risico van een te grote voorraad eengezinswoningen;
- 3. Op peil houden van voorzieningen;
- 4. Het bieden van aantrekkelijke huisvestingsmogelijkheden voor starters;
- 5. Zorgen dat er genoeg betaalbare (huur)woningen beschikbaar zijn.
Bij woningbouw staan twee begrippen centraal, namelijk kwantiteit en kwaliteit. Kwantiteit moet een antwoord geven op de vraag hoeveel woningen de gemeente in een bepaalde periode bouwt en bij kwaliteit gaat het om de vraag voor welke doelgroepen de gemeente bouwt en welke type woningen daarbij horen en op welke locaties de gemeente deze het beste kan bouwen. Meer dan in het verleden ligt de focus in de laatst vastgestelde woonvisie ook nadrukkelijk op kwalitatieve aspecten. De woonvisie is dus het beleidsmatige instrument dat antwoord geeft op de vraag hoe de woningvoorraad zich in de toekomst moet ontwikkelen vorm moet krijgen. Het kwantitatieve aspect is nader uitgewerkt in het regionale woningbouwprogramma.
Het regionale woningbouwprogramma is op regionaal niveau vastgesteld op 5 november 2015 Burgemeester en wethouders van Cromstrijen stelden het vervolgens vast op 24 november 2015. Met de regionale woonvisie en het regionale woningbouwprogramma geeft de regio Hoeksche Waard en daarmee ook de gemeente Cromstrijen inhoud aan het woonbeleid. Beide beleidsstukken vormen het kader voor het regionale en het lokale volkshuisvestingsbeleid en worden uitgewerkt in concrete programma's voor de verschillende woonprojecten.
In het regionale woningbouwprogramma zijn projecten van minder dan tien woningen niet opgenomen. Voor deze kleine projecten bepaalt de gemeente zelf of hiervoor woningbouwruimte beschikbaar gesteld wordt.
4.2 Onderzoek En Conclusie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Per saldo wordt er geen woning toegevoegd.
Hoofdstuk 5 Mobiliteit
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het beleid voor natuur en landschap noodzakelijk.
5.1 Kader
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2014-2024
Op 24 september 2014 is het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Cromstrijen 2014-2024 (hierna GVVP) vastgesteld. Het GVVP beschrijft het beleid vanuit het Rijk, de provincie en de regio. Daarnaast worden de gemeentelijke ambities beschreven.
De ambities bestaan uit drie pijlers. Deze drie pijlers zijn; Bereikbaarheid, Veiligheid en Leefbaarheid.
Bereikbaarheid
- De beide kernen van Cromstrijen (Klaaswaal en Numansdorp) dienen via gebiedsontsluitingswegen bereikbaar te zijn. Deze gebiedsontsluitingswegen dienen, voor zover dat mogelijk is, binnen de kern over te gaan in erftoegangswegen. De gemeente streeft er dan ook naar om de gebiedsontsluitingswegen zoveel mogelijk langs de kernen te leiden en zodoende het doorgaande verkeer dat van deze wegen gebruik maakt, te weren uit de dorpskernen.
- Beide kernen maar ook het buitengebied van Cromstrijen dienen goed bereikbaar te zijn via het openbaar vervoer. De openbaar vervoerverbinding met zowel de regio, de steden Rotterdam en Dordrecht maar ook het eiland Goeree-Overflakkee en de regio West-Brabant vormen belangrijke verbindingen voor de inwoners van Cromstrijen. Bereikbaarheid met het openbaar vervoer is niet alleen belangrijk voor de inwoners van Cromstrijen maar draagt ook bij aan de recreatieve aantrekkelijkheid van de gemeente. De openbaar vervoerverbindingen in de gemeente zijn dan ook van groot belang. Hoewel zeer belangrijk mogen deze verbindingen de leefbaarheid van de woonwijken niet aantasten. Snelle en compacte verbindingen zijn dan ook de insteek.
Veiligheid
- Weginrichting conform de duurzaam veilig richtlijnen; Deze landelijke richtlijnen creëren een eenduidige inrichting van het wegennet in heel Nederland. Daarmee uniformiteit en voor iedere weggebruiker herkenbaar. Wegen binnen de gemeente (zowel bestaande als nieuwe) dienen aan deze richtlijnen te voldoen. Te nemen maatregelen stemt de gemeente af op de ruimtelijke (on)mogelijkheden en de uitrukroutes van hulpdiensten waardoor afwijking van de richtlijnen mogelijk wenselijk is.
- De gemeente zetin op een verkeersveilige omgeving voor fietsers. Zowel voor de woonwerkfietsers/schooljeugd als voor de recreatieve fietser moet de gemeente veilig zijn en moet het prettig zijn in de omgeving te fietsen. De gemeente streeft een hoge kwaliteit van fietsvoorzieningen na waarbij met name op de toegangsroutes voldoende ruimte voor de fietser moet zijn.
- De gemeente zet in op een verkeersveilige omgeving voor voetgangers. Met name op de schoolroutes en de winkelroutes dient voldoende ruimte te zijn om te bewegen.
- Verkeersveiligheid rond scholen is en blijft een belangrijk speerpunt. De basisschoolleerlingen zijn de toekomstige weggebruikers en daarmee een belangrijke doelgroep voor verbetering van de verkeersveiligheid van een gemeente. Maar niet alleen de leerlingen zijn in deze belangrijk, ook de ouders van de leerlingen dienen hun steentje bij te dragen door onder meer het goede voorbeeld te geven.
Leefbaarheid
- Het hebben van goede en voldoende parkeervoorzieningen komt leefbaarheid en wooncomfort in woonwijken ten goede. Bij de aanleg van nieuwe woonwijken of herinrichting van bestaande woonwijken houdt de gemeente rekening met voldoende parkeervoorzieningen. Parkeervoorzieningen in een gebied met gemengde functies (centrum gebieden en bedrijventerreinen) dienen voor uitvoering van die functies haalbaar te zijn.
