KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Verkeer
Artikel 5 Water
Artikel 6 Wonen
Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding
Artikel 8 Waarde – Archeologische Verwachting Middelhoog
Artikel 9 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Antidubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 15 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 16 Overgangsrecht
Artikel 17 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Planologische Toets
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Geluid (Wegverkeerslawaai)
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Luchtkwaliteit
4.6 Bedrijven En Milieuhinder
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Kabels En Leidingen
4.9 Bodemkwaliteit
4.10 Cultuurhistorie En Archeologie
4.11 Duurzaamheid
4.12 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Algemeen
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal
Bijlage 2 Beleidsregel Van Het College Van Burgemeester En Wethouders Van De Gemeente Hoeksche Waard Houdende Regels Omtrent De Parkeernormen
Bijlage 3 Onderzoek Veldverlichting Van Voetbalvereniging
Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal
Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Omgevingslawaai
Bijlage 4 Onderzoek Veldverlichting Van Voetbalvereniging
Bijlage 5 Aerius Memo
Bijlage 6 Stikstofberekening Gebruiksfase
Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna
Bijlage 8 Nader Onderzoek Ecologie
Bijlage 9 Onderzoek Magneetveldzone
Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 11 Asbestinventarisatie
Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 13 Communicatie- En Participatie Plan
Bijlage 14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 15 Besluit Hogere Waarde
Bijlage 16 Nota Beantwoording Zienswijzen En Overlegreacties

Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom)

Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard

Vastgesteld op 13-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom) met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.12 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.13 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is, met dien verstande dat ruimten onder de kap en ondergrondse ruimten niet als bouwlaag worden aangemerkt.

1.14 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.15 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.16 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.17 gevelopbouw

elke verhoging van de gevel boven de maximaal toelaatbare goothoogte.

1.18 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.19 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.20 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, elektrische laadpalen, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.21 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.22 peil

voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

1.23 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.24 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.5 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen.
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - calamiteitenontsluiting' tevens en calamiteiten ontsluiting en een langzaamverkeersverbinding van minimaal 3,5 m en maximaal 5 m breed;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens een parkeerterrein;
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit' tevens een inrit en een parkeervoorziening.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van straatverlichting en bewegwijzering bedraagt ten hoogste 15 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstroken, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, geluidswerendevoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  1. a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. b. de bouwhoogte van straatverlichting en bewegwijzering bedraagt ten hoogste 15 m;
  3. c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 5 m.

Artikel 5 Water

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. water ten behoeve van de waterhuishouding;
  2. b. ondergeschikt groen;
  3. c. bruggen/dammen ten behoeve van langzaam verkeer.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

  1. a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen daaronder begrepen aan–huis–gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, groen, voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

6.3 Voorwaardelijke verplichting - gebruik

De ingebruikname van de gronden met de bestemming 'Wonen' als bedoeld in artikel 6, is uitsluitend toegestaan na het treffen van maatregelen, zoals voorgesteld in het 'Onderzoek veldverlichting van voetbalvereniging' (zoals opgenomen in bijlage 3 bij de regels), om lichthinder van de sportvelden blijvend te voorkomen.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. a. het bepaalde in lid 6.2.2 onder c indien de bouw van de garage geen nadelige gevolgen heeft voor de verkeersveiligheid en/of dat aanwezige parkeergelegenheid/opstelruimte niet verloren gaat ter plaatse van de uitrit van de te bouwen garage;
  2. b. het bepaalde in lid 6.2.2 onder f teneinde de genoemde maat van 3 m te verruimen tot maximaal 4 m, mits hiermee niet onevenredig afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

6.6 Afwijken van de gebruiksregels

6.7 Voorwaardelijke verplichting - Beeldkwaliteit

Bij realisering van de woningen en bijbehorende bouwwerken dienen de kwaliteitscriteria, zoals opgenomen in Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal bij deze regels in acht te worden genomen, met dien verstande dat met betrekking tot de afstand van de woning, inclusief bijgebouw en aan- en uitgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens, de bepalingen, zoals vermeld in artikel 6.2 van toepassing zijn.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 8 Waarde – Archeologische Verwachting Middelhoog

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologische verwachting middelhoog' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde – Archeologische verwachting middelhoog, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

9.2 Bouwregels

9.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouw conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt;
  2. b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.

Artikel 12 Algemene Aanduidingsregels

12.1 Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - hoogspanningsverbinding' geldt dat:

  1. a. geen gevoelige objecten mogen worden gerealiseerd;
  2. b. burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij een omgevingsvergunning af wijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het toelaten van gevoelige objecten, mits sprake is van een magneetveld lager dan 0,4 microTesla of sprake is van gewichtige redenen;
  3. c. alvorens van een omgevingsvergunning wordt afgeweken vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.

12.2 Vrijwaringszone - straalpad

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geldt dat de hoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m.

Artikel 13 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 14 Algemene Wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 15 Overige Regels

15.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel (of in de omgeving daarvan) niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Hierbij wordt voor nieuwe ontwikkelingen het parkeren op eigen terrein als uitgangspunt genomen.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de Beleidsregel van het collegevan burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regelsomtrent de parkeernormen (of de opvolger ) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. De gemeente hanteert voor de verschillende hoofd- en subgroepen de indeling 'rest bebouwde kom', waarbij de maximale norm van toepassing is in verband met de beperkte openbaar vervoersmogelijkheden.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien, mits in het plangebied dan wel in de directe omgeving op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbonden kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    3. 3. het bevoegd gezag kan eenmalig, in afwijking van dit lid onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  2. b. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Woningbouwlocatie Oud-Cromstrijensedijk OZ Klaaswaal (plan Blom)'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om in de kwantitatieve en kwalitatieve woningbehoefte van Klaaswaal te kunnen voorzien, hebben Novaform Vastgoedontwikkelaars West (hierna: Novaform) en haar partner Bouw- & aannemingsbedrijf Gebrs. Hooghwerff B.V. (hierna: Hooghwerff) het voornemen een woonbuurt te realiseren in Klaaswaal. Met de plannen wordt ingespeeld op de vraag naar nieuwe woningen in het dorp.

Ten noorden van de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde te Klaaswaal zijn gronden gelegen die voor ontwikkeling in aanmerking komen. Er wordt, in overleg met o.a. een lokale werkgroep, gewerkt aan een verkaveling en stedenbouwkundig ontwerp, uitgaande van 120 woningen. Omdat woningbouw niet mogelijk is op basis van het vigerende bestemmingsplan, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied van dit bestemmingsplan is gelegen ten noorden van de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde te Klaaswaal (gemeente Hoeksche Waard, provincie Zuid-Holland). Het plangebied wordt globaal begrensd door de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde aan de zuidzijde met daaraan lintbebouwing van woningen en bedrijven, hoofdzakelijk op dijkniveau. Langs de westrand van het plangebied staan onderaan de dijk eveneens woningen met tuinen (en beroep aan huis). De bestaande woonhuizen behoren niet tot het plangebied van voorliggend bestemmingsplan. In noordelijke richting gaat dit langs de westrand over in volkstuinen en het terrein van de voetbalvereniging in de noordwestelijke hoek. De noordelijke rand grenst hoofdzakelijk aan achtertuinen van woningen. De oostelijke rand grenst aan een agrarisch perceel (akkerbouw). De exacte ligging en begrenzing is weergegeven op figuur 1.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het vigerende planologische regime bestaat ter plaatse van het plangebied uit twee bestemmingsplannen. Voor het westelijke deel is dat het bestemmingsplan ‘Dorp Klaaswaal 2013’ dat op 2 juli 2013 is vastgesteld. Voor het oostelijke deel is dat het bestemmingsplan ‘Landelijk Gebied 2013’ dat op 2 juli 2013 is vastgesteld. De verbeelding van deze twee bestemmingsplannen tezamen, wordt weergegeven in figuur 1.2, hierin is het plangebied aangegeven met rood.

De gronden binnen het plangebied hebben de bestemming ‘Agrarisch’. Deze gronden mogen gebruikt worden voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf met de daarbij behorende voorzieningen. Onderaan de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde, naast de woning op nummer 44b, is een klein bouwvlak opgenomen binnen de bestemming ‘Agrarisch’. Ter plaatse van dit bouwvlak mogen gebouwen worden gerealiseerd tot een goothoogte van 4 meter. Ter plaatse van de gronden zonder bouwvlak, zijn afhankelijk van het geldende bestemmingsplan, uitsluitend mogelijkheden voor het realiseren van kleine gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

Verder geldt voor een groot deel van het plangebied de gebiedsaanduiding ‘vrijwaringszone – straalpad’. Hieruit volgt een beperking van de bouwhoogte van bouwwerken tot 20 meter. Ter plaatse van de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde geldt ten slotte de dubbelbestemming ‘Waterstaat – Waterkering’.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede van de vigerende bestemmingsplannen (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In het volgende hoofdstuk wordt een beschrijving gegeven van het te realiseren plan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleidskader beschreven. Hoofdstuk 4 omvat de sectorale aspecten, zoals milieu, verkeer, ecologie, water en archeologie. Daaropvolgend komt in hoofdstuk 5 de juridische regeling aan bod. Tenslotte wordt in hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan toegelicht.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied

Het hoofdgebruik van het plangebied is in de huidige situatie agrarisch (akkerbouw en fruitteelt). Het plangebied wordt doorsneden door een watergang in de noord-zuid richting, lopend parallel langs de westkant van het perceel Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde 44c. Ook langs de zuid-, west- en noordranden zijn watergangen aanwezig.

In de zuidwestelijke hoek van het plangebied staat een hoogspanningsmast. De hoogspanningsverbinding gaat schuin over een gedeelte van het plangebied heen richting het transformatorstation aan de rand van het dorp en ten westen van het plangebied. Het plangebied (kadastraal bekend als Klaaswaal C 801, 834, 835 en 836) wordt vanuit vogelvlucht weergegeven in figuur 2.1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Plangebied met omgeving vanuit vogelvlucht (bron: OmgevingskwaliteitsvisieBlom Klaaswaal)

De omgeving

Het plangebied wordt aan de zuidzijde omsloten door de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde met daaraan lintbebouwing van woningen en bedrijven, hoofdzakelijk op dijkniveau. Langs de westrand van het plangebied staan onderaan de dijk eveneens woningen met tuinen (en beroep aan huis). In noordelijke richting gaat dit langs de westrand over in volkstuinen en het terrein van de voetbalvereniging in de noordwestelijke hoek. De noordelijke rand grenst hoofdzakelijk aan achtertuinen van vrijstaande woningen en twee-onder-één-kapwoningen in een woonwijk uit de jaren '90. De oostelijke rand grenst aan een agrarisch perceel (akkerbouw).

2.2 Toekomstige Situatie

Voor de ontwikkeling van de woonbuurt "Blom" is een omgevingskwaliteitsvisie opgesteld. Deze is opgenomen in bijlage 1. In de visie wordt ingegaan op het ontwerp en hoe dit tot stand is gekomen. In dit hoofdstuk worden de voor dit bestemmingsplan relevante punten uitgelicht.

2.2.1 Stedenbouwkundig plan

Dit bestemmingsplan maakt een woongebied van 120 woningen mogelijk. In deze woonbuurt is ruimte voor groen en water en de benodigde infrastructuur. De ontwikkeling is uitgewerkt in een kaderkaart zoals weergegeven op figuur 2.2, deze figuur is tevens in hogere kwaliteit opgenomen in Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal op pagina's 28 en 29.

Basisgedachte

De basisgedachte van het plan is dat de bewoners hier goed kunnen wonen. Een landelijke sfeer van wonen in een klein dorp. De woningdichtheid ligt rond de dertig woningen per hectare en er is veel ruimte voor groen en water. Het ontwerp heeft een autoluwe opzet met een groen/blauw raamwerk in het hart. Het wonen in een landelijke setting betekent ook dat er veel ruimte is voor water en groen. Centraal in het plan komt een brede watergang in het verlengde van de Burgemeester Korstanjestraat. Deze nieuwe watergang is niet recht als een kanaal maar kent een natuurlijkere inrichting zoals de authentieke kreken in de Hoeksche Waard. Een aantal knotwilgen horen hier ook bij. Deze watergang is de ruggengraat van het plan. De openbare ruimte richt zich daarom naar deze watergang en staat er haaks op zodat er overal in het plan zicht is op de watergang.

Centraal in het plan is er ook ruimte voor recreatief groen. Er is ruimte voor natuurlijk spelen voor verschillende leeftijden in de groenstroken haaks op de watergang. Hier is ook ruimte om informeel te voetballen op het gras en er is ruimte voor beplanting.

Dat de dorpsuitbreiding gepositioneerd wordt op de huidige boomgaard moet terug te lezen zijn in de wijk en mag niet worden vergeten. In de openbare ruimte moeten elementen van de boomgaard meegenomen en gebruikt worden in het ontwerp. Dat kan bijvoorbeeld zijn door een deel van de fruitbomen te behouden en te integreren met (educatieve) speelplekken. Daarmee heeft deze zone een waarde voor heel Klaaswaal.

Met de verkaveling wordt rekening gehouden met een goede oriëntatie op de zon, voor zowel de woning als de buitenruimte is dat belangrijk. In het geval van grondgebonden woningen met een tuin op het noorden zou dat bijvoorbeeld kunnen resulteren in een tweede buitenruimte op het zuiden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Kaderkaart 'Blom Klaaswaal' (bron: Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal).

2.2.2 Woningbouwprogramma

Het beoogde woningbouwprogramma bestaat uit 120 woningen in diverse categorieën, met zowel grondgebonden woningen als appartementen met een beperkte bouwhoogte. Er is nog geen exacte verkaveling of programma beschikbaar, wel is vastgelegd dat de verdeling in prijscategorie 40% duur, 40% middelduur en 20% van de woningen betaalbaar dienen te zijn. Dit woningbouwprogramma dient ook als basis voor de toetsing van het beleid en de diverse omgevingsaspecten.

2.2.3 Omgevingskwaliteitsvisie

Er is een omgevingskwaliteitsvisie gemaakt voor de beoogde ontwikkeling. Deze is opgenomen in Bijlage 1.

2.2.4 Toekomstige ontwikkelingen in en rondom het plangebied

In en rondom het plangebied zijn er enkele toekomstige ontwikkelingen denkbaar en beoogd. Deze toekomstige ontwikkelingen zijn geen onderdeel van dit bestemmingsplan, maar bieden wel een doorkijkje richting de toekomst van plan Blom en omgeving.

Er bestaat de wens voor een langzaamverkeer-ontsluiting vanuit plan Blom richting het dorp. Dit sluit aan bij de wens om de oost-west verbindingen binnen het dorp te verbeteren en een wandelrondje te realiseren. Door de ligging van de voetbalvelden en volkstuinen in het centrum van Klaaswaal, kunnen deze ambities niet op korte termijn gerealiseerd worden. In de stedenbouwkundige structuur van plan Blom is wel alvast rekening gehouden met deze wens en met een eventuele verplaatsing van de voetbalvelden, zodat het in de toekomst mogelijk is om de wijk aan te sluiten op een oost-westverbinding richting het dorp en onderdeel te maken van het wandelrondje.

Verder bestaat er de ambitie om een mogelijke verkeersontsluiting (eerst een bouwweg, mogelijk daarna een permanente weg) vanuit plan Blom naar de Kreupeleweg te realiseren via de agrarische gronden ten oosten van de kern van Klaaswaal.

Verder zijn toekomstige woningbouwontwikkelingen denkbaar ter plaatse van de boomgaard (binnen het plangebied van Blom), het volkstuinencomplex (aangrenzend aan het plangebied) en de voetbalvelden (aangrenzend aan het plangebied). De haalbaarheid van woningbouw ter plaatse van de boomgaard is reeds aangetoond met diverse onderzoeken, zoals een akoestisch onderzoek. Voor de andere twee locaties dient de haalbaarheid nog onderzocht en aangetoond te worden.

De haalbaarheid van de genoemde toekomstige ontwikkelingen dient nog onderzocht en aangetoond te worden en aparte planologische procedures en besluitvorming zijn hiervoor nodig.

Hoofdstuk 3 Planologische Toets

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijven. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Een woningbouwontwikkeling van 120 woningen binnen bestaand stedelijk gebied is in Klaaswaal niet mogelijk. Het plangebied grenst wel aan het bestaande dorp en ligt gunstig ten opzichte van de ontsluiting van het dorp. Door deze woningbouwontwikkeling is het behoud en verbeteren van het voorzieningenniveau kansrijker.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De omgevingsvisie is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.

Toetsing

Niet de gehele woningbouwopgave kan worden gerealiseerd binnen bestaand stedelijk gebied. Het voorliggende plan maakt woningbouw mogelijk aansluitend aan het dorp Klaaswaal en aan de ontsluitingsweg. Hierdoor is de bereikbaarheid goed. De gebiedsontwikkeling is daarmee in lijn met de NOVI.

