KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 2 Wonen - 3 (Artikel 3)
Artikel 3 Waarde - Archeologie 4 (Artikel 23)
Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels
Artikel 4 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Het Plangebied
1.2 Geldend Bestemmingsplan
1.3 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
2.2 Gewenste Situatie
2.3 Toetsing Aan Wijzigingsregels
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Geluid
4.2 Luchtkwaliteit
4.3 Bodem
4.4 Water
4.5 Archeologie
4.6 Cultuurhistorie
4.7 Externe Veiligheid
4.8 Milieuzonering
4.9 Kabels En Leidingen
4.10 Ecologie
4.11 Verkeer En Parkeren
4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Watertoets
Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio

Onderdendam - Boterdiep Oz 13

Wijzigingsplan - Gemeente Het Hogeland

Vastgesteld op 13-09-2022 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Onderdendam - Boterdiep Oz 13 met identificatienummer NL.IMRO.1966.WP9959PM13-VG01 van de gemeente Het Hogeland.

1.2 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan

het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 17 december 2009, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0005.BPBU09BE1-VA04 van de gemeente Het Hogeland.

1.4 dagbesteding

het in de dagperiode (7:00-19:00) aanbieden van een mogelijkheid voor een zinvolle besteding van de dag, ter vervanging van school en/of werk, voor mensen met een handicap en/of voor mensen met psychiatrische problemen. Binnen de dagbesteding is het niet toegestaan om nachtelijk verblijf aan te bieden.

De begrippen, voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 17 december 2009 als bedoeld in begrip 1.3 zijn van overeenkomstige toepassing met inbegrip van de hierboven aangegeven aanvullingen van die regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Wonen - 3 (Artikel 3)

De regels van de bestemming 'Wonen - 3', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 17 december 2009, van de gemeente Het Hogeland zijn van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de voor 'wonen- 3' aangewezen gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding' tevens bestemd zijn voor wonen in combinatie met dagbesteding met dien verstande dat:

  • de dagbesteding plaats vindt binnen de bestaande bebouwing;
  • opslag en stalling van goederen en machines ten behoeve van de dagbesteding uitsluitend in de gebouwen plaats vindt.

Artikel 3 Waarde - Archeologie 4 (Artikel 23)

De regels van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4', voor zover relevant voor dit wijzigingsplan, van het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 17 december 2009, van de gemeente Het Hogeland zijn van overeenkomstige toepassing

Hoofdstuk 3 Overgangs- En Slotregels

Artikel 4 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het wijzigingsplan Onderdendam - Boterdiep Oz 13

van de gemeente Het Hogeland.

Behorende bij het besluit van 13 september 2022.

Hoofdstuk 1 Inleiding

Op de locatie Boterdiep Oostzijde 13 in Onderdendam, in de gemeente Het Hogeland, zijn plannen om een kleinschalige zorgvoorziening te realiseren in de vorm van het aanbieden van dagbesteding. De functie gaat plaatsvinden in de bestaande bebouwing en op het bestaande terrein. Van ruimtelijke ingrepen is geen sprake.

De gemeente wil medewerking verlenen aan het voornemen door gebruik te maken van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in het bestemmingsplan (zie hiervoor hoofdstuk 1.2). Om hier toepassing aan te geven, is dit wijzigingsplan opgesteld.

1.1 Het Plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan is afgestemd op de begrenzing van het bestemmingsvlak 'Wonen 3' uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Figuur 1 geeft de begrenzing en ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.WP9959PM13-VG01_0001.png"

Figuur 1 ligging plangebied

1.2 Geldend Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied' (vastgesteld op 17 december 2009). Het perceel heeft de bestemming 'Wonen - 3'. Figuur 2 geeft een uitsnede van het geldende bestemmingsplan. Het plangebied is hierin zwart omkaderd.

Binnen de bestemming 'Wonen -3' is de woonfunctie toegestaan al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep. Een bed and breakfast is eveneens toegestaan. Deze moet wel ondergeschikt zijn aan de woonfunctie.

In het plangebied komt ook de aanduiding 'water' voor. De gronden ter plaatse van de aanduiding ‘water’ uitsluitend zijn bestemd voor de bestaande sloten, grachten en andere opvangbekkens.

De bebouwing dient binnen het aangegeven bouwvlak gebouwd te worden. Per bouwvlak is één woning toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding ‘gevellijn’ dienen de voorgevels van hoofdgebouwen in of ten hoogste 2 m achter de aangeduide gevellijn te worden gebouwd. Deze aanduiding is ook in het plangebied van toepassing.

De beoogde functie van de dagbesteding activiteiten zijn op basis van de gebruiksregels niet toegestaan.

In het bestemmingsplan is in artikel 19.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten. Met dit wijzigingsplan wordt hier toepassing aan gegeven. Paragraaf 2.3 gaat nader in op de voorwaarden die aan de bevoegdheid gebonden zijn.

