KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1
Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3
Artikel 7 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Antidubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Bouwregels
Artikel 10 Algemene Gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 14 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
Artikel 16 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
2.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 3 Beoogde Ontwikkeling
3.1 Huidige Situatie
3.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten
4.1 Verkeer En Parkeren
4.2 Geluid
4.3 Water
4.4 Ecologie
4.5 Bodemkwaliteit
4.6 Luchtkwaliteit
4.7 Bedrijven En Milieuhinder
4.8 Duurzaamheid
4.9 Externe Veiligheid
4.10 Kabels En Leidingen
4.11 Cultuurhistorie En Archeologie
4.12 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Artikelsgewijze Toelichting
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Bevershoekstraat
Bijlage 2 Aerius Memo Bevershoekstraat 2
Bijlage 3 Aanlegfase Bevershoekstraat 2 2020
Bijlage 4 Gebruiksfase Bevershoekstraat 2 2020
Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming - Bevershoekstraat 2 'S-gravendeel
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bevershoekstraat 2 Te 'S-gravendeel
Bijlage 7 Externe Veiligheidsonderzoek
Bijlage 8 Archeologische Onderzoek Concept_'s-gravendeel Bevershoekstraat 2
Bijlage 9 2e Brief Voor Omwonende Bevershoekstraat 2 Te 'S-gravendeel
Bijlage 10 Nota Van Beantwoording

Bevershoekstraat 2

Bestemmingsplan - Gemeente Hoeksche Waard

Vastgesteld op 25-01-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Bevershoekstraat 2 als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.2 bestemmingsplan

het bestemmingsplan Bevershoekstraat 2 van de gemeente Hoeksche Waard.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7 achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8 antennedrager

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 antenne-installaties

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.11 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bed and breakfast (B&B)

recreatief nachtverblijf, niet zijnde een zelfstandig te gebruiken recreatieverblijf, in de vorm van logies met ontbijt in bestaande bebouwing.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds-, en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.16 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.17 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.18 Bevi-inrichtingen

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, met uitzondering van bedrijven zoals genoemd in artikel 3 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.20 bordeelprostitutie

prostitutie waarbij de seksueel-erotische dienstverlening in een besloten daarvoor specifiek bedoelde en ingerichte ruimte wordt aangeboden.

1.21 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.23 bouwlaag/woonlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.24 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten volgens het oorspronkelijke verkavelingsplan.

1.25 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.29 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.30 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.31 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.34 internetverkoop aan huis

verkoop van artikelen via internet door de bewoner van de woning, waarbij op het perceel alleen administratieruimte en/of magazijnruimte voor deze artikelen aanwezig is en waarbij de artikelen (eventueel per post) bij de klant worden thuis bezorgd en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.35 kap

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.36 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.37 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.38 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.39 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.40 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.41 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak en ten hoogste 1 wand.

1.42 peil

  1. a. voor gebouwen die op maximaal 1 m van de weg liggen: de hoogte van de kruin van die weg;
  2. b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. c. voor aan- en uitbouwen geldt het peil van het hoofdgebouw.

1.43 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.44 seksinrichting

het bedrijfsmatig – of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt – gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.45 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.46 voorgevelrooilijn

de (denkbeeldige) lijn in het verlengde van de gevel van het hoofdgebouw die gericht is naar de openbare weg; indien er meer dan één gevel gericht is naar de openbare weg, betreft het de (denkbeeldige) lijn die in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw ligt.

1.47 Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.48 woning

een complex van ruimten, inclusief aan- en uitbouwen, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één huishouden.

1.49 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

Artikel 2 Wijze Van Meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' uitsluitend voor het wonen in relatie tot de ter plaatse aanwezige maatschappelijke voorzieningen, inclusief daarbij behorende ondersteunende (zorg-)voorzieningen;
  3. c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor water, groen, parkeervoorzieningen en paden.

4.2 Bouwregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 3' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.

6.2 Bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de verbetering van zowel de primaire als de secundaire waterkering, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals duikers, keerwanden en merktekens.

7.2 Bouwregels

7.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Bouwregels

9.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

9.2 Overschrijding goot- en bouwhoogten

De goot- en bouwhoogten mogen in afwijking van bestemmingsregels worden overschreden door dakkapellen, hellende dakvlakken, topgevels, antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen.

9.3 Geluidgevoelige functies

Bij nieuwe situaties in de zin van de Wet geluidhinder is de realisatie, waaronder zowel bouwen als gebruiken wordt begrepen, van geluidgevoelige functies alleen mogelijk, indien wordt voldaan aan:

  1. a. de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder, dan wel;
  2. b. de bij het besluit hogere waarden vastgestelde hogere waarde inclusief de daarbij gestelde voorwaarden/maatregelen.

Artikel 10 Algemene Gebruiksregels

10.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie, straatprostitutie en bordeelprostitutie;
  2. b. het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken;
  3. c. het gebruik van gronden en gebouwen voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing.

Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels

11.1 Geluidzone - industrie

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds een omgevingsvergunning om af te wijken kan worden verleend – een omgevingsvergunning om af te wijken verlenen van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. c. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang gelijk te stellen bouwwerken – daaronder niet begrepen verkooppunten voor motorbrandstoffen –, mits deze bouwwerken geen grotere (boei- of goot)hoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m² hebben;
  4. d. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere goot- of boeibordhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m³ hebben;
  5. e. de bouw van straatmeubilair en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
  6. f. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer dan 15 m bedraagt.

De omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 13 Algemene Wijzigingsregels

13.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 14 Overige Regels

14.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel (of in de omgeving daarvan) niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden. Hierbij wordt voor nieuwe ontwikkelingen het parkeren op eigen terrein als uitgangspunt genomen.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van door het CROW uitgegeven publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' of de opvolger van deze publicatie (uitgegeven door het CROW) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. De gemeente hanteert voor de verschillende hoofd- en subgroepen de indeling 'rest bebouwde kom', waarbij de maximale norm van toepassing is in verband met de beperkte openbaar vervoersmogelijkheden.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voorzien, mits in het plangebied dan wel in de directe omgeving op een andere wijze in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, met dien verstande dat aan de omgevingsvergunning voorwaarden verbonden kunnen worden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Bevershoekstraat 2'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De woning aan de Bevershoekstraat 2 te 's-Gravendeel staat al geruime tijd te koop, omdat er weinig vraag is naar woningen in het zeer exclusieve segment. Hierdoor is er voor gekozen de woning te transformeren naar een woonzorgvilla. Met deze transformatie is ook een beperkte uitbreiding voorzien. Deze uitbreiding is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Hiertoe is een nieuw juridisch planologisch kader noodzakelijk. Het voorliggende bestemmingsplan maakt de uitbreiding van de bebouwing en het gebruik hiervan als woonzorgvilla mogelijk.

1.2 Ligging Plangebied

's-Gravendeel ligt in het oosten van de gemeente Hoeksche Waard (provincie Zuid-Holland), het plangebied bevindt zich op het adres Bevershoekstraat 2, 3295 AE te 's-Gravendeel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied.

1.3 Vigerend Bestemmingsplan

Het vigerende bestemmingsplan voor het plangebied is: "'s-Gravendeel", zoals vastgesteld op 10 oktober 2013 door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Binnenmaas. In dit bestemmingsplan zijn de gronden bestemd als 'Wonen' met een bouwvlak én de aanduiding 'Vrijstaand'. De oostzijde van het plangebied heeft de bestemming 'Tuin' een deel hiervan kent de dubbelbestemming 'Waterstaat – Waterkering'. Verder zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie - 1' en 'Waarde Archeologie - 3' van toepassing waarvan de waarde archeologie 1 over een klein deel op de noordzijde van het plangebied is gelegen. Tevens ligt er over het gehele plangebied de gebiedsaanduiding 'Geluidszone industrie'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede bestemmingsplan "'s-Gravendeel".

1.4 Leeswijzer

De voorliggende toelichting beschrijft, aan de hand van de verschillende hoofdstukken, waarom de beoogde ontwikkeling gebaseerd is op een goede ruimtelijke ordening. Verder zijn in deze toelichting de planregels en de verbeelding uitgelegd. In hoofdstuk 2 komt het beleidskader aanbod. Dit kader beschrijft het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijke beleid. Het daarop volgende hoofdstuk (3) bevat de planbeschrijving, hier wordt ingegaan op het concrete plan. De sectorale aspecten zijn omschreven in hoofdstuk 4. Hoofdstuk 5 geeft de juridische planbeschrijving waarin de wijze van bestemmen uiteen is gezet. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Nationale omgevingsvisie (NOVI)

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte.

Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt.

Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

In wat voor Nederland willen we graag leven in 2050

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Nationale belangen

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de medeoverheden.

De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  • Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.
  • Zorgdragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

Keuzes

De belangrijkste keuzes zijn:

  • Duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit.
  • Ruimte voor overgang naar een circulaire economie.
  • Woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden.
  • Landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant. Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal een grote impact hebben op de ruimtelijke ordening.

Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijven. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimte en wateropvang in de stad, en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

Het mogelijk maken van een beperkt aantal nieuwe woningen in het dijklint van Heinenoord past binnen het rijksbeleid.

2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is vertaald in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Dit besluit omvat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmings- en inpassingsplannen. Met het Barro maakt het Rijk proactief duidelijk waar provinciale verordeningen, inpassingsplannen en gemeentelijke bestemmingsplannen aan moeten voldoen. Het gaat om kaders voor bijvoorbeeld rijksvaarwegen, het kustfundament, project Mainportontwikkeling Rotterdam en grote rivieren.

Toetsing

Het Barro kent geen concrete kaders, directe uitgangspunten of uitvoeringsprogramma's die op het voorliggende bestemmingsplan en de daarin voorziene ontwikkeling van toepassing zijn.

2.1.3 Besluit ruimtelijke ordening (Bro)

Ladder voor duurzame verstedelijking (artikel 3.1.6 Bro)

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten beschrijven waarom er behoefte is aan de ontwikkeling en als die ontwikkeling buiten het bestaand stedelijk gebied mogelijk wordt gemaakt, motiveren waarom er niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

Ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied

In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat om meer dan 11 woningen op een perceel met een woonbestemming.

2.1.4 Woningbehoefte en woningbouwprogrammering

Iedere gemeente maakt afspraken met de provincie over het aantal woningen dat gebouwd wordt en welke ontwikkelplannen dit zijn. Deze afspraken staan in de Woningbouwprogrammering. We vinden het belangrijk dat de woningen die gebouwd worden, aansluiten bij de wensen en behoeften van de (toekomstige) inwoners van de Hoeksche Waard. Daarom is er een Woningbehoefteonderzoek gedaan. Dit Woningbehoefteonderzoek 2019 geeft richting aan welke woningbouwprojecten wij opnemen in de Woningbouwprogrammering 2019

Woningbehoefteonderzoek 2019

In het Woningbehoefteonderzoek 2019 is onderzocht wat de woningbehoefte per dorp is en hoe deze zich ontwikkelt in de toekomst (tot 2040). Denk hierbij aan aantallen woningen, typen, huur of koop, prijsklassen en voor welke doelgroepen. Ook is er onderzocht wat de behoeften zijn op het gebied van wonen en zorg, speciale woonvormen of wonen voor speciale doelgroepen. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan de Woningbouwprogrammering.

