Torensteepolder 1b
Uitwerkingsplan - Gemeente Hoeksche Waard
Vastgesteld op 02-03-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Van Toepassing Verklaring
Op dit uitwerkingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c", vastgesteld op 24 april 2019 door de gemeenteraad van de Hoeksche Waarde, met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPTSPfase1ben1c-VG01 van toepassing, voor zover in de regels van dit uitwerkingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c" en het uitwerkingsplan, de regels van het uitwerkingsplan van toepassing zijn.
Artikel 2 Aanvullende Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
2.1 plan:
het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c", Uitwerkingsplan "Torensteepolder fase 1b" met identificatienummer NL.IMRO.1963.UPTSPfase1bNMD20-VG01 van de gemeente Cromstrijen.
2.2 uitwerkingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
- c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
- b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m.
Artikel 5 Woongebied
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het wonen in de vorm van vrijstaande woningen;
- b. het wonen in de vorm van twee-aan-eengebouwde woningen;
- c. het wonen in de vorm van aaneengebouwde woningen;
- d. het wonen in de vorm van geschakelde woningen;
- e. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' tevens voor wonen in de vorm van gestapelde woningen;
- f. groen;
- g. water;
- h. verkeer;
- i. verblijfsgebied, niet zijnde wijkontsluitingsweg, en bijbehorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, groen, bermen, taluds, water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
- j. erven en tuinen;
- k. toegangswegen- en paden;
- l. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
- m. speelvoorzieningen.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1:
- a. onder b en toestaan dat de afstand tot de naar de openbare weg gekeerde perceelsgrens kleiner wordt dan 2 m mits het stedenbouwkundig beeld van brede lanen met groene voortuinen niet wordt aangetast;
- b. onder c en toestaan dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens kleiner is dan 2 m mits het gewenste stedenbouwkundig beeld niet wordt aangetast.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Ten aanzien van de aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten gelden de volgende gebruiksregels:
- a. de vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning en bijgebouwen, met een maximum van 50 m² en met dien verstande dat:
- 1. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
- 2. horeca en detailhandel zijn uitgesloten;
- 3. de activiteiten niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Algemeen
Het gebruik van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2 is slechts toegestaan onder de voorwaarde dat voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid waarbij de volgende normen zoals bepaald onder 7.2, 7.3 en 7.4 in acht moeten worden genomen.
7.2 Parkeernorm per woningtype
- a. Vrijstaande woningen: 2,7;
- b. Twee-aan-eengebouwde woningen: 2,6;
- c. Aaneengebouwde of geschakelde woningen: 2,4;
- d. Gestapelde woningen: 2,5;
7.3 Norm voor parkeerplaatsen op eigen terrein
- a. Op ieder perceel van vrijstaande woningen op grote percelen dienen vanaf het moment van oplevering minimaal 3 parkeerplaatsen aanwezig te zijn en te blijven, waarbij iedere parkeerplaats een omvang moet hebben van minimaal 3 x 6 meter en rechtstreeks bereikbaar moet zijn vanuit de openbare weg;
- b. Op ieder perceel van vrijstaande, twee-aaneengebouwde en geschakelde woningen dienen vanaf het moment van oplevering minimaal 2 parkeerplaatsen aanwezig te zijn en te blijven, waarbij iedere parkeerplaats een omvang moet hebben van minimaal 3 x 6 meter en rechtstreeks bereikbaar moet zijn vanuit de openbare weg;
- c. Op ieder perceel van geschakelde hoekwoningen dient vanaf het moment van oplevering minimaal 1 parkeerplaats aanwezig te zijn en te blijven, waarbij deze parkeerplaats een omvang moet hebben van minimaal 3 x 6 meter en rechtstreeks bereikbaar moet zijn vanuit de openbare weg.
7.4 Norm voor parkeerplaatsen in openbaar gebied
Bij de bouw van iedere woning geldt dat bij oplevering van de woning sprake moet zijn van voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied. Onder voldoende parkeerplaatsen wordt verstaan: in het openbaar gebied aanwezige en te handhaven parkeerplaatsen, waarbij het aantal parkeerplaatsen minimaal moet bedragen:
- a. Grote vrijstaande woning: 0; (onder grote vrijstaande woningen wordt verstaan: woonpercelen met een grondoppervlakte van meer dan 850 m2).
- b. Vrijstaande woningen: 0,7;
- c. Twee-aaneengebouwde woningen: 0,6;
- d. Geschakelde woningen: 0,4;
- e. Aaneengebouwde hoekwoningen: 1,4; (onder een hoekwoning wordt verstaan: een eengezinswoning die grenst aan een aanliggende woning. De hoekwoning ligt op het begin of einde van een reeks woningen en heeft (extra) bij de woning behorende grond aan de zijkant van de woning.)
- f. Aaneengebouwde woningen: 2,4;
- g. Gestapelde woningen: 2,5.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van Hoofdstuk 2 reeds afwijking kan plaatsvinden - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) van gebouwen met ten hoogste 10%;
- b. afwijkingen van bouwhoogten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met ten hoogste 20%;
- c. het oprichten van bouwwerken voor algemeen nut met dien verstande dat:
- 1. de oppervlakte van een gebouw ten hoogste 20 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van bouwwerken ten hoogste 3,5 m bedraagt;
- d. afwijken van de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot maximaal 15m.
Afwijking is niet mogelijk, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene Wijzigingsregels
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaald in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van aanduidingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan "Torensteepolder fase 1b en 1c", Uitwerkingsplan Torensteepolder fase 1b.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Op 11 juni 2019 is het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' vastgesteld. In dit bestemmingsplan zijn aan (een deel van) de gronden de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' toegekend. Op grond van deze bestemming is nog geen sprake van een bouwtitel. Daarvoor dient deze bestemming eerst te worden uitgewerkt. Voorliggend uitwerkingsplan voorziet in de uitwerking van deze bestemming voor het overige deel van Torensteepolder fase 1b en zorgt voor een bouwtitel zodat ook deze gronden kunnen worden bebouwd ten behoeve van woningen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied van het Uitwerkingsplan Torensteepolder fase 1b is gelegen aan de zuidzijde van de kern Numansdorp in het woongebied 'de Torensteepolder'. Het plangebied behelst het noordelijk deel van de uit te werken woonbestemming uit het vigerende bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en1c'.
Het plangebied wordt globaal begrensd door:
- De eerste fase van 1b in het noorden;
- De Torensteelaan aan zowel de oost- als zuidzijde;
- Woningbouw uit deelgebied de Lommer aan de westzijde.
Afbeelding 1.1: Globale ligging plangebied
1.3 Vigerende Regeling
In het plangebied vigeert momenteel het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c'. Dit bestemmingsplan is op 11 juni 2019 door de gemeenteraad van Hoeksche Waard vastgesteld. In afbeelding 1.2 is het plangebied van dit uitwerkingsplan weergegeven met een zwarte arcering. In dit uitwerkingsplan is de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' opgenomen. Dit plangebied ziet alleen toe op het deel van Torensteepolder fase 1b dat in het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' de uit te werken woonbestemming kent.
Afbeelding 1.2: Overzicht vigerende plannen en plangebied uitwerkingsplan.
Het voorliggende uitwerkingsplan voorziet in de verplichte (deel)uitwerking van deze bestemming. Bij uitwerking van de bestemming dienen burgemeester en wethouders de volgende uitwerkingsregels in acht te nemen:
- a. uitwerking van de bestemming mag pas plaats vinden als de te bouwen woningen passen in het regionaal woningbouwprogramma zoals door Gedeputeerde Staten aanvaard;
- b. binnen het plangebied (de bestemmingen Woongebied en Woongebied - Uit te werken) mogen maximaal 210 woningen worden gebouwd;
- c. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 7 m;
- d. de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 11 m;
- e. bij uitwerking van de bestemming houden burgemeester en wethouders rekening met het beeldkwaliteitplan (bijlage 1 van het bestemmingsplan);
- f. bij de uitwerking kunnen aanvullende regels worden gesteld voor de situering van maatvoering van woningen ten opzichte van het bestaande woongebied.
De woningen in dit uitwerkingsplan zijn opgenomen in categorie 1 in het woningbouwprogramma en als zodang door de Gedeputeerde Staten aanvaard. Op dit punt is het plan dus akkoord.
Met voorgenomen ontwikkeling is voorzien in de realisatie van 103 woningen. Met de 54 woningen uit de eerste fase van 1b leidt dit tot een totaal van 157 woningen. Dit aantal blijft daarmee onder het maximaal aantal woningen van 210. Hiermee wordt voldaan aan het vereiste onder b.
Aan de vereisten onder c en d wordt voldaan. In dit uitwerkingsplan worden deze hoogtes verwerkt en verankerd. Onder e is voorgeschreven dat bij de uitwerking van de bestemming rekening gehouden dient te worden met het beeldkwaliteitsplan voor fase 1b en 1c. In paragraaf 2.2.4 is uiteengezet hoe aangesloten wordt bij de uitgangspunten uit dit beeldkwaliteitsplan. Hiermee is ook voldaan aan het vereiste onder e. De regel die onder f is gesteld biedt een mogelijkheid en geen verplichting.
Bij de uitwerking van de bestemming 'Woongebied - Uit te werken' is daarmee voldaan aan de voorgeschreven uitwerkingsregels.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Plangebied
2.1 Bestaande Situatie
In de huidige situatie ligt het plangebied grotendeels braak in afwachting van de ontwikkeling tot woongebied. Het oostelijk deel van het plangebied is verhard. In afbeelding 2.1 is de huidige situatie in het plangebied en de directe omgeving weergegeven.
Uit afbeelding 2.1 blijkt dat de hoofdstructuren, zoals aangeduid in de eerdere plannen, grotendeels zijn aangelegd. De nieuwe hoofdinfrastructuur is daarnaast gerealiseerd.
Afbeelding 2.1: Huidige situatie in het plangebied.
2.2 Toekomstige Situatie
Het plan voorziet in nieuw woongebied met een hoog ambitieniveau. In de toekomstige situatie krijgt het plangebied de bestemmingen groen, verkeer en wonen. In afbeelding 2.2 is een impressie van de toekomstige situatie weergegeven.
Afbeelding 2.2: Impressie van de toekomstige situatie (bron: AAArchitecten).
2.2.1 Wonen
In het moederplan is ter hoogte van het plangebied een uit te werken woonbestemming opgenomen. Binnen deze bestemming is het mogelijk om alle types woningen te realiseren. In de voorgenomen verkaveling is voorzien in beneden-bovenwoningen (hierna: BeBo), rijwoningen, twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen.
De woningen worden over vijf verschillende bouwvelden gerealiseerd. In het totaal is voorzien in 103 woningen in deze tweede fase van Torensteepolder fase 1b. Hiervan worden er 73 uitgevoerd als rijwoningen. Daarnaast is voorzien in 12 BeBo's, 16 twee-onder-een-kappers en 2 vrijstaande woningen.
In totaal is plaats voor 17 seniorenwoningen en 38 sociale woningen. Hiermee wordt voorzien in een specifieke behoefte en wordt aangesloten bij de sociale doelstellingen van de gemeente.
2.2.2 Infrastructuur
Ten behoeve van een goede afwikkeling van het verkeer wordt zoveel mogelijk aangesloten op de Torensteelaan die het verkeer grotendeels afwikkelt via de nieuw aangelegde oostelijke ontsluitingsweg met een aansluiting op de Wethouder van der Veldenweg.
2.2.3 Groen
In het middengebied van deze fase is voorzien in een groene, openbare ruimte. Ook aan de oostelijke zijde van deze fase is voorzien in een groenvoorziening. Ten slotte worden vrijwel alle wegen aangezet door middel van bomenrijen. Hiermee wordt aangesloten bij de eerder opgestelde, stedenbouwkundige uitgangspunten.
2.2.4 Beeldkwaliteit
Ten behoeve van de ontwikkeling van fase 1b van het plan voor de Torensteepolder te Numansdorp, is op 9 maart 2018 een beeldkwaliteitsplan opgesteld. Het beeldkwaliteitsplan behoort bij het bestemmingsplan 'Torensteepolder 2015', waaraan met dit uitwerkingsplan invulling wordt gegeven. Hiertoe is toetsing aan de beeldkwaliteitskaders benodigd.