Verder is de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 4' van toepassing. De bestemming 'Waarde - Archeologie 4' is opgenomen om eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied te beschermen. Archeologisch onderzoek is nodig bij ingrepen groter dan 200 m2. Paragraaf 4.5 gaat hier nader op in.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.WP9959PM13-VG01_0002.png"Figuur 2 Fragment geldend bestemmingsplan

1.3 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de gewenste ontwikkeling nader beschreven en wordt getoetst aan de voorwaarden voor het wijzigen van het bestemmingsplan. De gewenste ontwikkeling is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader dat relevant is voor de ontwikkeling. In hoofdstuk 4 worden vervolgens de milieu- en omgevingsaspecten beschreven. In de hoofdstukken 3 en 4 vindt in eerste instantie een toetsing van de gewenste situatie plaats. Daaruit kunnen uitgangspunten voor de juridische regeling van dit wijzigingsplan naar voren komen. Wanneer dit van toepassing is, staan deze beschreven in de betreffende hoofdstukken. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. In hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van de ontwikkeling behandeld.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk staat een beschrijving van de huidige en gewenste situatie in het plangebied. De huidige situatie is van belang omdat de gewenste bebouwing daarin goed ingepast moet worden. De gewenste situatie is het belangrijkste uitgangspunt voor dit wijzigingsplan en wordt om die reden toegelicht.

2.1 Huidige Situatie

Het perceel ligt in het buitengebied van de gemeente Het Hogeland direct ten noorden van de kern Bedum en ten zuiden van de kern Onderdendam. Het betreft het perceel Boterdiep Oostzijde 13. Zoals de naam al aangeeft bevindt het perceel zich direct aan de oostzijde van het Boterdiep.

De Boterdiep Oostzijde sluit in noordelijke richting aan op het dorp Onderdendam en het dorp Bedum in zuidelijke richting. In de omgeving komen afwisselend agrarische -en woonfuncties voor. Ten zuidwesten van het plangebied bevindt zich een rioolwaterzuiveringsinstallatie.

Op het erf was voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd. De bedrijfsvoering is inmiddels beëindigd en het perceel is tot op heden in gebruik als woonperceel. Het boerenerf bestaat uit een woonhuis met een tweetal aangebouwde schuren. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergegeven in figuur 2.1. Een vooraanzicht vanaf de Gravinneloane is weergeven in figuur 2.2.

Verder is het perceel vrijwel geheel omzoomd door hoogopgaande beplanting. Dit met uitzondering van een doorzicht aan de westkant en enkele doorzichten aan de zuidkant. Deze staan vrij van beplanting. Vanuit hier is zicht op het open agrarisch landschap. Het perceel maakt zelf deel uit van het Wierdenlandschap. Dit betreft een open landschap. De agrarische percelen worden hierbij voornamelijk omzoomd met houtsingels met bijbehorende sloten, grachten en oprijlanen. Ter plaatse van het plangebied is hier ook sprake van. Het water is op basis van het geldende bestemmingsplan beschermd. Het plangebied is in de huidige situatie daarmee al op een verantwoorde manier in het landschap ingepast.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.WP9959PM13-VG01_0003.png"

Figuur 3 Luchtfoto bestaande situatie

2.2 Gewenste Situatie

Op de locatie zijn er plannen om een kleinschalige zorgvoorziening op te zetten in de vorm van dagbesteding. De bestaande woning wordt hierbij in gebruik genomen door één van de werknemers van het bedrijf. De woonfunctie blijft hiermee gehandhaafd. In de overige gebouwen en op het terrein zelf vinden de dagbesteding activiteiten plaats. Van ruimtelijke ingrepen is geen sprake. Er is slechts sprake van een functie toevoeging.

Ten behoeve van een zinvolle daginvulling gaat het bedrijf zich, naast het onderhoud van de gebouwen en het terrein, zich oriënteren op aanvullende activiteiten. Dit kunnen zijn:

  • Het schoonhouden van het voorhuis;
  • Rol in activiteiten en evenementen in de naastgelegen schuur;
  • Houtbewerking;
  • Verwerken van vruchten tot sap, jam en andere producten;
  • Beperkte aantallen kleinvee zoals kippen en konijnen.

De dagbesteding is bedoeld voor mensen met een hulpvraag. Mensen met een verstandelijke beperking, mensen met een psychische problematiek of problematiek gelegen in het Autisme Spectrum Stoornis. In toenemende mate biedt het bedrijf plekken voor (jong) dementerenden. Zeker gezien de vergrijzing op het Groningse platteland neemt de vraag naar plekken voor dagopvang toe. Omdat mensen fysiek veel langer fit blijven stijgt de behoefte aan “actieve” dagopvang.

2.3 Toetsing Aan Wijzigingsregels

Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van artikel 19 van het bestemmingsplan. In het bestemmingsplan is in artikel 19.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten met dien verstande dat:

  1. 1. de woonfunctie gehandhaafd blijft;
  2. 2. de toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:
    1. a. sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functie, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij en kampeerboerderij;
    2. b. zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    3. c. detailhandel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    4. d. bedrijf genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;
  3. 3. de verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast;
  4. 4. opslag en stalling van goederen en machines uitsluitend in gebouwen mag plaatsvinden.

In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden.

De woonfunctie gehandhaafd blijft

Na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid blijft de woonfunctie gehandhaafd. De bestaande woning wordt hierbij in gebruik genomen door één van de werknemers van het bedrijf. De bestemming blijft dan ook Wonen -3.

