KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk
Artikel 4 Woongebied
Artikel 5 Waarde - Archeologie 2
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 9 Overgangsrecht
Artikel 10 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie
2.1 Huidige Situatie
2.2 Toekomstige Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Archeologie
4.2 Cultuurhistorie
4.3 Ecologie
4.4 Milieu
4.5 Water
4.6 Mer
4.7 Duurzaamheid En Aardbevingsbestendigheid
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Algemeen
5.2 Planregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegestane Bedrijven En Beroepen
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Menkema
Bijlage 2 Ecologisch Uitvoeringsplan Fase 2a
Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer
Bijlage 4 Digitale Watertoets
Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijze

Menkema Uithuizen

Bestemmingsplan - Gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 05-06-2024 - vastgesteld

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 plan

het bestemmingsplan "Menkema Uithuizen" van de gemeente Het Hogeland

1.3 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf dat in (een gedeelte van ) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 aan huis verbonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend door gebruiker, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.8 bed & breakfastaccommodatie

het tegen betaling aanbieden van logies en ontbijt in of bij een bewoond pand;

1.9 bestaand

het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen;

1.10 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.11 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.16 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren, voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.21 hoofdgebouw

een gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.22 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

1.23 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.25 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder wanden dan wel met ten hoogste één wand;

1.26 peil

voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:

  1. 1. de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld;

1.27 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.28 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een sekstheater, een seksautomatenhal, of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.29 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de feitelijke indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt;

1.30 woning

een gedeelte van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer er daarnaast geen huisvesting in het gebouw is ondergebracht;

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een ander bouwwerk, een bijbehorend bouwwerk of een overkapping, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.3 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk. Bouwonderdelen zoals goten, dakoverstekken en in dakoverstekken geïntegreerde goten en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met een minimale oversteek van 75 cm worden in de oppervlakte meeberekend;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand vanaf enig punt van een (hoofd)gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de plaatsing van gebouwen worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. maatschappelijke voorzieningen, met uitzondering van jongerencentra;

3.2 Bouwregels

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden;
  2. b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel.

Artikel 4 Woongebied

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. woningen;
  2. b. aan-huis-verbonden bedrijven,

met de daarbij behorende:

  1. c. nutsvoorzieningen;
  2. d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. e. groenvoorzieningen;
  4. f. speelvoorzieningen;
  5. g. verkeer, parkeervoorzieningen en verblijfsdoeleinden.
  6. h. tuinen, erven en terreinen;
  7. i. gebouwen en overkappingen;
  8. j. overige bouwwerken.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid en/of de stedenbouwkundige karakteristieke bebouwing, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van een samenhangend straatwand- en bebouwingsbeeld.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  1. a. het behoud van de archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

5.3 Afwijken van de bouwregels

Met omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2, mits:

  1. a. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, of;
  2. b. op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, of;
  3. c. één of meer van de volgende voorwaarden in acht genomen wordt:
    1. 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;`
    2. 2. een verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek door middel van opgravingen;
    3. 3. een verplichting de bouw van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

Indien aan de afwijking voorwaarden worden verbonden, wordt een archeologisch deskundige om advies gevraagd.

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene Gebruiksregels

7.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig als bedoeld in 2.1 lid 1 onder c van de Wabo wordt in ieder geval verstaan het gebruik of het laten gebruiken van gebouwen en/of onbebouwde gronden voor:

  1. a. het recreatief verhuren, anders dan logiesverstrekking op de wijze van bed & breakfast, van een woning, tenzij recreatieve bewoning op grond van de geldende bestemming is toegestaan;
  2. b. het recreatief verhuren van een bedrijfswoning;
  3. c. een seksinrichting.

Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, afwijken van:

  1. a. het bepaalde in het plan en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. b. het bepaalde in het plan en toestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de bestemmingsregels in die zin dat het bouwvlak met ten hoogste 2 m wordt overschreden indien dit noodzakelijk is vanwege versterking van de bestaande gebouwen ter voorkoming van aardbevingsschade;
  4. d. het bepaalde in het plan voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 25 meter mag bedragen, mits de noodzaak wordt aangetoond en:
    1. 1. plaatsing op een bestaande mast of op een bestaand bouwwerk niet mogelijk is;
    2. 2. de plaatsing aansluit bij bestaande verticale elementen en;
    3. 3. de beeldkwaliteit van de omgeving niet wordt verstoord;
  5. e. het bepaalde in het plan en toestaan dat openbare nutsgebouwen, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, kiosken, gebouwen ten behoeve van de bediening van kunstwerken, lichtmasten, toiletgebouwen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
    1. 1. de inhoud per gebouw niet meer dan 50 m³ bedraagt;
    2. 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 15 meter bedraagt, met dien verstande dat voor reclamemasten geldt dat de bouwhoogte ten hoogste 6 meter mag bedragen;
  6. f. het bepaalde in het plan en toestaan dat van de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages afgeweken kan worden tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  7. g. het bepaalde in het plan ten behoeve van zend-, ontvangst- en antennemasten met een bouwhoogte van tot ten hoogste 40 m, mits:
    1. 1. uit onderzoek is gebleken dat nieuwe antenne-installaties niet op bestaande masten (site-sharing) of op bestaande bouwwerken, zoals windmolens, hoogspanningsmasten en gebouwen kunnen worden geplaatst;
    2. 2. de locatie op een bedrijfsterrein ligt en indien dit niet mogelijk is een locatie wordt gezocht aansluitend bij verticale hoogte-elementen;
    3. 3. is aangetoond dat de gevraagde locatie het meest effectief is in verband met dekking en capaciteit;

De hiervoor bedoelde afwijking onder a t/m g mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden, het bebouwingsbeeld, landschappelijke en cultuurhistorische waarden (waaronder karakteristieke gebouwen) of de verkeersveiligheid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verklein;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Menkema Uithuizen.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding Voor Het Bestemmingsplan

Vanwege de aardbevingsproblematiek moeten er circa 350 woningen worden versterkt in Uithuizen. Woningcorporatie Goud Wonen is voornemens in de wijk Menkema 91 woningen te slopen en zoveel mogelijk terug te bouwen. Het nieuwe stedenbouwkundig plan wijkt gedeeltelijk af van het geldende bestemmingsplan. Doordat de woningen niet exact op dezelfde locatie teruggebouwd worden is het nieuwbouwplan in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om die reden is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het zuiden van Uithuizen. Het is gelegen in de wijk Menkema. Vlak naast het plangebied zijn winkels, een begraafplaats en de Menkemaborg gesitueerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01_0001.png"

Afbeelding 1.1 Satellietfoto plangebied (Bron: www.pdok.nl)

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Het huidige bestemmingsplan is 'Uithuizen' (vastgesteld op 14-01-2016). In dit bestemmingsplan heeft het plangebied al de bestemming 'woongebied'. Echter komen de bouwvlakken niet in zijn geheel overeen. Naast de bestemming 'woongebied' is er ook een klein deel wat de dubbelbestemming 'archeologie – waarde 2' kent.