Parkeerbeleid, gemeente Cromstrijen, 2014
Bij de bouw van nieuwe woningen speelt parkeren een rol. De gemeente heeft haar parkeerbeleid vastgelegd in haar parkeernota. De hoofddoelstelling van het parkeerbeleid van de gemeente Cromstrijen luidt: “De gemeente Cromstrijen streeft naar een parkeersituatie met een goede afweging tussen de kwaliteit van de omgeving en de kwantiteit en kwaliteit van het parkeren waarmee Cromstrijen voor zowel bewoners, ondernemers als bezoekers aantrekkelijk is”.
Binnen het plangebied van de nieuw toe te voegen woning aan de Middelsluissedijk OZ tussen 46 en 48 worden parkeerplaatsen gerealiseerd op eigen terrein. Zodoende wordt de kwaliteit van de omgeving gewaarborgd.
5.2 Onderzoek
De nieuw te realiseren woning wordt ontsloten via de Middelsluissedijk OZ. Het toevoegen van één woning leidt tot een minimaal aantal extra verkeersbewegingen, waardoor onderzoek naar mobiliteit niet nodig is. Parkeren vindt op eigen terrein plaats, waarbij voldaan moet worden aan de gemeentelijke parkeernormen.
5.3 Conclusie
Gezien het bovenstaande vormen het nationale, provinciale en gemeentelijke beleid geen belemmering voor de haalbaarheid van de bouw van een vrijstaande woning.
Hoofdstuk 6 Natuur En Landschap
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het beleid voor natuur en landschap noodzakelijk.
6.1 Kader
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden, met wetgeving ten aanzien van soorten en Natura 2000-gebieden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen). Daarnaast hebben provincies eigen beleid ten aanzien van het Natuurnetwerk Nederland (NNN; de voormalige Ecologische Hoofdstructuur of EHS) en overige natuurwaarden buiten het NNN.
6.1.1 Soorten
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.
- 1. Het beschermingsregime Vogelrichtlijn (Vrl), dat van toepassing is op van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vrl. Met betrekking tot deze vogelsoorten geldt dat het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden is vogels opzettelijk te storen, behalve als de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de Vrl zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
- 2. Het beschermingsregime Habitatrichtlijn (Hrl), dat van toepassing is op soorten van bijlage IV bij de Hrl, bijlage I en II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn. Met betrekking tot deze soorten is het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden dieren opzettelijk te verstoren. Ontheffing wordt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling alleen verleend indien:
- a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
- b. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, en
- c. sprake is van één van de volgende (bij ruimtelijke ontwikkeling relevante) belangen:
- de bescherming van wilde flora en fauna of natuurlijke habitats, of
- de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
- 3. Het beschermingsregime Andere Soorten, dat van toepassing is op soorten van de bijlage behorende bij artikel 3.10 van de Wnb. Ontheffing is alleen mogelijk indien:
- a. er geen andere bevredigende oplossing is, en
- b. indien geen afbereuk wordt gedaan de gunstige staat van instandhouding van de soort.
Er is echter geen ontheffing nodig indien gewerkt wordt volgens een geldige gedragscode die van toepassing is op de betreffende soort(en). Vaak is daarnaast ecologische begeleiding en een ecologisch werkprotocol nodig bij de uitvoering van werkzaamheden.
De provincies kunnen voor het beschermingsregime Andere Soorten een algemene vrijstelling verlenen voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. In de gemeente Cromstrijen is de provincie Zuid-Holland het bevoegd gezag voor de Wnb. De provincie Zuid-Holland handhaaft in haar Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland (die per 1 januari 2017 in werking is getreden) de vrijstelling voor onder meer ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden voor de soorten die vielen onder de vrijstelling in de Flora- en faunawet voor algemeen voorkomende soorten (Ffwet - tabel 1 AMvB art. 75). Alleen voor de soorten molmuis, ondergrondse woelmuis en tweekleurige bosspitsmuis is deze vrijstelling komen te vervallen, omdat blijkt dat deze soorten niet of nauwelijks voorkomen in Zuid-Holland zodat een provinciale vrijstelling voor die soorten niet opportuun is.
Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).
Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing, die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
6.1.2 Natura 2000
De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.
6.1.3 Natuurnetwerk Nederland en overige bos- en natuurgebieden
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincie Zuid-Holland heeft in haar Verordening Ruimte 2014 regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.
Natuurwaarden buiten het Natuurnetwerk Nederland
Ook buiten het NNN zijn grote natuurwaarden aanwezig in Zuid-Holland. Behoud, herstel en verdere ontwikkeling van deze natuurwaarden dragen substantieel bij aan de biodiversiteit in de provincie. Aanvullend wordt door de provincie in de Visie Ruimte en Mobiliteit ingezet op de volgende opgaven:
- het realiseren van een natuurmantel in de vorm van een groenblauwe dooradering rondom de natuurkernen in het NNN;
- het in stand houden van de belangrijke leefgebieden voor weidevogels in blijvend agrarisch gebied door agrarisch natuurbeheer;
- het vergroten van de biodiversiteit in recreatiegebieden;
- het benutten van de mogelijkheden voor tijdelijke natuur op braakliggende terreinen.
6.2 Onderzoek
6.2.1 Soorten
Methode
Onderzoek naar het voorkomen van beschermde soorten start met een globaal onderzoek (quick scan), waarin gekeken wordt of er een reële kans is op het al dan niet voorkomen van beschermde soorten in of net buiten het plangebied. Indien blijkt dat die kans aanwezig is, zal een uitgebreid veldonderzoek moeten plaatshebben op het moment dat er kans is op (negatieve) effecten op de mogelijk aanwezige beschermde soorten als gevolg van werkzaamheden die voortvloeien uit het plan. Als daarbij wordt aangetoond dat inderdaad beschermde soorten aanwezig zijn, zal een effectenstudie moeten worden gedaan. Indien daaruit blijkt dat er handelingen gaan plaatshebben die nadelige gevolgen hebben voor de aanwezige beschermde soorten, is mogelijk een ontheffing van de Wnb aan de orde. Daarvoor moet in beeld worden gebracht hoe de voorgenomen werkzaamheden zodanig worden aangepast dat dergelijke gevolgen niet of in mindere mate zullen optreden.