De toegevoegde tak uitsluitend betrekking heeft op:

    1. a. sociale, culturele, maatschappelijke, recreatieve en educatieve functie, waaronder begrepen expositieruimten, kinderboerderij en kampeerboerderij;
    2. b. zorgfuncties, met dien verstande dat de zorgfunctie plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    3. c. detailhandel, met dien verstande dat de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m² en plaatsvindt binnen bestaande bebouwing;
    4. d. bedrijf genoemd in de van deze regels deel uitmakende Staat van bedrijven, categorieën 1 en 2 ofwel hiermee wat betreft het leefklimaat vergelijkbare bedrijven;

Zoals in paragraaf 2.2 zijn de beoogde functies passend binnen de functies zoals in deze voorwaarde zijn benoemd. Het gewijzigde gebruik betreft een zorgfunctie in de vorm van dagbesteding. Deze vindt plaats binnen de bestaande bebouwing. Daarnaast wordt in de regels van dit wijzigingsplan opgenomen dat de zorgfunctie alleen plaatsvindt binnen de bestaande bebouwing en dat detailhandel maximaal 60 m2 mag zijn.

De verschijning van het gehele bedrijf landschappelijk wordt ingepast

Zoals in paragraaf 2.2 beschreven is met dit wijzigingsplan alleen sprake van een functiewijziging van de reeds aanwezige bebouwing. Van ruimtelijke ingrepen is geen sprake. Het plangebied is in de huidige situatie al op een verantwoorde manier in het landschap ingepast. Hier vinden geen wijzigingen in plaats.

Opslag en stalling van goederen en machines uitsluitend in gebouwen mag plaatsvinden

In de regels van dit wijzigingsplan wordt geborgd dat opslag en stalling van goederen en machines uitsluitend in gebouwen mag plaatsvinden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. Regio Groningen is aangewezen als voorlopig NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vier opgaven:

  1. 1. ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  2. 2. de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  3. 3. steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  4. 4. een toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.
    Voor Noord-Nederland is een omgevingsagenda opgesteld, waar Groningen onderdeel van uitmaakt. In de Omgevingsagenda agenderen het Rijk en regio de gezamenlijke vraagstukken en de gewenste aanpak daarvan. De Omgevingsagenda biedt een basis voor uitvoeringsafspraken en inzet van programma's en projectbesluiten van Rijk en regio.
  2. 2. De NOVI-gebieden.
    Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie.

Conclusie

Gelet op de te realiseren opgaven uit de NOVI kan de conclusie worden getrokken dat de voorgenomen ontwikkeling geen rijksbelangen raakt als opgenomen in de NOVI.

Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) (artikel 3.1.6) is geregeld dat een toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet voorzien in duurzame verstedelijking. Het artikel is op 12 mei 2017 gewijzigd. Deze wijziging is op 1 juli 2017 in werking getreden. Deze regeling houdt in dat de toelichting bij een ruimtelijk plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling bevat. Indien het ruimtelijk plan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, moet er tevens gemotiveerd worden waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Dit plan maakt een herontwikkeling van bestaand perceel mogelijk, waarbij de huidige gebouwen gebruikt gaan worden voor een aanvullende bedrijfstak. Dit wordt niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Een nadere beschrijving van de ontwikkeling in het kader van een duurzame verstedelijking is dan ook niet nodig.

3.2 Provinciaal Beleid

Omgevingsvisie 2016-2020 en Omgevingsverordening

Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016-2020 vastgesteld. De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.


In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling is het thema 'ruimte' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'aantrekkelijk vestigingsklimaat ' van belang.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Dit plangebied ligt in het landelijk gebied. In het landelijk gebied kunnen stedelijke functies in vrijgekomen gebouwen mogelijk worden gemaakt.

Beeldbepalende en/of karakteristieke gebouwen

De provincie wil voorkomen dat waardevolle, karakteristieke gebouwen zomaar gesloopt worden als er sprake is van aardbevingsschade. Zij vraagt daarom in artikel 2.9.1 en de direct werkende regel 2.9.2 van de Provinciale Omgevingsverordening van alle Groninger gemeenten om te inventariseren welke karakteristieke gebouwen er zijn en om die te beschermen met een sloopvergunningstelsel. Binnen het aardbevingsgebied is het verboden om gebouwen geheel of gedeeltelijk te slopen. Het verbod vervalt, als uit een gemeentelijke inventarisatie blijkt dat een gebouw niet zonder meer als karakteristiek is aan te merken. In het plangebied komen geen specifieke cultuurhistorische waarden voor. Zie hiervoor ook paragraaf 4.6.

Verordening

De provincie heeft februari 2021 een geconsolideerde versie Omgevingsverordening vastgesteld. In artikel 2.13.2 van de verordening worden regels gegeven met betrekking tot hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie. Dit kan op basis van onderstaande voorwaarden:

  1. 1. de functie wonen slechts is toegestaan
    1. a. in het hoofdgebouw;
    2. b. in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw;

mits het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie als bedoeld in artikel 2.15.1;

  1. 2. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk,milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
  2. 3. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
  3. 4. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.

De voorwaarden komen overeen met de voorwaarden die de gemeente heeft opgenomen in zijn wijzigingsbevoegdheid. Voor een toetsing hiervan wordt verwezen naar paragraaf 2.3.

