Robbenplaat - Oostpolderweg 220 kV
Bestemmingsplan - Gemeente Het Hogeland
Vastgesteld op 13-10-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 Plan
Het bestemmingsplan Robbenplaat - Oostpolderweg 220kV met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPEmshZOBP01-BPEmshZOBP01 van de gemeente Het Hogeland.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 Belemmerende strook
Een strook grond ter plaatse van en ter weerszijden van de onder- en bovengrondse hoogspanningsverbindingen die dient om de veiligheid en het ongestoord functioneren van de verbinding te kunnen garanderen.
1.4 Hoogspanningsverbinding
Een onder- en/of bovengrondse verbinding met een spanningsniveau hoger dan 110 kV.
1.5 Vigerende bestemmingsplannen
Hieronder worden begrepen:
- a. het bestemmingsplan 'Eemshaven Zuidoost' vastgesteld door gemeenteraad op 20-07-2017 met planIDN NL.IMRO.1651.000BP03EmsZO-0401;
- b. het bestemmingsplan 'Buitengebied' vastgesteld door gemeenteraad op 17-02-2017 met planIDN NL.IMRO.1651.0711602-VG01;
Voor het overige blijven de begrippen van de vigerende bestemmingsplannen onverkort van toepassing.
Artikel 2 Wijze Van Meten
De wijze van meten van de vigerende bestemmingsplannen blijft van toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De bestemmingsregels van de vigerende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing, met dien verstande dat deze worden aangevuld met het volgende artikel:
Artikel 3 Leiding - Hoogspanning
3.1 Bestemmmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Hoogspanning' bestemde gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg, het beheer en instandhouding van een hoogspanningsleiding; met de daarbij behorende:
a. belemmerde strook;
b. voorzieningen
In geval van strijdigheid van bepalingen gaan de regels van dit artikel vóór de bepalingen
die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- a. In afwijking van het bepaalde in de vigerende bestemmingsplannen mogen op of in de in dit artikel bedoelde gronden uitsluitend bouwwerken en/of gebouwen ten behoeve van de hoogspanningsverbinding worden gebouwd;
- b. In afwijking van het bepaalde onder a mogen bestaande - legaal aanwezige - gebouwen en/of bouwwerken worden vervangen, vernieuwd of veranderd, mits de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
3.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2 onder b. voor het bouwen overeenkomstig de ingevolge de vigerende bestemmingsplannen andere daar voorkomende bestemming(en), alsmede voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de betrokken leidingen, mits de hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt en de veiligheid met betrekking tot de leidingen niet wordt geschaad.
- b. Indien door de bouw of plaatsing of de aanwezigheid van een bouwwerk schade wordt of kan worden toegebracht aan de in artikel 3.1 omschreven doeleinden wordt geen afwijking verleend.
- c. Alvorens Burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a. verlenen heeft de leidingbeheerder daarover schriftelijk advies uitgebracht, dan wel is de leidingbeheerder gedurende drie weken in de gelegenheid gesteld schriftelijk advies uit te brengen.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitveoren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 4 Schakelbepaling
Voor dit bestemmingsplan, bestemmingsplan 'Robbenplaat - Oostpolderweg 220kV', geldt dat het bepaalde in de vigerende inpassings- en bestemmingsplannen onverkort van toepassing is, met dien verstande dat aan de regels van die plannen de bestemming 'Leiding - Hoogspanning' wordt toegevoegd. Deze dubbelbestemming is op de van dit bestemmingsplan deel uitmakende verbeelding met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPEmshZOBP01-BPEmshZOBP01 ingetekend.
De algemene regels van de vigerende bestemmingsplannen blijven onverkort van toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsregels
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 6 Slotregels
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan bestemmingsplan Robbenplaat - Oostpolderweg 220kV
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Door de snelle groei van het internetgebruik neemt de vraag naar de services van Google (zoals Google zoekmachine Gmail en YouTube) ook toe. Om deze groei bij te houden, heeft Google in 2016 het nieuwe datacenter in de Eemshaven gebouwd. Na 2016 zijn meerdere uitbreidingsplannen van het datacenter bekend gemaakt. Om de uitbreidingen van de datacapaciteit mogelijk te maken is er een extra toevoer aan elektriciteit nodig. Hiervoor heeft Google Inc. TenneT gevraagd een extra aansluiting van 220 kV aan te leggen naar het datacenter (OPW220). De kabelverbinding zal bestaan uit 2 circuits en wordt ondergronds aangelegd tussen OPW220 en het bestaande 220 kV- hoogspanningsstation Robbenplaat in de Eemshaven (RBB 220). Het te realiseren kabeltracé heeft een lengte van circa 1.900 m en ligt met zijn volledige lengte in de gemeente Het Hogeland.
De vigerende ruimtelijke plannen in het plangebied staan de aanleg en het beheer van een nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbinding niet toe. In het huidige bestemmingsplan 'Eemshaven Zuidoost' (vastgesteld 20-07-2017) is een strook met een dubbelbestemming hoogspanning opgenomen. Deze dubbelbestemming is opgenomen voor de bovengrondse hoogspanningsleiding. Deze bestemming staat geen ondergrondse hoogspanning toe. Ook geldt dat de bovengrondse 220kV-verbinding wordt geamoveerd na in gebruik name van NW380kV. Het plangebied voor de nieuwe ondergrondse kabelverbindingen (RBB 220 naar OPW220) valt ook (deels) buiten de bestaande strook. Door het opstellen van een bestemmingsplan kan de kabelverbinding planologisch mogelijk worden gemaakt. Voor de kabelverbinding zal een separate dubbelbestemming worden opgenomen.
1.2 Ligging Plangebied
In de afbeelding hieronder zijn het plangebied en de ligging van het tracé weergegeven. Het plangebied bevindt zich in de gemeente Het Hogeland. Deze gemeente is gelegen in het noorden van de provincie Groningen.
Afbeelding: Ligging van het kabeltracé richting het Datacenter van Google
Het plangebied loopt van het hoogspanningsstation Robbenplaat RBB 220, gevestigd aan de Robbenplaatweg te Eemshaven naar het datacenter (OPW220), gevestigd aan de Oostpolder te Eemshaven. Het tracé loopt onder voormalig agrarische grond door, die is herbestemd voor met name bedrijventerreinen, groen en hoogspanningsleidingen. Daarbij kruist het tracé twee watergangen.
1.3 Huidige Planologisch-juridisch Regime
De huidige juridische regeling van de betreffende gronden is neergelegd in de volgende ruimtelijke plannen:
- Herziening Bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld op 15-10-2015
- Eemshaven Zuidoost, vastgesteld op 20-07-2017
- Facetbestemmingsplan Eemsmond Gebouwd Erfgoed, vastgesteld 12-07-2018
- Facetbestemmingsplan miniwindturbines, vastgesteld op 28-06-2016
- Facetbestemmingsplan gebruiksregeling, vast gesteld op 11-04-2013
De vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Het Hogeland regelen het huidige gebruik in het plangebied. Het plangebied kende een agrarische functie, maar is reeds herbestemd. Het huidige gebruik van de gronden is vooral bedrijventerrein. Om ook de bestemming 'Hoogspanning - Leiding' te borgen in het bestemmingsplan, is voorliggend plan opgesteld.
Voorliggend bestemmingsplan zorgt voor planologische verankering van de kabelverbinding in de hierboven genoemde bestemmingsplannen. Het tracé wordt planologisch verankerd in de bestemmingsplannen om het tracé te kunnen beschermen tegen ontwikkelingen en activiteiten.