In het kader van voorliggend veegplan is het aspect 'Natuur' alleen van belang voor de locatie tussen Middelsluissedijk 46 en 48, omdat dit de enige plek is waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt: ter plaatse van een perceel grasland wordt een woning gebouwd. Ten behoeve van de quick scan naar het voorkomen van beschermde soorten op deze locatie is door een deskundige van KuiperCompagnons een bureauonderzoek uitgevoerd in april 2018. Aan de hand van verspreidingsgegevens uit databanken op internet en uit inventarisatieatlassen en habitateisen van beschermde flora en fauna, in combinatie met terreinkenmerken en de ligging van het plangebied in zijn omgeving, is een inschatting (expert judgement) gemaakt van het voorkomen van beschermde soorten. De resultaten van de quick scan ten behoeve van voorliggend plan zijn integraal opgenomen in deze toelichting (er is geen separaat verslag van opgesteld).
Resultaten
In de aangrenzende tuinen broeden waarschijnlijk vogels en mogelijk broeden er ook vogels in het plangebied zelf. Alle vogels zijn strikt beschermd door de Wnb. Er dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Er mag derhalve niet met verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van maart tot en met half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden. Buiten het broedseizoen zijn er geen verplichtingen vanuit de Wnb.
Gezien het ontbreken van bebouwing en hoog opgaande beplanting zijn in het plangebied geen vaste verblijfplaatsen aanwezig van vogels waarvan de vaste verblijfplaats jaarrond beschermd is. Mogelijk zijn wel vaste (jaarrond beschermde) verblijfplaatsen van vogels (zoals kerkuil, huismus en/of gierzwaluw) en van vleermuizen aanwezig in de directe omgeving van het plangebied. Mogelijk wordt het plangebied zelf gebruikt als foerageergebied van vogels en/of vleermuizen die in de omgeving een vaste verblijfplaats hebben. Het plangebied is echter dermate klein dat het geen essentieel leefgebied betreft. Bovendien ligt er voldoende alternatief foerageergebied in de directe omgeving. Er zijn daarom geen verplichtingen ten aanzien van vogels en vleermuizen met een vaste verblijfplaats.
Op basis van terreinkenmerken en/of verspreidingsgegevens wordt het voorkomen van andere strikt beschermde soorten uitgesloten.
Op de locatie komen verder waarschijnlijk alleen enkele algemene beschermde soorten voor, zoals huisspitsmuis, mol, bruine kikker en/of gewone pad. Deze soorten vallen onder het beschermingsregime 'Andere Soorten' waarvoor op basis van de provinciale 'Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland' een vrijstelling geldt van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkeling.
6.2.2 Natura 2000
Het plangebied is niet gelegen in of nabij een Natura 2000-gebied. Gezien de afstand tot Natura 2000-gebieden en de aard en schaal van het plan, treden nadelige effecten (waaronder verzuring en vermesting als gevolg van een toename aan stikstofdepositie op stikstofgevoelige habitats en leefgebieden) niet op als gevolg van het plan. Er zijn derhalve geen verplichtingen vanuit de Wnb ten aanzien van Natura 2000.
6.2.3 Natuurnetwerk Nederland en natuurwaarden buiten het Natuurnetwerk Nederland
Het plangebied (gesitueerd in de bebouwde kom) is niet gelegen in en grenst niet aan het Natuurnetwerk Nederland (NNN) en bevat geen andere door de provincie Zuid-Holland beschermde natuurwaarden. Verplichtingen zijn niet aan de orde.
6.3 Conclusie
6.3.1 Soorten
Op de locatie komt waarschijnlijk een aantal door de Wnb beschermde soorten voor. Het betreft waarschijnlijk vooral algemene beschermde soorten. Deze soorten vallen onder het beschermingsregime 'Andere Soorten' waarvoor op basis van de provinciale 'Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland' een vrijstelling geldt van de Wnb bij ruimtelijke ontwikkeling. Wel is de zorgplicht van toepassing op deze (en alle andere in het wild levende) planten- en diersoorten.
Waarschijnlijk komen op of nabij de locatie vogels tot broeden. Alle vogels zijn strikt beschermd door de Wnb. Er dient rekening te worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Er mag derhalve niet met verstorende werkzaamheden worden begonnen in het broedseizoen, dat ongeveer van maart tot en met half juli loopt (soortspecifiek), tenzij door een deskundige is vastgesteld dat op dat moment ter plaatse van de werkzaamheden geen vogels broeden. Buiten het broedseizoen zijn er geen verplichtingen vanuit de Wnb.
Er zijn geen verplichtingen ten aanzien van eventueel aanwezige vleermuizen en vogels die in de omgeving een vaste verblijfplaats zouden kunnen hebben. Andere strikt beschermde soorten worden niet in het plangebied verwacht.
6.3.2 Natura 2000
Er zijn geen verplichtingen vanuit de Wnb ten aanzien van Natura 2000.
6.3.3 Natuurnetwerk Nederland en natuurwaarden buiten het Natuurnetwerk Nederland
Er zijn geen verplichtingen ten aanzien van het NNN en andere door de provincie Zuid-Holland beschermde natuurwaarden.
Hoofdstuk 7 Water
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het waterbeleid noodzakelijk.
7.1 Kader
7.1.1 Europees en rijksbeleid
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan (NWP, 10 december 2015) geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid. Het Rijk is in Nederland verantwoordelijk voor het hoofd- watersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast.
Het kabinet speelt proactief in op de verwachte klimaatveranderingen op lange termijn, om overstromingen te voorkomen. Binnen de planperiode gaan realistische maatregelen in uitvoering die een antwoord bieden op de opgaven voor de korte termijn en voldoende mogelijkheden openlaten om op langere termijn verdere stappen te zetten. Het kabinet sluit daarmee aan bij de resultaten van het Deltaprogramma. Met deze handelwijze is Nederland koploper en toonaangevend voorbeeld in de wereld. Met dit Nationaal Waterplan voldoet Nederland aan de Europese eisen die voortvloeien uit de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Richtlijn Overstromingrisico`s (ROR) en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KMS).
Vanuit de verantwoordelijkheid voor het watersysteem verankert het Rijk de volgende principes:
Integraal waterbeheer
Het kabinet houdt vast aan een integrale aanpak van de wateropgaven door opgaven op het gebied van waterkwantiteit (waterveiligheid en wateroverlast), waterkwaliteit en gebruik van (zoet)water in natte en droge situaties in samenhang te beschouwen.