Facetbestemmingsplan 'Harmonisatie Het Hogeland'

Naast het moederplan 'Uithuizen' zijn op het plangebied meerdere facetbestemmingsplannen van toepassing. Aangezien dit facetbestemmingsplannen zijn, die voor de gehele gemeente van toepassing zijn en daardoor niet specifiek voor een plek in de gemeente, zijn de meeste facetbestemmingsplannen niet van toepassing op dit bestemmingsplan. Een voorbeeld daarvan is het facetbestemmingsplan 'Geitenhouderij'. Wel is het facetbestemmingsplan 'Harmonisatie Het Hogeland' van toepassing. De in dit facetbestemmingsplan opgenomen regels zijn verwerkt in het voorliggende bestemmingplan.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggende bestemmingsplan bestaat uit 6 hoofdstukken. Na het inleidende hoofdstuk 1 wordt in hoofdstuk 2 de huidige en de toekomstige situatie beschreven. Het algemeen geldende Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid wordt in hoofdstuk 3 samengevat. Alleen het beleid wat van toepassing is op het voorliggende initiatief wordt in dit hoofdstuk benoemd. Specifiek beleid (Rijk, provincie, regio en gemeente) voor omgevingsaspecten wordt in hoofdstuk 4 (omgevingsaspecten) besproken. De uit het beleid voortkomende motiveringen en/of onderzoeken worden ook in hoofdstuk 4 samengevat en voorzien van een conclusie. In hoofdstuk 5 worden de regels juridisch toegelicht. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op zowel de maatschappelijke als economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Huidige En Toekomstige Situatie

2.1 Huidige Situatie

De wijk Menkema in Uithuizen bestaat uit ongeveer 270 woningen. Het deelgebied waar dit bestemmingsplan op slaat bestaat uit 91 woningen. Deze 91 woningen worden gesloopt en er zullen zoveel mogelijk worden teruggebouwd.

2.2 Toekomstige Situatie

In de toekomstige situatie moeten zoveel mogelijk van de 91 woningen teruggebouwd worden. Dit moeten aardbevingsbestendige woningen worden. Voor de nieuwbouw is een stedenbouwkundig plan inclusief een beeldkwaliteitsplan opgesteld (zie Bijlage 1). In dit stedenbouwkundig plan is rekening gehouden met de welstandscriteria. Deze criteria hebben betrekking tot de ligging, massa, gevelopbouw, detaillering en materiaal en kleur van de woningen. Het stedenbouwkundig plan beschrijft de sfeer van Menkema als dorps en groen waarbij het landschap, zoals het Boterdiep, duidelijk merkbaar is. Woningen worden in samenhang met de architectuur van de straat ontworpen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01_0002.png"

Afbeelding 2.1 Toekomstige situatie (Bron: Stedenbouwkundig plan LAOS)

2.2.1 Parkeren en ontsluiting

Het parkeerregime volgt het 'gezonde leefwijk' principe. Dat betekent dat voor alle woningen in de basisbehoefte wordt voorzien en er een parkeernorm van 1,5 geldt. Er wordt voorzien in 1,2 parkeerplaats per woning in de openbare ruimte en 0,3 voor bezoek. Tweede auto's of auto's van bezoek dat langer dan een dag verblijft kunnen ook geparkeerd worden op het terrein van het Molenerf. Parkeren wordt zoveel mogelijk geclusterd en altijd aan de bouwblokken gekoppeld of in parkeerkoffers opgelost. Zo blijven loopafstanden relatief kort en hebben de parkeerplaatsen zo min mogelijk impact op het beeld.

Wat betreft de ontsluiting geldt dat ten opzichte van de huidige situatie er een tweede ontsluiting op de Snik wordt gerealiseerd. De woonwijk is hierdoor beter ontsloten.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 NOVI

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) naar de Tweede Kamer gestuurd. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. In de NOVI zijn 21 nationale belangen in de fysieke leefomgeving benoemd die in samenhang bekeken moeten worden. Die keuzes hangen samen met de toekomstbeelden van de fysieke leefomgeving, de maatschappelijke opgaven en economisch kansen die daarbij behoren. Het Rijk heeft hiervoor vier integrale prioritaire opgaven benoemd, waarbij keuzes moeten worden gemaakt tussen nationale belangen. Deze prioriteiten zijn:

  1. 1. Ruimte maken voor klimaatadaptatie en energietransitie.
  2. 2. Duurzaam economisch groeipotentieel.
  3. 3. Sterke en gezonde steden en regio's.
  4. 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Afhankelijk van de aard, omvang en locatie van het plangebied zal per project een afweging gemaakt moeten worden. Centraal in de te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Om aan dit afwegingsproces en de omgevingsinclusieve benadering richting te geven, worden drie afwegingsprincipes gehanteerd. Deze zijn:

1. Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies.
2. Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal.
3. Afwentelen wordt voorkomen.

Uitvoeringsagenda

In de NOVI heeft het Rijk de nationale belangen en prioriteiten weergegeven, waarmee een richtinggevend kader is geschetst voor het maken van decentrale keuzes. In de Uitvoeringsagenda wordt voor de verschillende beleidskeuzes uit de NOVI aangegeven hoe het Rijk invulling gaat geven aan haar rol bij de uitvoering. Waar nog nadere uitwerkingen van beleidskeuzes nodig zijn, vinden deze plaats in de verschillende programma's.

Ladderonderzoek duurzame verstedelijking

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de voorloper van de NOVI geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). De Ladder komt min of meer in zijn huidige vorm terug in de Omgevingswet (Besluit kwaliteit leefomgeving). De ladderonderbouwing maakt deel uit van de in de NOVI geformuleerde prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's'.

Voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen, die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken, dient aangetoond te worden dat er sprake is van zorgvuldig ruimtegebruik. Artikel 3.1.6. Lid 2 Bro luidt: “De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.”

De Ladder is van toepassing op woningbouwplannen die worden aangemerkt als nieuwe stedelijke ontwikkeling. Bij het bepalen of en hoe de Ladder moet worden toegepast, zijn de volgende aspecten van belang:

  1. 1. Is er sprake van een stedelijke ontwikkeling?
  2. 2. Is de stedelijke ontwikkeling nieuw?
  3. 3. Wat is het ruimtelijk verzorgingsgebied?
  4. 4. Is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling?
  5. 5. Ligt de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied?

De met dit bestemmingsplan beoogde ontwikkeling is een stedelijke ontwikkeling. Echter is er geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. In de huidige situatie zijn er meer woningen aanwezig dan in de situatie na de herstructurering. Er worden dus minder woningen bestemd, waardoor er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder is daarom niet van toepassing. Wel dient aangetoond te worden dat de nieuwe opzet van de wijk voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit wordt toegelicht in hoofdstuk 2 en 4.