1.4 Leeswijzer
In deze toelichting wordt in Hoofdstuk 2 aandacht besteed aan het geldende beleidskader in het plangebied. In Hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het voorgenomen initiatief. In Hoofdstuk 4 zijn de ruimtelijke- en milieuaspecten opgenomen. Hoofdstuk 5 bevat de plansystematiek en in Hoofdstuk 6 wordt deze toelichting afgesloten door middel van een beschouwing over de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beleid
Dit hoofdstuk geeft een nadere toelichting op het relevante ruimtelijke beleidskader. Er volgt hieronder een korte samenvatting per relevant beleidsgebied.
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie infrastructuur en ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna: SVIR) is op 13 maart 2012 vastgesteld en vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit en de Mobiliteitsaanpak. Het Rijk zet in de SVIR uiteen welke nationale belangen het heeft in het ruimtelijke en mobiliteitsdomein en welke instrumenten hiervoor worden ingezet. Het is de concrete en geografisch gespecificeerde tussenstap voor 2028 op weg naar de ambities voor 2040.
Met de SVIR wordt een andere koers ingezet in het nationale ruimtelijk beleid. Er is nu vaak sprake van bestuurlijke drukte, ingewikkelde regelgeving of een sectorale benadering met negatieve gevolgen voor de ontwikkeling van Nederland. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening op deze wijze zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven en laat dan ook meer over aan provincies en gemeenten. Anders dan in de Nota Ruimte gaat de SVIR uit van het adagium 'decentraal, tenzij'. Dit betekent dat het Rijk kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op dertien nationale belangen, waarvoor het verantwoordelijk is en resultaat wil boeken. Buiten deze dertien belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR wordt ten aanzien van energieontwikkelingen en transitie aangegeven dat een toekomstbestendige energievoorziening van vitaal belang is voor de Nederlandse economie. Daarin speelt leveringszekerheid van energie (gas, elektriciteit) een cruciale rol. Deze is in Nederland van hoog niveau. De komende decennia groeit de vraag naar elektriciteit en gas in Nederland nog gestaag (uitgaande van GE-scenario). Het opvangen van deze groei en het handhaven van het huidige hoge niveau van leveringszekerheid, vraagt om uitbreiding van het productievermogen en de energienetwerken.
Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028). Eén van deze hoofddoelen is het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Subdoel daarbij is onder andere het efficiënt gebruiken van de ondergrond en ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie, waaronder grootschalige windenergie op land en op zee.
De ruimtebehoefte en het beleid voor ruimtelijke inpassing voor de nationale elektriciteitsinfrastructuur (220 kV en meer) zijn uitgewerkt in het Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening (hierna: SEV III) en ruimtelijk geborgd in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro). Deze ontwikkeling betreft een 220 kV-verbinding en valt hiermee onder de nationale elektriciteitsinfrastructuur. De Eemshaven is in de SEV III aangewezen als mogelijke vestigingsplaats waar op grootschalige wijze hoogspanningsverbindingen kunnen worden aangesloten die nodig zijn om de windturbineparken aan te sluiten op het bestaande hoogspanningsnet.
Volgens SEV III worden hoogspanningsverbindingen met een spanning van 220kV of hoger gerealiseerd als er dwingende redenen van groot openbaar belang zijn. In beginsel dienen deze bovengronds te worden aangelegd. Op basis van een integrale afweging op projectniveau kan - voor zover dit uit oogpunt van leveringszekerheid verantwoord is - in bijzondere gevallen, met name voor kortere trajecten, een ondergrondse aanleg worden overwogen. Het Rijk bevorderd actief het onderzoek naar en de ontwikkeling van de ondergrondse aanleg van hoogspanningsleidingen. Zodra het vanuit leveringszekerheid en meerkosten verantwoord is, zullen nieuwe hoogspanningsverbindingen van 220 kV en meer ondergronds worden aangelegd daar waar de maatschappelijke meerwaarde van ondergrondse aanleg evident is. Bij de aanleg van nieuwe hoogspanningsverbindingen van 220KV en hoger worden de volgende uitgangspunten gesteld:
- De hoogspanningsverbinding wordt waar mogelijk en zinvol met bestaande hoogspanningsverbindingen op één mast gecombineerd.
- De hoogspanningsverbinding wordt waar mogelijk en zinvol met bovenregionale infrastructuur of met bestaande hoogspanningsverbindingen gebundeld.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De voorgestelde ontwikkeling van de ondergrondse hoogspanningsverbinding is niet in strijd met de SVIR. Het gaat om een korte verbinding om aansluiting te maken met het hoogspanningsstation, hiervoor kan afgeweken worden van het SEV III.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
De nationale belangen die juridisch moeten doorwerken in ruimtelijke plannen van provincies en gemeenten zijn vastgelegd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (hierna: Barro). Het Barro is in 2011 deels inwerking getreden.
In het Barro zijn de onderwerpen mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam en de uitoefening van defensietaken reeds opgenomen. Op 1 oktober 2012 is een aantal onderwerpen toegevoegd. Het gaat om de eerder aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken.
Wat betreft de elektriciteitsvoorziening zijn bestaande hoogspanningsverbindingen opgenomen. Voor hoogspanningsverbindingen, waaronder ook de schakel- en transformatorstations vallen, zijn de volgende regels opgenomen:
- Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een hoogspanningsverbinding bevat het tracé van die hoogspanningsverbinding en laat het gebruik als hoogspanningsverbinding toe.
- Een bestemmingsplan wijst geen ander tracé van de hoogspanningsverbinding aan.
- In afwijking van het tweede punt kan, na schriftelijk advies van de beheerder van het hoogspanningsnet, een ander tracé voor de hoogspanningsverbinding worden aangewezen, mits de hoogspanningsverbinding als zodanig in het bestemmingsplan wordt gehandhaafd, het bestemmingsplan het gebruik van dat gewijzigde tracé als hoogspanningsverbinding toelaat en het tracé aansluit op het tracé van de hoogspanningsverbinding in de naastliggende bestemmingsplannen.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de regels van het Barro.
2.2 Provincie
2.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020
De Omgevingsvisie van de provincie Groningen 2016-2020 is op 1 juni 2016 vastgesteld. Op 20 februari 2019 is een nieuwe versie geconsolideerd. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Het accent in de Omgevingsvisie ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. Daarbij wil de provincie ruimte bieden voor ondernemerschap om in te spelen op de dynamische ontwikkelingen. Om hier vorm aan te geven heeft de provincie in vijf samenhangende thema's elf provinciale belangen geformuleerd. Dit zijn:
Ruimte
- 1. Ruimtelijke kwaliteit
- 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
- 3. Ruimte voor duurzame energie
- 4. Vitale landbouw
Natuur en landschap
- 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
- 6. Vergroten biodiversiteit
Water
- 7. Waterveiligheid
- 8. Schoon en voldoende water
Mobiliteit
- 9. Bereikbaarheid
Milieu
- 10. Tegengaan milieuhinder
- 11. Gebruik van de ondergrond
Daarnaast ziet de provincie in de Omgevingsvisie vijf grote integrale opgaven:
- 1. Gaswinning
- 2. Energyport
- 3. Groei en Krimp
- 4. Regio Groningen-Assen
- 5. Waddengebied
Een van de provinciale opgaven is het versterken van de Energyport. In Noord-Nederland is de topsector energie een stuwende (inter)nationale economische kracht die verbonden is met andere sterke bedrijfstakken zoals chemie en water(technologie). Door het aanwezige energieproductievermogen, de fijnmazige energie-infrastructuur, de kennispositie en de ruimtelijke kenmerken vervult Noord-Nederland de rol van internationaal energieknooppunt en zijn er uitstekende condities voor de doorontwikkeling van de regio tot Energyport. De Energyport stimuleert de economie door onder andere de aanwezigheid van elektriciteitscentrales. De aanwezigheid van energie maakt het gebied aantrekkelijk voor datacentra. De datacentra zijn hierbij vooral op zoek naar enerzijds een zeer betrouwbare en anderzijds een zeer duurzame energievoorziening. Dit maakt het een logisch vestigingsgebied voor deze bedrijvigheid.
