Winsum, uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg
Bestemmingsplan - Gemeente Het Hogeland
Vastgesteld op 08-06-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan Winsum, uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg met identificatienummer NL.IMRO.1966.BPHetaanlegFase1-VS01 van de gemeente Het Hogeland;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de bijbehorende bijlage;
1.3 aan-huis-verbonden beroep en/of bedrijf
een dienstverlenend beroep en/of bedrijf, dat in een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 aan- of uitbouw
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig gebouw dat ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, maar in functioneel opzicht deel uitmaakt van dat (hoofd)gebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.7 archeologisch waardevol gebied
een gebied waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.9 bedrijf
het bedrijfsmatig vervaardigen en/of bewerken, opslaan en/of herstellen van goederen;
1.10 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is en die bij het betreffende bedrijf behoort;
1.12 beperkt kwetsbaar object
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.13 bestaand
- a. ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet aanwezige bouwwerken en werkzaamheden: bestaand ten tijde van de eerste terinzagelegging van het plan;
- b. ten aanzien van het overige gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het plan;
1.14 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 bijgebouw
een gebouw, dat zowel ruimtelijk als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw en ten dienste staat van dat (hoofd)gebouw;
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.18 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.19 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
1.20 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.21 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.23 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.24 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.25 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.26 evenement
een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de openlucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten, zoals markten, braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, e.d.;
1.27 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.28 gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
de mogelijkheden om gronden en bouwwerken overeenkomstig de daaraan toegekende bestemming te gebruiken;
1.29 geluidsbelasting
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
1.30 geluidsgevoelige objecten
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.31 geluidszoneringsplichtige inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;
1.32 hogere grenswaarde
een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.33 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, zowel ruimtelijk als functioneel als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.34 horecabedrijf en/of -instelling
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies worden verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.35 incidenteel evenement
een eenmalig, niet periodiek terugkerend evenement;
1.36 internethandel zonder fysieke bezoekmogelijkheid
een internetwinkel, met de daarbij behorende opslag en logistiek, waarmee de klant op geen enkele manier fysiek in contact staat. Alle klantcontacten en transacties verlopen digitaal en verzending van goederen gebeurt uitsluitend per post;
1.37 kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.38 kunstobject
een voortbrengsel van de beeldende kunst(en) in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.39 kunstwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voor civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
1.40 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.41 milieusituatie
de situatie, waarbij milieuaspecten dienen te worden beoordeeld, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient er bij de situering en omvang van milieubelastende functies (onder andere bedrijven) op te worden gelet dat de uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies (onder andere woningen) zo weinig mogelijk wordt beperkt. Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;
1.42 nutsvoorzieningen
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;
1.43 overkapping
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;
1.44 peil
- a. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk op een bouwperceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.45 periodiek evenement
een evenement dat in min of meer dezelfde vorm met een zekere regelmaat (bijvoorbeeld wekelijks, maandelijks of (half)jaarlijks)) wordt gehouden;
1.46 productiegebonden detailhandel
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.47 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.48 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.49 risicovolle inrichting
een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
1.50 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 sociale veiligheid
een ruimtelijke situatie die overzichtelijk, herkenbaar en sociaal controleerbaar is;
1.52 straat- en bebouwingsbeeld
de waarde van een gebied in stedenbouwkundige zin die wordt bepaald door de mate van samenhang in aanwezige bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op:
- a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.53 verkeersveiligheid
de waarde van een gebied voor de veiligheid van het verkeer die wordt bepaald door de mate van overzichtelijkheid en vrij uitzicht (met name bij kruisingen van wegen en uitritten) en de (mogelijke) effecten van bebouwing en overige inrichtingselementen op de gedragen van verkeersdeelnemers;
1.54 vermaaksfunctie
een activiteit die bedoeld is ter ontspanning, waaronder begrepen culturele, recreatieve en/of sportieve activiteiten of daarmee gelijk te stellen activiteiten;
1.55 voorkeurgrenswaarde
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit Geluidhinder;
1.56 vuurwerkbedrijf
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
1.57 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.58 woonhuis
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.59 woonomgeving
gebied en voorzieningen rondom de woning
1.60 woonschip
een zich in het water bevindend, hoofdzakelijk niet voor varen maar voor wonen bedoeld object;
1.61 woonsituatie
de waarde van een gebied voor de woonfunctie die wordt bepaald door de situering van om die woonfunctie liggende functies en bebouwing, daarbij in het bijzonder gelet op de daglichttoetreding, het uitzicht, de mate van privacy en het voorkomen of beperken van hinder.
Artikel 2 Wijze Van Meten
2.1 afstand van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerde op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Bij het meten dient steeds vanaf c.q. tot een buitenste zijde van een lijn te worden gemeten.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf - Nutsvoorzieningen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorzieningen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen;
met daaraan ondergeschikt:
- b. groenvoorzieningen;
- c. paden;
- d. water;
met de daarbijbehorende:
- e. erven en terreinen;
- f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 4 Bedrijventerrein
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. het uitoefenden van bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. maatschappelijke voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'maatschappelijk';
- c. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
- d. aan- en uitbouwen, bijgebouwen bij een bedrijfswoning;
- e. een sportzaal, ter plaatse van de aanduiding 'sportzaal';
met daaraan ondergeschikt:
- f. wegen, straten en paden;
- g. parkeervoorzieningen;
- h. nutsvoorzieningen;
- i. groenvoorzieningen;
- j. water;
met de daarbijbehorende:
- k. tuinen, erven en terreinen;
- l. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. het bepaalde in lid 4.2.1 sub a. en toestaan dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte van het buiten het bouwvlak gebouwde gedeelte van de gebouwen ten hoogste 15% van de oppervlakte van het bouwvlak bedraagt;
- 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
- 3. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding;
- 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ruimtelijke structuur van het plangebied;
- b. het bepaalde in lid 4.2.1 sub b. en toestaan dat het bebouwingspercentage van het binnen een bouwvlak gelegen gedeelte van het bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 80%;
- c. het bepaalde in lid 4.2.1 sub c. en toestaan dat de afstand tot de bouwperceelgrens wordt verkleind;
- d. het bepaalde in lid 4.2.1 sub d. en toestaan dat de onderlinge afstand tussen de gebouwen wordt verkleind;
- e. het bepaalde in lid 4.2.3 sub d en toestaan dat de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping wordt vergroot tot ten hoogste 6,00 m, mits:
- 1. de bouwhoogte van een aan- of uitbouw, bijgebouw of overkapping lager is dan de bouwhoogte van de bedrijfswoning;
- f. het bepaalde in lid 4.2.4 sub a en toestaan dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt verhoogd tot ten hoogste 2,00 m;
4.5 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van risicovolle inrichtingen, zoneringsplichtige inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
- b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten die niet zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
- c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, tenzij het productiegebonden detailhandel betreft, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van het wonen, tenzij het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', in welk geval een bedrijfswoning is toegestaan;
- e. het gebruik van een bedrijfswoning ten behoeve van een niet op hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijf;
- f. het gebruik van de gronden ten behoeve van stalling en opslag voor de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfsgebouw.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- het bepaalde in lig 4.5 sub b in die zin dat tevens bedrijfsmatige activiteiten worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsmatige activiteiten die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, en die niet zijn genoemd in bijlage 1, maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan bedrijfsmatige activiteiten die wel worden genoemd of bedrijfsmatige activiteiten die wel zijn genoemd in bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben.
Artikel 5 Groen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. water;
- c. paden;
- d. bergingen bij woonschepen, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
met daaraan ondergeschikt:
- e. wegen;
- f. waterhuishoudkundige voorzieningen;
- g. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
5.2 Bouwregels
5.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid, een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
Artikel 6 Verkeer - Verblijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. wegen en straten;
- b. paden;
- c. parkeervoorzieningen;
- d. nutsvoorzieningen;
- e. groenvoorzieningen;
- f. water;
met daaraan ondergeschikt:
- g. incidentele en periodieke evenementen;
- h. tuinen en erven;
met de daarbijbehorende:
- i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken.
6.2 Bouwregels
6.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
6.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden als verkooppunt van motorbrandstoffen;
- b. het inrichten van het bestemmingsvlak zodanig dat het aantal rijstroken meer dan 2 bedraagt.
Artikel 7 Water
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. waterlopen en waterpartijen;
- b. bermen en beplanting;
- c. oevers;
- d. groenvoorzieningen;
- e. recreatief medegebruik;
met daaraan ondergeschikt:
- f. paden;
met de daarbijbehorende:
- g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen, duikers en/of opritten.
7.2 Bouwregels
7.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 4
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bodem dieper dan 0,4 m -mv wordt geroerd, met uitzondering van:
- a. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid;
- b. bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 8.2, mits:
- a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
- c. één of meer van de volgende voorschriften in acht wordt of worden genomen:
- d. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- 1. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
- 2. een verplichting de bouw van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
- 3. Indien aan de omgevingsvergunning voorschriften worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door:
- a. deze bestemming te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
- b. aan gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' toe te kennen, indien uit nader onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 9 Waarde - Ruimtelijke Kwaliteit
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten waaronder wordt begrepen:
- de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde en functie in het landschap en van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw'.
9.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) geldt voor het bouwen van gebouwen de volgende regel:
- a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw' dienen de bestaande goot- en bouwhoogten, de kapvorm, de nokrichting, de dakoverstekken, daklijsten, schoorstenen, erkers en balkons, de oppervlakte van het bouwwerk, de bestaande gevelindeling, de bestaande ligging, alsmede de karakteristieken van andere bouwwerken te worden gehandhaafd.
9.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- a. lid 9.2, sub a en toestaan dat de goot- of bouwhoogte, de kapvorm, de nokrichting, de dakoverstekken, daklijsten, schoorstenen, erkers en balkons, de oppervlakte, de gevelindeling en/of de ligging van de bouwwerken wordt gewijzigd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke verschijningsvorm van het bouwwerk, waarbij de verbouwingen of nieuwbouw in ieder geval moeten passen bij de architectuur en vormgeving van het bestaande bouwwerk en er rekening wordt gehouden met ligging en context van het bestaande gebouw of ander bouwwerk, geen gebouw zijnde.
9.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van gebouwen en andere bouwwerken
9.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw' wijzigen indien naar het oordeel van een deskundige voldoende duidelijk is dat:
- a. een gebouw niet of niet meer als karakteristiek kan worden beschouwd.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 11 Algemene Bouwregels
11.1 Bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bestemmingen in deze regels, uitsluitend worden overschreden door:
- a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
- b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.
11.2 Parkeerruimte en laad- en losruimte
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
12.1 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk verkeer onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen, anders dan in het kader van de bedrijfsvoering;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het opslaan of storten van al dan niet afgedankte voorwerpen, stoffen of producten, buiten erven van gebouwen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden;
- d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.
12.2 Parkeerruimte
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
13.1 veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen
De voor 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, mede aangewezen voor het tegengaan van de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen.
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:
- a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen worden gerealiseerd, uitgebreid, veranderd of vernieuwd voor kleinschalige milieuvoorzieningen van algemeen belang, zoals riolering en een bergbezinkbassin, mits:
- 1. de bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van de gebouwen ten hoogste 25 m² zal bedragen;
- c. de bestemmingsregels in die zin dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- d. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen;
- f. de bestemmingsregels in die zin dat gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten behoeve van de waterhuishouding, natuurbeheer of het recreatief (mede)gebruik van het water of aansluitende gronden, zoals brugwachtershuisjes, sanitaire voorzieningen, kademuren, afrasteringen en plankieren, mits:
- 1. de bouwhoogte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 3,50 m zal bedragen;
- 2. de oppervlakte van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 m² zal bedragen;
- g. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 30,00 m, mits:
- 1. de noodzaak tot plaatsing wordt aangetoond;
- 2. bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande verticale elementen, zoals bestaande masten of anderszins bestaande bouwwerken;
- 3. door de plaatsing de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
- h. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
- 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bouwperceel zal bedragen;
- 2. de vergroting leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen geschiedt binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid a. met maximaal 10%.
- c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Winsum, uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg van de gemeente Het Hogeland.
Behorend bij het besluit van 8 juni 2023.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Binnen het bedrijventerrein Het Aanleg te Winsum vinden op dit moment en in de nabije toekomst verschillende veranderingen plaats. Om voor de nieuwe situatie, met een uitbreiding van het aantal bedrijven en woningen, een heldere basis vast te leggen is, in opdracht van de gemeente Het Hogeland, een ontwikkelingsvisie opgesteld. Deze visie is op 7 oktober 2020 door de gemeenteraad vastgesteld.
Fase 1 van de ontwikkeling van het bedrijventerrein wordt nu voorbereid. Binnen fase 1 wordt ter plaatse van de voormalige sportvelden een uitbreiding van het bedrijventerrein gerealiseerd. Het betreft 1,5 hectare uitgeefbaar bedrijventerrein. Tevens is hierin de aanpak en de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg voorzien. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum.
De voorgestane ontwikkelingen zijn niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch toch te kunnen regelen, is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk. Het onderhavige bestemmingsplan ziet toe op fase 1 van de ontwikkeling van Het Aanleg en de aanpak van de Schouwerzijlsterweg. Fase 2 van Het Aanleg valt buiten de scope van dit bestemmingsplan.
Figuur: fasering uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg
1.2 Begrenzing Plangebied
Het plangebied voor dit bestemmingsplan is gelegen ten noordwesten van Winsum, ten westen van de N361, de provinciale weg die vanaf de stad Groningen langs Winsum richting Lauwersoog loopt. Aan de zuidzijde is het Winsumerdiep als grens aangehouden. Aan de oostzijde loopt het plangebied tot aan de wegen Schouwerzijlsterweg en Het Aanleg. Aan de noordwestzijde is de grens van het aldaar gelegen water aangehouden. De begrenzing van het gedeelte van de Schouwerzijlsterweg wat in westelijke richting bij het plangebied is genomen hangt samen met de grens van de exploitatieopzet en kadastrale begrenzing aldaar. Bijgaand figuur laat de begrenzing van het plangebied zien.