Afwenteling voorkomen
Het kabinet wil voorkomen dat waterkwantiteits- en waterkwaliteitsproblemen worden afgewenteld in de ruimte en de tijd, zoals het afwentelen van bovenstrooms veroorzaakte waterkwaliteitsproblemen op benedenstrooms gelegen wateren. Om afwenteling te voorkomen, maken beheerders onderling afspraken over acceptabele hoeveelheden en de kwaliteit van het te ontvangen water. Om afwenteling te voorkomen gelden ook de tritsen vasthouden-bergen-afvoeren en schoonhouden-scheiden-schoonmaken.
Ruimte en water verbinden
Bij de aanpak van wateropgaven en de uitvoering van maatregelen vindt vooraf afstemming plaats met de andere relevante ruimtelijke opgaven en maatregelen in het gebied. Het doel is dat de scope, programmering en financiering zo veel mogelijk op elkaar aansluiten of elkaar versterken. Met deze aanpak is het vaak mogelijk het waterbeheer te verbeteren en tegelijk de economie en de leefomgeving te versterken tegen lagere kosten.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en de waterbeheerder samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
Kaderrichtlijn water
Op 22 december 2000 is de Europese Kaderrichtlijn Water van kracht geworden. De KRW geeft een kader voor de bescherming van de ecologische en chemische kwaliteit van oppervlaktewater en grondwater.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en in stand houden van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
7.1.2 Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan
De provincie ziet het als haar rol om te zorgen dat gemeenten bij ruimtelijke ontwikkelingen een goede afweging maken van de hoogwaterrisico's. Gemeenten worden gevraagd bij nieuwe ontwikkelingen en herstructureringen in buitendijkse gebieden een inschatting te maken van het slachtofferrisico bij overstromingen en te verantwoorden hoe zij daarmee zijn omgegaan. Het beleidskader is opgenomen in de Provinciale Visie ruimte en mobiliteit en in de Provinciale Verordening Ruimte (VR). De provincie heeft een Risico Applicatie Buitendijks (RAB) ontwikkeld, die gemeenten hierbij kunnen gebruiken [PZH 2014]. De oriëntatiewaarde van het risico op individueel overlijden (LIR) in deze methodiek bedraagt 1x10-5 [HKV 2013].
Verordening Ruimte
In de Verordening Ruimte is regelgeving opgenomen voor de regionale en primaire waterkeringen. Voor bestemmingsplannen zijn randvoorwaarden opgenomen die een onbelemmerde werking, instandhouding en het onderhoud van de primaire en regionale waterkeringen mogelijk maken, Dit geldt voor de beschermingszone en de kernzone die hoort bij de waterkeringen zoals opgenomen in de vastgestelde leggers van de waterschappen.
7.1.3 Beleid waterbeheerder
Waterbeheerprogramma 2016-2021
Het Waterbeheerprogramma bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode 2016-2021. Het programma bevat maatregelen en gaat op hoofdlijnen in op de financiële consequenties daarvan.
Thema's die in het Waterbeheerprogramma aan bod komen zijn:
- Calamiteitenzorg: Plannen zijn actueel en worden afgestemd met andere partijen zoals gemeenten en veiligheidsregio's;
- Water & Ruimte: Een nadere uitwerking van het Deltaprogramma (deltabeslissing ruimtelijke adaptatie);
- Waterveiligheid: Meerlaagse veiligheid (preventie, ruimtelijke inrichting, crisisbeheersing). Het waterschap zorgt er voor dat de (primaire) waterkeringen voldoen aan de nieuwe normen die in de Waterwet worden vastgelegd;
- Voldoende water: Het watersysteem wordt robuust en klimaatbestendig ingericht om geen (negatieve) effecten van klimaatverandering te ondervinden;
- Schoon water: Voldoen aan de doelen zoals gesteld in de Kaderrichtlijn Water en faciliteren van verschillende gebruiksfuncties;
- Waterketen: Doelmatig beheren van zuiveringstechnische werken en verbeterdoelen met betrekking tot duurzaamheid (terugwinnen van grondstoffen), energie-efficiëntie en kostenbesparingen.
Om de doelen die in het Waterbeheerprogramma zijn geformuleerd te bewerkstelligen wordt jaarlijks een maatregelenprogramma uitgewerkt in een Kadernota, programmabegroting en jaarplannen. Op deze wijze worden ook de financiële consequenties van het Waterbeheerprogramma geborgd.
Gemeentelijk Beleid
Het Gemeentelijk Rioleringsplan 2013-2017 (GRP) vormt de basis voor het planmatige onderhoud en beheer van de riolering in de Gemeente. Voor het verwijderen van afvalwater is riolering een onmisbare voorziening. Met deze voorziening wordt beoogd de volksgezondheid te verzekeren, wateroverlast tegen te gaan en het milieu te beschermen. De aanleg en het beheer van de riolering is een gemeentelijke taak (zorgplicht) die zijn wettelijke basis vindt in de artikelen 4.22 en 4.23 van de Wet milieubeheer (Wm).
In 2008 is het Waterplan Cromstrijen van kracht geworden. Dit gemeentelijk Waterplan bevat maatregelen om het watersysteem te voorzien van voldoende berging en speelt in op de komende klimaatwijzigingen. Daarbij geeft het Waterplan invulling aan afspraken om de waterkwaliteit te verbeteren. Gemeente en Waterschap werken de maatregelen uit. Het streven is dat de samenwerking tussen Gemeente en Waterschap de komende jaren leidt tot een aantrekkelijk watersysteem dat biologisch gezond is en voldoende aanvoer-, afvoer- en bergingsmogelijkheden heeft. Het Waterplan heeft dan ook de volgende hoofddoelen:
- het hebben en houden van droge voeten;
- streven naar biologisch gezond water;
- de belevingswaarde van water vergroten.
7.2 Onderzoek
Aan de Middelsluissedijk tussen de nummers 46 en 48 wordt de realisatie van een woning mogelijk gemaakt. Hieronder wordt een korte beschrijving gegeven van het projectgebied in de huidige situatie, alsmede een beschrijving van het plan. Vervolgens is het plan inhoudelijk getoetst aan de verschillende 'waterthema's', zoals die beschreven staan in de 'Handreiking Watertoets'. Toetsing aan deze thema's levert de watertoets op.