In de Omgevingsvisie wordt niet specifiek ingegaan op hoogspanningsleidingen in zijn algemeenheid. Wel wordt er ten aanzien van een aangewezen nieuw te realiseren bovengrondse 380 kV hoogspanningsleiding Eemshaven-Vierverlaten, van de initiatiefnemer een tijdige en kwalitatief goede natuur- en landschapscompensatie geëist.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De Omgevingsvisie staat de voorgestelde ontwikkeling van de ondergrondse hoogspanningsverbinding niet in de weg.
2.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (hierna Omgevingsverordening genoemd) is op 1 juni 2016 vastgesteld door Provinciale Staten. Sindsdien is de Omgevingsverordening gewijzigd geweest in 2017 en verder geactualiseerd in 2018 en 2019. Sinds 20 februari 2019 is er een geconsolideerde versie. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016 - 2020. In de Omgevingsverordening staan onderwerpen uit de provinciale structuurvisie, waarbij is aangegeven welke belangen de provincie wil behartigen en hoe ze dat wil doen. De Omgevingsverordening is daarbij een van de manieren om die provinciale belangen veilig te stellen middels regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie. Belangrijke onderwerpen in de Omgevingsverordening zijn:
- Ruimtelijke ordening
- Water
- Infrastructuur
- Milieu
- Ontgrondingen
In de omgevingsverordening zijn geen specieke regels opgenomen met betrekking tot hoogspanningsleidingen of het elektriciteitsnetwerk. Ook zijn voor de locatie geen specifieke regels opgenomen omtrent mogelijke meerwaardes die moeten worden beschermd. Voor uitgangspunten voor het gebied wordt verwezen naar de sturctuurvisie Eemsmond-Delfzijl (zie paragraaf 2.2.3).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
De Omgevingsverordening staat de voorgestelde ontwikkeling van de ondergrondse hoogspanningsverbinding niet in de weg.
2.2.3 Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl
De Structuurvisie Eemsmond-Delfzijl gaat over 15 ruimtelijke projecten in de Eemsdelta. Het plangebied bestaat uit de Eemshaven, de haven van Delfzijl en een aantal direct naastgelegen gebieden. In de Structuurvisie wordt ingegaan op de effecten van deze projecten die gezamenlijk belastend kunnen zijn voor mens, natuur en milieu en een groter deel van de beschikbare milieugebruiksruimte innemen of onderling deels conflicteren met elkaar. Het doel van de Structuurvisie is het bepalen van een ruimtelijk kader en milieubeleid voor verdere planvorming met het uitgangspunt dat de omgevingseffecten van de 15 projecten individueel en cumulatief passen binnen de beschikbare milieugebruiksruimte.
De Structuurvisie is een uitwerking van de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De in de Omgevingsvisie geformuleerde opgave Energyport met de daarbij benoemde prioritaire belangen staan centraal in de Structuurvisie. Ook de opgave Waddengebied, zoals genoemd in de Omgevingsvisie, valt binnen het plangebied Eemsmond-Delfszijl. In de Structuurvisie wordt aan beide opgaven bijgedragen door het in balans brengen van enerzijds (duurzame) energie en economie en anderzijds de leefomgeving, natuur en landschap.
De belangen die de Structuurvisie meeneemt zijn in volgorde van belangrijkheid:
- 1. Ruimte voor duurzame energie,
- 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat (bedrijven),
- 3. Tegengaan van milieuhinder,
- 4. Waterveiligheid,
- 5. Het vergroten van de biodiversiteit,
- 6. Het beschermen van het landschap en cultureel erfgoed,
- 7. Aantrekkelijk vestigingsklimaat (recreatie en toerisme).
In een doorkijk naar 2035 schetst de Structuurvisie op basis van de verwachte relevante trends en ontwikkelingen en ambities voor de Eemsdelta een toekomstbeeld. In deze toekomstschets wordt onder andere ruimte gegeven aan het industrieel verder ontwikkelen van de Eemshaven en Delfzijl als topgebied voor (duurzame) energie, chemische industrie en datacenters. De aanwezigheid van energie is namelijk aantrekkelijk voor datacentra. De vestiging van datacentra van wereldspelers maakt de regio de Dataport van Noordwest-Europa. De provincie wil hierin faciliteren. Zij schept hierin wel voorwaarden voor een goede energie infrastructuur ten behoeve van de veilige winning, transport en opslag van energie. Daarbij is een zorgvuldige inpassing van hoogspanningsleidingen van belang, waarbij er waar mogelijk wordt gestreefd naar het ondergronds brengen van hoogspanningsleidingen (zie ook Omgevingsvisie provincie Groningen).
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voor het specifieke gebied Eemshaven Zuidoost geeft de Provincie aan dat overige hectares die niet bestemd zijn voor bebouwing binnen de aangewezen gronden voor ontwikkeling van datacenters, zijn bestemd voor onder meer de realisatie van windturbines, de aanleg van (technische) infrastructuur en maatregelen die samenhangen met een verantwoordelijke landschappelijke inpassing. De structuurvisie staat de aanleg van de kabelverbinding niet in de weg.
2.3 Regio
2.3.1 Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030
De structuurvisie Eemsdelta 2030 is vastgesteld in september 2013. De Ontwikkelingsvisie Eemsdelta 2030 zet uiteen hoe de regio de economische ontwikkelingen vorm gaat geven met substantiële groei van de werkgelegenheid op een duurzame wijze. Daarbij onderscheidt de regio Eemsdelta een vijftal opgaven:
- Het op peil houden en het naar een hoger niveau brengen van de leef- en omgevingskwaliteit.
- Omschakelen naar een duurzame energievoorziening omdat fossiele grondstoffen schaarser en duurder worden.
- Omschakelen naar een groenere economie die is gebaseerd op groene grondstoffen.
- Het in balans brengen van economische ontwikkeling en ecologie.
- De veiligheid van de kustverdediging op orde houden.
De regio streeft ernaar om de Eemsdelta in 2030 tot één van de Europese koploper regio's voor groene economie en een duurzame energievoorziening te laten behoren, samen met het aangrenzende gebied in Duitsland. Tevens wil de regio het belangrijkste groene haven- en industriegebied van Noord-Nederland zijn. De Eemshaven ontwikkelt zich daarom als Energyport en datahub voor Noordwest-Europa.
Wat betreft de elektriciteitsvoorziening van de regio is opgenomen dat de Eemshaven de potentie heeft om uit te groeien tot het tweede cluster van hoogwaardige datacentra in Nederland (na Amsterdam). De Regio voert actief beleid om de positie van datacentra (als economische topsector) te versterken. Daarbij wordt genoemd dat de grote energieverbruikende datacentra direct gebruik kunnen maken van de opgewekte stroom in de regio. Hierdoor vermindert de druk op de transportcapaciteit van de elektriciteitsverbindingen. De Ontwikkelingsvisie biedt geen ruimte voor nieuwe bovengrondse hoogspanningsverbindingen. Echter spant de regio zich ervoor in om nieuwe ondergrondse hoogspanningsverbindingen mogelijk te maken, mits verantwoordelijk ingepast.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Het voorliggende bestemmingsplan past binnen de visie van Eemsdelta 2030.