Conclusie

Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het project in overeenstemming is met de Omgevingsvisie 2016-2020 en de Verordening van de provincie Groningen.

3.3 Gemeentelijk Beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Het Hogeland vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied.

Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Wonen - 3'. In het bestemmingsplan is in artikel 19.7 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het bestemmingsplan te wijzigen ten behoeve van bedrijfsactiviteiten. In dit geval is sprake van het toevoegen van een bedrijfstak in de vorm van dagbesteding. Aan de wijzigingsbevoegdheid kan toepassing gegeven worden. Paragraaf 2.3 gaat nader in op de voorwaarden die aan de bevoegdheid gebonden zijn. Er wordt aangesloten op de beleidsuitgangspunten uit het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Geluid

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag - in de meeste gevallen de gemeente - hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Volgens de Wet geluidhinder zijn beschermde objecten 'woningen' en 'andere geluidsgevoelige gebouwen'. Als 'ander geluidsgevoelig gebouw' zijn aangewezen:

  • onderwijsgebouwen;
  • ziekenhuizen en verpleeghuizen;
  • verzorgingstehuizen;
  • psychiatrische inrichtingen;
  • kinderdagverblijven.

Met dit wijzigingsplan wordt dagbesteding voor jong volwassenen mogelijk gemaakt. Dit wordt niet expliciet genoemd als geluidsgevoelige functie, maar is wel vergelijkbaar met een zorginstelling. Echter zijn bij de dagbesteding geen slaapverblijven aanwezig. De gewenste dagopvang functie is voor de Wet geluidhinder daarom geen geluidgevoelig object. Een akoestisch onderzoek naar wegverkeer is niet noodzakelijk.

4.2 Luchtkwaliteit

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland is er in de directe omgeving van het plangebied sprake van een goede luchtkwaliteit.

Projecten die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen), zijn (onder andere) woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing.

Er worden slechts een aantal lichte bedrijfsmatige activiteiten mogelijk gemaakt. Er is hierbij nauwelijks sprake van een verkeersaantrekkende werking. Deze is zijn in ieder geval beduidend lager dan 1.500 woningen. Het plan draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmering voor dit wijzigingsplan.

4.3 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Uitgangspunt ten aanzien van de bodemkwaliteit is dat deze bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zodanig goed moet zijn dat er geen risico's voor de volksgezondheid bestaan bij het gebruik van het plangebied.

Verdachte plekken met betrekking tot de kwaliteit van de bodem dienen in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen te worden gesignaleerd vanuit een goede ruimtelijke ordening. De functiewijziging vindt plaats op de gronden die in de huidige situatie al gebruikt wordt ten behoeve van een gevoelige functie, namelijk wonen. Het is niet aannemelijk dat deze gronden door dit gebruik verontreinigd zijn. Een nader onderzoek wordt dan ook niet nodig geacht.

Vanuit een milieuhygiënisch oogpunt vormt er geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.4 Water

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Noorderzijlvest. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Op 5 januari 2022 is de digitale watertoets uitgevoerd (bijlage 1). Op basis van de uitkomsten van de watertoets blijkt dat de procedure Geen belang wordt gevolgd. Nadere afstemming is niet nodig. Het waterschap stemt in met het plan. Het plan heeft geen effecten op het watersysteem waarvoor compensatie of andere maatregelen zijn vereist.

4.5 Archeologie

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2022 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

In het geldende bestemmingsplan zijn archeologisch waardevolle gebieden voorzien van een beschermende regeling, opgenomen in dubbelbestemmingen. In het plangebied gelden beperkingen ten aanzien van archeologie. Ter plaatste geldt dat voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een diepte van meer dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden, een archeologisch onderzoeksplicht geldt. Voor bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken, waarbij de bestaande oppervlakte met niet meer dan 200 m² wordt uitgebreid of voor bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m² ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemmingen geldt een uitzondering inzake archeologisch onderzoeksplicht.

Dit wijzigingsplan voorziet slechts in een functietoevoeging. Van ruimtelijke ingrepen is geen sprake. Er is daarom geen archeologisch onderzoek nodig.

4.6 Cultuurhistorie

De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.

Ter bescherming van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van dit gebied zijn deze opgenomen in de Provinciale Omgevingsverordening (POV) van de provincie Groningen. In artikel 2.9.1 en 2.9.2 staat dat een ruimtelijke plan dat betrekking heeft op het aardbevingsgebied en een bestemmingsplan dat betrekking heeft op het buitengebied gelegen buiten het aardbevingsgebied, stelt regels ter bescherming van de hoofdvorm van de karakteristieke en beeldbepalende gebouwen.

In dit geval zijn deze regels opgenomen in het Facet-bestemmingsplan Bedum gebouwd erfgoed van de voormalige gemeente Bedum (huidig Het Hogeland). Dit bestemmingsplan biedt bescherming aan gebieden waar de cultuurhistorische, landschappelijke en/of stedenbouwkundige waarden onder druk kunnen komen te staan als er geen nadere afweging kan plaatsvinden ten aanzien van sloop en nieuwbouw van panden, bijvoorbeeld als gevolg van schade door de gaswinning in het gebied.