Het beeldkwaliteitsplan geeft kwaliteitsdoelen voor de ruimtelijke ontwikkeling en de inrichting van twee deelfases: 1b en 1c. De kwaliteitsdoelen hebben betrekking op de ontwikkeling als geheel, en bieden een overzicht aan regels, randvoorwaarden en eisen die nodig zijn om de beoogde kwaliteitsdoelen te realiseren.
Landschapskarakteristiek
Het beeldkwaliteitsplan is opgesteld aan de hand van de aanwezige landschapskarakteristiek. In het beleid van de provincie Zuid-Holland is het profiel van de Hoeksche Waard en het de kernkwaliteiten van het landschap beschreven. Deze zijn gevat in een 'gebiedsprofiel' en 'kwaliteitskaart', en opgenomen in zowel de voorgaande Visie Ruimte en Mobiliteit (2014) als de huidige Omgevingsvisie (2019).
De landschapskarakteristiek ter plaatse van voorliggend plan is onder de Omgevingsvisie ongewijzigd gebleven ten opzichte van de VRM. Wel zijn enkele uitgangspunten en ambities herzien. De toetsing aan het provinciaal beleid is opgenomen onder hoofdstuk 3.
Uitgangspunten stedenbouwkundig ontwerp
Het beeldkwaliteitsplan geeft de volgende uitgangspunten voor de uitwerking van het stedenbouwkundig ontwerp:
- 1. Het creëren van zichtlijnen
- 2. Het creëren van doorzichten tussen woningen
- 3. Zorgen voor een groen/blauwe omlijsting
- 4. Inpassen van het geheel binnen de bestaande structuren
- 5. Mogelijk maken van fysieke interactie tussen het recreatieve zuiden, de nieuwe woningen en de bestaande kern.
De concept-verkaveling die is opgenomen in het beeldkwaliteitsplan wijkt op onderdelen af van het definitieve ontwerp. Ruimtelijk gezien verschilt de opzet van fase 1b en 1c sterk. Beide hebben een eigen karakter voor wat betreft het openbaar gebied en bijbehorend woningbouwprogramma.
Om te bepalen of de stedenbouwkundige uitgangspunten worden gerespecteerd, wordt hierna een stedenbouwkundige toets uitgevoerd. Voor een uitgebreide toelichting op de principes wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan voor fase 1b en 1c van de Torensteepolder.
Stedenbouwkundige toets
De stedenbouwkundige toets dient plaats te vinden op basis van de 5 hiervoor benoemde uitgangspunten.
Fase 1b
De toegankelijkheid en beleefbaarheid van de dorpsrand dient verbeterd te worden door fysieke en visuele relaties te handhaven dan wel te versterken. In het stedenbouwkundig plan (voorontwerp, d.d. 18 juni 2020) van fase 1b wordt invulling aan deze ambitie gegeven door het creëren van zichtlijnen, zodat het omliggende landschap zichtbaar is vanuit het plangebied.
Het plan, gelegen aan de noordzijde van het plangebied, omvat circa 157 woningen verdeeld over 3 deelfases. Deze deelfases B1 (woongebied noordzijde), B2 (middengebied) en B3 (zuidelijke rand) omvatten respectievelijk 54, 85 en 18 woningen. Het totale woongebied voor fase 1b is vierkant, wat aansluit op de bestaande verkaveling, zoals beoogd met uitgangspunt 4.
De bouwvelden worden van elkaar gescheiden door een wegenstructuur met aan minimaal één zijde een bomenrij of invulling met groene parkachtige ruimtes. In het verlengde van deze groene structuren is het omliggende polderlandschap zichtbaar. Vanuit de wijk worden twee zichtlijnen in oostelijke richting, en één lange zichtlijn in zuidelijke richting gerealiseerd, in lijn met uitgangspunt 1. Ook worden routes voor langzaam verkeer binnen de wijk verbonden met het recreatieve zuiden, zoals beoogd met uitgangspunt 5. De randen van het gebied worden groen ingericht. De noordelijke rand wordt omkaderd met een sloot. Hierdoor ontstaat een groenblauwe omlijsting rond het plan, zoals beoogd met uitgangspunt 3. Aan de oost- en zuidzijde van het gebied is de bebouwing georiënteerd op het omliggende landschap. Aan de zuidrand zijn vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen voorzien. Hiermee wordt voorkomen dat, vanuit het landschap gezien, een lange bebouwingswand ontstaat en is de opzet van de bebouwing iets luchtiger dan de bestaande bebouwing langs de Torensteelaan. Deze doorzichten tussen de woningen zorgen ervoor dat ook wordt voldaan aan uitgangspunt 2.
Er kan worden geconcludeerd dat het plan in ruime mate voldoet aan de gestelde stedenbouwkundige uitgangspunten, zoals opgenomen in het beeldkwaliteitsplan.
Beeldkwaliteitstoets
Voor de beeldkwaliteitseisen wordt verwezen naar het moederplan van de Torensteepolder in zijn geheel. Hiertoe is eveneens een beeldkwaliteitsplan opgesteld in september 2015. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in de ruimtelijke kwaliteit, de beeldkwaliteit in het openbaar gebied en de beeldkwaliteit van de bebouwing in de Torensteepolder als geheel. Voor een uitgebreide toelichting op de onderdelen waaraan wordt getoetst, wordt verwezen naar het beeldkwaliteitsplan voor de Torensteepolder (2015).
Benadrukt wordt dat een samenhangend beeld en dorpse uitstraling van de wijk een basisuitgangspunt vormt. Deze samenhang wordt onder meer gewaarborgd door een aantal belangrijke (stedenbouwkundige) structuurbepalende elementen in de wijk: bestaande dijken. Het water, het noord-zuid patroon van wegen en de verkavelingsrichting. Op kavelniveau is de situering van de woning, het behoud van doorzichten tussen de woningen en de overgang van privé naar openbaar gebied (erfafscheidingen) van belang voor het creëren van samenhang.
Beeldkwaliteit openbaar gebied
De beeldkwaliteit van het openbaar gebied behoeft 'rust', samenhang en functionaliteit. De belangrijkste uitgangspunten worden gevormd door:
- de eenheid in materiaal- en kleurgebruik van de bestrating;
- de eenheid in toepassing van inrichtingselementen/straatmeubilair;
- de eenduidigheid in parkeeroplossingen;
- de erfafscheidingen bij voorkeur groen vormgegeven of mee-ontwerpen met de woning (begrenzing van de zijtuinen).
Toetsing beeldkwaliteit openbaar gebied
Ruimtelijk gezien verschilt de opzet van fase 1b en 1c sterk. Beide hebben een eigen karakter voor wat betreft het openbaar gebied en bijbehorend woningbouwprogramma. Dit sluit aan op het uitgangspunt om een grote mate van diversiteit in de wijk te borgen. Aan eenheid en materiaal- en kleurgebruik van de bestrating wordt met dit uitwerkingsplan invulling gegeven. Er wordt, conform het beeldkwaliteitsplan, een bruingrijze klinker aangelegd als basisverharding voor de wegen en verharding in de openbare ruimte. De wegen worden ingericht conform de opgenomen straatprofielen in het beeldkwaliteitsplan. Hiermee sluit het plan aan op uitgangspunt 1 en 2.
Het gebied heeft een centraal gelegen park en groene hoofdstructuur met lange zichtlijnen naar het landschap. Parkeren gebeurt eenduidig haaks- of langsparkeren langs de interne ontsluitingswegen of parkeerkoffers, geïntegreerd in de kavelstructuur. Eventuele garages op privé kavels worden mee-ontworpen met de hoofdbebouwing. Hiermee wordt een eenduidige oplossing geboden voor parkeren, conform uitgangspunt 3.
Wat betreft de inpassing en aanleg van de groen- en waterstructuur, waaronder het profiel van oevers, de beplantingstypen, bruggen, terrassen, straatmeubilair en speelgelegenheden wordt aangesloten op de principes in het beeldkwaliteitsplan. Er wordt rekening gehouden met de structuren die reeds op wijkniveau zijn voorzien. Erfafscheidingen die grenzen aan het openbaar gebied worden mee ontworpen met de woning, zodat in de wijk een eenduidig beeld ontstaat (zie afbeelding 2.3). Dit is in lijn met uitgangspunt 4.
Afbeelding 2.3: impressie erfafscheidingen ter hoogte van fase 1b
Er kan worden geconcludeerd dat de openbare ruimte in het plan bijdraagt aan 'rust', samenhang en functionaliteit, zoals wordt beoogd in het beeldkwaliteitsplan.
Beeldkwaliteit bebouwing
Het beeld en de uitstraling van de bebouwing is gebaseerd op de bestaande bebouwingskenmerken van Numansdorp en de omgeving. Belangrijke elementen zijn een grote mate van diversiteit, verspringende rooilijnen, open verkaveling, lage dichtheden en een informeel en kleinschalig karakter. Daarnaast zijn de woningen vaak één à twee lagen hoog met een kap, in breedte georiënteerd, fijne detaillering van dakranden, hoeken, raam/deuropeningen en gevels in metselwerk met ambachtelijke uitstraling.
De kap vormt een belangrijk beeldbepalend element van de gevel, bepaalt het straatbeeld en zorgt voor de landelijke uitstraling. Toepassing van kappen voor alle woningen geldt als randvoorwaarde. Uitzonderingen zijn enkel toegelaten mist de locatie en architectuur dit ondersteunt.
Toetsing beeldkwaliteit bebouwing
Fase 1b kent primair grondgebonden rijwoningen en seniorenwoningen. Het noordelijke deelgebied onderscheidt zich door aaneengeschakelde bebouwing en twee karakteristieke appartementengebouwen aan de uiterste noordzijden. Het middengebied kent vooral rijwoningen, waarvan 12 beneden-bovenwoningen. De rooilijnen van de bouwblokken verspringen ten opzichte van de naastgelegen bebouwing en er zijn grote, groene voortuinen aanwezig. De straat kent een dorpse architectuur met overwegend traditionele, maar ook diversiteit in bebouwing. De geschakelde woningen krijgen individuele uitstraling en de architectuur wordt voorzien van een bijpassende schaal, metselwerk, gevelcompositie en details. Hiermee wordt aangesloten op de bestaande elementen die de karakteristiek van bebouwing van Numansdorp en de omgeving bepalen.
De vrijstaande en twee-onder-één kapwoningen aan de zuidzijde hebben een ruimer, meer landelijk karakter. Aaneengesloten wanden worden vermeden: door brede kavels staat ruimte tussen de bebouwing.
Er wordt voorzien in een enkele of samengestelde kapvorm, en voorzien van een metselwerk en een fijne detaillering die aansluit op de beschreven karakteristiek van de Torensteepolder. Er wordt gebruik gemaakt van baksteen als basismateriaal en aangevuld met natuurlijke materialen en ambachtelijke detaillering.
Er kan worden geconcludeerd dat de architectonische uitwerking van de bebouwing in het plan voldoende is gebaseerd op de bestaande bebouwingskenmerken van Numansdorp en omgeving zoals wordt beoogd in het beeldkwaliteitsplan.
Afbeelding 2.4: impressie individueel herkenbare bebouwing ter hoogte van fase 1b
2.3 Artikelgewijze Toelichting
Artikel 1 Van toepassing verklaring
In dit artikel wordt uitgelegd welk bestemmingsplan van kracht is ter plaatse van het plangebied. Daarnaast wordt uitgelegd wat het verband tussen het bestemmingsplan en het uitwerkingsplan is. Ook wordt aangegeven welke regeling bij verschil tussen de regelingen geldend is.
Artikel 2 Aanvullende begrippen
In dit artikel wordt aangegeven welke begrippen ter aanvulling zijn toegevoegd en wat de strekking van deze begrippen is.
Artikel 3 Groen
Deze bestemming is opgenomen om aan te geven waar groen of bij groen behorende voorzieningen gerealiseerd worden. Deze bestemming is opgenomen conform de stedenbouwkundige inrichting. Hiermee wordt de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd.