2.4 Gemeente
2.4.1 Toekomstvisie Ruimte Het Hogeland
De gemeente Het Hogeland is op 1 januari 2019 ontstaan uit de fusiegemeenten Bedum, De Marne, Winsum en Eemsmond (BMWE). De nieuwe gemeente Het Hogeland bestaat uit 50 dorpen en een aantal buurtschappen en kernen. Het samengaan van de vier gemeenten was volgens de gemeenteraden nodig om voldoende kracht te hebben om de gemeentelijke taken bestuurlijk en organisatorisch goed uit te voeren. Het plangebied maakt deel uit van de voormalige gemeente Eemsmond.
In de Toekomstvisie Ruimte stelt de gemeente Het Hogeland kaders en geeft een ontwikkelingsrichting aan die nodig is voor de vormgeving van Het Hogeland. De Toekomstvisie is tot stand gekomen door inbreng van inwoners, belangenbehartigers, ondernemers, bestuurders en medewerkers. De gemeente heeft een aantal thema's aangewezen waarop de gemeente zich gaat focussen. Dit zijn het versterken van dorpen, buurtschappen en kernen, het anticiperen op veranderingen in de demografie, het verbeteren van de leefomgeving, het anticiperen op aardbevingen door schadeherstel en vernieuwing, een integrale aanpak op de zorg, het stimuleren van de energietransitie en duurzaamheid en het ondernemersklimaat stimuleren.
De gemeente vindt dat de energietransitie belangrijk is voor de leefbaarheid van Het Hogeland. Daarom wil de gemeente werken aan een actieve verbinding tussen de nieuwe gemeente Het Hogeland, het onderwijs en ondernemers. Zo tracht de gemeente te bereiken dat de transitie kan leiden tot lokale investeringen en vermindering van de energielasten van de inwoners.
De gemeente tracht het ondernemersklimaat te stimuleren door flexibel om te gaan met procedures en regels. Daarnaast wil de gemeente de lokale economie stimuleren door bij aanbestedingen bedrijven uit de regio reële kansen te bieden om mee te dingen. De gemeente vindt het belangrijk dat de directe bedrijfsomgevingen bereikbaar en goed verzorgd zijn.
Relatie met de voorgenomen ontwikkeling
Voorliggend plan voorziet in het planologische mogelijk maken en beschermen van het 220 kV- kabeltracé. Het kabeltracé zal het datacenter van Google van extra elektriciteit gaan voorzien zodat uitbreidingen van het datacenter, om aan de vraag van het internetgebruik te kunnen voldoen, qua stroomvoorziening mogelijk kunnen worden gemaakt. De verdere nut en noodzaak wordt aangetoond in paragraaf 3.4. Daarbij wordt ook het het vestigingsklimaat van de locatie versterkt. De omgevingsvisie staat de aanleg van de kabelverbinding niet in de weg.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein en enkele watergangen. Het 220 kV- hoogspanningsstation Robbenplaat ligt in het oosten van het plangebied en grenst aan Robbenplaatweg (zie afbeelding hieronder). Ten oosten van het hoogspanningsstation liggen de Waddenzee en de Oostpolderdijk. Ten westen van het hoogspanningsstation ligt het Datacenter van Google (Green Box Computing). Het datacenter wordt ontsloten door de N33. De twee watergangen zijn het Polderbermkanaal en Oostpolderbermkanaal. Het Polderbermkanaal loopt in oost-westelijke richting en ligt aan de zuidoostelijke zijde van het Google Data centrum, waaraan het parallel loopt. Het Oostpolderbermkanaal ligt tussen het datacenter en het 220 kV-hoogspanningsstation Robbenplaat (RBB220) in. Het kanaal loop in noord-zuidelijke richting.
Afbeelding: Huidige situatie
3.2 Toekomstige Inrichting
TenneT heeft het voornemen om een 220kV-kabelverbinding met 2 circuits ondergronds aan te leggen tussen het datacenter (OPW220) en het 220kV-hoogspanningsstation Robbenplaat in de Eemshaven (RBB 220) . Het kabeltracé heeft een totale lengte van circa 1.900 m, waarvan circa 1.650 m wordt aangelegd door middel van een open ontgraving.
Bij het 220 kV-hoogspanningsstation Robbenplaat (RBB220) worden de nieuwe kabels op een bestaande klantaansluitingen gerealiseerd. Het hoogspanningsstation is in beheer bij TenneT. De huidige aansluiting is geschikt voor een vermogen van 375 MVA. Het tweede aansluitpunt dient tevens geschikt te zijn voor een vermogen van 375 MVA. Vanaf het hoogspanningsstation zal de kabel onder de dijk en Oostpolderbermsloot door worden gelegd. Vervolgens loopt het kabeltracé parallel aan het Polderbermkanaal, waar het aangebracht wordt middels een open ontgraving. Vervolgens kruist de kabel op een gegeven moment het Polderbermkanaal om aan te sluiten op het datacenter. Een tweede aansluitng met het datacenter wordt gerealiseerd aan het begin van het Polderbermkanaal (zie afbeelding hieronder). Zo zijn er twee aansluiting waardoor er bij problemen altijd via een tweede weg stroom geleverd kan worden.
Afbeelding: Toekomstige situatie, de ondergrondse kabelverbinding.
De belemmeringenstrook die middels dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is breder dan enkel de breedte van de kabels. Vanuit het algemene programma van eisen voor ondergrondse hoogspanningskabels van TenneT wordt de breedte van de belemmeringenstrook bepaald door het breedtste punt van het tracé, in dit geval bij de horizontaal gestuurde boring. De belemmeringstrook bestaat uit de ruimte tussen de kabels in, de breedte van de kabels zelf en een belemmerende strook die aan weerszijden 5 meter is. Op het breedtste punt van dit kabeltracé, bij de gestuurde boring, is de belemmeringstrook in totaal 17,6 meter breed. De strook is hierbij als volgt opgebouwd: de kabels liggen 5 meter uit elkaar, in een boorgat van 1,3 meter en aan weerszijden de belemmeringsstrook van 5 meter (zie afbeelding hieronder).
Afbeelding: richtlijnen 2 paralell circuits in HDD (110 kV tot 380 kV)
3.3 Werkzaamheden En Aanlegmethode
Het kabeltracé heeft een lengte van circa 1.900 m, waarvan 250 m, bij de Oostpolderbermsloot (tracé C - E), door middel van een horizontaal gestuurde boring (HDD) wordt aangelegd. Het overige kabeltracé wordt aangelegd door middel van een open ontgraving. Op de plek waar het tracé een watergang kruist (A -B en B -C), wordt de watergang afgedamd, leeggepompt en vervolgens ontgraven voor het aanleggen van de kabel.
Afbeelding: Overzicht van het gehele traject met gedefinieerde punten A tot F
De kabelsleuf die gegraven moet worden om de kabel aan te leggen is circa tussen de 3 en 3,2 meter breed. De kabels worden (bij de gestuurde boring) met een onderlinge afstand van 5 meter van elkaar neergelegd op een diepte van circa 1,8 meter –Mv . De werkstroken voor het aanleggen van het tracé worden 30 meter breed. Na de werkzaamheden zal geen verandering aan het landschap optreden en wordt de grond weer ingezaaid.
Naast open ontgravingen vinden er ook boringen plaats, dit zijn horizontaal gestuurde boringen. Het kenmerk van een gestuurde boring is dat de boring vanaf het maaiveld heeft plaatsgevonden en dat een zodanige gronddekking is gekozen zodat er geen invloed is opgetreden naar de bovengrond. Hiermee worden directe werkzaamheden aan watergangen voorkomen.
