Wijzigingsplan Eibersburen 8 te Lutjegast
Wijzigingsplan - gemeente Westerkwartier
Vastgesteld op 14-04-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het wijzigingsplanEibersburen 8 te Lutjegastmet identificatienummer NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01 van de gemeente Westerkwartier;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan huis verbonden beroep
de uitoefening van een beroep of het bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch, consumentverzorgend, ambachtelijk of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en uitbouwen kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft en waaronder in ieder geval niet wordt begrepen prostitutie en waarbij detailhandel slechts is toegestaan voor zover dit direct verband houdt met het aan huis verbonden beroep of bedrijf;
1.7 aanlegvergunning
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 lid 1, onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.8 afwijken
het afwijken bij omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.9 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
1.10 archeologisch vooronderzoek
locatiegericht bureauonderzoek, booronderzoek, geofysisch prospectieonderzoek, het graven van proefsleuven of een combinatie daarvan, verricht door een erkende partij of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.11 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;
1.12 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bed & breakfast
het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben, welk verblijf en ontbijt moeten plaatsvinden in de woning;
1.14 bestaand bijgebouw
een aanwezig bijgebouw dat is vergund of alsnog te vergunnen is of vergunningsvrij gebouwd kon worden;
1.15 bedrijf
een bedrijfseconomische eenheid, gericht op het behalen van winst; onder eenheid worden ook verstaan rechtspersonen die ruimtelijk als één bedrijf optreden;
1.16 beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis verbonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming; indien en voor zover twee bestemmingsvlakken middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bestemmingsvlak;
1.19 bestaand
bestaand op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerpplan;
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; voor vrijstaande bijgebouwen is ook functionele ondergeschiktheid vereist;
1.21 bodemingrepen
werken en werkzaamheden, genoemd in de archeologische dubbelbestemmingen, waarvan mag worden aangenomen dat zij het bodemarchief kunnen aantasten;
1.22 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding relatie met elkaar zijn verbonden worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
1.25 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.28 chalet
- een gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning;
- een stacaravan met een oppervlakte groter dan 40 m2;
1.29 dak
iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
1.30 deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg
een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaar;
1.31 erkende partij
een dienst, bedrijf of instelling erkend door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.33 hobbymatig agrarisch gebruik
het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren (niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf, een champignonkwekerij, een gebruiksgerichte paardenhouderij, een bollenteeltbedrijf of een vis- of wormenkwekerij) op niet bedrijfsmatige wijze;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.35 hoofdverblijf
de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfplaats is;
1.36 kampeermiddel
een tent, een vouwwagen, een camper, een caravan of een huifkar;
1.37 kamphuis/groepsaccommodatie
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief verblijf, waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke slaapzalen en/of kamers;
1.38 kleinschalig kampeerterrein
een kampeerterrein met een oppervlakte van niet meer dan 5.000 m2 voor kampeermiddelen gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
1.39 landschappelijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
1.40 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.41 natuurlijke waarde
de aan een gebied toegekende waarde, in verband met de geologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
1.42 normale onderhouds- of exploitatiewerkzaamheden
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
1.43 omgevingsvergunning
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.44 onderkomens
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen en kampeermiddelen;
1.45 opgraving
de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksinstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een opgravingsvergunning ex artikel 45 van de Monumentenwet en uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
1.46 paardenbak
een door middel van een afscheiding afgezonderd stuk terrein met een andere ondergrond dan gras, kennelijk ingericht voor het africhten en/of trainen en berijden van paarden en pony's en/of het anderszins beoefenen van de paardensport, met of zonder de daarbij behorende voorzieningen;
1.47 peil
- a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- c. indien in of op het water wordt gebouwd:
het plaatselijke niveau ten opzichte van het Nieuw Amsterdams Peil;
1.48 plankaart
de digitale verbeelding van het bestemmingsplan Wijzigingsplan Eibersburen 8 te Lutjegast; verbeelding op papier van het bestemmingsplan Wijzigingsplan Eibersburen 8 te Lutjegast, bestaande uit de kaart met ID-plannummer NL.IMRO.1969.WZBG20HERG1-VA01 en projectnummer 501.00.02.00.00;
1.49 permanente bewoning
bewoning van een ruimte als feitelijk hoofdverblijf waarbij het hoofdverblijf fungeert als het centrum van het sociaal en maatschappelijk functioneren van de bewoner;
1.50 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
1.51 recreatieve bewoning
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend-en/of verblijfsrecreatie;
1.52 recreatiewoning
een gebouw dat periodiek dient voor recreatief (nacht)verblijf voor recreanten die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.53 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.54 stacaravan
een caravan die als bouwwerk is aan te merken, die gedurende langere tijd op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en die als één geheel te verplaatsen is;
1.55 trekkershut
een kleinschalig gebouw, bestaande uit een lichte constructie, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor kortdurend recreatief nachtverblijf;
1.56 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Functionele ondergeschiktheid is niet vereist;
1.57 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een woning of, bij onduidelijkheid daarover, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
1.58 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.59 woning
een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.60 woonhuis
een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat;
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 Gebouwen en bouwwerken
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3 Maatvoering
Alle maten zijn tenzij anders aangegeven:
- a. voor lengten in meters (m);
- b. voor oppervlakten in vierkante meters (m²);
- c. voor inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
- d. voor verhoudingen in procenten (%);
- e. voor hoeken/hellingen in graden (º).