Artikel 4 Verkeer
Deze bestemming is opgenomen om aan te geven waar erftoegangswegen, verblijfsgebieden en bij verkeer behorende voorzieningen gerealiseerd worden. Deze bestemmings is opgenomen conform de stedenbouwkundige inrichting. Hiermee wordt de stedenbouwkundige kwaliteit gewaarborgd.
Artikel 5 Woongebied
Deze bestemming is opgenomen om de gronden aan te geven waar woningen gebouwd mogen worden. Deze bestemming is bepaald op basis van de stedenbouwkundige opzet zoals aangegeven in het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c" afbeelding 2.3: indiciatief inrichtingsplan Torensteepolder fase 1b en 1c.
Binnen deze bestemming mogen op woonpercelen vrijstaande, twee-aan-eengebouwde, aaneengebouwde en geschakelde woningen worden gebouwd en zijn eisen ten aanzien van de situering, oppervlakte, maatvoering van de woningen bepaald. Deze eisen zijn gebaseerd op het meest recente beeldkwaliteitsplan.
Artikel 6 Waarde - Archeologie
Deze bestemming is opgenomen ter bescherming van de archeologische waarden.
Tenslotte is nog een regeling opgenomen voor erfbebouwing gebaseerd op de standaardregeling binnen de gemeente en een op een overgenomen uit het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c".
Hoofdstuk 3 Wettelijk Kader En Beleidskader
Omdat in de toelichting van het plan ''Torensteepolder fase 1b en 1c" uitgebreid is ingegaan op de vraag hoe de planvorming past binnen het beleid van de verschillende overheden, wordt daarnaar in dit uitwerkingsplan kortheidshalve verwezen. Waar sprake is van gewijzigd beleid zal dit hieronder uiteengezet worden.
3.1 Ladder Voor Duurzame Verstedelijking
Ten tijde van het opstellen van de eerdere plannen is uitgebreid getoetst aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Op 1 juli 2017 is de gewijzigde Ladder in werking getreden. In de praktijk verandert niet veel aan het toepassingsbereik van de Ladder. Alleen de derde stap, het toetsen van de bereikbaarheid vervalt.
Het voornemen bestaat om in fase 1b in totaal 157 woningen te realiseren. Hiervan zijn reeds 54 woningen direct bestemd in het bestemmingsplan ''Torensteepolder fase 1b en 1c". De overige woningen zijn nog niet direct toegestaan en dienen te worden onderbouwd.
Door Companen is een onderzoek uitgevoerd naar de nut en noodzaken van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De volledige rapportage hiervan is te raadplegen in bijlage 2Hieronder worden de belangrijkste conclusies besproken.
De 103 woningen in Torensteepolder fase 1b voorzien in een kwantitatieve en kwalitatieve behoefte. Het gevarieerde aanbod in combinatie met de hudige druk op de woningmarkt zal niet tot leegstand leiden. Daarnaast blijkt dat voor fase 1b geldt dat binnen bestaand stedelijk gebied er onvoldoende alternatieven zijn om dit programma te realiseren. Uit de rapportage blijkt dat voldaan wordt aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
3.2 Omgevingsbeleid Zuid-holland
Daarnaast zijn op 1 april 2019 de Zuid-Hollandse Omgevingsvisie en Omgevingsverordening in werking getreden. In essentie is het beleid voor voorliggend plangebied niet gewijzigd. De beleidsmatige afweging voor woningbouw in het plangebied heeft in het stadium van het opstellen van de eerdere bestemmingsplannen reeds plaatsgevonden. Hierna is wel getoetst aan de ruimtelijke kwaliteit uit het omgevingbesleid.
Omgevingsbeleid
Op 20 februari 2019 heeft de provincie Zuid-Holland het Omgevingsbeleid vastgesteld. Het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland omvat al het provinciale beleid voor de fysieke leefomgeving. Het bestaat uit twee kaderstellende instrumenten: de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening. Daarnaast zijn in het Omgevingsbeleid operationele doelstellingen opgenomen, die deel uit maken van verschillende uitvoeringsprogramma's en -plannen, zoals het programma Ruimte en het programma Mobiliteit. De ruimtelijke hoofdstructuur maakt met een integraal kaartbeeld inzichtelijk hoe de strategische beleidskeuzes uit de Omgevingsvisie ruimtelijk samenkomen.
Met het Omgevingsbeleid streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Onder 'omgevingskwaliteit' wordt verstaan: het geheel aan kwaliteiten die de waarde van de fysieke leefomgeving bepalen. In de gehele provincie, zowel in het stedelijk gebied als in het landelijk gebied, beoogt het kwaliteitsbeleid een 'ja, mits-beleid': ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, met behoud of versterking van de ruimtelijke kwaliteit.
De ambitie van de provincie is een slim, schoon en sterk Zuid-Holland. De Provincie gaat uit van zes richtinggevende ambities, waarbinnen een aantal opgaven zijn geformuleerd:
- 1. Naar een klimaatbestendige delta
- 2. Naar een nieuwe economie: the next level
- 3. Naar een levendige meerkernige metropool
- 4. Energievernieuwing
- 5. Best bereikbare provincie
- 6. Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving
Gemeenten stellen in regionaal verband woonvisies vast, waarin de gewenste kwalitatieve en kwantitatieve ontwikkelrichting, voor de bestaande en gewenste woningvoorraad, binnen de regio, wordt bepaald. De regionale woonvisie vormt het kwalitatieve en kwantitatieve kader voor, en de onderbouwing van, het door de regio op te stellen regionale woningbouwprogramma en de beoordeling daarvan door de provincie.
Centraal doel van het integrale omgevingsbeleid is het verbeteren van de omgevingskwaliteit. Daarbij streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Met het provinciaal omgevingsbeleid wordt aangesloten op de maatschappelijke doelen van de Omgevingswet: het doelmatig benutten van de fysieke leefomgeving voor maatschappelijke opgaven en het bereiken en in stand houden van een goede omgevingskwaliteit.
Ruimtelijke kwaliteit
Een nadere uitwerking van het provinciale beleid voor het verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit is weergegeven in de 'kwaliteitskaart' en de 'richtpunten ruimtelijke kwaliteit', behorende bij zowel de Omgevingsvisie als de Omgevingsverordening. Het ruimtelijk kwaliteitsbeleid bestaat uit een viertal kwaliteitskaarten (de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving), samengevat in één integrale kwaliteitskaart, bijbehorende richtpunten en een aantal bepalingen in de verordening. Ontwikkelingen moeten rekening houden met deze richtpunten.
Afbeelding 3.1: kwaliteitskaart ondergrond, Omgevingsvisie Zuid-Holland. De ligging van het plangebied is rood omkaderd.
De gronden van het plangebied zijn op de kaart 'Laag van de Ondergrond' aangeduid als jonge zeekleigrond, onderdeel van het rivierdeltacomplex van Zuid-Holland. Het richtpunt behorende bij deze gronden gaat uit van het behoud van ruimte voor dynamische natuurlijke processen en zoet-zoutovergangen in de Deltawateren en natuurlijke buitendijkse gebieden.
Het rivierdeltacomplex hangt samen met het rivierdeltalandschap. De drie eilanden Goeree-Overflakkee, Hoeksche Waard en Voorne-Putten hebben elk een eigen karakter. Het versterken van het deltakarakter en vergroten van de diversiteit van karakters van de eilanden draagt bij aan het behoud van diversiteit in de Delta. Een opgave is het om de recreatieve gebruikswaarde van de eilanden te vergroten in combinatie met een gebiedsspecifieke, in de omgeving passende inrichting.
Het plan voor de Torensteepolder gaat uit van een groot open water in het hart van de wijk, waarmee de karakteristieke openheid en zichtlijnen in de voormalige polder behouden blijven. Hiermee wordt het water optisch verbonden met het Hollandsch Diep. Voorliggend plan maakt enkel twee nieuwe fases van het woongebied mogelijk. Vanuit deze woongebieden zijn de recreatieve voorzieningen bereikbaar voor auto- en langzaam verkeer. In het plan is rekening gehouden met de waterhuishouding in het gebied. In de waterparagraaf, opgenomen in hoofdstuk 6.2 van het moederplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c', is een nadere toelichting gegeven op het bestaande en toekomstige watersysteem in en rond het plangebied.
Afbeelding 3.2: kwaliteitskaart cultuur- en natuurlandschappen, Omgevingsvisie Zuid-Holland. De ligging van het plangebied is rood omkaderd.
De gronden van het plangebied zijn op de kaart 'Laag van de cultuur- en natuurlandschappen' eveneens aangeduid als zeekleipolder. Voor zeekleipolders zijn de volgende relevante richtpunten geformuleerd:
- Herkenbaar houden van het patroon van (ronde) opwas- en (langgerekte) aanwaspolders door behouden en versterken van de (beplante) dijk als herkenbare landschappelijke structuurdrager in contrast met de grootschalig, open polder.
- Versterken van de kreek als herkenbare landschappelijke structuurdrager van het zeekleilandschap.
- Bebouwing concentreert zich in of bij compacte kernen, niet in het open middengebied van de polders.
Fase 1b van de Torensteepolder sluit aan op de bestaande kern van Numansdorp. Historische dijken worden met de ontwikkeling niet aangetast en het plan voegt zich in de kenmerkende landschappelijke structuur van de polder, waardoor dit patroon herkenbaar blijft.
Afbeelding 3.3: kwaliteitskaart stedelijke occupatie, Omgevingsvisie Zuid-Holland. De ligging van het plangebied is rood omkaderd.
Een gedeelte van de gronden ter hoogte van fase 1b is aangeduid als 'stads en dorpsrand' op de kwaliteitskaart 'Stedelijke occupatie'. De stads- en dorpsrand is de zone op de grens van bebouwd gebied en landschap. Het is het deel van stad of dorp met potentie voor een hoogwaardig en geliefd woonmilieu, doordat hier de genoegens van stedelijk en buiten wonen bij elkaar komen; de nabijheid van voorzieningen gecombineerd met het vrije zicht en het directe contact met het buitengebied. Dit onderscheidt drie typen 'overgangskwaliteiten': het front, het contact en de overlap. Uitgangspunt bij ontwikkelingen aan dorpsranden is de contactkwaliteit.
Voorliggend plan voorziet in doorgaande zichtbare structuren, zoals groenstructuren en wegen met zichtlijnen in de richting van het omliggende landschap. Op een aantal plekken is een doorgaande verbinding naar het buitengebied mogelijk. De groenblauwe omlijsting van de woningen zorgen ervoor dat stad en ommeland beide in hun eigen hoedanigheid herkenbaar en onderscheidend blijven, maar wel met elkaar worden verbonden.
Gezien voorgaande toelichting op de verschillende onderdelen van de kwaliteitskaart kan worden gesteld dat het plan voldoende rekening houdt met de richtpunten die zijn gesteld.
Gebiedsprofielen
De kwaliteiten zijn tevens uitgewerkt in de gebiedsprofielen. De gebiedsprofielen ruimtelijke kwaliteit bieden handvatten om te bepalen hoe groot de ruimtelijke impact in specifieke gevallen is.
De provincie Zuid-Holland heeft voor de Hoeksche Waard op 23 mei 2013 een gebiedsprofiel vastgesteld. Het gebiedsprofiel bevat een schat aan informatie, die gebruikt kan worden om te bepalen met welke kwaliteiten het wenselijk is rekening te houden bij ruimtelijke ontwikkelingen. Het gebiedsprofiel is de basis voor het plannen met kwaliteit. Elke ontwikkeling vraagt uiteindelijk om maatwerk.
Door de beperkte verstedelijking is het eiland een belangrijk uitloopgebied voor de aanliggende stedelijke gebieden én een aantrekkelijk woongebied. Hierbij wordt ingezet op het thema 'dorpenland'. Ambities uit de kwaliteitskaart zijn onder meer:
- Elk dorp ontwikkelt zijn eigen identiteit en bouwt voort op haar karakteristieke structuur en ligging aan en in het landschap. Het dorp is onderdeel van het omringende landschap, doordat onderliggende patronen herkenbaar zijn in de structuur van het dorp;
- Waar mogelijk blijven karakteristieke en beschermde dorpsgezichten ervaarbaar vanuit het omringende landschap;
- Behoud en ontwikkeling van de havenkanalen als belangrijke cultuurhistorische en recreatieve elementen;
- Bij nieuwe ontwikkelingen wordt gebruik gemaakt van de groen- en water structuur als onderdeel van het dorpsontwerp;
- Ontwikkelingen in of in de nabijheid van het historisch centrum dragen bij aan het behoud en de versterking van vitale dorpscentra met een gevarieerd functioneel en ruimtelijk beeld. Het eigen karakter van het historisch centrum wordt opgezocht en versterkt.