3.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten beschrijven waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en als die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, motiveren waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van meer dan 11 woningen wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling. De geldende planologische mogelijkheden zijn vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is.

Toetsing

In het kader van de ladder is het met name van belang dat er met voorliggend bestemmingsplan 120 woningen mogelijk gemaakt worden. In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied. Het gaat om meer dan 11 woningen op een gebied met voornamelijk een agrarische bestemming (zie paragraaf 1.3). Er dient daarom beschreven te worden waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en er dient gemotiveerd te worden waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing woningbouwbehoefte

Woningbehoefte en woningbouwprogrammering

Uit de nieuwste provinciale woningbehoefteraming (WBR 2021) blijkt dat er in de Hoeksche waard behoefte is aan 3.300 woningen. Deze raming komt hoger uit dan de raming uit 2019. Bovendien is een deel van de provinciale behoefte nog niet toebedeeld aan woonregio's. De Hoeksche waard kan hiermee ook een grotere rol spelen in de invulling van de behoefte uit de Rotterdamse regio.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0005.png"

Figuur 3.1 Gewenste woningvoorraadtoename (Bron: WBR2021)

In het Woningbehoefteonderzoek 2019 is onderzocht wat de woningbehoefte per dorp is en hoe deze zich ontwikkelt in de toekomst (tot 2040). Denk hierbij aan aantallen woningen, typen, huur of koop, prijsklassen en voor welke doelgroepen. Ook is er onderzocht wat de behoeften zijn op het gebied van wonen en zorg, speciale woonvormen of wonen voor speciale doelgroepen. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan de Woningbouwprogrammering.

De gemeente Hoeksche Waard wil komen tot een integraal gemeentelijk woonbeleid, met een op de individuele dorpen afgestemde woningbouwprogrammering die recht doet aan de verschillen tussen de dorpen. Daarbij vinden de gemeente en woningcorporatie HW Wonen het essentieel dat bij de gesprekken rond het maken van nieuwe prestatieafspraken, gesproken wordt vanuit een gezamenlijk beeld van de volkshuisvestelijke opgave. Daarom is een actualisering uitgevoerd van de in 2016 door Companen uitgevoerde woningmarktanalyse. Aanvullend daarop is de woonbehoefte in beeld gebracht van ouderen met een zorgvraag, andere kwetsbare groepen en van enkele bijzondere doelgroepen binnen de gemeente.

Demografischeontwikkeling

  • De gemeente Hoeksche Waard kent een positieve bevolkingsontwikkeling. Voor 2014 was dit niet het geval, maar sinds dat jaar stijgt de bevolking van de gemeente jaarlijks. De bevolking groeit vooral door de toename in de binnenlandse migratie. Tijdens de economische crisis had de gemeente Hoeksche Waard een negatieve migratie. Het binnenlands migratiesaldo is na de crisis sterk toegenomen van -200 personen in 2013 tot +500 personen in 2018.
  • De gemeente Hoeksche Waard is aantrekkelijk voor gezinnen. Inwoners in de leeftijd van 20 tot 50 jaar en 0 tot 15 jaar vestigden zich de afgelopen jaren per saldo het meest.
  • De Hoeksche Waard had op 1 januari 2019 zo'n 86.650 inwoners en 36.450 huishoudens. De provinciale Trendprognose laat een groei zien van de bevolking tot 2030 (naar zo'n 87.200 inwoners), waarna de bevolking weer wat gaat afnemen. Het aantal huishoudens groeit volgens de prognose tot 2035, tot zo'n 39.400 huishoudens. De toename van het aantal huishoudens in de periode 2019-2030 bedraagt ongeveer 2.300 huishoudens.
  • De huishoudensgroei is naar verhouding groter dan de bevolkingsgroei. Dit heeft te maken met de vergrijzende bevolking en de daarmee samenhangende huishoudensverdunning. Het aandeel oudere huishoudens in de gemeente neemt toe en in toenemende mate blijven oudere huishoudens alleen achter. Dit leidt tot meer, kleinere, huishoudens.
  • De provinciale Trendprognose 2019 laat een beduidend positiever beeld zien voor de huishoudens-ontwikkeling in de Hoeksche Waard dan de prognose die bij het onderzoek in 2016 is gehanteerd. Deze beweging is ingegeven door de positieve bevolkingsontwikkeling door de toegenomen migratie naar de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren. De prognose in 2016 liet een afname zien met 3.240 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2015 - 2035. Dat was een afname met zo'n 2.600 huishoudens in de periode 2020 - 2035. De nieuwe prognose laat voor deze huishoudensgroep nog steeds een afname zien, maar deze afname is beduidend kleiner; zo'n 1.800 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2020 - 2035.

Samenstellingvan de woningvoorraad

  • Tweederde van de woningen in de gemeente Hoeksche waard is een koopwoning, een kwart van de voorraad is in bezit van woningcorporatie HW Wonen en zo'n 5% van de voorraad bestaat uit particuliere huurwoningen.
  • Het grootste deel van de woningvoorraad in de gemeente bestaat uit rij-/hoekwoningen. Ruim de helft van de woningen in de gemeente is dit woningtype. In sommige dorpen is de voorraad vrijstaande woningen (18% van de woningvoorraad in de gemeente) groter dan gemiddeld. Dit is het geval in Maasdam, Zuid-Beijerland en Goudswaard waar ongeveer een derde van de woningvoorraad een vrijstaande woning is. Tweekappers vormen 13% en appartementen 15% van de woningen in de gemeente. De meeste appartementen staan in Oud-Beijerland, 's-Gravendeel en Puttershoek.
  • Een koopwoning in de Hoeksche waard heeft een gemiddelde WOZ-waarde van € 278.000,-. Een gemiddelde rij-/hoekwoning heeft een WOZ-waarde van € 215.000,-, een appartement € 265.000,-, een tweekapper € 305.000,- en een vrijstaande woning € 400.000,-. In 's-Gravendeel, Westmaas, Nieuw-Beijerland, Zuid-Beijerland, Goudswaard, Piershil, Klaaswaal en Strijen staan naar verhouding meer woningen onder de € 200.000,- dan gemiddeld in de gemeente. De duurdere woningen boven de € 400.000,- zijn meer dan gemiddeld in Mijnsheerenland en Maasdam te vinden.
  • In de sociale huursector heeft 13% van de woningen van HW Wonen een huur in de goedkoopste huurprijsklasse tot € 424,- per maand. Nog eens ruim de helft van de woningen (56%) heeft een huur tot de eerste aftoppingsgrens. Dit segment is van groot belang voor het passend kunnen toewijzen van woningen aan huurders met een laag inkomen die behoren tot de huurtoeslagdoelgroep. HW Wonen verhuurt een klein deel van haar woningen in de vrije huursector. Het gaat om 7% van het bezit van de corporatie.

Geschiktheid van de woningvoorraad

  • In het onderzoek uit 2016 is de geschiktheid van de woningvoorraad voor mensen met een lichte functiebeperking in beeld gebracht. Deze analyse in is 2019 niet herhaald, maar het beeld is dat de bevindingen van toen nog steeds grotendeels van toepassing zijn. Op basis van de bevindingen van destijds is 17% van de woningvoorraad geschikt voor mensen met een lichte fysieke beperking. Daarnaast is 37% van de woningvoorraad met eenvoudige aanpassingen geschikt te maken. Bij de overige 46% ontbreekt het potentieel om ze geschikt te maken.
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim de helft van de mensen boven de 60 jaar in een woning die reeds geschikt is, in de koopsector is dit aandeel veel lager (minder dan 10%).
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim een derde van de 60-plussers in een woning die niet geschikt te maken is. Terwijl in de koopsector het aandeel reeds geschikte woningen klein is, is het potentieel aan geschikt te maken woningen juist heel groot. De potentieel geschikte woningen worden echter ook bewoond door jongere doelgroepen, waardoor op dit moment bijna de helft van de 60-plussers toch in een koopwoning woont die niet geschikt te maken is.
  • In de particuliere huursector woont ongeveer één op de vijf 60-plus-huishoudens in een geschikte woning. Een ongeveer even grote groep woont in een woning die geschikt is te maken. Ruim de helft van de voorraad particuliere huurwoningen in de gemeente is niet geschikt te maken. Van de woningen die bewoond worden door huishoudens in de leeftijd tot 60 jaar, is eveneens ruim de helft niet geschikt te maken.

Verhuizingen

  • De huishoudens in de Hoeksche Waard zijn sterk gebonden aan het dorp waar zij wonen. De meeste verhuizingen in de periode 2006 tot en met 2017 vonden plaats binnen het eigen dorp of naar buiten de gemeente. In Oud-Beijerland is de dorpsbinding het sterkst. Hier was de helft van de verhuizingen, een verhuizing binnen het dorp. Als huishoudens binnen de gemeente naar een ander dorp verhuizen, is dat vaak Oud-Beijerland, maar ook naar Puttershoek en 's-Gravendeel wordt relatief vaak verhuisd binnen de gemeente.
  • Lange tijd was sprake van een vertrekoverschot uit de Hoeksche Waard. De laatste jaren is het beeld ten aanzien van vestiging en vertrek in de gemeente aan het veranderen. Het migratiesaldo met Rotterdam en Barendrecht is de laatste drie jaar structureel positief en neemt in omvang toe. Marktkenners geven aan dat in hun beleving de laatste tijd een groot deel van de vrijkomende koopwoningen wordt verkocht aan huishoudens die zich van buiten de gemeente vestigen in de Hoeksche Waard. Het gaat vaak om huishoudens uit de regio Rotterdam. Oud-Beijerland is bij deze groep in trek vanwege de gunstige ligging ten opzichte van Rotterdam en de snelweg. Huishoudens die zich van uit de regio Rotterdam vestigen, zijn vaak jongere gezinnen. Numansdorp trekt in de beleving van de marktkenners naar verhouding veel huishoudens uit Barendrecht en Ridderkerk. De instroom van huishoudens van buiten de gemeente richt zich met name op de koopsector; in de sociale huursector ervaart men maar beperkt instroom van buiten de gemeente.

Ontwikkeling van de woningbehoefte

  • Op basis van de provinciale Trendraming groeit de Hoeksche waard in de periode 2019 tot 2025 met 1.640 huishoudens. Tot 2030 komen daar naar verwachting nog 700 huishoudens bij. De gemeente Hoeksche Waard heeft zoals aangegeven net als in veel gemeenten van Nederland te maken met vergrijzing. Waar momenteel 30% van de huishoudens in de gemeente een leeftijd heeft van 65 jaar of ouder, loopt dit naar verwachting in 2040 op tot ruim 40% van de huishoudens. Het aandeel gezinnen neemt de komende jaren wat af, evenals het aandeel jonge huishoudens, maar deze afname is minder groot dan de toename van het aandeel (oudere) ouderen.
  • Van alle huishoudens in de gemeente heeft 36% een inkomen tot € 38.035,- en behoort daarmee tot de corporatiedoelgroep. Bijna de helft van deze groep (17% van alle huishoudens in de gemeente) behoort tot de doelgroep voor de huurtoeslag. Niet elk huishouden dat behoort tot de corporatie-doelgroep woont in een corporatiewoning. Een deel woont in een particuliere huurwoning of een koopwoning. Van de corporatiewoningen in de gemeente wordt 78% bewoond door huishoudens met een inkomen tot € 38.035.-. Ruim één op de vijf (22%) corporatiewoningen met een sociale huur wordt bewoond door een huishouden dat niet behoort tot de corporatiedoelgroep. Deze huishoudens wonen 'scheef'. Naast deze goedkope scheefheid is er ook sprake van dure scheefheid. Dit betreft huishoudens die behoren tot de huurtoeslagdoelgroep, maar wonen in een woning met een huur boven de voor hen geldende aftoppingsgrens. In de Hoeksche Waard woont 8,1% van de huishoudens in een corporatiewoning volgens deze definitie duur scheef.
  • Per 1 januari 2019 waren er in de gemeente Hoeksche Waard zo'n 8.500 corporatiewoningen met een sociale huurprijs (tot € 720,-). Bij een gelijkblijvende scheefheid is de benodigde kernvoorraad naar verwachting tussen de 8.370 en 8.815 woningen in 2035, afhankelijk van de koopkrachtontwikkeling (jaarlijks 0,8% koopkrachtontwikkeling versus jaarlijks 0,0% koopkrachtontwikkeling). Bij een trendmatige koopkrachtontwikkeling (jaarlijks 0,4%) zijn de benodigde toevoegingen 4% van de totale woningbehoefte in de periode. Bij een afname van de scheefheid naar 20% is de benodigde omvang van de kernvoorraad naar verwachting tussen de 8.140 en 8.575 woningen.
  • De meeste additionele woningbehoefte ontstaat er in de koopsector, in rij-/hoekwoningen, maar ook in het luxere segment. Bij de rijwoningen in de koopsector is veel vraag in het goedkopere segment tot € 200.000,- (woning voor starters en koopstarters), maar ook in de wat duurdere segmenten. Naast rij- en hoekwoningen is er een aanzienlijke vraag naar tweekappers en vrijstaande woningen in het middeldure tot duurdere segment. Deze vraag is afkomstig van gezinnen die een volgende stap in de wooncarrière willen zetten. Dit zijn eigen inwoners of gezinnen vanuit de Randstad die vanwege de betere prijs-kwaliteitverhouding een woning in de Hoeksche Waard zoeken.
  • Marktkenners signaleren een behoefte aan kleine woningen voor jonge (alleenstaande) huishoudens. Tegelijk wordt ook geconstateerd dat veel jongeren in de Hoeksche Waard kritisch en veeleisend zijn ten aanzien van een woning. Men geeft aan dat starters in de Hoeksche Waard het kopen van een woning lang uitstellen omdat ze gelijk een grote woning willen kopen, maar relatief beperkte financiële middelen hebben. Dit resulteert er in dat jongeren lang thuis wonen.
  • De vraag in de sociale huursector spitst zich per saldo toe op appartementen. In de vrije huursector is er zowel een aanzienlijke extra behoefte aan grondgebonden woningen als aan appartementen. Een deel van de startende huishoudens richt zich op de vrije huursector. Zij verdienen te veel om in de sociale huursector terecht te kunnen, maar door strenge hypotheekeisen is het voor hen moeilijk om een woning te kunnen kopen. Zij hebben met name behoefte aan een huurwoning met een huur tussen € 650,- en de € 900,-. Marktkenners herkennen de vraag naar huurwoningen in de vrije huursector, maar constateren ook dat Hoeksche Waard voor beleggers minder aantrekkelijk is dan de Randstad. De vraag is welke partijen de vraag in dit segment zullen oppakken. Marktkenners geven ook aan dat in een koopgeoriënteerde gemeente als de Hoeksche Waard het middenhuursegment voor veel huishoudens een tussenstap is, tot het wél mogelijk is een woning te kopen.
  • Het beeld van de ontwikkeling van de woningbehoefte laat zien dat tussen 2030 en 2035 de top in de woningbehoefte wordt bereikt, waarna de woningbehoefte zal gaan dalen. Als op termijn meer mensen die behoren tot de grote generatie ouderen gaan overlijden, verandert de samenstelling van de bevolking van de gemeente en daarmee ook aard van de woningbehoefte. Woningen die de komende periode worden toegevoegd, moeten ook aansluiten bij de behoefte van toekomstige huishoudens. Het is daarom zaak om aandacht te hebben voor flexibele woonvormen die voor huishoudens in verschillende levensfasen aantrekkelijk zijn. Bij het toevoegen van op ouderen gerichte woningen, is het van belang dat ouderen eisen stellen ten aanzien van de nabijheid van dagelijkse voorzieningen. Met het oog op de toenemende behoefte aan geclusterde woonvormen voor ouderen.

Vraagnaar collectieve woonvormen

  • Op basis van De Grote Omgevingstest (DGOT) die in Zuid-Holland is uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat de inwoners van de Hoeksche Waard open staan voor verschillende vormen van collectief wonen. De meest aansprekende vorm is het wonen in een hofje. Ruim de helft van de deelnemers aan DGOT vindt dit een aansprekend woonconcept. Ook de concepten 'voorzieningen delen' en 'gezamenlijk wonen' spreken aan. Een kleiner deel vindt 'Friends Wonen', het samen met vrienden delen van een woning en de woonlasten, een interessant concept.
  • Ook het WoON2018 geeft inzicht in de behoefte aan alternatieve woonvormen. Op basis van het WoON is de vraag van verhuisgeneigde huishoudens naar een woning met gedeelde voorzieningen met anderen beperkt (0,3%). Ook de vraag naar een woonruimte met gedeelde voorzieningen samen met een woongroep is een concept waar een woningzoekende in de Hoeksche Waard niet als eerste aan denkt.
  • Uit de uitkomsten van DGOT kunnen we opmaken dat een substantieel deel van de mensen verschillende vormen van woonconcepten aansprekend vindt. Op basis van inschattingen uit het WoON2018 verwachten we dat de concrete vraag naar collectieve woonvormen relatief beperkt zal zijn in de Hoeksche Waard. We verwachten dat een concept als wonen in een hofje wel erg zal aanslaan. Dit concept combineert het gemeenschappelijke van wonen met gelijkgestemden met de privacy van een eigen woning, in een aansprekende woonvorm. Concepten als Tiny Houses, Friends wonen en voorzieningen delen zullen kleine groepen mensen daadwerkelijk aanspreken. Het betreft niche-concepten.