Het Aanleg fungeert in de bestaande situatie al voor een deel als bedrijventerrein. Daarnaast bestaat de directe omgeving uit een aantal sportvelden, een gemeentewerf, een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en een voormalig proefboorlocatie van de NAM.
Figuur: begrenzing plangebied
Figuur: Satellietfoto met plangebied en aanduiding locaties in omgeving (bron: BKP)
1.3 Vigerende Regeling
Het plangebied maakt onderdeel uit van het bestemmingsplan Winsum Dorp, vastgesteld 28 september 2010. Het plangebied wordt bijna in z'n geheel tot de bestemming 'Sport' gerekend. Aan de oostzijde komt de bestemming 'Verkeer'voor. Aan de zuidzijde is de Schouwerzijlsterweg onder de bestemming 'Verkeer-Verblijf' gebracht. In verband met de reconstructie van deze weg is ook een kleine strook ten noorden van deze weg gerekend tot het plangebied van dit bestemmingsplan. In deze strook is de bestemming 'Bedrijventerrein' dan wel de bestemming 'Groen' van toepassing.
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor sport- en speelterreinen en een zwembad. Ook gebouwen ten behoeve van een sporthal en kantines en/of kleedruimtes zijn toegestaan. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Dit is op basis van de vigerende regeling niet toegestaan.
Ondergeschikte wegen en paden zijn binnen de bestemming 'Bedrijventerrein' mogelijk. De bestemming 'Groen' ziet echter niet toe op de aanleg van wegen. Daarom is ook voor de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg een nieuw bestemmingsplan nodig.
Figuur: fragment vigerend plan met daarin weergegeven de plangrens van dit bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
In hoofdstuk 2 vindt een toetsing aan het relevante beleidskader plaats. In hoofdstuk 3 wordt nader ingegaan op de huidige situatie en op de planuitgangspunten. Vervolgens wordt het plan in hoofdstuk 4 getoetst aan de omgevingsaspecten. Hoofdstuk 5 beschrijft hoe het plan vorm krijgt in de juridische regeling. De uitvoerbaarheid van het plan is ten slotte beschreven in hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Nationale Omgevingsvisie
De Omgevingswet bundelt alle huidige wetten over de leefomgeving. Daarbij hoort ook 1 Rijksvisie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Op 11 september 2020 is de NationaleOmgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. Dit betreft onder meer:
- de bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
- meer duurzame energie gebruiken;
- aanpassen aan klimaatverandering;
- de ontwikkeling van een circulaire economie;
- omschakeling naar kringlooplandbouw.
Bij de opgaven wordt altijd rekening gehouden met een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie schets een duurzaam perspectief voor onze leefomgeving. Op het niveau van dit bestemmingsplan biedt de NOVI geen concrete aandachtspunten.
2.1.2 Ladderonderbouwing
Ladder voor duurzame verstedelijking
Ieder bestemmingsplan dat nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, moet een verantwoording bevatten van de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. lid 2 Bro). De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik. Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte worden beschreven. Voor ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom niet binnenstedelijk in de behoefte kan worden voorzien.
Bij het bepalen óf en hoe de Ladder moet worden toegepast zijn de volgende aspecten van belang:
1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?
De voorgenomen ontwikkeling behelst een uitbreiding van het reeds bestaande bedrijventerrein Het Aanleg. Het plan voor fase 1 betreft 1,5 ha uitgeefbaar bedrijventerrein. Daarmee is sprake van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling. De voorgenomen ontwikkeling gaat samen met het inruilen van circa 1,2 ha aan bedrijfsbestemming op de locatie Lombok (ten zuiden van Winsumerdiep aan de Onderdendam). Het voornemen past dan ook in de regionale afspraken met betrekking tot bedrijventerreinen. De voorgenomen ontwikkeling ligt binnen bestaand stedelijk gebied. Daarnaast biedt de ontwikkeling van de locatie van fase 1 mogelijkheden om de zone langs de Schouwerzijlsterweg en het Winsumerdiep aan te pakken en te kwalitatief te verbeteren. Langs de Schouwerzijlsterweg wordt ruimte gezien voor woon-werkkavels, waarbij het wonen op de Schouwerzijlsterweg wordt georiënteerd en het werken op de achterzijde.
Inmiddels heeft de gemeente een concept ruimtelijke plan ontvangen voor de locatie van de voormalige steenfabriek op Lombok. Het ruimtelijk plan ziet toe op het herbestemmen van de locatie zodat hier woningbouw wordt gerealiseerd. De verwachting is dat dit nieuwe ruimtelijk kader na de zomer van 2022 in procedure wordt gebracht.
In 2021 is een analyse van de bedrijventerreinen Het Hogeland uitgevoerd (Bureau Louter). De onderzoeksvraag luidde: "Het bepalen van de ruimtebehoefte aan bedrijventerreinen voor de periode 2021-2035 en een confrontatie van vraag en aanbod in kwantitatieve en kwalitatieve zin op reguliere bedrijventerreinen en op het zeehaventerrein". Uit de vraag-aanbod confrontatie per voormalige gemeente, 2021-2035 blijkt dat voor Winsum voor de periode 2021-2030 sprake is van een tekort aan ruimte van ongeveer vier hectare. Bij een sterk groeiende economie is dat tekort groter, bij een matige economische ontwikkeling is het tekort kleiner, maar toch nog altijd rond de 2 hectare in Winsum. Het Aanleg, fase 1 zou het verwachte tekort iets meer dan de helft kunnen reduceren. Wanneer ook fase 2 wordt gerealiseerd (fase 1 en fase 2 zijn gezamenlijk goed voor 7.7 hectare aan bedrijfskavels) dan zal dat voldoende ruimte bieden tot en met 2035, zelfs bij een groei volgens het hoogste economische scenario.
De in 2021 uitgevoerde analyse is opgesteld als basisdocument voor de 'Bedrijventerreinenvisie Het Hogeland 2021-2035'. Zie verder paragraaf 2.3. De Bedrijventerreinenvisie is opgenomen als bijlage 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Bovenstaande toont de behoefte aan voorgenomen ontwikkeling aan. De provincie Groningen heeft inmiddels ingestemd met de ontwikkeling van fase 1, zie ook paragraaf 2.2. Aangezien er sprake is van het inruilen van bedrijfsterreinen en de locatie binnen stedelijk gebied ligt, wordt voldaan aan de ladder voor duurzame verstedelijking.
2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020
Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in de Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Uit deze Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
De provincie wil stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat de provincie het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van de provincie, wil behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. Er wordt gericht beleid gevoerd op de leefbaarheid: van de kleine dorpen tot de stedelijke kernen. Met een aantrekkelijke leefomgeving, snel internet en goede bereikbaarheid moeten zowel de stedelijke kernen als de dorpen leefbaar blijven. Veel aandacht wordt gegeven aan dorpen en de bereikbaarheid van voorzieningen. De provincie ondersteunt en biedt veel ruimte aan ontwikkelingen van onderop om de leefbaarheid en sociale cohesie in de provincie te versterken. Deze complexe vraagstukken, in de dorpen en de steden, vragen om maatwerk: een gezamenlijke aanpak van gemeenten, woningbouwcorporaties, diverse andere organisaties en burgers. Bij de stedelijke kernen richt de provincie zich op het in stand houden en versterken van de sterke regionale functie van deze kernen.
De provincie zet in op het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor woningbouw, bedrijventerreinen, kantoorlocaties en detailhandel door het concentreren van ruimtelijke ontwikkelingen in stedelijke gebieden en vitale kernen. Het streven is gericht op een aantrekkelijke en leefbare provincie, waar voldoende werk en dynamiek is. Een aantrekkelijk vestigingsklimaat wordt gerealiseerd onder meer door samen met de gemeenten te werken aan een goede structuur voor wonen, werken en opleiden, maar tegelijkertijd ook het buitengebied voor onder andere natuur, water en landbouw te ontwikkelen binnen hun landschappelijke context. Het creëren van een aantrekkelijk vestigingsklimaat is net als ruimtelijke kwaliteit een integrale opgave waar veel andere provinciale belangen een bijdrage aan leveren.
De Omgevingsvisie is een kaderstellend document voor de uitwerking van het beleid op deelterreinen door de provincie zelf en door gemeenten en waterschappen. De provincie wil met de Omgevingsvisie ruimte bieden en uitnodigen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening. Hiermee werkt het omgevingsbeleid (ruimtelijke ordening, water, mobiliteit en milieu) door in plannen van gemeenten en waterschappen.
Bedrijventerreinen
De provincie onderscheid drie soorten bedrijventerreinen:
- lokale bedrijventerreinen;
- regionale bedrijventerreinen;
- zeehaventerreinen.
De Provincie wil dat bedrijven uit de hogere milieucategorieën en/of met een aanzienlijk ruimtebeslag zich vestigen op regionale bedrijventerreinen.
Er wordt een overaanbod aan bedrijventerreinen geconstateerd en bij ongewijzigd beleid zal dit overaanbod nog lange tijd voortbestaan. Dat is een onwenselijke situatie. Gemeenten worden gevraagd in regionaal verband samen een visie op te stellen over de ontwikkeling (sanering, revitalisering en eventuele uitbreiding) van de bedrijventerreinen binnen de betrokken gemeenten. Daarin moet de behoefte op regionale schaal worden aangetoond en de voorwaarden voor een goede ruimtelijke inpassing zijn geborgd. Gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de visie in overeenstemming zijn. Vooruitlopend op de totstandkoming van de visie kunnen bestemmingsplannen niet voorzien in nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen.
Uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen ten behoeve van uitbreiding van een op een bestaand bedrijventerrein gevestigd bedrijf is onder voorwaarden (titel 2.5 Omgevingsverordening) wel toegestaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de uitbreiding van bestaande agrobusiness-complexen met een sterke regionale binding (zoals bijvoorbeeld een zuivelfabriek).
Uit de Omgevingsvisie provincie Groningen vloeien geen directe aanvullende regels voort in relatie tot dit bestemmingsplan.
2.2.2 Omgevingsverordening provincie Groningen
Ter uitvoering van het beleid uit de Omgevingsvisie hebben Provinciale Staten op 1 juni 2016 de provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. De verordening is een aantal malen herzien. De meest rente actualisatie van de verordening dateert van 3 februari 2021. De verordening bevat onder meer algemene regels omtrent de inhoud van bestemmingsplannen en de daarbij behorende toelichting. Deze regels moeten bewerkstelligen dat provinciale ruimtelijke belangen doorwerken op het lokale niveau. Dat betekent dat gemeenten zich bij het opstellen van (nieuwe) bestemmingsplannen moeten houden aan de bij de provinciale verordening gestelde regels.
Buitengebied (titel 2.3 Bundeling van verstedelijking)
Het plangebied van dit bestemmingsplan behoort tot het bestaand stedelijk gebied (bestaand in de zin van planologisch gereserveerd). Het ontwikkelen van deze locatie tot bedrijventerrein past wat dit onderwerp betreft binnen het provinciaal beleid.
Figuur: Begrenzing buitengebied (bron: Omgevingsverordening provincie Groningen)
Bedrijventerrein
Uitbreiding bestaand bedrijventerrein (Artikel 2.17.2)
Een bestemmingsplan kan voorzien in uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein ten behoeve van uitbreiding van een op dat bedrijventerrein gevestigd bestaand bedrijf, als in de toelichting is aangetoond dat op het bedrijventerrein direct aansluitend aan het bedrijf redelijkerwijs geen ruimte meer beschikbaar is of kan worden verkregen na herstructurering, revitalisering of intensivering.
Nieuw bedrijventerrein (Artikel 2.17.3)
Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuw bedrijventerrein op de plaats van de aanduiding ‘nieuw bedrijventerrein toegestaan’ op kaart 2 (Bedrijventerrein).
De provincie Groningen heeft inmiddels ingestemd met de ontwikkeling van fase 1 onder voorwaarde dat:
- de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1,52 hectare;
- de gronden die worden bestemd als bedrijventerrein worden meegenomen in de regionale bedrijventerreinenvisie die de gemeente eind 2020 vaststelt;
- het voormalige Bobencoterrein wordt onttrokken aan de bedrijfsbestemming.
Toetsing aan de voorwaarden:
ad 1 oppervlakte uitbreiding: De voorgenomen uitbreiding van fase 2 van bedrijventerrein Het Aanleg bedraagt 1,5 ha.
ad 2 Regionale bedrijventerreinenvisie: De voorgestane ontwikkeling cq. de uitbreiding van het bedrijventerrein verhoudt zich positief tot de afspraken die in RGA verband zijn gemaakt en die betrekking hebben op de voormalige gemeenten Winsum en Bedum. Het advies van Bureau Buiten in het onderzoek 'analyse werklocaties regio Groningen-Assen ' (16 maart 2018) is als volgt geformuleerd: “Een selectieve, onderbouwde en beperkte lokale uitbreiding van bedrijventerreinen in landelijke kernen (Bedum, Winsum, Zuidhorn) is mogelijk, maar met het hanteren van het regionale instemmingsmodel en met een onderbouwing aan de hand van de Ladder voor Duurzame Verstedelijking”. Dit advies is door de RGA-regio overgenomen.
ad 3 Bobencoterrein: De gemeente verplicht zich tot de spoedige transformatie van de huidige bedrijfsbestemming van het Bobencoterrein naar een woonbestemming. De gemeente is op dit moment bezig om de laatste hand te leggen aan het stedenbouwkundig plan. De verwachting is dat in de loop van 2022 het bestemmingsplan in procedure zal worden gebracht.
Bedrijfswoningen
Op grond van artikel 4.2.2 van de regels van het bestemmingsplan kunnen er minimaal vier en maximaal zeven nieuwe bedrijfswoningen worden gebouwd. In de verordening staan in artikel 2.15.1 regels over woningbouw.
Toetsing:
De beoogde bedrijfswoningen zijn in overeenstemming met de woonvisie van Het Hogeland en de regionale afspraken met betrekking tot woningbouw. Zo zijn ze opgenomen op de regionale planningslijst. Zie verder paragraaf 2.3 Gemeentelijk beleid.