Afbeelding 3.4: gebiedsprofiel Hoeksche Waard, open zeekleipolderlandschap. De ligging van het plangebied is rood omkaderd.
Voorliggend plan is gelegen binnen de jonge aanwaspolder van de kern Numansdorp. De ambities behorend bij dit zeekleipolderlandschap zijn als volgt:
- Behoud van het zeer open karakter van de jonge aanwaspolders met kenmerkende grootschalige verkaveling.
- Indien grotere ontwikkelingen zich voordoen wordt ingezet op integrale gebiedsontwikkeling. De polder wordt hierbij als eenheid beschouwd en ontwikkelingen worden vanuit de polder als geheel bezien.
- Ontwikkelingen passen binnen het profiel van de zuidrand van de Hoeksche Waard en zijn gericht op versterking van recreatieve gebruiksmogelijkheden van het landschap en bijzondere woonmilieus, passend binnen het landschappelijke karakter.
Ruimte voor ontwikkeling van de landbouw (schaal vergroting en/of specialisatie) als belangrijke drager van het open polderlandschap.
In het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' is een beeldkwaliteitsplan opgesteld dat zorgt voor integrale ontwikkeling van de polder, passend bij het landschappelijke karakter en de historische structuren op de locatie. Het gebiedsprofiel van de Hoeksche Waard heeft gediend als basis voor het opstellen van dit beeldkwaliteitsplan. Het plan is in paragraaf 2.2.4 getoetst aan de beeldkwaliteitskaders en voldoet aan de gestelde uitgangspunten.
Het plan is in lijn met de bovengenoemde ambities behorend bij het zeekleipolderlandschap. In het stedenbouwkundig plan wordt geanticipeerd op de oorspronkelijke verkavelingsstructuur, bijzondere woonmilieus, een landschappelijk karakter, passend binnen de overkoepelende visie van de Torensteepolder.
Gezien voorgaande is het plan in lijn met het gebiedsprofiel voor de Hoeksche Waard.
3.3 Omgevingsvisie Hoeksche Waard
Omgevingsvisie Hoeksche Waard
Op 17 december 2019 is Omgevingsvisie Hoeksche Waard door de gemeenteraad vastgesteld.
Deze omgevingsvisie nodigt inwoners, ondernemers, investeerders, maatschappelijke organisaties en anderen uit om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de Hoeksche Waard. De omgevingsvisie helpt om samen te blijven werken aan een aantrekkelijke Hoeksche Waard. Dit wordt 'Waardmaken' genoemd. Waardmaken is een nieuwe manier van ontwikkelen. Bij de totstandkoming van een initiatief worden initiatiefnemers uitgenodigd bij te dragen aan de Hoeksche Waard: aan de Hoeksche Werken en aan de Hoeksche Waarden. Daarmee is omgevingskwaliteit niet langer het domein van overheid en specialisten, maar een verantwoordelijkheid van iedereen.
Waardmaken betekent een bijdrage leveren aan 'Hoeksche Werken' en 'Hoeksche Waarden'.
Hoeksche Werken'
Als één ding duidelijk is geworden tijdens het opstellen van de omgevingsvisie is dat Hoeksche Waarders trots zijn op hun eiland. Ze koesteren de kwaliteit van wonen, werken en leven. De inzet is om dat goeds ook in de toekomst te hebben.
Breed is het besef aanwezig dat dat niet vanzelfsprekend is. Trends en ontwikkelingen zorgen ervoor dat we moeten blijven werken om de Hoeksche Waard vitaal en leefbaar te houden. Vijf maatschappelijke opgaven vragen specifiek onze aandacht de komende jaren. Dit worden de 'Hoeksche werken' genoemd:
Eén van de maatschappelijke opgaven die is geïdentificeerd, is 'Vitale dorpen en actieve samenleving'. In de omgevingsvisie wordt hierover het volgende geschreven:
"We streven naar een krachtige en vitale participatiesamenleving waarin inwoners zelfbewust en in samenwerking met maatschappelijke organisaties en de gemeente regie voeren op het eigen bestaan, waarin voldoende vangnetten zijn ingericht en waarin preventie een grote rol speelt. We willen voor alle inwoners een duurzaam veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Daarbij willen we de bestaande sociaaleconomische staat van de Hoeksche Waard minimaal behouden en waar mogelijk verder verbeteren."
"Bij initiatieven met betrekking tot bijvoorbeeld woningbouw, bereikbaarheid en recreatie wordt door de initiatiefnemers rekening gehouden met de Hoeksche Waarden."
Bij voorgenomen ontwikkeling is rekening gehouden met de omgevingskwaliteit in het plangebied en in de directe omgeving. Met ontwikkeling van het plangebied wordt een gezonde fysieke leefomgeving ontwikkeld.
'Hoeksche Waarden'
De Hoeksche Waard, eiland tussen de grote wateren, waar al het land is gewonnen op het water. Een uniek agrarisch polderlandschap waar het oorspronkelijk karakter van het landschap met zijn openheid, dijken en kreken en buitendijkse natuurgebieden nog duidelijk zichtbaar is. Waar inwoners en bezoekers nog echt rust en ruimte kunnen ervaren, terwijl grootstedelijke voorzieningen binnen handbereik zijn.
De Hoeksche mentaliteit, de dorpsevenementen en het boerenbedrijfsleven vormen onze cultuur en is de schakel tussen heden, verleden en toekomst. De dorpen zijn het thuis van vele Hoeksche Waarders. Het gevoel van thuis heeft te maken met herkenbaarheid en identiteit. De dorpen en het landschap vertellen ons een verhaal van de ontstaansgeschiedenis en het gebruik door de jaren heen. De Hoeksche Waard heeft haar eigen karakter dat het waard is om gekoesterd te worden. Daarom willen we dat nieuwe ontwikkelingen en ingrepen in het landschap of in de dorpen met liefde en zorg voor de plek worden uitgevoerd.
Bij de ontwikkeling van onze leefomgeving stond eerst vooral de kwaliteit van bouwwerken centraal, in de loop der tijd zijn ook natuur, landschap en erfgoed hierbij gekomen. Nu heeft men het ook over vraagstukken van voedsel, milieu, energie, klimaat, water, gezondheid, veiligheid en leefbaarheid. We vatten dit samen als omgevingskwaliteit.
Landschap, natuur, rust en ruimte zijn belangrijke Hoeksche waarden. Ook vitaliteit en het betrekken van iedereen in de samenleving zijn kenmerken waar de Hoeksche Waard voor staat.
Om de omgevingskwaliteit van de Hoeksche Waard ook voor de toekomst te borgen, is in deze omgevingsvisie aangegeven wat de gemeenschap en gemeente binnen de Hoeksche Waard de belangrijkste waarden vinden. Dit worden de Hoeksche waarden genoemd.
Het plangebied is aangeduid met de Hoeksche Waarden 'Dorpse Trots' en 'Hoeksche Delta'
Dorpse Trots
Dit deelgebied omvat alle dorpen in de Hoeksche Waard. Doordat de Hoeksche Waard letterlijk een eiland is, zijn mensen op elkaar aangewezen, staat zorg voor elkaar hoog in het vaandel en bloeit het verenigingsleven. De Hoeksche Waard kent (mede daardoor) kleine, hechte gemeenschappen met veelal een geheel eigen identiteit. De combinatie van ondernemerszin en de zorg voor elkaar maakt het eiland zeer aantrekkelijk voor gezinnen.
We gaan uit van de identiteit per dorp als basis voor de toekomst. Maatwerk per dorp is hierbij het uitgangspunt. In- en uitbreidingen passen bij de schaal en maat van het dorp. In het dorpsgericht werken moeten initiatieven bijdragen aan het versterken van de identiteit per dorp.
De ontwikkeling van Numansdorp in zuidelijke richting is reeds ingezet. In de onderliggende ruimtelijke plannen is hierbij gekeken of dit passend is en schaal en maat van het dorp. Voorliggend bestemmingsplan voorziet slechts in het uitwerken van de eerdere plannen en leidt niet tot een andere beleidsmatige afweging. In paragraaf 3.2 is ingegaan op de kwaliteit van het gebied.
Hoeksche Delta
De Hoeksche Delta vormt de natuurlijke buitenrand van de Hoeksche Waard. Voor deze buitenrand zijn de rivieren rond het eiland bepalend. Naast de Hoeksche Waard zelf speelt hier ook het water en het gebied aan de overkant van het water een rol.
De Hoeksche Delta bestaat uit bestaande buitendijkse natuurgebieden en een overgangszone aan de zuidzijde van het eiland waar vormen van intensieve recreatie voorkomen, zoals de golfbaan. In de overgangszone is het agrarisch gebruik de belangrijkste functie en dat blijft ook zo. We zien kansen voor watergerichte recreatie en natuurattracties.
Met de eerste ruimtelijke plannen is reeds gemotiveerd hoe aangesloten is bij de kenmerken van Hoeksche Delta.
Voor het overige is er geen sprake van nieuwe wetgeving of beleid dat relevant is voor dit plangebied.
Hoofdstuk 4 Milieu
4.1 Algemeen
In dit hoofdstuk worden de ruimtelijke (on)mogelijkheden inzichtelijk gemaakt. Waar nodig dient een vertaling plaats te vinden naar de juridische regeling. Het uitgangspunt hierbij is dat de juridische regeling zowel de ruimtelijke kwaliteit als de milieukwaliteit voldoende dient te borgen.
4.2 M.e.r-beoordeling
Het voorkomen van aantasting van het milieu is van groot maatschappelijk belang. Het is daarom zaak om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. Om hier in de praktijk vorm aan te geven is het instrument milieueffectrapportage of te wel m.e.r. ontwikkeld. De m.e.r.-beoordeling is een instrument met als hoofddoel het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.
De realisatie van 103 extra woningen valt aan te merken als een stedelijk ontwikkelingsproject en komt voor in de eerste kolom van de D-lijst behorende bij het besluit mer (categorie 11.2). Hoewel de drempelwaarde (kolom 2) van 2.000 woningen, ook in samenhang met de andere plannen, niet wordt overschreden, dient in dit geval een vormvrije m.e.r.-beoordeling dient plaats te vinden. Dit dient plaats te vinden aan de hand van drie criteria:
- Kenmerken van het project;
- Plaats van het project;
- Kenmerken van het potentiële effect.
Dit kan niet meer in de vorm van een paragraaf in de toelichting, maar moet door de initiatiefnemer een 'aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling' worden opgesteld. Door de wetswijziging van die datum geldt dit voor alle in het Besluit m.e.r. genoemde activiteiten van de D-lijst. Het maakt daarvoor niet uit of het een activiteit onder of boven de D-drempel betreft. Voor de realisatie van de 103 extra woningen wordt een aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld waarbij kort is samengevat wat de gevolgen van de ontwikkeling zijn op de verschillende milieuaspecten. Deze aanmeldnotitie wordt tegelijkertijd met het ontwerp van dit bestemmingsplan vastgesteld en is opgenomen in bijlage 8. Uit deze aanmeldnotitie blijkt dat eventuele nadelige effecten gecompenseerd worden of dat maatregelen genomen worden.
4.3 Natuur
4.3.1 Kader
Wet natuurbescherming
Per 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. Deze wet vervangt drie oude wetten: de Natuurbeschermingswet 1998 (gebiedsbescherming: Natura 2000), de Flora- en faunawet (soortenbescherming) en de Boswet (kapvergunningen).
Soorten
Voor ruimtelijke ingrepen die resulteren in overtreding van één of meer artikelen van de Wnb moet ontheffing worden aangevraagd. Voor een aantal soorten geldt daarenboven het beschermingsregime van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. Voor werkzaamheden die uit een bestemmingsplan voortvloeien dient voor de start van die werkzaamheden ontheffing te worden aangevraagd indien beschermde soorten voorkomen. Bij de vaststelling van het plan dient duidelijk te zijn of en in hoeverre een ontheffing kan worden verkregen.