Woningmarktopgaven

Ontwikkelingenin de huursector

  • Er is geen sprake van een grote druk op de sociale huurmarkt in Hoeksche Waard, van tekorten in de breedte lijkt geen sprake. Bij een verdere afname van de goedkope scheefheid zijn er meer sociale huurwoningen in de gemeente dan waar behoefte aan is. Als het economisch minder gaat, stijgt het aantal mensen dat behoort tot de corporatiedoelgroep sterker dan bij een trendmatige ontwikkeling van de koopkracht. Dan zijn er juist wat extra sociale huurwoningen nodig. In kwalitatieve zin is sprake van een mismatch; er is per saldo meer vraag naar sociale huurappartementen dan er appartementen vrijkomen, terwijl er juist overschotten dreigen aan eengezinswoningen. De vraag naar sociale huurappartementen is afkomstig van zowel ouderen die de stap willen zetten naar een meer geschikte woning, als van jonge, vaak startende, huishoudens die een betaalbare woonruimte zoeken en daarbij inzetten op een appartement.
  • Hoewel het aantal woningen in de sociale huursector in absolute zin voldoende is om te kunnen blijven voorzien in de vraag, is de beschikbaarheid van huurwoningen voor kwetsbare groepen een aandachtspunt. Hoewel het om relatief kleine groepen gaat, vraagt de 'gespikkelde' huisvesting in de wijken van kwetsbare groepen om het tijdig beschikbaar komen van woningen die passen bij de vraag van deze mensen. Vaak gaat het om goedkope sociale huurwoningen met één of twee kamers, vaak in een prikkelarme woonomgeving.
  • Er is in Hoeksche Waard een behoorlijke vraag naar huurwoningen in de vrije huursector, een vraag die vaak afkomstig is van huishoudens met een middeninkomen die niet kunnen kopen, maar ook geen toegang hebben tot de sociale huursector. De vraag naar vrije sectorhuurwoningen heeft in Hoeksche Waard vaak betrekking op eengezinswoningen, maar er is ook een behoorlijke vraag naar appartementen. De vraag naar vrije sectorhuur wordt in de markt duidelijk herkend. In de vraag kan worden voorzien door corporaties vanuit de niet-DAEB portefeuille en door commerciële verhuurders. Het is zaak er oog voor te houden dat de gevraagde woningen ook gaan worden aangeboden. Marktkenners geven aan dat Hoeksche Waard voor beleggers minder interessant is dan de Randstad.
  • In principe biedt de verkoop van eengezinswoningen door de corporaties mogelijkheden om te sturen op de dreigende mismatch tussen vraag en aanbod. Hiermee kan worden ingespeeld op de vraag naar goedkopere koopwoningen, maar wellicht ook aan vrije sector huurwoningen. Het biedt de corporaties mogelijkheden bij het realiseren van de verduurzamingsopgave. Ook kan worden nagegaan of het geschikt maken van grondgebonden corporatiewoningen voor de bewoning door ouderen kan bijdragen aan het verminderen van de mismatch.

Ontwikkelingen in de koopsector

  • In de koopsector is er de komende jaren eigenlijk in alle segmenten een behoorlijke aanvullende woningvraag. De meeste vraag is er naar rij- en hoekwoningen, maar ook in het duurdere segment tweekappers en vrijstaande woningen is er veel extra vraag.
  • Ten opzichte van het onderzoek uit 2016 is de vraag naar koopappartementen toegenomen. Deze vraag is afkomstig van oudere huishoudens die, nu de marktomstandigheden gunstig zijn, hun huidige koopwoning willen verkopen en de stap willen zetten naar een appartement. Zij zijn doorgaans op zoek naar specifieke locaties dichtbij voorzieningen en verwachten een goede prijs-kwaliteitverhouding. Met name dagelijkse voorzieningen zijn een pullfactor.
  • Een aandachtspunt is de gevraagde koopprijs en verhouding tot de stichtingskosten van nieuwbouwwoningen. Er is veel vraag naar goedkope rijwoningen (tot € 200.000,-). De praktijk leert dat het in de huidige markt lastig is om woningen in dat prijssegment te bouwen met een kwaliteit die aansluit bij de vraag. Zoals aangegeven biedt de verkoop van corporatiewoningen mogelijkheden om in (een deel van) de vraag te voorzien.

Verdere aandachtspunten

  • Er zijn de komende jaren behoorlijke aantallen extra woningen nodig in de Hoeksche Waard. De extra woningbehoefte zoals die uit de nieuwe prognoses blijkt, is beduidend hoger dan ten tijde van het onderzoek in 2016 werd voorzien. Ook het moment dat de groei van de woningbehoefte in de gemeente afvlakt en de vraag naar woningen gaat afnemen, ligt verder in de toekomst dan uit de vorige prognose bleek. Dat moment komt echter wel. Als de grote babyboomgeneratie verdwijnt, gaat de behoefte aan woningen getalsmatig afnemen. In de tijd dat er sprake is van groei, is er geld en momentum om te sturen op de woningvoorraad. Als de woningbehoefte afneemt, is dat veel minder makkelijk. Het is daarom zaak om de komende periode te gebruiken om klaar te zijn voor de periode dat de gemeente niet meer groeit, en te sturen op een woningvoorraad die aansluit op de toekomstige behoefte van een bevolking die wat kleiner is, en een meer gelijkmatige leeftijdsopbouw kent. Dat vraagt aandacht voor levensloopbestendigheid van woningen die worden toegevoegd, de geschiktheid voor huishoudens in verschillende levensfasen. Appartementen zijn aantrekkelijk voor een deel van de jonge huishoudens en voor oudere huishoudens. Kleinere grondgebonden woningen zijn nu aantrekkelijk voor oudere huishoudens die een levensloopgeschikte woning zoeken met een kleinere tuin, maar zijn daarnaast (nu en op termijn) ook aantrekkelijk voor startende huishoudens met beperkte financiële mogelijkheden.
  • Momenteel trekt de Hoeksche Waard veel huishoudens van buiten de gemeente. Het gaat in belangrijke mate om jonge huishoudens, die ervoor zorgen dat de gemeente minder 'ontgroent'. Om als gemeente van dit momentum te kunnen profiteren, moeten deze huishoudens een aantrekkelijke woning in de gemeente kunnen vinden. Veelal gaat het om betaalbare eengezinswoningen in de koopsector. Van dit woningtype zijn er al veel in de Hoeksche Waard aanwezig. Het toevoegen van dergelijke woningen sluit aan bij de directe vraag in de markt. Echter, door te sturen op het laten doorstromen van huishoudens naar een meer aantrekkelijke en/of meer geschikte woning, wordt het effect van nieuwbouw vergroot. Immers, door te sturen op doorstroming draagt het toevoegen van een nieuwbouwwoning bij aan het invullen van de woonbehoefte van twee of meer huishoudens. Dat vraagt een ander bouwprogramma.
  • De vraag naar ruime eengezinswoningen van instromende jongere huishoudens richt zich in belangrijke mate op de dorpen binnen de gemeente die gunstig liggen ten opzichte van de snelweg naar de omliggende regio's, waar veel van hen werkzaam zijn. Het ligt voor de hand om in deze dorpen de nadruk te leggen op het bouwen voor de directe vraag en, in de dorpen die minder huishoudens van buiten trekken meer in te zetten op het faciliteren van doorstroming. Daarbij moet niet uit het oog verloren worden dat ook in de voor instromende huishoudens aantrekkelijke dorpen sprake is van een vergrijzing van de autonome bevolking, met de ontwikkeling van de woonbehoefte die daar mee gepaard gaat.

Woningbouwprogrammering2019-2030

In de Woningbouwprogrammering 2019-2030 staat op welke locaties binnen de gemeente nieuwe woningen worden gebouwd. Het zijn de afspraken tussen de gemeente Hoeksche Waard en de provincie Zuid-Holland. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan wat er in het programma wordt opgenomen. Daarnaast wordt er rekening gehouden met kwaliteit, zoals duurzaamheid, toekomstbestendigheid, meerwaarde voor de omgeving, de manier waarop de nieuwbouw past binnen het dorp of het landschap en de kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard behoudt én versterkt.

Voorliggend plan is met 120 woningen opgenomen.

Conclusie

Met dit plan wordt invulling gegeven aan diverse typen woningen waar in de Hoeksche Waard en specifiek in Klaaswaal behoefte aan is.

Locatiekeuze (waarom niet binnen bestaand stedelijk gebied)

De huidige druk op de woningmarkt maakt dat de noodzaak voor uitbreiding nu zeer actueel is. Er is binnen het stedelijk gebied van de kern Klaaswaal geen ruimte voor hoofdzakelijk grondgebonden woningbouw in de beoogde omvang. Het plangebied dat grenst aan de kern biedt voldoende ruimte voor grondgebonden woningen in diverse typologieën en de benodigde openbare ruimten. Ook in de andere kernen binnen de woonregio is onvoldoende ruimte om in de woningbehoefte aan grondgebonden woningen te voorzien. De locatiekeuze is nader gemotiveerd in paragraaf 3.2.

3.1.4 Conclusie

Het rijksbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2021)

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet ten eerste in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.


De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  • Bouw naar behoefte;
  • Bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  • Bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties
  • Benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  • Bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptie en een gezonde leefomgeving.


Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.


Stedelijke ontwikkelingen die niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied gerealiseerd kunnen worden, kunnen in het landelijk gebied plaatsvinden in aansluiting op bestaand stads- en dorpsgebied of in bebouwingslinten. Het eindoordeel over stedelijke ontwikkelingen groter dan 3 hectare buiten bestaand stads- en dorpsgebied ligt bij de provincie. Deze worden door de provincie afgewogen en afhankelijk daarvan opgenomen op de 3 hectare kaart.

Als een locatie is opgenomen op de ‘3 ha kaart’ betekent dit dat de provincie op hoofdlijnen geen ruimtelijk bezwaar heeft tegen de betreffende ontwikkeling. Dit neemt niet weg dat de gemeente bij de verdere detaillering van de betreffende ontwikkeling (in het kader van het omgevingsplan) nog wel rekening moet houden met specifieke onderdelen van het provinciaal beleid, bijvoorbeeld het beleid voor ruimtelijke kwaliteit.

Toetsing

De locatie is opgenomen op de 3-hectarekaart. Op het kwaliteitsbeleid wordt ingegaan bij de toetsing aan de omgevingsverordening

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2021)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor dit bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  1. 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:
    1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen);
    2. b. als de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar wijziging op structuurniveau voorziet (aanpassen), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door:
      • zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid;
    1. a. als de ruimtelijke ontwikkeling niet past bij de bestaande gebiedsidentiteit (transformeren), wordt deze uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door:
      • een integraal ontwerp, waarin behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht is besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd, alsmede rekening is gehouden met de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart; en
      • het zo nodig treffen van aanvullende ruimtelijke maatregelen als bedoeld in het derde lid.
  1. 2. Uitzonderingen vanwege beschermingscategorieën: niet van toepassing
  2. 3. Aanvullende ruimtelijke maatregelen zijn:
    1. a. de aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit (een combinatie van):
      • duurzame sanering van leegstaande bebouwing, kassen en/of boom- en sierteelt;
      • wegnemen van verharding;
      • toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
      • andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert.
    2. b. de onder a genoemde maatregelen worden in beginsel getroffen binnen hetzelfde plangebied als de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat niet mogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen elders in de motivering inzake ruimtelijke kwaliteit worden betrokken;
    3. c. in afwijking van onder b kan het bevoegd gezag in plaats van het treffen van ruimtelijke maatregelen een (gedeeltelijke) financiële compensatie verlangen door middel van een storting in een kwaliteitsfonds, dat is ingesteld op basis van de door provinciale staten vastgestelde regeling voor kwaliteitsfondsen, mits de daadwerkelijke uitvoering van de compenserende ruimtelijke kwaliteitsmaatregelen afdoende is verzekerd.
  3. 4. Een bestemmingsplan dat een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maakt als bedoeld in het eerste lid bevat een beeldkwaliteitsparagraaf, waarin het effect van deze ontwikkeling op de bestaande kenmerken en waarden wordt beschreven en waaruit blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft, voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling:
    1. a. waarbij de richtpunten van de kwaliteitskaart in het geding zijn; of
    2. b. die is gelegen op gronden binnen een beschermingscategorie als bedoeld in het tweede lid, onder a en b.
  4. 5. t/m 7. zijn niet van toepassing.

Toetsing artikel 6.9

De beoogde ontwikkeling valt in de categorie transformatie. Bij transformatie gaat het om een verandering van een gebied van dusdanige aard en omvang dat er een nieuw landschap of stedelijk gebied ontstaat. Er ontstaat een nieuwe toekomst voor het gebied met een nieuwe gebiedsidentiteit. De impact van deze plannen op een gebied is groot. Dit is bijvoorbeeld het geval bij uitleglocaties voor woningbouw en bedrijventerrein of de aanleg van grootschalige recreatiegebieden. Het integraal ontwerp wordt beschreven in paragraaf 2.2. Hier wordt ook ingegaan op o.a. de omgevingskwaliteitsvisie en de landschappelijke inpassing van de woonbuurt en het behouden en versterken van de gebiedsidentiteit

In de Omgevingsvisie is voor ruimtelijke ontwikkelingen, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, een kwaliteitsbeleid opgenomen. Dit 'ja, mits-beleid' houdt in dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, mits er sprake is van behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit (waarborg ruimtelijke kwaliteit). Met behulp van een kwaliteitskaart (toetsingskader) en een gebiedsprofiel (handreiking) is invulling gegeven aan dit kwaliteitsbeleid.

De kwaliteitskaart waarnaar in artikel 6.9 lid 3 sub 1 wordt verwezen is de kaart die bij de Omgevingsvisie hoort en is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. Voor het plangebied zijn de volgende richtpunten relevant:

Laag van de ondergrond

Richtpunten Jonge zeeklei:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.


Laag van de cultuur- en natuurlandschappen

Richtpunten Zeekleipolders algemeen:

  • Ontwikkelingen dragen bij aan het versterken van de karakteristieke kenmerken van de eilanden en de verschillen daartussen.
  • Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
  • Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
  • Behoud van het contrast tussen de binnendijkse akkerbouwpolders en buitendijkse natuur.

Richtpunten linten:

  • Linten blijven linten als onderscheidende bebouwingsvorm in het gebied.
  • Linten behouden hun lineaire karakter, waarbij de achterzijde van de bebouwing een direct contact met het landschap heeft en de voorzijde aan de openbare weg of waterloop grenst.
  • Bij nieuwe ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, transparantie en respect voor historische gaafheid van een lint richtinggevend.
  • Bij grootschalige ontwikkelingen blijft het lint herkenbaar als bebouwingsvorm. Dit betekent dat op gepaste afstand van het lint gebouwd wordt, waarbij het landschap, het lint en de nieuwe ontwikkeling bepalend zijn voor deze afstand. Het lint behoudt zijn eigen gezicht.


Laag van de stedelijke occupatie

Richtpunt stads- en dorpsrand

  • Ontwikkelingen aan de stads- of dorpsrand dragen bij aan het realiseren van een rand met passende overgangskwaliteit (front, contact of overlap).

Richtpunt bouwwerken voor energie-opwekking

  • Bij de plaatsing van nieuwe bouwwerken voor energie-opwekking zal een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht moeten geven in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van deze bouwwerken op de (wijde) omgeving.

Laag van de beleving

Richtpunten recreatie:

  • Ontwikkelingen vergroten de diversiteit in ruimtelijke inrichting en programma tussen de verschillende recreatie- en groengebieden.
  • Recreatieve routes dragen bij aan een betere verbinding van de buitenstedelijke groengebieden onderling en met de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan het verbeteren van de kwaliteit ter plaatse en de samenhang tussen het binnenstedelijk en buitenstedelijk groen.
  • Her)inrichting van recreatiegebieden is gebaseerd op de ligging ten opzichte van het stedelijk weefsel, de recreatievraag, de landschappelijke kenmerken ter plaatse en de ligging ten opzichte van andere stedelijk groen.
  • Ontwikkelingen behouden of versterken de openbaarheid van recreatiegebieden.