De nieuwe gemeente Hoeksche Waard wil komen tot een integraal gemeentelijk woonbeleid, met een op de individuele dorpen afgestemde woningbouwprogrammering die recht doet aan de verschillen tussen de dorpen. Daarbij vinden de gemeente en woningcorporatie HW Wonen het essentieel dat bij de gesprekken rond het maken van nieuwe prestatieafspraken gesproken wordt vanuit een gezamenlijk beeld van de volkshuisvestelijke opgave. Daarom is een actualisering uitgevoerd van de in 2016 door Companen uitgevoerde woningmarktanalyse. Aanvullend daarop is de woonbehoefte in beeld gebracht van ouderen met een zorgvraag en andere kwetsbare groepen, en van enkele bijzondere doelgroepen binnen de gemeente.

Demografische ontwikkeling

  • De gemeente Hoeksche Waard kent een positieve bevolkingsontwikkeling. Voor 2014 was dit niet het geval, maar sinds dat jaar stijgt de bevolking van de gemeente jaarlijks. De bevolking groeit vooral door de toename in de binnenlandse migratie. Tijdens de economische crisis had de Hoeksche Waard een negatieve migratie. Het binnenlands migratiesaldo is na de crisis sterk toegenomen van -200 personen in 2013 tot +500 personen in 2018.
  • De gemeente Hoeksche Waard is aantrekkelijk voor gezinnen. Inwoners in de leeftijd van 20 tot 50 jaar en 0 tot 15 jaar vestigden zich de afgelopen jaren per saldo het meest.
  • De Hoeksche Waard had op 1 januari 2019 zo'n 86.650 inwoners en 36.450 huishoudens. De provinciale Trendprognose laat een groei zien van de bevolking tot 2030 (naar zo'n 87.200 inwoners), waarna de bevolking weer wat gaat afnemen. Het aantal huishoudens groeit volgens de prognose tot 2035, tot zo'n 39.400 huishoudens. De toename van het aantal huishoudens in de periode 2019 -2030 bedraagt ongeveer 2.300 huishoudens.
  • De huishoudensgroei is naar verhouding groter dan de bevolkingsgroei. Dit heeft te maken met de vergrijzende bevolking en de daarmee samenhangende huishoudensverdunning. Het aandeel oudere huishoudens in de gemeente neemt toe en in toenemende mate blijven oudere huishoudens alleen achter. Dit leidt tot meer, kleinere, huishoudens.
  • De provinciale Trendprognose 2019 laat een beduidend positiever beeld zien voor de huishoudens-ontwikkeling in de Hoeksche Waard dan de prognose die bij het onderzoek in 2016 is gehanteerd. Deze beweging is ingegeven door de positieve bevolkingsontwikkeling door de toegenomen migratie naar de Hoeksche Waard in de afgelopen jaren. De prognose in 2016 liet een afname zien met 3.240 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2015 - 2035. Dat was een afname met zo'n 2.600 huishoudens in de periode 2020 - 2035. De nieuwe prognose laat voor deze huishoudensgroep nog steeds een afname zien, maar deze afname is beduidend kleiner; zo'n 1.800 huishoudens in de leeftijd tot 55 jaar in de periode 2020 - 2035.

Geschiktheid van de woningvoorraad

  • In het onderzoek uit 2016 is de geschiktheid van de woningvoorraad voor mensen met een lichte functiebeperking in beeld gebracht. Deze analyse is in 2019 niet herhaald, maar het beeld is dat de bevindingen van toen nog steeds grotendeels van toepassing zijn. Op basis van de bevindingen van destijds is 17% van de woningvoorraad geschikt voor mensen met een lichte fysieke beperking. Daarnaast is 37% van de woningvoorraad met eenvoudige aanpassingen geschikt te maken. Bij de overige 46% ontbreekt het potentieel om ze geschikt te maken.
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim de helft van de mensen boven de 60 jaar in een woning die reeds geschikt is, in de koopsector is dit aandeel veel lager (minder dan 10%).
  • In de sociale huurwoningvoorraad woont ruim een derde van de 60-plussers in een woning die niet geschikt te maken is. Terwijl in de koopsector het aandeel reeds geschikte woningen klein is, is het potentieel aan geschikt te maken woningen juist heel groot. De potentieel geschikte woningen worden echter ook bewoond door jongere doelgroepen, waardoor op dit moment bijna de helft van de 60-plussers toch in een koopwoning woont die niet geschikt te maken is.
  • In de particuliere huursector woont ongeveer één op de vijf 60-plus-huishoudens in een geschikte woning. Een ongeveer even grote groep woont in een woning die geschikt is te maken. Ruim de helft van de voorraad particuliere huurwoningen in de gemeente is niet geschikt te maken. Van de woningen die bewoond worden door huishoudens in de leeftijd tot 60 jaar, is eveneens ruim de helft niet geschikt te maken.

Ontwikkeling van de woningbehoefte

  • Op basis van de provinciale Trendraming groeit de Hoeksche waard in de periode 2019 tot 2025 met 1.640 huishoudens. Tot 2030 komen daar naar verwachting nog 700 huishoudens bij. De gemeente Hoeksche Waard heeft zoals aangegeven net als in veel gemeenten van Nederland te maken met vergrijzing. Waar momenteel 30% van de huishoudens in de gemeente een leeftijd heeft van 65 jaar of ouder, loopt dit naar verwachting in 2040 op tot ruim 40% van de huishoudens. Het aandeel gezinnen neemt de komende jaren wat af, evenals het aandeel jonge huishoudens, maar deze afname is minder groot dan de toename van het aandeel (oudere) ouderen.
  • De meeste additionele woningbehoefte ontstaat er in de koopsector, in rij-/hoekwoningen, maar ook in het luxere segment. Bij de rijwoningen in de koopsector is veel vraag in het goedkopere segment tot € 200.000 (woning voor starters en koopstarters), maar ook in de wat duurdere segmenten. Naast rij- en hoekwoningen is er een aanzienlijke vraag naar tweekappers en vrijstaande woningen in het middeldure tot duurdere segment. Deze vraag is afkomstig van gezinnen die een volgende stap in de wooncarrière willen zetten. Dit zijn eigen inwoners of gezinnen vanuit de Randstad die vanwege de betere prijs-kwaliteitverhouding een woning in de Hoeksche Waard zoeken.
  • In vergelijking met vorig woningmarktonderzoek is de vraag naar koopappartementen toegenomen. Deze vraag is afkomstig van oudere huishoudens die vanuit veelal een grotere tweekapper of vrijstaande woning kleiner willen gaan wonen. Zij zijn doorgaans op zoek naar specifieke locaties dichtbij voorzieningen en verwachten enige mate van luxe. Oudere huishoudens zoeken vaak een koopwoning met een lagere prijs dan de huidige woning. Zo houden ze kapitaal achter de hand om op de oude dag van te kunnen genieten. Toekomstige generaties ouderen zullen meer dan nu het geval is opnieuw een woning kopen, ook op oudere leeftijd. Dit hangt samen met de nu al grotere oriëntatie op de koopsector van de generatie die nu oud begint te worden.
  • Het beeld van de ontwikkeling van de woningbehoefte laat zien dat tussen 2030 en 2035 de top in de woningbehoefte wordt bereikt, waarna de woningbehoefte zal gaan dalen. Als op termijn meer mensen die behoren tot de grote generatie ouderen gaan overlijden, verandert de samenstelling van de bevolking van de gemeente en daarmee ook de aard van de woningbehoefte. Woningen die de komende periode worden toegevoegd moeten ook aansluiten bij de behoefte van toekomstige huishoudens. Het is daarom zaak om aandacht te hebben voor flexibele woonvormen die voor huishoudens in verschillende levensfasen aantrekkelijk zijn. Bij het toevoegen van op ouderen gerichte woningen is het van belang dat ouderen eisen stellen ten aanzien van de nabijheid van dagelijkse voorzieningen. Met het oog op de toenemende behoefte aan geclusterde woonvormen voor ouderen (zie ook 'Behoefte aan wonen met zorg').

Vraag naar collectieve woonvormen

  • Op basis van De Grote Omgevingstest (DGOT) die in Zuid-Holland is uitgevoerd, kan worden geconcludeerd dat de inwoners van de Hoeksche Waard open staan voor verschillende vormen van collectief wonen. De meest aansprekende vorm is het wonen in een hofje. Ruim de helft van de deelnemers aan DGOT vindt dit een aansprekend woonconcept. Ook de concepten 'voorzieningen delen' en 'gezamenlijk wonen' spreken aan. Een kleiner deel vindt 'friends wonen', het samen met vrienden delen van een woning en de woonlasten, een interessant concept.
  • Ook het WoON 2018 geeft inzicht in de behoefte aan alternatieve woonvormen. Op basis van het WoON is de vraag van verhuisgeneigde huishoudens naar een woning met gedeelde voorzieningen met anderen beperkt (0,3%). Ook de vraag naar een woonruimte met gedeelde voorzieningen samen met een woongroep is een concept waar een woningzoekende in de Hoeksche Waard niet als eerste aan denkt.
  • Uit de uitkomsten van DGOT kunnen we opmaken dat een substantieel deel van de mensen verschillende vormen van woonconcepten aansprekend vindt. Op basis van inschattingen uit het WoON2018 verwachten we dat de concrete vraag naar collectieve woonvormen relatief beperkt zal zijn in de Hoeksche Waard. We verwachten dat een concept als wonen in een hofje wel erg zal aanslaan. Dit concept combineert het gemeenschappelijke van wonen met gelijkgestemden met de privacy van een eigen woning, in een aansprekende woonvorm. Concepten als Tiny Houses, friends wonen en voorzieningen delen zullen kleine groepen mensen daadwerkelijk aanspreken. Het betreft niche-concepten.

Behoefte aan wonen met zorg

  • De focus in dit woningmarktonderzoek ligt op de woonvraag die samenhangt met de behoefte aan zorg en ondersteuning. Wij richten ons op de verschijningsvormen van het woonconcept: geclusterde woonvormen en regulier wonen. Onder geclusterde woonvormen valt een uiteenlopend palet aan woonvormen: van verzorgingshuizen en verpleeghuizen tot aanleunwoningen en serviceflats, hofjes, woonzorgboerderijen, etc. Het gezamenlijke kenmerk van de woningen is dat ze een zekere mate van beschutting en gemeenschap bieden. Slechts een beperkt deel van het geclusterde aanbod richt zich op specialistische verpleeghuiszorg.
  • Verreweg de grootste groep ouderen woont in een reguliere woning en ook in de toekomst zal dit zo zijn. Door de toename van het aandeel 85-plussers (die doorgaans vaker een zorgbehoefte hebben), neemt het aantal senioren met een geclusterde woonvraag sterker toe dan het aantal ouderen dat in een reguliere woning wil (blijven) wonen.
  • Met name de groep ouderen die geclusterd wil wonen met zorg op afroep/nabij zal naar verwachting sterk stijgen. Dit wordt deels veroorzaakt doordat er voor lichte zorg geen indicaties meer worden afgegeven. Ondanks dat blijft de behoefte aan saamhorigheid en sociaal contact bestaan. Dit komt ook terug in de sterke groei van het geclusterd wonen zonder zorg. Hiervoor kunnen nieuwe woonconcepten als hofjeswoningen een prima oplossing zijn.
  • De behoefte aan geclusterde woonvormen met verschillende gradaties in de beschikbaarheid van zorg (van wonen zonder zorg tot intensieve 24-uurszorg) neemt in de periode tot 2030 toe met zo'n 1.350 eenheden (zelfstandige woningen of onzelfstandige wooneenheden).