Provinciaal basisnet Groningen (Artikel 2.23.1)
Wegen als bedoeld in artikel 23, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, zijn op kaart 3 van de Omgevingsverordening aangegeven. De regels met betrekking tot het provinciaal basisnet Groningen zijn gebaseerd op het ontwikkelde provinciaal basisnet Groningen voor transportroutes van gevaarlijke stoffen "uitwerkingsnota van Veilig op weg, veiligheid rondom de weg". De in de betreffende artikelen genoemde zones worden als volgt bepaald:
- Veiligheidszone 1 provinciale wegen: deze zone wordt gemeten vanaf het midden van de buitenste weg kanten.
- Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciaal basisnet Groningen: wordt gemeten vanaf de buitenrand van de transportroute.
- Veiligheidszone 3 transport: Deze zone is bepaald op 30 meter gemeten vanaf de buitenste wegkanten van de wegen vanaf de buitenste spoorstaven van de spoorbundel voor het doorgaand verkeer.
Artikel 2.23.2 'Zone langs provinciale wegen in verband met plaatsgebonden risico (PR max) provinciale wegen 'geeft aan dat -om de (provinciale) aan- en afvoerroutes van en naar de Eemshaven en het chemiepark Delfzijl in de toekomst zeker te stellen- voor deze routes een maximale plaatsgebonden risicocontour (PRmax) is vastgesteld. Deze zones zijn op kaart 3 weergegeven als 'veiligheidszone 1 provinciale wegen'. Deze zone -en daarmee dit artikel- is aldus niet van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan. De artikelen 2.23.3 en 2.23.4 zijn wel van toepassing op het plangebied van dit bestemmingsplan.
Figuur: fragment kaart 3, veiligheid en milieu (Bron: Omgevingsverordening provincie Groningen)
Veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen (Artikel 2. 23. 3)
Voor het plangebied is van toepassing kaart 3 'Veiligheid en milieu', voor wat betreft veiligheidszone 2, invloedsgebied provinciale wegen. Deze zone heeft te maken met het transport van gevaarlijke stoffen over provinciale wegen. Artikel 2.23.3 geeft aan dat de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' een nadere verantwoording van het groepsrisico bevat en inzicht biedt in de manier waarop rekening is gehouden met het advies van de Veiligheidsregio Groningen. Onder voorwaarden kan worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording. Deze voorwaarde zijn:
- het plangebied geheel is gelegen op een afstand van minimaal 200 meter van de betreffende infrastructuur; of
- in het vigerende, minder dan 10 jaar geleden vastgestelde, bestemmingsplan reeds een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen en het bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van:
- 1. maximaal 41 woningen per hectare buiten de PRmax; of
- a. maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte kantoorruimte per hectare buiten de PRmax; of
- b. maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte winkelruimte per hectare buiten de PRmax; of
- c. maximaal 100 personen per hectare buiten de PRmax in de vorm van objecten of een combinatie van objecten die leiden tot een personen dichtheid van maximaal 100 per hectare.
- 1. maximaal 41 woningen per hectare buiten de PRmax; of
Wanneer geen nadere verantwoording van het groepsrisico in de toelichting op het bestemmingsplan wordt opgenomen, wordt in de toelichting op het bestemmingsplan de reden daarvan aangegeven.
Toetsing aan artikel 2.23.3:
Het plangebied bevindt zich binnen de 200 meter van de provinciale weg N361 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het vigerende bestemmingsplan is echter ouder dan 10 jaar, tevens is er in dat plan geen berekening opgenomen. Inzicht in de externe veiligheidsrisico's is daarom nodig. Om deze reden is in het kader van het onderhavige bestemmingsplan een kwantitatieve risicobenadering (QRA) van provinciale weg N361 uitgevoerd. De rapportage is opgenomen als bijlage 14 bij de toelichting. Voor de conclusies van dit onderzoek wordt verwezen naar paragraaf 4.11 Externe veiligheid.
Veiligheidszone 3 Transport (Artikel 2.23.4)
Voor het plangebied is eveneens van toepassing kaart 3 'Veiligheid en milieu', voor wat betreft veiligheidszone 3, transport. Het betreft een veiligheidszone rondom wegen en spoorwegen in verband met de bescherming van minder zelfredzame personen. In relatie tot het plangebied is de zone van toepassing op de provinciale weg N361. Een bestemmingsplan voorziet niet in de bouw van nieuwe objecten of het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen binnen de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 3 transport'. Hierbij gaat het specifiek om:
- de bouw van nieuwe objecten voor minder zelfredzame personen, of
- het gebruik van bestaande objecten voor minder zelfredzame personen.
Nieuwbouw van objecten anders dan voor minder zelfredzame personen is wel toegestaan.
Het plan voorziet in een beschermende regeling voor de hierboven genoemde zone langs de weg. Hiertoe is in dit bestemmingsplan een speciale regeling opgenomen (namelijk de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - vervoer gevaarlijke stoffen').
2.3 Gemeentelijk Beleid
Structuurvisie Winsum, 2014
In de structuurvisie Winsum, vastgesteld in januari 2014, zet de gemeenteraad zijn ruimtelijk beleid voor de komende 10 jaar uiteen. De structuurvisie vervangt de eerdere Dorpsvisie Winsum - 2004, een visie die nog uitging van een sterke groei van Winsum. In de nieuwe structuurvisie ligt veel meer de nadruk op stabilisatie dan op de (sterke) groei die begin van deze eeuw nog voor mogelijk werd gehouden. Beleidsdoelen in de nieuwe structuurvisie zijn:
- beschikbaar houden en realiseren van kwalitatief goede, toekomstbestendige en onderscheidende woonmilieus voor de huidige bewoners en voor nieuwe markten;
- inzetten op een regionaal onderscheidend voorzieningenniveau dat niet alleen de gemeente zelf bedient, maar ook de regio;
- ruimte bieden voor ondernemers, in verschillende vormen, zoals werken aan huis, ruimte voor bedrijven die zich dóór ontwikkelen en voor agrarische bedrijven;
- functionele ontwikkelingen inpassen in cultuurhistorisch waardevolle landschapsstructuur met ruimte voor agrarische bedrijvigheid, dagrecreatieve voorzieningen en meerdaags verblijf.
Daarbij richt de gemeente zich op drie kernopgaven, te weten:
- een goede bereikbaarheid, zowel over de weg als met openbaar vervoer, maar ook digitaal;
- behoud van karakteristieke kernen met hun afzonderlijke functie die aansluit bij de kernenindeling van het POP. De hoofdkern Winsum vervult daarbij een centrumfunctie;
- behoud van een vitaal buitengebied.
In de structuurvisie wordt ingezoomd op de kern Winsum. Over de locatie Het Aanleg vermeldt de structuurvisie het volgende:
- Het Aanleg is een gemengd bedrijventerrein dat bedoeld is voor bedrijvigheid die niet in de kern past;
- dorpsranden en groenstructuur: aandacht voor landschappelijke inpassing van Het Aanleg – groene inkleding van de noordzijde;
- inzet voor: (het aantrekkelijk houden van) Het Aanleg;
- t.b.v. behoud vrij zicht op Obergum: ruimte tussen Het Aanleg en de weg aan de oostzijde vrijhouden van bebouwing en afschermende beplanting;
- toenemende behoefte onder kleine ondernemers aan andere vormen van bedrijfshuisvesting dan op een traditioneel bedrijventerrein. Veel kleine ondernemers die actief zijn aan huis hebben interesse in een bedrijfshuisvesting elders.
Welstandsnota gemeente Winsum
De (voormalige) gemeente Winsum heeft haar welstandsbeleid geformuleerd in de Welstandsnota 2016. Daarmee wil zij aan burgers duidelijkheid geven over de koers die de gemeente vaart met haar welstandstoezicht. Ook Het aanleg is opgenomen in de welstandsnota.
Ten behoeve van de voorgenomen ontwikkeling van fase 1 van de uitbreiding van bedrijventerrein Het Aanleg is een beeldkwaliteitsplan (BKP) opgesteld. (Beeldkwaliteitsplan Het aanleg en Schouwerzijlsterweg Winsum, d.d. 23-01 2023.) Het beeldkwaliteitsplan zal onderdeel uitmaken van het gemeentelijke welstandsbeleid en ook als zodanig worden vastgesteld. De planologisch relevante aspecten uit het beeldkwaliteitsplan zijn opgenomen in het bestemmingsplan. Het BKP is opgenomen als bijlage 1 bij de toelichting.
Bedrijventerreinenvisie Het Hogeland 2021-2035
In de Bedrijventerreinenvisie Het Hogeland (d.d 22-11-2021) wordt de uitbreiding van het bedrijventerrein Het Aanleg voor de locatie Schouwerzijlsterweg in Winsum als concreet plan vermeld. Uit de inventarisatie voor dit plan blijkt dat binnen het plangebied behoefte bestaat aan een combinatie van wonen, werken en recreëren met aanvullende ruimte voor (kleinschalige) detailhandel. Bovendien ligt Het Aanleg gunstig ten opzichte van de provinciale weg N361 en is daardoor goed bereikbaar voor ondernemers en bezoekers van het bestaande bedrijventerrein.
Het Aanleg fase 1 zou het verwachte tekort in Winsum met ongeveer de helft kunnen reduceren. Wanneer ook fase 2 wordt gerealiseerd (fase 1 en fase 2 zijn gezamenlijk goed voor 7.7 hectare aan bedrijfskavels) dan zal dat voldoende ruimte bieden tot en met 2035, zelfs bij een groei volgens het hoogste economische scenario.
Op de Schouwerzijlsterweg (het westelijke deel van Het Aanleg) is de inrichting zeer matig en is bewegwijzering niet aanwezig. Met de ligging grenzend aan Het Aanleg, ligt een combinatie met gebiedsontwikkeling op het Aanleg voor de hand. De kwaliteit en uitstraling van het bestaande bedrijventerrein Het Aanleg worden als “goed” beoordeeld. Bij gefaseerde uitbreiding van Het Aanleg door samenvoeging met bedrijventerrein Schouwerzijlsterweg wordt ingezet op eenduidige kwaliteit van voorzieningen, waarmee op het gehele terrein een goede uitstraling als één terrein ontstaat. Ook wordt bij de realisatie van het plan ingezet op duurzaamheidsaspecten, waarmee de toekomstbestendigheid van Het Aanleg wordt versterkt.
De Bedrijventerreinenvisie is als bijlage 3 opgenomen bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Gemeentelijke woonvisie
De gemeentelijke woonvisie gaat over keuzes en richtingen op hoofdlijnen. Er worden uitgangspunten en speerpunten in vastgelegd, die zowel voor de inwoners, corporaties, marktpartijen als de gemeente zelf houvast geven bij het omgaan met initiatieven op het gebied van wonen. Ook wordt in deze visie aangegeven waar de gemeente nog ruimte ziet voor uitbreiding en op welke locaties men hiermee wil starten.
In de woonvisie wordt aangegeven dat in de afgelopen vier jaar de woningvoorraad in Winsum groeide met in totaal 30 woningen. Dat is duidelijk minder dan waar vraag naar was in de woningmarkt van die jaren. Er is een inhaalslag nodig, waarvoor op korte termijn ook de ruimte is, zowel op inbreidings- als uitbreidingslocaties.
De woonvisie gaat niet concreet in op bedrijfswoningen in het algemeen of in Winsum in het bijzonder. Geconstateerd kan worden dat het aantal zo beperkt is en de vraag hier zo specifiek, dat de woonvisie voor het dorp Winsum, waar een aanzienlijke nieuwbouwopgave wordt voorzien, dit aanbod niet expliciet heeft benoemd/gedefinieerd. In paragraaf. “Toevoegen wat ontbreekt, maar ook gemengd bouwen” valt te lezen dat 'Nieuwbouw bij voorkeur iets betreft waar in de bestaande voorraad geen aanbod van is'. Het realiseren van maximaal 7 bedrijfswoningen voldoet hiermee aan het gestelde in de woonvisie van gemeente Het Hogeland. Binnen de regionale woningbouwafspraken in RGA-verband (zijnde het stedelijk netwerk Regio Groningen-Assen) zijn deze 7 woningen opgenomen op de zogenoemde planningslijst.
Conclusie gemeentelijk beleid
De herstructurering van bedrijventerrein Het Aanleg past binnen het gemeentelijk beleid. Ten behoeve van de ontwikkeling is een ontwikkelingsvisie opgesteld die is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. De ontwikkelingsvisie houdt rekening met de uitgangspunten uit de structuurvisie Winsum.
Hoofdstuk 3 Huidige Situatie En Toekomstige Ontwikkeling
3.1 Huidige Situatie
De locatie Het Aanleg ligt ten noordwesten van het dorpscentrum van Winsum. De locatie is gunstig gelegen ten opzichte van de provinciale weg N361, het Winsumerdiep en in de nabijheid van Station Winsum en daardoor goed bereikbaar. Niet alleen voor ondernemers en bezoekers van het bestaande bedrijventerrein, maar ook voor recreanten. Tot die laatste groep behoren, onder anderen, de wandelaars die het Pieterpad volgen tussen Pieterburen en Groningen.
Naast een bedrijventerrein, in de huidige situatie al bekend onder de naam Het Aanleg, bevat de locatie een aantal sportvelden, een gemeentewerf, een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) en een voormalige proefboorlocatie van de NAM. De hoofdentree tot het gebied sluit rechtstreeks aan op het dorp Winsum. Aan de zuidkant wordt het gebied begrensd door het Winsumerdiep, voor het overige wordt het omsloten door agrarisch gebied.
Bijzondere functies in, of direct aansluitend op het de locatie zijn het clubgebouw van een kanovereniging (voormalig slachthuis) , de gymzaal van o.a. een judovereniging, hotel en camping Marenland met zijn jachthaven en acht ligplaatsen voor woonboten.
Inzoomend op Fase 1 van Het Aanleg zijn hier de sportvelden, de gymzaal en het Omsnijdingskanaal te vinden, en aan de zuidzijde de Schouwerzijlsterweg en het Winsumerdiep met de woonboten. Aan de overzijde van het Winsumerdiep ligt hotel en camping Marenland. Aan de oostzijde grenst het plangebied aan de N361. De Schouwerzijlsterweg kent een rommelig karakter. Er staan karakteristieke panden (de oude gymzaal en het voormalig slachthuis). In het Winsumerdiep liggen woonboten. Voorbijgangers zien het water nauwelijks omdat eigenaren van de woonboten er schuttingen, heggen en bergingen hebben gebouwd. Dit komt de recreatieve betekenis van de weg niet ten goede.
