KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Antidubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Van Het Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Inleiding
2.2 Rijksbeleid
2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.4 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Planopzet
3.1 Huidige Situatie
3.2 Beoogde Situatie
Hoofdstuk 4 Onderzoek
4.1 Inleiding
4.2 Verkeer En Parkeren
4.3 Geluidshinder
4.4 Duurzaamheid
4.5 Bodem
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Bedrijven En Milieuhinder
4.10 Water
4.11 Ecologie
4.12 Archeologie En Cultuurhistorie
4.13 Vormvrije Mer-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Standaard Svb
Bijlage 1 Schetsboek Laning - Puttershoek
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Laning Puttershoek
Bijlage 3 Milieuhygiënisch Vooronderzoek En Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 4 Archeologisch Rapport
Bijlage 5 Memo Groepsrisico
Bijlage 6 Ecologische Quickscan
Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 8 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 9 Zakelijke Beschrijving
Bijlage 10 Nota Van Beantwoording

Laning 5 - Puttershoek

Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard

Vastgesteld op 24-09-2019 - geheel in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01 met de bijbehorende regels.

1.2 plan

het bestemmingsplan Laning 5 - Puttershoek van de gemeente Hoeksche Waard.

1.3 verbeelding

de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie.

1.4 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.7 aanduidingsvlak

een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.8 aan huis verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en dat niet krachtens milieuwetgeving vergunning- of meldingplichtig is, uitgevoerd door de bewoner van de woning.

1.9 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

1.10 afwijking van de bouwregels en/of van de gebruiksregels

een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.12 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.13 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.15 bestemmingsgrens

een lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.16 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.17 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.19 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk bouwen, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.20 bouwgrens

een lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.

1.21 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.22 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.23 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.24 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.25 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.26 dagbesteding

Dagbesteding houdt in een structurele tijdsbesteding met een welomschreven doel waarbij de cliënt actief wordt betrokken en die hem zingeving verleent, niet zijnde een reguliere dagstructurering die in de woon-/verblijfssituatie wordt geboden dan wel een welzijnactiviteit zoals zang, bingo, uitstapjes en dergelijke.

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruiken

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.31 grondwaterpeil

bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt.

1.32 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.

1.33 intramurale zorginstelling

een instelling die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte.

1.34 maatschappelijke voorzieningen

onder maatschappelijke voorzieningen worden verstaan: zorgwoningen, sociaal-medische, sociaal-culturele voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen

1.35 omgevingsvergunning

een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.36 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden

een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.37 oorspronkelijke gevel

een gevel zoals deze is weergegeven in de omgevingsvergunning voor het bouwen voor de oprichting van het hoofdgebouw.

1.38 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.39 raamprostitutie

de prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening zichtbaar vanaf de (openbare) weg wordt aangeboden.

1.40 (straat)peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst of ten hoogste 5 m uit de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. b. in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte maaiveld maar niet hoger dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water, in het peilbesluit vastgestelde peil, grenst aan het vaste land.

1.41 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.42 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.43 uitvoeren

uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.44 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw.

1.45 wijziging

een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.46 zijdelingse perceelsgrens

een evenwijdig aan de zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel.

1.47 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het hoogste punt van het gebouw of bouwwerk, verticaal tot aan het peil van het bouwwerk, niet meegerekend ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, dakvensters, balkonhekken, liftkokers, antennes en andere ondergeschikte (dak)opbouwen.

2.3 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.8

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden:

  1. a. ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken, dan wel daarmee naar aard en omvang gelijk te stellen bouwonderdelen, buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 1,0 meter;
  2. b. een liftschacht, liftkoker en (ondergeschikte dakopbouwen ten behoeve van) technische installaties buiten beschouwing gelaten mits de overschrijding van de maximaal hoogte niet meer bedraagt dan 3,0 meter.

2.9

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:

  1. 1. zijwanden ondoorzichtig;
  2. 2. hoogte, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
  3. 3. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet;
  4. 4. bovenzijde meer dan 0,5 onder de daknok;
  5. 5. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak, en
  6. 6. niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of woongebouw die niet voor permanente bewoning is bestemd.

2.10

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.2 Bouwregels

3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming Maatschappelijk geheel of gedeeltelijk te wijzigen in de bestemming 'bedrijf' en/of 'kantoor' met dien verstande dat:

  1. a. uitsluitend bedrijven in de milieucategorieën 1 t/m 2 van de staat van bedrijfsactiviteiten (bijlage 1) zijn toegestaan;
  2. b. het oppervlak van zelfstandige kantoren mag ten hoogste 1000 m² bvo bedragen;
  3. c. het opslaan of stallen van goederen buiten de gebouwen is niet toegestaan;
  4. d. de bouwregels van artikel 3.2 van toepassing zijn;
  5. e. er dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegheid voor de functie;
  6. f. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden, zoals belangen op het gebied van privacy en het karakter van het gebied, niet onevenredig mogen worden geschaad.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen, straten, pleinen, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  2. b. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Algemene bouwregels

8.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en).

9.2

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 9.1 wordt in elk geval verstaan:

  1. a. Een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  2. b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  3. c. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

9.3

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het in lid 9.1 gestelde verbod, indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

Artikel 10 Algemene Afwijkingsregels

10.1

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. In het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  2. b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  3. c. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden voor ondergrondse bouwwerken zoals kelders, kelderkoekoeken en kelderingangen, mits de bovenzijde daarvan niet hoger gelegen is dan het peil;
  4. d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  5. e. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

10.2

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 kan slechts worden verleend, mits:

  1. a. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 11 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. a. De belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  2. b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid, volgens het parkeerbeleid van de gemeente Hoeksche Waard in paragraaf 4.2, is voorzien en in stand wordt gehouden;
  2. b. voor een intramurale zorginstelling is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien ten minste 11 parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand worden gehouden;
  3. c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en b waarbij wordt toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid, wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

13.2 Overgangsrecht gebruik

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Laning 5 - Puttershoek'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0014.png"

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De Algemene Stichting Voor Zorg en dienstverlening (in vervolg ASVZ) is er voor mensen met een verstandelijke beperking: jong en oud, licht en zwaar verstandelijk beperkt. Zo maakt ASVZ onder andere gebruik van tijdelijke woonruimte zoals Huys te Hoecke aan de Laning 1 te Puttershoek. Om tegemoet te blijven komen aan de vraag naar een permanente woonruimte voor deze doelgroep, die (deels) zelfstandig kunnen wonen, wil ASVZ aan de Laning een nieuw woonzorgcomplex oprichten.

Het gebouw 't Huys te Hoecke bestaat uit vier etages en heeft vier woningen per etage, een centrale hal en een dagactiviteiten-/ontmoetingsruimte in het voormalige verpleeghuis voor cliënten van ASVZ. De vestiging in dit gebouw is een tijdelijke oplossing voor de vraag naar een beschermde woonvorm voor jong volwassenen met een verstandelijke beperking. Het gebouw voldoet niet aan de hedendaagse standaard voor zorgwoningen en is in zijn geheel verouderd. Op korte afstand is aan de straat Laning een locatie gevonden voor een modern woonzorgcomplex. De ontwikkeling van een maatschappelijke voorziening is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet mogelijk, hiertoe is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

Het initiatief voor de verplaatsing en herontwikkeling maakt onderdeel uit van de 'Wijk van je Leven', een nieuwe wijk in Puttershoek. Een wijk waar zorg voor ouderen en mensen met een beperking gecombineerd wordt met wonen en activiteiten voor actieve senioren, starters en gezinnen. Een wijk waar mensen samen leven, werken en doen!

1.2 Ligging Van Het Plangebied

De kern Puttershoek is een plaats in de gemeente Hoeksche Waard (voormalige gemeente Binnenmaas tot 31 december 2018) in de provincie Zuid-Holland. Het plangebied ligt aan de straat Laning in de 'Wijk van je Leven' in het zuiden van de kern Puttershoek. De Laning ligt ten westen van de Sportlaan en ten oosten van de Maerten Bollesteeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

In het vigerende bestemmingsplan Puttershoek, zoals vastgesteld op 11 april 2013, heeft het plangebied de bestemming Woongebied - Uit te werken, alsmede een dubbelbestemming Waarde – Archeologie - 3. Een woonzorgcomplex is niet mogelijk op basis van de uitwerkingsregels van het vigerende bestemmingsplan.