Woningmarktopgaven Wonen met zorg

  • De nieuwe generatie ouderen heeft de voorkeur om zo lang mogelijk zelfstandig te blijven wonen. Voor veel ouderen betekent dat nog steeds zelfstandig wonen in de woning waar zij al lang wonen. Steeds meer ouderen hebben daarbij ook financieel de mogelijkheden om zorg te organiseren en de huidige woning aan te laten passen aan de terugnemende gezondheid. Ook met een toenemende behoefte aan zorgvoorzieningen blijven veel mensen langer thuis. Hoewel veel ouderen terughoudend zijn om te verhuizen, neemt hun aantal wel toe, simpelweg omdat steeds meer huishoudens tot de groep ouderen gaan behoren. Daardoor neemt de marktvraag die zij uitoefenen wel toe. De mate waarin oudere huishoudens in staat zijn om, ook als er fysieke of mentale beperkingen komen, zelfstandig te blijven wonen in hun huidige woning hangt uiteraard samen met de geschiktheid van de woning. Een quickscan van de geschiktheid van de woningvoorraad voor ouderen in het onderzoek in 2016 heeft uitgewezen dat met name in de particuliere voorraad veel oudere huishoudens wonen in een woning die niet geschikt is voor mensen met een lichte fysieke beperking. Een aanzienlijk deel van die woningen is ook niet zonder meer geschikt te maken.
  • Met name de groep 'oudere ouderen' neemt toe in Hoeksche Waard. Onder deze groep groeit de vraag naar combinaties van wonen met zorg. Omdat woon-zorgconcepten, zoals bijvoorbeeld hofjeswoningen of appartementencomplexen waarin zorg wordt geleverd, vaak geclusterd worden ontwikkeld, is het een uitdaging om te kijken hoe de kleine jaarlijkse vraagtoename door de jaren heen het best geaccommodeerd kan worden. Kleinschaligheid en flexibel om te vormen woon-zorgconcepten lijken in Hoeksche Waard meer op zijn plek dan het (grootschalig) ontwikkelen van een complex, wellicht met uitzondering van Oud-Beijerland. Hybride vormen van wonen met zorg, waarbij men kan instromen als er nog geen of een beperkte zorgvraag is, en waar men als men ouder wordt intensievere zorg kan ontvangen, lijken de toekomst te hebben. Deze woonvormen zijn flexibel onontwikkeld en groeien mee met de zorgbehoefte van de bewoner. Hierdoor kan de bewoner zo lang mogelijk in de vertrouwde omgeving blijven wonen. Kanttekening daarbij is de mogelijkheid om het leveren van zorg in alle dorpen te faciliteren. Concentratie van zorgaanbod in de grotere dorpen is voor zorgaanbieders waarschijnlijk interessanter dan aanbod in alle dorpen, zeker als het om zwaardere, meer specialistische zorg gaat.

Verdere aandachtspunten

  • Er zijn de komende jaren behoorlijke aantallen extra woningen nodig in de Hoeksche Waard. De extra woningbehoefte zoals die uit de nieuwe prognoses blijkt is beduidend hoger dan ten tijde van het onderzoek in 2016 werd voorzien. Ook het moment dat de groei van de woningbehoefte in de gemeente afvlakt en de vraag naar woningen gaat afnemen, ligt verder in de toekomst dan uit de vorige prognose bleek. Dat moment komt echter wel. Als de grote babyboomgeneratie verdwijnt, gaat de behoefte aan woningen getalsmatig afnemen. In de tijd dat er sprake is van groei, is er geld en momentum om te sturen op de woningvoorraad. Als de woningbehoefte afneemt, is dat veel minder makkelijk. Het is daarom zaak om de komende periode te gebruiken om klaar te zijn voor de periode dat de gemeente niet meer groeit, en te sturen op een woningvoorraad die aansluit op de toekomstige behoefte van een bevolking die wat kleiner is, en een meer gelijkmatige leeftijdsopbouw kent. Dat vraagt aandacht voor levensloopbestendigheid van woningen die worden toegevoegd, de geschiktheid voor huishoudens in verschillende levensfasen. Appartementen zijn aantrekkelijk voor een deel van de jonge huishoudens en voor oudere huishoudens. Kleinere grondgebonden woningen zijn nu aantrekkelijk voor oudere huishoudens die een levensloopgeschikte woning zoeken met een kleinere tuin, maar zijn daarnaast (nu en op termijn) ook aantrekkelijk voor startende huishoudens met beperkte financiële mogelijkheden.

Woningbouwprogrammering 2019-2030

In de Woningbouwprogrammering 2019-2030 staat waar binnen de gemeente nieuwe woningen worden gebouwd. Het zijn de afspraken tussen gemeente Hoeksche Waard en provincie Zuid-Holland. Het Woningbehoefteonderzoek geeft richting aan wat er in het programma wordt opgenomen. Daarnaast wordt er rekening gehouden met kwaliteit, zoals duurzaamheid, toekomstbestendigheid, meerwaarde voor de omgeving, de manier waarop de nieuwbouw past binnen het dorp of het landschap en de kernkwaliteiten van de Hoeksche Waard behoudt én versterkt.

Toetsing

Het voorliggende plan maakt onderdeel uit van dit geactualiseerde woningbouwprogramma.

Ervaring Percura Zorg

De woonvorm is zeer specifiek en laat zich dan ook lastig meten in globale behoefteramingen, Percura Zorg heeft jarenlange ervaring met diverse vormen van zorgwonen, ook uit vele gesprekken in de gemeente en daarbuiten blijkt een enorme toename van de behoefte aan zorgwoningen. Onze bevolking vergrijst en we zien dat veel mensen langer zelfstandig blijven wonen. Maar met het toenemen van de leeftijd is er een groeiende groep ouderen met somatische klachten; mensen die zorg behoeven, maar toch hun eigen woning prefereren boven een verpleegtehuis. Ook in de Hoeksche Waard is die trend zichtbaar, onder andere beschreven in diverse beleidsnota's Wonen van de gemeente. Percura Zorg is dan ook overtuigd dat met dit project wordt voorzien in die groeiende behoefte.

Conclusie

Op basis van het woningbehoefteonderzoek blijkt dat er grote vraag is naar kleinschalige woonvormen voor ouderen gecombineerd met zorg. Dit sluit naadloos aan bij de voorgenomen ontwikkeling.

In de gemeentelijke woningbouwprogramma die is afgestemd met de provincie is ruimte opgenomen voor 14 woonzorgeenheden ter plaatse van de Bevershoekstraat.

2.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

2.2.1 Omgevingsvisie verzamelherziening 2020

In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Beter benutten van de bebouwde ruimte krijgt ruimtelijk invulling door verdichting, herstructurering en binnenstedelijke transformatie.

Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen in nationale wet- en regelgeving. Toepassing is van provinciaal belang, daarom is in de verordening een verwijzing opgenomen.

Uitgangspunt van de Ladder is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor in ieder geval wonen en kantoren af met andere gemeenten in de regio.

Toetsing

De ontwikkeling is een verdichting van het bestaand stedelijk gebied. De ontwikkeling die door voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt is daarmee conform de omgevingsvisie.

De 14 wooneenheden zijn afgestemd met de regionale woningbouwplanning.

2.2.2 Omgevingsverordening (verzamelherziening 2020)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit:

  1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart (inpassen).

Toetsing

Omdat sprake is van inpassen (geen wijzigingen op structuurniveau binnen dit bestaand stads- en dorpsgebied), zijn de overige leden van dit artikel verder niet relevant.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:

  1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
  2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 hectare nodig is, wordt gebruik gemaakt van locaties die zijn opgenomen in het Programma ruimte.

Toetsing

Met dit plan worden 14 woonzorgeenheden mogelijk gemaakt binnen stedelijk gebied, derhalve is er sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er worden immers meer dan 11 woningen toegevoegd. Het plan is getoetst aan de ladder en de locatie is kleiner dan 3 hectare. Daarmee wordt voldaan aan het gestelde in artikel 6.10 van de Omgevingsverordening.

2.3 Gemeentelijk Beleid

2.3.1 Omgevingsvisie Hoeksche Waard

De gemeente Hoeksche Waard heeft een Omgevingsvisie voor het gehele grondgebied opgesteld. De Omgevingsvisie biedt handvatten en inspiratie aan iedereen die een bijdrage wil leveren aan de Hoeksche Waard. Dat noemen we Waardmaken.

Identiteit

's-Gravendeel is gesticht in 1593, ligt in het oosten van de Hoeksche Waard aan de Dordtse Kil. Via de Kiltunnel is het dorp verbonden met Dordt. Het dorp heeft twee havens. Een haven bij het dorp en een 'vluchthaven' bij het buurtschap De Wacht.

Enkele eeuwen geleden was 's-Gravendeel nog een overslaghaven voor Rotterdam. Later groeide het uit tot één van de belangrijkste vlascentra van Nederland. De herinnering aan het grote vlasverleden is nu alleen nog terug te vinden in de straatnamen in de wijk Nieuw Bonaventura.

De oudste bebouwing van 's-Gravendeel is geconcentreerd rondom de voormalige binnenhaven en langs de dijken. Hier vindt ook de jaarlijkse feestweek plaats, een belangrijk evenement binnen het dorp. Aan het einde van de haven springt de Hervormde Kerk in het oog.

Verder bepalen de molen 't Vliegend Hert en de watertoren de skyline van het dorp. De provinciale weg N217 is de levensader van 's-Gravendeel.

Bouwstenen 'Het DNA van 's-Gravendeel'

  • Bestaande beleid/plannen.
  • Voorstraat en de kreek, Het Hoekse plein.
  • Kerk, Molen en watertoren.
  • Molen-, Strijens- en Gorsdijk.
  • Haven en het Dordtse Kil, gedempte dorpshaven.
  • Woonuitbreiding in de Bonaventura polder, conform verkavelingsrichting polder.
  • Sport in Trekdamse polder.
  • Bedrijvigheid Mijlpolder.
  • Groene buitendijk en N217 vormen de dorpsranden.
  • N217, de Kiltunnel en de HSL.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0003.png"

Figuur 2.1 Verzameltekening bouwstenen 'Het DNA van 's-Gravendeel'.

Maatschappelijke opgaven

De relevante maatschappelijke opgave in de Hoeksche Waard is als volgt geformuleerd:

  • Als de trend zich doorzet krijgt de Hoeksche Waard te maken met krimp van de bevolking. Als gevolg van de vergrijzing raakt de verhouding tussen jongere en oudere huishoudens dusdanig uit balans dat het draagvlak voor bepaalde voorzieningen verder onder druk komt te staan. Wanneer een evenwichtig samengestelde samenstelling van de bevolking het doel is, is het nodig dat er tot 2035 circa 3.500 nieuwe huishoudens instromen in de Hoeksche Waard. Dat komt bovenop de vraag naar circa 3.100 woningen die tot 2030 nodig zijn als gevolg van gezinsverdunning.

Hoeksche Waard 'Dorpse Trots'

Dit deelgebied omvat alle dorpen in de Hoeksche Waard. Doordat de Hoeksche Waard letterlijk een eiland is, zijn mensen op elkaar aangewezen, staat zorg voor elkaar hoog in het vaandel en bloeit het verenigingsleven. De Hoeksche Waard kent (mede daardoor) kleine, hechte gemeenschappen met veelal een geheel eigen identiteit. De combinatie van ondernemerszin en de zorg voor elkaar maakt het eiland zeer aantrekkelijk voor gezinnen.