Bestaande situatie
Het projectgebied ligt binnen het peilgebied P-4.2 dat behoort tot het werkgebied van het Waterschap Hollandse Delta. In dit peilgebied gelden variërende streefpeilen. Het peilgebied P-4.2 kent een streefpeil voor het zomerpeil van -1,55 m N.A.P. en streefpeil van -1,75 N.A.P. voor het winterpeil.
In het projectgebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Wel bevindt zich ten noorden van het projectgebied een watergang. De ontsluiting van het perceel kruist deze watergang. Bij ontwikkeling van het plangebied dient de initiatiefnemer de ontsluiting van het perceel af te stemmen met het Waterschap Hollandse Delta.
Gewenste eindsituaties
De gewenste eindsituatie ziet op de bouw van een vrijstaande woning. In de bestaande situatie is geen bebouwing aanwezig. Het grondoppervlak van de voorziene vrijstaande woning is minder dan 500 m2. De gronden rondom de woning worden ingericht als tuin. Daarnaast komt de woonbestemming op de Oud Cromstrijensedijk OZ 77 te vervallen. Dit perceel ligt binnen hetzelfde peilgebied als de nieuw te bestemmen woning. Ten opzichte van de bestaande situatie, neemt het verhard oppervlak daarom niet toe en is extra watercompensatie niet benodigd.
Veiligheid
Het projectgebied is niet gelegen in of nabij een waterkering of in de kern- of beschermingszone van een waterkering. Net als het gehele eiland Hoeksche Waard ligt het projectgebied op een locatie waar een kleine kans op een overstroming is.
Watervoorziening
De grondwaterstand hoeft met de realisatie van de vrijstaande woning niet te worden aangepast. Wanneer geen wijzigingen van het waterpeil nodig zijn, zullen als gevolg van de voorziene vrijstaande woning geen problemen te verwachten zijn met de watervoorziening. Ook omliggende gebieden zullen hier geen hinder van ondervinden.
Volksgezondheid
Met betrekking tot de volksgezondheid in relatie tot water worden geen problemen voorzien.
Waterkwaliteit en ecologie
Vervuilingsbronnen dienen zoveel mogelijk voorkomen te worden om vervuiling van water te voorkomen. Bij de bouw van de woning zullen geen uitloogbare materialen zoals koper, lood, zink, teerhoudende dakbedekking of geïmpregneerde beschoeiingen gebruikt worden op delen die met hemelwater in contact komen (zoals de dakbedekking, goten en pijpen). Een alternatief is door te voorkomen dat deze materialen kunnen uitlogen (bijvoorbeeld door het coaten van loodslabben).
Grondwateroverlast
Aanpassing van het grondwaterpeil is niet nodig ten behoeve van de voorziene woning. Ook grondwateroverlast is niet te verwachten. Indien ondergrondse constructies worden gebouwd, waarvan de onderkant dieper ligt dan de hoogste grondwaterstand, wordt geadviseerd waterdicht te bouwen om te voorkomen dat overlast van grondwater ontstaat.
Onderhoud en bagger
In de huidige situatie voert de gemeente het beheer en onderhoud binnen de kern zelf uit en het waterschap daarbuiten. Dit plan heeft geen invloed op de bestaande watergang langs de Boomdijk. De watergang blijft bereikbaar voor onderhoudswerkzaamheden.
Peilbesluiten
Formeel stelt het Waterschap het peil vast in overleg met grondeigenaren en gebruikers en legt dat vast in een peilbesluit. Nieuwe plannen kunnen door de gemeente aan het Waterschap worden voorgelegd, zodat die kunnen worden meegenomen in een volgend peilbesluit.
Afvalwater en riolering
Bij nieuwe ontwikkelingen wordt zo mogelijk aangesloten op het nu al aanwezige rioleringsstelsel, waarbij hemelwater van daken, parkeerverharding en opritten wordt afgekoppeld van de droogweerafvoer (DWA) en direct wordt afgevoerd naar het oppervlaktewater binnen het projectgebied of in de omgeving.
Verdroging
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen wezenlijke invloed op karakteristieke grondwaterafhankelijke ecologische waarden. Het projectgebied is geen kwelgebied en watervervuiling vanuit het projectgebied zal zoveel mogelijk worden voorkomen.
Natte natuur
Het projectgebied is geen onderdeel van het Nationaal Natuurnetwerk (NNN). Negatieve effecten op het NNN in de omgeving zijn niet te verwachten als gevolg van het plan.
7.3 Conclusie
De realisatie van een vrijstaande woning heeft geen negatieve invloed op de aanwezige waterhuishouding. De waterparagraaf zal in het kader van het wettelijk vooroverleg worden toegezonden aan het Waterschap Hollandse Delta voor formeel advies.
Hoofdstuk 8 Archeologie En Cultuurhistorie
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Voor de realisatie van de woning aan de Middelsluissedijk OZ is toetsing aan het beleid voor archeologie en cultuurhistorie noodzakelijk.
8.1 Archeologie
8.1.1 Kader
Erfgoedwet
De Monumentenwet 1988 is op 1 juli 2016 overgegaan in de Erfgoedwet. De Erfgoedwet bundelt de voorgaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Bovendien is aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau zoals deze in de oude wetten en regelingen gold, blijft gehandhaafd. Het behoud en beheer van het Nederlandse erfgoed was geregeld in zes verschillende wetten en een regeling, waarin roerend, onroerend en archeologisch erfgoed allemaal hun eigen specifieke definities, procedures en beschermingsmaatregelen hadden.
In de Erfgoedwet is vastgelegd hoe met ons erfgoed wordt omgegaan, wie welke verantwoordelijkheden daarbij heeft en hoe het toezicht daarop wordt uitgeoefend. Overbodige regels zijn geschrapt en de verantwoordelijkheid voor de bescherming van het cultureel erfgoed ligt waar mogelijk bij het erfgoedveld zelf. Onderdelen van de Monumentenwet die de fysieke leefomgeving betreffen, worden overgeheveld naar de Omgevingswet die in 2019 van kracht wordt. Voor deze onderdelen is een overgangsregeling in de Erfgoedwet opgenomen voor de periode 2016-2019. Het gaat daarbij om de volgende zaken:
- Vergunningen tot wijziging, sloop of verwijdering van rijksmonumenten
- Verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie
- Bescherming van stads- en dorpsgezichten
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
De provincie Zuid-Holland hanteert het beleidsinstrument 'Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland (CHS)'. In de CHS heeft de Provincie bestaande en mogelijk te verwachten archeologische waarden in beeld gebracht. In het bijbehorende 'Beleidskader Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland' zijn per waarderingscategorie algemene beleidsuitgangspunten geformuleerd. De waardering zoals vastgelegd in de cultuurhistorische hoofdstructuur geldt als uitgangspunt van beleid.