Aan de noordwestzijde van het plangebied is een gebiedsaanduiding 'geluidszone - industrie' zichtbaar, met besluit van 11 augustus 2018 is de geluidscontour aanzienlijk kleiner geworden en ligt daarmee niet meer over het plangebied. Ten zuidwesten van het plangebied liggen diverse leidingen met een beschermingszone. De beschermingscontour reikt niet over het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan 'Puttershoek'

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is het relevante beleidskader beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving gegeven van de huidige situatie en de beoogde ontwikkeling. Vervolgens is nader ingegaan op het relevante beleid en onderzoek naar ruimtelijke aspecten zoals verkeer, milieu, ecologie, etc. in hoofdstuk 4. Indien van toepassing wordt verwezen naar onderzoeksrapporten die zijn opgenomen in de bijlagen. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de planopzet en de regels. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de ontwikkeling getoetst aan het beleid van het Rijk, de provincie Zuid-Holland, de regio en de voormalige gemeente Binnenmaas. Er wordt getoetst aan het beleid van de voormalige gemeente omdat tijdens het opstellen van deze toelichting nog geen beleidskaders bekend zijn van de gemeente Hoeksche Waard.

Het relevante integrale beleid en woonbeleid komt in dit hoofdstuk aan de orde. In hoofdstuk 4 komt, daar waar van toepassing, het sectorale beleid, aan de orde.

2.2 Rijksbeleid

2.2.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (2012)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte geeft de Rijksoverheid haar visie op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 en op de manier waarop zij hiermee om zal gaan. Daarmee biedt het een kader voor beslissingen die de Rijksoverheid in de periode tot 2028 wil nemen, om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden. In de structuurvisie maakt het Rijk helder welke nationale belangen zij heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten voor deze belangen door de Rijksoverheid worden ingezet.

Conclusie

Met de ontwikkeling van dit plan zijn geen rijksbelangen in het geding.

2.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (2012)

Het Barro bevat inhoudelijke regels van de rijksoverheid waaraan de ruimtelijke onderbouwing van bestemmingsplannen moeten voldoen. Het Barro bevat regels over Project Mainportontwikkeling Rotterdam (Maasvlakte II), Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en Waddengebied, Defensie (militaire terreinen, munitie, militaire luchtvaart), en Erfgoed (Unesco).

Conclusie

Het plangebied heeft geen raakvlakken met de regels uit het Barro.

2.2.3 Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6 Bro)

Op grond van het bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling vereist dat wordt onderbouwd of en in hoeverre er sprake is van 'duurzaam ruimtegebruik'. Om dit duurzaam ruimtegebruik te garanderen moet de 'ladder voor duurzame verstedelijking' (zoals omschreven in artikel 3.1.6 lid 2 Bro) worden doorlopen:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0003.png"Figuur 2.1 Geldend bestemmingsplan: Uit te werken woonbestemming

In het geldende bestemmingsplan geldt een uitwerkingsplicht voor wonen in de vorm van appartementen. In het hele gebied mogen maximaal 99 woningen worden gebouwd. Wonen is dus mogelijk na uitwerking, maar intramuraal wonen niet. Gelet op deze beperkte afwijking wordt de beoogde ontwikkeling niet als nieuwe stedelijke ontwikkeling gezien. Toch is de behoefte beschreven uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het gebied wordt aan alle kanten omsloten door stedelijke functies en ook stedelijk groen behoort tot het bestaand stedelijk gebied.

Beschrijving behoefte

Het initiatief maakt onderdeel uit van de 'Wijk van je Leven', een nieuwe wijk in Puttershoek. Een wijk waar zorg voor ouderen en mensen met een beperking gecombineerd wordt met wonen en activiteiten voor actieve senioren, starters en gezinnen. Een wijk waar mensen samen leven, werken en doen!


In dit geval wordt een vervangende nieuwe locatie gebouwd voor de bestaande zorgvoorziening op de Laning 1. Deze oude locatie wordt vervolgens gesloopt om de afronding van 'De wijk van je leven' mogelijk te maken (geen onderdeel van dit bestemmingsplan).


Nederland beschikt vanuit internationaal perspectief over relatief veel intramurale voorzieningen (zorg binnen de muren van een zorginstelling) voor bijna alle vormen van zorg. Landelijke partijen hebben afgesproken om die capaciteit in de komende jaren voor een aanzienlijk deel af te bouwen en te vervangen door ambulante zorg. Intramurale voorzieningen worden alleen ingezet als er geen (redelijke) alternatieven zijn. De sector verstandelijk gehandicapt (VZ) richt zich op langdurige zorg voor mensen met een verstandelijke handicap die nooit zelfstandig kunnen wonen. Dit initiatief is gericht op VG Wonen met (zeer) intensieve begeleiding, verzorging en gedragsregulering.

2.2.4 Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in lijn met het rijksbeleid. Er is blijvende behoefte aan een woonvorm die geschikt is voor cliënten met een geestelijke beperking. Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking. De ontwikkeling voldoet aan de ladder: er is sprake van een duurzame stedelijke ontwikkeling.

2.3 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie en omgevingsverordening Zuid-Holland (vastgesteld 20 februari 2019)

De provincie zet in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen naar de Rijksladder. Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte.

In samenhang met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor de beoogde ontwikkeling zijn onderstaande artikelen relevant.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
  2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
    1. 1. zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en;
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
  3. c. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
    1. 1. een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
    2. 2. het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.

Lid 2 tot en met 6 zijn in dit geval niet relevant.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

2. Gedeputeerde Staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.

3. Gedeputeerde Staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door gedeputeerde staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing

De ontwikkeling is in paragraaf 2.2.3 getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Het betreft inpassing van een locatie binnen bestaand stedelijk gebied.

2.3.2 Structuurvisie Hoeksche Waard (2009)

In het ontwikkelingsbeeld 2030 is het plangebied niet specifiek benoemd als woningbouwlocatie. Het gebruikmaken van herstructureringslocaties binnen het bestaand bebouwd gebied voor maatschappelijke functies is niet in strijd met de structuurvisie en sluit aan op de beginselen van duurzaam ruimtegebruik.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Ontwikkelingsbeeld Puttershoek

2.3.3 Regionale woonvisie Hoeksche Waard 2030 (2017)

Wonen, welzijn en zorg

De Hoeksche Waard biedt een aantrekkelijk woonmilieu voor alle leeftijden. Dat vraagt om meer dan woningen alleen; de terreinen van wonen, zorg en welzijn komen dichter bij elkaar. In de afgelopen jaren hebben bovendien grote veranderingen plaatsgevonden in landelijke wet- en regelgeving die een nog intensievere samenwerking tussen gemeenten, zorg- en welzijnsorganisaties en woningcorporaties noodzakelijk maakt.

Mensen met een verstandelijke beperking

Met de hervorming in de zorg zoals die de laatste jaren heeft plaats gevonden, is de intramurale zorg alleen nog beschikbaar voor mensen met een zware verstandelijke beperking. Degenen met een relatief lichtere zorgbehoefte kunnen niet meer terecht in een instelling. Voor zorg kunnen zij een beroep doen op de gemeente in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Deze ontwikkeling zal zich doorzetten. De beddenreductie zoals die in de ouderenzorg al heeft plaats gevonden, is weliswaar tot nu voorbij gegaan aan de sector gehandicaptenzorg maar dat de reductie vroeger of later niet alsnog wordt toegepast is niet uitgesloten.

De intramurale zorg blijft zo alleen beschikbaar voor de werkelijk zware zorgvragen.

Toetsing

Het beoogde concept betreft een woonvorm voor cliënten met een verstandelijke beperking die niet zelfstandig kunnen wonen.

2.3.4 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het bestemmingsplan past binnen het provinciaal en regionaal beleid.

2.4 Gemeentelijk Beleid

2.4.1 Structuurvisie Binnenmaas (2020)

Per 1 januari 2019 behoort Puttershoek tot de gemeente Hoeksche Waard. De gemeente komt voort uit de samenvoeging van Oud-Beijerland, Korendijk, Strijen, Cromstrijen en Binnenmaas.

Omdat de jonge gemeente Hoeksche Waard (nog) geen beleid heeft vastgesteld gedurende het opstellen van deze toelichting wordt het beleidskader van de voormalige gemeente Binnenmaas gebruikt voor de onderbouwing van dit bestemmingsplan.