Voor alle in de wet genoemde diersoorten (inclusief vogels) geldt dat het verboden is individuen van deze soorten (opzettelijk) te doden of te vangen. Bovendien is het verboden nesten (en eieren) en (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen dan wel weg te nemen. Voor de in de wet genoemde plantensoorten geldt dat het verboden is exemplaren in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen. In de Wnb worden drie beschermingsregimes onderscheiden voor beschermde soorten. Voor de eerste twee regimes gelden aanvullende verbodsbepalingen.
Het beschermingsregime Vogelrichtlijn (Vrl), dat van toepassing is op van nature in Nederland in het wild levende vogels van soorten als bedoeld in artikel 1 van de Vrl. Met betrekking tot deze vogelsoorten geldt dat het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden is vogels opzettelijk te storen, behalve als de storing niet van wezenlijke invloed is op de staat van instandhouding van de desbetreffende vogelsoort. Ruimtelijke inrichting of ontwikkeling en dwingende redenen van groot openbaar belang zijn geen reden om ontheffing te verlenen. Ontheffing is uitsluitend toegestaan op basis van de ontheffingsgronden die in de Vrl zijn genoemd. Overigens is het, indien geen ontheffing nodig is, volgens de huidige interpretatie van de wet wel verplicht rekening te houden met het broedseizoen van vogels. Voor sommige vogelsoorten met vaste verblijfplaatsen geldt dat deze vaste verblijfplaatsen en het essentiële leefgebied jaarrond beschermd zijn.
Het beschermingsregime Habitatrichtlijn (Hrl), dat van toepassing is op soorten van bijlage IV bij de Hrl, bijlage I en II bij het Verdrag van Bern en bijlage I bij het Verdrag van Bonn. Met betrekking tot deze soorten is het - aanvullend aan de bovengenoemde verbodsbepalingen - verboden dieren opzettelijk te verstoren. Ontheffing wordt voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling alleen verleend indien:
- 1. er geen andere bevredigende oplossing is, en
- 2. geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, en
- 3. sprake is van één van de volgende (bij ruimtelijke ontwikkeling relevante) belangen:
- a. de bescherming van wilde flora en fauna of natuurlijke habitats, of
- b. de volksgezondheid, de openbare veiligheid of andere dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard en voor het milieu wezenlijk gunstige effecten.
Indien nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van soorten niet (kunnen) worden ontzien, is ontheffing noodzakelijk. Ontheffing is niet benodigd indien de functionaliteit van de nesten, (vaste) voortplantingsplaatsen of rustplaatsen gegarandeerd wordt (het beschadigen en vernielen wordt voorkomen door maatregelen of er zijn voldoende alternatieven).
Ten slotte is altijd de algemene zorgplicht van toepassing die inhoudt dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor alle inheemse dieren en planten en hun directe leefomgeving (artikel 1.11 van de Wnb). Concreet betekent dit dat bij ruimtelijke ontwikkeling gezorgd moet worden dat dieren niet gedood worden en dat planten verplant worden. Ook dient gelet te worden op bijvoorbeeld de voortplantingsperiode van amfibieën en de zoogperiode van zoogdieren.
Gebieden
Natura 2000
De Wnb ziet op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vrl- en Hrl-gebieden). Voor ieder Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld voor één of meerdere soorten en/of habitats. Voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de Natura 2000-gebieden en tevens voor ontwikkelingen daarbuiten die van invloed kunnen zijn (door 'externe werking') op die beschermde natuurgebieden, gelden (strenge) restricties. Voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor de beschermde natuur geldt een vergunningplicht. Middels een 'habitattoets' dient te worden onderzocht of een activiteit (significante) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden veroorzaakt. De uitkomsten van de habitattoets dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag.
Natuurnetwerk Nederland
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden (de voormalige Ecologische Hoofdstructuur / EHS). Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van het NNN is de instandhouding en ontwikkeling van natuurgebieden om daarmee een groot aantal soorten en ecosystemen te laten voortbestaan. Sinds 2014 zijn de provincies het eerste verantwoordelijke bevoegde gezag voor het NNN (daarvoor was dat de rijksoverheid). De provincies hebben in een verordening regelgeving vastgelegd ten aanzien van het NNN.
4.3.2 Onderzoek
Soortenbescherming
In het kader van het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' heeft reeds ecologisch onderzoek plaatsgevonden. In het kader van dat bestemmingsplan is geconcludeerd dat geen sprake was van overtreding van verbodsbepalingen met betrekking tot beschermde soorten. In het kader van dit bestemmingsplan is de hoofdstructuur van de plangebied aangelegd en zijn de benodigde werkzaamheden ter voorbereiding grotendeels uitgevoerd.
Gebiedsbescherming
Door milieumundig onderzoeks- en ontwerpburo Boom is een stikstof onderzoek naar de stikstofdepositie als gevolgd van de realisatie van de extra woningen uitgevoerd. De volledige rapportage is te raadplegen in bijlage 3.
Uit dit onderzoek blijkt dat geen sprake is van stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol per hectare per jaar voor zowel de aanlegfase als de gebruiksfase. Daardoor is geen sprake van significante negatieve effecten op de omliggende Natura 2000-gebieden. Stikstofdepostie vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.
Overige effecten (zoals licht, stof e.d.) zijn gezien de omvang en aard van de ontwikkeling en de afstand tot Natura-2000 gebieden niet te verwachten.
4.3.3 Conclusie
Het aspect natuur leidt niet tot belemmeringen voor dit uitwerkingsplan.
4.4 Water
4.4.1 Kader
Er is een groot aantal beleidsstukken dat betrekking heeft op de waterhuishouding. Hieronder wordt één en ander uiteengezet.
Europees en rijksbeleid
Nationaal Waterplan
Het 2e Nationaal Waterplan (NWP2) beschrijft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de periode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050. Het rijk streeft naar een duurzaam en klimaatbestendig waterbeheer en heeft de ambitie om de komende decennia te investeren in bescherming tegen overstromingen en in de zoetwatervoorziening. Het Nationaal Waterplan 2016-2021 is op 10 december 2015 door de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van Economische Zaken vastgesteld.
Waterwet
De Waterwet regelt het beheer van de waterkeringen, het oppervlaktewater en het grondwater, verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening en zorgt voor een eenduidige bestuurlijke procedure en daarbij behorende rechtsbescherming voor besluiten. De Waterwet dient als paraplu om de Kaderrichtlijn Water (KRW) te implementeren en geeft ruimte voor implementatie van toekomstige Europese richtlijnen.
Nationaal Bestuursakkoord Water
In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is het kabinetsstandpunt over het waterbeleid in de 21e eeuw vastgelegd. De hoofddoelstellingen zijn: het waarborgen van het veiligheidsniveau bij overstromingen en het verminderen van wateroverlast. Daarbij wordt de voorkeur gegeven aan ruimtelijke maatregelen boven technische maatregelen.
In het NBW is ook de watertoets als procesinstrument opgenomen. De watertoets is het proces van vroegtijdig informeren, adviseren en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van dit instrument is waarborgen dat de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet in beschouwing worden genomen als het gaat om waterhuishoudkundige relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Uitvoering van de watertoets betekent in feite dat de gemeente en het waterschap samenwerken bij het uitwerken van ruimtelijke plannen, zodat problemen (bijvoorbeeld wateroverlast of verdroging) in het gebied zelf en de omgeving worden voorkomen. De watertoets is sinds 2003 verankerd in de wetgeving en hiermee verplicht voor alle ruimtelijke plannen en besluiten.
Kaderrichtlijn water
De Kaderrichtlijn Water is opgesteld om de waterkwaliteit is Europa te verbeteren. De richtlijn is sinds 2000 van kracht. In de richtlijn staan afspraken die ervoor moeten zorgen dat uiterlijk in 2027 het water in alle Europese landen voldoende schoon en gezond is.
Waterbeheer 21e eeuw (WB21)
In september 2000 heeft de commissie Waterbeheer 21e eeuw advies uitgebracht over het toekomstig waterbeheer in Nederland. Belangrijk onderdeel van WB21 is het uitgangspunt van ruimte voor water. Er mag geen afwenteling plaatsvinden. Berging moet binnen het stroomgebied plaatsvinden. Dit betekent onder andere het aanwijzen en instandhouder van waterbergingsgebieden. Daarnaast wordt verdroging bestreden en worden watertekorten verminderd.
Provinciaal beleid
Provinciaal Waterplan 2016 - 2021
Op 29 juni 2016 is het Regionaal waterplan Zuid-Holland 2016-2021 in werking getreden. Het Hoofdlijnenakkoord 2015 - 2019 van het college van Gedeputeerde Staten schetst de ambitie om beleid zo veel mogelijk integraal vorm te geven en te anticiperen op de visie die ten grondslag ligt aan de Omgevingswet. Specifiek voor het regionale waterbeleid is hieraan voldaan met de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM) en de Voortgangsnota Europese Kaderrichtlijn Water. Dit maakt een volledig nieuw regionaal waterplan overbodig.
Beleid waterbeheerder
Waterbeheerplan 2016-2021, Waterschap Hollandse Delta
In het Waterbeheerplan 2016-2021 (d.d. 26 november 2015) staat hoe het Waterschap Hollandse Delta het waterbeheer in het werkgebied in de komende jaren wil uitvoeren. Het nieuwe Waterbeheerprogramma van waterschap Hollandse Delta bestaat uit een statisch en een dynamisch deel. Het statisch deel bevat de doelen die het waterschap wil bereiken, zowel op de lange termijn als voor de planperiode 2016-2021. Het dynamisch deel bevat de maatregelen die nodig zijn om de doelen uit het statisch deel te realiseren en gaat op hoofdlijnen in op de financiële consequenties daarvan.
In het statisch deel komen de belangrijkste externe en interne (beleids)kaders waarbinnen het Waterbeheerprogramma is opgesteld aan bod. Deze kaders zijn overigens continu in beweging; zo zijn vanuit het Deltaprogramma onlangs de deltabeslissingen uitgebracht en is de nieuwe Omgevingswet in aantocht.
In het dynamisch deel van het Waterbeheerprogramma zijn per thema maatregeltabellen uitgewerkt. Deze maatregelen zijn nodig om de doelen die in het statisch deel zijn geformuleerd te kunnen bereiken. De maatregeltabellen hebben het karakter van een 'groslijst' die jaarlijks uitwerking behoeft. Bij deze jaarlijkse uitwerking kunnen, mits het bereiken van de doelen niet in gevaar komt, maatregelen worden geschrapt of worden vervangen door andere maatregelen. Desgewenst kunnen ook nieuwe maatregelen worden toegevoegd. De (jaarlijkse) uitwerking van het maatregelenprogramma verloopt via de Kadernota, de Programmabegroting en de jaarplannen/afdelingsplannen. Op die wijze worden ook de financiële consequenties van het Waterbeheerprogramma geborgd.
4.4.2 Onderzoek
In het kader van het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' is de toekomstige situatie op het gebied van water reeds uiteengezet. In het kader van de ontwikkelingen in de Torensteepolder is reeds in 2009 het Waterhuishoudingsplan Torensteepolder opgesteld dat is afgestemd met de waterbeheerder.De beschreven uitgangspunten en de eisen aan de uitwerking van de inrichting worden ook in het kader van dit uitwerkingsplan gehanteerd.
4.4.3 Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
4.5 Archeologie En Cultuurhistorie
4.5.1 Archeologie
4.5.2 Cultuurhistorie
4.6 Bodemkwaliteit
4.6.1 Kader
Wet bodembescherming
De Wet bodembescherming (Wbb) voorziet in maatregelen indien sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Het doel van de Wbb is in de eerste plaats het beschermen van de (land- of water-) bodem zodat deze kan worden benut door mens, dier en plant, nu en in de toekomst. Via de Wbb heeft de Rijksoverheid de mogelijkheid algemene regels te stellen voor de uitvoering van werken, het transport van gronden en het toevoegen van materiaal aan de bodem (grondverzet).