3.2 Voorgenomen Ontwikkeling
Achtergrond
Samen met ondernemers en omwonenden heeft de gemeente Het Hogeland een ontwikkelingsvisie opgesteld voor het bedrijventerrein Het Aanleg en het omliggende gebied. Deze visie is op 7 oktober 2020 door de gemeenteraad vastgesteld. Tevens heeft de raad ingestemd met het opstarten van de voorbereiding voor de ontwikkeling van fase 1 van de ontwikkelingsvisie Het Aanleg.
Binnen fase 1 van de ontwikkelingsvisie wordt ter plaatse van de voormalige sportvelden een uitbreiding van het bedrijventerrein Het Aanleg gerealiseerd. Tevens is hierin de aanpak en de aanpassing van een deel de Schouwerzijlsterweg voorzien. De uitbreiding van Het Aanleg is bedoeld voor meer publieksgerichte bedrijven. Ook wordt langs de Schouwerzijlsterweg de realisatie van woon-werk kavels mogelijk gemaakt.
Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum. Dit projectplan richt zich alleen op fase 1 van de ontwikkeling van Het Aanleg en de aanpak van de Schouwerzijlsterweg. Fase 2 van Het Aanleg valt buiten de scope.
Doel
Het doel is om de voormalige voetbalvelden her te ontwikkelen tot een uitbreiding van het bedrijventerrein Het Aanleg. Om hiermee voor de komende jaren ruimte te bieden aan bedrijven en ondernemers die zich in Winsum willen vestigen of anderszins hun bedrijf willen verplaatsen en/of uitbreiden. Bij de aanpak van de Schouwerzijlsterweg is het de bedoeling om in overleg met omwonenden en gebruikers te komen tot een nieuwe inrichting van deze weg. Een inrichting die de bestaande verkeerssituatie duidelijker en veiliger maakt. En waarbij tevens wonen, werken en recreëren ruimtelijk en landschappelijk beter in het gebied toegepast wordt. Dit alles met de blik op de toekomst.
3.2.1 Ontwikkelingsvisie
Binnen het plangebied Het Aanleg te Winsum vinden op dit moment en in de nabije toekomst verschillende veranderingen plaats. Om voor de nieuwe situatie, met een uitbreiding van het aantal bedrijven en woningen, een heldere basis vast te leggen is een ontwikkelingsvisie opgesteld. (Het Aanleg Ontwikkelingsvisie, HKB 11 juni 2020). De ontwikkelingsvisie is opgenomen als bijlage 2 bij de toelichting.
Aanleiding ontwikkelingsvisie
In de loop van 2020 zijn de sportvelden verplaatst naar het nieuwe Sportlandschap Winsum West. Er komt daardoor veel ruimte voor een nieuwe invulling met, bijvoorbeeld, bedrijvigheid, dienstverlening en wonen. Ook onderstaande punten zijn aanleiding geweest om een ontwikkelingsvisie op te stellen:
- uitbreiding van de gemeentewerf of tot verplaatsing ervan naar elders;
- uitbreiding van de rioolwaterzuiveringsinstallatie of tot verplaatsing ervan binnen het plangebied (naar naastliggend sportveld en NAM-locatie);
- aanpassing van de Schouwerzijlsterweg – beter afgestemd op het woon- en recreatieve verkeer, aansluitend op de kern van Winsum;
- verbetering van de beeldkwaliteit – bevorderen van de landschappelijke inpassing van het bestaande bedrijventerrein;
- bijzondere vormen van bedrijfshuisvesting voor kleinere ondernemers.
Fasering
Van een groot deel van de mogelijke ontwikkelingen binnen het gebied is nog onduidelijk of, en zo ja, hoe en wanneer ze zullen plaatsvinden. In de opgestelde ontwikkelingsvisie worden er een aantal kansen benoemd die, ongeacht de aard en omvang van de nieuwe invullingen in het gebied, benut kunnen worden. Een uitzondering geldt voor de zuidoostelijke hoek van de locatie. Hiervoor is al wel duidelijk dat er nieuwe bedrijven en woningen ontwikkeld gaan worden. In een eerder stadium is hierover overeenstemming bereikt met het provinciaal bestuur. Deze zuidoostelijke hoek wordt aangeduid als Fase 1.
De herprofilering van de Schouwerzijlsterweg, voor zover geen onderdeel uitmakend van Fase 1, wordt beschouwd als een apart uit te voeren (onderhouds)project. De herprofilering komt ten goede aan alle omwonenden en is een sterke verbetering van de entree van Winsum.
Uitvoering van de mogelijke ontwikkelingen in het gebied aangeduid met Fase 2 zijn afhankelijk van, onder meer, de wens naar aanvullende bedrijvigheid en de besluitvorming omtrent de gemeentewerf en de RWZI.
Figuur: faseringskaart (bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)
Figuur: Visiekaart(bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)
Figuur: Fragment visiekaart, Fase 1(bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)
Figuur: impressie uitwerking fase 1(bron: HKB, Het Aanleg ontwikkelingsvisie, 11 juni 2020)
Beoogde situatie fase 1 bedrijventerrein
Fase 1 van de uitbreiding van Het Aanleg betreft de realisatie van een bedrijventerrein waar wonen en werken gecombineerd wordt. De bebouwingstypologie en inrichting past binnen de sfeer en de context van het dorp Winsum. Het bedrijventerrein voorziet in de lokale en in mindere mate regionale vraag naar bedrijfspanden en bedrijfshuisvesting voor kleinere ondernemers, waarbij wonen en werken worden gecombineerd. Het bedrijventerrein speelt in op de vraag naar bedrijfsruimtes op de langere termijn. Het streven is om het bedrijventerrein te ontwikkelen waar het voor de huidige bedrijven en voor nieuwe bedrijven het aangenaam werken en verblijven is. Het gebied rondom het bedrijventerrein wordt dusdanig ingericht dat het uitnodigt om te verblijven en te recreëren. Het bedrijventerrein moet daarnaast voldoen aan de geldende regelgeving op het gebied van veiligheid, duurzaamheid en klimaatbestendigheid.
Doelstellingen herinrichting Schouwerzijlsterweg
De herinrichting van de Schouwerzijlsterweg wordt aangegrepen om de aantrekkelijkheid van deze entree van Winsum vergroten. Bij de aanpak Schouwerzijlsterweg worden zowel de ruimtelijke en landschappelijke aankleding, de toeristische en recreatieve kansen, als ook de verkeersveiligheid betrokken. Hiermee komen deze werkzaamheden niet alleen ten goede van deze ontwikkeling, maar zijn het ook een duidelijke verbetering voor omwonenden en is het een kwaliteitsslag voor de entree van Winsum.
Figuur: voorbeeldverkaveling (Bron: HKB)
3.2.2 Stedenbouwkundige opzet
Schouwerzijlsterweg
De Schouwerzijlsterweg wordt geherprofileerd. Daarbij wordt in het westelijke deel de as van deze weg richting het noorden verschoven zodat er aan de kant van het Winsumerdiep meer ruimte komt voor een aantrekkelijkere, groene invulling. Naast deze verandering is ook het uitgangspunt om de inrichting van de weg beter aan te laten sluiten bij zijn recreatieve functie. De Schouwerzijlsterweg krijgt een snelheidslimiet van 30 km/uur. Het streven is een hoogwaardige, dorpse inrichting van de weg met de uitstraling van een klinkerbestrating. De groenstrook langs het Winsumerdiep krijgt een brede en eenduidige inrichting, waarbij de entrees en bergruimten voor de woonboten worden ingepast.
Winsumerdiep
Aan het Het Winsumerdiep kan een cultuurhistorische betekenis worden toegekend. De licht slingerende loop is een gevolg van de eb-en-vloedwerking uit de tijd dat het Reitdiep nog in open verbinding stond met de zee. In 1877 werd het Reitdiep afgesloten. Door het Winsumerdiep kon de kern Winsum door de eeuwen heen een bescheiden regionale functie vervullen op het gebied van handel, industrie en vervoer. Het Winsumerdiep is door de provincie dan ook aangeduid als 'karakteristieke waterloop'.
Mede om deze cultuurhistorische betekenis is het van belang dat er weer zicht op het Winsumerdiep mogelijk is vanuit de Schouwerzijlsterweg. Ten behoeve van het Pieterpad dient er aandacht te zijn voor een apart wandelpad voor wandelaars in de groenzone, uitgevoerd in halfverharding.
Woon-werk kavels
Voor de nieuwe woonbebouwing aan de Schouwerzijlsterweg is het uitgangspunt dat deze in een losse informele setting aan de straat komt te staan. Watergangen, diepe, groene voortuinen en wisselende architectuur bepalen het beeld. De bebouwing sluit aan bij de bestaande bebouwing aan de Schouwerzijlsterweg. Er wordt ingezet op vrijstaande woningen van 1 bouwlaag met kap.
Bedrijfsbebouwing
Vanuit de beoogde kwaliteit van het bedrijventerrein waarbij in Fase 1 van Het Aanleg vooral publieksgerichte functies zijn voorzien is het doel om een herkenbaar en aantrekkelijk bedrijfsmilieu te creëren. Er wordt gestreefd naar een rustige en ingetogen vormgeving van de bebouwing met een moderne uitstraling. Wat betreft bouwhoogte sluit het merendeel van fase 1 aan bij de bouwhoogte van het bestaande bedrijventerrein; maximaal 9 meter hoog. Uitzondering daarop zijn de 2 gebouwen die nabij de rotonde aan de oostzijde van fase 1 komen te staan. Hier dient speciale aandacht voor beeldkwaliteit uit te gaan, gezien dit zichtlocaties zijn bij de entree van Het Aanleg. Middels een afwijkende vormgeving, materialiseren en/of kleurstelling kan daarop ingespeeld worden. De bouwhoogte van de bebouwing op deze zichtlocaties bedraagt hier maximaal 3 bouwlagen.
3.3 Beeldkwaliteit
Het beeldkwaliteitsplan (BKP) is een beeldende vertaling van de ruimtelijke aspecten uit het stedenbouwkundig plan. Het BKP is opgenomen in bijlage 1 van deze toelichting. De beeldkwaliteitsaspecten zullen de beoogde ruimtelijke kwaliteit en uitstraling waarborgen bij de verdere architectonische uitwerking en de inrichting van de openbare ruimte. In het beeldkwaliteitsplan wordt naast de in paragraaf 3.3. weergegeven stedenbouwkundige hoofdopzet ook ingegaan op de aspecten 'rooilijn', 'kavels', 'parkeren en ontsluiting', 'water en groenstructuur' en 'randen van het bedrijventerrein'.
Het BKP bevat verder richtlijnen voor de bebouwing, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen drie zones:
- Zone A Woningen Schouwerzijlsterweg: De woon-werkkavels liggen aan de Schouwerzijlsterweg en dragen bij aan een nieuwe, dorpse entree van Winsum;
- Zone B Bedrijfskavels: De bedrijfskavels bevinden zich aan de noordzijde en zijn gericht op het binnenterrein van het bedrijventerrein;
- Zone C Accentbebouwing: De derde zone is onderdeel van de bedrijfsbebouwing Zone B, maar onderscheid zich gezien de ligging aan de rotonde. De bebouwing vormt daarmee de entree tot het bedrijventerrein (zichtlocatie). Op deze kavels dient de bebouwing een dubbele oriëntatie te hebben. Uitgangspunt op deze kavels is het creëren van een bebouwingsaccent.
Per zone geeft het BKP vervolgens richtlijnen voor bouwhoogte, rooilijnen en kavelafmetingen. Voor zover de beeldkwaliteitsrichtlijnen ruimtelijk relevant zijn, zijn ze vertaald naar de regels die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen voor de bestemming 'Bedrijventerrein'.
Figuur: Stedenbouwkundig plan Fase 1 Het Aanleg Winsum (bron: BKP)
Figuur: zonering beeldkwaliteit stedenbouwkundig plan Fase 1 Het Aanleg Winsum (bron: BKP)
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije Merbeoordeling
Beleid en Normstelling
In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.
Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.
- Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
- Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.
Onderzoek
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de uitbreiding van een bedrijventerrein met een oppervlakte van 1,5 hectare. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' noodzakelijk is.
De vormvrije m.e.r. beoordeling is als bijlage 16 toegevoegd. Uit de informatie in deze notitie blijkt dat het plangebied niet is gelegen in kwetsbaar gebied en/of gebied met een beschermde status. Verder leiden de aard en omvang van het project niet tot belangrijke nadelige milieugevolgen. Het doorlopen van een volledige m.e.r.-procedure is niet noodzakelijk.
4.2 Milieuzonering
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:
- ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
- rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieu-hinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In bepaalde gevallen kan gemotiveerd worden dat er geen sprake is van een 'rustige woonwijk', maar van een 'gemengd gebied'. Dit is bijvoorbeeld het geval bij een lint in een dorpskern waar meerdere functies naast elkaar zitten. Of bij een gebied dat langs een drukke ontsluitingsweg ligt. Bij een 'gemengd gebied' kunnen de richtafstanden met 1 afstandsstap verkleind worden. Uitzondering hierop is de richtafstand voor externe veiligheid. Deze wordt niet verkleind.
Figuur: Milieucategorie met bijbehorende richtafstanden VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009)
Onderzoek en conclusies
Langs de Schouwerzijlsterweg worden woon-werk kavels mogelijk gemaakt. Het gaat hierbij dus om bedrijfswoningen die behoren bij het eigen bedrijf (behorende bij de inrichting). Dienst- of bedrijfswoningen behorende bij de eigen inrichting worden niet beschermd vanuit de milieuregelgeving. Vanuit een goede ruimtelijke ordening moet er wel sprake zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Fase 1 bevat naast de ontwikkeling van woon-werkkavels, de ontwikkeling van meer publieksgericht bedrijven in het overige gedeelte van het plangebied. Het gaat om lichte bedrijven met een maximale milieu categorie van 2. Het woon- en leefklimaat van de bedrijfswoningen aan de Schouwerzijlsterweg mag aanvaardbaar worden geacht
De bedrijven ten zuiden van de Schouwerzijlsterweg zijn overwegend lichte bedrijven, met een maximale milieucategorie van 2. De richtafstand bedraagt 10 meter. De afstand tussen de betreffende bestemmingsgrenzen aan weerszijde van de Schouwerzijlsterweg bedraagt 13 meter. De afstand tot de bouwvlakken van de bedrijfswoningen aan de Schouwerzijlsterweg tot aan de bestemmingsgrens van de bedrijven ten zuiden van de Schouwerzijlsterweg bedraagt 21 meter. De richtafstand wordt derhalve gehaald.