De Structuurvisie Binnenmaas 2020 vormt het integrale ruimtelijke ontwikkelings- en toetsingskader van de gemeente Binnenmaas. De gemeente is een kwalitatief aantrekkelijke woonomgeving waar in elk dorp woningen worden gebouwd voor elke doelgroep. Gelet op de demografische ontwikkelingen en het feit dat nieuwbouw maar een heel klein percentage is van de totale woningvoorraad ligt de focus veel meer dan voorheen op de bestaande woningvoorraad. De huidige woningvoorraad voldoet door herstructurering of het opknappen van woningen aan de behoeften van verschillende doelgroepen.

Binnen de rode contouren is voldoende ruimte om in elk dorp woningen te bouwen. Woningen worden gebouwd voor een goede afronding van de dorpen, bij de herstructurering van bestaande woningen en op locaties die om een andere invulling vragen. In het laatste geval gaat het bijvoorbeeld om locaties waar nu nog solitaire bedrijven zijn gevestigd, vrijkomende agrarische bebouwing of vrijkomende locaties van voorzieningen.

De gemeente Binnenmaas zal de komende jaren met name inzetten op de bouw of renovatie van levensloopbestendige woningen. Deze woningen worden bij voorkeur rond de voorzieningen en ontmoetingsplekken in de dorpen gebouwd. Op deze manier waarborgt de gemeente dat vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd. Daarnaast zorgen wij ervoor dat ons woningbouwbeleid regionaal wordt afgestemd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0005.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0006.png"

Figuur 2.3 Uitsnede van Puttershoek uit de themakaart van de structuurvisie.

Het plangebied is in de structuurvisie aangemerkt als bestaand bedrijventerrein naast nieuw woongebied. De gemeente streeft naar geschikte huisvesting voor alle doelgroepen. Het initiatief past hierbinnen en de verschuiving van de ASVZ-locatie binnen het gebied maakt afronding van 'De wijk van je leven' mogelijk.

2.4.2 Welstandsnota (2010)

In de Welstandsnota zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen.

Het plangebied is aangeduid als gebiedsindeling 'thematische woonwijken' en welstandsniveau 'regulier welstandsgebied'.

Het beleid ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit en het welstandstoezicht binnen regulier welstandsgebied is gericht op het handhaven van de basiskwaliteit van de gebieden. Deze gebieden kunnen afwijkingen van de bestaande ruimtelijke structuur en ingrepen in de architectuur van de gebouwen zonder al te veel problemen verdragen. De welstandscriteria beschrijven daarom de basiskwaliteiten van deze gebieden. In de Hoeksche Waard zijn dit meer de naoorlogse planmatige uitbreidingen bij de dorpen, sport- en recreatiegebieden en bedrijfsterreinen, mits deze niet grenzen aan het buitengebied of andere bijzondere welstandsgebieden. Voor deze zogenaamde randen zal welstandshalve altijd extra aandacht besteedt moeten worden aan de architectonische kwaliteit van klein- en grootschalige ontwikkelingen of toevoegingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0007.png"

Figuur 2.4 uitsnede kaart Gebiedsgericht welstandsbeleid

Hoofdstuk 3 Planopzet

3.1 Huidige Situatie

Het plangebied ligt aan de Laning te Puttershoek in de wijk 'Wijk van je Leven'. Deze wijk is een plek waar zorg voor ouderen en mensen met een beperking gecombineerd wordt met wonen en activiteiten voor actieve senioren, starters en gezinnen. Een wijk waar mensen samen leven, werken en doen.

De locatie is momenteel onbebouwd en ingericht als groenstrook, tot 2012 heeft er op deze locatie de woonwinkel Wols gestaan. Na de sloop van deze bebouwing is een gedeelte van het perceel ingericht als (tijdelijk) parkeerterrein en het andere braakliggende deel (het plangebied voor deze ontwikkeling) ingezaaid. In de nabije omgeving zijn diverse bedrijven en maatschappelijke voorzieningen gevestigd, tevens zijn er enkele woningen in de omgeving. Het gebied is te typeren als gemengd gebied. De gebouwen in de direct omgeving zijn op zichzelf staande functionele gebouwen. De openbare ruimte is sober van karakter. De massa van de gebouwen bestaat voornamelijk uit 1 a 2 bouwlagen met en plat dak.

Ten noordwesten van het plangebied ligt de Maerten Bollensteeg. Dit is een fietsroute met aan weerszijden bomen. Aan de overzijde van de Maerten Bollensteeg staan gestapelde zorgwoningen (waaronder 't Huys te Hoecke) met een hoogte van 8 tot 18 meter hoog met een plat dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0008.png"

Figuur: 3.1: Plangebied in de huidige situatie

3.2 Beoogde Situatie

Het planvoornemen van ASVZ is om een woon-zorginstelling te realiseren voor (jong)volwassenen met een verstandelijke beperking met een VG6 en 7 indicatie. Dit sluit aan bij de plannen om van de Wijk van je Leven een cluster van wonen voor kwetsbare doelgroepen te maken. Op de locatie aan de Laning komen 32 zorgwoningen verdeeld over vier bouwlagen. De appartementen en studio's variëren in oppervlakten van 30 tot 50 m², tevens is er per verdieping een gemeenschappelijke woonkamer. Het gebouw krijgt een hoogte van ca. 14 meter wat aansluit bij de bouwhoogte aan de Maerten Bollensteeg.

De plattegrond van de inrichtign van het plangebied is te zien op figuur 3.2, hierop is het gebouw, het parkeerterrein de berging en de buitenruimte weergegeven. Op figuur 3.3 is een impressie gegeven van de massa van het bouwblok en de omgeving. In overleg met de gemeente zijn ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten voor de ontwikkeling gedefinieerd. Deze zijn vastgelegd in een schetsboek, dit schetsboek is opgenomen in bijlage 1. Op onderstaande figuur 3.4 is een impressie van het gebouw weergegeven. Rondom het gebouw worden de gronden ingericht als tuin met aan de rand van het perceel een haag, het groen zorgt voor een scheiding tussen aan de noordzijde de Maerten Bollensteeg en de daaraan gelegen bebouwing. De haag vormt aan de oostzijde een buffer tussen het nieuwe gebouw en het naastgelegen (tijdelijke) parkeerterrein en wellicht in de toekomst de nieuwe bebouwing. Om te kunnen voorzien in de eigen parkeerbehoefte is er op het perceel ruimte voor 11 parkeervakken en een fietsenstalling. De parkeerbehoefte wordt onderbouwd in paragraaf 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0009.png"

Figuur 3.2: Situering en impressie ASVZ Laning Puttershoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0010.jpg"

Figuur 3.3: impressie van de bouwmassa ASVZ Laning Puttershoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0011.jpg"

Figuur 3.4: impressie van de bouwmassa ASVZ Laning Puttershoek

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Inleiding

Met dit bestemmingsplan wordt een zorginstelling ten behoeven van 32 zorgwoningen en dagbesteding mogelijk gemaakt. In dit hoofdstuk is de ontwikkeling getoetst aan de relevante milieuaspecten. Dit plan bevat ook een wijzigingsbevoegdheid waarmeer de bestemming Maatschappelijk kan worden gewijzigd om ook de functies bedrijf en/of kantoor toe te staan. Ook deze functies zijn op hoofdlijnen getoetst aan de omgevingsaspecten.

4.2 Verkeer En Parkeren

Aan de Laning in Puttershoek wordt een complex voor zorgwoningen gerealiseerd. Op dit moment is het terrein als groenstrook in gebruik. Deze ontwikkeling zal leiden tot veranderingen op het gebied van verkeer en parkeren. In de verkeersparagraaf wordt ingegaan op de verkeerskundige gevolgen van deze ontwikkeling.

Verkeersstructuur

Gemotoriseerd verkeer

Het plangebied is gelegen aan de Laning, een erftoegangsweg met een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. Ontsluiting op het zuiden vindt plaats via de Sportlaan richting de N217. De Sportlaan is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 km/u. Via de Sportlaan en Kastanjelaan wordt richting het noorden ontsloten op het centrum van Puttershoek.

Openbaar vervoer

Het plangebied is eveneens te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen aan de Sportlaan, binnen loopafstand (circa 170 meter). Aan de halte Sportlaan Puttershoek halteren meerdere bussen van en naar Rotterdam Zuidplein, Heinenoord, Dordrecht en Maasdam met een frequentie van 2 per uur.

Langzaam verkeer

De noordwest grens van het plangebied is het fietspad Maerten Bollensteeg.

Op de omliggende erftoegangswegen rond het plangebied deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Op de Sportlaan is een gescheiden fietspad aanwezig. De omliggende wegen van het plangebied zijn daarnaast voorzien van trottoirs voor voetgangers.