De dorpen in de Hoeksche Waard zijn nauw verbonden met de inpolderingsgeschiedenis. Veel nederzettingen zijn gekoppeld aan de dijken of aan het water. De dijken in de dorpen zijn van oudsher bebouwd en bewoond en hebben een functie als ontsluitingsweg. Dit heeft tot verschillende typen dorpen geleid, met een eigen stedenbouwkundige structuur. Belangrijkste hoofdgroepen zijn de voorstraatdorpen en de dijkdorpen, daarnaast zijn er nog rivier rug- en kreekrugdorpen. Er zijn ook combinatietypen zoals voorstraatdorpen.

De gemeente gaat uit van de identiteit per dorp als basis voor de toekomst. Maatwerk per dorp is hierbij het uitgangspunt. In- en uitbreidingen passen bij de schaal en maat van het dorp. In het dorpsgericht werken moeten initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit per dorp.

Bij ontwikkelingen in de dorpen kijken we niet alleen naar nieuwe functies, zoals woningen, maar met name ook naar de gevolgen voor het sociale netwerk in het dorp. Nieuwbouw of herontwikkeling moet bijdragen aan de gemeenschapszin in het dorp.

Daarbij geldt als uitgangspunt dat eerst de mogelijkheden voor inbreiding en herontwikkeling binnen het dorp worden benut, voordat aan de rand van het dorp kan worden gebouwd. Waar mogelijk worden bestaande woningen aangepast in de richting van levensloopbestendige en duurzame woningen. Inbreiding mag echter niet ten koste gaan van de groene kwaliteiten in het dorp.

Versterken van de onderscheidende identiteit per dorp.

  • Versterken van de gemeenschapszin in het dorp.
  • Versterken van de vitaliteit en leefbaarheid per dorp.
  • Versterken van de natuurlijke overgang van het dorp naar het landelijk gebied.

Sociale cohesie onder bevolking faciliteren en versterken.

Versterken van de inclusieve samenleving.

  • Levensloopbestendige woningen; zelfstandige woningen die geschikt zijn (te maken) voor bewoning in alle levensfasen. Op die manier kunnen ouderen of mensen met een lichamelijke beperking prettig en comfortabel wonen. Men hoeft niet noodgedwongen bestaande sociale contacten te verbreken en de vertrouwde sociale omgeving te verlaten.
  • Creatieve aanpak voor het realiseren van seniorenwoningen. Groepsgewijs bouwen, dicht bij (medische) verzorging. Prijsvraag uitschrijven!
  • Herbestemming van bestaande panden, waarbij je generaties samenbrengt – zorg voor elkaar – contacten – vriendschappen.
  • Betaalbaar wonen voor jongeren door samen een woning te delen; denk aan Friends wonen.
  • Flexwonen voor starters.
  • Woonvorm voor 'jonge ouderen' en 'oudere jongeren' die graag elkaar helpen en zo lang mogelijk zelfstandig willen wonen. Het concept van veilig wonen met veel privacy en tegelijkertijd alle voordelen van samenwonen met bijvoorbeeld een gezamenlijke binnentuin.
  • Meergeneratiewonen met een mix van jong en oud(er), die elkaar versterken en ondersteunen.
  • Tiny Houses: Een nieuwe woonvorm met een duidelijke filosofie. Kleine volwaardige vrijstaande woningen met een zo klein mogelijke ecologische voetafdruk.
  • Dynamische hotspots: Plekken waar creatief ondernemerschap de ruimte krijgt. Door vooral creatieve zelfstandigen in een verzamelgebouw onder te brengen, wordt niet alleen het leegstandsprobleem aangepakt, er ontstaat bovendien een broedplaats waaruit mooie dingen kunnen voortkomen. Voordeel van samenvoegen, is dat er een smeltkroes – creatieve 'fabriek' – ontstaat waar mensen elkaar inspireren, ideeën uitwisselen en samenwerken, en waaruit nieuwe innovatieve ideeën kunnen ontstaan.
  • (Buurt)cultuurhuizen – theater: Karakteristieke panden, of panden die van oudsher een andere bestemming hadden, spreken tot de verbeelding van de bewoners van de Hoeksche Waard. In plaats van leegstand, of afbraak, is het zeer interessant deze panden een culturele (wijk)bestemming te geven. Behoud van historie met het oog op de toekomst. Een plek creëren waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar laagdrempelig culturele activiteiten kunnen plaatsvinden.

De Ruimtelijke opgaves en aandachtspunten zijn weergegeven op onderstaande figuur 2.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0004.png"

Figuur 2.2 Opgaven voor 's Gravendeel.

Toetsing en conclusie

Met de transformatie van één woning naar 14 wooneenheden voor welgestelde ouderen in een uniek segment draagt voorliggend plan bij aan de diversiteit in woonmilieus door middel van een creatieve aanpak binnen de Hoeksche Waard.

De ontwikkeling voldoet zo op meerdere punten aan het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 3 Beoogde Ontwikkeling

3.1 Huidige Situatie

Het plangebied bestaat uit het perceel behorende bij de Bevershoekstraat 2, het perceel is circa 2.800 m² groot en de bestaande bebouwing heeft een vloeroppervlak van 953 m². Op de begane grond is de woning 210 m² groot, de verdieping en de zolder zijn beide 199 m². Het zwembad is 101 m² (bruto). De garage / serre heeft een oppervlakte van 235 m² met een verdieping op de garage van 118 m² (bruikbaar gedeelte).

Een groot deel van het perceel is een in cultuur gebrachte tuin. De bouwhoogte is gelaagd tussen de 5 en 10 m. Aan de voorzijde (oostkant) van de woning zijn parkeergelegenheden in de voortuin.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0005.png"

Figuur 3.1 Het plangebied in vogelvlucht (Google Earth).

3.2 Toekomstige Situatie

Het plan is om de woning op het adres Bevershoekstraat 2 om te bouwen tot woonzorgvilla, hiertoe wordt de woning uitpandig en inpandig verbouwd. Het totale gebouw biedt ruimte aan 14 wooneenheden. In het bestaande gebouw komen 6 appartementen, in de nieuwbouw komen er 5 in de achtertuin en 3 richting de Verbruggestraat. Er wordt circa 600 m² grondoppervlak toegevoegd. De woningen zullen in het hogere prijs segment worden verhuurd, het pand blijft in eigendom van de huidige eigenaar en de zorgaanbieder zal de exploitatie in handen nemen.

De hoofdingang blijft hetzelfde net als de secundaire ingang aan de Verbruggestraat zijde, hier kunnen geen auto's door alleen service karretjes, voetgangers met eventueel fietsen en bewoners met rollators. Binnen het plangebied worden 10 parkeerplaatsen gerealiseerd. Ook zal er voorzien worden in voldoende fietsenstallingen. Op figuur 3.2 is de plattegrond van de ontwikkeling weergegeven. Het hierop aangegeven groen zal behouden blijven.

Doelgroep

In de woonzorgvilla is plaats voor 2-4 koppels en/of 10-14 singels. Er zijn 14 appartementen aanwezig. De doelgroep die er komt wonen is somatisch, zij hebben (meerdere) lichamelijke klachten. Het betreft personen van gemiddeld genomen 75 jaar. Dit zijn mensen die een zorgvraag hebben en/of behoefte hebben aan gezelschap. Doelstelling is om hen te begeleiden en een fijne oude dag te geven tot en met hun laatste levensfase. Er wordt 24 uur per dag zorg verleent. Er is dus 24 uur per dag verzorging aanwezig. Alleen de nachtdienst wordt ingevuld door een slaapwacht. Over het algemeen hebben de bewoners geen auto, maar hebben vaak wel een fiets. De activiteiten zijn inpandig voor de bewoners en niet openbaar, hiervoor is de locatie te klein. Ook zou dit zorgen voor een grotere verkeersaantrekkende werking en leiden tot een hogere parkeerbehoefte.

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat er op de gronden plaats wordt geboden aan mensen met verslavingsproblematiek zoals in de vorm van een afkickkliniek of aan mensen met zwaar psychiatrische problemen die overlast veroorzaken in de omgeving. Hiervoor is deze locatie ongeschikt.

Personele bezetting en bevoorrading

Op een werkdag zullen er circa 5 verzorgende personeelsleden aanwezig zijn, daarnaast zijn 2 personen voor de ondersteuning zoals schoonmaken, koken en activiteiten aanwezig. Ín de nacht loopt er 1 zogeheten nachtwacht in het gebouw. Andere personen zoals fysio, kapper en schoonheidsspecialist zullen periodiek langskomen en waarschijnlijk meerdere personen aansluitend behandelen. Het beleid van de zorgexploitant is om het personeel en de ondersteunende dienst zoveel mogelijk uit de directe omgeving te halen en te motiveren met de fiets te komen.

Bevoorrading

De bevoorrading van het gebouw gaat via kleine busjes die circa 3 keer per week het gebouw aan zullen doen. De levensmiddelen en andere artikelen daar waar mogelijk zullen lokaal worden ingekocht. Om de rust voor de bewoners en omwonenden te garanderen zullen de toeleverancier(s) worden geïnstrueerd tussen 9:00 en 17:00 te bezorgen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0006.jpg"

Figuur 3.2 Hetbouwplan (bron: Friso Woudstra architecten bna.)

De nieuwbouw zal in stijl en vormgeving aansluiten op het bestaande gebouw. De massa van de nieuwbouw sluit eveneens aan op de bestaande bebouwing met een maximale goothoogte van 4 meter (1 bouwlaag) en een maximale dakhelling van 60graden, hiermee is zowel een plat- als schuin dak toegestaan. Op figuur 3.3 is een impressie gegeven van het aanzicht vanaf de Verbruggenstraat richting de bebouwing op de Bevershoekstraat 2. Op figuur 3.4 is de zuidgevel weergegeven. Op figuur 3.5is het aanzicht vanaf de noordkant op de bebouwing weergegeven. Op figuur 3.6 zijn de voor- en achtergevels in de beoogde situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0007.png"

Figuur 3.3 Aanzicht vanaf de Verbruggenstraat (bron: Friso Woudstra architecten bna).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0008.png"

Figuur 3.4 Aanzicht zuidgevel (B) (bron: Friso Woudstra architecten bna).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0009.png"

Figuur 3.5 Aanzicht van de noordgevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0010.png"

Figuur 3.6 Aanzicht voor- en achtergevel (bron: Friso Woudstra architecten bna).

Hoofdstuk 4 Sectorale Aspecten

4.1 Verkeer En Parkeren

4.1.1 Toetsingskader

De ontwikkeling van 14 woonzorgeenheden heeft gevolgen voor diverse verkeersaspecten. In het kader van een goede ruimtelijke ordening is onderzoek gedaan naar de bereikbaarheid, verkeersgeneratie, afwikkeling van het verkeer en de parkeerbehoefte voor de nieuwe ontwikkeling. Uitgangspunt hierbij is dat de bewoners niet beschikken over een eigen auto.

4.1.2 Bereikbaarheid

Het plangebied wordt door middel van een erftoegangsweg ontsloten.