Conclusie

Dit bestemmingsplan raakt geen Rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in de NOVI. Met dit project worden minder woningen bestemd dan nu nog aanwezig zijn. Hierdoor is een ladderonderzoek duurzame verstedelijking niet nodig.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Groningen

De Omgevingsvisie provincie Groningen 2016-2020 is door Provinciale Staten op 1 juni 2016 vastgesteld. Nadien is deze Omgevingsvisie drie keer (gedeeltelijk) geactualiseerd. De meest actuele versie is op 25 mei 2022 door Provinciale Staten vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale langetermijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving.

Een belangrijk doel van de Omgevingsvisie is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn in deze Omgevingsvisie zoveel mogelijk de visies op verschillende terreinen zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het provinciale beleid voor economie, energie en cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving.

In deze Omgevingsvisie is al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen':

Ruimte

  1. 1. Ruimtelijke kwaliteit
  2. 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
  3. 3. Ruimte voor duurzame energie
  4. 4. Vitale landbouw

Natuur en landschap

  1. 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
  2. 6. Vergroten biodiversiteit

Water

  1. 7. Waterveiligheid
  2. 8. Schoon en voldoende water

Mobiliteit

  1. 9. Bereikbaarheid

Milieu

  1. 10. Tegengaan milieuhinder
  2. 11. Gebruik van de ondergrond

De provinciale belangen uit de visie zijn in de Omgevingsverordening vertaald in bindende regels die bij ruimtelijke plannen en ontwikkelingen in acht dienen te worden gehouden.

3.2.2 Omgevingsverordening Groningen

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016 vastgesteld. Nadien is deze verordening enkele keren gewijzigd. De wijzigingen zijn verwerkt in een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening. De geconsolideerde versie, dd 15 november 2022, is de meest actuele versie van de verordening.

Toets

Een ruimtelijk plan dient aan de, in de omgevingsverordening opgenomen, aspecten getoetst te worden. Hiervoor zijn bepalingen in de omgevingsverordening opgenomen. Voor dit initiatief gaat het om de volgende onderdelen: Veiligheid en milieu. In hoofdstuk 4.4.2 (Externe veiligheid) wordt nader ingegaan op deze provinciale belangen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Omgevingsvisie Het Hogeland

Gemeente Het Hogeland heeft de Omgevingsvisie 'Roemte voor Het Hogeland' vastgesteld op 16-11-2022. De Omgevingsvisie is een integrale visie op de leefomgeving, de visie geeft de ambities weer en de uitwerking daarvan in de verschillende gebieden die de gemeente rijk is.

De ruimtevragen zijn talrijk, maar de ruimte in de gemeente is schaars. Er liggen grote ruimtelijke uitdagingen te wachten: op het gebied van wonen, van energie, van natuur, van landbouw en meer. Deze uitdagingen vragen om ruimtelijke keuzes en het stellen van prioriteiten. Dat zal de gemeente doen, maar de keuzes worden veelal niet als gemeente alleen gemaakt. De Omgevingsvisie helpt om, in alle gesprekken die de komende jaren gevoerd zullen worden over de ruimtelijke inrichting van de gemeente, de belangen en ambities naar voren te brengen.

Een van de ambities uit de Omgevingsvisie is een levend(ig) Hogeland. De gemeente constateert dat Het Hogeland steeds meer in trek raakt als woongemeente. De gemeente koppelt bij voorkeur woningbouw aan plekken die goed bereikbaar zijn met het openbaar vervoer. Dat stimuleert duurzame mobiliteit en door het grootste deel van de woningvraag te concentreren in deze dorpen, wordt ook de vraag naar duurzame energie geconcentreerd. Wat betreft de uitbreiding van het aantal woningen richt de gemeente zich als eerste op de dorpen in de nabijheid van Groningen en de dorpen die via het openbaar vervoer goed en vlot zijn verbonden met de Stad, zoals Uithuizen. De goede spoor- en busverbindingen bieden mogelijkheden om te wonen op een grotere afstand van het werk, maar toch vlot op de plek van bestemming te komen als dat nodig is.

3.3.2 Woonvisie Het Hogeland

De woonvisie Het Hogeland is op 10 februari 2021 vastgesteld. De woonvisie bevat keuzes en richtingen op hoofdlijnen, gericht op de langere termijn. Soms gelden uitspraken voor alle dorpen, soms richten ze zich op enkele dorpen, of één specifieke plek. Een woonvisie richt zich logischerwijs op het thema wonen. Maar goed wonen gaat om meer dan woningen alleen. In deze visie gaat de gemeente ook in op aanverwante thema's zoals leefbaarheid, zorg, duurzaamheid, bereikbaarheid, het aardbevingsdossier, voorzieningen en economie.

In 2020 waren er in Uithuizen 2.415 huishoudens. De prognose is dat tot 2030 de vraag naar woningen tussen de 25 en 35 zal bedragen. Deze aantallen staan los van de nu bekende plannen voor woningbouw. Ook dient opgemerkt te worden dat bij de herstructureringsopgave ook vaak minder woningen worden teruggebouwd waardoor in andere woningbouwprojecten in Uithuizen ruimte is voor extra (vervangende) woningen.

In de woonvisie staat dit met betrekking tot het herstellen van woningen die getroffen zijn door bevingsschade:

'In enkele dorpen in het aardbevingsgebied worden nu plannen op dorpsniveau gemaakt waarin schadeherstel, versterking, sloop en nieuwbouw in een grotere samenhang worden bekeken. Actueel speelt dit in Zandeweer en Kantens. In Uithuizen staat veel op stapel. De plannen hebben hoge prioriteit gezien de urgentie bij het vinden van oplossingen. Ook is er aandacht voor de effecten van alle veranderingen in deze dorpen, koppelkansen die ontstaan, kansen voor bijvoorbeeld openbare ruimte, middenstand: de dorpen moeten sterker uit deze situatie komen.'

Toets aan de woonvisie:

Dit nieuwbouwplan (herstructurering) voldoet aan de woonvisie. In de woonvisie wordt specifiek ingegaan op het dorp Uithuizen en de gevolgen van aardbevingsschade. Plannen met betrekking tot het oplossen van aardbevingsschade hebben prioriteit gezien de urgentie van de plannen.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Archeologie

Op 1 juli 2016 is de nieuwe Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet vervangt onder meer de Monumentenwet 1988. In artikel 9.1 van de Erfgoedwet is echter bepaald dat tot het tijdstip waarop de nieuwe Omgevingswet in werking is getreden de bepalingen uit de Monumentenwet 1988 met betrekking tot archeologie van toepassing blijven. Ter implementatie van het Verdrag van Malta, is de Monumentenwet 1988 gewijzigd. De kern van de Monumentenwet 1988 is dat, wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Op welke plaatsen archeologisch onderzoek aan de orde is, wordt op grond van gemeentelijk of provinciaal beleid bepaald.