Toetsing

Vanwege de ligging in de 'dorpsrand' is aandacht nodig in het ontwerp voor het creëren van een passende overgang van landschap naar bebouwd gebied. Verder is het plangebied aangemerkt als 'recreatiegebied', wat inhoudt dat er aandacht moet zijn voor het versterken van bijvoorbeeld recreatieve routes door of langs het plangebied. Hiervoor is aandacht in het ontwerp, met routes en speelnatuur.

In de omgevingskwaliteitsvisie zoals opgenomen in bijlage 1 wordt ingegaan op de mogelijkheden tot wandelroutes en de inpassing van de woonbuurt in het landschap en benutting van de kwaliteiten.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.

Toetsing artikel 6.10:

6.10 a: De Ladder voor duurzame verstedelijking is doorlopen in paragraaf 3.1.3.

6.10 b: Binnen de kern Klaaswaal is één project aangegeven met een omvang van 7 hectare onder de werknaam 'De Bonger III'. Deze locatie is globaal aangegeven en komt overeen met de locatie van het plangebied (zie figuur 3.2). Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 6.10 van de Omgevingsverordening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0006.png"

Figuur 3.2 Omgevingsverordening Kaart 19 Woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen

Artikel 6.50 Risico’s van klimaatverandering

In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:

  1. a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
  2. b. overstroming;
  3. c. hitte;
  4. d. droogte.

Toetsing artikel 6.50

Het aspect duurzaamheid en klimaatadaptatie wordt behandeld in paragraaf 4.11 van voorliggend bestemmingsplan.

3.2.3 Regionaal beleid

3.2.4 Conclusie provinciaal- en regionaal beleid

De locatie 'De Bonger III' is globaal aangegeven Omgevingsverordening Kaart 19 Woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en andere stedelijke ontwikkelingen en komt overeen met de locatie van het plangebied. Het provinciaal- en regionaal beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Hoeksche Waard

De gemeenteraad van de Hoeksche Waard stelde de Omgevingsvisie Hoeksche Waard op 17 december 2019 vast. De omgevingsvisie is te raadplegen op www.omgevingsvisiehoekschewaard.nl/.

Lange tijd nam de overheid in haar beleid het voortouw als het ging om het bepalen van kwaliteit in de leefomgeving. De Omgevingsvisie biedt handvatten en inspiratie aan iedereen die een bijdrage wil leveren aan de Hoeksche Waard. Dat noemt de gemeente Waardmaken.

Identiteit

Klaaswaal ligt centraal in de Hoeksche Waard. Het is een landelijk gelegen dorp en grenst aan grote open ruimten van een schilderachtig landschap. Kenmerkend zijn de doorzichten 'van dijk tot dijk'. De voormalige watertoren en de kerktoren van de Nederlands Hervormde kerk vormen de herkenningspunten van Klaaswaal. Klaaswaal kent een sterk dorpsgevoel en een bloeiend verenigingsleven. Het voorzieningenniveau is relatief goed. Opvallend zijn de restaurants, de ambulancepost en de huisartsenpost. Doorgaande wegen gaan dwars door het dorp.

Bouwstenen voor de kern Klaaswaal

De gemeente Hoeksche waard heeft voor het opstellen van de omgevingsvisie bouwstenen voor elke kern vastgelegd. De belangrijkste elementen voor Klaaswaal worden als volgt benoemd.

  • Gelegen in de noordelijke aanwaspolder op een driesprong van dijken
  • Voorstraat dorp;
  • Voorstraat en Kerkstraat;
  • Water: haven, kanaal en vliet;
  • Kerk en watertoren;
  • Plus met appartementengebouw;
  • Lintbebouwing langs de dijken;
  • Planmatige naoorlogse woningbouwuitbreiding parallel aan de Voorstraat en Molendijk;
  • Richtingen aansluitend bij het polderpatroon;
  • Bedrijvigheid in de zuidelijke aanwaspolder;
  • Veel boomgaarden rondom bebouwde kom.

De opgave voor Klaaswaal

De ruimtelijke opgave voor Klaaswaal is in figuur 3.3 weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0007.png"

Figuur 3.3 Opgave voor Klaaswaal (bron: omgevingsvisie Hoeksche Waard).

Maatschappelijke opgaven

De relevante maatschappelijke opgave in de Hoeksche Waard is als volgt geformuleerd:

Als de trend zich doorzet, krijgt de Hoeksche Waard te maken met krimp van de bevolking. Als gevolg van de vergrijzing raakt de verhouding tussen jongere en oudere huishoudens dusdanig uit balans dat het draagvlak voor bepaalde voorzieningen verder onder druk komt te staan. Wanneer een evenwichtig samengestelde samenstelling van de bevolking het doel is, is het nodig dat er tot 2035 circa 3.500 nieuwe huishoudens instromen in de Hoeksche Waard. Dat komt bovenop de vraag naar circa 3.100 woningen die tot 2030 nodig zijn als gevolg van gezinsverdunning.

'Dorpse Trots'

Dit deelgebied omvat alle dorpen in de Hoeksche Waard. Doordat de Hoeksche Waard letterlijk een eiland is, zijn mensen op elkaar aangewezen, staat zorg voor elkaar hoog in het vaandel en bloeit het verenigingsleven. De Hoeksche Waard kent (mede daardoor) kleine, hechte gemeenschappen met veelal een geheel eigen identiteit. De combinatie van ondernemerszin en de zorg voor elkaar maakt het eiland zeer aantrekkelijk voor gezinnen.

De dorpen in de Hoeksche Waard zijn nauw verbonden met de inpolderingsgeschiedenis. Veel nederzettingen zijn gekoppeld aan de dijken of aan het water. De dijken in de dorpen zijn van oudsher bebouwd en bewoond en hebben een functie als ontsluitingsweg. Dit heeft tot verschillende typen dorpen geleid, met een eigen stedenbouwkundige structuur. Belangrijkste hoofdgroepen zijn de voorstraatdorpen en de dijkdorpen, daarnaast zijn er nog rivierrug- en kreekrugdorpen. Er zijn ook combinatietypen zoals voorstraatdorpen.

De gemeente gaat uit van de identiteit per dorp als basis voor de toekomst. Maatwerk per dorp is hierbij het uitgangspunt. In- en uitbreidingen passen bij de schaal en maat van het dorp. In het dorpsgericht werken moeten initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit per dorp. Bij ontwikkelingen in de dorpen kijken we niet alleen naar nieuwe functies, zoals woningen, maar met name ook naar de gevolgen voor het sociale netwerk in het dorp. Nieuwbouw of herontwikkeling moet bijdragen aan de gemeenschapszin in het dorp.

Daarbij geldt als uitgangspunt dat eerst de mogelijkheden voor inbreiding en herontwikkeling binnen het dorp worden benut, voordat aan de rand van het dorp kan worden gebouwd. Waar mogelijk worden bestaande woningen aangepast in de richting van levensloopbestendige en duurzame woningen. Inbreiding mag echter niet ten koste gaan van de groene kwaliteiten in het dorp. Speerpunten hierbij zijn:

  • Versterken van de onderscheidende identiteit per dorp.
  • Versterken van de gemeenschapszin in het dorp.
  • Versterken van de vitaliteit en leefbaarheid per dorp.
  • Versterken van de natuurlijke overgang van het dorp naar het landelijk gebied.
  • Bedrijvigheid met toegevoegde waarde voor de Hoeksche Waard.
  • Sociale cohesie onder bevolking faciliteren en versterken.
  • Versterken van de inclusieve samenleving.
  • Levensloopbestendige woningen; zelfstandige woningen die geschikt zijn (te maken) voor bewoning in alle levensfasen. Op die manier kunnen ouderen of mensen met een lichamelijke beperking prettig en comfortabel wonen. Men hoeft niet noodgedwongen bestaande sociale contacten te verbreken en de vertrouwde sociale omgeving te verlaten.
  • Creatieve aanpak voor het realiseren van seniorenwoningen. Groepsgewijs bouwen, dicht bij (medische) verzorging;
  • Herbestemming van bestaande panden, waarbij je generaties samenbrengt - zorg voor elkaar - contacten - vriendschappen:
  • Ombouwen voormalige gemeentehuizen voor o.a. studentenwoningen.
  • Leegstaande winkel-/kantoorpanden ombouwen naar woonbestemming met sociale voorzieningen.
  • Betaalbaar wonen voor jongeren door samen een woning te delen; denk aan FriendsWonen.
  • Flexibel wonen voor starters.
  • Woonvorm voor 'jonge ouderen' en 'oudere jongeren' die graag elkaar helpen en zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Het concept van veilig wonen met veel privacy en tegelijkertijd alle voordelen van samenwonen met een bijvoorbeeld een gezamenlijke binnentuin.
  • Meergeneratiewonen met een mix van jong en oud(er), die elkaar versterken en ondersteunen.
  • Tiny Houses: een nieuwe woonvorm met een duidelijke filosofie. Kleine volwaardige vrijstaande woningen met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
  • Dynamische hotspots: plekken waar creatief ondernemerschap de ruimte krijgt. Door vooral creatieve zelfstandigen in een verzamelgebouw onder te brengen, wordt niet alleen het leegstandsprobleem aangepakt, er ontstaat bovendien een broedplaats waaruit mooie dingen kunnen voortkomen. Voordeel van samenvoegen, is dat er een smeltkroes - creatieve 'fabriek' - ontstaat waar mensen elkaar inspireren, ideeën uitwisselen en samenwerken, en waaruit nieuwe innovatieve ideeën kunnen ontstaan.
  • (Buurt)cultuurhuizen - theater: karakteristieke panden, of panden die van oudsher een andere bestemming hadden, spreken tot de verbeelding van de bewoners van de Hoeksche Waard. In plaats van leegstand, of afbraak, is het zeer interessant deze panden een culturele (wijk)bestemming te geven. Behoud van historie met het oog op de toekomst. Een plek creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar laagdrempelig culturele activiteiten kunnen plaatsvinden.

Toetsing

De toevoeging van woningen voor diverse doelgroepen zal bijdragen aan de instandhouding van de lokale voorzieningen. De woningbehoefte is niet te realiseren in de kern van Klaaswaal, daarom is gekozen voor een gebied aangrenzend aan de kern. Met het stedenbouwkundig ontwerp is rekening gehouden met het landschap en haar structuren.

Conclusie

Het voorliggende plan sluit aan bij de omgevingsvisie Hoeksche Waard.

3.3.2 Hoeksche Waard Energieneutraal 2040

De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten is de 'Energievisie Hoeksche Waard 2016-2020' opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard. De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica. Waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het beperken van de energiebehoefte. Dit uit zich in 3 pijlers:

  1. 1. energie besparen in de bebouwde omgeving (o.a. isolatie);
  2. 2. opwekken van duurzame energie (o.a. wind, zon, biomassa, getijdenenergie);
  3. 3. duurzame mobiliteit (o.a. elektrische auto's en fietsen, openbaar vervoer).

Tot slot zijn er twee belangrijke neveneffecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Toetsing

Vooralsnog wordt aangesloten bij de wet- en regelgeving zoals opgenomen in het bouwbesluit.

3.3.3 Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard

In de Nota Ruimtelijke kwaliteit Hoeksche Waard zijn de samenhang in de eigenschappen van gebieden en objecten vertaald in objectieve beoordelingscriteria die de burger en de bouwplantoetser een houvast moeten bieden bij het opstellen en het beoordelen van bouwplannen.

Het welstandsbeleid is erop gericht de historische kwaliteit te behouden en waar mogelijk te versterken. Voor dit gebied is het welstandsbeleid daarom uitgewerkt tot op een klein schaalniveau. Aandachtspunten voor welstandstoezicht zijn o.a. cultuurhistorische herkenbaarheden, diversiteit in gevelwanden, positionering, massa en maatvoering, aandacht voor hoeksituaties, detaillering van gevel en dakvlak, materialen en kleuren en reclame-uitingen. Ook voor specifieke bouwwerken is het vaststellen van het welstandsniveau van belang.

Planmatige woonwijken:

Planmatige woonwijken komen op kleine schaal voor bij vrijwel alle (grotere) dorpen. Voor deze uitbreidingen geldt in grote lijnen hetzelfde welstandsbeleid.

Toetsing

Nadat de woonbuurt is uitgewerkt, zal de welstandscommissie het bouwplan toetsen aan het beeldkwaliteitsplan.

3.4 Conclusie

Het beoogde plan past binnen de beleidskaders zoals omschreven in paragraaf 3.1 tot en met 3.4.

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

4.1.1 Toetsingskader

Het bouwplan omvat 120 woningen verdeeld over verschillende woningtypes. Voor de ontwikkeling is in het kader van een goede ruimtelijke ordening gekeken naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie en de parkeerbehoefte.

De parkeernormen van de gemeente Hoeksche Waard zijn verwoord in Beleidsregel vanhet college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waardhoudende regels omtrent de parkeernormen. Hierbij zijn de kenmerken 'niet stedelijk' en 'rest bebouwde kom' gehanteerd.

4.1.2 Bereikbaarheid

Gemotoriseerd verkeer

De nieuwe woonwijk wordt aangesloten op de bestaande wegenstructuur via de Burgemeester Korstanjestraat. In noordelijke richting wordt via de Burgemeester Korstanjestraat en de Kreupeleweg richting de A29 en andere kernen ontsloten. Op onderstaande figuur 4.1 is de verkeersontsluiting van de woonbuurt weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0008.png"

Figuur 4.1 Ontsluiting plangebied.

Langzaam verkeer

De ontsluiting van het langzaam verkeer vindt voornamelijk richting het noorden en zuiden plaats. Op de Burgemeester Korstanjestraat is een trottoir aanwezig en deelt het fietsverkeer de rijbaan met het gemotoriseerd verkeer. Vanwege de langzame snelheid en lage intensiteit is dit acceptabel.

In zuidelijke richting is een calamiteitenontsluiting voorzien van en naar de Oud-Cromstrijensedijk. Deze calamiteitenontsluiting is primair bedoeld voor langzaam verkeer en bij calamiteiten voor hulpdiensten, deze route zal worden afgesloten door middel van een paal. Op de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde deelt het langzaam verkeer de rijbaan met het gemotoriseerde verkeer.

Openbaar vervoer

Het plangebied is eveneens te bereiken met het openbaar vervoer. De dichtstbijzijnde bushalte is gelegen aan de Rijksstraatweg, binnen loopafstand (circa 750 meter). Aan deze halte halteren meerdere bussen van en naar Strijen, Willemstad, Zuid-Beijerland en Numansdorp. Via deze lijnen is via een overstap tevens Rotterdam Zuidplein te bereiken met vanaf daar een aansluiting op het stedelijke openbaar vervoer.

4.1.3 Verkeersgeneratie en afwikkeling

Verkeersgeneratie

Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied in gebruik als grasland. Dit genereert nauwelijks tot geen verkeer.

Beoogde situatie

De verkeersgeneratie van de toekomstige woningbouw is berekend aan de hand van kengetallen uit CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetalen het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

De verkeersgeneratie wordt berekend voor het beoogde programma van 120 woningen. In Klaaswaal staan minder dan 10.000 woningen en daarbij wordt uitgegaan van de indeling woonmilieutypes landelijk wonen. Hierbij hoort een kencijfer van 7,4 mvt/woning voor een weekdag.

Tabel 4.1 Verkeersgeneratie beoogde ontwikkeling

Toekomstige situatie
Functie Aantal Kengetal Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)
Woonmilieutype VI landelijk wonen 120 woningen 7,4 mvt/woning 888 mvt/etmaal 986 mvt/etmaal
Totale toename 888 986

De beoogde ontwikkeling zal leiden tot een verkeerstoename van 888 mvt/etmaal gedurende de gemiddelde weekdag. Voor het bepalen van de verkeersafwikkeling zijn de werkdagintensiteiten maatgevend. Conform CROW-publicatie 381 geldt voor woningen een omrekenfactor van 1,11. Daarnaast dient bij het beoordelen van de verkeersafwikkeling gekeken te worden naar het maatgevende uur, waarin doorgaans 10% van de etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Gedurende het drukste spitsuur zorgt de ontwikkeling van het plangebied voor een verkeersgeneratie van 99 mvt/uur (986/10).

Verkeerstoedeling

Het plangebied ligt tussen de Burgemeester Korstanjestraat (Kreupeleweg) en de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde (smalle dijkweg). Om extra verkeer op de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde te vermijden wordt deze weg niet aangesloten op het plangebied. Het plangebied wordt dus volledig ontsloten via de Burgemeester Korstanjestraat op de Kreupeleweg. Vanaf de Kreupeleweg zal het verkeer zich evenredig verdelen in oostelijke (50%) en westelijke (50%) richting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0009.png"

Figuur 4.2 verkeerstoedeling plan

Verkeersintensiteiten

Kreupeleweg

Het plan ontsluit dus volledig op de Kreupeleweg via de Burgemeester Korstanjestraat. In de bestaande situatie is de verkeersintensiteit op de Kreupeleweg in 2019 gemeten met een verkeerstelling. De telling heeft plaats gevonden ter hoogte van huisnummer 38. Gezien de ligging van de Kreupeleweg en hoe deze functioneert in het verkeersnetwerk van Klaaswaal, kan gesteld worden dat de intensiteit gemeten ter hoogte van huisnummer 38 gelijk is aan die ter hoogte van de aansluiting met de Burgemeester Korstanjestraat. De verkeersintensiteit bedraagt op een gemiddelde werkdag 1.476 mvt/etmaal en op een gemiddelde weekdag 1.355 mvt/etmaal.