De wegen zijn ingericht als erftoegangswegen, waarin het verblijfskarakter kenmerkend is. Gemotoriseerd verkeer en fietsverkeer maken hier gebruik van dezelfde rijbaan. Ten behoeve van voetgangers zijn trottoirs aanwezig.

De voorzieningen van 's-Gravendeel zijn gelegen binnen 1.000 m van het plangebied.

Afhankelijk van de gezondheid van de cliënten is deze afstand te voet, met de scootmobiel of op de fiets voor de meerderheid goed te overbruggen.

Op circa 850 meter van het plangebied is bushalte "'s-Gravendeel, Weegje" gelegen. Hier halteren twee keer per uur bussen naar Dordrecht centraal en Rotterdam Zuidplein.

4.1.3 Verkeersgeneratie en afwikkeling

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie worden bij verpleeg- verzorgingstehuizen geen kencijfers gegeven. De verkeersgeneratie is daarom handmatig berekend in tabel 4.1 aan de hand van het aantal wooneenheden, werknemers en bevoorradingen.

Tabel 4.1 Verkeersgeneratie.

Woningtype Hoeveelheid Motorvoertuigbewegingen Verkeersgeneratie
Bezoek 15 2 30
Personeel 9 2 18
Bevoorrading 2 2 4
Totaal 52

De ontwikkeling heeft een verkeersgeneratie van circa 52 mvt/etmaal. Het plangebied wordt via de Bevershoekstraat op de omliggende wegenstructuur aangesloten. De verkeerstoename zal op deze wegen niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling. Op de Bevershoekstraat zelf zal het wel merkbaar drukker worden.

4.1.4 Parkeren

Voor de woonzorgvilla is aangesloten bij de parkeernorm voor verpleeg- en verzorgingstehuizen binnen de bebouwde kom: 0,6 per wooneenheid (Bron: CROW-publicatie 381). De parkeerbehoefte is berekend en weergegeven in tabel 4.2.

Tabel 4.2 Parkeerbehoefte.

Woningtype Hoeveelheid Parkeerkencijfer Parkeerbehoefte
verpleeg- en verzorgingstehuizen 14 0,6 8,4
Totaal 9

Er zal op de gronden van de Bevershoekstraat 2 worden voorzien in de parkeerbehoefte van zowel de bezoekers als het personeel. Hiervoor zijn 10 parkeerplaatsen ingericht. Op basis van bovenstaande berekening en ervaring van de exploitant is dit aantal parkeerplaatsen ruim voldoende.

4.1.5 Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is goed te noemen voor de diverse modaliteiten, de toename in verkeersbewegingen zal niet leiden tot problemen. Het plan biedt voldoende ruimte om in de eigen parkeerbehoefte te voorzien, het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.2 Geluid

4.2.1 Beleidskader

Wegverkeerslawaai

Langs alle wegen - met uitzondering van 30 km/h-wegen en woonerven - bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones waarbinnen de geluidshinder vanwege de weg moet worden getoetst. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en van binnen- of buitenstedelijke ligging. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening ook bij 30 km/h-wegen de aanvaardbaarheid van de geluidsbelasting te worden onderbouwd.

De geluidshinder wordt berekend aan de hand van de Europese dosismaat Lden (L day-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. Deze waarde vertegenwoordigt het gemiddelde geluidsniveau over een etmaal.

Industrielawaai

De woningen worden geprojecteerd binnen de geluidzone van industrieterrein Groote-Lindt/DordtWest. Volgens de Wet geluidhinder mag de geluidbelasting van alle bedrijven op een gezoneerd industrieterrein, buiten de zone niet hoger zijn dan 50 dB(A) etmaalwaarde. Voor nieuwe woningen in de zone is akoestisch onderzoek nodig. Voor nieuwe woningen geldt een voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Bij een geluidbelasting hoger dan 50 dB(A) kan, onder voorwaarden, door burgemeester en wethouders een hogere grenswaarde worden vastgesteld tot, behoudens enkele uitzonderingen, maximaal 55 dB(A).

Op grond van artikel 163 van de Wet geluidhinder dienen burgemeester en wethouders van de gemeente waarin een industrieterrein geheel of in hoofdzaak is gelegen ervoor te zorgen dat er voldoende informatie beschikbaar is over de geluidruimte binnen de zone. Voor industrieterreinen van regionaal belang berust deze taak bij Gedeputeerde Staten.

De Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is namens het bevoegd gezag belast met het zonebeheer van de industrieterreinen.

4.2.2 Onderzoek en conclusie

In het plangebied wordt de bestaande woning getransformeerd en uitgebreid naar een woonzorgvilla met maximaal 14 wooneenheden. Hiertoe is akoestisch onderzoek uitgevoerd. De volledige rapportage van het onderzoek is opgenomen in bijlage 1.

Wet geluidhinder

Woningen zijn geluidgevoelige functies, waarvoor op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) akoestisch onderzoek uitgevoerd dient te worden, indien deze gelegen zijn binnen de geluidzone van een weg, een spoorweg of een industrieterrein.

Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de Havenstraat en binnen de zone van het industrieterrein DordtWest/Groote-Lindt. Akoestisch onderzoek is op grond van de Wgh dan ook noodzakelijk.

Ook de 30 km/uur-wegen Bevershoekstraat, Verbruggestraat, Beneden Havendijk zijn om redenen van een goede ruimtelijke ordening meegenomen in het onderzoek.

Resultaten wegverkeerslawaai

De conclusies zijn dat:

  • er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder ten gevolge van het wegverkeer op de Havenstraat;
  • ten gevolge van het verkeer op de 30 km/uur-wegen Bevershoekstraat, Verbruggestraat, Beneden Havendijk wordt voldaan aan de richtwaarde van 48 dB;
  • het vaststellen van hogere waarden niet nodig is.

Resultaten industrielawaai

De conclusies zijn dat:

  • er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van de Wet geluidhinder ten gevolge van het gezoneerde industrieterrein DordtWest/Groote-Lindt;
  • het vaststellen van hogere waarden niet nodig is.

Cumulatie en geluidbeleid

De geluidkwaliteit op de nieuwe wooneenheden is zeer goed tot redelijk.

Er wordt voldaan aan het gemeentelijk geluidbeleid.

4.3 Water

4.3.1 Waterbeheer en watertoets

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van dit bestemmingsplan wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder over de voorgenomen ontwikkeling. De Watertoets is op 28-05-2020 ingevuld (kenmerk 20200528-39-23402) waaruit blijkt dat de verkorte procedure gevolgd moet worden. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het Waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale omgevingsvisie
  • Provinciale omgevingsverordening

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2016-2021) staan de doelen van het Waterschap Hollandse Delta voor de taken waterveiligheid (dijken en duinen), voldoende water, schoon water en de waterketen (transport en zuivering van afvalwater). Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het Waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplicht gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1.500 m² of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het Waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de toename in verharding;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

4.3.2 Huidige situatie

Het plangebied bestaat momenteel uit de woning en is deels onverhard.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Ten noordwesten van het plangebied bestaat de grond uit lichte klei met homogeen profiel. Met betrekking tot grondwater is ten noorden van het projectgebied sprake van grondwatertrap Vb. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) schommelt tussen 25 en 40 centimeter onder maaiveld ligt. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) ligt op 120 centimeter onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 0,1 m +NAP.

Waterkwantiteit

Conform de Legger van Waterschap Hollandse Delta bevindt er in of nabij het plangebied geen watergang of beschermingszone van een watergang (figuur 4.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0011.png"

Figuur 4.1 Uitsnede Legger Wateren en Kunstwerken Waterschap Hollandse Delta.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Veiligheid en waterkeringen

Ten oosten van het plangebied loopt een waterkering. Het plangebied bevindt zich met de voortuin in de beschermingszone van de waterkering, zie figuur 4.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0012.png"

Figuur 4.2 Uitsnede Legger Keringen Waterschap Hollandse Delta.

Afvalwaterketen en riolering

De huidige bebouwing is aangesloten op het rioolstelsel.

4.3.3 Toekomstige situatie

De villa op de Bevershoekstraat 2 te 's-Gravendeel wordt inpandig en uitpandig getransformeerd naar een woonzorgvilla met daarin maximaal 14 woonzorgeenheden. Hiertoe zal circa 600 m²bebouwing worden toegevoegd.

Bodem en grondwater

De ontwikkeling heeft geen gevolgen voor de bodem en het grondwater.

Waterkwantiteit en compensatie

Met de ontwikkeling zal de verharding met circa 600 m²toenemen. Dit is net boven de grens van 500 m² en daarom is watercompensatie noodzakelijk.

Bij de bestaande bebouwing is in 2006 op eigen initiatief een waterberging d.m.v. een grote vijver, +/- 52 m² en 1,5 m diep, aangelegd aan de zijde van de Bevershoekstraat deze staat in verbinding met het riool bij overloop.

Op het gehele perceel is drainage aangelegd die is aangesloten op deze vijver.

Het regenwater wordt gedeeltelijk afgevoerd via deze vijver.

De vijver heeft 2 functies: opvang regenwater en waterberging voor de beregeningsinstallatie.

Deze vijver zorgt ervoor dat er geen wateroverlast optreedt op het perceel en dat er geen extra belasting op het riool plaatsvindt.

Uit overleg met het waterschap is besloten de waterberging aan de zijde van de Bevershoekstraat op te nemen in de legger van het waterschap. Op deze wijze wordt de waterberging erkent door het waterschap en kunnen afspraken worden gemaakt over de continuïteit van de berging.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase.

Veiligheid en waterkeringen

Er vinden geen werkzaamheden plaats binnen de beschermingszone van de waterkering. De werkzaamheden vinden uitsluitend inpandig plaats in het bestaande gebouw. De nieuw te realiseren bebouwing zal achter de bestaande woning plaatsvinden, buiten de beschermingszone van de waterkering. De in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkeling heeft geen negatieve invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen, zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting,
  • (in-) filtratie van afstromend hemelwater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater,
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

De bebouwing wordt aangesloten op het reeds aanwezige rioolstelsel van 's-Gravendeel.

4.3.4 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen relevante negatieve effecten op de waterkwaliteit, kwantiteit en waterveiligheid in en om het plangebied. De waterberging dient te worden opgenomen in de legger van het waterschap, dit gebeurt op basis van de benodigde watervergunning.

4.4 Ecologie

4.4.1 Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard, en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.
  • De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale omgevingsverordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zuid-Holland

In de provincie Zuid-Holland wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, daaronder begrepen het daarop volgende gebruik van het ingerichte of ontwikkelde gebied, bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw, bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of natuurbeheer, of bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage 6 bij de verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ree, rosse woelmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

4.4.2 Gebiedsbescherming

Op de onderstaande kaart is te zien dat het plangebied geen deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Nederland. Het gebied maakt eveneens geen onderdeel uit van een ander beschermd gebied, zoals Natura 2000, belangrijk weidevogelgebied of strategische reservering natuur. Het dichtstbijzijnde NNN-gebied is de waterweg Dordtsche Kil, dat ligt op 105 m afstand van het plangebied, zie figuur 4.3. De locatie ligt op circa 5,5 kilometer van Natura 2000-gebied 'Oudeland van Strijen' en circa 4,2 kilometer van stikstofgevoelig Natura 2000-gebied 'Biesbosch', zie figuur 4.4.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0013.png"

Figuur 4.3 Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. beschermde natuurgebieden (bron: Provincie Zuid-Holland).