Onderzoek

In 2008 heeft RAAP Archeologisch Adviesbureau in samenwerking met Deltares van september 2007 t/m april 2008 een bureauonderzoek uitgevoerd in verband met het opstellen van een archeologische verwachtingenkaart/beleidsadvieskaart voor de regio Noord-Groningen. Onder deze regio vielen de gemeenten De Marne, Winsum, Bedum, Ten Boer, Loppersum, Eemsmond, Appingedam en Delfzijl.

Op de archeologische verwachtingenkaart is het grootste deel van het plangebied aangeduid als een gebied waarvoor geen archeologische verwachting geldt (grijs gebied). Voor een klein deel van het plangebied geldt wel een archeologische waarde. Voor de nog 'aanwezige boerderijplaatsen' in het plangebied (oranje) geldt een onderzoeksverplichting vanaf 15 m².

Voorafgaande aan de sloop van de woningen wordt archeologisch onderzoek uitgevoerd. Indien dit onderzoek uitgevoerd is voordat het ontwerpbestemmingsplan ter inzage is gelegd worden de resultaten verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan. Mocht dit niet het geval zijn dan kan dit nog bij de vast te stellen versie van het bestemmingsplan aangepast worden. Als het onderzoek of de resultaten dan nog niet ontvangen zijn, blijft de archeologisch dubbelbestemming van toepassing op het vastgestelde bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01_0003.jpg"

Afbeelding 4.1. Archeologische monumentenkaar met in het zwart omrand plangebied

4.2 Cultuurhistorie

Op grond van artikel 3.1.6 van het Bro dienen cultuurhistorische waarden meegewogen te worden bij het opstellen van ruimtelijke plannen. Dit betekent dat een analyse van de cultuurhistorische waarden moet worden verricht. In het ruimtelijk plan moet vervolgens inzichtelijk gemaakt worden op welke wijze deze waarden geborgd worden.

Het plan kent geen cultuurhistorische waarden waar rekening mee gehouden moet worden. Het plan is daarom niet strijdig met het beleid omtrent cultuurhistorie.

4.3 Ecologie

In het kader van een goede ruimtelijke ordening moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de (mogelijke) natuurwaarden. Daartoe wordt onderscheid gemaakt in:

  1. 1. gebiedsbescherming (NNN, vogelgebied en stikstof);
  2. 2. soortenbescherming.

4.3.1 Gebiedsbescherming

Per 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming (Wnb) in werking getreden. De Wnb richt zich op de bescherming van Natura 2000-gebieden (Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebieden). Activiteiten en ontwikkelingen die kunnen leiden tot negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van Natura 2000-gebieden zijn in beginsel niet toegestaan, tenzij hiervoor een vergunning op grond van de Wnb is verkregen.

Naast de bescherming van de Wnb kunnen waardevolle gebieden ook beleidsmatig beschermd zijn doordat zij behoren tot het Natuurnetwerk Nederland. De provincie Groningen heeft daarnaast ook nog bos- en natuurgebieden buiten het NNN aangewezen als beschermingswaardige gebieden. Uitgangspunt van het beleid is dat plannen, handelingen en projecten in het NNN en in de andere waardevolle bos- en natuurgebieden niet zijn toegestaan, indien zij de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden significant aantasten. Het NNN en de bos- en natuurgebieden buiten het NNN zijn in de provinciale omgevingsvisie uitgewerkt.

Onderzoek gebiedsbescherming

Stikstof

Met dit bestemmingsplan wordt de realisatie van circa 91 woningen ter vervanging van 91 woningen mogelijk gemaakt. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied ligt 25 kilometer van het plangebied. De gemeente Het Hogeland heeft voor stikstofonderzoeken beleid opgesteld. Indien een plan buiten een straal van 25 km van een stikstofgevoelig gebied ligt, is er geen AERIUS-berekening nodig voor de bouwwerkzaamheden. Om deze reden is voor de bouwfase geen stikstofberekening opgesteld. Wat betreft de gebruiksfase geldt dat er niet meer woningen gebouwd worden dan nu in de huidige situatie aanwezig zijn. Hierom is ook voor de gebruiksfase geen stikstofberekening uitgevoerd.

NNN, waardevolle bos- en natuurgebieden, vogelgebieden

Het plangebied ligt op circa 200 meter van bos- en natuurgebieden buiten het NNN en 5,2 kilometer van een NNN gebied (Waddenzee). Op 2 kilometer ligt een gebied wat aangewezen is als leefgebied voor akkervogels. Het plangebied heeft daarmee geen invloed op deze gebieden.

Conclusie

Het plangebied is niet in strijd met de Wnb en andere (provinciale) gebiedsbeschermingswetgeving.

4.3.2 Soortenbescherming

De soortenbescherming is eveneens geregeld in de Wnb. Het doel van de Wnb is het in stand houden en beschermen van in het wild voorkomende planten- en diersoorten. De Wnb kent zowel een zorgplicht als verbodsbepalingen. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden. Gedeputeerde Staten kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten vrijstelling verlenen van dit verbod. In de provinciale verordening dienen deze mogelijkheden dan wel opgenomen te zijn. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden nagegaan / onderbouwd, of zich in het betreffende gebied beschermde soorten bevinden.

Onderzoek

Als gevolg van gaswinning in de provincie Groningen treden aardbevingen op. Om deze reden versterkt de Nationaal Coördinator Groningen woningen en gebouwen in het aardbevingsgebied in de provincie Groningen. Het kan hierbij zowel om bouwkundig versterken gaan als om sloop/nieuwbouw van gebouwen. Om deze werkzaamheden in overeenstemming met de Wet natuurbescherming te kunnen uitvoeren is door Arcadis een Soortmanagementplan opgesteld welke de basis vormt voor een generieke ontheffing Soortbescherming. Deze generieke ontheffing is op 26 september 2017 verleend aan het Centrum Veilig Wonen en per 1 januari 2020 overgedragen aan de Nationaal Coördinator Groningen (NCG). Op 11 januari 2022 is het Soortmanagementplan en de daaraan gekoppelde generieke ontheffing tevens geüpdatet.

Het sloop en nieuwbouwproces gebeurt in twee fasen, respectievelijk 2A en 2B. Aangezien in 2024 gestart wordt met de sloop van fase 2A is voor dit deel van de wijk door ATKB en Buro Bakker het 'Ecologisch uitvoeringsplan bouwkundig versterken - Natuurvrij maken' voor fase 2A in Uithuizen opgesteld (zie bijlage 2). Door middel van een quickscan en onderzoek is voor de bebouwing bepaald voor welke soorten de bebouwing potentieel geschikt is. Indien de bebouwing geschikt is wordt ervan uitgegaan dat deze soorten hier ook aanwezig zijn. Uit de onderzoeken blijkt dat de bebouwing potentieel geschikt is voor onderstaande soorten:

  • Huismus (onderste rijen pannen bij dakgoot)
  • Gierzwaluw (nokpannen en gevelpannen)
  • Broedvogels (kauwen in de schoorsteen, mogelijk ook spreeuwen, broedvogels in de tuinen)
  • Gebouw bewonende vleermuizen (nokpannen en kantpannen, mogelijk ook spouw)

Kolonies van vleermuizen, huismussen en gierzwaluwen zijn niet vastgesteld. Overige beschermde soorten, zoals de steenmarter en uilensoorten worden niet verwacht op basis van de uitgevoerde onderzoeken. Er is geen potentiële (toegang tot) verblijfsplaats aangetroffen en geschikte nestplekken ontbreken.