Op basis van een instantie naar karakteristieken op pandniveau zijn per pand specifieke waarden aangebracht. De inventarisatie van karakteristieke panden heeft geleid tot de aanwijzing van 161 karakteristieke gebouwen die zijn opgenomen in het bestemmingsplan Het pand aan de Boterdiep Oostzijde 13 komt niet in deze lijst voor. In dit bestemmingsplan is het voormalige gebouw dus niet aangewezen als karakteristiek.


Daarnaast ligt het projectgebied op kaart 7 van de verordening in een landschap met herkenbare onregelmatige blokverkaveling. Het landschap ter plaatse heeft een herkenbare onregelmatige blokverkaveling (kaart 7 provinciale verordening). De kavelstructuur met bijbehorend slotenpatroon wijzigt tengevolge van dit plan niet.

Nadere regels ten aanzien van cultuurhistorie wordt niet noodzakelijk geacht. Het aspect cultuurhistorie staat de uitvoering van de plannen niet in de weg.

4.7 Externe Veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Onderzoek

Risicorelevante inrichtingen

Uit de risicokaart voor Nederland blijkt dat in de nabije omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen aanwezig zijn.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Het plangebied bevindt zich binnen de kaart 3 van de verordening aangegeven 'veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen'. Op basis van artikel 2.23.3 van de Geconsolideerde Omgevingsverordening februari 2021 is een nadere verantwoording van het groepsrisico nodig en dient advies van de Veiligheidsregio Groningen opgevraagd te worden.

Buisleidingen

Er zijn geen buisleidingen in de omgeving van het plangebied aanwezig die zijn aangewezen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Advies Veiligheidsregio

Veiligheidsregio Groningen heeft een beoordeling gedaan op de aanwezigheid van externe risicobronnen en de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid voor de planontwikkeling. Daarbij zijn ze tot de volgende conclusies gekomen:

  • Op de planontwikkeling zijn geen significante externe veiligheidsrisico's van invloed;
  • In relatie tot de planontwikkeling ziet de Veiligheidsregio geen aanleiding voor aanvullende maatregelen ten aanzien van de mogelijkheden voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid in het plangebied.

Op basis van deze beoordeling ziet de Veiligheidsregio Groningen geen aanleiding verder inhoudelijk advies te geven ten behoeve van het voorliggende ruimtelijke besluit.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.8 Milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand kan worden beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand. Een gemengd gebied is een gebied met een sterke tot matige functiemenging. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend (agrarische) bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen.

Direct ten zuiden van het plangebied is een rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) uit milieucategorie 4.4 gesitueerd. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 200 meter voor geur en van 100 meter voor geluid. De inrichting van de RWZI bevindt zich op een afstand van meer dan 200 meter. Aan de richtafstanden wordt dan ook voldaan. De RWZI ondervindt geen belemmeringen met de komst van de dagbesteding. Dit ook vanwege het feit dat er in de huidige situatie al een gevoelige functie is toegestaan. Overige bedrijvigheid bevindt zich op een afstand van meer dan 200 meter en is daarmee niet relevant.

Het aspect 'milieuzonering' vormt dan ook geen belemmering voor de in deze ruimtelijke motivering besloten ontwikkeling.

4.9 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Planologisch relevante leidingen en hoogspanningsverbindingen dienen te worden gewaarborgd. Tevens dient rond dergelijke leidingen rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden. Planologisch relevante leidingen zijn leidingen waarin de navolgende producten worden vervoerd:

  • gas, olie, olieproducten, chemische producten, vaste stoffen/goederen;
  • aardgas met een diameter groter of gelijk aan 18 inch;
  • defensiebrandstoffen;
  • warmte en afvalwater, ruwwater of halffabrikaat voor de drink- en industriewatervoorziening met een diameter groter of gelijk aan 18 inch.

Onderzoek

In en rondom het plangebied liggen geen kabels of leidingen die moeten worden voorzien van een planologische regeling. Wel is het mogelijk dat er enkele kleinere huisaansluitingen voor bijvoorbeeld gas, water en riool aanwezig zijn. Met de uitvoering van de plannen wordt met deze leidingen rekening gehouden. Voor het wijzigingsplan behoeven deze leidingen geen bescherming.

Conclusie

In de omgeving van het plangebied zijn geen planologisch relevante leidingen aanwezig die van invloed zijn op de ontwikkeling. Dit aspect vormt dan ook geen belemmering.

4.10 Ecologie

Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Deze zijn geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

Het plangebied ligt niet in of nabij beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura-2000 gebied de Waddenzee ligt op circa 11,5 kilometer. Vanwege de relatief grote afstand tot het plangebied, het gebruik van het tussenliggend gebied en de beperkte aard en omvang van de ontwikkeling, kan worden geconcludeerd dat deze Natura 2000-gebieden en de voor deze gebieden aangewezen natuurwaarden buiten de invloedssfeer van de beoogde ingreep liggen. Om deze redenen veroorzaken de plannen geen conflict met de Wet natuurbescherming.


Wel ligt op circa 280 meter ten westen van het plangebied een weidevogelleefgebied (zie figuur 4.1). Ruimtelijke ontwikkelingen mogen geen afbreuk doen aan de waarde van het leefgebied voor weidevogels. Afbreuk kan ontstaan indien sprake is van aantasting van de landschappelijke openheid, of door verstoring van vogels en aantasting van het areaal. Gezien de kleinschalige ontwikkeling worden negatieve effecten op het gebied niet verwacht.