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0014.png"

Figuur 4.4 Ligging plangebied (rood omcirkeld) t.o.v. Natura 2000 gebieden (bron: Aerius-calculator).

Vanwege de afstand zijn directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring op voorhand uitgesloten. Voor het onderzoeken van de mogelijke effecten op het nabijgelegen stikstofgevoelige Natura 2000-gebied Biesbosch zijn er voor de aanleg- en gebruiksfases AERIUS-berekeningen uitgevoerd (versie 2021). De memo met de berekeningen zijn opgenomen in bijlage 2, 3 en 4 bij deze toelichting. Uit de berekeningen blijkt dat geen sprake is van rekenresultaten die hoger zijn dan 0,00 mol N/ha/jr voor de aanleg- en gebruiksfase van de ontwikkeling.

4.4.3 Soortenbescherming

Uit bureaustudie en biotooptoets is naar voren gekomen dat er één geschikte verblijfplaats voor huismussen in het plangebied aanwezig is. Er valt niet met zekerheid uit te sluiten dat deze opening in gebruik zal worden genomen. Nader onderzoek naar de functie van het plangebied als verblijfplaats voor huismussen is noodzakelijk, tenzij de werkzaamheden buiten de voortplantingsperiode van deze soort worden uitgevoerd. De voortplantingsperiode van de huismus loopt van begin maart tot eind september. Ook heeft het plangebied een functie voor algemene broedvogels. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 5.

4.4.4 Conclusie

Directe effecten zoals areaalverlies, versnippering, verandering van de waterhuishouding en verstoring is uitgesloten. Er zijn geen negatieve effecten voor de stikstofgevoelige natuurgebieden. De aanbouw vormt geen belemmering voor de aangetroffen potentiele verblijfplaats voor de huismus. Op figuur 2.1 is te zien dat er geen functioneel groen verloren gaan. Zolang de werkzaamheden worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van de huismus staat het aspect ecologie de ontwikkeling niet in de weg.

4.5 Bodemkwaliteit

4.5.1 Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

4.5.2 Onderzoek en conclusie

In opdracht van Rho Adviseurs is ter plaatse van de twee uitbreidingen door IDDS een milieuhygiënisch vooronderzoek en een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd. De overige gronden binnen het plangebied zullen enkel oppervlakkig verstoord worden en blijven in de toekomstige functie gebruikt worden als tuin. De rapportage van het onderzoek is opgenomen in bijlage 6. Hieronder worden de conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek weergegeven.

  • De zandige toplaag is licht verontreinigd met zink, cadmium, kwik, lood PAK en PCB.
  • De kleiige ondergrond is licht verontreinigd met nikkel, kwik en lood.
  • Het grondwater is licht verontreinigd met barium.
  • De mogelijk aanwezig zijnde 'ophooglagen' zijn niet tot hooguit licht verontreinigd met de bovengenoemde parameters.

Gelet op de onderzoeksresultaten wordt de hypothese 'verdacht' voor beide deellocaties gehandhaafd. Echter, de gemeten waarden zijn dermate gering dat aanvullend onderzoek naar het voorkomen van deze stoffen in de bodem op het perceel ingevolge de Wet bodembescherming, niet noodzakelijk is.

Beperkingen inzake het verlenen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen) worden op basis van de onderzoeksresultaten uit milieuhygiënisch oogpunt niet voorzien.

Wij adviseren om de onderzoeksresultaten voor te leggen aan het bevoegd gezag, zijnde de Omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid, om na te gaan of zij kunnen instemmen met de onderzoeksresultaten en bovengenoemde conclusies ten behoeve van het verkrijgen van een omgevingsvergunning (activiteit bouwen).

Indien op de onderzoekslocatie ten gevolge van graafwerkzaamheden grond vrijkomt en buiten de locatie wordt hergebruikt, vindt hergebruik veelal plaats binnen het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In dat geval dient de chemische kwaliteit van de grond te worden getoetst aan de kwaliteitsnormen die door het Besluit bodemkwaliteit aan de betreffende toepassing worden verbonden.

Conclusie

De milieukundige bodemkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Luchtkwaliteit

4.6.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.3 weergegeven.

Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm.

Stof Toetsing van Grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg /m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg/m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

4.6.2 Onderzoek en conclusie

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 14 wooneenheden. Een dergelijke ontwikkeling valt onder het Besluit niet in betekenende mate onder de categorie woningbouw tot 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg. Dit betekent dat de ontwikkeling niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit ter plaatse, en dat nader onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2019 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Maasdamseweg, ten noorden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat voor de prognose in 2020 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in de prognose voor 2020; 23,5 µg/m³ voor NO2, 18,6 µg/m³ voor PM10 en 11,1 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6,6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling in het plangebied. Ter plaatse van het plangebied is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Bedrijven En Milieuhinder

4.7.1 Beleid en normstelling

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

4.7.2 Onderzoek en conclusie

In de beoogde situatie wordt een woonzorgvilla gerealiseerd. Hiermee wordt een milieuhinderlijke en milieugevoelige functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. In het gebied zijn voornamelijk woningen gevestigd, waardoor de omgeving getypeerd kan worden als 'rustige woonwijk'.

Een woonzorgvilla komt niet voor in de VNG-brochure, daarom is gekozen om te toetsen aan de richtafstanden voor een verpleeghuis. Een verpleeghuis valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2 met een richtafstand van 30 m in een rustige woonwijk. Op circa 5 m bevinden zich ten noorden en ten zuiden woonbestemmingen. Er wordt niet aan de richtafstand voldaan. De ontwikkeling is echter relatief klein en vergelijkbaar met woningen, waardoor hinder uitgesloten kan worden.

Daarnaast moet er ook onderzocht worden of ter plaatse sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Ten westen bevindt zich een bedrijfsbestemming waar maximaal bedrijven uit categorie 2 zich mogen vestigen. Dit heeft een richtafstand van 30 m in een rustige woonwijk. Met een afstand van circa 35 m wordt hieraan voldaan. Daarnaast zijn er al woonbestemmingen dichter bij het bedrijf gelegen en geldt er momenteel al een woonbestemming.

Conclusie

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven belemmerd en ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met de plaatsing van geluidsbronnen zoals airconditioning en/of afzuiginstallaties en dergelijke apparaten dient rekening gehouden te worden met de oriëntering en geluidsbelasting richting de omgeving.

4.8 Duurzaamheid

4.8.1 Toetsingskader

Hoeksche Waard Energieneutraal 2040

De ambitie van de Hoeksche Waard is om in 2040 100% energieneutraal te zijn. Hiermee legt de Hoeksche Waard de lat hoger dan de landelijke ambitie (in 2050 energieneutraal). Om gericht stappen in deze richting te zetten is de 'Energievisie Hoeksche Waard 2016-2020' opgesteld in nauwe samenwerking met ondernemers en maatschappelijke organisaties in de Hoeksche Waard.

De Energievisie gaat uit van de Trias Energetica. Waarbij in eerste instantie wordt ingezet op het beperken van de energiebehoefte. Dit uit zich in 3 pijlers:

  1. 1. Energie besparen in de bebouwde omgeving (o.a. isolatie).
  2. 2. Opwekken van duurzame energie (o.a. wind, zon, biomassa, getijdenenergie).
  3. 3. Duurzame mobiliteit (o.a. elektrische auto's en fietsen, openbaar vervoer).

Er zijn twee belangrijke neven effecten. Het gezamenlijk inzetten op besparing en opwekking van energie biedt volop kansen voor de lokale economie (bouwsector, agrarische sector en biobased economy) om daarvoor met oplossingen te komen. Het sturen op innovatie is daarbij belangrijk. Daarnaast wordt met Marketing & Educatie de Hoeksche Waard meer op de kaart gezet als duurzame regio. Beginnen bij de jeugd draagt bij aan bewustwording bij ouders en zorgt tevens voor een ander handelen door deze jeugd over 10 jaar.

Naast de Energievisie is er ook een 'Regionaal Uitvoeringsprogramma Energievisie 2016-2020' opgesteld. De Energievisie is in dit Uitvoeringsprogramma uitgewerkt tot concrete activiteiten voor de jaren 2016-2020. Een aantal van deze activiteiten is het afgelopen jaar en begin 2017 al in gang gezet. Met dit Uitvoeringsprogramma worden deze activiteiten gestructureerd en zichtbaar gemaakt. Daarnaast starten wij op basis van dit uitvoeringsprogramma diverse nieuwe activiteiten. Voor het Uitvoeringsprogramma en de Energievisie is input verzameld van het maatschappelijk middenveld en vanuit het Regionale Raadsledenoverleg (ROHW). Het Uitvoeringsprogramma wordt elk jaar opnieuw bekeken of het nodig is om het te actualiseren om op deze manier per jaar projecten uit te voeren die actueel, (financieel)haalbaar en marktgericht zijn. Elke activiteit wordt in dit uitvoeringsprogramma toegelicht en bestaat uit de onderdelen; resultaat, planning, kosten en status.

Aanpasbaar bouwen

Dit is bepaald in de Regionale Woonvisie 2030. In de Hoeksche Waard groeit het aantal seniorenhuishoudens bovengemiddeld sterk. Het aantal 75+ huishoudens verdubbelt de komende jaren. Van de bevolking wordt verwacht een leven lang zelfstandig te wonen. Daarnaast is de financiering voor de zorg en het wonen ontkoppeld. Hierdoor stijgt de vraag naar eenvoudig aanpasbare woningen op de woningmarkt.

Een aanpasbaar gebouwde woning is geschikt te maken voor meerdere doelgroepen

Van belang hierbij zijn de relaties tussen ruimten en bedieningsgemak van bijvoorbeeld ramen en deuren. Ook gaat het om veiligheid. In feite kan een aanpasbaar gebouwde woning op verschillende manieren en door verschillende soorten huishoudens worden bewoond. Het gaat niet zozeer om bouwen voor een bepaalde doelgroep, maar om het bouwen van een woning die door verschillende doelgroepen kan worden bewoond en daarmee zijn toekomstwaarde behoudt. Voor de vergrijzing van de nabije toekomst én de demografische ontwikkeling die daarna volgt. Hiermee behoudt de woning zijn toekomstwaarde.

SKW Certificatie WoonKeur is een eis

De woonvisie verwijst naar het kwaliteitskeurmerk WoonKeur voor het aanpasbaar bouwen. Een woning met een WoonKeur certificaat kan eenvoudig en tegen beperkte kosten worden aangepast als de levensomstandigheden daar om vragen. Dit houdt in dat een bewoner in zijn woning moet kunnen blijven wonen. Ook als de gezondheid om aanpassingen aan de woning vraagt. Hiermee wordt verplicht verhuizen om een reden van een beperking voorkomen. De gemeente adviseert om SKW Certificatie in een vroeg stadium bij een nieuwbouwproject te betrekken. In dit keurmerk zijn de bouwtechnische eisen teruggebracht tot een overzichtelijk en goed toepasbaar pakket aan maatregelen.

4.8.2 Onderzoek

Bij de bouw van de woning 15 jaar geleden is al gekozen voor duurzame verwarming door middel van warmte pompen en een zeer hoge isolatie graad wat nu algemeen wordt toegepast.

De bestaande woning is uitgerust met 2 warmte pompen 1 voor de woning (waar 6 wooneenheden zijn voorzien), en 1 voor de verwarming van het zwembad. Er is een gasketel aanwezig voor back up voor uitval en extra verwarming bij zeer strenge vorst. De bestaande gas aansluiting blijft intact.