Vervolgens is gestart met het natuurvrij maken van de te slopen woningen. Tijdens het natuur vrij maken is met een hoogwerker en endoscoop een ecologische inspectie uitgevoerd door de betrokken projectecoloog. Het betreft een gerichte controle van het al uitgevoerde onderzoek als het gebouw geschikt is voor beschermde soorten. De ecologische inspectie wordt bij alle gebouwen uitgevoerd bij het natuurvrij maken. De resultaten van de ecologische inspectie zijn opgenomen in de natuurvrijverklaring. Op basis van de verkregen inzichten is vervolgens bepaald of het gebouw in aanmerking komt voor ontmoediging (natuurvrij maken). Daarbij is, afhankelijk van het type gebouw en uitkomsten van het ecologisch onderzoek, bepaald of ontmoediging noodzakelijk is. De woningen moeten natuurvrij gemaakt worden voor de huismus, gierzwaluw, algemene broedvogels en vleermuizen. Aan de hand van de resultaten, is vervolgens een ontmoedigingsplan opgesteld.

Aangezien de sloop van fase 2B pas in 2025 wordt gestart wordt in de loop van komend jaar het ecologisch uitvoeringsplan voor dit deel van de wijk opgesteld. Voor dit deel van de wijk moet dus nog een quickscan uitgevoerd worden.

4.4 Milieu

4.4.1 Bodem

Voor de beoordeling van de bodemkwaliteit vormen de Wet bodembescherming (Wbb) en het (bijbehorende) Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader. Gestreefd wordt naar een duurzaam gebruik van de bodem. Bij een ruimtelijk plan moet de bodemkwaliteit van het betreffende gebied inzichtelijk worden gemaakt. Het uitgangspunt wat betreft de bodem in het plangebied is dat de kwaliteit ervan zodanig moet zijn dat er geen risico's zijn voor de volksgezondheid bij het gebruik van het plangebied voor de voorgenomen functie.

Volgens het stedenbouwkundig plan voor de sloop- en nieuwbouw van 91 huurwoningen wordt de verkaveling en begrenzing van de percelen aangepast om te voldoen aan de wensen van de bewoners en de toekomstige woonbehoeften. De betreffende kadastrale percelen zijn op basis van historisch kaartmateriaal en luchtfoto's sinds begin jaren 90 van de vorige eeuw gebruikt als woonpercelen. De nieuwe woningen worden gebouwd in een bodem die onverdacht is voor het voorkomen van bodemverontreiniging en op basis van de bodemkwaliteitskaart schone grond. Er bestaat vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmering om de woningen te slopen en weer in hetzelfde gebied terug te bouwen. Voor de nog te verlenen omgevingsvergunning ''bouw'' dient uiteraard wel een bodemonderzoek uitgevoerd te worden.

4.4.2 Externe veiligheid

Het externe veiligheidsbeleid stelt twee zaken centraal:
1. De bescherming van personen bij een risicobron tegen de kans op overlijden door een ongeval met gevaarlijke stoffen, een vliegtuig op of bij een luchthaven of een windturbine (PR).
2. De bescherming van de samenleving tegen het ontwrichtende effect van een dergelijke ramp met een groot aantal slachtoffers (GR).

Voor het bereiken van de eerste doelstelling wordt gebruik gemaakt van het begrip plaatsgebonden risico (PR). Het PR geeft de kans per jaar aan dat een persoon op die plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval bij genoemde risicobronnen. De norm voor het PR is de kans van 1:1.000.000 (10-6). Het PR is alleen van toepassing indien binnen de PR contour (zone rondom een risicobron) kwetsbare objecten (bijvoorbeeld woning, ziekenhuis, grote winkelcentra en bedrijven) zich bevinden. Voor beperkt kwetsbare objecten (bijvoorbeeld een kleine winkel of klein bedrijf) geldt een richtwaarde.

Voor het bereiken van de tweede doelstelling wordt gebruik gemaakt van het groepsrisico (GR). Het GR geeft aan wat de kans is op een ongeval waarbij tien of meer dodelijke slachtoffers vallen in de omgeving van de risicobron. Het aantal personen dat in de omgeving van de risicobron verblijft, bepaalt daardoor de hoogte van het GR. Voor het GR geldt geen norm, maar een oriëntatiewaarde en in bepaalde gevallen een verantwoordingsplicht. Dit betekent dat het bevoegde gezag bij het nemen van een besluit het GR moet verantwoorden.

Onderzoek

Op 5 juli 2023 heeft de VRG Groningen een reactie gegeven op de plannen voor de herstructurering van deze woonwijk. Woningen zijn kwetsbare objecten waarvoor geldt dat er een groepsrisicoverantwoording moet worden opgesteld als deze woningen in een invloedsgebied van een leiding, weg of inrichting liggen. Het plangebied ligt niet in de invloedszone van de spoorlijn Groningen - Roodeschool.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01_0004.png"

Figuur 4.2 Uitsnede signaleringskaart EV met invloedsgebied spoorbaan Groningen - Roodeschool (bron www.signaleringskaartev.nl)

De dichtstbijzijnde weg waarvoor een externe veiligheidscontour geldt is de N999. Over een deel het plangebied ligt veiligheidszone 2 van de N999. Veiligheidszone 2 is 355 meter breed. Binnen veiligheidszone 2 is van toepassing: een nadere verantwoording van het groepsrisico en inzicht bieden in de manier waarop rekening is gehouden met advies van de Veiligheidsregio Groningen. De risicobronnen verschillen onderling, zowel qua kans als qua effect. Voor alle provinciale wegen geldt echter eenzelfde wetgeving. De N999 bij Uithuizen hoort bij de provinciale wegen met een beperkte omvang van vervoer gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.BPUhnMenkema-VS01_0005.png"

Figuur 4.3 Uitsnede kaart 3 Veiligheid en milieu provinciale omgevingsverordening

De Veiligheidsregio Groningen (VRG) adviseert om de maatregel te nemen om ontvluchting van de risicobron mogelijk te maken door (nood) uitgangen te plaatsen aan de risicoluwe kant. Aangezien er niet meer woningen bij komen hoeft er geen groepsrisico verantwoording te komen.

Conclusie

Het woningbouwproject voldoet aan de wetgeving omtrent externe veiligheid.