4.3 Archeologie
Toetsingskader
Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.
Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.
Onderzoek en conclusies
In het vigerende bestemmingsplan zijn -op basis van de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde - Archeologie 1, 2, 3 en 4’. De dubbelbestemming 'archeologie 4' is gelegen ten zuiden van de sportvelden, op de Schouwerzijlsterweg. Bij ingrepen waarbij de bodem over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 45 cm - mv wordt geroerd is archeologisch onderzoek nodig.
De reconstructie en herinrichting van de Schouwerzijlsterweg strekt zich uit over de gehele lengte van het tracé wat tot het plangebied behoort. De weg zal daarbij gedeeltelijk ook meer naar het noorden verschuiven. De wegverlegging zal daarbij slechts voor een klein oppervlakte binnen de archeologiebestemming vallen, namelijk voor 40 m2.
In planologische zin is de wegverlegging al mogelijk want de reconstructie valt binnen de vigerende bestemming 'Verkeer-verblijf'. Om deze reden wordt, in combinatie met de hierboven genoemde geringe oppervlakte, een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk geacht. De dubbelbestemming 'archeologie 4' wordt conform de huidige situatie opgenomen in dit bestemmingsplan.
4.4 Cultuurhistorie
Toetsingskader
De regering heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) vastgelegd dat gemeenten vanaf 1 januari 2012 in hun bestemmingsplannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Burgers krijgen hiermee het recht om bij de planning van bouwwerkzaamheden aan te geven of er cultureel erfgoed wordt geraakt.
Onderzoek en conclusie
Binnen het plangebied is sprake van een pand met een cultuurhistorische betekenis. het betreft de in 1952 gebouwde gymzaal. Het pand is momenteel in gebruik door enkele sportverenigingen. Het karakteristieke pand is een fraai voorbeeld van de wederopbouwarchitectuur.
Ook het voormalig slachthuis aan de Schouwerzijlsterweg, gebouwd rond 1930 (later gemeente werkplaats en thans in gebruik door de kanovereniging) is van cultuurhistorische betekenis. Dit pand valt echter buiten het plangebied van dit bestemmingsplan.
Het is nog niet geheel duidelijk wat er met de oude gymzaal gaat gebeuren. In dit bestemmingsplan is er daarom voor gekozen om een bedrijfsbestemming op de locatie te leggen, met een aanduiding voor de gymzaal (aanduiding 'sportzaal'). Op deze manier kan het gehele terrein ontwikkeld worden ten behoeve van bedrijven, maar kan de huidige functie worden voortgezet. Daarnaast is de dubbelbestemming 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' in combinatie met de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw' op dit pand gelegd. Hiermee wordt de cultuurhistorische betekenis van het gebouw gewaarborgd en is sloop slechts onder voorwaarden mogelijk.
4.5 Bodem
Toetsingskader
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) dient er in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat als de bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig gesaneerd wordt, dat het kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen worden bij voorkeur op schone grond gerealiseerd. Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening.
Onderzoek en conclusie
Ten behoeve van dit bestemmingsplan is door ingenieursbureau MUG een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van dit onderzoek laten het volgende zien:
Plaatselijk is ter hoogte van de Schouwerzijlsterweg 1 onder de asfalt verharding een licht verhoogde gehalte aan minerale olie aangetoond. De aangetroffen gehalten houden relatie met een voormalige tanklocatie aan de Schouwerzijlsterweg 1. Hier is in 2016 door MUG nog onderzoek uitgevoerd. De aangetroffen gehalten liggen in nagenoeg dezelfde orde groote als destijds binnen dit perceel is aangetoond. Het omvat hierbij op basis van een indicatieve toetsing aan de Regeling Bodemkwaliteit niet toepasbare grond. Hier dient tijdens de werkzaamheden rekening mee te worden gehouden, dat indien hier grondroerende werkzaamheden plaatsvindt of grond wordt ontgraven dit afgevoerd dient te worden naar een erkend verwerker (geen saneringscondities).
In de overige onderzochte grondmonsters worden ten hoogste licht verhoogde gehalten aan zware metalen en PAK aangetoond. Geen noemenswaardige verhogingen die de voorgenomen ontwikkeling in de weg zou kunnen staan. In het grondwater wordt een vergelijkbaar beeld aangetoond. Ten hoogstens lichte verhoogde concentraties aan zware metalen die de streefwaarde overschrijden. Uit het asfalt onderzoek blijkt dat plaatselijk (ter hoogte van de RWZI) een teerhoudende slijtlaag is aangetroffen. Verder zijn er geen PAK houdende lagen aangetoond.
Samenvattend wordt dus alleen ter hoogte van de Schouwerzijlsterweg 1 een licht verhoogde gehalte aan minerale olie aangetoond. De rest ligt in lijn met de verwachting. Ondanks dat plaatselijk licht verhoogde gehalten aan zware metalen, PAK en PCB’s zijn aangetoond vormt dit geen aanleiding tot het uitvoeren van nadere onderzoeksinspanningen. Vanuit milieuhygiënisch oogpunt zijn er geen
belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen als bijlage 11 bij de toelichting.
4.6 Verkeer En Parkeren
Bereikbaarheid en ontsluiting
De locatie is zowel vanuit het dorp als vanaf de provinciale weg N361 voor gemotoriseerd verkeer goed toegankelijk via de rotonde bij de hoofdentree. De Schouwerzijlsterweg is, met zijn ligging naast het Winsumerdiep en tussen de landerijen, een aantrekkelijke route voor fietsers en wandelaars. Het langeafstandswandelroute Pieterpad loopt via de Schouwerzijlsterweg naar het centrum van Winsum. Daarnaast is er een wandelpad door de groenstructuur aan het Omsnijdingskanaal.
Het bedrijventerrein Het Aanleg fase 1 wordt ontsloten via de rotonde N361, de hoofdstructuur van Het Aanleg en vervolgens de interne ontsluiting. Via deze interne ontsluiting worden alle bedrijfskavels ontsloten en alle voorkanten van bedrijfsbebouwing zijn op deze straat gericht.
Parkeren
In het stedenbouwkundig plan zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd met betrekking tot verkeer en parkeren:
"Ten behoeve van de functies die vooral publieksgericht zijn wordt er in de openbare ruimte ruim voorzien in openbare parkeerplekken (circa 60 openbare parkeerplekken). Op de bedrijfspercelen dient voldoende ruimte over te blijven voor onder meer parkeren op eigen erf en voor het manoeuvreren en laden en lossen van vrachtwagen e.d. Elk bedrijfskavel wordt met één in-/uitrit ontsloten op de openbare weg. Werknemers van de bedrijfskavels parkeren op eigen perceel. Voor de woningen geldt dat minimaal twee parkeerplaatsen op eigen erf worden voorzien. De woningen worden via een duiker ontsloten op de Schouwerzijlsterweg."
4.7 Water
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moeten ruimtelijke plannen voorzien zijn van een waterparagraaf. Hiervoor wordt het proces van de watertoets doorlopen. Bij het watertoetsproces gaat het om het hele proces van vroegtijdig meedenken, informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het waterschap beoordeelt wat de invloed van het project is op de waterhuishouding en geeft een wateradvies. Waterhuishoudkundige consequenties van een plan mogen niet op de omgeving worden afgewenteld. Het waterschap streeft ernaar de ingrepen binnen een peilgebied water neutraal te houden. Wateraspecten die met een specifiek instrument kunnen worden geregeld, worden in de watertoets wel gesignaleerd, maar niet geregeld.
Watertoets
Via www.dewatertoets.nl is het plan op 17 juni 2021 aangemeld bij het waterschap Noorderzijlvest (Dossiercode 20210617-34-26865). Zie ook bijlage 12. Hieruit blijkt dat de normale procedure gevolgd moet worden. Het plan heeft invloed op de waterhuishouding en/of raakt de belangen van het waterbeheer. De uitgangspuntennotitie beschrijft de relevante wateraspecten op basis van geraakte kaartlagen en beantwoorde vragen en is onderdeel van genoemde bijlage.
Ten aanzien van het onderwerp 'Toename verhard oppervlak' vermeld de uitgangspuntennotitie het volgende: Door toename van verhard oppervlak stroomt regenwater, als het wordt verzameld via kolken en goten, sneller af richting oppervlaktewater waardoor afvoeren en piekwaterstanden toenemen. Dit kan leiden tot wateroverlast. Bij een toename van het verhard oppervlak met meer dan 750 m² (in de bebouwde kom, binnen gemeentelijke uitbreidingsplannen en in glastuinbouwgebieden) of 2500 m² (in overige gebieden) is compensatie door aanleg van waterberging nodig. Om versnelde afvoer te voorkomen is afwatering op het aangrenzende maaiveld of berm een optie. Ook gebruik van waterpasserende bestrating, aanleg van wadi's en infiltratiestroken of andere voorzieningen kunnen bijdragen aan het voorkomen van versnelde afvoer. Waterschap Noorderzijlvest kan daarin adviseren.
Voor plannen waarvan de bruto oppervlakte kleiner is dan 10 hectare kan de waterberging volgens de volgende praktische vuistregel berekend worden: Het extra te realiseren wateroppervlak is gelijk aan 10% van de toename van het verhard oppervlak dat versnelde afvoer veroorzaakt.
Watercompensatie in het plangebied
Er is door de voorgenomen planontwikkeling sprake van een toename van verhard oppervlakte. deze toename bedraagt voor ontsluiting en parkeren: 4.000 m². De toename verharding ten gevolge van de uit te geven kavels bedraagt : 15.600 m² * 70% = 10.900 m².
In totaal is sprake van een toename van verhard oppervlak van 14.900 m². Hiervan dient 10% te worden gecompenseerd (zijnde 1.490 m²). Met het planvoornemen is rekening gehouden met circa 2.000 m² extra water ter compensatie. De oppervlakte aan nieuw water zoals in het plan ingetekend is, is berekend vanaf de waterlijn. Daarnaast kunnen de parkeervakken zodanig uitgevoerd worden dat deze het hemelwater opvangen en vertraagd afvoeren.
Afvoer van riool- en hemelwater
Het beleid van waterschap en gemeente is dat afvalwater en schoon hemelwater gescheiden moeten worden afgevoerd. Als er mogelijkheden zijn om het hemelwater rechtstreeks naar aanwezig oppervlaktewater af te voeren, heeft dat de voorkeur.
Binnen het plangebied wordt een gescheiden stelsel aangelegd. Water dat op percelen valt bij woningen die grenzen aan een watergang, voeren hun water af op het oppervlaktewater. Water dat op percelen valt bij woningen die niet grenzen aan een watergang wordt afgevoerd op het HWA (hemelwaterafvoer)riool. Water dat valt op wegverharding wordt eveneens afgevoerd via het HWA riool.
Ten behoeve van het aansluiten van de nieuwe watergangen op bestaand water vindt afstemming plaatst met het waterschap. Dit geldt ook voor het realiseren van eventuele lozingspunten vanuit het RWA. Door deze slim te positioneren kunnen de uitlaten een bijdrage leveren in de doorstroming van de watergangen.
In de zuid-oosthoek van het plangebied bevindt zich een rioolgemaal. Dit is onder de bestemming 'Bedrijf – Nutsvoorzieningen' gebracht. Door het plangebied loop ook een rioolpersleiding. Zie verder paragraaf 4.12 Kabels en leidingen.
4.8 Geluid (Wegverkeerslawaai)
Toetsingskader
Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.
Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Onderzoek en conclusie
Het plangebied ligt binnen de geluidzone van de N361, waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt. Ten oosten van de N361 bevinden zich eveneens woonbestemmingen en wordt deze functie uit akoestisch oogpunt aanvaardbaar geacht. Het is aannemelijk dat ook aan de westzijde deze functie aanvaardbaar wordt geacht. De Schouwerzijlsterweg is een 30 km/u weg. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is een akoestisch onderzoek niet verplicht. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient het geluidsaspect echter wel bekeken te worden. Gezien de lage verkeersintensiteit van de Schouwerzijlsterweg en de aan te houden afstand van de bedrijfswoningen tot aan deze weg (5 m) wordt er vooralsnog van uitgegaan dat wegverkeerlawaai geen belemmerende factor is.
Omdat het plangebied binnen de geluidzone van de N361 ligt , waar een maximum snelheid van 80 km/u geldt, is een akoestisch onderzoek SRM-II uitgevoerd naar wegverkeerslawaai. De Schouwerzijlster-weg is een 30 km/u weg. Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is een akoestisch onderzoek niet verplicht. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening dient het geluidsaspect echter wel bekeken te worden. Daarom is ook deze weg meegenomen in het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai.
Het 'Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (d.d.1 juni 2022) is opgenomen als bijlage 13 bij de toelichting van dit bestemmingsplan. Op grond van het onderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
N361
Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting op de nieuw te realiseren woningen binnen de woon-werk kavels ten hoogste Lden = 55 dB bedraagt vanwege het verkeer op de Rijksweg N361. Dit is hoger dan de voorkeursgrenswaarde van Lden = 48 dB, maar niet hoger dan de maximale ontheffingswaarde van Lden = 63 dB. Binnen de randvoorwaarde van de Wet geluidhinder kunnen de woningen daarmee worden gerealiseerd. Wel is een hoger waarde (procedure) nodig.