3.4 Nut En Noodzaak
Het aanleggen van de 220 kV-kabelverbinding van hoogspanningsstation Robbenplaat naar het datacenter is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de toenemende energievraag van het groeiende datacenter van Google. Door de snelle groei van het internetgebruik neemt de vraag naar de services van Google (zoals Google zoekmachine Gmail en YouTube) ook toe. Om deze groei bij te houden heeft Google het datacenter al meerdere keren moeten uitbreiden en hebben ze ook plannen om in toekomst verder uit te breiden. Om de uitbreidingen van de datacapaciteit mogelijk te maken, is er een extra toevoer aan elektriciteit nodig. Door een extra elektriciteitsverbinding te leggen, wordt ook de betrouwbaarheid van het elektriciteitsnetwerk geborgd, zodat ook de betrouwbaarheid van de dataserver wordt geborgd.
De kabelverbinding wordt middels voorliggend bestemmingsplan planologisch mogelijk gemaakt. Op deze manier wordt het tracé beschermd tegen planologische ontwikkelingen en activiteiten en is het beter beheerbaar in de toekomst.
Hoofdstuk 4 Ruimtelijke - Milieuaspecten
Ingevolge artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in dit hoofdstuk een beschrijving opgenomen van de feiten en belangenafweging inzake de relevante milieuhygiënische aspecten (artikel 3.2. Algemene wet bestuursrecht).
Om tot een gedegen planontwikkeling te komen zijn diverse onderzoeken uitgevoerd, die inzicht geven in de ontwikkelingsmogelijkheden van het gebied. Alle onderzoeken zijn gedaan voorafgaand aan de realisatie van het kabeltracé.
Dit hoofdstuk geeft een samenvatting van de verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd. Voor uitgebreidere informatie wordt verwezen naar de feitelijke onderzoeken in de bijlage.
4.1 M.e.r.-beoordeling
Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer moet bij initiatieven voor (de aanleg of het wijzigen van) bepaalde activiteiten worden beoordeeld of er sprake is van milieueffecten. In gevallen dat een besluit of plan betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de C- of D-lijst van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) moet bepaald worden welke procedure doorlopen moet worden om mogelijke milieueffecten te beoordelen, de m.e.r -procedure of (vormvrije) m.e.r.-beoordelingsprocedure.
De voorgenomen ontwikkeling, de 220 kV ondergrondse kabelverbinding tussen het datacenter (OPW220) en het 220kV-hoogspanningsstation Robbenplaat, valt onder categorie D 24.2 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een ondergrondse hoogspanningsleiding. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een leiding met: een spanning van 150 kV of meer en een lengte van 5 kilometer of meer in een gevoelig gebied. In dit geval gaat het om een ondergrondse leiding met een spanning van 220 kV met een lengt van 1,9 kilometer. Er is sprake van een vormvrije m.e.r.-beoordelingsplicht.
Voor de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding wordt tijdelijk grondwater onttrokken. Het onttrekken van grondwater valt onder categorie D 15.2 van onderdeel D van de bijlage in het Besluit m.e.r.: De aanleg, wijziging of uitbreiding van werken voor het onttrekken of kunstmatig aanvullen van grondwater. In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een hoeveelheid water van 1,5 miljoen m3 of meer per jaar. Voor de aanleg van de ondergrondse kabelverbinding wordt echter tijdelijk circa 1.450 m3 onttrokken, met een uurvolume van 6 m3/uur. De voorgenomen activiteit valt ver onder de drempelwaarde uit het Besluit m.e.r.. Vanuit de Keur (2009) van Waterschap Noorderzijlvest geldt een meldingsplicht voor grondwateronttrekking vanaf een uurvolume van 10 m3/uur. Een vergunning is vereist als de hoeveelheid te onttrekken water meer bedraagt dan 80 m³ per uur, en/of de onttrekking langer duurt dan 183 dagen. De grondwateronttrekking is hiermee niet meldingsplichtig en niet vergunningsplichtig. De activiteit wordt voor de volledigheid wel meegenomen in de milieubeoordeling in deze aanmeldingsnotitie.
In onderstaande tabel zijn de effecten van de aanleg en het gebruik van de ondergrondse kabelverbinding uit de aanmeldingsnotitie (Bijlage 2) samengevat.
Tabel: Effectbeschrijving van de 220 kV kabelverbinding op verschillende milieuthema's.
Op basis van de effectbeoordeling treden er geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op mits voor natuur mitigerende maatregelen worden getroffen. Voorafgaand aan de voorgenomen activiteit moeten de volgende mitigerende maatregelen worden getroffen voor broedvogels en vleermuizen:
- De werkzaamheden dienen buiten het broedseizoen uitgevoerd te worden. Het broedseizoen van algemene broedvogels loopt ongeveer van 15 maart tot 15 juli, maar kan afhankelijk van het weer en andere factoren verschuiven.
- Indien niet buiten het broedseizoen kan worden gewerkt, dient voorafgaand aan het broedseizoen het werkterrein en de directe omgeving ongeschikt gemaakt te worden voor algemene broedvogels. Hierbij dienen de kleine bosschages bij in de oever van de Oostpolderbermkanaal buiten het broedseizoen te worden verwijderd.
- De werkzaamheden dienen bij voorkeur buiten de kwetsbare periode van vleermuizen (in de periode maart t/m november, een half uur voor zonsondergang t/m half uur na zonsopkomst) te worden uitgevoerd.
- Indien de werkzaamheden binnen de kwetsbare periode van vleermuizen worden uitgevoerd, dient de kunstverlichting niet op de sloten (Oostpolderbermkanaal en Polderbermkanaal) in het plangebied te worden gericht om verstoring van mogelijke vliegroutes te voorkomen.
Indien de genoemde mitigerende maatregelen worden toegepast, treden er geen negatieve effecten op voorkomende beschermde soorten en wordt overtreding van de Wnb te voorkomen. Er hoeft geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag, de Rijksoverheid.
4.2 Bodem
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema bodem onderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 3. Arcadis heeft in opdracht van TenneT een verkennend bodemonderzoek en milieuhygiënisch vooronderzoek gedaan in april 2020.
Milieuhygiënische onderzoeksresultaten
Uit de gegevens van eerder verrichte onderzoeken op de onderzoekslocatie / geplande kabeltracé blijkt dat de bodem ten hoogste licht verontreinigd is. Zintuiglijk is er geen asbest aangetoond in de uitgevoerde bodemonderzoeken. Uit het historisch kaartmateriaal blijkt dat percelen zijn herverkaveld voor 1989 en dat sloten hiervoor zijn gedempt ter plaatse van het geplande kabeltracé. Hiervoor is hoogstwaarschijnlijk gebiedseigen grond gebruikt in verband met de agrarische doeleinden. Daarnaast zijn er geen verschillende fysische kwaliteiten en/of bodemvreemde lagen aanwezig in het plangebied. In het grondwater van het plangebied zijn plaatselijk matig verhoogde concentraties barium aangetoond en daarnaast lichte verontreinigingen die zijn toe te schrijven aan voormalig agrarisch gebruik van het land. De hypothese waaraan de locatie wordt getoetst in het bodemonderzoek is 'onverdacht'.
Bodemonderzoeksresultaten
Voor het bodemonderzoek is veldwerk gedaan in combinatie met een terreininspectie. De lokale bodemopbouw is afgeleid uit de uitgevoerde boringen. De bodem is heterogeen opgebouwd en bestaat in het algemeen uit lagen zeer fijn, matig siltig, zwak zandhoudend klei en lagen matig siltig zand. In de bovengrond zijn zeer licht verhoogde waarden boven de achtergrond aangetoond met PAK en PCB's, en lineair PFOA en PFOS. Verder is er geen asbest aangetoond in de bovengrond. In de ondergrond zijn zeer licht verhoogde waarden boven de achtergrondwaarde aangetoond met kobalt en minerale olie. Daarnaast is een licht verhoogde waarde aangetoond met lineair PFOA.
In het grondwater is een zeer licht verhoogde concentratie met molybdeen en naftaleen aangetoond boven de streefwaarde, maar behoeft geen verdere aandacht.