4.4.3 Fysieke veiligheid

Behalve externe veiligheid dient een nieuw initiatief ook getoetst te worden op het beoogde veiligheidsniveau van de gebouwen in en rondom het plangebied. Hierbij wordt getoetst aan bestaande regelgeving en normen voor (externe) veiligheid, bereikbaarheid, bluswatervoorziening, repressieve dekking en alarmsystemen welke onderdeel zijn van de veiligheidsketen.

Toets fysieke veiligheid

Op 5 juli 2023 heeft de VRG Groningen een reactie gegeven op de plannen voor de herstructurering van deze woonwijk. Veiligheidsregio Groningen heeft een beoordeling gedaan op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de planontwikkeling.

In relatie tot de planontwikkeling adviseert de VRG Groningen om op het gebied van bestrijdbaarheid (bereikbaarheid en bluswater) een adequate bluswatervoorziening te realiseren in het plangebied. De primaire bluswatervoorziening bestaat over het algemeen uit onder- of bovengrondse brandkranen, maar kan ook gerealiseerd worden met open water als dit toereikend is qua capaciteit en afstand ten opzichte van de ontwikkeling. Voor de hoeveelheid, ligging en capaciteit van de vereiste brandkranen verwijst de VRG Groningen naar het document “Bluswatervoorziening en Bereikbaarheid 2019”. De VRG Groningen helpt uiteraard graag mee in het concreet maken van de implementatie van de bluswatervoorzieningen.

Conclusie

Op basis van deze beoordeling ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding u verder inhoudelijk advies te geven ten behoeve van het voorliggende ruimtelijke besluit.

4.4.4 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het toetsingskader voor het geluidniveau van wegen, spoorwegen en gezoneerde industrieterreinen op de gevels van geluidgevoelige gebouwen en terreinen (geluidsgevoelige functies). Voor de geluidsgevoelige functies die binnen bepaalde afstanden (zones) van de verschillende geluidsbronnen liggen, schrijft de Wgh voor dat een aangewezen bevoegd gezag grenswaarden bepaalt. De Wgh kent bandbreedtes waarbinnen het bevoegd gezag moet blijven. Er geldt een voorkeurswaarde (lager mag niet) en een bovengrens (hoger mag niet). Naast grenswaarden op de gevels van de geluidsgevoelige gebouwen, zijn er in de Wgh ook grenswaarden gericht op de bescherming van het akoestische klimaat binnen de bestaande gebouwen. De grenswaarden moeten bij de aanleg, dan wel wijzigingen van een (spoor)weg of industrieterrein in acht worden genomen. Dit geldt ook bij vaststelling of herziening van een bestemmingsplan.

Wegverkeerslawaai

Uit onderzoek van de geluidsmeesters, zie bijlage 3, blijkt dat de Snik en de Havenweg doorgaande wegen zijn met relatief veel verkeer. Indien aansluiting wordt gezocht bij de grenswaarden uit de Wet geluidhinder dan blijkt dat alleen de geluidbelasting als gevolg van de Snik, uitsluitend op de eerstelijns bebouwing, met ten hoogste 53 dB Lden hoger is dan de voorkeurswaarde van 48 dB Lden. Wel wordt ruimschoots voldaan aan de ontheffingswaarde van 63 dB dB Lden. Omdat de Wet geluidhinder formeel niet van kracht is hoeft er geen hogere waarde te worden vastgesteld. Conform het Bouwbesluit is dan ook uitsluitend de basis van 20 dB (artikel3.2) voor de gevel geluidwering van toepassing. In het kader van een goede ruimtelijk ordening (woongenot)adviseren wijde karakteristieke geluidwering, voor de eerstelijns bebouwing aan de Snik, af te stemmen op de gecumuleerde geluidbelasting en een binnenniveau van 33 dB (eis nieuwbouw Bouwbesluit bij hogere waarde). Dit komt neer op een benodigde karakteristieke geluidwering voor het maatgevende woonblok van (58-33 =) 25 dB. Bij de woningen die niet op de eerstelijns, ten opzichte van de Snik, zijn gelegen kan worden volstaan met de minimale vereiste geluidweringseis van 20 dB uit het Bouwbesluit om een goed akoestisch binnenklimaat te waarborgen.

Conclusie

Dit woningbouwproject voldoet aan de bepalingen uit de Wet geluidshinder.

4.4.5 Lucht

Met wet- en regelgeving wil de overheid zorgen voor een goede luchtkwaliteit waardoor men burgers beschermt tegen de schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (Wm).

Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. Deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen. Ook projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van NIBM, zijn vastgelegd in de 'Algemene maatregel van Bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). In het Besluit NIBM is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 mg/m3 NO2 of PM10) als 'niet in betekenende mate' wordt beschouwd.

Onderzoek

Voor dit woningbouwproject geldt dat er in vergelijking met de huidige woonsituatie er geen extra woningen worden toegevoegd. Hierdoor kan gesteld worden dat dit woningbouwproject geen invloed heeft op de luchtkwaliteit en dat het daardoor voldoet aan de wetgeving.

Conclusie

Dit woningbouwproject voldoet aan de wettelijke bepalingen omtrent luchtkwaliteit.

4.4.6 Milieuzonering

Milieuzonering is het aanbrengen van een noodzakelijke ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming of vergroting van de leefkwaliteit. Door te zoneren kunnen de milieuonderwerpen geur, stof, geluid en gevaar indirect doorwerken in het bestemmingsplan met als doel het invullen en beheren van de ruimte. Hierbij wordt een scheiding tussen verschillende, vaak zich niet met elkaar verdragende, functies aangehouden. Vanwege dit ruimtelijk structurerend karakter kan een zonering in het bestemmingsplan juridisch worden vastgelegd. Voor het bepalen van de aan te houden afstanden wordt de VNG-uitgave 'Bedrijven en Milieuzonering' uit 2009 gehanteerd. Deze uitgave bevat een lijst, waarin voor een hele reeks van milieubelastende activiteiten (naar SBI-code gerangschikt) richtafstanden zijn gegeven ten opzichte van milieugevoelige functies. De grootste van de vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een milieubelastende activiteit in een milieucategorie en daarmee ook voor de uiteindelijke richtafstand. De afstanden worden gemeten tussen de bestemmingsgrens van de toe te laten milieubelastende functie en de uiterste situering van de gevel van een milieugevoelige functie die op grond van het bestemmingsplan mogelijk is.

Deze richtafstanden zijn gebaseerd op de milieuzoneringen van een gemiddeld bedrijf en daarom preventief van aard. Om inzicht te krijgen in de daadwerkelijke milieubelasting dient separaat onderzoek uitgevoerd te worden.

Onderzoek

Wonen is geen milieubelastende functie maar wel een milieugevoelige functie. Hierom wordt bij het realiseren van woningen alleen gekeken naar de omgeving waarin de woningen worden gerealiseerd. De dichtstbijzijnde milieubelastende functies zijn is een winkelcentrum en een begraafplaats. De richtlijn voor een begraafplaats en een supermarkt bedraagt 10 meter. Het plangebied ligt op een grote afstand van de bestemmingsgrens van de begraafplaats (circa 95 meter) en de supermarkt (minimaal 25 meter). Daarbij geldt dat er ook al sprake is van omliggende andere geluidsbronnen (Snikweg en Treubweg). Het geluid van deze dichterbij gelegen wegen overheerst het mogelijke geluid van de supermarkt begraafplaatsen.