Parkeren

De parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van het voorgenomen programma en wordt voorzien op het parkeerterrein binnen het plangebied. Het parkeerterrein wordt op de Laning ontsloten. De parkeernormen van de gemeente Binnenmaas zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, publicatie 317). Echter komt deze zorgfunctie niet voor in deze publicatie. Gelet op de specifieke functie is de parkeerbehoefte bepaald op basis van de parkeerbehoefte bij andere soortgelijke woonzorgcomplexen van ASVZ.

Parkeerbehoefte kencijfers initiatiefnemer

Op basis van de verstrekte gegevens van de initiatiefnemer is de parkeerbehoefte bepaald. De initiatiefnemer heeft op andere locaties al eerder zorgwoningen gerealiseerd, welke worden vergeleken met de beoogde locatie. Omdat de CROW publicatie 317 geen kencijfers kent voor deze specifieke functie kan hiervan worden afgeweken. De locatie is relatief gemakkelijk te bereiken met het openbaar vervoer. Naar verwachting komen dus veel medewerkers en bezoekers met het openbaar vervoer.

Er zullen maximaal 6 medewerkers tegelijk werkzaam zijn, hiervan bezit ongeveer iets meer dan de helft over een auto. Dit betekent een parkeerbehoefte van 4 parkeerplaatsen voor de werknemers. Van de bewoners zelf zullen slechts enkele in het bezit zijn van een auto. Naar verwachting zullen van de 32 bewoners 4 een auto bezitten.

De bezoekers komen ook veelal met de auto. Uit de praktijkervaring van een andere locatie (die beter te bereiken is met het openbaar vervoer) blijkt dat 2 bezoekersparkeerplaatsen voldoende is om in de parkeerbehoefte te voorzien. Naar verwachting komen de bezoekers gelijk verdeelt over de dag. Voor de locatie in Puttershoek zijn naar verwachting 3 bezoekers parkeerplaatsen benodigd.

In totaal zijn er in de toekomstige situatie maximaal 11 parkeerplaatsen benodigd om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte (4 voor medewerkers, 4 voor bewoners en 3 voor bezoekers). Binnen het plangebied worden 11 parkeerplaatsen gerealiseerd. Er wordt daarmee voldaan aan de parkeerbehoefte.

Verkeersgeneratie

Er zijn geen verkeersintensiteiten bekend van de omliggende wegen. De straat Laning is een erftoegangsweg die voornamelijk wordt gebruikt voor het parkeerterrein van de omliggende bedrijven, sporthal en woningen. De verkeersgeneratie is berekend op basis van de gemiddelde kentallen die afkomstig zijn van het CROW (Publicatie 317 Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie). Voor de berekening van de verkeersgeneratie zijn de uitgangspunten gebruikt van een aanleunwoning/serviceflat. Voor de locatie is uitgegaan van een “weinig stedelijk” gebied op basis van de adressendichtheid, de ligging “rest bebouwde kom” en de gemiddelde kencijfers vanwege het gemiddelde autobezit van de gemeente ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De verkeersgeneratie is weergegeven in tabel 3.

Tabel 3. Verkeersgeneratie toekomstige situatie

Functie Norm Hoeveelheid Verkeersgeneratie
Aanleunwoning/ Serviceflat 2,6 per woning 32 wooneenheden 83,2 mvt/etmaal

De toekomstige verkeersgeneratie bedraagt 62 motorvoertuigen per etmaal (mvt/etmaal) op een gemiddelde weekdag. De verkeersafwikkeling wordt beoordeeld op een maatgevende werkdag. Conform het CROW dient de verkeersgeneratie van woonfuncties te worden vermenigvuldigd met de factor 1,11 om tot een werkdaggemiddelde te komen. Op een gemiddelde werkdag genereert het plangebied zodoende 69 mvt/etmaal. In een maatgevend spitsuur wordt gemiddeld 10% van de etmaalwaarde afgewikkeld. Dit betekent dat de verkeerstoename in een spitsuur circa 7 mvt bedraagt. Naar verwachting zal deze verkeerstoename opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De toename van het verkeer zal dan ook niet leiden tot een verminderde doorstroming op de wegvakken en de relevante kruispunten.

Conclusie

Door de ontwikkeling op het plangebied neemt de verkeersintensiteit op de ontsluitingswegen beperkt toe, er zullen geen problemen op het gebied van de verkeersafwikkeling ontstaan. De toekomstige parkeerbehoefte wordt opgevangen op het binnen het plangebied. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

4.3 Geluidshinder

Toetsingskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/u-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidhinder vanwege de weg getoetst moet worden. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buiten stedelijke ligging. De geluidbelasting wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bepaalde gevallen is vaststelling van een hogere waarde mogelijk. Deze hogere grenswaarde mag de maximaal toelaatbare hogere waarde niet te boven gaan. De maximale ontheffingswaarde in onderhavige situaties bedraagt 63 dB (binnenstedelijk).

Toetsing

Door Rho adviseurs is akoestisch onderzoek uitgevoerd omdat nieuwe zorgwoningen op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidgevoelige functies zijn en het plangebied gelegen is binnen de geluidzones van de Sportlaan en de Groeneweg. De rapportage van dit akoestisch onderzoek is opgenomen als bijlage 2.

Het plangebied is gelegen aan de Laning, een erftoegangsweg met een maximum toegestane snelheid van 30 km/u. Ten zuidwesten ligt op geringe afstand de Sportlaan, dit is een gebiedsontsluitingsweg met een maximum toegestane snelheid van 50 km/u. Dit geldt ook voor de Groeneweg

Sportlaan

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Sportlaan op geen van de woningen sprake is van een overschrijding van de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende waarde bedraagt 48 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh.

Groeneweg

Uit het onderzoek blijkt dat als gevolg van het wegverkeer op de gezoneerde Groeneweg op geen van de woningen sprake is van een overschrijding van de wettelijke voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De hoogst berekende waarde bedraagt 45 dB inclusief aftrek artikel 110g Wgh.

Conclusie

Het woonzorgcomplex kan worden gerealiseerd binnen de randvoorwaarde van de Wet geluidhinder. Er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde Lden = 48 dB. Op basis hiervan is sprake van een aanvaardbaar akoestisch woon- en leefklimaat.

4.4 Duurzaamheid

De gemeente Binnenmaas kiest voor een duurzame ontwikkeling van de gemeente. Daar hoort ook duurzaam bouwen bij: bouwen op een verantwoorde manier waarbij de milieubelasting zo laag mogelijk én de kwaliteit zo hoog mogelijk is. Duurzaam bouwen is energiezuinig, zorgt voor flexibele (en dus toekomstbestendige) bouw, beperkt de vraag naar grondstoffen en verbetert de kwaliteit van een gebouw. Met dit beleidskader legt de gemeente vast wanneer voor hen sprake is van duurzaam bouwen en hoe wij duurzaam bouwen willen stimuleren.

Duurzaam bouwen meten

In het verleden werd veel gewerkt met verschillende maatregelenlijsten; één voor duurzaam bouwen, één voor levensloopbestendigheid en weer een andere voor veiligheid. Dit werkt in de praktijk niet handig. Gemeente Binnenmaas kiest voor GPR Gebouw als instrument om duurzaam bouwen te meten. GPR Gebouw is een praktisch online in te vullen meetinstrument en bestaat uit vijf modules. Per module kan een gebouw een score tussen 0 en 10 halen (hoe hoger de score hoe duurzamer het gebouw). De gemiddelde score op de vijf modules vormt de overall GPR-score. Bij bouwen conform bouwbesluit is de overall GPR-score van een gebouw een 6,0. GPR Gebouw is vooralsnog alleen geschikt voor nieuwe en bestaande woningen, scholen, kantoren en bedrijfsgebouwen. Uiteraard de gemeente dat ook bij andere gebouwen aandacht wordt besteed aan duurzaam bouwen.

Ambitie voor duurzaam bouwen

De gemeente heeft de ambitie om waar mogelijk de prestaties wat betreft duurzaam bouwen hoger te leggen dan de landelijke regelgeving. Belangrijke randvoorwaarde is wel dat de eisen ook (financieel) realistisch moeten blijven. Daarnaast vindt de gemeente het belangrijk om aan te sluiten bij de praktijk in omliggende gemeenten en projecten. Daarom is onze ambitie voor duurzaam bouwen:

1. dat alle nieuwbouw voldoet aan een overall GPR-score van 7,0;

2. streven bij alle nieuwbouw naar een overall GPR-score van 7,5.