Het plangebied ligt op ruime afstand van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde stikstofgevoelig gebied, Waddenzee, ligt op 11,5 kilometer van het plangebied. Stedelijke (gasloze) ontwikkelingen met een beperkte omvang, tot maximaal 100 woningen, zorgen niet voor een toename van de stikstofdepositie op een afstand meer dan 5 kilometer van het Natura-2000 gebied. Het verkeer gaat daarnaast vrijwel direct op in het heersende verkeersbeeld. Gelet op de beperkte omvang en de aard van het project en de afstand tot de relevante gebieden kan geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toename van de stikstofdepositie in de kritische gebieden en dat het daarom op voorhand duidelijk is dat deze in redelijkheid, gelet op de instandhoudingsdoelstellingen voor een Natura 2000-gebied de kwaliteit van de natuurlijke habitats of de habitats van soorten in dat gebied niet kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor dat gebied is aangewezen. Ofwel: het is op voorhand voldoende duidelijk dat de toename van stikstofdepositie op gebieden waarvan de kritische depositiewaarde wordt overschreden ten hoogste 0,00 mol/hectare/jaar is.

De ontwikkeling heeft, mede gelet op de aard en omvang van de ontwikkeling, geen negatieve effecten op natuurwaarden die op grotere afstand liggen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1966.WP9959PM13-VG01_0004.png"

Figuur 4.1 Uitsnede kaart Weidevogelleefgebied Omgevingsverordening Groningen

Natuur Netwerk Nederland

Het dichtstbijzijnde NNN-gebied ligt op ruim 1.800 meter. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op voor deze NNN.

Weidevogelleefgebied

Het dichtstbijzijnde Weidevogelleefgebied ligt op ruim 165 meter. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling in het plangebied, treden geen nadelige effecten op.

Soortenbescherming

Volgens de Wet natuurbescherming is het is verboden om alle soorten die beschermd zijn volgens de Vogelrichtlijn, Habitatrichtlijn, het Verdrag van Bern en het Verdrag van Bonn, evenals de in paragraaf 3.2 en 3.3 van de Wet natuurbescherming genoemde soorten te doden en te verwonden, evenals het beschadigen en vernielen van voortplantingsplaatsen of rustplaatsen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden.

In de huidige situatie is ter plaatse van het plangebied sprake van opgaande tuinbeplanting. Het perceel is ingericht als tuin. Met dit wijzigingsplan worden geen bomen gekapt, water gedempt en/of gebouwen gesloopt. Een ecologisch onderzoek wordt dan ook niet nodig geacht. Overigens wordt benadrukt dat rekening wordt gehouden met de in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming opgenomen zorgplichtbepaling.

Conclusie

Er worden geen negatieve effecten op het NNN en Natura 2000-gebieden verwacht. Daarnaast worden geen negatieve effecten op beschermde soorten in het projectgebied verwacht en wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht.

4.11 Verkeer En Parkeren

Verkeer

Het plangebied, gelegen buiten de bebouwde kom van Bedum, wordt ontsloten via de Boterdiep Oz 13. Dit is een ontsluitingsweg op zeer korte afstand van het dorp Onderdendam in noordelijke richting en het dorp Bedum in zuidelijke richting. De weg is voornamelijk bedoeld voor bestemmingsverkeer van de functies aan de Boterdiep Oz gelegen. Het plangebied is hiermee goed bereikbaar. Ook voor de mensen die vanuit de omliggende dorpen naar de zorginstelling gaan voor dagbesteding.

De ontwikkeling heeft een beperkte toename van de verkeersgeneratie ten gevolg. De toekomstige activiteiten betreffen kleinschalige activiteiten waarbij sprake is van ten hoogste de verkeersbewegingen van één á twee personenbusjes per etmaal. Het betreft hier een beperkte toename van het bestemmingsverkeer voor Boerderij De Haver. De Boterdiep Oz 13 beschikt over voldoende capaciteit om de toename van het verkeer te kunnen opvangen. De toename van verkeer zal dan ook opgaan in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. De afwikkeling van het verkeer zal daardoor niet voor problemen zorgen.

Huurder en eigenaar hebben aangegeven dat zij er voor zorg dragen dat de verkeersafwikkeling voornamelijk via Bedum zal plaatsvinden. In een enkel geval wordt een cliënt per taxi via Onderdendam naar het plangebied gebracht. Dit in verband met de woonplaats van cliënt.

Parkeren

De herontwikkeling van het plangebied zorgt voor een beperkte toename van de parkeervraag. In het plangebied is voldoende ruimte om aan de parkeerbehoefte op het eigen terrein te kunnen voldoen.