De aanbouw wordt uitgevoerd met warmte pompen. Nu is het plan het geheel zoveel mogelijk uit te voeren met zonnepanelen, zodat een groot gedeelte van de energie zelf kan worden opgewekt.

Gelet op de doelgroep worden de woningen opgeleverd met alle mogelijke aanpassingen om de bewoners het leven zo aangenaam mogelijk te maken.

4.9 Externe Veiligheid

4.9.1 Beleid en normstelling

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.

4.9.2 Onderzoek

Overeenkomstig de professionele risicokaart (figuur 4.5) waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen plaats via het spoor, de weg of door buisleidingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1963.Bevershoekstr2SGVD-VG01_0015.png"

Figuur 4.5 Uitsnede professionele risicokaart met plangebied rood omcirkelt.

Ten oosten op een afstand van circa 189 m bevindt zich de corridor Rotterdam - Moerdijk waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied wordt bepaald door stofcategorie GT3 deze bedraagt 1.070 m. Omdat het plangebied zich binnen de 200 m van de vaarweg bevindt, is inzicht in de externe veiligheidsrisico's nodig. Door AVIV is een onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 7. Hieruit blijkt dat voor de Dordtsche Kil een PR-plafond van 0 m geldt. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen op de oever van de vaarweg niet meer mag bedragen dan 10-6 per jaar. Het plaatsgebonden risico vormt daarmee geen belemmering voor het plangebied. Voor de bepaling van het groepsrisico is gebruik gemaakt van de vuistregels zoals opgenomen in bijlage 1.4.2.2 van de Handleiding Risicoanalyse Transport (Hart) voor een vaarweg van bevaarbaarheidsklasse 6. Hieruit blijkt dat de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Wanneer daarnaast het aantal transport van LT2 en GT3 kleiner is dan 1000 per jaar en de aanwezigheidsdichtheden kleiner zijn dan 500/ha, is het groepsrisico kleiner dan 10% van de oriëntatiewaarde. LT2 wordt niet vervoerd over deze vaarweg en het vervoer van GT3 via binnenvaartschepen is 196 per jaar. Daarnaast is via de BAG-populatieservice gebleken dat het aantal personen per hectare maximaal 65 is in de nacht op de westelijke kant van de vaarweg. Hiermee kan worden geconcludeerd dat het groepsrisico niet hoger is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Wel dient een beknopte verantwoording te worden geschreven.

Daarnaast bevindt het plangebied zich in het invloedsgebied van de risicovolle inrichtingen Standic B.V. en Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. Voor beide inrichtingen is een QRA van de groepsrisico te vinden in de professionele risicokaart. Het groepsrisico van beide inrichtingen bevindt zich ruim onder de oriëntatiewaarde. De ontwikkeling is relatief klein en bevindt zich op een grote afstand van de risicovolle inrichtingen. Daarnaast is het invloedsgebied van beide inrichtingen kilometers groot, waardoor verschillende dorpen hierin vallen. De toevoeging van 14 appartementen zal niet zorgen voor een significante stijging in het groepsrisico of voor een groepsrisico boven de oriëntatiewaarde.

Beknopte verantwoording

Bestrijdbaarheid en bereikbaarheid

Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen. Het plangebied wordt ontsloten via de Bevershoekstraat. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van 's-Gravendeel. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede.

Zelfredzaamheid

In de toekomstige situatie zal een zorgvilla gerealiseerd worden. De aanwezige ouderen worden gezien als verminderd zelfredzame personen. Er wordt echter uitgegaan dat in geval van nood de verzorgers de ouderen zullen begeleiden. Er is 24 uur per dag een verzorger aanwezig. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over het water geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen.

4.9.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen Standic B.V., Afvalstoffen Terminal Moerdijk B.V. en corridor Rotterdam - Moerdijk waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit het onderzoek van AVIV blijkt dat het groepsrisico niet hoger is dan de oriëntatiewaarde en ook kleiner is dan 10% van de oriëntatiewaarde. Uit de beknopte verantwoording blijkt daarnaast dat de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied als voldoende worden beschouwd. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.10 Kabels En Leidingen

4.10.1 Toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

4.10.2 Onderzoek en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.11 Cultuurhistorie En Archeologie

4.11.1 Toetsingskader

Gemeente Hoeksche Waard heeft voor de periode 2019 – 2023 integraal erfgoedbeleid vastgesteld om de identiteit van het grondgebied te versterken. Dit is verwoord in de erfgoednota en de erfgoedverordening van gemeente Hoeksche Waard. De gemeente ziet ons erfgoed als inspiratiebron voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen en als leerbron voor toekomstige generaties.

Het behoud, beleven en benutten van erfgoed ziet de gemeente als wenselijke ontwikkeling in relatie tot het behoud van diversiteit en identiteit van dorpen en streken. Het in stand houden van het erfgoed en het uitdragen (het verhaal (door)vertellen) geeft het streekeigen erfgoed een economische waarde die zich als toeristisch-recreatief product terugbetaalt en een positieve invloed heeft op het vestigingsklimaat.

4.11.2 Cultuurhistorie

De historische kern van 's-Gravendeel heeft een zekere cultuurhistorische waarde. Deze waarden zijn dermate algemeen, dat deze niet middels het bestemmingsplan kunnen of moeten worden beschermd.

In de kern van 's-Gravendeel bevinden zich diverse Rijks- en gemeentelijke monumenten. De monumenten worden beschermd via de Monumentenwet. De betreffende woning is geen monument en ook om het plangebied zijn geen monumenten aanwezig.

4.11.3 Archeologie

In opdracht van Rho Adviseurs heeft IDDS Archeologie in februari 2021 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Bevershoekstraat 2 in 's-Gravendeel, gemeente Hoeksche Waard. De noodzaak tot het archeologisch

onderzoek komt voort uit het bestemmingsplan. De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 8 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Hieronder zijn de conclusies en aanbevelingen uit dit onderzoek overgenomen.

Bureauonderzoek

Uit het bureauonderzoek blijkt dat het onduidelijk is of het plangebied op een oude stroomgordel ligt of niet en ook de diepteligging van deze mogelijke stroomgordel is onduidelijk. Indien het plangebied ligt op een stroomgordel waarvan de afzettingen, op basis van onderzoeken in de omgeving, liggen op -1,0 tot -3,0 m NAP (ofwel 1,0 tot 3,5 m -mv), dan heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting voor de ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen. Op deze stroomgordel kunnen nederzettingen en andere complextypen voorkomen uit deze perioden met grondsporen en vondsten zoals aardewerk, glas, metaal, (verbrand) bot en dergelijke. Uit het milieukundige bodemonderzoek blijkt dat deze stroomrug in het plangebied niet voorkomt tot een diepte van -2,4 m NAP (3,0 m -mv), maar mogelijk

wel dieper.

Als het plangebied niet op een stroomgordel ligt dan komt in de ondergrond een pakket Hollandveen voor. Voor dit Hollandveen geldt een middelhoge archeologische verwachting, indien de top niet is geërodeerd door de overstromingen van de St. Elisabethsvloed, voor resten van ontginning en

landbouw uit de perioden ijzertijd, Romeinse tijd en middeleeuwen. Resten hiervan bestaan voornamelijk uit sporen van sloten, greppels, waterputten of -kuilen en dergelijke. De top van het Hollandveen ligt waarschijnlijk op -2,5 tot -3,0 m NAP (ofwel 2,5 tot 3,5 m -mv; en dus net buiten de boordiepte van het milieukundige onderzoek).

De bovenste meters van de bodemopbouw in het plangebied bestaan uit getijde-afzettingen die zijn ontstaan bij en in de twee eeuwen na de St. Elisabethsvloed. Uit de periode 1421 tot de inpoldering in de 17e eeuw zullen geen archeologische waarden voorkomen in het plangebied. Het gebied lag toen in het water of op getijdeplaten (gorzen) en was onbruikbaar voor de mens. Vanaf de 17e tot het midden van de 20e eeuw was het plangebied onbebouwd en waarschijnlijk vooral in gebruik als boomgaard.

Ook uit die periode zullen er in het plangebied geen archeologische waarden aanwezig zijn. Sinds de tweede helft van de 20e eeuw is het plangebied (deels) bebouwd geweest, maar bij de vele bouw- en sloopwerkzaamheden zal de bovengrond van het plangebied grotendeels verstoord zijn geraakt. In deze periode was het ongebruikelijk om oude funderingen in de bodem achter te laten. Het plangebied ligt op basis van de historische kaarten ook duidelijk buiten de historische bebouwingskern van 's-Gravendeel en heeft op basis van het bureauonderzoek dus een lage archeologische verwachting voor waarden uit de Nieuwe tijd.

Veldonderzoek

Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied zowel geen archeologische verwachting heeft voor een stroomgordel als voor een veenpakket. De stroomgordel is niet aanwezig en het veenpakket is geërodeerd. De afzettingen die zijn aangetroffen in een ongeveer 3,5 m dik pakket op het veen bestaan inderdaad uit getijde-afzettingen, afgezet tussen St. Elisabethsvloed in 1421 en de inpoldering in de 17e

eeuw. Het plangebied blijkt uit de boringen te zijn opgehoogd en de bodem verstoord tot ten minste een diepte van 0,8 m -mv. Op basis van het veldonderzoek wordt de archeologische verwachting van het plangebied bijgesteld naar zeer laag. In het plangebied komen zeer waarschijnlijk geen (intacte) archeologische waarden meer voor.

Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat het plangebied slechts een zeer lage archeologische verwachting heeft en dat in het plangebied zeer waarschijnlijk geen archeologische waarden voorkomen. IDDS Archeologie adviseert om het plangebied, voor wat betreft het aspect archeologie, vrij te geven voor de voorgenomen civieltechnische werkzaamheden.

Conclusie

Het aspect archeologie staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Vormvrije M.e.r.- Beoordeling

4.12.1 Beleid en Normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

4.12.2 Onderzoek

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 14 zorgwooneenheden. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.

Uit de bovenstaande paragrafen blijkt dat, gelet op de kenmerken van het project (zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r.), de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten, geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden. Mitigerende maatregelen zijn dan ook niet noodzakelijk.

Voorafgaand aan de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan zal de gemeenteraad van gemeente Hoeksche Waard (op basis van een m.e.r. aanmeldnotitie) besluiten dat er geen MER-procedure doorlopen hoeft te worden.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Voor de opbouw van een bestemmingsplan is door het Ministerie van BZK een standaard ontwikkeld, de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). In dit bestemmingsplan wordt van deze standaarden gebruikgemaakt. Hiermee wordt de rechtsgelijkheid en de uniformiteit binnen de gemeentelijke c.q. landelijke bestemmingsplannen gediend.

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

De hoofdstukindeling van de bestemmingsplanregels bestaat uit:

  1. 1. Inleidende regels;
  2. 2. Bestemmingsregels;
  3. 3. Algemene regels;
  4. 4. Overgangs- en slotregels.

5.2 Artikelsgewijze Toelichting

5.2.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de planregels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt bepaald op welke manier bij de toepassing van de planregels wordt gemeten. Bij het meten van bouw- en goothoogtes van gebouwen is het begrip peil van belang.