Duurzaam bouwen stimuleren

Op basis van artikel 122 van de Woningwet bestaan er geen wettelijke mogelijkheden om duurzaam bouwen af te dwingen via contracten of via het bestemmingsplan. Daarom gaat de gemeente duurzaam bouwen daarom 'belonen'. Om dit beleidsvoornemen in lijn te brengen met artikel 122 van de Woningwet is de gemeente voornemens een subsidieverordening Duurzaam Bouwen instellen. De hoogte van de subsidie wordt gekoppeld aan de overall GPR-score.

Energieprestatie

ASVZ houdt zich aan het bouwbesluit, maar heeft een duurzaamheidsambitie dat nu ligt op het energieprestatie niveau voor bijna energie neutrale gebouwen.

De nieuwe norm stelt eisen aan het energieverbruik van een gebouw of woning en gaat daarmee verder dan de EPC. Het energieverbruik wordt op drie aspecten vastgelegd:

  • De maximale energiebehoefte in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar: dit is de energiebehoefte voor verwarming, koeling, ventilatie, warm tapwater en voor utiliteitsgebouwen ook de verlichting
  • Het primaire energieverbruik in kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar, inclusief systeemverliezen, hulpenergie (pompen) en rendementsverlies, na aftrek van opgewekte energie uit hernieuwbare energie bronnen (zoals zonnepanelen)
  • Het aandeel hernieuwbare energie in het totaal van het primaire energieverbruik en opgewekte energie

Huishoudelijke apparatuur en niet gebouw gebonden installaties vallen buiten de norm, vandaar ook de term 'bijna' energieneutraal. De eisen ten aanzien van energiebehoefte en primair energieverbruik zijn afhankelijk van de gebouwfunctie (zie tabel 4.1). De eisen sluiten aan op de definitie van bijna energieneutrale gebouwen zoals deze gegeven wordt in de Europese Energy Performance of Buildings Directive.

Tabel 4.1

Gebouwfunctie Energiebehoefte Energieverbruik Aandeel
primair hernieuwbaar
kWh/m2/jr kWh/m2/jr %
Woningen 25 25 50
Gezondheidszorg 65 120 50

De Wet Voortgang Energietransitie (wet VET) is op 1 juli 2018 in werking getreden. De wet regelt onder meer dat de aansluitplicht voor aardgas vervalt. Dit betekent dat nieuwbouw niet meer aangesloten zal worden op aardgas.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoen aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt, in tegenstelling tot oude gevallen (voor 1987), dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

Onderzoek

In opdracht van Rho Adviseurs B.V. is een milieuhygiënisch vooronderzoek en een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie betreft Laning ong. te Puttershoek.

Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen bestemmingswijziging.

De doelstelling van het verkennend bodemonderzoek is het bepalen van de milieuhygiënische kwaliteit van de landbodem (grond en grondwater) ter plaatse van de onderzoekslocatie. In bijlage 3 is de volledige rapportage opgenomen van het milieukundig bodemonderzoek. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen uit het rapport overgenomen.

Conclusies

Aan de hand van de resultaten van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • In de grond zijn zintuiglijk geen bijmengingen met bodemvreemde materialen aangetroffen.
  • Op het maaiveld en in het opgeboorde bodemmateriaal zijn zintuiglijk geen asbestverdachte materialen waargenomen.
  • De bovengrond is plaatselijk licht verontreinigd met minerale olie.
  • De ondergrond is niet verontreinigd.
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

In het verleden is op het zuidelijke gedeelte van de locatie sprake geweest van een boomgaard. Deze boomgaard is van 1968 tot en met 1979 op topografische kaarten te zien, dit maakt de bodem verdacht ten aanzien van de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen. De bodem (bovengrond) is niet gericht onderzocht op de aanwezigheid van deze bestrijdingsmiddelen. Hierdoor is niet bekend of er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Dit hoeft geen belemmering voor de bestemmingsplanwijziging te zijn, aangezien de locatie naar verwachting door sanering wel geschikt is te maken voor het toekomstige gebruik.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijdingen van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) dient de hypothese onverdacht voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen.

De onderzoeksresultaten zijn voor gelegd aan het bevoegd gezag, zijnde Gemeente Hoeksche Waard, zij hebben het rapport laten beoordelen door de Omgevingsdienst Zuid-Holland zuid (OZHZ).

De bestemmingsplanwijziging kan, voor wat de bodem betreft, wel plaatsvinden. Voor de aanvraag van de Omgevingsvergunning bouw moet extra onderzoek worden gedaan naar het voorkomen van bestrijdingsmiddelen op het verdachte deel van het plangebied. Dit aanvullende bodemonderzoek moet ook getoetst worden door de OZHZ.

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

4.6 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

Het bestemmingsplan maakt de realisatie van een woonzorgcomplex met 32 zorgwoningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijn stof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Sportlaan. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat voor de jaren 2016,2020 en 2030 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze wegen ruimschoots onder de grenswaarden liggen.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een ruimtelijke onderbouwing moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het PR en de hoogte van het GR als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen

Op circa 100 meter ten zuiden van het plangebied is een LPG tankstation gelegen. Het plangebied bevindt zich niet binnen de PR10-6 risicocontour van het LPG-tankstation (zie figuur 4.1). Wel is in figuur 4.1te zien dat het plangebied zich bevindt binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van het LPG-tankstation.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0012.png"

Figuur 4.1 Risicocontouren van het LPG-tankstation ten opzichte van het plangebied. Bron: professionele risicokaart

In de toekomstige situatie zullen 32 cliënten (bewoners) aanwezig zijn en maximaal 6 begeleiders. De bewoners hebben een verstandelijke beperking, maar zijn wel zelfstandig genoeg om te werken en zelfstandig activiteiten te ondernemen. De dag/nachtaanwezigheid kan gelijkgesteld worden met een normale woning (50% overdag en 100% in de nacht). Op basis van de notitie opgesteld door de Omgevinsdienst Zuid-Holland Zuid zoals (bijlage 5), wordt geconcludeerd dat de ontwikkeling van een woonzorgcomplex aan de Laning in Puttershoek niet leidt tot een significant hoger groepsrisico.

Circulaire effectafstanden
Conform de "Circulaire effectafstanden externe veiligheid LPG-tankstations voor besluiten met gevolgen voor de externe veiligheid" (28 juni 2016) betreft de zorginstelling een zeer kwetsbaar object. Voor zeer kwetsbare objecten moet rekening worden gehouden met een effectzone van 160 meter. Deze afstand is gebaseerd op het ongevalsscenario met de grootste effectafstand, te weten een warme BLEVE van de tankwagen. Op een afstand van 160 meter of meer zijn (beperkt zelfredzame) personen die zich binnen een gebouw bevinden voldoende beschermd. Vanwege de locatie van het woonzorggebouw binnen de effectafstand van het vulpunt het LPG-tankstation, adviseert de veiligheidsregio om een aantal wanden uit te voeren met een WBDBO van 60 minuten klasse EI conform NEN 6069. Alle deuren in de wanden dienen zelfsluitend te zijn uitgevoerd. Dit advies geldt voor de begane grond en alle verdiepingen. In het Bedrijfsnoodplan dient aandacht te worden besteed aan het mogelijke scenario van een BLEVE bij het LPG-tankstation.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Op circa 85 meter ten oosten van het plangebied is de Sportlaan gelegen waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Over de Sportlaan zal de bevoorrading van het LPG-tankstation aan de Sportlaan 5 plaatsvinden. Voor deze weg kunnen de vuistregels uit de Handleiding Risicoanalyse Transport (HART) worden toegepast. Het betreft een weg binnen de bebouwde kom. Uit de telgegevens van Rijkswaterstaat volgt dat geen transporten met LT3 (acroleïne), GT4 (waterstofjodide) of GT5 (chloor) over de Sportlaan ter hoogte van het plangebied plaatsvinden. Aan de eerste voorwaarde van de vuistregels wordt voldaan. Vanuit een worstcase beschouwing heeft een beoordeling van de hoogte van het groepsrisico plaatsgevonden voor een situatie met 2-zijdige bebouwing en een bevolkingsdichtheid van 70 personen per hectare (drukke woonwijk). Op basis van deze uitgangspunten bedraagt de drempelwaarde voor het aantal GF3-transporten (propaan) 600. De drempelwaarde voor de oriëntatiewaarde en 10% van de oriëntatiewaarde zal niet worden overschreden. Op basis van deze beoordeling is een aanvullende berekening van de hoogte van het groepsrisico niet meer noodzakelijk. Overeenkomstig de vuistregels uit de HART vormt het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Sportlaan geen belemmering voor de planrealisatie. Ten zuiden van het plangebied ligt op circa 1 kilometer de provinciale weg N217 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De weg heeft geen PR10-6 risicocontour. Het maatgevende invloedsgebied is 355 meter. Het plangebied is niet gelegen binnen het invloedsgebied van het groepsrisico van deze weg.