Conclusie

Aan de richtafstanden voor een aanvaardbaar woon- en leefklimaat wordt voldaan. Het aspect milieuzonering vormt geen belemmeringen voor de herstructurering van deze woonwijk.

4.5 Water

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet bij ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen, waaronder verbouw- en nieuwbouwplannen, wordt getoetst welke consequenties deze plannen hebben voor de waterhuishouding en hoe in de plannen wordt omgegaan met aspecten van water. Het beleid van het waterschap Noorderzijlvest is neergelegd in het Waterbeheerprogramma 2022-2027 en de Notitie Water en Ruimte. In beide documenten is vastgelegd hoe het waterschap invulling geeft aan het integrale waterbeheer, nu en in de toekomst.

Het voorliggende bestemmingsplan is in het kader van de watertoets op 1 augustus 2023 voorgelegd aan het Waterschap Noorderzijlvest. Dit is gebeurd via de digitale watertoets. Voor dit bestemmingsplan is de standaard advies procedure van toepassing. De digitale watertoets is als bijlage 4 aan dit bestemmingsplan toegevoegd.

Waterkwaliteit

Het hemelwater dient zo schoon mogelijk te blijven. Het is daarom belangrijk om de waterkwaliteit te bewaken. Daartoe dient het gebruik van uitloogbare materialen (zoals zink) bij de bouw van de nieuwe woningen evenals bij toekomstige onderhouds- en renovatiewerkzaamheden zoveel mogelijk te worden vermeden.

Waterkwantiteit

Met de herstructurering van de bestaande woonwijk blijft het verhardingsoppervlak ongeveer gelijk (volgens stand van ontwerp medio 2023). In hetzelfde ontwerp is ca.10% extra ruimte gereserveerd voor de berging van water in de vorm van wadi's. Per saldo zal water dus meer vertraagd worden afgevoerd naar het Boterdiep.

Wateroverlast

Het beleid van de gemeente is er op gericht om schoon hemelwater gescheiden van afvalwater af te voeren. Hiervoor wordt een gescheiden rioolstelsel i.p.v. een gemengd rioolstelsel ontworpen. De vwa-riolering (vuilwaterafvoer) wordt via het bestaande rioolstelsel afgevoerd naar de RWZI en het hemelwater wordt via wadi's aangesloten op het oppervlaktewater (Boterdiep). Daarnaast komt er in het plan een nadere uitwerking om het hemelwater bovengronds af te voeren naar het Boterdiep. Hiermee krijgen het groen en de wegen tevens de functie om als noodberging de dienen bij zeer extreme neerslag.

Drooglegging

In nieuw bebouwd gebied wordt een minimale drooglegging voor woningen geadviseerd van 1,30 m. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een minimale ontwateringsdiepte van 0,70 m. Bij kruipruimteloos bouwen kan een kleinere drooglegging toegepast worden. In een ruimtelijk plan kan een variërende drooglegging gerealiseerd worden in overleg met Waterschap Noorderzijlvest. Bij gebieden die met enige regelmaat mogen inunderen kan een kleinere drooglegging toegepast worden (groenstroken, ecologische zones). Op deze manier kan op creatieve wijze invulling gegeven worden aan de vereiste waterberging (zie onderstaande tabel minimale droogleggingseisen). Als dit wordt toegepast, dient dit in de waterparagraaf te worden vastgelegd.

Droogleggingseisen

Woningen met kruipruimte 1,30 m
Woningen zonder kruipruimte 1,00 m
Gebiedsontsluitingswegen 0,80 m
Erftoegangswegen 0,80 m
Groenstroken/ecologische zones 0,50 m

Afweging

Door het planvoornemen neemt de hoeveelheid verharding met niet meer dan 750 m2 toe. In de huidige situatie zijn binnen het plangebied meerdere bouwwerken en is veel verhard oppervlak aanwezig.

Het planvoornemen voorziet in de sloop van 91 en bouw van zoveel mogelijk van de 91 woningen. Bij de aanleg van de riolering voor dit plan wordt uitgegaan van een gescheiden stelsel. Op dit gescheiden stelsel wordt het schone hemelwater afgekoppeld.

Bij de realisatie van het voornemen wordt het hemelwater zo veel als mogelijk geïnfiltreerd in de funderingsconstructie door gebruik te maken van (half)open verhardingen en/of wordt afgevoerd naar de te realiseren groenstroken. Via drainage wordt het geïnfiltreerde hemelwater afgevoerd naar het regenwaterstelsel dat uiteindelijk wordt geloosd op het Boterdiep.

Conclusie

De herstructurering van deze woonwijk voldoet aan de vereisten die het waterschap aan dergelijke ontwikkeling stelt. Het aanleggen van een gescheiden rioleringsstelsel voldoet aan uitgangspunten die het waterschap hanteert.

4.6 Mer

In het Besluit m.e.r. is in de D-lijst aangegeven welke activiteiten m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer een activiteit onder de in kolom 2 van deze D-lijst opgenomen drempelwaarde blijft, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen dat de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'. In onderdeel D 11.2 zijn de drempelwaarden voor een stedelijk ontwikkelingsproject opgenomen. In tegenstelling tot de Bro is in het Besluit m.e.r. het begrip stedelijk ontwikkelingsproject niet gedefinieerd. Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State moet worden gekeken naar de concrete omstandigheden van het project. Onder meer de aard, de omvang en de milieugevolgen van de stedelijke ontwikkeling zijn relevant. Als een ontwikkeling negatieve milieugevolgen heeft dan is er sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject.

Aangezien met dit bestemmingsplan bestaande woningen worden vervangen waarbij er niet meer woningen worden teruggebouwd, is er geen sprake van een stedelijk ontwikkelingsproject. Het aantal verkeersbewegingen en de oppervlakteverharding neemt af. Hierdoor is het besluit m.e.r. niet van toepassing op dit bestemmingsplan.

4.7 Duurzaamheid En Aardbevingsbestendigheid

De woningen worden aardbevingsbestendig gebouwd volgens het advies van de NAM, boekwerk aardbevingsbestendig bouwen NAM Assen 2017 (Het slimme bouwen) en het advies van de betreffende constructeur. De uitgangspunten met betrekking tot duurzaamheid zijn hoog. Gasloos, nul op de meter, epc nul of minder zijn hier van toepassing. Tevens wordt onderzocht in hoeverre circulair, diervriendelijk en klimaatadaptief gebouwd kan worden. Afkoppeling van regenwater wordt ook onderzocht. De resultaten moeten in ieder geval leiden tot energiezuinige, kwalitatief goede woningen met lage woonlasten.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de wijze van bestemmen. In de eerste 2 paragrafen wordt daarbij een toelichting gegeven op het instrument 'bestemmingsplan' in het algemeen voor die personen die niet een dagelijks te maken hebben met bestemmingsplannen.