De Kreupeleweg fungeert in bepaalde mate als een doorgaande ontsluitingsroute voor Klaaswaal en de omliggende kernen. Dat betekent dat wanneer er ontwikkelingen gepland zijn de komende jaren in Klaaswaal en omgeving, dit effect heeft op de verkeersintensiteit van de Kreupeleweg. Die zal namelijk toenemen. Er wordt daarom uitgegaan van een autonome groei van het verkeer vanaf 2019 van 1% per jaar. Dat betekent dat de verkeersintensiteit in 2030 op een gemiddelde werkdag uitkomt op 1.647 mvt/etmaal. (1.512 mvt/etmaal gemiddelde weekdag)

Burgemeester Korstanjestraat

Van de Burgemeester Korstanjestraat zijn geen verkeerstellingen beschikbaar. Er is daarom een aanname gedaan van de verkeersintensiteit. Daarbij is het aantal woningen geteld waarvan het aannemelijk is dat deze ontsluiten op de Burgemeester Korstanjestraat. Vervolgens zijn deze vermenigvuldigd met de factor 6. Deze factor is een veel gebruikte vuistregel om grofweg de verkeersgeneratie te schatten per woning. In figuur 4.3 is het gebied gearceerd waarvan het aannemelijk is dat de woningen binnen dat gebied ontsluiten op de Burgemeester Korstanjestraat. Binnen dat gebied gaat het in totaal om 312 woningen. Dit leidt tot een verkeersgeneratie van 1.872 mvt/etmaal (312 x 6) op een gemiddelde weekdag. Omgerekend naar een gemiddelde werkdag gaat het om 2.077 mvt/etmaal. De Korstanjestraat ontsluit alleen de aanliggende wijk. Aangezien hier (los van de beoogde ontwikkeling) geen andere ontwikkelingen op zullen ontsluiten, wordt aangenomen dat de autonome groei van het verkeer op de Korstanjestraat 0% is. Daarmee kan gesteld worden dat de verkeersintensiteit in het jaar 2030 gelijk is aan die hierboven berekende intensiteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0010.png"

Figuur 4.3 woningen die ontsluiten op de Burgemeester Korstanjestraat

Toevoeging plan

Na realisatie van het plan zal de verkeersintensiteit op de Burgemeester Korstanjestraat en de Kreupeleweg toenemen. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de berekende verkeersgeneratie van 986 mvt/etmaal en de verkeerstoedeling waarbij 100% van het plan ontsluit op de Burgemeester Korstanjestraat en ter hoogte van de Kreupeleweg evenredig wordt verdeeld in oostelijke (50%) en westelijke (50%) richting.

Tabel 4.2 Verkeersintensiteiten huidig, toekomstig zonder en met planontwikkeling in mvt/etmaal

2019 2030 zonder plan Toevoeging plan 2030 met plan
Kreupeleweg (west) 1.476 1.647 + 493 2.140
Kreupeleweg (oost) 1.476 1.647 + 493 2.140
Burg. Korstanjestraat 2.077 2.077 + 986 3.063

Verkeersveiligheid

Kreupeleweg

De Kreupeleweg ter hoogte van de aansluiting met de Burgemeester Korstanjestraat is gecategoriseerd als gebiedsontsluitingsweg. De streefintensiteit is 4.000 mvt/etmaal.

Uit een verkeerstelling ter hoogte van Kreupeleweg nr 38 blijkt dat de verkeersintensiteit in 2019 ligt op 1.476 op een gemiddelde werkdag. In 2030 ligt de intensiteit op 1.647 mvt/etmaal in de autonome situatie. Wanneer daar de ontsluiting van het plan bij wordt opgeteld (493 mvt/etmaal in oostelijke en westelijke richting) ligt de uiteindelijke verkeerintensiteit op de Kreupeleweg op 2.140 mvt/etmaal. Daarmee ligt de intensiteit ruim onder de maximale streefintensiteit van 4.000 mvt/etmaal.

De Kreupeleweg is voorzien van snelheidsremmers ter hoogte van de zijstraten. Verder is de rijbaan visueel versmald. Fietsers maken gebruik van dezelfde rijbaan als het gemotoriseerd verkeer. De Kreupeleweg tussen de Acacialaan en de Berkenlaan kent een profiel met een minimale rijbaanbreedte tussen de 3,90m en de 4,15m. Het passeren van voertuigen in tegengestelde richting gaat hierdoor uitsluitend stapvoets en in geval van een vrachtwagen is passeren op de rijbaan niet mogelijk. De rijbaan heeft een lange rechtstand waardoor tegenliggers elkaar al van ver kunnen zien aankomen en daarop kunnen anticiperen. Ook zijn er een aantal passeermogelijkheden aanwezig waardoor tegenliggend verkeer op bepaalde punten elkaar kan passeren. In het kader van de herinrichting van dit deel van de Kreupeleweg is om de snelheid van het gemotoriseerde verkeer te verlagen bewust gekozen voor dit smalle profiel. Daarbij is met het opnemen van een aantal passeermogelijkheden en het feit dat de weg een lange rechtstand heeft en daardoor overzichtelijk is, de verkeersveiligheid en ook de bereikbaarheid geborgd in de bestaande situatie. Maatregelen in de bestaande situatie zijn dan ook niet nodig. Op de overige weggedeelten van de Kreupeleweg is de rijbaan breder.

Op basis van de bestaande situatie zijn geen klachten bekend met betrekking tot de doorstroming door dit gedeelte van de Kreupeleweg tussen de Acacialaan en de Berkenlaan. De toevoeging van extra verkeer op dit deel van de Kreupeleweg als gevolg van het plan is gering. Per etmaal gaat het om circa 493 motorvoertuigen extra. Op het drukste uur in de spits gaat het hierbij om circa 10% van de etmaalwaarde (vuistregel). Dat komt neer op 50 motorvoertuigen extra in het drukste uur. Dat komt dan vervolgens neer op iets minder dan 1 auto per minuut extra. Terwijl er in de situatie zonder plan (in 2030) ook sprake zou zijn van een lage verkeersintensiteit, namelijk van maximaal 3 motorvoertuigen per minuut (1.647 *10% /60). De toevoeging van het plan leidt dan ook niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling of verkeersveiligheid.

Burgemeester Korstanjestraat

De Burgemeester Korstanjestraat is gecategoriseerd als erftoegangsweg type II en heeft een maximumsnelheid van 30km/uur en een streefintensiteit van 4.000 mvt/etmaal.

Voor de Burgemeester Korstanjestraat geldt dat de intensiteit in 2030 zonder plan uitkomt op 2.077 mvt/etmaal op het drukste punt, namelijk bij de aansluiting met de Kreupeleweg. Hier komen 986 motorvoertuigen bij als gevolg van het plan. Daarmee komt de uiteindelijke verkeersintensiteit uit op 3.063 mvt per etmaal. De verwachte intensiteit van 3.063 mvt/etmaal zit daarmee ruim onder de streefintensiteit die de gemeente hanteert.

De toename van de verkeersintensiteit is merkbaar, maar vanuit de principes van Duurzaam Veilig is geen sprake van verkeersonveilige situaties. De straat heeft een variërend straatprofiel, met een wegbreedte die wisselt tussen 6 en 4 meter (zie figuur 4.3). Fietsers en gemotoriseerd verkeer maken gebruik van dezelfde rijbaan. Langs de rijbaan zijn parkeervakken gerealiseerd. De kruispunten zijn gelijkwaardig en voorzien van plateau's. De parkeervakken en de plateau's dienen als snelheidsremmers. Het zicht op de zijwegen is goed en de speelveldjes liggen op ruime afstand van de rijbaan. Tenslotte ligt er over de gehele lengte langs de huizen een trottoir. De inrichting van de weg voldoet daarmee aan de eisen voor de ideale weginrichting voor erftoegangswegen binnen de bebouwde kom (CROW, ASVV 2012). Dit maakt dat de verkeerstoename als gevolg van het plan niet zal leiden tot verkeersonveilige situaties of knelpunten in de verkeersafwikkeling.

Jaap Kosterstraat en Paardebloemstraat

De Jaap Kosterstraat en Paardebloemstraat zijn gesitueerd tussen het plangebied Blom en het centrum van Klaaswaal. Voor deze straten wordt gekeken naar het mogelijke effect van het plan Blom.

Aangenomen mag worden dat de bestemmingen binnen de kern Klaaswaal vanwege de korte afstand per fiets of te voet zullen worden bezocht en niet per auto. In een worst-case scenario worden de effecten bekeken als toch 10% van de totale verkeersgeneratie van het plan gebruik maakt van de Jaap Kosterstraat en de Paardebloemstraat. Uitgaande van een totale verkeersgeneratie van het plan van 986 mvt/etmaal, gaat het om circa 100 mvt/etmaal die in dat geval van deze wegen gebruik zullen maken. Aangenomen is dat verkeersgeneratie evenredig over beide wegen zal worden verdeeld. Het gaat daarbij dan dus om circa 50 mvt/etmaal per route. De beide wegen (Jaap Kosterstraat en Paardebloemstraat) zijn net als de omliggende staten gecategoriseerd als erftoegangsweg. De gemeente hanteert voor deze wegen een streefintensiteit van 4.000 mvt/etmaal. Dat wil zeggen dat deze wegen een verkeersintensiteit van 4.000 mvt/etmaal vlot en veilig zouden moeten kunnen verwerken. Omdat de betreffende wegen onderdeel uitmaken van een fijnmazig netwerk van wegen en er voor de omliggende woningen meerdere mogelijkheden zijn om te ontsluiten, is het de verwachting dat de verkeersintensiteit in de autonome situatie (zonder plan) op deze wegen ver onder de streefintensiteit zit van 4.000 mvt/etmaal. De toevoeging van 50 tot 100 mvt/etmaal, veroorzaakt door ritten vanaf het plangebied naar bestemmingen binnen Klaaswaal, leidt dan ook niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid op de betreffende wegen.

Project Randweg Klaaswaal (bron: NRD Oostelijke randweg Klaaswaal RHDHV)

De gemeente Hoeksche Waard is voornemens om de kern van Klaaswaal te ontlasten van doorgaand verkeer door de aanleg van een oostelijke randweg. De NRD van de oostelijke randweg heeft ter inzage gelegen en is nog niet vastgesteld. Het reduceren van verkeer en (doorgaand) vrachtverkeer heeft voor wegen met gemengd verkeer, een positief effect op de verkeersveiligheid en met name voor langzaam verkeer. Het meenemen van een directe aansluiting op het bedrijventerrein voor vrachtverkeer van en naar de randweg, kan dit optimaliseren voor de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde.

4.1.4 Parkeren

De parkeerbehoefte wordt bepaald aan de hand van het voorgenomen concept programma en wordt voorzien binnen het plangebied. De parkeernormen van de gemeente Hoeksche Waard zijn gebaseerd op de gemiddelde parkeerkencijfers van het CROW. De berekening van de parkeerbehoefte is weergegeven in tabel 4.3.

Tabel 4.3 Parkeerbehoefte

Functie benaming CROW Hoeveelheid Parkeerkencijfer Parkeerbehoefte
Vrijstaand Koop, huis, vrijstaand 12 woningen 2,3 per woning 27,6 pp
2-onder-1-kap Koop, huis, twee-onder-een-kap 20 woningen 2,2 per woning 44 pp
Rijwoningen (duur) Koop, huis, tussen/hoek 24 woningen 2,0 per woning 48 pp
Rijwoningen (middelduur) Koop, huis, tussen/hoek 42 woningen 2,0 per woning 84 pp
Sociale woningen Huur, huis, sociale huur 22 woningen 1,6 per woning 35,2 pp
Totaal 120 woningen 238,8 pp

In totaal zijn er op basis van deze berekening in de toekomstige situatie 239 parkeerplaatsen benodigd om te kunnen voorzien in de normatieve parkeerbehoefte. Binnen het plangebied wordt voldaan aan deze parkeerbehoefte door een mix aan parkeren op eigen terrein en in het openbaar gebied. Op basis van de regeling zoals is opgenomen in Artikel 15 van de regels dient bij de aanvraag van een omgevingsvergunning op basis van het concrete programma te worden aangetoond dat kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid

Conclusie

Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluid (Wegverkeerslawaai)

Beleidskader

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

4.2.1 Wegverkeerslawaai

Er is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd ten behoeve van de beoogde ontwikkeling. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 2bij deze toelichting. Het onderzoek is uitgevoerd op basis van een oude concept plankaart. Dit neemt niet weg dat het onderzoek representatief is voor het akoestisch klimaat ter plaatsen. Onderstaande conclusies zijn gebaseerd op het onderzoek maar aangepast op de nieuwe verbeelding.

Het plangebied is gelegen binnen de geluidzone van het gedeelte van de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde met een snelheidsregime van 60 km/uur. Het plan is tevens gelegen in de nabijheid van het gedeelte van voornoemde weg gelegen binnen een 30 km/uur zone.

Conclusie

Voor het gedeelte van de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde binnen de 30 km/uur zone geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op dit gedeelte van de weg de richtwaarde van 48 dB op geen enkel punt binnen de beoogde bouwvlakken 01 t/m 04 overschrijdt (zie figuur 4.4 voor de nummering van de bouwvlakken). Voor het gedeelte van de Oud-Cromstrijensedijk met een snelheidsregime van 60 km/uur geldt dat de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer op dit gedeelte van de weg de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op geen enkel deel van de bouwvlakken 01 t/m 03 overschrijdt. Ter plaatse van bouwvlak 04 wordt de voorkeursgrenswaarde met maximaal 8 dB overschreden.

De maximale ontheffingswaarde van 63 dB voor nieuwbouw in stedelijk gebied wordt nergens overschreden. Derhalve is het mogelijk om een beschikking hogere waarde aan te vragen bij de gemeente indien de toepassing van overdrachts- of bronmaatregelen gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting onvoldoende doeltreffend is dan wel overwegende bezwaren ontmoet en wordt voldaan aan de voorwaarden uit het gemeentelijk geluidbeleid.

Het aanleggen van een geluidwal of geluidscherm (overdrachtsmaatregelen) gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting ten gevolge van het wegverkeer tot de voorkeursgrenswaarde ontmoet in de onderhavige situatie overwegende bezwaren van stedenbouwkundige en landschappelijke aard. Het vergroten van de afstand tussen geluidbron en ontvanger is in onderhavige situatie niet doeltreffend. Voor het toepassen van stiller wegdek (bronmaatregel) geldt uit de voornoemde rekentool dat dit doelmatig is. Het toepassen van een stiller wegdek ontmoet echter overwegende bezwaren van financiële aard.

Om een hogere waarde te kunnen verlenen dient tevens voldaan te worden aan de aanvullende voorwaarden uit het document Geluidbeleid Goede Ruimtelijke Ordening Gemeenten Hoeksche Waard d.d. 22 augustus 2017 van de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid. In onderhavige situatie betekent dit dat de woningen van bouwvlak 04 dienen te beschikken over een geluidluwe gevel én een geluidluwe buitenruimte. Naar aanleiding van de rekenresultaten wordt verwacht dat afhankelijk van de kavelindeling de woningen aan de noordzijde zullen beschikken over een geluidluwe gevel en geluidluwe buitenruimte, zodat aan deze aanvullende eis wordt voldaan. Derhalve is een besluit hogere waarde te verleend conform artikel 110a, lid 5 van de Wet geluidhinder. Dit besluit is opgenomen in bijlage 15.

Aangezien voor de bouwvlakken 01 t/m 03 geen sprake is van een procedure hogere waarde wordt een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels voor de woningen binnen deze bouwvlakken niet noodzakelijk geacht.

Aangezien voor het bouwvlak 04 wel sprake is van een procedure hogere waarde, is een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels voor de woningen binnen dit bouwvlak wel nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0011.png"

Figuur 4.4 Nummering vlakken (bron: Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai).

4.2.2 Conclusie

Voor de bouwvlakken 01 t/m 03 is geen sprake van een procedure hogere waarde, voor bouwvlak 04 is een besuit hogere waarden genomen, een aanvullend onderzoek ter bepaling van de geluidwering van de gevels voor de woningen binnen dit bouwvlak is wel nodig. Bij toepassing van de juiste geluidwerende materialen en maatregelen (conform een nader onderzoek) is vervolgens een goed akoestisch woon- en leefklimaat gewaarborgd.