Omdat er sprake is van een flexibele invulling, kunnen generieke hogere waarden worden vastgesteld op basis van de contouren zoals weergegeven in het akoestisch onderzoek. Dit kan door een generiek hogere waarde vast te stellen van Lden = 55 dB voor het gebied tussen de Lden = 48 dB en de buitengrens van het plangebied aan de zijde van de N361, dan wel verder te differentiëren op basis van bijvoorbeeld de Lden = 50 dB geluidcontour. Eén generieke hogere waarde is praktischer. Bij toekomstige aanvragen Omgevingsvergunningen voor woningen kan de geluidbelasting nader worden gespecificeerd t.b.v. de benodigde geluidwering.
Hogere grenswaarden kunnen alleen worden verleend, nadat is onderbouwd dat maatregelen om de geluidbelasting op de gevel van geluidgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard. Geconcludeerd kan worden dat maatregelen om de geluidbelasting vanwege de N361 te reduceren redelijkerwijs niet mogelijk en/of gewenst zijn vanwege overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige of vervoerskundige en financiële aard. Aangezien de uiterste grenswaarde van 63 dB ten gevolge van het wegverkeerslawaai niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat aanvraag van een hogere grenswaarde mogelijk is.
Schouwerzijlsterweg
De Schouwerzijlsterweg is een 30 km-weg. De geluidbelasting op de nieuw te realiseren woningen vanwege de Schouwerzijlsterweg bedraagt niet mee dan Lden = 43 dB en is daarmee akoestisch niet relevant.
De cumulatieve geluidbelasting vanwege wegverkeer bedraagt ten hoogste Lden = 60 dB, exclusief aftrek art. 110g Wgh. Hoewel dit formeel als “matig” wordt gekwalificeerd, kan door bij het bepalen van de gevelgeluidwering dit als uitgangspunt te nemen en de nieuwbouw eisen voor de geluidwering van het Bouwbesluit toe te passen voor de woningen een voldoende goed akoestisch woon- en leefklimaat worden gerealiseerd.
Voor de hoogste belaste oostgevel dient de karakteristieke geluidwering ten minste GA;k = 60 – 33 = 27 dB(A) te bedragen.
4.9 Luchtkwaliteit
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijnstof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijnstof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel: Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
Stof | Toetsing van | Grenswaarde |
stikstofdioxide (NO2) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³ | |
fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg /m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate
In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
- een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
- een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.
Onderzoek en conclusie
In dit plan wordt de realisatie van enkele woonwerk kavels en publieksgerichte bedrijvigheid toegestaan op een oppervlakte van 1,5 hectare. Het aantal vervoersbewegingen die de voorgestane ontwikkeling met zich mee brengt is veel geringer dan het aantal vervoersbewegingen ten gevolge van de toetsing vrijgestelde categorieën zoals hierboven genoemd. Bovendien kent het plangebied in z'n huidige vorm al de nodige vervoersbewegingen ten gevolge van de sportvelden. Deze vervoersbewegingen zijn komen te vervallen. De conclusie is dan ook dat de voorgestane ontwikkeling dit plangebied, niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Daarnaast blijkt uit de Rapportages Luchtkwaliteit van de Provincie Groningen, dat met uitzondering van de gemeente Groningen er geen sprake is van overschrijding van luchtkwaliteitsnormen in het ommeland. Problemen aangaande de luchtkwaliteit, zoals overschrijdingen van een grenswaarde, worden, gelet op de voorgenomen ontwikkeling en de bestaande luchtkwaliteit, dan ook niet verwacht. Op basis van artikel 5.16, lid 1, aanhef en onder c kan het project zonder nader onderzoek doorgang vinden. De voorgestane ontwikkeling wordt dan ook niet belemmerd door het aspect luchtkwaliteit.
4.10 Ecologie
4.10.1 Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. Binnen de Wet natuurbescherming is onderscheid te maken tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
4.10.2 Onderzoek en conclusies
- 1. Quick scan wet natuurbescherming
Er is een quick scan flora en fauna uitgevoerd. De quick scan is gebaseerd op het onderdeel soortbescherming. Tevens is een inschatting gemaakt van de eventuele effecten van de voorgenomen plannen op in de omgeving liggende beschermde natuurgebieden (Natura 2000 en NNN/EHS) (onderdeel gebiedsbescherming). De quick scan (maart 2022) is opgenomen als bijlage 4 bij de toelichting.
Op basis van deze quick scan wordt ten aanzien van de gebiedsbescherming het volgende geconcludeerd: Het plangebied valt niet onder de NNN/EHS, ganzenfoerageergebieden of weidevogelgebieden aangesteld door de provincie Groningen. Een toetsing naar een mogelijk conflict tussen gebiedsbescherming en het initiatief is niet van toepassing.
Ten aanzien van stikstofgevoeligheid vermeldt de quick scan het volgende: In de omgeving van het plangebied zijn de volgende Natura 2000-gebieden te vinden: Waddenzee (10,2 km) en Lauwersmeer (13,8 km). Voor de Waddenzee zijn zowel habitattypen als habitatrichtlijnsoorten aangewezen, zoals permanent overstroomde zandbanken en noordse woelmuis. Tijdens de uitvoering van de voorgenomen werkzaamheden komt er waarschijnlijk extra stikstof vrij door bijvoorbeeld het inzetten van mobiele werktuigen. Deze extra stikstofemissie heeft mogelijk een effect op de voorgenoemde gebieden welke zijn aangewezen voor diverse (stikstof)geschikte habitattypen en soorten. Gezien de grote afstand tot Natura 2000-gebieden is het echter onwaarschijnlijk dat de kritische depositiewaarden (KDWs) van de habitattypen in deze gebieden zullen worden overschreden als gevolg van de werkzaamheden.
Aanvulling:
In het kader van dit bestemmingsplan is een AERIUS berekening uitgevoerd waarbij bovenstaande verwachtingen zijn bevestigd. Zie ook paragraaf 4.10.3 Stikstofdepositie. Uit de berekening blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn daarom niet aan de orde.
Ten aanzien van de soortenbescherming wordt geconcludeerd dat het project doorgang kan vinden binnen de kader van de Wet natuurbescherming, mits men zich houdt aan de in de rapportage opgenomen aanbevelingen. Deze aanbevelingen zijn hieronder in hoofdlijnen opgenomen:
Aanbevelingen soortenbescherming
Algemene broedvogels
Het plangebied biedt mogelijkheden voor vogels om te broeden, in de bomen, struiken en rietkragen in en rondom het terrein. Het gaat hier om soorten waarvan nesten alleen beschermd zijn tijdens het broedseizoen, zoals de kleine karekiet. De werkzaamheden dienen buiten de broedtijd uitgevoerd te worden. Eventueel kan tijdens de broedtijd gewerkt worden, dit dient dan te gebeuren onder begeleiding van een ecoloog.
Jaarrond beschermde boomnesten (roofvogels)
Binnen het plangebied is een zwarte es aangetroffen met daarin een boomnest, waarvan niet kan worden uitgesloten dat deze in gebruik is door een roofvogel. Roofvogelnesten genieten jaarronde bescherming. Deze boom zal met de beoogde werkzaamheden behouden blijven. Mochten de plannen in de toekomst wijzigen en de boom toch gekapt worden, kan er mogelijk een jaarrond beschermd nest verloren gaan. Indien de desbetreffende boom met de werkzaamheden gekapt worden, wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van een jaarrond beschermd boomnest vast te stellen, dan wel uit te sluiten.
Jaarrond beschermde nesten (huismus)
Het plangebied biedt broedmogelijkheden voor huismus. De omgeving biedt daarnaast voldoende rustplekken om het plangebied als geschikt functioneel leefgebied voor de huismus te beoordelen. Huismusverblijfplaatsen zijn jaarrond beschermd en kunnen met de beoogde werkzaamheden verloren gaan. Geadviseerd wordt om nader onderzoek uit te laten voeren om de aanwezigheid van jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Wanneer er jaarrond beschermde nesten van huismussen binnen het plangebied worden vastgesteld, dient er een ontheffing te worden aangevraagd voor deze soort. Deze wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.
Vleermuizen (verblijfplaatsen)
De in het plangebied aanwezige gebouwen en boomholten zijn geschikt bevonden als vleermuisverblijfplaats. Geadviseerd wordt daarom nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijfplaatsen in te slopen gebouwen om vast te stellen of vleermuizen daadwerkelijk in deze gebouwen verblijven. Ook in het geval van renovatiewerkzaamheden kan, afhankelijk van de exacte invulling hiervan, nader onderzoek nodig zijn. Ook in het geval van de kap van bomen met boomholtes wordt nader onderzoek aanbevolen. Indien er verblijfplaatsen van vleermuizen worden vastgesteld binnen het plangebied, dient er voor de desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.
Vleermuizen (vliegroute)
De aanwezigheid van een essentiële vliegroute voor diverse soorten vleermuizen boven het Winsumerdiep ten zuiden van het plangebied en de hierop aansluitende brede watergang welke het plangebied aan de noordwestzijde scheidt van de omgeving kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt om deze watergangen onaangetast te laten en de hoeveelheid lichtuitstraling boven het wateroppervlak van deze watergangen tussen zonsondergang en zonsopkomst gelijk te houden met de huidige situatie. Dit geldt zowel voor de periode van uitvoering van de werkzaamheden als in de uiteindelijke situatie. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van een essentiële vliegroute vast te stellen, dan wel uit te sluiten. Indien er essentiële vliegroute van vleermuizen wordt vastgesteld binnen de invloedssfeer van de werkzaamheden, dient er voor de desbetreffende soort(en) een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.
Waterspitsmuis
De aanwezigheid van leefgebied van waterspitsmuizen in de waterlichamen en oevers binnen en rondom het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Geadviseerd wordt werkzaamheden aan deze waterpartijen en oevers te vermijden en deze niet aan te tasten. Indien dit niet mogelijk is, wordt nader onderzoek geadviseerd. Indien leefgebied van waterspitsmuizen wordt vastgesteld, dient er voor deze soort een ontheffing te worden aangevraagd, welke in de regel wordt afgegeven onder de voorwaarde dat er compenserende en mitigerende maatregelen worden uitgevoerd.
Zorgplicht
Er kunnen soorten voorkomen in het plangebied waarvoor een vrijstelling geldt in geval van schade aan deze soorten. Op deze soorten is wel de zorgplicht van toepassing. Deze kan tot uiting worden gebracht door zo te werken dat dieren de kans krijgen om te vluchten naar habitat buiten de invloedssfeer van de werkzaamheden of dieren (zoals vrijgestelde amfibieën) naar een dergelijke habitat te verplaatsen.
2. Boomholtencheck
Tijdens een reeds uitgevoerde Quickscan zijn binnen het plangebied een vijftal boomholten aangetroffen, waarvan niet op voorhand kon worden uitgesloten dat deze geschikt waren als verblijfplaatsen voor vleermuizen (Bureau FaunaX, 2021). Bureau FaunaX heeft vervolgens op 30 augustus 2021 een boomholtencheck uitgevoerd, waarbij de vijf aangetroffen boomholten met een endoscoop zijn gecontroleerd op geschiktheid voor vleermuizen. Ten tijde van het veldbezoek is gebleken dat alle boomholten binnen het plangebied niet geschikt zijn als verblijfplaats voor vleermuizen. De aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen in boomholten binnen het plangebied kan derhalve op voorhand worden uitgesloten. Met deze boomholten hoeft binnen het planvoornemen geen rekening gehouden te worden. De boomholtencheck (september 2021) is opgenomen als bijlage 6 bij de toelichting.
Aanvulling (1)
In bovenstaande wordt voorgesteld om onderzoek te doen naar verblijfplaatsen van vleermuizen en naar de huismus. Deze zouden zich mogelijk bevinden in een van de gebouwen binnen het plangebied. Echter, dit betreffende gebouw (een voormalige sportkantine) is in december gesloopt. Uit nader onderzoek (SWECO, d.d. 22-11 2021) bleek dat dit gebouw niet echt geschikt was voor huismussen. Het gebruik van het gebouw door vleermuizen wordt uitgesloten,maar is niet bevestigd door een vleermuisonderzoek. Er worden zowel voor vleermuis als voor huismus mitigerende maatregelen getroffen:
- Er worden 12 vleermuiskasten opgehangen aan bomen en aan de monumentale gymzaal naast de te slopen kantine. Het aantal van 12 kasten is niet gebaseerd op het aantal te mitigeren verblijfplaatsen, omdat er geen verblijfplaatsen verloren gaan. Het is een extra mogelijkheid voor vleermuizen die wordt geboden.
- Ook voor huismus worden kasten 12 kasten opgehangen aan de gymzaal en aan bomen. Aangezien het dak van het te slopen gebouw suboptimaal is voor nestplaatsen is de mogelijke aanwezigheid van 6 nesten erg ruim genomen: bij het vernietigen van 6 nestplaatsen dienen 12 nieuwe nestplaatsen te worden aangeboden.
De gemeente heeft inmiddels een ontheffing ontvangen van de Provincie. Het nader onderzoek naar de huismus en verbljfplaats vleermuizen kan komen te vervallen. Het onderzoek van SWECO (Activiteitenplan huismus en vleermuizen voormalige sportkantine
Winsum, 22-11 2021) Toelichting aanvraag ontheffing Wet natuurbescherming) is opgenomen als bijlage 9 bij de toelichting.
De overige adviezen uit het Quickscan rapport blijven wel van kracht.
- 2. Actualisatie Quick scan Wnb
In 2022 heeft de provincie Groningen de lijst met vrijgestelde soorten aangepast (Provincie Groningen, 2021). Bij de aanpassing zijn drie soorten van lijst afgehaald en deze soorten genieten nu nationale bescherming onder Art. 3.10 van de Wet natuurbescherming; dit
betreffen bunzing, haas en hermelijn. Bij lopende projecten zal met terugwerkende kracht beoordeeld worden of de ruimtelijke ontwikkeling effecten heeft op waarden voor deze soorten binnen het plangebied. Daarom is actualisatie van het rapport van maart 2022 (Bureau Faunax, 2022) opgesteld. De actualisatie Quickscan Wnb (november 2022) is als bijlage 5 opgenomen bij de toelichting.
Op grond van de actualisatie is het volgende overzicht van vervolgstappen opgenomen:
- Broedvogels: Vermijd werkzaamheden aan de groenstroken. Anders: toetsing essentieel broedgebied. En werken buiten het broedseizoen (grofweg 15 maart – 15 juli).