Conclusie
De vooraf opgestelde hypothese 'onverdacht' dient formeel gedeeltelijk te worden verworpen. Er is echter geen sprake van een verdachte locatie. Uit vooronderzoek blijkt dat op het plangebied geen activiteiten zijn geweest die bodemverontreiniging kunnen hebben veroorzaakt. De aangetoonde concentraties zijn marginaal verhoogd ten opzichte van de achtergrondwaarde/streefwaarde en er zijn geen aanwijzingen dat er sprake is van een bodemverontreiniging.
Het planologisch mogelijk maken van de 220 kV-verbinding heeft geen effecten tot gevolg voor het thema bodem.
4.3 Natuur
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding heeft TenneT Arcadis gevraagd een quickscan op te stellen om eventuele negatieve effecten op beschermde soorten en benodigde vervolgstappen in het kader van de Wet natuurbescherming in beeld te brengen. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 4.
Het plangebied bestaat uit een braakliggend terrein, een sloot waardoor een kabel wordt gelegd en een Oostpolderbermsloot waar een kabel onderdoor wordt gelegd. Hoogspanningsstation Robbenplaat ligt ten noordoosten van de Oostpolderbermsloot en de uitbreiding ten zuidwesten van de Oostpolderbermsloot. Hierdoor zal een deel van de kabel onder de dijk en Oostpolderbermsloot door worden gelegd. Het plangebied ligt op circa 200 meter ten westen van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Er liggen geen andere Natura 2000-gebieden de omgeving van het plangebied.
Effecten op beschermde gebieden
Omdat het plangebied niet gelegen is in of grenzend is aan het Natura 2000-gebied, kunnen effecten zoals oppervlakteverlies, versnippering, verandering stroomsnelheid, verandering overstromingsfrequentie, verandering dynamiek substraat, verontreiniging, verdroging en vernatting worden uitgesloten.
Soorten flora en fauna die voorkomen in habitattypen en Habitatrichtlijnsoorten komen lokaal voor in de Waddenzee, maar worden door de binnendijkse ligging niet verwacht in het plangebied. Daarnaast zijn effecten op verandering in populatiedynamiek en bewuste verandering van soortensamenstelling ook uitgesloten omdat er voldoende alternatief en meer geschikt foerageergebied is in de wijdere omgeving voor vogelrichtlijnsoorten die zijn aangewezen voor het Natura 2000-gebied Waddenzee.
Wel hebben de werkzaamheden een verhoging van de stikstofdepositie tot gevolg. Omdat het Natura 2000-gebied Waddenzee stikstofgevoelige habitattypen heeft, zijn op voorhand significante effecten als gevolg van stikstofdepositie op voorhand niet uitgesloten. Een Aerius-berekening is uitgevoerd om uit te wijzen of er sprake is van stikstofdepositie op de Waddenzee. De berekening laat zien dat er geen sprake is van depositie op de Waddenzee (Bijlage 5). Effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn uit te sluiten. Er zijn geen vervolgstappen nodig in het kader van de Wet Natuurbescherming (Wnb).
Effecten op beschermde soorten
Er is een bureauonderzoek en een veldbezoek uitgevoerd. Voor het bureauonderzoek is gebruik gemaakt van vrij beschikbare informatie, zoals verspreidingsgegevens van de Nationale Databank Flora en Fauna (NDFF) van de afgelopen 10 jaar. Daarnaast is gebruik gemaakt van informatie en verspreidingsgegevens op www.verspreidingsatlas.nl en www.zoogdiervereniging.nl.
Ook heeft er een veldbezoek plaatsgevonden door een ecoloog van Arcadis (op 19 maart 2020). Hieruit is naar voren gekomen dat de soortgroepen 'algemene broedvogels' en 'vleermuizen' mogelijk verstoord kunnen worden door werkzaamheden en gebruik van kunstverlichting. Hierdoor wordt verplicht de volgende mitigerende maatregelen te genomen:
- Het buiten het broedseizoen uitvoeren van werkzaamheden (15 maart t/m 15 juli)
- Het buiten de kwetsbare periode van vleermuizen uitvoeren van werkzaamheden (maart t/m november, half uur voor zonsondergang t/m half uur na zonsopkomst). Binnen de kwetsbare periode kan alleen worden gewerkt indien kunstverlichting niet op sloten en in het plangebied worden gericht.
- Vanuit de zorgplicht moet in één richting worden gewerkt en voorafgaand aan de werkzaamheden moet de aanwezige vegetatie kort worden gemaaid
Conclusie
Effecten als gevolg van de voorgenomen werkzaamheden op de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied Waddenzee zijn uit te sluiten. Er zijn geen vervolgstappen nodig.
Uit het veldonderzoek is gebleken dat er mogelijk algemene broedvogels tot broeden kunnen komen in de oever van de Oostpolderbermsloot in het plangebied. Indien niet buiten het broedseizoen kan worden gewerkt, dient voorafgaand aan het broedseizoen het werkterrein en de directe omgeving ongeschikt gemaakt te worden voor algemene broedvogels. De kleine bosschages bij in de oever van de Oostpolderbermsloot worden buiten het broedseizoen verwijderd. Mogelijk komen er binnen het plangebied ook vleermuizen voor. Wanneer de werkzaamheden niet buiten de kwetsbare periode van vleermuizen uitgevoerd worden dient de kunstverlichting naar beneden te worden gericht om verstoring van mogelijke vliegroutes te voorkomen. Ten slotte geldt ook de zorgplicht. Nader onderzoek is niet aan de orde.
Indien de genoemde mitigerende maatregelen worden toegepast, treden er geen negatieve effecten op voorkomende beschermde soorten en wordt overtreding van de Wnb te voorkomen. Er hoeft geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming aangevraagd te worden bij het bevoegd gezag, de Rijksoverheid.
4.4 Archeologie
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema archeologie een quickscan gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in bijlage Bijlage 6. Voor de quickscan zijn de volgende bronnen gebruikt:
- Bestemminsplan Buitengebied (voormalige) gemeente Eemsmond, 2015
- Gemeentelijke verwachtingskaart en beleidsadvieskaart (voormalige) gemeente Eemsmond, 2015
- Archeologische Monumenten Kaart
- Archeologisch informatiesysteem Archis 3 (vondstlocaties; relevante onderzoeken)
Reeds bekende archeologische waarden en verwachtingswaarde
In het vigerende bestemmingsplan komt naar voren dat er geen archeologische dubbelbestemming is opgenomen en archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht. In oudere bestemmingsplannen is een lage archeologische waarde aan het plangebied toegekend, met uitzondering van een oud beekdal. Op de archeologische verwachting- en beleidskaart van gemeente Eemsmond uit 2013 ligt het plangebied voor het grootste gedeelte in een lage archeologische verwachting (zie afbeelding hieronder). Het plangebied doorsnijdt de beek en oude beekloop met een waarde archeologie 4. Bij waarde 4 wordt archeologisch onderzoek geacht bij ingrepen groter dan 200 m2. Deze waarde is ook overgenomen in het bestemmingsplan Herziening bestemmingsplan buitengebied uit 2015. Inmiddels is dit beekdal grotendeels verdwenen door nieuwe gebouwen, een gedeelte van het beekdal doorkruist het plangebied. Verder zijn er in het plangebied geen AMK-terreinen bekend en geen vondstlocaties of vondstwaarnemingen bekend.
Afbeelding: Uitsnede archeologische verwachtingskaart gemeente Eemsmond (2013).