4.3 Water

4.3.1 Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Structuurvisie
  • Omgevingsverordening

Waterschapsbeleid 2022-2027

In het Waterbeheerprogramma (WBP) van waterschap Hollandse Delta beschrijven zij de doelen die zij tijdens de planperiode 2022-2027 willen bereiken voor de primaire taken waterveiligheid, watersysteem, waterketen en wegen. De doelen voor deze planperiode zijn afgeleid van de ambities voor de langere termijn (2050). Behalve de ambities voor de lange termijn en de doelen die zij in 2027 bereikt willen hebben, gaat het Waterbeheerprogramma ook in op de strategie om te komen tot realisatie van deze doelen.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m2 of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verhardingtoename;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

4.3.2 Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied wordt globaal begrensd door de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde aan de zuidzijde, langs de westrand van het plangebied staan onderaan de dijk woningen met tuinen. In noordelijke richting gaat dit langs de westrand over in volkstuinen en het terrein van de voetbalvereniging in de noordwestelijke hoek. De oostelijke rand grenst aan een agrarisch perceel. Het plangebied is momenteel compleet onverhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Op de Bodemkaart is te zien dat de bodem van het plangebied uit zavel met homogeen profiel bestaat. Met betrekking tot het grondwater is ter plaatse van het plangebied sprake van grondwatertrap Vb. Dit wil zeggen dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 25 en 40 centimeter onder maaiveld. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt op 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 0,40 meter beneden NAP.

Waterkwantiteit

Het plangebied wordt begrensd door een aantal watergangen in de categorie 'overig'. Het onderhoud van de rode watergangen wordt uitgevoerd door de aanliggende eigenaar, het onderhoud van de blauwe watergangen ligt bij het waterschap. Voor deze watergangen geldt een beschermingszone van 1 meter aan beide zijden van de sloot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0012.png"Figuur 4.5 Uitsnede Legger wateren en kunstwerken Waterschap Hollandse Delta met het plangebied zwart omlijnd

Waterkwaliteit

De aangrenzende watergangen zijn niet aangemerkt als KRW waterlichaam. Er zijn geen specifieke doelen en maatregelen opgenomen ter verbetering van de waterkwaliteit.

Veiligheid en waterkeringen

Ten zuiden van het plangebied is een regionale waterkering gelegen, zie figuur 4.6.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0013.png"

Figuur 4.6 Uitsnede Legger Keringen Waterschap Hollandse Delta met het plangebied zwart omlijnd

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel onbebouwd en niet aangesloten op het rioolstelsel.

4.3.3 Toekomstige situatie

Algemeen

Het voornemen is om 120 woningen te realiseren.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m2 in stedelijk gebied en van meer dan 1.500 m2 in landelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd worden.

Met de realisatie van de woningen is er sprake van versnelde afvoer van water dat niet in de bodem kan infiltreren. Doordat het water niet naar de bodem, maar naar het oppervlaktewater of riool wordt vervoerd, is er mogelijk sprake van een verlaging van de grondwaterstand. Dit kan voorkomen worden door de verharding te compenseren.

Het plangebied is nagenoeg volledig onverhard, elke toename aan verharding moet dus worden gecompenseerd met 10% oppervlaktewater. Hiertoe is een watercompensatieberekening gemaakt, uitgaande van het stedenbouwkundige ontwerp zoals opgenomen in figuur 4.7.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0014.png"

Figuur 4.7 Waterstructuur Blom Klaaswaal (bron: Rho Adviseurs).

Op basis van dit ontwerp en de regels van voorliggend bestemmingsplan is de toename aan verharding berekend in tabel 4.4.

Tabel 4.4 compensatieberekening

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0015.png"

In de toekomstige situatie neemt het verhard oppervlak toe tot circa 31.471 m² toe. Op basis hiervan bedraagt de minimale extra waterberging ca 3.147 m². Op basis van het stedenbouwkundig ontwerp wordt 3.165 m2 aan oppervlaktewater toegevoegd. Hiermee wordt voldaan de eis voor watercompensatie van 10%. Van het nieuw toe te voegen water is 1.129 m² bestemd als 'Water' op de verbeelding van dit bestemmingsplan. De rest van het water kan op basis van de regels in het bestemmingsplan gerealiseerd worden binnen de bestemmingen 'Wonen' als 'Groen'.

Borging van de watercompensatie

Naast de bestemming 'Water', wat de grotere watergangen vastlegt, kan er ook water worden gerealiseerd binnen de andere bestemmingen. In de bestemming 'Wonen' is een regeling opgenomen die zorg draagt voor de realisatie van groen, water en speelvoorzieningen zodat deze niet volledig kan worden verhard. Op deze wijze wordt zowel op basis van de Keur van het waterschap als op basis van het bestemmingsplan gewaarborgd dat er voldoende water wordt gecompenseerd bij de verdere uitwerking van het ontwerp.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Het plangebied wordt middels een gescheiden rioolsysteem aangesloten op het gemeentelijk riool. Het hemelwater wordt zoveel mogelijk afgekoppeld van het riool, waarbij water terugstroomt in de openbare ruimte of opgevangen wordt voor hergebruik in bijvoorbeeld tuinen, hierdoor wordt de druk op riolering en watergebruik verminderd. De openbare ruimte wordt geschikt gemaakt om ter plaatse water vast te houden door middel van wadi's, waarmee de natuurlijke infiltratie van water wordt vergroot. Tevens kunnen op plekken met verharding waterdoorlatende straatstenen dit verder stimuleren. Een voorbeeld hiervan is door grasstenen toe te passen op parkeerterreinen.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Bij het graven van nieuw oppervlaktewater moeten doodlopende watergangen worden voorkomen. Watergangen waarbij geen doorstroming plaatsvindt, zal een slechte waterkwaliteit ontstaan. Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Met de beoogde ontwikkeling vinden werkzaamheden plaats in de beschermingszone van de regionale kering, er wordt bij de dijk een ontsluiting aangelegd. Hiervoor dient een watervergunning aangevraagd te worden.

Waterbeheer

Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd, geplant of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Voor de onderhavige woningbouw is dan ook een ontheffing noodzakelijk. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.

4.3.4 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

• Natura-2000 gebieden;

• Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

4.4.2 Onderzoek

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van het natuurnetwerk Nederland (NNN). Uit de kaart van het Natuurbeheerplan blijkt dat in het plangebied of directe omgeving geen beschermde landschapselementen aanwezig zijn. De afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen bedraagt circa 2,1 kilometer en circa 9 kilometer tot het dichtstbijzijnde stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak. De afstand tot het dichtstbijzijnde NNN-gebied bedraagt circa 1,3 kilometer, zie figuur 4.8.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0016.png"

Figuur 4.8 Het plangebied (rood omcirkeld) in relatie tot NNN en Natura 2000-gebied

Het plangebied ligt buiten beschermde natuurgebieden. Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de afstand tot natuurgebieden en de locatie van het plangebied (stedelijke omgeving) kunnen ook verstoring en verandering van de waterhuishouding worden uitgesloten. Het Natura 2000-gebied Oudeland van Strijen is niet gevoelig voor stikstofdepositie. Vanwege de gevoeligheid rond het stikstofdossier is een AERIUS-berekening uitgevoerd. Zie bijlage 5 voor de memo en bijlage 6 voor de berekening van de gebruiksfase. Voor de realisatiefase geldt een vrijstelling vanuit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Een berekening voor deze fase is niet nodig. Deze vrijstelling geldt niet voor de gebruiksfase.

Omdat de woningen gasloos uitgevoerd worden, is alleen het wegverkeer een bron van emissies voor de gebruiksfase. In de verkeersanalyse zoals opgenomen in paragraaf 4.1.3 is uitgegaan van een verkeersgeneratie van 888 mvt/etmaal aan personenauto's voor een gemiddelde weekdag. De stikstofdepositie wordt berekend in mol/hectare/jaar.

De gebruiksfase is uitgevoerd voor het rekenjaar 2023. In de verdere toekomst nemen de emissies ten gevolge van het wegverkeer af door toepassing van schonere technieken.

Uit de berekeningen volgt dat er geen depositie plaatsvindt op Natura 2000-gebieden in de omgeving. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. De Wet Natuurbescherming en het beleid van de provincie Zuid-Holland staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

In het kader van de Wet natuurbescherming dient bij ruimtelijke ontwikkelingen onderzoek gedaan te worden naar de aanwezige natuurwaarden en dient een beoordeling gemaakt te worden van eventuele negatieve effecten van de plannen op deze waarden.

Quickscan

In opdracht van Rho Adviseurs heeft Habitus een quickscan natuurtoets uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. Het doel van de quickscan is het uitsluiten/aantonen van aanwezigheid van beschermde flora en fauna en een inschatting maken van het effect van de geplande werkzaamheden op het gebied en beschermde soorten. De volledige rapportage van de quickscan natuurtoets is opgenomen in Bijlage 7 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de soortenbescherming overgenomen.


De conclusie is als volgt:

De voorgenomen ontwikkeling is naar verwachting in strijd met het onderdeel soortbescherming uit de Wet natuurbescherming. Er kunnen namelijk nesten van huismus, steenuil, kerkuil en 'vogels zonder jaarrond beschermd nest' op de planlocatie aanwezig zijn. Daarnaast kunnen 'vogels zonder jaarrond beschermd nest', zich in de toekomst vestigen, als er geen voorzorgsmaatregelen worden genomen. Ook kunnen er beschermde functies voor steenmarter, vleermuizen en grote vos aanwezig zijn.


De volgende vervolgstappen zijn benodigd om wetsovertreding (Wnb) te voorkomen:

  • Er dient nader onderzoek verricht te worden naar vleermuizen, steenmarter, huismus, grote vos, kerkuil, steenuil en stikstof-depositie. Zie paragraaf 4.2 van de bijlage voor meer informatie over dit onderzoek en het voorgaande in deze paragraaf ten aanzien van stikstof.
  • Daarnaast dient rekening gehouden te worden met 'vogels zonder jaarrond beschermd nest'. Voor deze soortgroep kan volstaan worden met maatregelen, zie hoofdstuk 5, paragraaf 5.1.1 van de bijlage.

Nader onderzoek

Op basis van de quickscan is een nader onderzoek ecologie uitgevoerd. De rapportage van dit nadere onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 bij deze toelichting.

In dit onderzoek wordt bepaald of de betreffende ontheffingsplichtige soorten (namelijk vleermuizen, steenmarter, grote vos, steenuil, kerkuil en huismus) binnen het plangebied voorkomen en welke functies het plangebied voor deze soorten heeft. Qua werkzaamheden binnen het plangebied, wordt rekening gehouden met de sloop van de aanwezige opstallen, het rooien van de boomgaard en de realisatie circa 120 woningen. Op basis daarvan is in het nadere onderzoek getoetst of er sprake is van een overtreding van één of meer van de verbodsbepalingen van de soortenbescherming uit de Wet natuurbescherming (Wnb).

De bevindingen van dit nadere onderzoek zijn als volgt:

  • Vleermuizen: geen zomer-, kraam- en paarverblijfplaatsen, geen essentieel foerageergebied en geen essentiële vliegroutes aanwezig voor vleermuizen in het plangebied;
  • Steenmarter: geen steenmarters aangetroffen en geen gebruiksfuncties voor de steenmarter vastgesteld in het plangebied;
  • Grote vos: geen grote vos aangetroffen in het plangebied;
  • Steenuil: geen nesten of rustplaatsen van de steenuil aangetroffen in het plangebied en de directe omgeving;
  • Kerkuil: geen kerkuilen, nesten of rustplaatsen aangetroffen in het plangebied en de directe omgeving;
  • Huismus: geen huismussen, nesten of rustplaatsen aangetroffen in het plangebied.

Hiermee zijn de benodigde ecologische onderzoeken uitgevoerd en afgerond. Negatieve effecten voor vleermuizen, steenmarter, grote vos, steenuil, kerkuil en huismus door de geplande werkzaamheden zijn onderzocht en worden uitgesloten. Negatieve effecten voor broedvogels worden uitgesloten mits de geplande werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) en als er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat deze broedvogels zich vestigen op de bouwplaats tijdens het broedseizoen. Er worden geen verbodsbepalingen overtreden uit de Wet natuurbescherming en vervolgstappen zijn niet noodzakelijk.

Conclusie

Het plangebied is geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Vanwege de afstand zijn directe effecten op voorhand uitgesloten. Uit de AERIUS berekeningen blijkt dat er geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de gebruiksfase van de ontwikkeling. Voor de realisatiefase geldt een vrijstelling vanuit de Wet stikstofreductie en natuurverbetering.

De benodige ecologische onderzoeken ten behoeve van soortenbescherming zijn uitgevoerd en afgerond. Negatieve effecten voor vleermuizen, steenmarter, grote vos, steenuil, kerkuil en huismus door de geplande werkzaamheden zijn onderzocht en worden uitgesloten. Negatieve effecten voor broedvogels worden uitgesloten mits de geplande werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd (globaal van 15 maart tot en met 15 juli) en als er maatregelen worden getroffen om te voorkomen dat deze broedvogels zich vestigen op de bouwplaats tijdens het broedseizoen. Er worden geen verbodsbepalingen overtreden uit de Wet natuurbescherming en vervolgstappen zijn niet noodzakelijk.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.5 weergegeven.

Tabel 4.5 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Schone Lucht Akkoord

Het doel van het Schone Lucht Akkoord is om de luchtkwaliteit in Nederland permanent te verbeteren. Het is een akkoord tussen Rijk, provincies en een groot aantal gemeenten. Samen streven de deelnemende partijen naar een gezondheidswinst van minimaal 50 procent in 2030 ten opzichte van 2016. 'Dat betekent dat mensen langer, gezonder en met meer kwaliteit leven'.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van 120 woningen. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2020 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Molendijk, direct ten westen van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2020; 21,1 µg/m³ voor NO2, 18 µg/m³ voor PM10 en 10,6 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,3 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Schone Lucht Akkoord

De gemeente Hoeksche Waard is één van de gemeente die het Schone Lucht Akkoord heeft ondertekend. Al verbeterpunten voor de luchtkwaliteit worden onder andere mobiliteit, mobiele werktuigen, industrie, houtstook, landbouw, binnenvaart en havens benoemd. Voor de beoogde ontwikkeling is vooral het aspect mobiliteit relevant. De belangrijkste bijdrage is afkomstig van (oudere) dieselvoertuigen. Voor het wegverkeer zet de rijksoverheid in op een verdere aanscherping van de Europese emissie-eisen voor voertuigen en een verdere verbetering van de monitoring en het toezicht in Nederland. Bijvoorbeeld met het steekproefprogramma van TNO.

Daarnaast leveren maatregelen uit het Klimaatakkoord, waaronder elektrificatie, lokaal beleid voor het stimuleren van schone en actieve mobiliteit, nul-emissie-stadslogistiek en de werkgeversaanpak een belangrijke bijdrage aan schone lucht, vooral op de langere termijn. Vanuit de stikstofaanpak is in 2020 een forse extra impuls gekomen voor het versnellen van verduurzamingen van de transitie naar emissieloos vervoer.

4.6 Bedrijven En Milieuhinder

4.6.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden.

De VNG-publicatie is bedoeld voor nieuwe situaties en niet voor de toetsing van bestaande situaties. In bestaande situaties kan de VNG-brochure evenwel een indicatie geven van de mate van hinder bij bestaande conflictsituaties. Verder moet ook bij de vaststelling van een bestemmingsplan waarin mogelijk een (deels) feitelijk bestaande situatie wordt bestemd, worden onderzocht of het laten voortbestaan van een dergelijke situatie in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De VNG-brochure hanteert twee soorten omgevingstypen. Een rustige woonwijk/rustig buitengebied en gemengd gebied, voor beide omgevingstypen gelden andere richtafstanden en/of normen.

De definitie van een rustige woonwijk/rustig buitengebied is:

“Een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stiltegebied of een natuurgebied.“

De definitie van een gemengd gebied is:

“Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden en hogere milieunormen rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten meestal bepalend.“

De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

4.6.2 Onderzoek

In de beoogde situatie worden 120 woningen gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zijn voornamelijk woningen gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'rustige woonwijk'.

Ten noorden grenst het plangebied aan sportvelden. Volgens de VNG-brochure valt dit in de categorie 'sportvelden met verlichting'. Hierbij hoort milieucategorie 3.1 met een richtafstand van 50 meter voor geluid. Hier wordt niet aan voldaan. Op het aspect geluid wordt nader ingegaan in paragraaf 4.6.2.2. Daarnaast is de sportveldverlichting relevant in het kader van bedrijven en milieuzonering. Dit wordt behandeld in paragraaf 4.6.2.1.

Daarnaast is ten zuiden van het plangebied een industrieterrein gelegen en ten westen een nutsbedrijf. Voor deze functies wordt er aan de richtafstanden voldaan.