- Jaarrond beschermde boomnest (roofvogels): Behoud de boom met boomnest. Anders: nader onderzoek.
- Vleermuizen (verblijfplaatsen): Nader onderzoek wordt in 2021 / 2022 uitgevoerd.
- Vleermuizen (vliegroute): Nader onderzoek wordt in 2021 / 2022 uitgevoerd.
- Haas: Werkzaamheden gefaseerd over tijd en ruimte uitvoeren.
- Waterspitsmuis & bunzing: Vermijd werkzaamheden aan de waterpartijen, groenstroken en oeverzones in en rond het plangebied. Anders : nader onderzoek.
- Licht beschermde en vrijgestelde soorten: naleven van de zorgplicht.
De groenstroken en de boom met nest blijven behouden, waardoor nader onderzoek naar essentieel broedgebied, roofvogels/uilen en bunzing niet benodigd zijn. Ook lichtuitstraling zal vermeden worden waardoor een ontheffing voor een essentiële vliegroute van meervleermuis niet benodigd is. Daarnaast dient er rekening gehouden te worden met zorgplicht, het broedseizoen en de manier van werken voor wat betreft haas.
Zie voor de nader onderzoeken naar waterspitsmuis en vleermuizen de onderstaande punten 3. en 4.
- 3. Nader onderzoek Waterspitsmuis
In 2022 is nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de waterspitsmuis binnen het plangebied en de invloedssfeer van de werkzaamheden. Tijdens de bezoeken aan het plangebied zijn geen waterspitsmuizen aangetroffen. Er zijn wel enkele bosspitsmuizen, bosmuizen en veldmuizen aangetroffen. De rapportage (december 2022) is opgenomen als bijlage 8 bij de toelichting.
Voor de voortgang van het project zijn er betreft waterspitsmuis geen verdere vervolgstappen benodigd, mits de groenstroken en bredere watergang aan de noord- en westzijde van het plangebied conform het beoogde planvoornemen ongemoeid blijven. Binnen het plangebied zijn wel andere, lichter beschermde (spits)muizen aangetroffen. Hoewel deze soorten zijn vrijgesteld voor ruimtelijke ingrepen, dient men zich wel te houden aan de zorgplicht.
Conclusie: Er zijn tijdens dit onderzoek geen waterspitsmuizen aangetroffen, een ontheffing voor deze soort is dus niet nodig.
- 4. Nader onderzoek vleermuizen (herziend)
In 2021/2022 is nader onderzoek uitgevoerd naar naar een essentiële vliegroute van vleermuizen binnen het plangebied en de invloedssfeer van de werkzaamheden. De rapportage (herziend, november 2022) is opgenomen als bijlage 7 bij de toelichting.
Vleermuizen (essentiële vliegroute)
Bij het nader onderzoek naar de aanwezigheid van een essentiële vliegroute van vleermuizen is de aanwezigheid bevestigd. Het Winsumerdiep vormt een onderdeel van de vliegroute voor meervleermuis. Daarbij kan het Winsumerdiep als een essentiële vliegroute worden bestempeld voor deze aan water gebonden soort, doordat er in de omgeving geen vergelijkbare wateren zijn die als verbindend element tussen verblijfplaats en foerageergebied kunnen dienen. Voor wat betreft de essentiële vliegroute van de meervleermuis worden verbodsbepalingen van de Wnb niet overtreden zolang lichtuitstraling boven het wateroppervlak van het Winsumerdiep tussen zonsondergang en zonsopkomst tijdens en na de voorgenomen werkzaamheden gelijk blijft dan wel wordt verlaagd ten opzichte van de huidige omstandigheden. Indien lichtuitstraling van kunstlicht over het wateroppervlak tussen zonsondergang en zonsopkomst tijdens de werkzaamheden of in de gebruiksfase niet kan worden voorkomen, dient er een ontheffing Wnb voor de verbodsbepalingen voor watervleermuis en meervleermuis te worden aangevraagd bij de provincie Groningen.
Vleermuizen (verblijfplaatsen)
Bij het nader onderzoek naar de aanwezigheid van verblijfplaatsen van vleermuizen, zijn
deze in de bebouwing niet aangetroffen en bij de boomholten uitgesloten. Voor de voortgang van het project zijn er betreft vleermuisverblijfplaatsen geen verdere vervolgstappen benodigd.
Ten aanzien van de essentiele vliegroutes voor vleermuizen zal in de verdere planuitwerking lichtuitstraling vermeden worden, waardoor een ontheffing voor een essentiële vliegroute van meervleermuis niet benodigd is.
4.10.3 Stikstofdepositie
Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden.
Woningbouwplannen of vergelijkbare projecten kunnen leiden tot een toename van de stikstofdepositie ter plaatse van stikstofgevoelige habitattypen in een Natura 2000gebied. Deze toename van de stikstofdepositie kan het gevolg zijn van bouwwerkzaamheden in de aanlegfase (bijvoorbeeld als gevolg van de aanvoer van bouwmaterialen naar en grondverzet op de bouwplaats). Het gebruik (de gebruiksfase) kan ook leiden tot een toename van de stikstofdepositie. Deze toename kan bijvoorbeeld het gevolg zijn van het gebruik van gas en het autoverkeer van ten gevolge van de voorgenomen ontwikkeling.
Er is een stikstofdepositieberekening uitgevoerd voor de aanleg- en exploitatiefase van de voorgenomen ontwikkeling. Deze berekening met bijbehorende memo is opgenomen als bijlage 10 bij de toelichting van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Met behulp van de nieuwe release van het rekenprogramma AERIUS-calculator (release 26 januari 2023) is gekeken naar de depositie op de meest nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Uit de projectberekening blijkt dat de stikstofdepositie nergens hoger is dan afgerond 0,00 mol/ha/jaar en er derhalve geen relevant effect is. Negatieve effecten in de vorm van vermesting en verzuring zijn dus niet aan de orde. Voor dit bestemmingsplan geldt geen vergunningplicht op basis van de Wet natuurbescherming (Wnb).
NB: De Wnb bevat een dubbele toetsing: een bij de vaststelling van een bestemmingsplan en een bij de uitvoering van een concreet project. Beide hebben een aparte procedure en een eigen toetsingskader. Zo wordt bijvoorbeeld de referentiesituatie voor een plan en een project verschillend bepaald. Dit omdat tussen het vaststellen van een plan en het uitvoeren van een project op basis van dat plan vaak veel tijd zit. Het project is concreter en gedetailleerder dan het bestemmingsplan en kan dus ook preciezer worden getoetst. Concreet betekent dit dat voor stikstof een berekening nodig is voor zowel het bestemmingsplan als voor concrete bouwprojecten. In de planfase (bestemmingsplan) wordt de haalbaarheid van de plannen beoordeeld. Hierin wordt uitgegaan van algemene uitgangspunten. Bij de projectfase (bouwfase) wordt nogmaals berekend of het specifieke bouwplan ook voldoet.
4.11 Externe Veiligheid
4.11.1 Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:
- bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
- vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.
Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het BEVT vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het BEVT en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Er geldt een oriënterende waarde voor het groepsrisico en onder voorwaarden een verantwoordingsplicht tot 200 m binnen de transportroute.
4.11.2 Onderzoek en conclusie
Figuur: Uitsnede risicokaart met het plangebied rood omkaderd
Transport gevaarlijke stoffen over water of door buisleidingen
Overeenkomstig de professionele risicokaart waarin relevante risicobronnen getoond worden, vindt er in de omgeving geen transport van gevaarlijke stoffen plaats over het water of door buisleidingen.
Windturbine
Ten westen van het plangebied, aan de Schouwerzijlsterweg, bevindt zich een windturbine. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken is een memo opgesteld met betrekking tot veiligheid en windturbines. De beoogde ontwikkeling kan geschaard worden als 'beperkt kwetsbare objecten'. Voor een 3MW windturbine geldt een generieke afstand van 45 tot 60 meter. Het plangebied bevindt zich op korte afstand van de windturbine. Dit gedeelte van het plangebied betreft echter een ontsluitingsweg. De afstand tot waar de ontwikkeling daadwerkelijk plaatsvindt is circa 230 meter. Hiermee kan er geconcludeerd worden dat er voldoende afstand wordt gehouden van de windturbine.
Transport gevaarlijke stoffen over spoor
Ten oosten van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Sauwerd – Roodeschool waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Het invloedsgebied van het spoor wordt bepaald door de stofcategorie C3 en bedraagt 35 meter. Met een afstand van
570 meter bevindt het plangebied zich niet in het invloedsgebied. Het groepsrisico hoeft niet berekend of verantwoord te worden.
Transport gevaarlijke stoffen over de weg: N361
Het plangebied bevindt zich op korte afstand van de provinciale weg N361 waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Conform de 'Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021' bevindt het plangebied zich in 'Veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. Er dient getoetst te worden aan artikel 2.23.3 van de Geconsolideerde Omgevingsverordening van februari 2021 om te vast te stellen of er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording.
Artikel 2.23.3 omvat het volgende:
In afwijking van het eerste lid kan in de toelichting op een bestemmingsplan dat betrekking heeft op de op kaart 3 aangegeven ‘veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen' worden volstaan met een beperkte groepsrisico verantwoording, als:
- a. het plangebied geheel is gelegen op een afstand van minimaal 200 meter van de betreffende infrastructuur; of
- b. in het vigerende, minder dan 10 jaar geleden vastgestelde, bestemmingsplan reeds een nadere verantwoording van het groepsrisico is opgenomen en het bestemmingsplan voorziet in de toevoeging van:
- 1. maximaal 41 woningen per hectare buiten de PRmax; of
- 2. maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte kantoorruimte per hectare buiten de PRmax; of
- 3. maximaal 3000 m2 bruto vloeroppervlakte winkelruimte per hectarebuiten de PRmax; of
- 4. maximaal 100 personen per hectare buiten de PRmax in de vorm van objecten of een combinatie van objecten die leiden tot een personen dichtheid van maximaal 100 per hectare.
Het plangebied bevindt zich binnen de 200 meter van de N361. Het vigerende bestemmingsplan is echter ouder dan 10 jaar, tevens is er geen berekening opgenomen.
Externe veiligheidsrisico's transport gevaarlijke stoffen N361
De locatie voor de voorgenomen ontwikkeling bevindt zich binnen 200 m van de provinciale weg N361 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
Inzicht in de externe veiligheidsrisico's is daarom nodig. In de rapportage 'Externe veiligheid / bedrijventerrein te Winsum' (april 2022) worden de resultaten van de risicoberekeningen van provinciale weg N361 gepresenteerd. De rapportage is opgenomen als bijlage 14 bij de toelichting. De conclusies van dit onderzoek zijn:
Plaatsgebonden risico
De weg heeft geen 10-5 en 10-6 contour. Het plaatsgebonden risico vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Groepsrisico
Het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico kan achterwege blijven. Wel dient het bestuur van de veiligheidsregio in de gelegenheid te worden gesteld om advies uit te brengen. In de toelichting bij het besluit dient in elk geval in te worden gegaan op de mogelijkheden tot voorbereiding van bestrijding en beperking van de omvang van een ramp en de mogelijkheden voor personen om zich in veiligheid te brengen indien een ramp zich voordoet.
Veiligheidszone
Veiligheidszone 2 en 3 van de Omgevingsverordening provincie Groningen vormt geen belemmering.
Advies Veiligheidsregio Groningen
De veiligheidsregio Groningen heeft advies gegeven voor de ontwikkeling, dit is in bijlage 15 weergegeven gebruikt bij het opstellen van de onderstaande beknopte verantwoording. In het advies wordt tevens bevestigd dat de windturbine op voldoende afstand is gelegen en daarom niet relevant is als risicobron. Tevens wordt geadviseerd om adequate bluswatervoorziening te realiseren en gebruiksfuncties voor verminderd zelfredzame personen uit te sluiten binnen het gehele plangebied.
4.11.3 Beknopte verantwoording groepsrisico
Bestrijdbaarheid
Voor zowel de bereikbaarheid en bestrijdbaarheid van 'dagelijkse incidenten', zoals brand of wateroverlast, als voor calamiteiten op het gebied van externe veiligheid, is het van belang dat de bereikbaarheid voor de hulpdiensten en bluswatervoorzieningen voldoende geborgd zijn. Langs de N361 liggen voldoende brandkranen om bij een incident op de N361 een incident te kunnen bestrijden. Binnen het plangebied zijn geen primaire en secundaire bluswatervoorzieningen aanwezig. Het operationeel maken van de primaire en secundaire bluswatervoorzieningen zal in de huidige situatie leiden tot een ernstige vertraging bij de bestrijding van een incident in het plangebied zelf of een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Binnen het plangebied dient een adequate bluswatervoorziening gerealiseerd te worden. De primaire bluswatervoorziening bestaat over het algemeen uit onder- of bovengrondse brandkranen. De bestrijdbaarheid is afhankelijk van de inzetbaarheid van hulpverleningsdiensten. De brandweer moet in staat zijn om hun taken goed uit te kunnen voeren om daarmee verdere escalatie van een incident te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het voldoende/adequaat aanwezig zijn van aanvalswegen en bluswatervoorzieningen.
Bereikbaarheid
Het plangebied wordt ontsloten via de Schouwerzijlsterweg. Deze weg sluit aan op het verdere wegennetwerk van Winsum. Het wegennetwerk biedt vluchtmogelijkheden in verschillende richtingen, waardoor altijd van de bron af kan worden gevlucht. Het gedegen netwerk komt de bestrijdbaarheid ten goede. Het plangebied en de omgeving zijn voldoende snel en in voldoende mate tweezijdig bereikbaar zodat de brandweer eventuele optredende effecten kan bestrijden. Een verbetering of het nemen van maatregelen ten behoeve van de bereikbaarheid is gezien de huidige planvorming niet realistisch.