Ontwikkelingen kunnen pas plaatsvinden als de bodem, waarop deze ontwikkelingen gaan plaatsvinden, geschikt is of geschikt is gemaakt voor het beoogde doel. Bij nieuwbouwactiviteiten dient de bodemkwaliteit door middel van onderzoek in beeld te zijn gebracht. In het algemeen geldt dat nieuwe bestemmingen bij voorkeur op een schone bodem dienen te worden gerealiseerd.
Besluit bodemkwaliteit
Het doel van het Besluit bodemkwaliteit (2008) is de bodem beter te beschermen en meer ruimte te bieden voor nieuwe bouwprojecten. Ook geeft het besluit gemeenten en provincies meer verantwoordelijkheid om de bodem te beheren. Het Bouwstoffenbesluit (Bsb) is opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit.
4.6.2 Onderzoek
In juni 2018 is door Hopman en Peters een verkennend bodemonderzoek plaatsgevonden, zie bijlage 7.
Geconcludeerd moet worden, dat gezien het feit dat er gehalten boven de achtergrondwaarden zijn aangetoond, de onderzoekshypothese ‘onverdacht’ in de zin van de NEN 5740 verworpen dient te worden.
De licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PCB in enkele ondergrondmonsters zijn niet eenduidig te verklaren, maar zijn van dien aard dat deze geen verdere aandacht behoeven.
Het licht verhoogde gehalte aan barium en naftaleen in het grondwatermonster is niet eenduidig te verklaren, de concentratie is echter van dien aard dat deze geen verdere aandacht behoeft. Ditzelfde geldt voor de gehaltes aan xylenen en naftaleen.
Op basis van de thans beschikbare gegevens wordt aanvullend onderzoek niet noodzakelijk geacht. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt bestaan geen bezwaren tegen de voorgenomen bestemmingswijziging van de locatie.
4.6.3 Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.
4.7 Mobiliteit
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2008-2017
Om een overzicht te geven van alle knelpunten, toekomstige ontwikkelingen en een hieraan gekoppeld uitvoeringsplan is op 4 november 2008 het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Cromstrijen 2008-2017 (hierna GVVP) vastgesteld, het uitvoeringsprogramma inclusief het amendement d.d. 4 november 2008 is vastgesteld op 23 juni 2009.
In het gemeentelijke verkeer- en vervoerplan wordt het volgende over de beoogde ontwikkeling van de Torensteepolder beschreven:
De aanleg van een nieuwe weg vanaf de oostelijke ontsluitingsweg (Wethouder van der Veldenweg) tot aan de Schuringsedijk was noodzakelijk om het gebied Torensteepolder voldoende te ontsluiten en hiermee de bereikbaarheid van deze wijk te garanderen. Een goede bereikbaarheid van een wijk betekent een hogere kwaliteit van de leefomgeving in deze wijk.
De huidige verkeershinder op de Burgemeester De Zeeuwstraat/Rijksstraatweg door Numansdorp zal na het doortrekken van de oostelijke ontsluitingsweg gelijk blijven en mogelijk zelfs toenemen. Door de aanleg van een langzaam verkeer verbinding tussen plangebied Torensteepolder en de Voorstraat zal de verkeerstoename op de Voorstraat beperkt blijven. De capaciteit van de Burgemeester de Zeeuwstraat/Rijksstraatweg, de Koninginneweg en de Vlielanderstraat is voldoende voor de mogelijk lichte toename van verkeer vanwege de inwoners van de nieuwe wijk, die hun bestemming combineren met het doen van boodschappen in het centrum.
Gemeentelijk Verkeer- en Vervoerplan 2014-2024
Op 24 september 2014 is het Gemeentelijk Verkeer- en vervoerplan Cromstrijen 2014-2024 (hierna GVVP) vastgesteld. In dit GVVP worden de eerder beschreven conclusies ten aanzien van de noodzaak van de ontsluitingsweg in het voorgaande GVVP 2008-2017 opnieuw onderschreven.
Verkeerscirculatieplan Numansdorp 2018
In 2012 heeft Megaborn het VerkeersCirculatiePlan (hierna:VCP) voor de kern Numansdorp opgesteld. In het plan is destijds rekening gehouden met ontwikkelingen op korte en lange termijn in en rondom Numansdorp. De gewijzigde infrastructuur sinds 2012, de diverse (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen en de gewijzigde fasering hierin vormen voor de gemeente de aanleiding om het VCP uit 2012 te actualiseren tot dit nieuwe 'VCP Numansdorp 2018'. De gemeente wil hiermee een actueel beeld krijgen van de huidige en toekomstige verkeersafwikkeling.
In het VCP 2018 wordt ingegaan op het huidige beleidskader, ambities en maatregelen. Daarnaast wordt gekeken naar de huidige verkeerssituatie, knelpunten en worden de ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren beschreven. In het kader van de VCP is een motie/amendement aangenomen met betrekking tot het eenrichtingsverkeer op de Fortlaan. Vanaf half november 2020 is de Fortlaan in één richting open. Dit betekent dat er dan twee wegen richting de Torensteepolder gaan. De verwachting is dat de verkeersintensiteit op de Wethouder van der Veldenweg en de Torensteelaan afneemt.
Daarnaast is ook gekeken naar het instellen van een snelheidsregime van 60 km/u op de Wethouder van der Veldenweg. Dit bleek echter juridisch niet mogelijk omdat wegen binnen de bebouwde kom maximaal 50 km/u mogen zijn. Dit amendement wordt door het college dan ook niet uitgevoerd.
Onderzoek
In het kader van deze partiële herziening is door Megaborn onderzoek gedaan naar de situatie op het gebied van mobiliteit, zie bijlage 5. Met dit uitwerkingsplan worden 103 extra woningen mogelijk gemaakt. Hieronder worden belangrijkste conclusies weergeven.
Uit het onderzoek van Megaborn blijkt dat concreet de volgende knelpunten worden benoemd:
- Rijksstraatweg én Burg. de Zeeuwstraat, tussen Middelsluissedijk-westzijde en Burg. Henrylaan: de intensiteit wordt zowel in bij variant 1 (eenrichtingsverkeer Fortlaan) als variant 2 (afsluiting Fortlaan) als te hoog ervaren. De weginrichting van dit deel van de centrale as past niet bij dergelijke intensiteiten. Belangrijk aandachtspunt is de afwezigheid van vrijliggende fietsvoorzieningen. Het gaat hier om nog geen 100 meter van de weg.
- Burg. de Zeeuwstraat, tussen Weth. v.d. Veldenweg en Hoekstraat: voor een winkelstraat blijft dit bij beide varianten een drukke straat. Dat komt omdat dit ook de retourroute is vanaf de Torenstraat. Dit deel van de weg kent niet dezelfde inrichting als de daadwerkelijke winkelstraat. Bij de herinrichting van de kruising Burg. de Zeeuwstraat en de Weth. v.d. Veldenweg wordt bekeken hoe dit deel onaantrekkelijker kan worden gemaakt.
- Voorstraat: in een situatie met eenrichtingsverkeer op de Fortlaan (variant 1) stijgt de intensiteit tot boven de 3.000 motorvoertuigen per etmaal. De toename op deze weg is echter minimaal. Het advies is om de situatie op deze weg te monitoren
- Energieweg, tussen Rijksstraatweg en Weth. v.d. Veldenweg: vanwege de erftoegangsfunctie van dit deel van de Energieweg is de maximaal gewenste intensiteit ook lager. In de praktijk functioneert deze weg meer als ontsluitingsweg buiten de bebouwde kom. In dat geval zijn intensiteiten hoger van 10.000 motorvoertuigen per etmaal aanvaardbaar.
Daarnaast wordt met betrekking tot kruispunten het volgende geconcludeerd:
Kruispunt Burg. de Zeeuwstraat / Wethouder v.d. Veldenweg
Met behulp van de rekenmethode Harders is bepaald of het kruispunt Burg. de Zeeuwstraat / Wethouder v.d. Veldenweg in 2030 nog voldoende capaciteit heeft om het verkeer af te wikkelen. Uit de berekeningen blijk dat zowel bij variant 1 (eenrichtingsverkeer Fortlaan, zie bijlage 1) als variant 2 (afsluiting Fortlaan, zie bijlage 2) er onacceptabele wachtrijen ontstaan vanuit de richting Burg. de Zeeuwstraat-noord. De wachttijd bedraagt langer dan 20 seconden.
Rotonde N487 / Rijksstraatweg
Met behulp van de Meerstrooksrotondeverkenner is bepaald of de rotonde N487 / Rijksstraatweg in 2030 nog voldoende capaciteit heeft om het verkeer af te wikkelen. Uit de berekeningen blijkt dat zowel bij variant 1 (eenrichtingsverkeer Fortlaan, zie bijlage 3) als variant 2 (afsluiting Fortlaan, zie bijlage 4) alle wachtrijen nog acceptabel zijn. De verzadigingsgraad op de westelijke rotondetak loopt echter wel hoog op.
Voorgestelde oplossingen knelpunten
De knelpunten die genoemd zijn in het verkeersonderzoek zijn geen knelpunten die ontstaan door deze ontwikkeling. Dit zijn, ook volgens het onderzoek, bestaande knelpunten die versterkt worden. In overleg met de gemeente is gekomen te de volgende oplossingsrichtingen voor de knelpunten:
- Rijksstraatweg én Burg. de Zeeuwstraat, tussen Middelsluissedijk-westzijde en Burg. Henrylaan:A Aangegeven is dat de weginrichting van dit deel van de centrale as niet past bij dergelijke intensiteiten. Belangrijk aandachtspunt is de afwezigheid van vrijliggende fietsvoorzieningen. Het gaat hier om nog geen 100 meter van de weg. Deze inrichting staat los van voorgenomen ontwikkeling.
- Burg. de Zeeuwstraat, tussen Weth. v.d. Veldenweg en Hoekstraat: voor een winkelstraat blijft dit bij beide varianten een drukke straat. Dat komt omdat dit ook de retourroute is vanaf de Torenstraat. Dit deel van de weg kent niet dezelfde inrichting als de daadwerkelijke winkelstraat. Bij de herinrichting van de kruising Burg. de Zeeuwstraat en de Weth. v.d. Veldenweg wordt bekeken hoe dit deel onaantrekkelijker kan worden gemaakt.
- Voorstraat: in een situatie met eenrichtingsverkeer op de Fortlaan (variant 1) stijgt de intensiteit tot boven de 3.000 motorvoertuigen per etmaal. De toename op deze weg is echter minimaal. Het advies is om de situatie op deze weg te monitoren hoe de situatie werkelijk is en nog niet meteen tot maatregelen over te gaan.
- Energieweg, tussen Rijksstraatweg en Weth. v.d. Veldenweg: de weg wordt geüpgrade naar een gebiedsontsluitingsweg in verband met de randweg van Klaaswaal. De capaciteit is dan voldoende.
- Kruispunt Burg. de Zeeuwstraat / Wethouder v.d. Veldenweg: momenteel wordt een onderzoek uitgevoerd naar de de mogelijkheden voor aanpassing van deze kruising.
- Rotonde N487 / Rijksstraatweg: de wachtrijen zijn nog acceptabel daarom zijn geen maatregelen noodzakelijk.
Conclusie
Uit onderzoek is gebleken dat er sprake is van een aantal knelpunten op verkeerskundig gebied. Deze knelpunten ontstaan echter niet door voorgenomen ontwikkeling maar worden alleen versterkt. In overleg met de gemeente is gekeken naar oplossingsrichtingen voor deze knelpunten. Voor een aantal knelpunten is nu nog geen directe oplossing noodzakelijk en voor een aantal andere knelpunten wordt momenteel actie ondernomen.
Voorgenomen ontwikkeling leidt niet tot onoverkomelijke knelpunten op het gebied van mobiliteit.
4.8 Akoestische Aspecten
Kader
In de Wet geluidhinder (Wgh) (2012) is bepaald dat in indien met het bestemmingsplan nieuwbouw van woningen en/of andere geluidgevoelige objecten mogelijk wordt gemaakt, de van belang zijnde geluidhinderaspecten moeten worden onderzocht. De verschillende uitvoeringsbesluiten van de Wet geluidhinder zijn geregeld in het Besluit geluidhinder. Daarnaast dient rekening te worden gehouden met het gemeentelijk geluidsbeleid, zoals opgenomen in 'Geluidbeleid goede ruimtelijke ordening gemeenten Hoeksche Waard'.