4.6.3 Conclusie

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Als extra borging is ter plaatse van het meest westelijke woonvlak een specifieke bouwaanduiding opgenomen, waarmee wordt geborgd dat de karakteristieke geluidwering van de naar de sportvelden gerichte gevels ten minste 25 dB(A) bedraagt. Bovendien is met een voorwaardelijke verplichting het treffen van maatregelen geborgd om lichthinder van de sportvelden blijvend te voorkomen.

4.7 Externe Veiligheid

4.7.1 Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeenten Hoeksche Waard

De beleidsvisie heeft tot doel de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld door activiteiten met gevaarlijke stoffen, tot een vereist en aanvaardbaar minimum te beperken. Daarbij vormt dit document een instrument om het gewenste beleid voor de verschillende risicobronnen vast te leggen. Hiervoor wordt aandacht besteed aan de beheersing van de risico’s die gepaard gaan met het gebruik, de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen en het vervoer ervan (zoals LPG of ammoniak) over de weg en door buisleidingen. De aandachtsgebieden hebben betrekking op de omgang met risicovolle bedrijven, het transport van gevaarlijke stoffen, externe veiligheid in relatie tot de ruimtelijke ordening en risicocommunicatie. Hierdoor ontstaat er een samenhang tussen beleid en uitvoering. De aanpak van externe veiligheid is geen statisch geheel, maar vraagt om een dynamische benadering.

4.7.2 Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor, de weg, het water of door buisleidingen.

Wel bevindt het plangebied zich in het invloedsgebied en de toxische effectafstand van risicovolle inrichting Van Iperen B.V. Het betreft een groothandel in bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen waar gevaarlijke stoffen worden opgeslagen. Het plangebied is niet gelegen in de PR 10-6-contour van de inrichting. Voor de inrichting is een QRA uitgevoerd welke in de professionele risicokaart te vinden is. Hieruit blijkt dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde is gelegen. Doordat het invloedsgebied groot is, bevindt heel Klaaswaal zich hierin en is de aanwezige populatie in het invloedsgebied groot. Door de beoogde ontwikkeling zal het groepsrisico niet significant stijgen en boven de oriëntatiewaarde uitkomen. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.

Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeenten Hoeksche Waard

Uit de visie wordt de voorwaarde gesteld dat er binnen het plaatsgebonden risico (de 10-6/jaar contour) geen kwetsbare objecten geplaatst mogen worden. Hier wordt aan voldaan. Tevens moet elke verandering van het groepsrisico, feitelijk elke verandering van de risicobron en/of het aantal personen /kwetsbare objecten binnen het invloedsgebied van een risicovolle inrichting of transportroute, worden verantwoord. Hiermee worden externe veiligheidsrisico's vroeg in het planproces betrokken, worden bewuste keuzes en afwegingen gemaakt, wordt de besluitvorming verbreed en kunnen maatregelen op de agenda worden gezet. Dit om risico's te beperken, zelfredzaamheid te verhogen en de mogelijkheden van de hulpdiensten te bevorderen. De verantwoording waarin de hiervoor genoemde aspecten worden behandeld wordt hierna gegeven. Hiermee wordt voldaan aan de Beleidsvisie Externe Veiligheid Gemeenten Hoeksche Waard.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Burgemeester Korstanjestraat en Kreupeleweg. Deze wegen sluit aan op het verdere wegennetwerk van Klaaswaal. Tevens wordt er een calamiteitenontsluiting op de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde aangelegd. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zullen 120 woningen gerealiseerd worden. De aanwezige kinderen en ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen bij een risicovolle inrichting geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. Ook het personeel dient geïnformeerd te worden over de verschillende risico's bij een incident. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.

4.7.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied en de toxische effectafstand van risicovolle inrichting Van Iperen B.V.. Door de grote afstand, het groepsrisico dat niet boven de oriëntatiewaarde is gelegen en het grote invloedsgebied waardoor de beoogde ontwikkeling een geringe effect heeft op het groepsrisico kan er worden volstaan met een beknopte verantwoording. In de beknopte verantwoording is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Kabels En Leidingen

4.8.1 Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

4.8.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde woningen die met dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt komen in de buurt van de bestaande 50kV-hoogspanningslijn Dordrecht Zuid – Klaaswaal te staan. De hoogspanningslijn hangt dichtbij het perceel aan de Oud-Cromstrijensedijk Oostzijde in Klaaswaal. In opdracht van Novaform Vastgoedontwikkelaars B.V. zijn de specifieke magneetveldzones berekend voor de 50kV-hoogspanningslijn Dordrecht Zuid - Klaaswaal tussen mast 57 en mast 60.

De magneetveldzone is het gebied rondom een hoogspanningslijn waar de langdurig gemiddelde magneetveldsterkte gelijk is aan of groter is dan 0,4 microtesla (op 1 meter boven maaiveld). Deze dienen te worden berekend ten behoeve van een bestemmingsplanprocedure.

De specifieke magneetveldzones zijn berekend en gerapporteerd volgens de vigerende handreiking versie 4.1 van het RIVM [1]. De volledige rapportage is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. De resultaten uit het onderzoek zijn als volgt:

De specifieke magneetveldzones op 1 meter boven maaiveld van de 50kV-hoogspanningslijn Dordrecht Zuid – Klaaswaal zijn weergegeven in tabel 4.7.

Tabel 4.7: Magneetveldzones tussen mast 57 en mast 60 van de 50kV-hoogspanningslijn Dordrecht Zuid - Klaaswaal

MAGNEETVELDZONE AFSTAND AAN BEIDE KANTEN VAN DE HOOGSPANNINGSLIJN
TUSSEN MAST 57 EN 58 35 meter
TUSSEN MAST 58 EN 59 35 meter
TUSSEN MAST 59 EN 60 35 meter

Daarmee heeft de specifieke magneetveldzone van de hoogspanningslijn een overlap met perceel 1 (zie Figuur 4.9). Het gehele plangebied valt binnen de vrijwaringszone straalpad, hiervoor is de dubbelbestemming overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.BPlocatieBlomKLW21-VG01_0017.png"

Figuur 4.9 Berekende hoogspanningslijn en perceelgrens

4.9 Bodemkwaliteit

4.9.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.9.2 Onderzoek en conclusie

Bodemtype

De bodem bestaat volgens de bodemkaart uit kalkrijke poldervaaggronden van zware zavel (kaartcode Mn25A). Dit zijn schor- en gorsgronden die zijn ontstaan als gevolg van opslibbing.

Milieukundige kwaliteit

In opdracht van Rho Adviseurs is door IDDS een milieuhygiënisch vooronderzoek en een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De onderzoekslocatie staat bekend als Oud-Cromstrijensedijk 44 te Klaaswaal. Door middel van een verkennend milieukundig bodemonderzoek is de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater ter plaatse van de onderzoekslocatie vastgesteld. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 10 bij de toelichting op dit bestemmingsplan. Op basis van de onderzoeksresultaten worden de volgende conclusies vastgesteld:

  • De bovengrond bevat plaatselijk sporen van aardewerk, baksteen en hout (boring 01, 02, 05, 06, 08, 26, 27, 31, 33) of is zwak baksteenhoudende;
  • Plaatselijk is visueel asbestverdacht materiaal op het maaiveld en zeer plaatselijk in de grond (boring 26) aangetroffen;
  • Visueel is één voormalig gedempte sloot teruggevonden. Aangezien bodemvreemde bijmengingen zijn aangetroffen, wordt aangenomen dat deze sloot niet met gebiedseigen grond gedempt is. Echter is deze sloot hooguit licht verontreinigd met enkele zware metalen en PAK;
  • De bovengrond is licht verontreinigd met koper, kwik en enkele bestrijdingsmiddelen;
  • De ondergrond is licht verontreinigd met nikkel;
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium en nikkel.

Gelet op de onderzoeksresultaten, te weten de aangetoonde overschrijding van de betreffende achtergrondwaarden (grond) en streefwaarden (grondwater) dient de hypothese 'onverdacht' voor de onderzoekslocatie formeel te worden verworpen. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel, onzes inziens, niet noodzakelijk is.

Op basis van onderhavig uitgevoerd onderzoek is een beeld verkregen van de chemische bodemkwaliteit ter plaatse van de onderzoekslocatie. Belemmeringen inzake de aanvraag van een omgevingsvergunning worden op basis van tot heden verkregen onderzoeksresultaten niet voorzien. Wel dient rekening te worden gehouden met een asbest-bodemonderzoek teneinde de risico's ten gevolge van eventueel aanwezig asbest in de bodem te verifiëren / in kaart te brengen.

Aanbevelingen

Voorafgaand aan de herontwikkeling van deze locatie dient een verkennend asbestonderzoek conform de NEN-5707 richtlijnen te worden uitgevoerd. Mogelijk volgt daaruit dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging en dient deze te worden gesaneerd.

Verkennend asbestonderzoek

In opdracht van Ontwikkelcombinatie Novaform Hooghwerff is door Van Santen Advies op 28 oktober 2021 een asbestinventarisatie uitgevoerd op de locatie Oud-Cromstrijensedijk OZ 44B, C te Klaaswaal. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. De conclusies uit deze rapportage luiden als volgt:

  • Het onderzoek betreft enkel het maaiveld;
  • Tussen het hoge gras en de begroeiingen heeft steekproefsgewijs onderzoek plaatsgevonden. Op deze wijze is het gebied ingekaderd.
  • Geadviseerd wordt om de asbesthoudende stukjes en brokjes op korte termijn te verwijderen.

In navolging van dit verkennend asbestonderzoek is door J en R Milieudiensten B.V. in november 2021 het gehele aangegeven werkgebied middels handpicking nagelopen en zijn de asbesthoudende stukjes en brokjes van het maaiveld verwijderd. Na de handpicking is er een vrijgave van het terrein afgegeven.

Conclusie

Gelet op bovenstaand onderzoek staat het aspect bodemkwaliteit het vaststellen van voorliggend bestemmingsplan niet in de weg. Wel dienen de aanbevelingen op te worden gevolgd voor een verdere planuitwerking.

4.10 Cultuurhistorie En Archeologie

Beleidskader

Gemeente Hoeksche Waard heeft voor de periode 2019 – 2023 integraal erfgoedbeleid vastgesteld om de identiteit van het grondgebied te versterken. Dit is verwoord in de erfgoednota en de erfgoedverordening van gemeente Hoeksche Waard. De gemeente ziet ons erfgoed als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en als leerbron voor toekomstige generaties.

Het behoud, beleven en benutten van erfgoed ziet de gemeente als wenselijke ontwikkeling in relatie tot het behoud van diversiteit en identiteit van dorpen en streken. Het in stand houden van het erfgoed en het uitdragen (het verhaal (door)vertellen) geeft het streekeigen erfgoed een economische waarde die zich als toeristisch-recreatief product terugbetaalt en een positieve invloed heeft op het vestigingsklimaat.

4.10.1 Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen onderdeel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied.

4.10.2 Archeologie

Bureau onderzoek

In opdracht van Rho adviseurs heeft IDDS Archeologie in april 2021 een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Oud-Cromstrijensedijk OZ 44b-d in Klaaswaal. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 12 bij deze toelichting op het bestemmingsplan.

De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het plangebied lag vanaf het begin van het Holoceen in een getijdengebied. De mariene afzettingen uit deze periode behoren tot het Laagpakket van Wormer van de Formatie van Naaldwijk. Deze bedekken de oudere Pleistocene afzettingen, die in het plangebied worden verwacht vanaf een diepte van ongeveer -8 m NAP. De top van het Laagpakket van Wormer wordt verwacht op ca. -5 m NAP. De archeologische verwachting van zowel de Pleistocene afzettingen als het Laagpakket van Wormer is onbekend, aangezien deze zich dusdanig diep bevinden dat ze in deze regio zelden worden aangetroffen. In het plangebied liggen deze afzettingen dieper dan 4 m -mv, waardoor ze bij de herinrichting tot woonwijk niet zullen worden verstoord.

Vanaf 4500-4000 voor Chr. zorgde de vorming van een gesloten strandwallensysteem langs de kust voor grootschalige veenvorming. In de Hoeksche Waard werd het veen vanaf het begin van de ijzertijd bewoond, waardoor het op de gemeentelijke verwachtingenkaart een middelhoge verwachting heeft gekregen. Bij eerder archeologisch onderzoek ongeveer 195 m ten westen van het plangebied was de top van het Hollandveen overal geërodeerd. Het is niet bekend of dat in het plangebied ook het geval is. In het plangebied wordt de top van het Hollandveen verwacht tussen -2 en -3 m NAP. Ten opzichte van het maaiveld is dat een diepte van minimaal 1,7 m.

Vanaf de Late Middeleeuwen kreeg het plangebied te maken met inbraken vanuit zee. Hierbij ontstonden kreken, waaronder waarschijnlijk het krekensysteem van de Klaaswaaltje Kreek dat een kaart uit 1618 nog aanwezig is en ook op de hoogtekaart herkenbaar is. Aan de Kerkstraat in Klaaswaal is wat laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen dat een indicatie zou kunnen zijn dat de oevers van het Klaaswaaltje mogelijk al voor de bedijking bewoond waren. Zowel op de hoogtekaart als op de kaart uit 1618 lijkt in het plangebied geen sprake te zijn van een kreekloop met oevers, waardoor de kans op bewoning hier klein wordt geacht.

In 1539 werd het gebied ingepolderd. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat het plangebied sinds de inpoldering een agrarisch landgebruik heeft gehad. De oudste bewoning stamt uit het einde van de 19e of het begin van de 20e eeuw. De archeologische verwachting voor de Nieuwe tijd wordt daarom laag ingeschat.

Conclusie bureauonderzoek

Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek adviseert IDDS Archeologie om in het voor het plangebied op te stellen bestemmingsplan de vrijstellingsgrens voor archeologie, die in de archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente op 30 cm onder maaiveld ligt, bij te stellen naar -1,5 m NAP. Op deze manier wordt een ruime marge van 0,5 m aangehouden tot de verwachte diepte van de top van het veen. Indien bij de herinrichting van het plangebied tot woonwijk bodemingrepen gepland zijn die dieper reiken dan -1,5 m NAP dan wordt geadviseerd om een verkennend booronderzoek uit te voeren, gericht op het bepalen van de exacte diepte van de top van het veen en de mate van intactheid daarvan. De gemeente Hoeksche Waard neemt het advies van IDDS niet over, de archeologische waarde blijft Waarde – Archeologische verwachting middelhoog.

4.11 Duurzaamheid

4.11.1 Toetsingskader

Hoeksche Waard Energieneutraal 2040

De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten is de 'Energievisie Hoeksche Waard 2016-2020' opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard. De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica.

Tot slot zijn er twee belangrijke neveneffecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Naast de Energievisie is er ook een 'Regionaal Uitvoeringsprogramma Energievisie 2016-2020' opgesteld. De Energievisie is in dit Uitvoeringsprogramma uitgewerkt tot concrete activiteiten voor de jaren 2016-2020. Een aantal van deze activiteiten is het afgelopen jaar en begin 2017 al in gang gezet. Met dit Uitvoeringsprogramma worden deze activiteiten gestructureerd en zichtbaar gemaakt. Daarnaast starten wij op basis van dit uitvoeringsprogramma diverse nieuwe activiteiten. Voor het Uitvoeringsprogramma en de Energievisie is input verzameld van het maatschappelijk middenveld en vanuit het Regionale Raadsledenoverleg (ROHW). Het Uitvoeringsprogramma wordt elk jaar opnieuw bekeken of het nodig is om het te actualiseren om op deze manier per jaar projecten uit te voeren die actueel, (financieel)haalbaar en marktgericht zijn. Elke activiteit wordt in dit uitvoeringsprogramma toegelicht en bestaat uit de onderdelen; resultaat, planning, kosten en status.

4.11.2 Onderzoek

Klimaatadaptatie

De klimaat adaptieve ecologische openbare ruimte speelt in op de gevolgen van klimaatverandering en vergroot de leefbaarheid voor de gebruikers. Daarbij sluit het aan bij de ambities van de gemeente Hoeksche Waard wat betreft klimaatadaptatie. In de klimaat adaptieve openbare ruimte wordt onder andere rekening gehouden met waterberging, terugdringen van verharding en het creëren van schaduwspots. Volgroeide bomen geven een openbare ruimte een volwassen uitstraling, en bieden daarnaast verschillende voordelen ten opzichte van jonge aanplant. De kwalitatief hoogwaardige fruitbomen in het plangebied zullen daarom waar mogelijk worden ingepast in de nieuwe situatie. Door bij de nieuwe aanplant te kiezen voor klimaat adaptieve boomsoorten welke beter bestand zijn tegen overtollig water en/of droogte is de openbare ruimte beter voorbereid op extreem weer. Door bomen te selecteren welke een volle kroon hebben, kunnen koelspots gecreëerd worden in de openbare ruimte. Deze koelspots verlagen de temperatuur en kunnen in de zomermaanden aangename verblijfsplekken opleveren voor intensiever gebruik ervan. De Omgevingskwaliteitsvisie, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de toelichting, gaat in hoofdstuk 4 nader in op het thema klimaatadaptatie.