Circa 1.100 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over de Oude Maas. De PR10-6 contour ligt niet buiten de oevers. Het plangebied ligt daarnaast buiten het plasbrandaandachtsgebied (30 meter) en invloedsgebied van het groepsrisico (1070 meter).

Circa 4.140 meter ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd over het spoor (route 202/203). Het invloedsgebied van het groepsrisico bedraagt 4 km. Het plangebied ligt daar buiten.

Buisleidingen

Op basis van de professionele risicokaart is geconstateerd dat 2 buisleidingen aanwezig zijn die relevant zijn voor het plangebied. De buisleidingen zijn gelegen op circa 140 meter ten zuiden van het plangebied. Het betreft een buisleiding met petroleum en een buisleiding met benzine. De PR10-6 risicocontouren en de effectafstand (1% letaliteit) van de buisleidingen met aardolieproducten reiken niet tot aan het plangebied.

Conclusie

Op basis van de berekening van het groepsrisico ter plaatse van het plangebied kan worden gesteld dat het groepsrisico met de voorgenomen ontwikkeling niet significant toeneemt. Wel dienen er maatregelen ten aanzien van het bevorderen van de zelfredzaamheid genomen te worden. Het aspect externe veiligheid staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Ten zuiden van het plangebied liggen op circa 140 meter 2 olieleidingen. Bij het aspect externe veiligheid is hier nader op in gegaan. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Bedrijven En Milieuhinder

Toetsingskader

  • In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen, ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

Onderzoek

Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd:

“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven".

In de omgeving van het plangebied zijn woningen en andere functies gelegen zoals diverse bedrijven, winkels, en maatschappelijke functies. Gelet op de diverse functies in de directe omgeving van het plangebied kan het gebied getypeerd worden als 'gemengd gebied' waardoor met 1 afstandsstap kan worden afgeweken van de richtafstanden van de VNG-publicatie. In de directe omgeving van het plangebied is de volgende omliggende bedrijvigheid aanwezig.

Tabel 4.3 Milieubeoordeling omliggende bedrijvigheid

Bedrijf / functies Adres Mlieucategorie Richtafstand (gemengd gebied) Afstand tot plangebied (bouwvlak)
Jonas, fietsen & tuin en parkmachines
Laning 7 1 0 25 m
De Regt Aggregaten Laning 8 2 10 10 m
Van der Waal Zeefdruk Laning 12 2 10 45 m
Sporthal Kees Verkerk Laning 3 3.1 30 70 m
Autobedrijf A.J. van der Veen & Zn. Sportlaan 5 2 10 40 m
Shell (benzineservicestation incl. LPG doorzet <1.000 m3) Sportlaan 5 3.1 50 70
Autobedrijf Jan Snel Sportlaan 1 2 10 50
Sport en Dans Studio Binnenmaas Laning 10 2 10 10 m
Parkeerterrein Ten noordoosten van het plangebied 2 10 3 m

Uit tabel 4.3 blijkt dat aan de richtafstanden van de genoemde bedrijven wordt voldaan. Aan de richtafstand ten opzichte van het parkeerterrein wordt niet voldaan. Op basis van het vigerende bestemmingsplan zijn bedrijven tot maximaal categorie 2 toegestaan. Ook ter plaatse van de Laning 8 zijn op basis van het vigerende bestemmingsplan bedrijven tot maximaal milieucategorie 2 toegestaan. In de beoordeling is hier dan ook vanuit gegaan.

De richtafstand van categorie 2 bedrijven in een gemengd gebied is 10 m (vanwege geluid, geur en gevaar). De afstand tussen de bedrijven en de beoogde woningen is minimaal 10 meter waarmee aan de richtafstanden wordt voldaan. Wel is ten noordoosten van het plangebied een parkeerterrein gelegen. Een parkeerterrein heeft een richtafstand van 10 meter in gemengd gebied. Het plangebied is gelegen op circa 3 meter van het parkeerterrein waarmee niet aan de richtafstand wordt voldaan. Wel is het plangebied gelegen in een gemengd gebied. Hierdoor is er in het gebied sprake van een verhoogde achtergrondwaarde voor geluid. Het parkeerterrein wordt voornamelijk gebruikt door bewoners uit omliggende wijken. Dit betekent dat het parkeerterrein met name in de dagperiode wordt gebruikt. Op het parkeerterrein vinden daarnaast geen laad- of losactiviteiten plaats die geluidsoverlast kunnen veroorzaken. Gezien de verhoogde achtergrondwaarde voor geluid in het gebied wordt de ligging van het parkeerterrein ten opzichte van het ASVZ gebouw acceptabel geacht.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat ter plaatse van de (nog te realiseren) woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat en dat in de omgeving geen bedrijven aanwezig zijn die door de voorgenomen ontwikkeling in hun bedrijfsvoering worden beperkt.

4.10 Water

Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijke planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het plan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Verordening Ruimte

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied, of 1500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding.

Huidige situatie

Algemeen

Het perceel waarop de woningen beoogd zijn ligt momenteel braak maar in het verleden heeft hier bebouwing gestaan.

Bodem en grondwater

De bodem in de omgeving van het plangebied bestaat uit lichte klei met homogeen profiel. Hier is er sprake van grondwatertrap V. Dat wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand minder dan 0,4 m beneden maaiveld en dat de gemiddelde laagste grondwaterstand meer dan 1,20 m boven maaiveld is gelegen. De maaiveldhoogte ter plaatse bedraagt ca. NAP – 1 m.

Waterkwantiteit

Ten westen van het plangebied is een overige watergang gelegen met aan weerszijden een beschermingszone van 1 meter. Binnen deze beschermingszones gelden beperkingen voor bouwen en aanleggen om onderhoud aan de watergangen mogelijk te houden. Het plangebied is niet gelegen binnen deze beschermingszone.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied ligt niet in de kern- of beschermingszone van een waterkering.

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is niet aangesloten op het gemeentelijk rioleringsstelsel.

Toekomstige situatie

Algemeen

Het bestemmingsplan maakt een zorginstelling met maximaal 32 woningen en bijbehorende voorzieningen in. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500m² dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

Waterkwantiteit

In de beoogde situatie mag 60% van het bouwvlak bebouwd worden. Het bouwvlak heeft een oppervlak van 1932m². De overige gronden worden niet bebouwd, maar er is wel sprake van een gedeeltelijke verharding in de vorm van stoep en parkeerplaatsen. Uitgangspunt is dat van het niet te bebouwen terrein maximaal 25% verhard wordt.

Tabel 4.4 Berekening verhard oppervlak

deel verhard bijdrage
Bouwvlak 1.932 60% 1.159 100% 1.159
40% 773 25% 193
Toename verharding 1.352

De bruto toename van het verhard oppervlak komt uit op 1.352m². Omdat het verhard oppervlak met meer dan 500m² toeneemt is er geen sprake van een vrijstelling van de compensatieplicht; 10% van de toename van het verhard oppervlak moet worden gecompenseerd. Op basis daarvan dient 135m² (10% van 1.352m²) oppervlaktewater in hetzelfde peilgebied te worden gerealiseerd. Compensatie zal worden gerealiseerd door middel van het verbreden van een bestaande watergang of vijver in de directe omgeving van het plangebied. De exacte locatie is op dit moment nog niet zeker. In overleg met het waterschap zal de initiatiefnemer de locatie en uitvoering, voorafgaand aan het verkrijgen van de watervergunning, nader uitwerken.


Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid en waterkeringen.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Hoogheemraadschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar AWZI.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling is geen vergunning op basis van de Keur noodzakelijk.