Erfgoedverordening Cromstrijen 2014
Uit de Erfgoedverordening 2014 met bijbehorende archeologische verwachtingskaart van de gemeente Cromstrijen blijkt, dat er sprake is van een gebied met middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 50 centimeter en groter dan 500 m2 dient een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden.
8.1.2 Onderzoek
Volgens de Cultuurhistorische Hoofdstructuur van de provincie Zuid-Holland heeft het gehele deel van het plangebied een lage trefkans (lichtbruine kleur). Dit houdt in dat er een kleine kans is op archeologische sporen. Het overige deel van het gebied (geen kleur) is niet gekarteerd.
Afbeelding 7.1: Uitsnede Cultuurhistorische Hoofdstructuur Provincie Zuid-Holland
Afbeelding 7.2: Uitsnede Beleidskaart archeologie Hoeksche Waard
Uit de beleidskaart archeologie van de Provincie blijkt dat het gehele buitengebied geen waarde heeft. Op basis van de regionale archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de Hoeksche Waard en gemeentelijke erfgoedverordening, heeft het plangebied een middelhoge verwachtingswaarde. Hiervoor geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen kleiner dan 500 m2 en tot 50 cm diepte. Het is niet te verwachten dat de bodemverstorende werkzaamheden een groter oppervlak beslaan dan 500 m2, terwijl ook geen bodemingrepen dieper dan 50 cm zullen plaatsvinden, zodat ook op basis van de gemeentelijke erfgoedverordening geen archeologisch onderzoek nodig is.
8.1.3 Conclusie
Het aspect archeologie vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de haalbaarheid van de voorziene vrijstaande woning.
8.2 Cultuurhistorie
8.2.1 Kader
Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' (juni 2011)
In de Visie erfgoed en ruimte 'Kiezen voor karakter' zet het Rijk uiteen hoe cultureel erfgoed wordt geborgd in de ruimtelijke ordening voor de periode 2011-2015. De moderne monumentenzorg is ontwikkelings- en gebiedsgericht. Bovendien vindt het Kabinet samenwerking met publieke en private partijen van belang.
In de Visie wordt het karakter van Nederland gevat in vier kenmerkende eigenschappen: waterland, stedenland, kavelland en vrij land. De gebiedsgerichte omgang met erfgoed vergt dat deze karakteristieken worden verbonden met opgaven uit andere sectoren en dat de economische, sociaal-culturele en ecologische kracht van het erfgoed beter wordt uitgebaat.
Veranderingen in de monumentenzorg en de ruimtelijke ordening geven burgers en bedrijven meer ruimte en geven decentrale overheden meer vrijheden en verantwoordelijkheden. Iedere overheidslaag staat voor de taak zijn belangen zo veel mogelijk vooraf kenbaar te maken en waar nodig met regels te borgen. Het rijk is daarnaast verantwoordelijk voor een goed functionerend stelsel. Provincies krijgen een centrale rol in de gebiedsgerichte belangenafweging en gemeenten verbinden gevolgen aan een gebiedsgerichte analyse van erfgoedwaarden bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
Het Rijk heeft gekozen voor vijf prioriteiten van het gebiedsgerichte erfgoedbeleid in de komende jaren:
- 1. werelderfgoed: de samenhang borgen en de uitstraling vergroten;
- 2. eigenheid en veiligheid: zee, kust en rivieren;
- 3. herbestemming als (stedelijke) gebiedsopgave: met focus op groei en krimp;
- 4. levend landschap: synergie tussen erfgoed, economie en ecologie;
- 5. en wederopbouw: het tonen van een tijdperk.
Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland
Kortheidshalve wordt verwezen naar paragraaf 8.1.1 waarin de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Zuid-Holland reeds beschreven wordt.
Regioprofielen Cultuurhistorie
De Provincie Zuid-Holland wil waardevolle cultuurhistorische elementen behouden of inpassen bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Om dit richting te geven, zijn Regioprofielen Cultuurhistorie opgesteld. De zestien regioprofielen dienen als een handreiking en sturingskader voor gemeenten, waterschappen, terreinbeheerders en adviesbureaus om cultuurhistorie op te nemen in ruimtelijke plannen. Ze zijn een uitwerking van de algemene richtlijnen voor cultuurhistorie in ruimtelijke plannen zoals die staan in de provinciale Structuurvisie.
8.2.2 Onderzoek
In en in de directe omgeving van het plangebied zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. De bestaande bebouwing in het plangebied en in de omgeving van het plangebied bestaat niet uit monumenten of andere karakteristieke bebouwing.
8.2.3 Conclusie
Het aspect cultuurhistorie vormt gezien het voorgaande geen belemmering voor de realisatie van een woning tussen Middelsluissedijk 46 en 48 als onderdeel van dit bestemmingsplan.
Hoofdstuk 9 Omgevingsaspecten
Voorliggend bestemmingsplan maakt de realisatie van een woning aan Middelsluissedijk OZ tussen de nummers 46 en 48 mogelijk. Ter compensatie wordt de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77 geschrapt. Per saldo worden er nul woningen toegevoegd.
De overige ontwikkelingen in voorliggend bestemmingsplan betreffen geen directe bouw- en/of gebruikstitels voor nieuwe ontwikkelingen die niet ook al mogelijk waren volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel feitelijk reeds aanwezig en/of vergund zijn. Voor deze ontwikkelingen heeft dit bestemmingsplan geen nadelige consequenties voor de omgevingsaspecten binnen het plangebied.