Onderzoek
Met voorliggende partiële herziening wordt de realisatie van 103 woningen mogelijk gemaakt. Om de akoestische gevolgen van deze woningen inzichtelijk te maken en de situatie ter plaatse van deze woningen te berekenen, is door KuiperCompagnons een akoestisch onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 6.
Uit het onderzoek volgt dat binnen de Torensteepolder de geluidsbelasting ten gevolge van de Torensteelaan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB overschrijdt ter plaatse van de bestemmingsgrenzen langs de wegvakken Ambachtsheerenlaan - Rietheuvel en Rietheuvel - bocht naar Schuringsedijk. Voor de betreffende wegvakken van de Torensteelaan geldt een maximumselheid van 30 km/uur. Omdat 30 km-wegen niet onder het regime van de Wet geluidhinder vallen, is het niet mogelijk een hogere waarde vast te stellen.
Voor de Schuringsedijk, Fortlaan en Ambachtsheerenlaan wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
Op basis van de stedenbouwkundige verkavelingen beperkt de overschrijding zich tot de Torensteelaan (30 km/uur). De overschrijdingen van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB doen zich in deze situatie eveneens voor bij de woningen langs de Torensteelaan tussen de Ambachtsheerenlaan en de Rietheuvel en de Rietheuvel en de bocht naar de Schuringsedijk. De overschrijding blijft op basis van de stedenbouwkundige verkavelingen beperkt tot maximaal 3 dB.
Maatregelen ter beperking van de geluidsbelasting, zoals een stiller wegdek of geluidsschermen, stuitenp financiële, landschappelijk, stedenbouwkundige of praktische bezwaren. Daarnaast is het vanwege de hogere akoestische kwaliteit die wordt toegekend aan een grotere geluidsluwe achtertuin onwenselijk om de woningen verder van de weg te bouwen.
Alle woningen beschikken over een geluidsluwe gevel en buitenruimte, zodat er op grond van het gemeentelijk geluidsbeleid sprake is van een aanvaardbaar akoestisch klimaat.
Er is geen noodzaak om aanvullende maatregelen te treffen op de Torensteelaan ter hoogte van de bestaande woningen ten noorden van de Schuringsedijk. Door de openstelling van de Fortlaan, tussen de Molendijk en Rietheuvel, in zuidelijke richting neemt de hoeveelheid verkeer op de Torensteelaan (fors) af ten opzichte van de in eerdere onderzoeken gehanteerde uitgangspunten met volledige afsluiting van de Fortlaan. Door de openstelling van de Fortlaan in éénrichting is (in)direct sprake van een verbetering van de toekomstige geluidssituatie bij de woningen langs de Torensteelaan, ten opzichte van de uitgangspunten bij de eerder vastgestelde bestemmingsplannen (met afsluiting van de Fortlaan). Dit geldt eveneens voor de bestaande woningen langs de Wethouder van der Veldenweg.
De geconstateerde verwachte toename in geluidsbelasting groter of gelijk aan 1,5 dB bij de Burgemeester de Zeeuwstraat (wegvak Wethouder van der Veldenweg - Voorstraat), Voorstraat en Schuringsedijk (ten oosten van de Torensteelaan) zijn een (in)direct gevolg van het door de gemeente genomen verkeersbesluit, tot openstelling van de Fortlaan in zuidelijke richting en het mogelijk maken van verkeer van/naar de Torensteelaan-Schuringsedijk in oostelijke richting.
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor voorgenomen ontwikkeling.
4.9 Luchtkwaliteit
4.9.1 Kader
Het onderzoek naar luchtkwaliteit wordt uitgevoerd op grond van hoofdstuk 5, titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' van de Wet milieubeheer. De titel 5.2 'Luchtkwaliteitseisen' is beter bekend als de Wet luchtkwaliteit.
De kern van de Wet luchtkwaliteit is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is een bundeling maatregelen op regionaal, nationaal en internationaal niveau die de luchtkwaliteit verbeteren. Daarnaast zijn daarin alle ruimtelijke ontwikkelingen opgenomen die de luchtkwaliteit verslechteren.
Het doel van de NSL is om overal in Nederland te voldoen aan de Europese normen voor de luchtverontreinigende stoffen. Voor wegverkeer zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) de belangrijkste stoffen. De in de Wet luchtkwaliteit gestelde norm voor NO2 en PM10 jaargemiddelde grenswaarde is voor beide stoffen 40 µg/m3. Daarnaast mag de PM10 24 uurgemiddelde grenswaarde van 50 µg/m3 maximaal 35 keer per jaar worden overschreden. Met het van kracht worden van het NSL zijn de tijdstippen waarop moet worden voldaan aan de jaargemiddelde grenswaarden NO2 en PM10 aangepast. Voor PM10 is dat 11 juni 2011 en 1 januari 2015 voor NO2.
Naast de introductie van het NSL is het begrip 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen een belangrijk onderdeel van de Wet luchtkwaliteit. Een project draagt NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit als de NO2 en PM10 jaargemiddelde concentraties niet meer toenemen dan 1,2 µg/m3. In dat geval is de ontwikkeling als NIBM te beschouwen.
Een ruimtelijke ontwikkeling kan volgens de Wet luchtkwaliteit doorgang vinden als:
- de ontwikkeling is opgenomen in het NSL;
- de ontwikkeling aangemerkt wordt als een NIBM-ontwikkeling;
- de gestelde grenswaarden in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit niet worden overschreden;
- projectsaldering wordt toegepast.
Voor zover de ruimtelijke ontwikkeling is opgenomen in het NSL of de ontwikkeling kan worden aangemerkt als NIBM-project is toetsing aan de normen van de Wet luchtkwaliteit niet nodig.
4.9.2 Onderzoek
In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' (Regeling NIBM) zijn voor verschillende functiecategorieën cijfermatige kwantificaties opgenomen, waarbij een ontwikkeling als een NIBM-project kan worden beschouwd. Deze categorieën betreffen landbouwinrichtingen, spoorwegemplacementen, kantoorlocaties, woningbouwlocaties en een combinatielocatie van woningbouw en kantoren.
In de Regeling NIBM is aangegeven dat een woningbouwlocatie tot maximaal 1.500 woningen aan één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. In dit uitwerkingsplan worden 103 nieuwe woningen mogelijk gemaakt. Het totale aantal woningen overschrijdt het maximum van 1.500 woningen niet, daardoor is deze ontwikkeling te beschouwen als een project die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden uit de Wet luchtkwaliteit is zodoende niet nodig.
Goede ruimtelijke ordening
In het kader van een goede ruimtelijke ordening zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 in de omgeving van het plangebied inzichtelijk gemaakt. Deze concentraties zijn afkomstig uit de NSL-monitoringstool 2014. In deze tool is onder andere de Voorstraat opgenomen. In de volgende afbeelding zijn de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 (zeer fijnstof) weergegeven voor het peiljaar 2020.
Afbeelding 4.1: Overzicht concentraties NO2, PM10 en PM2,5, peiljaar 2020 (NSL-monitoringstool)
Uit afbeelding 4.1 blijkt dat, nabij het plangebied, de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5respectievelijk maximaal 17.9 µg/m3, 18.3 µg/m3 en 11.0 µg/m3 bedraagt. De jaargemiddelde grenswaarde voor NO2, PM10 (beide 40 µg/m3) en PM2,5 (25 µg/m3) wordt niet overschrijden. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24 uurgemiddelde concentratie is maximaal 6.5, waardoor het maximum van 35 dagen niet wordt overschreden. Ook in de toekomst is de verwachting dat de concentraties niet boven de grenswaarden zullen uitkomen.
4.9.3 Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmeringen oplevert voor dit uitwerkingsplan.
4.10 Bedrijven En Milieuzonering
4.10.1 Kader
Voor het behoud en de verbetering van de kwaliteit van de woon- en leefomgeving is een juiste afstemming tussen de aanwezige functies en wonen noodzakelijk. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een milieuzonering die uitgaat van richtinggevende afstanden tussen hinderlijke functies (in de vorm van gevaar, geluid, geur, stof) en gevoelige functies. In de brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (versie 2009) zijn deze richtafstanden opgenomen. Van deze richtafstanden kan gemotiveerd worden afgeweken. Hoewel deze richtafstanden indicatief zijn, volgt uit jurisprudentie dat deze afstanden als harde eis gezien worden door de Raad van State bij de beoordeling of woningen op een passende afstand van bedrijven worden gesitueerd.
4.10.2 Analyse omgeving
In het kader van het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' is de toekomstige situatie op het gebied van bedrijven en milieuzonering reeds geanalyseerd. De conclusie was dat er geen sprake is van belemmeringen ten aanzien van het woon- en leefklimaat of de bestaande bedrijvigheid. In het bestemmingsplan zijn ook geen verdere uitwerkingsvereisten op het gebied van dit aspect opgenomen. De toekomstige uitgewerkte woonbestemming is daarmee passend in de omgeving.
4.10.3 Conclusie
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor dit uitwerkingsplan.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Kader
Externe veiligheid richt zich op het beheersen van activiteiten die een risico voor de omgeving kunnen opleveren, zoals milieurisico's, transportrisico's en risico's die kunnen optreden bij de productie, het vervoer en de opslag van gevaarlijke stoffen in inrichtingen. Bij de (her)inrichting van een gebied bepaalt de externe veiligheidssituatie mede de ruimtelijke (on)mogelijkheden.
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR), en de eventuele toename hiervan, berekend te worden.
Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De normstelling heeft de status van een grenswaarde die niet overschreden mag worden. Voor kwetsbare objecten wordt in zowel bestaande als nieuwe situaties het niveau van 10-6 per jaar als grenswaarde gehanteerd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten zijn alleen toegestaan onder een gewichtige motivering. Bestaande beperkt kwetsbare objecten zijn toegestaan binnen de PR 10-6 contour.
Het GR kan worden beschouwd als de maat van maatschappelijke ontwrichting in geval van een calamiteit (en drukt dus de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal 10 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit). De normstelling heeft de status van een oriënterende waarde. Deze waarde is geen vastgestelde wettelijke norm. Desondanks hebben overheden en betrokken private instellingen een inspanningsverplichting om te voldoen aan deze oriënterende waarde en dient een toename van het GR bestuurlijk te worden verantwoord.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoor
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) in werking getreden. In het Bevt staan regels voor de ruimtelijke inrichting rond wegen, waterwegen en spoorwegen met vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het Bevt hanteert een vaste grens van 200 meter, vanaf de buitenrand van de transportroute, waarbuiten in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Buiten de 200 meter is een verantwoording niet noodzakelijk. Wel geldt dat bij ruimtelijke ontwikkelingen die nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogelijk maken buiten de 200 m dient in de toelichting aandacht moet worden gegeven aan de aspecten bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor zover het binnen het invloedsgebied van de transportroute is gelegen.
Ten aanzien van de verantwoordingsplicht groepsrisico wordt, net als bij het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), onderscheid gemaakt tussen een volledige verantwoording en een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
Een volledige verantwoording kan bovendien achterwege blijven indien kan worden aangetoond dat:
- het groepsrisico, niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico, of;
- het groepsrisico, gelet op de redelijkerwijs te verwachten verandering van de dichtheid van personen, met niet meer dan 10% toeneemt en;
- de oriëntatiewaarde, gelet op de dichtheid van personen, niet wordt overschreden.
Indien sprake is van een volledige verantwoording dienen maatregelen ter beperking van het GR, alternatieve ruimtelijke ontwikkelingen met een lager GR en mogelijkheden en voorgenomen maatregelen ter beperking van de omvang van een calamiteit te worden overwogen. Een beperkte verantwoording houdt wel rekening met de effecten van een calamiteit en vindt alleen plaats als het plangebied binnen het invloedsgebied (effectgebied) van transportassen is gelegen.
In het Bevt zijn tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Een PAG is een zone, waarbinnen een aanvullende verantwoording noodzakelijk is met betrekking tot het al dan niet nemen maatregelen om de effecten van een plasbrand te beperken en de zelfredzaamheid van personen.