Conclusie

Op het terrein is voldoende ruimte om in de toename aan parkeerbehoefte te kunnen voorzien. Daarnaast zorgt de ontwikkeling voor een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. De verkeersgeneratie kan voldoende worden afgewikkeld op de omliggende wegen. Het aantal is dermate gering dat het opgaat in de dagelijkse fluctuatie van het verkeer. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Toetsingskader

De centrale doelstelling van het instrument milieueffectrapportage is het milieubelang een volwaardige plaats te geven in de besluitvorming over activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De basis van de milieueffectrapportage wordt gevormd door de EU Richtlijn m.e.r. De richtlijn is van toepassing op de milieueffectbeoordeling van openbare en particuliere projecten die aanzienlijke gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

De Europese regelgeving is in de Nederlandse wetgeving onder andere geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (verder Wm) en in het Besluit milieueffectrapportage 1994. In de bijlagen behorende bij het Besluit m.e.r. zijn de m.e.r.-plichtige activiteiten (de C-lijst) en de m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten (de D-lijst) beschreven. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor de betreffende activiteiten die niet aan de drempelwaarden voldoen, dient het bevoegd gezag na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de 'aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer'. De locatie kan niet aangemerkt worden als stedelijk gebied en ook is het niet gelegen op een gevoelige locatie. De ontwikkeling wordt derhalve niet genoemd in het Besluit m.e.r., een toetsing is niet aan de orde. Tevens bestaat de beoogde ontwikkeling uit de realisatie van een kleinschalige zorgvoorziening op een locatie waar voorheen een agrarisch bedrijf gevestigd was. Hierdoor zal er ook geen sprake zijn van een toename aan negatieve milieueffecten.

Hoofdstuk 5 Juridische Regeling

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Onderdendam - Boterdiep Oostzijde 13' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Het Hogeland.

Regels

De voorschriften van het moederplan blijven ongewijzigd van toepassing. De wijziging ziet alleen in het mogelijk maken van wonen in combinatie met dagbesteding conform de wijzigingsbevoegdheid uit artikel 19 lid 7. Hiervoor is de aanduiding ''specifieke vorm van maatschappelijk - dagbesteding' opgenomen. De dagbesteding moet binnen de bestaande bebouwing plaatsvinden en de opslag en stalling van goederen en machines ten behoeve van de dagbesteding mag uitsluitend inpandig plaatsvinden.

De overige voorschriften van de bestemming 'Wonen - 3' van het bestemmingsplan 'Buitengebied', vastgesteld op 17 december 2009, van de gemeente Het Hogeland blijven overeenkomstig van toepassing. Voor toetsing aan de voorschriften moeten derhalve artikel 19 van het moederplan ook worden geraadpleegd.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

voorontwerp

Het voorontwerp is in het kader van het vooroverleg verzonden naar de overlegpartners. De Provincie Groningen, Veiligheidsregio Groningen én waterschap Noorderzijlvest hebben in dit kader gereageerd. De reacties zijn hieronder weergeven.

Waterschap Noorderzijlvest

Op 1 februari 2022 is een vooroverlegreactie van het waterschap Noorderzijlvest ontvangen. Het waterschap Noorderzijlvest kan instemmen met dit wijzigingsplan. Vanwege het feit dat voorliggend wijzigingsplan enkel een functieverandering betreft heeft dit geen gevolgen voor het watersysteem.

Provincie Groningen

Op 24 februari 2022 is een vooroverlegreactie van de provincie Groningen ontvangen. Vanuit het onderwerp externe veiligheid wordt geadviseerd om het advies van de Veiligheidsregio toe te voegen aan het wijzigingsplan en, indien noodzakelijk, de conclusie ten aanzien van dit onderwerp aan te passen. Het advies van de Veiligheidsregio is toegevoegd als bijlage 2 bij dit wijzigingsplan

Veiligheidsregio Groningen

Op 9 maart 2022 is een vooroverlegreactie van de Veiligheidsregio Groningen ontvangen. De reactie heeft niet tot wijzigingen van het bestemmingsplan geleid. De inhoudelijke reactie is verwerkt in paragraaf 4.7 van deze toelichting.

ontwerp

Het ontwerpwijzigingsplan heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode i een ieder in de gelegenheid gesteld bij het college van burgemeester en wethouders zienswijzen in te dienen omtrent het ontwerpwijzigingsplan.

Er zijn twee zienswijzen ingediend. Hierna volgt een overzicht van de ingekomen zienswijzen met daarbij de inhoudelijke reactie. De zienswijze heeft tot een wijziging in paragraaf 4.11 geleid. De regels en de verbeelding zijn hetzelfde gebleven.

Zienswijze reclamant 1 Reactie gemeente
De nieuwe activiteiten leidt volgens reclamant tot een toename van zowel sluip- en bestemmingsverkeer. Het autoverkeer over het fietspad (de ontsluiting vanaf de ingang van De Haver in zuidelijke richting) neemt toe. De gemeente is van mening dat de nieuwe activiteiten niet tot een onevenredige toename van het autoverkeer leidt. De toekomstige activiteiten betreffen kleinschalige activiteiten waarbij sprake is van ten hoogste de verkeersbewegingen van één á twee personenbusje per etmaal. De toename van sluipverkeer door huidig initiatief wordt niet gedeeld. Het betreft hier een beperkte toename van het bestemmingsverkeer voor Boerderij De Haver.

Huurder en eigenaar hebben aangegeven dat zij er voor zorg dragen dat, gelet op de zienswijzen, de verkeersafwikkeling voornamelijk via Bedum zal plaatsvinden. In een enkel geval wordt een cliënt per taxi via Onderdendam naar het plangebied gebracht. Dit in verband met de woonplaats van cliënt.

Paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren is hierop aangevuld.
Reclamant geeft aan dat er in het verleden toezeggingen zijn gedaan om sluipverkeer op het (fiets) pad tegen te gaan. Hiervoor is een paaltje geplaatst inclusief waarschuwingsborden. De borden staan er nog steeds, maar het paaltje heeft er nog geen week gestaan. Van handhaving is nooit sprake geweest. Het huidig initiatief voorziet in een kleine vorm van dagbesteding op het perceel. De toezegging om sluipverkeer tegen te gaan, is een ander traject. Indien reclamant van mening is dat er een toezegging ligt waaraan geen gestalte wordt gegeven, loopt dit buiten het kader van het voorliggende ruimtelijk plan.
Volgens reclamant leidt de toename tot onveilige situaties. De gemeente is van mening dat de toekomstige situatie niet tot onveilige situaties leidt. De huidige wegenstructuur voorziet in voldoende capaciteit om de beperkte toename in verkeersbewegingen (bestemmingsverkeer) te kunnen opvangen.
Reclamant verzoekt om het toekomstige verkeer via Bedum te laten gaan en dat sluipverkeer onmogelijk wordt gemaakt. Hiervoor dienen ten noorden van boerderij De Haver maatregelen getroffen worden die doorgaand verkeer voorkomen. Uiteraard moet dit wel mogelijk gemaal( worden voor de bewoners van beide boerderijen ( De Haver en fam. Van der Giezen). De gemeente is niet voornemens om de huidige wegenstructuur te wijzigen. Dit geldt voor beide richtingen. Huurder en eigenaar hebben aangegeven dat zij er voor zorg dragen dat, gelet op de zienswijzen, de verkeersafwikkeling voornamelijk via Bedum zal plaatsvinden. In een enkel geval wordt een cliënt per taxi via Onderdendam naar het plangebied gebracht. Dit in verband met de woonplaats van cliënt.
Reclamant is verder verbaasd dat zij niet eerder zijn gekend over de ontwikkeling Het wijzigingsplan kent een procedure op grond van de Wet ruimtelijke ordening en de bepalingen in het huidige bestemmingsplan. Dat reclamant vooraf hier niet in is gekend, is ook geen verplichting. De gemeente heeft het ontwerp wijzigingsplan met de daartoe geëigende middelen bekend gemaakt. Dit heeft geleid tot een zienswijze van reclamant.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zienswijze is opgegeven op het moment dat de activiteiten reeds zijn aangevangen Op grond van het vigerende bestemmingsplan kent het perceel de mogelijkheid tot een aan huis verbonden beroep. Gelet hierop heeft initiatiefnemer reeds kunnen starten met de dagbesteding zij het met een minder aantal cliënten dan in het wijzigingsplan wordt voorzien.
Zienswijze reclamant 2 Reactie gemeente
De nieuwe activiteiten leidt volgens reclamant tot een toename van verkeer. Verder is reclamant tegen een toename van verkeer vanuit de richting van Onderdendam. Verzocht wordt om in het wijzigingsplan aan te geven dat de verkeersafwikkeling via Bedum wordt geregeld, waarbij ook aangegeven wordt dat de fietser nummer 1 is op de weg. De gemeente is van mening dat de nieuwe activiteiten niet tot een onevenredige toename van het autoverkeer leidt. De toekomstige activiteiten betreffen kleinschalige activiteiten waarbij sprake is van ten hoogste de verkeersbewegingen van één á twee personenbusjes per etmaal. Het betreft hier een beperkte toename van het bestemmingsverkeer voor Boerderij De Haver.

Huurder en eigenaar hebben aangegeven dat zij er voor zorg dragen dat, gelet op de zienswijzen, de verkeersafwikkeling voornamelijk via Bedum zal plaatsvinden. In een enkel geval wordt een cliënt per taxi via Onderdendam naar het plangebied gebracht. Dit in verband met de woonplaats van cliënt. Een bestemmingsplan of wijzigingsplan faciliteert de mogelijkheden voor bijv. de aanleg van een nieuwe weg, maar kan de doorstroming of (in)richting niet bepalen.
Hiervoor zou een verkeersbesluit moeten worden genomen op basis van de Wegenverkeerswet.

Paragraaf 4.11 Verkeer en parkeren is hierop aangevuld.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

Artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening stelt dat de gemeenteraad gelijktijdig met de vaststelling van het bestemmingsplan moet besluiten om al dan niet een exploitatieplan vast te stellen. Hoofdregel is dat een exploitatieplan moet worden vastgesteld bij elk bestemmingsplan. Er zijn echter uitzonderingen. Het is mogelijk dat de raad verklaart dat met betrekking tot een bestemmingsplan geen exploitatieplan wordt vastgesteld indien het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd of het stellen van nadere eisen en regels niet noodzakelijk is.

De gemeentelijke kosten zijn beperkt tot de ambtelijke kosten, welke worden verhaald middels de gemeentelijke legesverordening. Eventuele planschade komt voor rekening van de initiatiefnemer. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is op grond van artikel 6.12 Wro geen exploitatieplan nodig.

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 1 Watertoets

Bijlage 2 Advies Veiligheidsregio

Bijlage 2 Advies veiligheidsregio