Mogelijke aantasting archeologische verwachtingswaarde
Eerder onderzoek van MUG Ingenieursbureau BV, uitgevoerd in 2016, heeft aangetoond dat het plangebied een lage archeologische verwachting heeft. Door onderzoek is de archeologische verwachting binnen het plangebied 'steentijd', maar door de ingreep wordt verwacht dat deze niet worden geraakt. De diepte van de Pleistocene zandlaag is op circa 12 tot 14 meter – Mv. Ook wordt verwacht dat vondsten op deze diepte er niet meer zijn, omdat de kans groot is dan deze vondsten zijn geërodeerd. Voor het plangebied van het tracé 220kV betreft het een open ontgraving 1,8 m –Mv. Dit betekent dat door de aanleg van het tracé de kans op archeologische resten klein is. Overige onderzoeken waar (een deel van) het plangebied doorheen loopt, geven aan dat er lage archeologische verwachting geldt.
Conclusie
In het vigerende bestemmingsplan komt naar voren dat er geen archeologische dubbelbestemming is opgenomen en archeologisch onderzoek niet nodig wordt geacht. Uit de eerdere onderzoeken rondom het plangebied komt naar voren dat wordt geadviseerd gebieden vrij te geven vanwege de lage archeologische verwachting.
Het planologisch mogelijk maken van de 220 kV-verbinding heeft geen effecten tot gevolg voor mogelijke archeologische waarden.
4.5 Niet Gesprongen Explosieven
Ten behoeve van de aanleg van de nieuwe kabelverbinding is voor het thema niet gesprongen explosieven (NGE) een vooronderzoek gedaan naar de effecten van de aanleg van de kabelverbinding. Het onderzoek is opgenomen in Bijlage 7. Het vooronderzoek is uitgevoerd door T&A Survey op 19 december 2019.
De analyse van het feitenmateriaal uit de inventarisatie heeft tot de conclusie geleid dat er geen explosieven (meer) in het onderzoeksgebied te verwachten zijn. Het onderzoeksgebied is daarmee onverdacht gebied. Grondroerende werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied kunnen dus op reguliere wijze worden uitgevoerd.
4.6 Elektromagnetische Zone
In 2005 heeft het voormalige ministerie van VROM, thans Ministerie van I&M, een advies over hoogspanningslijnen en hun magneetveld uitgebracht aan gemeenten en beheerders van het hoogspanningsnet. Dit beleidsadvies is niet van toepassing op hoogspanningsstations, ondergrondse kabelverbindingen en kabelovergangsgebieden (overgangen tussen gestuurde boring en open ontgraving) en opstijgpunten. Het zoveel als redelijkerwijs mogelijk vermijden van nieuwe gevoelige bestemmingen of bebouwing is dan ook geen traceringsuitgangspunt voor ondergrondse verbindingen, echter gelet op andere traceringsuitgangspunten verdient het aanbeveling zo veel als redelijkerwijs mogelijk afstand te bewaren tot de gebouwde omgeving. Hierdoor komen ook niet onnodig woningen en andere gevoelige bestemmingen binnen de 0,4 microtesla zone te liggen.
Conclusie
Uit vergelijkbare projecten van TenneT is gebleken dat op een afstand van in ieder geval meer dan 15 meter (horizontaal of verticaal) geen sprake meer is van overschrijding van de 0,4 microTesla-zone. De geprojecteerde ondergrondse hoogspanningverbinding ligt op meer dan 500 meter van bestaande gevoelige functies af. Dit is buiten de verwachte 0,4 microteslazone. Gelet hierop is er dus geen reden om aan te nemen dat er sprake zou zijn van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat dan wel onverantwoorde gezondheidsrisico's als gevolg van dit bestemmingsplan.
4.7 Water
Voor de aanleg van het 2020 kV kabeltracé van circa 1.900 meter lang dienen enkele watergangen gekruist te worden en vindt de aanleg voor een groot deel plaats middels open ontgraving. Voor de werkzaamheden ter plaatse van de open ontgraving is een tijdelijke grondwaterstandverlaging nodig om de werkzaamheden in den droge uit te kunnen voeren. Voor het kruisen van de oppervlaktewateren is geen grondwaterstandverlaging nodig. Ter plaatse van de Oostpolderbermkanaal wordt de aanleg gerealiseerd door middel van een horizontaal gestuurde boring waardoor geen bemaling nodig is. Waar het tracé het Polderbermkanaal kruist wordt de watergang afgedamd, leeggepompt en vervolgens ontgraven voor het aanleggen van de kabel. Op locatie van de kruising is geen bemaling nodig aangezien er een pomp wordt geïnstalleerd. Dit is een oppervlaktewateronttrekking.
Voor de grondwaterstandverlaging is een bemalingsadvies door Arcadis (2020) opgesteld, zie Bijlage 8.
De Keur
Op basis van de Keur van Waterschap Noorderzijlvest moet een melding worden gemaakt wanneer de hoeveelheid onttrokken grondwater meer dan 10 m³ per uur bedraagt. Een vergunning is vereist als de hoeveelheid te onttrekken water meer bedraagt dan 80 m³ per uur, en/of de onttrekking langer duurt dan 183 dagen.
Conclusie
Op basis van de berekende debieten en het totale waterbezwaar is de tijdelijke bemaling niet meldingsplichtig. Het totale waterbezwaar voor de bemaling van de sleuven komt neer op maximaal 1453 m³, met een uurvolume van 6 m3/uur.
Bij zeer afwijkende randvoorwaarden anders dan in de memo beschreven (zie Bijlage 8) is een herberekening van het waterbezwaar vereist.
Er is geen vergunningaanvraag of melding voor lozen water op een oppervlaktewaterlichaam vanuit de bemaling vereist. Bij het lozen op het Oostpolderbermkanaal, of de aangesloten watergang gelden de volgende lozingseisen:
- Chloride < 1000 mg/l
- IJzer <5 mg/l
- Onopgeloste bestanddelen <50 mg/l
Ten aanzien van lozingen en de daarvoor vereiste vergunning (Artikel 3.1.2. Watervergunning voor oppervlaktewaterlichamen) vindt afstemming plaats met het Waterschap Noorderzijlvest.
4.8 Externe Veiligheid
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) verplicht gemeenten en provincies die milieuvergunningen verlenen of een bestemmingsplan maken, rekening te houden met externe veiligheid. Doel van het Bevi is individuele en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te garanderen tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Bij de toetsing moet gekeken worden naar twee soorten risico's: plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats bevindt. Hoe dichter bij de bron, hoe groter het plaatsgebonden risico. Voor het plaatsgebonden risico wordt doorgaans de 10-6 risicocontour aangegeven. Het groepsrisico is de kans per jaar dat, in het geval van een ongeval met gevaarlijke stoffen, in één keer een groep van een bepaalde grootte dodelijk slachtoffer wordt. Hoe meer mensen nabij de bron, hoe groter het groepsrisico.
Afbeelding: Uitsnede Risicokaart.nl
Inrichtingen
In de nabijheid van het plangebied zijn de volgende overige gevaarlijke inrichtingen, waarvoor een ministeriële regeling geldt, aanwezig:
- 8. Green Box Computing, Oostpolder 4
- 9. GDF SUEZ, Robbenplaatweg 17
Voor beide locaties is een plaatsgebonden 10-6 risicocontour niet van toepassing en het plangebied ligt tevens buiten de inrichtingsgrenzen van deze inrichtingen.
Windturbines
Er bevinden zich geen windturbines binnen of in de directe nabijheid van het plangebied.