Zelfredzaamheid
In de toekomstige situatie zal een bedrijventerrein uitgebreid worden. De aanwezigen bestaan voornamelijk uit zelfredzame personen. De mogelijkheden voor zelfredzaamheid bestaan globaal uit schuilen en ontvluchten. Als gevolg van een incident met toxische stoffen over de weg en bij risicovolle inrichtingen geldt dat een toxische wolk zich snel kan ontwikkelen en verplaatsen. Dit effect is vaak niet zichtbaar. Zelfredzaamheid in deze scenario's is alleen mogelijk als er tijdig alarmering plaatsvindt en gebouwen geschikt zijn om enkele uren te schuilen. Denk hierbij aan het sluiten van ramen en deuren en met name het uitschakelen van (mechanische) ventilatiesystemen. Hiermee worden de aanwezigen beschermd tegen de blootstelling aan toxische gassen. Daarnaast dienen, in het kader van effectieve zelfredzaamheid, de gebruikers van de objecten door risicocommunicatie te worden geïnstrueerd over de risico's en de mogelijke maatregelen die zij kunnen nemen. De alarmering van de aanwezigen wordt momenteel nog gerealiseerd middels het waarschuwings- en alarmeringssysteem (WAS). Dit systeem wordt de komende jaren uitgefaseerd. Het waarschuwingssysteem wordt vervangen door een totaal pakket aan alarmeringsmiddelen, waaronder de calamiteitenzenders, de sirenes, crisis.nl, NL-Alert en het gebruik van sociale media.
4.11.4 Conclusie
Het plangebied bevindt zich in het invloedsgebied van de N361 en in de veiligheidszone 2 van de geconsolideerde omgevingsverordening. Uit de groepsrisicoberekening blijkt dat de weg geen PR 10-6-contour heeft. Het groepsrisico in zowel de huidige als toekomstige situatie is kleiner dan 0.1 keer de oriëntatiewaarde. Er kan worden volstaan met een beknopte verantwoording. Hierin is op de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid en bereikbaarheid van het plangebied ingegaan. De veiligheidssituatie zal met de beoogde ontwikkeling niet significant verslechten en wordt als aanvaardbaar gezien. Verder zijn in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle bronnen aanwezig. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
4.12 Kabels En Leidingen
In het plangebied zijn geen kabels en leidingen aanwezig die een planologische bescherming nodig hebben. Door het plangebied loopt een rioolpersleiding. Er vindt momenteel afstemming plaats tussen gemeente en waterschap.
Figuur: rioolpersleiding (bruine lijn)
Hoofdstuk 5 Planbeschrijving
5.1 Algemeen
In de voorgaande hoofdstukken zijn de uitgangspunten voor de ruimtelijke situatie in het plangebied aangegeven. Deze uitgangspunten zijn getoetst aan de milieu- en omgevingsaspecten en het beleid. In dit hoofdstuk worden de bestemmingen en de bijbehorende regels beschreven.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bouwregels van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bepaalt dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat om de onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
5.2.1 Bedrijf-nutsvoorzieningen
In de zuid-oosthoek van het plangebied bevindt zich een rioolgemaal. Dit is onder de bestemming Bedrijf - Nutsvoorzieningen gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op gebouwen voor het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen voor de gasvoorziening en dergelijke. Groenvoorzieningen, paden, water, bijbehorende erven en terreinen zijn eveneens toegestaan. De hoogte van de bouwwerken is op de verbeelding weergegeven en bedraagt maximaal 3 meter.
5.2.2 Bedrijventerrein
Zowel de woon-werk kavels als de publieksgerichte bedrijven zijn onder de bestemming 'Bedrijventerrein' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op bedrijfsmatige activiteiten behorende tot de milieucategorieën 1 en 2. Geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan. Langs de Schouwerzijlsterweg zijn bedrijfswoningen toegestaan. Deze zijn op de verbeelding aangeduid. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een bedrijfswoning zijn eveneens onder de bestemmingsomschrijving gebracht.
Op het bedrijventerrein wordt een nieuw politiebureau gevestigd. De locatie van het nieuwe politiebureau is aangeduid op de verbeelding met de aanduiding 'maatschappelijk'.
In de bouwregels voor de bedrijfsgebouwen is geregeld dat bedrijfsgebouwen of overkappingen uitsluitend binnen een bouwvlak mogen worden gebouwd. Het bebouwingspercentage bedraagt ten hoogste 70%. De afstand van een bedrijfsgebouw of overkapping tot de bouwperceelgrens bedraagt minimaal 3 meter. De onderlinge afstand tussen de bedrijfsgebouwen bedraagt ten minste 4 meter. De maximale bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of overkapping is op de verbeelding weergegeven en bedraagt 9 dan wel 12 meter. Dit geldt ook voor de minimale- en maximale breedte van een bouwperceel (20 respectievelijk 40 meter).
In de bouwregels voor de bedrijfswoningen is geregeld dat een bedrijfswoning uitsluitend binnen een bouwvlak mag worden gebouwd, eveneens mag er alleen een bedrijfswoning worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning'. Per bedrijf mag één bedrijfswoning worden gebouwd. In de zone langs de Schouwerzijlsterweg mogen minimaal 4 en maximaal 7 bedrijfswoningen worden gebouwd. Als minimale kavelbreedte wordt hier 20 meter gehanteerd, als maximale kavelbreedte 40 meter. De woningen aan de Schouwerzijlsterweg krijgen een licht verspringende rooilijn: 8-10 meter vanaf rand kavel (=midden sloot). Dit sluit aan bij het gewenste straatbeeld met diepe, groene voortuinen. Op deze wijze kunnen de woon-werkkavels aan de Schouwerzijlsterweg bijdragen aan een nieuwe entree van Winsum. Het dorpse karakter wordt hiermee gewaarborgd.
De maximale goot- en bouwhoogte hoogte van een bedrijfswoning is op de verbeelding weergegeven en bedraagt:
- Zone A Woningen Schouwerzijlsterweg: goothoogte maximaal 3,5 meter
- Zone B Bedrijfskavels: bouwhoogte maximaal 8m.
- Zone C Accentbebouwing: bouwhoogte maximaal 11m.
5.2.3 Groen
De aanwezige groenvoorzieningen aan de rand van het plangebied zijn onder de bestemming Groen' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op groenvoorzieningen, water en paden. De bergingen bij de woonschepen zijn toegestaan voor zo ver ze zijn aangeduid (aanduiding 'bijgebouwen'). Er mag per woonschip één berging worden gebouwd met een oppervlakte van maximaal 10 m² en een hoogte van maximaal 2 meter. Erf- en terreinafscheidingen zijn toegestaan tot een hoogte van 2 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn geen erf- en terreinafscheidingen toegestaan.
5.2.4 Verkeer-Verblijf
De verkeersontsluiting in het plangebied is onder de bestemming 'Verkeer - Verblijf' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op wegen en straten, paden, parkeervoorzieningen, nuts- en groenvoorzieningen en water. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.5 Water
De hoofdwaterlopen en grote waterpartijen zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. De bestemmingsomschrijving ziet toe op waterlopen en waterpartijen, bermen en beplanting;, paden, oevers en groenvoorzieningen. Recreatief medegebruik is toegestaan. De bij de bestemming behorende bouwwerken zoals bruggen, dammen, duikers en/of opritten zijn eveneens toegestaan. Er mogen geen gebouwen in of op het water worden gebouwd.
5.2.6 Waarde- Archeologie 4
In de voor de regio Noord-Groningen opgestelde Archeologische Advieskaart zijn de terreinen van monumentale of hoge archeologische waarde weergegeven en onderverdeeld in respectievelijk de bestemmingen ‘Waarde -Archeologie 1, 2, 3 en 4’. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan is de bestemming 'Waarde- Archeologie 4' van toepassing. Bij ingrepen waarbij de bodem over een oppervlakte groter dan 200 m2 en dieper dan 45 cm - mv wordt geroerd is archeologisch onderzoek nodig.
5.2.7 Waarde-Ruimtelijke kwaliteit
De voor 'Waarde - Ruimtelijke kwaliteit' bestemde gebieden zijn mede bestemd voor het behoud van de bestaande ruimtelijke kwaliteiten. De dubbelbestemming is gelegd op de gymzaal en ziet toe op de cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarde en functie in het landschap en van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - karakteristiek gebouw'. Hiermee wordt de cultuurhistorische betekenis van het gebouw gewaarborgd en is sloop slechts onder voorwaarden mogelijk.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
Aangaande de economische uitvoerbaarheid zijn de volgende aspecten van belang. Ten behoeve van de planontwikkeling zijn de gronden binnen het plangebied geheel aangekocht dan wel reeds in eigendom. Er is/wordt een exploitatieberekening gemaakt, waarin de grondkosten zijn opgenomen, zoals de (grond)aankopen, de kosten van het bouw- en woonrijp maken, de planontwikkelings- en procedure kosten, alsmede geraamde opbrengsten en de rentecomponenten. De kosten van het plan worden grotendeels gedekt door inkomsten vanwege de planontwikkeling. In de exploitatieopzet wordt rekening gehouden met een gefaseerde uitvoering. Op grond hiervan wordt de economische uitvoerbaarheid aangetoond.
De Grondexploitatiewet (onderdeel van de Wet ruimtelijke ordening) stelt een gegarandeerd kostenverhaal verplicht bij het opstellen van bestemmingsplannen waarin bepaalde bouwplannen mogelijk worden gemaakt. Een exploitatieplan is verplicht, tenzij het verhalen van kosten al anderszins is verzekerd, het bepalen van een tijdvak of fasering niet noodzakelijk is en het stellen van eisen en regels omtrent werken en werkzaamheden in het exploitatiegebied niet noodzakelijk is. In dat geval dient de gemeenteraad tegelijk met vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan expliciet en gemotiveerd te besluiten om géén exploitatieplan vast te stellen.
In de situatie van het plangebied voor fase 1 van de uitbreiding van Het Aanleg wordt afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan. De gronden zijn inmiddels door de gemeente verworven. De gemeente zet erop in om bij de planuitwerking nadere afspraken -in de vorm van anterieure overeenkomsten- met ontwikkelende partijen te maken.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Bestemmingsplanprocedure
Over de vertaling van het planvoornemen in het (ontwerp)bestemmingsplan worden de gebruikelijke inspraakmogelijkheden geboden.
Inspraak en overleg
Het voorontwerp-bestemmingsplan 'Winsum, uitbreiding bedrijventerrein Het Aanleg' heeft van 4 november tot en met 15 december 2021 ter inzage gelegen voor inspraak. Ook is het bestemmingsplan in deze periode In het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg volgens artikel 3.1.1. naar de overlegpartners toegestuurd, te weten Provincie Groningen, het Waterschap Noorderzijlvest, de Veiligheidsregio Groningen en de Omgevingsdienst Groningen.
De binnengekomen vooroverlegreacties alsmede de ontvangen inspraakreacties zijn in de 'Reactienota overleg en inspraak' kort samengevat en voorzien van een reactie. Ook wordt aangegeven of de reactie aanleiding geeft tot aanpassing van het bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 van de nota worden de overlegreacties behandeld. Hoofdstuk 3 gaat in op de binnengekomen inspraakreacties. De 'Reactienota overleg en inspraak' is opgenomen als bijlage 17 bij de toelichting. De binnengekomen vooroverlegreacties zijn gebundeld opgenomen als bijlage 18 bij de toelichting. Daar waar de reacties aanleiding gaven tot aanpassingen zijn deze in het ontwerpbestemmingsplan doorgevoerd.
Ter inzagelegging ontwerp
Het ontwerpbestemmingsplan heeft vervolgens gedurende zes weken (van vrijdag 7 oktober 2022 tot en met 17 november 2022) ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen (artikel 3.8 Wro). Tijdens de periode van ter inzage legging zijn geen zienswijzen binnengekomen. Ten behoeve van de vaststelling zijn de resultaten van de inmiddels uitgevoerde vervolgonderzoeken Wnb in het bestemmingsplan verwerkt. Ook is de berekening stikstofdepositie geactualiseerd. Zie hiervoor de paragraven 4.10.2 en 4.10.3.
Vaststelling
Het bestemmingsplan wordt vervolgens, al dan niet gewijzigd, vastgesteld. Het besluit tot vaststelling wordt gepubliceerd en het bestemmingsplan ligt zes weken ter inzage. Tijdens die periode bestaat de mogelijkheid beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te dienen tegen het besluit en het plan.
Bijlage 1 Bedrijvenlijst
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Het Aanleg En Schouwerzijlsterweg Winsum
Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Het Aanleg en Schouwerzijlsterweg Winsum
Bijlage 2 Het Aanleg Ontwikkelingsvisie Hkb
Bijlage 2 Het Aanleg Ontwikkelingsvisie HKB
Bijlage 3 Bedrijventerreinenvisie Het Hogeland
Bijlage 3 Bedrijventerreinenvisie Het Hogeland
Bijlage 4 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 4 Quickscan Wet natuurbescherming
Bijlage 5 Actualisatie Quickscan Wnb Herziend, November 2022
Bijlage 5 Actualisatie Quickscan Wnb Herziend, november 2022
Bijlage 6 Boomholtencheck
Bijlage 7 Nader Onderzoek Vleermuizen En Vervolgstappan Wnb Herziend, November 2022
Bijlage 7 Nader onderzoek vleermuizen en vervolgstappan Wnb Herziend, november 2022
Bijlage 8 Nader Onderzoek Waterspitsmuis
Bijlage 8 Nader onderzoek Waterspitsmuis
Bijlage 9 Activiteitenplan Huismus En Vleermuizen Voormalige Sportkantine
Bijlage 9 Activiteitenplan huismus en vleermuizen voormalige sportkantine
Bijlage 10 Memo Stikstofdepositie Inclusief Projectberekening
Bijlage 10 Memo stikstofdepositie inclusief projectberekening
Bijlage 11 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 11 Verkennend bodemonderzoek
Bijlage 12 Watertoets
Bijlage 13 Akoestisch Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 13 Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Bijlage 14 Rapport Externe Veiligheid (Qra N361)
Bijlage 14 Rapport externe veiligheid (QRA N361)
Bijlage 15 Advies Veiligheidsregio Groningen
Bijlage 15 Advies Veiligheidsregio Groningen
Bijlage 16 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Bijlage 16 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling
Bijlage 17 Reactienota Overleg En Inspraak
Bijlage 17 Reactienota overleg en inspraak