Gebouwen

Voor woningen valt te denken aan bovengrondse hemelwaterafvoer en het dak te gebruiken als vijfde gevel ten bate van duurzame oplossingen. Door de toepassing van goed georiënteerde daken is optimale opbrengst uit zonnepanelen en/of zonnecollectoren mogelijk. Daken zonder installaties worden ingericht ten behoeve van het innovatief omgaan met water en/of groen. Voor de duurzaamheid zal voldaan worden aan de geldende bouwbesluit normen en daar waar de oriëntatie goed is kunnen extra zonnepanelen worden aangeboden.

Natuurinclusiviteit

Per woning zal een natuurinclusieve maatregel worden ingepast in het plan. Een voorbeeld hiervan is het benutten van de gevels voor nestkasten voor vleermuizen en vogels, ter versterking van de biodiversiteit. Ook het landschap zal natuurinclusief worden ingericht, om zo een positieve bijdrage aan de biodiversiteit te leveren. Voorbeelden hiervan zijn het gebruik van natuurlijke oevers, verschillende typen landschappen te creëren en het gebruik van planten, bloemen

4.12 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling

4.12.1 Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

4.12.2 Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 120 woningen. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling is opgenomen in Bijlage 14. Voor de bijlagen van deze vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt verwezen naar de bijlagen bij dit bestemmingsplan.

Voorafgaand aan de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan zal het college van B&W van de gemeente Hoeksche Waard (op basis van een m.e.r. aanmeldnotitie) besluiten dat er geen MER-procedure doorlopen hoeft te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

5.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de planregels. De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • Inleidende regels;
  • Bestemmingsregels;
  • Algemene regels;
  • Overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende Regels

In dit hoofdstuk zijn diverse begrippen verklaard, die in de regels zijn opgenomen. Dit voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde bepalingen en regelingen. Daarnaast is in hoofdstuk 1 het artikel ‘wijze van meten’ opgenomen waarin bepaald is hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden.

5.3 Bestemmingsregels

De bestemmingsregels bevatten de regels die specifiek gelden voor de bestemmingen zoals opgenomen op de verbeelding van dit bestemmingsplan.

Artikel 3 Groen

De grotere structurele groenstroken zijn bestemd als Groen. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 meter. Tevens zijn speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen (waaronder afvalvoorzieningen) en voet- en fietspaden binnen de bestemming Groen toegestaan.

In het zuidwesten van het plangebied is binnen de bestemming 'Groen' een parkeerterrein toegestaan ter plaatse van de betreffende functieaanduiding 'parkeerterrein'. De parkeervakken worden met halfverharding uitgevoerd.

Aan de zuidzijde van het plangebied wordt een langzaamverkeersverbinding beoogd met een calamiteitenroute, zo wordt de verbinding voor voetgangers en fietsers verkort en is het plangebied via twee routes te bereiken voor hulpdiensten. Hiervoor is de functieaanduiding 'calamiteiten ontsluiting' opgenomen. De maximale breedte van deze calamiteitenroute en langzaamverkeersverbinding is 5 meter.

Tevens aan de zuidzijde van het plangebied is binnen de bestemming 'Groen' het gebruik van de gronden voor een inrit en voor parkeren ten behoeve van het naastgelegen perceel Oud-Cromstrijensedijk OZ 44c toegestaan ter plaatse van de betreffende functieaanduiding 'specifieke vorm van verkeer - inrit'.

Artikel 4 Verkeer

De belangrijkste wegen binnen het plangebied hebben de bestemming Verkeer gekregen. Binnen deze bestemming zijn naast wegen, tevens de openbare ruimten en de parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Zo ontstaat de gewenste flexibiliteit van groen, verkeer en parkeren in het woongebied. Binnen de bestemming zijn tevens nutsvoorzieningen (waaronder afvalvoorzieningen en voet- en fietspaden toegestaan. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 meter.

Artikel 5 Water

De geplande en bestaande watergangen in het plangebied zijn bestemd voor Water. Binnen de bestemming zijn slechts bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan met een maximale hoogte van 3 meter.

Artikel 6 Wonen

De bestemming Wonen is opgenomen voor alle 120 woningen in het plangebied. Ten aanzien van het bouwen zijn woningen vrijstaand, in rij, twee-aaneen gebouwde en benedenbovenwoningen toegestaan. Daarnaast is ook één appartementengebouw met een maximale goot- en bouwhoogte van 10 meter met maximaal 25 appartementen toegestaan. De overige goot- en bouwhoogte zijn aangegeven op de verbeelding. Verder bevat de regeling specifieke gebruiksregels ten aanzien van strijdig gebruik en aan-huis-verbonden beroepen. Tevens is er een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om een bed & breakfast toe te staan. Mantelzorg is eveneens mogelijk via een afwijkingsbevoegdheid.

Binnen deze bestemming zijn naast wegen, tevens de openbare ruimten en de parkeer- en groenvoorzieningen toegestaan. Zo ontstaat de gewenste flexibiliteit van groen, verkeer en parkeren in het woongebied.

Er is een minimaal percentage voor groen, water en speelvoorzieningen opgenomen. Ten minste 30% van het totale plangebied moet worden ingericht als groen, water en speelvoorzieningen. Ten minste 10% van de gronden dient te worden ingericht als water. Deze 10% maakt onderdeel uit van de eis van 30%.

Middels een voorwaardelijke verplichting wordt geregeld dat de gronden met de bestemming Wonen pas in gebruik mogen worden genomen nadat er maatregelen zijn getroffen om lichthinder van de naastgelegen sportvelden blijvend te voorkomen. Het gaat om maatregelen die zijn voorgesteld in het onderzoek naar de veldverlichting van de sportvelden, die als bijlage bij de regels is toegevoegd.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanningsverbinding

Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemming is uitsluitend toegestaan als deze van niet ingrijpende betekenis en niet van invloed is op de leiding. Burgemeester en wethouders winnen hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de leidingbeheerder, voordat ze beslissen op het verzoek om vrijstelling.

Artikel 8 Waarde – Archeologische verwachting middelhoog

Op basis van het archeologische beleid van de Hoeksche Waard is aan het plangebied een dubbelbestemming toegekend. Met deze dubbelbestemming wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

Het bebouwen van deze gronden ten behoeve van de secundaire bestemming is uitsluitend toegestaan als hiervoor vrijstelling is verleend door burgemeester en wethouders. Vrijstelling wordt verleend als de waterstaatsbelangen hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Burgemeester en wethouders winnen hiervoor, met het oog op een zorgvuldige voorbereiding van het besluit, advies in bij de waterbeheerder, voordat ze beslissen op het verzoek om vrijstelling.

5.4 Algemene Regels

In de algemene regels zijn aanvullende regels opgenomen met betrekking tot bouwen. Daarnaast bevatten de algemene regels afwijkingsregels en wijzigingsregels.

Artikel 10 Antidubbeltelregel

In deze regel is vastgelegd dat grond die in aanmerking moest worden genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvan de uitvoering heeft plaatsgevonden of alsnog kan plaatsvinden, bij de beoordeling van een andere aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen niet opnieuw in beschouwing mag worden genomen.

Artikel 11 Algemene bouwregels

In dit artikel is bepaald dat de in het bestemmingsplan gegeven aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels, voor ondergeschikte bouwdelen mogen worden overschreden. Het gaat om onder andere stoepen en balkons, die met 1,5 meter mogen uitsteken. Tevens is een bepaling opgenomen op grond waarvan bestaande bouwwerken die met een omgevingsvergunning zijn opgericht mogen worden gehandhaafd. Verder is opgenomen dat de regels uit de Bouwverordening, voor zover ze over dezelfde onderwerpen gaan als het bestemmingsplan, buiten beschouwing blijven, behalve voor onderwerpen zoals de bereikbaarheid, het bouwen bij leidingen, de ruimte tussen bouwwerken en de parkeergelegenheid.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

In dit artikel zijn regels ten aanzien van aanduidingen opgenomen die over meerdere bestemmingen liggen. Invoorliggend plan hebben deze regels betrekking op de zones Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding en Vrijwaringszone - straalpad rondom de hoogspanningsverbinding.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn regels opgenomen voor het desgewenst in geringe mate afwijken en overschrijden van maten en bouwgrenzen, zoals die in de bestemmingsregels zijn aangegeven. Aan de overschrijding zijn randvoorwaarden gekoppeld.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

In dit artikel zijn wijzigingsregels opgenomen voor het desgewenst overschrijden van bestemmingsgrenzen met ten hoogste 3 meter en het vergroten van bouwvlakken met ten hoogste 10%, indien dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 15 Overige regels

In de overige regels is in artikel 15.1 Voldoende parkeergelegenheid geregeld dat bij een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op basis van de Beleidsregel van het college van burgemeester enwethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent deparkeernormen.

5.5 Overgangs- En Slotregels

In artikel 3.2.1 Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. In de slotregel wordt de citeerwijze van de regels van het bestemmingsplan voorgeschreven.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische Uitvoerbaarheid

Indien een bestemmingsplan een bij Algemene Maatregel van Bestuur aangewezen (Besluit ruimtelijke ordening) bouwplan mogelijk maakt en het kostenverhaal niet anderszins is verzekerd, dient op basis van artikel 6.12 Wro (tegelijkertijd met de vaststelling van een bestemmingsplan) een exploitatieplan te worden vastgesteld. In afwijking van deze regel kan de gemeenteraad bij een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen, in bij Algemene Maatregel van Bestuur aangegeven gevallen of indien:

  • het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of de vergunning begrepen gronden anderszins verzekerd is;
  • het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is, en
  • het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is.

Voor de beoogde ontwikkeling wordt een anterieure overeenkomst gesloten met de initiatiefnemers. Binnen deze overeenkomst zijn afspraken gemaakt over het kostenverhaal. Daarmee is de financiële uitvoerbaarheid 'anderszins' verzekerd en wordt de economische haalbaarheid tevens aangetoond.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.2.1 Participatie

Ten behoeve van de ontwikkeling van de woonbuurt Blom Klaaswaal is een Communicatie- en participatie plan opgesteld. Het Communicatie- en participatie plan d.d. september 2021 is opgenomen in bijlage 13 bij deze toelichting. Hieronder volgt een samenvatting van het doorlopen traject.

Verkenning wensen en eisen met de Gemeente en de inwonerswerkgroep Wonen en Voorzieningen

De ontwikkelaar is al enige tijd in gesprek met de Gemeente en de inwonerswerkgroep 'Wonen en Voorzieningen' over het nieuwbouwproject Blom. De werkgroep is in het najaar van 2019 gevormd tijdens de bijeenkomst 'Klaaswaal Centraal' en bestaat uit inwoners uit Klaaswaal. Voetbalvereniging SSS is ook vertegenwoordigd in deze werkgroep. De werkgroep is een aantal keer bij elkaar gekomen om te praten over de stedenbouwkundige plannen, verkennen van mogelijkheden, inrichting van de openbare ruimte en groen, de voetbalvereniging en de volkstuintjes. Dit heeft geleid tot een stedenbouwkundig ontwerp.

Inloopavond

Het stedenbouwkundig ontwerp is gepresenteerd aan de inwoners van Klaaswaal op een openbare inloopavond. De direct omwonenden zijn voorafgaand aan deze avond geïnformeerd over de voortgang en hebben de kans gekregen vooruitlopend op de inloopavond 1 op 1 met de ontwikkelaar in gesprek te gaan. Een aantal direct omwonenden heeft daarvan gebruik gemaakt.

Tijdens de inloopavond zijn de bezoekers geïnformeerd over de exacte locatie, het proces, een aantal stedenbouwkundige thema's en is het ontwerp gepresenteerd. Er zijn ca. 140 bezoekers geweest.

Ideeënbus

Op de inloopavond zijn mensen in de gelegenheid gesteld om in een ideeënbus de wensen en suggesties achter te laten. 32 mensen hebben hiervan gebruikt gemaakt. Veel opmerkingen gaan over de toekomstige woningbouw en woonwensen, verder zijn er veel suggesties / opmerkingen voor de openbare ruimte zoals groen, water en speel- en ontmoetingsplekken. Er zijn ook zorgen geuit over de realisatie van een skatebaan. Veel mensen vinden de gekozen opzet van de autoluwe groene openbare ruimte centraal in het plan een mooie en wenselijke opzet.

Over de ontsluiting / bouwontsluiting van de nieuwbouw via de bestaande Burg. Korstanjestraat zijn zorgen geuit.

Omdat voor een flexibel bestemmingsplan is gekozen hebben veel opmerkingen vooral betrekking op de uitwerking van het ontwerp. Met de verdere uitwerking van de plannen zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de aangeleverde wensen en suggesties.

Woonwensen enquête

Op de projectwebsite https://www.blom-klaaswaal.nl/ is een woonwensen enquête uitgezet om een beter beeld te krijgen bij de woonbehoefte van de verschillende doelgroepen. Met de verdere uitwerking van de plannen zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met de resultaten van deze woonwensen enquête.

Inrichting openbare ruimte

Voor de inrichting van de openbare ruimte zullen er nog participatie momenten volgen met de gemeente, het Waterschap, de inwonerswerkgroep Wonen en Voorzieningen, direct omwonenden en toekomstige bewoners.

6.2.2 Wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro.

Het ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de overlegpartners in het kader van het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro. Van drie overlegpartners is een reactie ontvangen. Het betreft twee overlegreacties en één zienswijze. De overlegreacties zijn samengevat en van een beantwoording voorzien in de Nota beantwoording zienswijzen en overlegreacties, zoals opgenomen in bijlage 16 bij de toelichting. Voor zover de overlegreacties aanleiding gaven tot een aanpassing van het bestemmingsplan, is dit in de Nota aangeven en in dit plan verwerkt.

6.2.3 Ontwerpbestemmingsplan

De formele bestemmingsplanprocedure start met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Eenieder kan binnen deze periode een zienswijze indienen.

Het ontwerpbestemmingsplan lag met bijbehorende stukken vanaf 10 maart tot en met 20 april 2022 ter inzage. Het ontwerp was analoog raadpleegbaar in het gemeentehuis en digitaal via de landelijke website www.ruimtelijkeplannen.nl. Binnen de termijn zijn zes zienswijzen ontvangen. Een zevende ingekomen reactie is niet in de juist vorm ingediend. Deze reactie wordt desondanks wel meegenomen en beantwoord in de Nota beantwoording zienswijzen en overlegreacties, zoals opgenomen in bijlage 16 bij de toelichting.

Voor zover de zienswijzen aanleiding gaven tot een aanpassing van het bestemmingsplan, is dit in de Nota aangeven en in dit plan verwerkt. In deze Nota zijn ook enkele ambtelijke wijzigingen genoemd die zijn verwerkt in het vastgestelde bestemmingsplan.

Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal

Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal

Bijlage 2 Beleidsregel Van Het College Van Burgemeester En Wethouders Van De Gemeente Hoeksche Waard Houdende Regels Omtrent De Parkeernormen

Bijlage 2 Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de parkeernormen

Bijlage 3 Onderzoek Veldverlichting Van Voetbalvereniging

Bijlage 3 Onderzoek veldverlichting van voetbalvereniging

Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal

Bijlage 1 Omgevingskwaliteitsvisie Blom Klaaswaal

Bijlage 2 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 2 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Omgevingslawaai

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek omgevingslawaai

Bijlage 4 Onderzoek Veldverlichting Van Voetbalvereniging

Bijlage 4 Onderzoek veldverlichting van voetbalvereniging

Bijlage 5 Aerius Memo

Bijlage 5 Aerius memo

Bijlage 6 Stikstofberekening Gebruiksfase

Bijlage 6 Stikstofberekening gebruiksfase

Bijlage 7 Quickscan Flora En Fauna

Bijlage 7 Quickscan flora en fauna

Bijlage 8 Nader Onderzoek Ecologie

Bijlage 8 Nader Onderzoek Ecologie

Bijlage 9 Onderzoek Magneetveldzone

Bijlage 9 Onderzoek magneetveldzone

Bijlage 10 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 10 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 11 Asbestinventarisatie

Bijlage 11 Asbestinventarisatie

Bijlage 12 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 12 Archeologisch onderzoek

Bijlage 13 Communicatie- En Participatie Plan

Bijlage 13 Communicatie- en participatie plan

Bijlage 14 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Bijlage 14 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

Bijlage 15 Besluit Hogere Waarde

Bijlage 15 Besluit hogere waarde

Bijlage 16 Nota Beantwoording Zienswijzen En Overlegreacties

Bijlage 16 Nota beantwoording zienswijzen en overlegreacties