5.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan sluit aan op de door de gemeente Het Hogeland recent in andere bestemmingsplannen gebruikte plansystematiek. Daarnaast voldoet het bestemmingsplan aan het door het Rijk opgestelde plansystematiek in inhoud zoals benoemd in de Wro, Bro, Wabo en de SVBP 2012.

5.2 Planregels

De regels behorende bij dit bestemmingsplan bestaan uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 1 zijn in artikel 1 en 2 de inleidende regels opgenomen. Dit zijn begrippen en de wijze van meten die de gemeente Het Hogeland standaard opneemt in haar bestemmingsplannen. Hoofdstuk 3 en 4 zijn ook algemene hoofdstukken die door het Rijk zijn voorgeschreven of deel uitmaken van het facetbestemmingsplan 'Harmonisatie Het Hogeland'. In hoofdstuk 2 zijn de voor dit bestemmingsplan van toepassing zijnde bestemmingen 'Maatschappelijk', 'Woongebied ' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Maatschappelijk

Via de bestemming 'Maatschappelijk' is het bestaande gebouw van de Watersportvereniging (W.S.V.) Op 't End bestemd. De gebruik en bouwmogelijkheden zijn in dit bestemming niet verruimd.

Artikel 4 Woongebied

In de bestemming 'Woongebied' is bepaald dat er maximaal 91 woningen worden toegevoegd. Binnen deze bestemming zijn woningen en aan-huis-verbonden bedrijven en beroepen toegestaan. De daarbij behorende waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, verkeervoorzieningen, parkeervoorzieningen en verblijfsdoeleinden, tuinen, erven en terreinen, gebouwen en overkappingen en overige bouwwerken zijn eveneens toegestaan.

Artikel 5 Waarde - Archeologie

De archeologische waarden, zoals die zijn beschreven in hoofdstuk 4.1, zijn vertaald in de bestemmingen 'Waarde - Archeologie 2'.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Het doel van de anti-dubbeltelregel (Artikel 6) is om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld. Kort gezegd, komt het erop neer, dat grond die één keer in beschouwing is genomen voor het toestaan van gebouwen, niet een tweede maal mag meetellen voor de toelaatbaarheid van andere gebouwen, als die grond inmiddels tot een ander bouwperceel is gaan behoren.

In de algemene gebruiksregels (Artikel 7) is aangegeven welke specifieke vormen van gebruik in elk geval strijdig zijn met de bestemmingen. Hieronder valt in ieder geval het verbod op het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting. De algemene gebruiksregels voor het gebruik van woningen voor een aan huis verbonden bedrijf en een bed & breakfast zijn in de bestemming Woongebied opgenomen.

In artikel 8 zijn afwijkingsregels opgenomen. Afwijkingsregels zijn regels waardoor aan de bestemmingsbepalingen de nodige extra flexibiliteit wordt meegegeven. Toestemming voor afwijking gebeurt door het verlenen van een omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 bevat het overgangsrecht , zoals beschreven in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 10 is de slotregel. In dit artikel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald. In dit geval kunnen de regels van het bestemmingsplan aangehaald worden als regels van het bestemmingsplan 'Menkema Uithuizen'.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

De gemeente en de woningcorporatie Goud Wonen hebben de nieuwbouwplannen voor deze locatie tijdens een informatieavond met de omgeving gepresenteerd. Geconcludeerd is dat er voldoende draagvlak is om door te gaan met de voorbereiding van dit woningbouwproject.

Het ontwerp bestemmingsplan wordt gedurende 6 weken voor een ieder ter inzage gelegen.

6.1.1 Vooroverleg

Het concept bestemmingsplan is door de gemeente verstuurd aan de overlegpartners voor het wettelijke vooroverleg. Drie overlegpartners hebben een overlegreactie ingediend.

Provincie Groningen

De provincie Groningen geeft in haar overlegreactie aan dat zij geen inhoudelijke opmerkingen hebben het op concept bestemmingsplan.

Waterschap Noorderzijlvest

Het waterschap Noorderzijlvest geeft in haar overlegreactie aan dat zij eerder al met de gemeente over dit bestemmingsplan hebben overleg. Conform de afspraken die met het waterschap zijn gemaakt heeft de gemeente de waterparagraaf aangepast.

Veiligheidsregio Groningen (VRG)

De VRG geeft in haar overlegreactie aan dat de aspecten externe en fysieke veiligheid goed zijn verwerkt in het concept bestemmingsplan. Op basis van deze beoordeling ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding om verder inhoudelijk advies te geven ten behoeve van het voorliggende ruimtelijke besluit.

6.1.2 Zienswijzen

Gedurende een termijn van zes weken is het ontwerpbestemmingsplan voor een ieder ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn is er 1 zienswijze ingediend. Een samenvatting van deze zienwijze, de beantwoording van de zienswijze en de gevolgen voor het vast te stellen bestemmingsplan zijn opgenomen in de nota van beantwoording. Deze nota is als bijlage 5 toegevoegd aan deze toelichting.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De toepassing voor het afdwingbare kostenverhaal richt zich op bouwplannen. De definitie van wat onder een bouwplan wordt verstaan, is opgenomen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Uit dit artikel blijkt dat onder een bouwplan o.a. wordt verstaan de bouw van een woning.

Met dit plan is in conform artikel 6.2.1. van het Bro sprake van een bouwplan omdat meerdere woningen worden gerealiseerd. In beginsel is de gemeenteraad op grond van artikel 6.12 van de Wro verplicht om in verband met het verhaal van de gemeentelijke kosten van grondexploitatie een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorzien. De verplichting een exploitatieplan vast te stellen vervalt wanneer het verhaal van de kosten anderszins verzekerd is. Voor de wijk Menkema zijn diverse financiële stromen die verband houden met de totale sloop- en nieuwbouwopgave. De financiële middelen voor het slopen en nieuwbouwen wordt geborgd in afspraken tussen de rijksoverheid en betrokken partijen. Daarmee is het kostenverhaal voldoende verzekerd.

Bijlage 1 Lijst Van Toegestane Bedrijven En Beroepen

Bijlage 1 Lijst van toegestane bedrijven en beroepen

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Plan Menkema

Bijlage 1 Stedenbouwkundig plan Menkema

Bijlage 2 Ecologisch Uitvoeringsplan Fase 2a

Bijlage 2 Ecologisch uitvoeringsplan fase 2A

Bijlage 3 Akoestisch Onderzoek Wegverkeer

Bijlage 3 Akoestisch onderzoek wegverkeer

Bijlage 4 Digitale Watertoets

Bijlage 4 Digitale watertoets

Bijlage 5 Nota Van Beantwoording Zienswijze

Bijlage 5 Nota van beantwoording zienswijze