Buisleidingen
Er ligt een aardgastransportleiding in het plangebied. Het gaat om een NEN 3650-leiding. Voor de leiding is op de vigerende planverbeelding (Eemshaven Zuidoost, NL.IMRO.1651.000BP03EmsZO-0401) de dubbelbestemming 'Leiding - Gas' opgenomen en zijn in de regels eisen gesteld aan o.a. grondverzet en bebouwing, zodat de veiligheid gewaarborgd is. De onderliggende vigerende bestemmingsplan blijven middels een schakelbepaling (Artikel 4) onverminderd van toepassing. Hiermee blijven de eisen vanuit de leidingbeheerder voor het plangebied geborgd, middels artikel 10 van het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost:
Artikel 10 Leiding – Gas
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding – Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor voor de aanleg en instandhouding van ondergrondse hoge druk gastransportleidingen (inclusief voorzieningen) met de daarbij behorende belemmeringenstroken.
Voorrangsbepaling
In geval van strijdigheid tussen regels uit dit artikel en regels uit andere bestemmingen gaan de regels uit deze bestemming voor op die van de andere bestemmingen.
10.2 Bouwregels
Op of in deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de leiding(en) worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
10.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
10.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het permanent opslaan van goederen, met uitzondering het opslaan van goederen t.b.v. van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding.
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object.
10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
1. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en bomen;
2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
4. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, en die volgens de daarin opgenomen regels zijn aangemeld.
c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schade.
d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
Bron: Bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost (NL.IMRO.1651.000BP03EmsZO-0401)
Alvorens TenneT met de grondroerende werkzaamheden, in verband met de aanleg, van de ondergrondse kabel kan aanvangen dient een boorplan te worden bekrachtigd bij de leidingbeheerder middels een Omgevingsvergunning.
Transport
De N33 is aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De Risicokaart geeft aan dat op deze weg een 'PR-plafond' van 15 meter van toepassing is. Daarnaast heeft de N33 een zogeheten 'plasbrandaandachtsgebied'. De breedte hiervan bedraagt 30 meter. Het plangebied voor de ondergrondse 220kV hoogspanningskabel tussen Robbenplaat en Oostpolderweg bevindt zich buiten beide afstanden.
Groepsrisico
Indien de vaststelling van een bestemmingsplan leidt tot een bevolkingstoename van meer dan 10% of er sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde, moet het groepsrisico worden verantwoord. Het onderhavige plan heeft geen invloed op het groepsrisico, waarmee dit aspect geen belemmering vormt voor de verdere planvorming.
Conclusie
Het planologisch mogelijk maken van de 220 kV-verbinding heeft geen effecten tot gevolg voor de verschillende aspecten van externe veiligheid. Enkel voor de uitvoeringswerkzaamheden dient er vooraf goedkeuring te worden verkregen, middels een Omgevingsvergunning, van de leidingbeheerder van de aardgasleiding.
Hoofdstuk 5 Plansystematiek
Dit hoofdstuk beschrijft de plansystematiek van het bestemmingsplan. Eerst wordt ingegaan op de planopzet, waarna een toelichting volgt op de planregels.
5.1 Planopzet
Ingegaan wordt op de wijze waarop de voorkomende functies in het bestemmingsplan worden geregeld. In de planopzet is aansluiting gezocht bij de meest recente uitgave "Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen", kortweg SVBP2012. De van het bestemmingsplan deeluitmakende planregels worden - voor zo ver nodig geacht - van een nadere toelichting voorzien. De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. De regels geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er mag worden gebouwd. Bij de opzet van de planregels is getracht het aantal regels zo beperkt mogelijk te houden en slechts datgene te regelen, wat werkelijk noodzakelijk is.
Ten behoeve van de ondergrondse kabelverbinding is voor de breedte van het tracé inclusief de beschermingszone (van 5 meter breed) aan weerszijden, de dubbelbestemming 'Leiding – Hoogspanning' opgenomen. Dit betekent concreet dat de onderliggende bestemmingen zoals opgenomen in de vigerende bestemmingsplannen nog steeds gelden.
5.2 Toelichting Op De Regels
Conform de landelijke standaard zijn de regels ondergebracht in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1: In dit hoofdstuk worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze bepaalde afmetingen dienen te worden gemeten.
- Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels. Hierin worden de op de verbeelding aangegeven bestemmingen omschreven en wordt bepaald op welke wijze de gronden en opstallen gebruikt mogen worden. Het betreft in dit bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning'.
- Hoofdstuk 3 bevat bepalingen die van toepassing zijn op meerdere bestemmingen, zodat het uit praktische overwegingen de voorkeur verdient deze in een afzonderlijk hoofdstuk onder te brengen. In dit hoofdstuk is tevens de schakelbepaling opgenomen waarin wordt aangegeven dat de planregels van de vigerende bestemmingsplannen voor deze gronden onverkort van toepassing blijven, met dien verstande dat deze vigerende bestemmingsplannen worden aangevuld met de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning', zoals die is opgenomen in artikel 3 van de planregels van het onderhavige bestemmingsplan. De term 'vigerende bestemmingsplannen' is gedefinieerd in artikel 1 van de planregels.
- Hoofdstuk 4 bevat de overgangs- en slotregels. Hierin is het overgangsrecht geregeld alsmede de titel van het bestemmingsplan.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
6.1.1 Exploitatieplan
Op grond van artikel 6.12 Wro, lid 1 (afdeling 6.4 grondexploitatie) stelt de gemeenteraad bij de vaststelling van (onder meer) een bestemmingsplan een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen, indien het kostenverhaal niet op een andere wijze is verzekerd.
Conclusie
Dit bestemmingsplan maakt geen bouwplannen in de zin van de Grondexploitatiewet mogelijk. Het opstellen van een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is dan ook niet aan de orde.
6.1.2 Kosten aanleg en instandhouding
De kosten van het gehele project, inclusief procedure, komen volledig voor rekening van de initiatiefnemer (Google Inc). De initiatiefnemer is financieel verantwoordelijk voor de aanleg en het beheer van de leiding. Voor de aanleg en organisatorische deel is TenneT (uitvoerende partij ingehuurd). TenneT TSO B.V., namens Google Inc., sluit met de gemeenten een overeenkomst waarin afspraken zijn opgenomen over onder meer leges- en planschadekosten.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
De procedures voor vaststelling van een bestemmingsplan zijn door de wetgever geregeld. Aangegeven is dat tussen gemeente en verschillende instanties waar nodig overleg over het plan moet worden gevoerd alvorens een ontwerpplan ter visie gelegd kan worden. Pas daarna wordt de wettelijke procedure met betrekking tot vaststelling van het bestemmingsplan opgestart (artikel 3.8 Wro).
6.2.1 Vooroverleg
Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Het het voorontwerp bestemmingsplan Robbenplaat – Oostpolderweg 220 kV (NL.IMRO.1966.BPEmshZOBP01-VO01) heeft in de periode van 17 september 2020 tot en met 28 oktober 2020 voor iedereen ter inzage gelegen. De binnengekomen vooroverlegreacties zijn samengevat en beantwoord in een notitie 'vooroverlegreacties' (zie Bijlage 10).
6.2.2 Vaststellingsprocedure
Nadat alle vooroverlegreacties bekend waren, is het ontwerp bestemmingsplan opgesteld. Dit ontwerp bestemmingsplan is ter inzage gelegd. Op grond van artikel 3.6 Algemene wet bestuursrecht dient het ontwerpbestemmingsplan gedurende een periode van zes weken voor een ieder ter visie gelegd te worden. Gedurende deze periode (2 april 2021 tot en met 2 juni 2021) konden zienswijzen worden ingediend. Er zijn geen zienswijzen ingediend op het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan is op 13 oktober 2021 vastgesteld door de gemeenteraad van Het Hogeland.
6.2.3 Beroep
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan voor de tweede maal zes weken ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen het vaststellingsbesluit beroep instellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Indien geen beroep wordt ingesteld, is het plan na deze beroepstermijn onherroepelijk en treedt het plan in werking.