Conclusie

De definitieve locatie voor de watercompensatie wordt in de vergunningfase afgestemd met het waterschap. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.11 Ecologie

Beleid en normstelling

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het Natuurnetwerk Nederland. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Oudeland van Strijen en ligt op 2,5 km van het plangebied. Vanwege de afstand kunnen effecten als areaalverlies, versnippering, verstoring en verandering van waterhuishouding van Natura 2000-gebieden op voorhand worden uitgesloten. De woningen zullen gasloos worden gerealiseerd. Hierdoor is er slechts een zeer beperkte toename van stikstof als gevolg van de toegenomen verkeersgeneratie. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van een door het ecologisch adviesbureau Habitus opgestelde quickscan ecologie. De quickscan is uitgevoerd in december 2018 en opgenomen als bijlage 6 bij deze toelichting. Er is vastgesteld dat momenteel geen beschermde soorten in het plangebied voorkomen. Wel kunnen vogels zonder jaarrond beschermd nest zich in de toekomst vestigen in het plangebied. Hierdoor is het noodzakelijk om de werkzaamheden buiten de broedperiode op te starten of voorafgaande aan de werkzaamheden door een ecoloog te laten vaststellen dat er geen broedende vogels aanwezig zijn.

In het plangebied zijn bramenstruiken aangetroffen, deze zijn van belang vanwege hun functie voor het leefgebied van vele soorten (nectar en beschutting). Behoud van deze braamstruiken (of verplaatsing) is van belang voor de biodiversiteit binnen de gemeenten.

Conclusie

De Wet natuurbescherming en het natuurbeleid van de provincie staan de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.12 Archeologie En Cultuurhistorie

4.12.1 Archeologie

Normstelling en beleid

Erfgoedwet

Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. Vóór 2016 waren er verschillende wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed. Sinds juli 2016 zijn die allemaal samengegaan in 1 wet.

De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.

Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Archeologische verwachtingskaart Hoeksche Waard

De gemeente Binnenmaas stelt samen met de Hoeksche Waard gemeenten archeologiebeleid op. Op 19 januari 2010 stelde de Commissie Hoeksche Waard de archeologische verwachtingen- en beleidsadvieskaart voor de Hoeksche Waard vast. Ook het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Binnenmaas heeft in haar vergadering van 25 mei 2010 deze archeologische verwachtingenkaart vastgesteld. De gemeenteraad Binnenmaas heeft vervolgens op 1 juli 2010 de verwachtingen- en beleidsadvieskaart vastgesteld. Beide documenten zijn opgesteld door ADC Archeologie. De gemeenteraad heeft op 12 september 2013 het archeologiebeleid Hoekse Waard vastgesteld.

De archeologische verwachtingskaart kan als leidraad worden gebruikt voor de bescherming van archeologische waarden. De kaart kan daarnaast gebruikt worden om vast te stellen welk archeologisch onderzoek nodig is bij de voorbereiding van ruimtelijke plannen.

Onderzoek

In december 2018 is door IDDS Archeologie een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Laning (naast nr. 7) in Puttershoek, gemeente Hoeksche Waard. De volledige rapportage van dit onderzoek is toegevoegd in bijlage 4hieronder is de conclusie en zijn de aanbevelingen overgenomen uit de rapportage.

Conclusie

Het plangebied ligt in een veengebied dat in de Middeleeuwen is geërodeerd door kreken en daarna bedekt door een kreekdek bestaande uit sterk siltige en gelaagde kleien. In de top van dit kreekdek is door eeuwenlang gebruik als landbouwgrond een bouwvoor ontstaan.

De bodem in het plangebied wordt geclassificeerd als een vergraven kalkrijke poldervaaggrond. De poldervaaggrond bestaat uit sterk siltige kleien en een oude bouwvoor die begraven ligt of is opgenomen in een 0,5 tot 1,0 m dik opgehoogd en omgewerkt pakket. Vanaf een niveau van -1,5 tot -2,0 m NAP zijn de natuurlijke afzettingen onverstoord aanwezig.

Alle in het plangebied aangetroffen afzettingen zijn niet of nauwelijks geschikt voor gebruik door de mens. In het plangebied komen daarmee geen archeologisch relevante afzettingen voor.

Op basis van het bureauonderzoek is er sprake van een middelhoge verwachting voor archeologische resten vanaf het Laat Neolithicum en/of de Vroege IJzertijd. Deze sporen zullen op een diepte vanaf circa -2 m NAP (circa 0,70 m –mv) kunnen worden aangetroffen in rivierafzettingen die liggen op het Hollandveen, of in het Hollandveen of op de top van de Puttershoekse stroomrug die mogelijk ligt onder het Hollandveen. Archeologische indicatoren zoals houtskool, aardwerk en vuurstenen kunnen ook in verband met die sporen worden aangetroffen. Ook uit de jongere periodes kunnen er mogelijk archeologische resten worden aangetroffen in het Hollandveen Laagpakket (tot de Middeleeuwen) en in de Formatie van Echteld (vanaf de Late Middeleeuwen). De jongere resten zullen in de vorm van akkersporen voorkomen. Uit het historische kaartmateriaal blijkt dat het plangebied pas in de tweede half van de twintigste eeuw bebouwd is.

Op basis van het veldonderzoek wordt de archeologische verwachting bijgesteld naar laag. In het plangebied komt geen stroomrug voor maar alleen een dik pakket veen, en in het kreekdek (afgezet in de Middeleeuwen) is geen houtskool aangetroffen. Zowel het veenmoeras (waarvan de top ook nog is geërodeerd) als de jongere kreekafzettingen met een oude bouwvoor hebben een lage archeologische verwachting. Alleen resten van landbouwactiviteiten uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd zullen voorkomen, zoals de aangetroffen (gedempte) oude sloot.

De diepte van de bodemverstorende werkzaamheden is nog onbekend, maar omdat alle afzettingen in het plangebied een lage archeologische verwachting hebben vormen deze werkzaamheden vrijwel zeker geen bedreiging.

Aanbevelingen

Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied gelegen heeft in een veenmoeras (waarvan het bovenste deel van het veenpakket is geërodeerd) en later is afgedekt door een kreekdek dat is gebruikt als landbouwgrond. Op basis hiervan heeft het plangebied een lage archeologische verwachting. IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden.

Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de Gemeente Hoeksche Waard. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen.

Conclusie

De gemeente onderschrijft het advies van IDDS Archeologie en geeft het plangebied vrij voor het dit aspect.

4.12.2 Cultuurhistorie

Het cultuurhistorisch beleid van de gemeente Binnenmaas is vastgelegd in de nota Cultuurhistorisch beleid 2009-2012. Er is nog geen vernieuwd beleid voorhanden. De nota geeft een beeld van de stand van zaken ten aanzien van het gemeentelijke erfgoedbeleid en bevat voorstellen voor het ontwikkelen van nieuw beleid. Naast beleidsambities en beleidvoornemens, zijn ook concrete initiatieven of activiteiten geformuleerd. Samen moeten deze op termijn leiden tot een integraal gemeentelijk erfgoedbeleid. De belangrijkste thema's in de nota zijn cultuurlandschap, archeologie, monumenten en molens.

Naast het gemeentelijke beleid ten aanzien van erfgoed zijn er ook erfgoedwaarden van provinciaal, nationaal of internationaal belang. Dit zijn werelderfgoederen, gebouwde rijksmonumenten, archeologische rijksmonumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Sommige van deze erfgoedwaarden zijn al beschermd via de Erfgoedwet zoals de gebouwde en archeologische rijksmonumenten. In en om het plangebied zijn geen rijksmonumenten aanwezig Gemeentelijke en provinciale monumenten worden beschermd op basis van de gemeentelijke of provinciale erfgoedverordening.

Op de onderstaande figuur is te zien dat er ter plaatsen van het plangebied geen provinciale culturele waarden aanwezig zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlaning5-VG01_0013.png"Figuur 4.2 cultuurhistorische waarden kaart Provincie Zuid Holland

Conclusie

In en om het plangebied zijn geen cultuurhistorisch relevante gebouwen of landschappen aanwezig.

4.13 Vormvrije Mer-beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 7 juli 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor het verlenen van een omgevingsvergunning moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij de omgevingsvergunning opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). Gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling. Dit blijkt ook uit de beschrijving van de milieuaspecten in de voorgaande paragrafen en de aanmeldnotitie die voor dit plan is opgesteld. De aanmeldnotitie is opgenomen in bijlage 7.

Conclusie

Er is geen sprake van negatieve gevolgen voor het milieu. Voor het bestemmingsplan is dan ook geen m.e.r.-procedure of m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

In dit hoofdstuk wordt de bestemmingsregeling bestaande uit de verbeelding en de planregels nader toegelicht. Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in de ontwikkeling van een intramurale zorginstelling. Op welke wijze de planopzet in de bestemmingsregeling concreet is verwerkt, wordt in de volgende paragraaf beschreven.