Regelgeving transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen
Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Het Bevb regelt onder andere welke veiligheidsafstanden moeten worden aangehouden rond buisleidingen met gevaarlijke stoffen. De normstelling is in lijn met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarmee zijn nieuwe kwetsbare objecten binnen de PR 10-6 contour niet toegestaan. Ook is vastgesteld dat wanneer binnen het invloedsgebied van een buisleiding een ruimtelijk besluit wordt genomen, de verantwoordingsplicht van toepassing is.
Het Bevb gaat uit van een belemmerde strook van 4 of 5 meter, afhankelijk van de werkdruk. Voor deze strook geldt een bouwverbod en een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden.
Net als bij het Bevi worden de risicoafstanden en rekenmethodiek die volgen uit het Bevb opgenomen in een regeling, de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb).
4.11.2 Onderzoek
In de omgeving van het plangebied zijn volgens de risicokaart twee risicobronnen aanwezig. Het betreft de risicobronnen:
- Transportroute gevaarlijke stoffen over de binnenvaartroute Hollandsch Diep, onderdeel van de Corridor Westerschelde - Rijn.
- Shell Nederland Chemie B.V.
Hollands Diep
Langs vervoersassen van gevaarlijke stoffen is een verantwoordingsgebied aanwezig van 200 meter en een invloedsgebied voor toxische gassen en toxische vloeistoffen van maximaal 1070 meter voor vaarwegen.
Het plangebied bevindt zich buiten het verantwoordingsgebied, maar binnen de invloedsgebieden voor LT1 (toxische vloeistoffen) en GT3 (toxisch gassen) die over de transportroute vervoerd worden. Er dient daarom een beschrijving gegeven te worden van de aspecten 'zelfredzaamheid' en 'bestrijdbaarheid'.
Shell Nederland Chemie B.V.
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van Shell Nederland Chemie. Het GR van Shell Nederland is hoger dan de oriëntatiewaarde. Het plangebied bevindt zich echter op een dermate grote afstand (circa 7,5 km) vanaf dit bedrijf dat het GR niet wordt beïnvloed door het plangebied. In overleg met de omgevingsdienst Zuid-Holland Zuid is besloten dat een berekening van het GR achterwege kan blijven. Wel dient een beschrijving te worden gegeven van de aspecten 'zelfredzaamheid' en 'bestrijdbaarheid'.
Mogelijkheden tot voorbereiden van bestrijding van rampen
Ten behoeve van de zelfredzaamheid is het van belang dat het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS) wordt ingezet.
In het kader van een effectieve zelfredzaamheid bij het vrijkomen van toxische stoffen wordt geadviseerd bij ontwikkelingen afsluitbare ventilatiesystemen in gebouwen toe te passen waarmee kan worden voorkomen dat toxische stoffen binnentreden.
Ook is risicocommunicatie naar de toekomstige bewoners zeer belangrijk. Bij aankoop van een woning of het sluiten van een huurcontract kunnen bewoners op de externe veiligheidsrisico's gewezen worden. Er kan informatie worden verstrekt over de maatregelen die zijn getroffen ter voorkoming en bestrijding van incidenten en over de daarbij te volgen gedragslijn. Het is wellicht wenselijk om een kettingbepaling af te dwingen, zodat toekomstige gebruikers ook van de situatie op de hoogte zijn. Voor deze voorlichting kan tevens de campagne "Goed voorbereid zijn heb je zelf in de hand" gebruikt worden. Ook kan verwezen worden naar de website: www.zhzveilig.nl.
Mogelijkheden tot zelfredzaamheid
Zelfredzaamheid is het zichzelf kunnen onttrekken aan een dreigend gevaar, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchting. Het zelfredzame vermogen van personen in de buurt van een risicovolle bron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. In het plangebied worden geen functies mogelijk gemaakt die specifiek bedoeld zijn voor personen met een beperkte zelfredzaamheid, zoals kinderen van 0 tot 4 jaar, ouderen, gehandicapten of gevangenen.
Vanwege de grote afstand tot beide risicobronnen is een incident met toxische stoffen het maatgevende scenario. Door een incident op het Hollands Diep met een schip dat geladen is met toxische stoffen kan de tankwand scheuren waardoor een groot deel van de toxische stof in korte tijd uitstroomt. Ook kan door een incident bij het bedrijf Shell Nederland Chemie toxische gas vrijkomen. De toxische stof wordt gedurende korte tijd meegevoerd door de wind. Het gevaar kan door de aanwezigen in het benedenwindse effectgebied opgemerkt worden door de herkenbare geur van ammoniak. Aanwezigen kunnen het beste binnen in gebouwen schuilen tegen de toxische effecten van het scenario.
De vaarroute van over het Hollands Diep bevindt zicht ten zuiden van het plangebied en loopt in oost-westelijke richting. Vanuit de de woningen kan men in noordelijke richtingen vluchten, van de bron af. Via de Torensteelaan en de Schuringsedijk kan men in westelijke en noordelijke richting verder vluchten.
Bij de uiteindelijke vergunningverlening dient formeel advies te worden gevraagd aan de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid.
4.11.3 Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de ontwikkelingen in dit uitwerkingsplan.
4.12 Overige Belemmeringen
Inleidend
Naast de hiervoor beschreven milieuaspecten kunnen er nog andere belemmeringen in of nabij het plangebied aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planvorming. Het gaat bijvoorbeeld om de aanwezigheid van straalpaden, planologisch relevante kabels en leidingen (zoals waterleidingen of rioleringsleidingen), beschermingszones en dergelijke.
Onderzoek en conclusie
Er zijn in het plangebied geen planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig. Ook zijn geen beschermingszones behorende bij bijvoorbeeld vliegvelden aanwezig. Wel loopt over het plangebied een straalpad. Omdat het uitwerkingsplan geen hoogbouw mogelijk maakt geeft dit straalpad geen belemmeringen voor de planrealisatie.
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Met dit uitwerkingsplan wordt de ontwikkeling van een hoogwaardig woonmilieu, passend bij de kwaliteiten van de omgeving gerealiseerd. Met deze ontwikkeling wordt de groei van Numansdorp richting het Hollandsch Diep doorgezet en wordt de verbinding tussen het dorp, het water en de natuurlijke kwaliteiten versterkt. Binnen dit kader is deze ontwikkeling voorzien.
De ontwikkeling is passend binnen de ruimtelijke kaders van de gemeente en heeft als uitgangspunt een hoogwaardig woonmilieu dat aansluit bij de ruimtelijke uitgangspunten die door de provincie gesteld zijn. Daarmee wordt verondersteld dat er voldoende draagvlak is. Bovendien wordt in de planprocedure de mogelijkheid geboden om zienswijzen in te dienen (zie ook hoofdstuk 6 van deze toelichting).
5.2 Economische Uitvoerbaarheid
Exploitatieverplichting
Bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in de plantoelichting minimaal inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tevens is met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening de verplichting ontstaan om, indien sprake is van ontwikkelingen waarvoor de gemeente redelijkerwijs kosten moet maken, bijvoorbeeld voor de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, en de plankosten, deze moeten worden verhaald op de initiatiefnemer c.q. ontwikkelaar.
Tussen de gemeente en ontwikkelaar is in het kader van het bestemmingsplan 'Torensteepolder fase 1b en 1c' een anterieure overeenkomst gesloten, waardoor aan deze verplichting voldaan wordt.
Hoofdstuk 6 Procedure
6.1 Overleg
Conform artikel 3.1.1. van het Bro dienen burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een uitwerkingsplan overleg te plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met de rijks- en provinciale diensten die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
In dit kader is het ontwerpuitwerkingsplan voor advies worden toegezonden aan verschillende instanties.
Door de provincie Zuid-Holland is aangegeven dat in paragraaf 1.3 niet de volledige regeling uit het moederplan is aangehaald. Opgemerkt is dat er pas mag worden uitgewerkt als de te bouwen woningen in een door GS aanvaard woningbouwprogramma zijn opgenomen. De provincie bevestigt dat de woningen zijn opgenomen in categorie 1 in het woningbouwprogramma en als zodanig door GS zijn aanvaard. In paragraaf 1.3 van deze toelichting is dat aangevuld.
Door de Veiligheidsregio Zuid-Holland Zuid (VRZHZ) is geadviseerd om de woningen te voorzien van uitschakelbare mechanische ventilatie. Daarnaast is opgemerkt dat de bereikbaarheid en de bluswatervoorzieningen binnen het plangebied moeten voldoen aan de Handreiking bluswatervoorziening en bereikbaarheid 2019. Deze opmerkingen hebben betrekking op zaken dit niet in dit uitwerkingsplan geregeld worden. Bij de omgevingsvergunning wordt aandacht besteed aan deze zaken.
6.2 Ontwerpfase
Na afronding van de inspraakprocedure en het vooroverleg is de formele planprocedure gestart.
Op de voorbereiding van een uitwerkingsplan is artikel 3.8 Wro (gelezen in samenhang met afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht) van toepassing. De kennisgeving van het ontwerpbesluit tot vaststelling van het bestemmingsplan moet in de Staatscourant worden geplaatst en dient - met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening - ook via elektronische weg te geschieden. Tevens dient de kennisgeving te worden toegezonden aan die diensten van Rijk en provincie die belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn, aan het waterschap en aan belanghebbende gemeenten.
Het ontwerpuitwerkingsplan heeft van 21 november 2020 tot en met 1 januari 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling een zienswijze op het plan in te dienen. Ook zijn de stukken met de kennisgeving aan de eerder genoemde diensten en instanties worden toegezonden (artikel 3:13 Awb), of er moet worden aangegeven waar de (digitale) stukken te vinden zijn (elektronische kennisgeving).
Binnen de termijn zijn drie zienswijzen binnen gekomen. Deze zijn samengevat en beantwoord in de Nota van zienswijzen, zie bijlage 9. De verschillende zienswijzen hebben niet geleid tot aanpassing van het uitwerkingsplan. Wel zijn er ambtshalve wijzigingen doorgevoerd.
6.3 Vaststellingsfase
Binnen twaalf weken na de termijn van terinzagelegging moet het college van burgemeester en wethouders beslissen omtrent de vaststelling van het uitwerkingsplan.
Tegen het besluit tot vaststelling staat, voor belanghebbenden, direct beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Direct na de beroepstermijn treedt, indien tijdens de beroepstermijn geen verzoek om voorlopige voorziening is ingediend, het plan in werking waarna tot planrealisatie kan worden overgegaan.
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Torensteepolder Fase 1b En 1c, Kuipercompagnons, D.d. 9 Maart 2018
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Torensteepolder fase 1b en 1c, KuiperCompagnons, d.d. 9 maart 2018
Bijlage 2 Marktonderbouwing Torensteepolder Numansdorp, Companen, D.d. 3 Juni 2020
Bijlage 2 Marktonderbouwing Torensteepolder Numansdorp, Companen, d.d. 3 juni 2020
Bijlage 3 Rapportage: Stikstofdepositie Torensteepolder, Boom Milieukundig Onderzoeks- En Ontwerpburo, D.d. 29 Januari 2021
Bijlage 4 Archeologisch Vooronderzoek Ten Behoeve Van De Nieuwe Van Woningen In De Torensteepolder, Vestigia, 1 Oktober 2018
Bijlage 5 Verkeersonderzoek Torensteepolder Veegplan, Megaborn Traffic Development B.v., D.d. 3 Juli 2020
Bijlage 6 Akoestisch Onderzoek Bestemmingsplan 'Partiële Herziening Ruimtelijke Plannen 'Numansdorp-zuid' , Kuipercompagnons, D.d. 6 Juli 2020
Bijlage 7 Verkennend Bodemonderzoek, Hopman En Peters D.d. 1 Juni 2018
Bijlage 7 Verkennend bodemonderzoek, Hopman en Peters d.d. 1 juni 2018
Bijlage 8 Aanmeldnotitie 'Uitwerkingsplan Torensteepolder Fase 1b', Kuipercompagnons, D.d. 9 November 2020
Bijlage 9 Nota Beantwoordeing Zienswijzen En Staat Van Wijzigingen, D.d. 2 Maart 2021
Bijlage 9 Nota beantwoordeing zienswijzen en staat van wijzigingen, d.d. 2 maart 2021