5.2.2 Bestemmingen en gebruik

Artikel 3 Maatschappelijk

Het bestemmen van een woonzorgcomplex is vooral afhankelijk van de invulling van de geboden zorg. Als het bieden van de zorg slechts een ondergeschikte functie heeft en er sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning dan past het woon-zorgcomplex in beginsel in de bestemming 'Wonen'. Er is sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning als de zorg bestaat uit specifieke ondersteuning voor de algemene dagelijkse levensbehoeften en de bewoners geen voortdurende zorg nodig hebben.

Er is in dit geval geen sprake van nagenoeg zelfstandige bewoning vanwege de aard van de bewoners die de gehele dag begeleid worden. Dagelijks is verzorgend personeel en begeleiding aanwezig. Daarom is in dit geval de bestemming 'Maatschappelijk' passender bevonden dan 'Wonen'.

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden met de aanduiding 'Wonen' zijn uitsluitend bestemd voor het realiseren van 14 zorgwoningen en hierbij behorende dagbesteding en voorzieningen. Op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan is een bouwvlak opgenomen waarbinnen de gebouwen moeten worden gebouwd, de gronden mogen tevens worden gebruikt voor parkeervoorzieningen, groen en water. De goothoogten van de gebouwen is vastgesteld op de verbeelding met een maximale dakhelling van 60%.

Artikel 4 Tuin

De bestaande voortuin bij de woning is in de bestemming 'Tuin' gelegd. De gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op het aangrenzende grond gelegen hoofdgebouw. Er zijn geen gebouwen in de bestemming toegestaan. Er zijn onder voorwaarden erkers en erfafscheidingen binnen de bestemming toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie - 1 en Artikel 6 Waarde - Archeologie - 3

Op basis van het archeologische beleid van de gehele Hoeksche Waard is aan het plangebied een dubbelbestemming toegekend. Met deze dubbelbestemming wordt geregeld dat er uitsluitend werken en werkzaamheden uitgevoerd mogen worden, nadat is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden aangetast.

Binnen het plangebied is er sprake van twee archeologische verwachtingswaarden, Waarde -Archeologie - 1 waarvoor een verstoringsoppervlakte van 30 m² geldt en ter plaatse van de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 3 waarvoor een verstoringsoppervlak van 500 m² geldt wanneer archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Deze bestemmingen zijn overgenomen in het voorliggende plan om de potentiële archeologische waarde in de bodem te beschermen.

Artikel 7 Waterstaat - Waterkering

Deze bestemming is gelegd op de beschermingszone van de waterkering. De regeling is gericht op het beschermen van de waterkering. Dit leidt onder meer tot beperkingen voor bouwen en voor werken en werkzaamheden.

5.2.3 Algemene regels

Artikel 8 Antidubbeltelregel

Deze regel dient om te voorkomen dat indien in het bestemmingsplan bij een bepaald gebouw een zeker open terrein is geëist, dat terrein nog eens meetelt bij het beoordelen van een aanvraag voor een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 9 Algemene bouwregels

Overschrijding bouwgrenzen

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden.

Bestaande afstanden en andere maten

In de planregels zijn diverse regelingen opgenomen die aangeven wat maximaal of minimaal toelaatbaar is. Deze regelingen kunnen betrekking hebben op hoogten, breedten, diepten, oppervlakten, afstanden of aantallen. Ruimtelijke overwegingen hebben bepaald welke maat als maximum of minimum is aangegeven. Lang niet alle bestaande situaties voldoen echter aan de betrokken maten. Het negeren van deze bestaande maten zou betekenen dat het betrokken gebouw onder het overgangsrecht valt, met alle gevolgen van dien (alleen gedeeltelijk vernieuwen of veranderen, alleen herbouw na calamiteit etc.). Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling. Overgangsrecht is immers alleen aan de orde, wanneer te verwachten is dat het betrokken gebouw gedurende de looptijd van het bestemmingsplan zal worden geamoveerd.

Het onder het overgangsrecht brengen zou ook tot praktische complicaties leiden, aangezien dan onduidelijk is of - bijvoorbeeld - het gehele gebouw onder het overgangsrecht valt of alleen dat gedeelte waarmee de betrokken maten worden overschreden.

Om dit soort verwikkelingen te voorkomen, is in artikel 17 een regeling opgenomen die voorkomt dat overgangsrecht van toepassing is, indien de gestelde maxima of minima niet met de bestaande situaties in overeenstemming is.

Uiteraard geldt de betrokken regeling niet indien een bestaand bouwwerk wordt afgebroken en op een andere plek wordt herbouwd. In dat geval gelden de als maximaal of minimaal gestelde maten onverkort. Voorts is de regeling uitsluitend van toepassing ter plaatse van de reeds bestaande afwijking. Dit houdt in dat indien een gebouw dat - bijvoorbeeld - volgens de reguliere planregels te dicht op de zijdelingse perceelgrens is gebouwd, wordt vergroot, de regeling niet van toepassing is.

Met betrekking tot de bestaande maten is als peildatum gekozen voor het moment waarop het bestemmingsplan in werking is getreden. Dit is het eerste moment waarop nog uitsluitend conform het geldende bestemmingsplan, in casu de daarin vastgelegde maxima en minima, kan worden gebouwd.

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

In dit artikel wordt het strijdige gebruik benadrukt.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

In de algemene aanduidingsregels is een regeling opgenomen ter bescherming van de geluidszone van het industrieterrein Groote Lindt / Dordt-West.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

Voor ondergeschikte afwijkingen van het bestemmingsplan is een algemene bevoegdheid tot afwijken opgenomen. De onderhavige regeling voorziet in verband met de gewenste duidelijkheid, in een objectieve begrenzing van het toepassingsbereik van de afwijking.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

In Artikel 13 Algemene wijzigingsregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van kleine overschrijdingen van de bestemmingsgrenzen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein.

Artikel 14 Overige regels

In de overige regels is in artikel 14.1 Voldoende parkeergelegenheid geregeld dat bij een nieuw bouwwerk of verandering van een bouwwerk wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.

5.2.4 Overgangs- en slotregels

Artikel 15 Overgangsrecht

Het overgangsrecht ten aanzien van bouwen is neergelegd in artikel 14.1 lid 1 Wro. Enkele bouwmogelijkheden in afwijking van de regels blijven bestaan voor gebouwen die afwijken van het plan en die zijn of worden gebouwd bij of krachtens de Woningwet. Bestaande afwijkingen mogen niet worden vergroot. Uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning om af te wijken van het bevoegd gezag.

Lid 2 betreft de overgangsregels met betrekking tot het gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken die afwijken van het bestemmingsplan op het moment dat dit rechtsmacht verkrijgt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het gebruik is slechts toegestaan indien de afwijzing hierdoor niet wordt vergroot.

Artikel 16 Slotregel

Het laatste artikel van de planregels betreft de slotregel van het onderliggende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

6.1.1 Participatie

Op 12 oktober 2020 heeft de initiatiefnemer samen met Rho adviseurs de omwonenden geïnformeerd over het planvoornemen om de woning aan de Bevershoekstraat 2 om te bouwen tot een zorgvilla. In die brief hebben wij ontvouwd hoe dat er uit zou kunnen gaan zien. De omwonenden zijn hierin uitgenodigd te reageren op deze eerste plannen en de vragen en opmerkingen kenbaar te maken. De omwonenden hebben hier goed gebruik van gemaakt. Oorspronkelijk was het de bedoeling om een bijeenkomst te organiseren, maar door de corona maatregelen leek dat geen goed idee.

Daarom zijn de opmerkingen beantwoord in een tweede brief, deze is opgenomen in Bijlage 9, deze brief is toegelicht in een videobijeenkomst waarbij 6 omwonenden aanwezig waren. Hier zijn geen nieuwe aandachtspunten naar voren gekomen. De grootste zorg blijft over het parkeren en toelevering, de bouwfase en mogelijke schade hierdoor aan de gebouwen en de privacy van zowel de huidige als de nieuwe bewoners. Helaas was bij dit videogesprek de exploitant verhinderd. Daarom is nogmaals een videogesprek gehouden waarin de exploitant de dagelijkse/wekelijkse gang van zaken heeft uitgelegd en toegelicht. Op verzoek van enkele omwonenden is in een kleinere setting een vergelijkbare videobijeenkomst gehouden.

6.1.2 Overleg ex artikel 3.1.1 Bro

Het concept ontwerpbestemmingsplan is toegezonden aan de overlegpartners in het kader van het wettelijk overleg op grond van artikel 3.1.1 Bro. De reacties zijn in de tekst van het ontwerpbestemmingsplan verwerkt.

6.1.3 Zienswijzen

De formele bestemmingsplanprocedure start met het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan. Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Belanghebbenden hebben binnen deze periode een zienswijze kunnen indienen.

Er zijn twee belanghebbenden die gebruik hebben gemaakt van de gelegenheid een zienswijze in te dienen tegen het plan. Deze zienswijze zijn samengevat en beantwoord in de Nota van beantwoording, deze is opgenomen in bijlage 10.

Na de ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zijn er een aantal aanpassingen gedaan aan het vast te stellen bestemmingsplan, deze aanpassingen zijn eveneens opgenomen in bijlage 10 en verwerkt in voorliggend bestemmingsplan.

6.1.4 Vervolg

Ook na de beantwoording van de vooroverlegreacties , zienswijze en het vaststellen van het bestemmingsplan zal de initiatiefnemer en exploitant contact onderhouden met de omwonenden van het plangebied. Op deze wijze kunnen aangehaalde punten in de vergunning fase en bij exploitatie worden meegenomen in het verdere traject.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat in principe kosten van gemeentewege dienen te worden verhaald. Dit kan ofwel via een exploitatieplan ofwel via een anterieure overeenkomst (Zakelijke beschrijving). In dit geval wordt een anterieure overeenkomst gesloten omtrent eventuele planschadeclaims en gemaakte plankosten. De gemeente zal om deze reden geen exploitatieplan vaststellen.

Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek Bevershoekstraat

Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Bevershoekstraat

Bijlage 2 Aerius Memo Bevershoekstraat 2

Bijlage 2 Aerius memo Bevershoekstraat 2

Bijlage 3 Aanlegfase Bevershoekstraat 2 2020

Bijlage 3 Aanlegfase Bevershoekstraat 2 2020

Bijlage 4 Gebruiksfase Bevershoekstraat 2 2020

Bijlage 4 Gebruiksfase Bevershoekstraat 2 2020

Bijlage 5 Quickscan Wet Natuurbescherming - Bevershoekstraat 2 'S-gravendeel

Bijlage 5 Quickscan Wet natuurbescherming - Bevershoekstraat 2 's-Gravendeel

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek Bevershoekstraat 2 Te 'S-gravendeel

Bijlage 6 verkennend bodemonderzoek Bevershoekstraat 2 te 's-Gravendeel

Bijlage 7 Externe Veiligheidsonderzoek

Bijlage 7 Externe veiligheidsonderzoek

Bijlage 8 Archeologische Onderzoek Concept_'s-gravendeel Bevershoekstraat 2

Bijlage 8 Archeologische onderzoek concept_'s-Gravendeel Bevershoekstraat 2

Bijlage 9 2e Brief Voor Omwonende Bevershoekstraat 2 Te 'S-gravendeel

Bijlage 9 2e Brief voor omwonende Bevershoekstraat 2 te 's-Gravendeel

Bijlage 10 Nota Van Beantwoording

Bijlage 10 Nota van beantwoording