9.1 M.e.r.-beoordeling
De bouw van de voorziene vrijstaande woning tussen de nummers 46 en 48 wordt ter compensatie mogelijk gemaakt voor het schrappen van de woonbestemming op perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 77. Per saldo worden er nul woningen toegevoegd. Een M.e.r.-beoordeling is daarom niet benodigd.
9.2 Bodemkwaliteit
9.2.1 Kader
Voor het aspect bodem wordt aangesloten op het beleid uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
9.2.2 Onderzoek en conclusie
Volgens de bodemkwaliteitskaart van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid (OZHZ) is voor het plangebied de kwaliteit 'Achtergrondwaarde' toegekend. Dit houdt in dat de grond als 'schone grond' wordt aangemerkt.
Afbeelding 8.1: uitsnede interactieve bodemkwaliteitskaart OZHZ
In het kader van de aanvraag van de omgevingsvergunning voor de woning aan de Middelsluissedijk tussen de nummers 46 en 48 zal aanvullend op de informatie uit de bodemkwaliteitskaart een verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.
9.3 Geluid
9.3.1 Kader
Voor het aspect geluid wordt aangesloten op het beleid uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
9.3.2 Onderzoek en conclusie
De Middelsluissedijk OZ ligt in het buitengebied van de gemeente Cromstrijen. Langs de Middelsluissedijk OZ zijn woonpercelen en agrarische (bedrijfs)percelen gelegen. De dijk vormt geen verbindingsweg en wordt hoofdzakelijk door bestemmingsverkeer gebruikt. De verwachting is dan ook dat de intensiteit op de Middelsluissedijk OZ lager ligt dan de maximale intensiteit van 1.500 voertuigen per etmaal. De toevoeging van één vrijstaande woning zal niet leiden tot extra verkeersbewegingen. De verkeersintensiteit op de Middelsluissedijk OZ zal door de realisering van dit plan niet toenemen. Daarnaast wordt de woning niet direct aan de dijk gesitueerd, maar op enige afstand onderaan de dijk. Het uitvoeren van akoestisch onderzoek wordt dan ook niet nodig geacht. Wel dient de voorziene vrijstaande woning te voldoen aan de eisen die het Bouwbesluit 2012 stelt.
9.4 Luchtkwaliteit
9.4.1 Kader
Voor het aspect luchtkwaliteit wordt aangesloten op het beleid uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
9.4.2 Onderzoek en conclusie
Onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet benodigd, omdat de realisatie van één vrijstaande woning als een NIBM-project kan worden beschouwd. Wel wordt vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening beoordeeld of ter plaatse van het projectgebied, mogelijke hogere concentraties luchtverontreinigende stoffen aanwezig zijn. Langs wegen zijn met name de stoffen NO2 en PM10 van belang.
Goede ruimtelijke ordening
De bijbehorende jaargemiddelde achtergrondconcentraties NO2 en PM10 en PM2,5 in het jaar 2016 bedragen ten noorden van de beoogde woningbouwlocatie - aan de Energieweg - respectievelijk 18 µg/m3, 17 µg/m3 en 10 µg/m3. Dit is ruim lager dan de gestelde grenswaarde van 40 µg/m3 bij de PM10 en 25 µg/m3 bij de PM2,5. Voor het projectgebied is de verwachting dat deze achtergrondconcentraties niet hoger zijn. Bij de achtergrondconcentratie voor PM10 is rekening gehouden met de geldende correctie voor zeezout. Voor de gemeente Cromstrijen is deze correctie 3 µg/m3. De trend is dat de emissies van motorvoertuigen en achtergrondconcentraties voor de beide stoffen in de toekomst afnemen.
Gezien de lage achtergrondconcentraties worden geen overschrijdingen verwacht als gevolg van de realisatie van een vrijstaande woning en worden de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 ter plaatse niet overschreden.
Zowel vanuit de Wet luchtkwaliteit als vanuit een goede ruimtelijke ordening vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de haalbaarheid van dit plan.
9.5 Milieuzonering
9.5.1 Kader
Voor het aspect milieuzonering wordt aangesloten op het beleid uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
9.5.2 Onderzoek en conclusie
In de nabijheid van de locatie Middelsluissedijk OZ 46 en 48 is één bedrijfslocatie gelegen. In het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' is Middelsluissedijk OZ 50 bestemd als 'Bedrijf' met een functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - constructiebedrijf'. Op deze locatie is maximaal een constructiewerkplaats in de open lucht met een productieoppervlak van minder dan 2.000 m2 toegestaan. De richtafstand voor een dergelijk bedrijf (milieucategorie 4.1) is 200 m. De voorgenomen woningbouwlocatie ligt op minder dan 50 m van de bedrijfslocatie. De reeds bestaande woning aan de Middelsluissedijk OZ 48 ligt op een kortere afstand van dit bedrijf dan de te realiseren woning. De bouw van de nieuwe woning levert dan ook geen belemmering op voor de bedrijfsvoering van het bedrijf aan de Middelsluissedijk OZ 50. Nader onderzoek in het kader van bedrijven en milieuzonering is voor deze locatie niet benodigd.
Met het realiseren van de geplande woning zijn geen knelpunten voor bestaande bedrijvigheid en zal de bestaande bedrijvigheid geen knelpunt opleveren voor de nieuwe woning. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
9.6 Externe Veiligheid
9.6.1 Kader
Voor het aspect externe veiligheid wordt aangesloten op het beleid uit het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013'.
9.6.2 Onderzoek en conclusie
Ontwikkeling Middelsluissedijk OZ 46 en 48
Langs de Lange Biesakkersweg – op een afstand van circa 1 km van het plangebied – liggen twee buisleidingen die dienst doen als transportroute voor gevaarlijke stoffen. De plaatsgebonden risicocontouren voor deze leidingen bedragen 13 meter en 75 meter en reiken niet tot in het plangebied. De transportroutes bevinden zich op een dusdanige afstand van de voorgenomen ontwikkeling dat deze geen belemmering vormen voor de haalbaarheid van dit plan. Verder onderzoek naar externe veiligheid is daarom niet benodigd.