5.2 Planregels

De planregels zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. Hoofdstuk 2 geeft de planregels behorende bij de in het plangebied voorkomende bestemmingen, waaronder de hierboven genoemde bestemmingen. Hoofdstuk 3 bevat de algemene, voor het gehele plangebied geldende, bepalingen en hoofdstuk 4 bevat tot slot de overgangsregels en slotregel. In deze paragraaf worden alle planregels kort nader toegelicht.

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

Het bestemmen van een woonzorgcomplex is vooral afhankelijk van de invulling van de geboden zorg. Als het bieden van de zorg slechts een ondergeschikte functie heeft en er sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning dan past het woon-zorgcomplex in beginsel in de bestemming “woondoeleinden”. Er is sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning als de zorg bestaat uit specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften en de bewoners geen voortdurende zorg nodig hebben.

Er is in dit geval geen sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning vanwege de aard van de beperkingen van de bewoners die de gehele dag begeleid worden. Dagelijks is een groot deel van de dag toezicht en begeleiding aanwezig. 's-Nachts wordt toezicht gehouden vanuit een ander gebouw. Daarom is in dit geval de bestemming maatschappelijk passender bevonden dan Wonen.

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor het realiseren van 32 zorgwoningen en hierbij behorende dagbesteding en voorzieningen. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen moet worden gebouwd, de gronden mogen tevens worden gebruikt voor parkeervoorzieningen, groen en water. De bouwhoogte van het hoofdgebouw is vastgesteld op 14 meter hoog, met deze bouwhoogte kunnen vier verdiepingen worden gerealiseerd. bijgebouwen, aanbouwen en overkappingen hebben een maximale goot- en bouwhoogte van 3,5 en 5 meter hoog. Het buwvlak mag voor maximaal 60% worden bebouwd.

Wijzigingsbevoegdheid

Door middel van een wijzigingsbevoegdheid kan het bevoegd gezag in dit bestemmingsplan de bestemming maatschappelijk wijzigen in de bestemming bedrijf en/of een kantoor. Wanneer gebruik gemaakt wordt van de wijzigingsbevoegdheid moet aan een aantal wijzigingsbepalingen worden voldaan, zo moet worden aangetoond dat de nieuwe bestemming geen overlast danwel hinder veroorzaakt voor de omgeving. Tevens worden eisen gesteld aan de categorie van de toelaatbare bedrijven en het maximale bedrijfsvloeroppervlak van zelfstandige kantoren.

Artikel 4 Verkeer

Binnen deze bestemming Verkeer zijn naast wegen, paden en groen ook verharde en onverharde speelterreinen mogelijk. Op deze gronden zijn bouwwerken niet toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 2 en Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

Dit bestemmingsplan hanteert voor het plangebied grotendeels de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 3". Voor een klein gedeelte in het zuidwesten van het plangebied geldt de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie - 2". Voor het plangebied betekent dit dat uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd die voor archeologische onderzoek noodzakelijk zijn.

Als het gaat om bestaande bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen zoals wonen, geldt dat vervanging, vernieuwing of verandering van deze bouwwerken is toegestaan mits de oppervlakte niet wordt uitgebreid. Voor nieuwe bouwwerken ten behoeve van andere bestemmingen geldt dat deze toegestaan zijn met een maximum oppervlakte of als deze zonder graaf- of heiwerkzaamheden worden geplaatst. Een en ander uiteraard met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.

Het college is bevoegd om via een omgevingsvergunning af te wijken van deze bouwregels. De aanvrager draagt zorg voor de archeologische onderzoeken die nodig zijn voor een goede boordeling van het verzoek om afwijking.

Naast bouwregels zijn in deze bestemming regels opgenomen ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Hierin is een regeling opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als grondbewerkingen, wijziging van waterlopen en waterpeil en aanleg van leidingen.

Naast bouwregels zijn in deze bestemming regels opgenomen ten aanzien van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden. Hierin is een regeling opgenomen voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als grondbewerkingen, wijziging van waterlopen en waterpeil en aanleg van leidingen.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 7 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 8 Algemene bouwregels

In dit artikel is een regeling opgenomen voor bestaande maten, een regeling die voorziet in voldoende parkeerplaatsen en een regeling in algemene zin die aangeeft waar en onder welke voorwaarden ondergronds bouwen is toegestaan.

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

In deze regeling wordt aangegeven dat het gebruik van gronden anders dan waarvoor ze bestemd zijn verboden is. Van dit verbod kan worden afgeweken door het verlenen van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag indien strikte toepassing van het verbod leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is de mogelijkheid voor het bevoegd gezag opgenomen om af te wijken van het plan ten behoeve van kleine overschrijdingen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 12 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat een ontwikkeling dient te voorzien in voldoende parkeergelegenheid volgens het parkeerbeleid van de gemeente Hoeksche Waard. Onder voorwaarden kan hiervan worden afgeweken.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

Bouwwerken

In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van bouwen neergelegd. Uitbreiding van de bebouwing is slechts mogelijk met omgevingsvergunning van bevoegd gezag.

Gebruik

De eerste drie leden van dit artikel betreffen de (reducerende) overgangsregels met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken voor zover dat gebruik afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtskracht verkrijgt. Hiervan is uitgezonderd strijdig gebruik dat al in strijd was met het voorheen tot dat tijdstip geldende plan en waartegen wordt of alsnog kan worden opgetreden. Dit sluit aan bij de vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waaruit blijkt dat, indien de gemeente strijdig gebruik gewraakt heeft, er geen beroep op het overgangsrecht mogelijk is.

Artikel 14 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de citeertitel van dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat in principe kosten van gemeentewege dienen te worden verhaald. Dit kan ofwel via een exploitatieplan ofwel via een anterieure overeenkomst (Zakelijke beschrijving). In dit geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten omtrent eventuele planschadeclaims en gemaakte plankosten. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen. Het Zakelijke beschrijving is opgenomen in bijlage 9

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het ontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners gestuurd in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro. Hierop zijn per e-mail 4 reacties gekomen.

  1. 1. Gas Unie

Op grond van de toetsing komen wij tot de conclusie dat het plangebied buiten de 1% letaliteitgrens van onze dichtst bij gelegen leiding valt. Daarmee staat vast dat deze leiding geen invloed heeft op de verdere

Planontwikkeling;

  1. 2. Waterschap Hollandse Delta

Na aanleiding van het plan ten aanzien van de Laning 5 Puttershoek heeft het waterschap geen aanvullingen mb.t. de waterstaatskundige aspecten;

  1. 3. TenneT

Binnen de grenzen van dit plan heeft TenneT (na een eerste beoordeling) noch bovengrondse-, noch ondergrondse hoogspanningsverbindingen in beheer;

  1. 4. PPS

Stellen niet betrokken te zijn met de buisleidingen.

De vooroverlegreacties leiden niet tot aanpassing van het bestemmingsplan.

6.2.2 Zienswijzen

Overeenkomstig de wettelijke vereisten is het ontwerpbestemmingsplan met de daarbij behorende stukken gedurende 6 weken ter visie gelegd. Gedurende deze termijn bestaat de mogelijkheid om een zienswijze over dit ontwerpbestemmingsplan in te dienen bij de gemeenteraad.

Eén persoon heeft aanleiding gezien deze kans te benutten om een zienswijze in te dienen, deze is geanonimiseerd, samengevat en beantwoord in bijlage 10.

De zienswijze heeft niet geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan.

Bijlage 1 Standaard Svb

Bijlage 1 Standaard SvB

Bijlage 1 Schetsboek Laning - Puttershoek

Bijlage 1 Schetsboek Laning - Puttershoek

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Laning Puttershoek

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek Laning Puttershoek

Bijlage 3 Milieuhygiënisch Vooronderzoek En Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 3 Milieuhygiënisch vooronderzoek en verkennend bodemonderzoek

Bijlage 4 Archeologisch Rapport

Bijlage 4 Archeologisch rapport

Bijlage 5 Memo Groepsrisico

Bijlage 5 Memo groepsrisico

Bijlage 6 Ecologische Quickscan

Bijlage 6 Ecologische Quickscan

Bijlage 7 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 7 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 8 Toelichting Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 8 Toelichting Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 9 Zakelijke Beschrijving

Bijlage 9 Zakelijke beschrijving

Bijlage 10 Nota Van Beantwoording

Bijlage 10 Nota van beantwoording