Buisleidingenstraat
Ten noorden en oosten van het plangebied is een buisleidingenstraat gelegen, die in beheer is van LSNed (voorheen Buisleidingenstraat Nederland). In deze buisleidingenstraat zijn meerdere buisleidingen gelegen. In de toelichting van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' is in hoofdstuk 12.6.2 een overzicht opgenomen van de aanwezige buisleidingen. Hieraan dient toegevoegd te worden:
- een transportwaterleiding welke in eigendom en beheer is van Evides Waterbedrijf.
9.7 Overige Belemmeringen
De woningbouwlocatie tussen de percelen Middelsluissedijk OZ 46 en 48 is gelegen binnen de 'Gebiedsaanduiding vrijwaringszone - straalpad'. Binnen deze gebiedsaanduiding geldt dat de hoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m. Overige belemmeringen zijn niet aanwezig. Gezien het voorgaande vormt het aspect overige belemmeringen geen belemmering voor de haalbaarheid van de bouw van een vrijstaande woning.
Hoofdstuk 10 Uitvoerbaarheid
10.1 Economische Uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar. Een en ander dient te worden vastgelegd in privaatrechtelijke overeenkomsten met iedere grondeigenaar. Als er met een grondeigenaar geen overeenkomst is gesloten en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient een exploitatieplan te worden opgesteld welke tegelijkertijd met het bestemmingsplan moet worden vastgesteld. Tussen de initiatiefnemer die een nieuwe woning wil realiseren en met dit bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt en de gemeente is een anterieure overeenkomst gesloten, waarmee de exploitatiekosten anderszins verzekerd zijn. Verder worden enkele aanpassingen doorgevoerd op verzoek van rechthebbenden. Met deze verzoekers zijn planschadeovereenkomsten gesloten. Hierdoor wordt het plan economisch haalbaar geacht en bestaat er geen noodzaak voor een exploitatieplan.
10.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het plan voorziet onder andere in een planologische/juridische regeling voor de ontwikkeling van één vrijstaande woning in het plangebied. De ontwikkeling van de woning is in overeenstemming met de woonbehoefte in de gemeente Cromstrijen en wordt ruimtelijk ingepast in de omgeving. Vanuit dat oogpunt wordt gestreefd naar voldoende maatschappelijk draagvlak en daarmee een uitvoerbaar plan. Verder wordt een aantal kleine aanpassingen doorgevoerd die geen invloed hebben op de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Het ontwerpbestemmingsplan wordt ter inzage gelegd, waarbij een ieder de mogelijkheid is gesteld een zienswijze in te dienen. Over het plan zijn wel/geen zienswijzen ingebracht.
10.3 Handhavingsaspecten
Het bestemmingsplan is bindend voor zowel de overheid als de burger. De primaire verantwoordelijkheid voor controle en handhaving ligt bij de gemeente. Handhaving kan worden omschreven als elke handeling die erop gericht is de naleving van regelgeving te bevorderen of een overtreding te beëindigen. Het doel van handhaving is om de duurzame bescherming van mens en omgeving te waarborgen. Binnen het kader van het bestemmingsplan heeft regelgeving met name betrekking op de Wet ruimtelijke ordening, de Wabo en de Woningwet. Bij overtreding van deze regelgeving moet gedacht worden aan bouwen zonder vergunning, bouwen in afwijking van een verleende vergunning, het handelen zonder of in afwijking van een noodzakelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden en het gebruik van gronden en opstallen in strijd met de gebruiksregels van het bestemmingsplan of een afwijking van de regels.
Handhaving wordt onderscheiden in preventieve en repressieve handhaving. Preventieve handhaving bestaat uit actief toezicht door of namens de gemeente door bijvoorbeeld regelmatige controles op de uitvoering van vergunningen. Voorts bestaat preventieve handhaving uit het opstellen van duidelijke en maatschappelijk geaccepteerde regels en uit communicatie en voorlichting. Repressieve handhaving bestaat uit de aanwending van publiekrechtelijke middelen bij geconstateerde overtredingen, zoals het opleggen van een dwangsom of het uitoefenen van bestuursdwang. Daarnaast is het mogelijk strafrechtelijke middelen toe te passen en privaatrechtelijke actie te ondernemen bij inbreuk op het eigendomsrecht van de gemeente. Repressieve handhaving heeft als primaire doel een einde te maken aan een specifieke overtreding van de Wro of de Woningwet.
Hoofdstuk 11 Procedure
11.1 Voorbereidingsfase
Vooraankondiging
Op grond van artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient voorafgaand aan een procedure van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke ontwikkeling wordt gefaciliteerd, een vooraankondiging te worden gepubliceerd waarin de gemeente aangeeft een bestemmingsplan voor te bereiden.
Inspraak
Voor het voorliggende bestemmingsplan vindt geen inspraaktermijn plaats, en wordt direct als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen.
Overleg
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader wordt het concept-ontwerpbestemmingsplan voor advies toegezonden in ieder geval aan de volgende instanties:
- Provincie Zuid-Holland;
- Waterschap Hollandse Delta;
De ontvangen overlegreacties worden samengevat en beantwoord in de Nota inspraak en overleg, welke als bijlage aan dit bestemmingsplan worden toegevoegd.
11.2 Ontwerpfase
Na afronding van het vooroverleg wordt de formele bestemmingsplanprocedure gestart. De aanpassingen die volgen uit de overlegreacties worden verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Ook worden - indien nodig - ambtshalve aanpassingen doorgevoerd.
Op de voorbereiding van een bestemmingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan wordt in de Staatscourant geplaatst en dient - met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening - ook via elektronische weg te geschieden. Tevens wordt de kennisgeving toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Het ontwerpbestemmingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd in de periode van 3 september 2018 tot en met 15 oktober 2018. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties toegezonden (artikel 3:13 Awb), of is aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
Op het ontwerpbestemmingsplan is één zienswijze ingediend. De inhoud van de zienswijze is samengevat en beantwoord in de Notitie Beantwoording Zienswijzen. Deze is als Bijlage 2 bij het voorliggende bestemmingsplan gevoegd.
11.3 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet de gemeenteraad beslissen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking.
Tijdens de procedure van dit bestemmingsplan is de gemeente Cromstrijen overgegaan in de gemeente Hoeksche Waard. Dit plan is dan ook vastgesteld door de gemeenteraad van de Hoeksche Waard.
Bijlage 1 Staat Van Wijzigingen
Bijlage 1 Staat van wijzigingen