2.4 Meten
Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor het wonen in woonhuizen met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen en erven, met dien verstande dat:
- a. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
- b. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van een landschappelijk ingepast, kleinschalig kampeerterrein;
- c. de gronden mede mogen worden gebruikt ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik;
- d. per bouwperceel niet meer dan 1 hobbymatige paardenbak voor eigen gebruik is toegestaan met een oppervlak van ten hoogste 800 m2, waarvoor geldt dat de afstand tussen de paardenbak en een woning van derden niet minder dan 25 m mag bedragen;
- e. de woning en/of een aan de woning aangebouwd gebouw mede mogen worden gebruikt en verbouwd ten behoeve van bed & breakfast tot een oppervlakte van niet meer dan 50 m2;
- f. de gronden mede zijn bestemd voor een aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat:
- 1. de gezamenlijke beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m2;
- 2. de gezamenlijke beroeps- of bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de gezamenlijke grondoppervlakte van het hoofdgebouw, aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen;
- 3. buitenopslag niet is toegestaan;
3.2 Bouwregels
Op de voor ' Wonen ' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 4
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (hoge of specifieke (beekdal)) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' prevaleert.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin.
- b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria.
- c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in 4.2.1, indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in de Monumentenwet 1988;
- 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- b. de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bebouwingsgrenzen
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een met het wijzigingsplan strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover deze de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden onevenredig aantasten dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig verkleinen;
- b. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- d. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- e. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- f. het gebruiken of laten gebruiken van recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor permanente bewoning;
- g. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- h. het gebruiken of laten gebruiken van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor bewoning door een ander huishouden dan het huishouden dat de woning bewoont.
7.2 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "T" is vermeld;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift een vergunning of vrijstelling is vereist en deze is verleend;
- c. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. aardgastransportleidingen met een diameter van meer dan 4" en/of een druk van meer dan 40 bar;
- 2. transportleidingen voor brandbare vloeistoffen van de K1-, K2- en K3-categorie met een diameter van meer dan 4";
- 3. hoogspanningsleidingen;
- 4. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 m of meer en een lengte van 10 km of meer.
7.3 Afwijking van de gebruiksregels
7.4 Afstemmingsregel
Indien in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen voor bepaalde gronden een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "A" en de "T".
7.5 Afwegingskader aanlegvergunning
De uitvoering van de in Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningengenoemde aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig (kunnen) worden verkleind.
7.6 Onderzoek archeologie
Indien bodembewerkingen dieper dan 0,4 m plaatsvinden over een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient uit archeologisch onderzoek te zijn gebleken dat daartegen uit oogpunt van bescherming van eventueel voorkomende archeologische waarde geen bezwaar bestaat.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
8.2 Afwegingskader afwijken
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Afwijken en nadere eisen
Bij de gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing:
- a. het voornemen afwijken bij omgevingsvergunning dan wel tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking bevat de mededeling dat belanghebbenden schriftelijk hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
11.2 Gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Eibersburen 8 te Lutjegast.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
De initiatiefnemer wil de horecabestemming aan Eibersburen 8 te Lutjegast wijzigen naar een woonbestemming. Het perceel kent op dit moment twee bestemmingen: een horeca- en een woonbestemming. De horeca-activiteiten zijn beëindigd. De eigenaren willen de horecabestemming daarom wijzigen naar een woonbestemming. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Voor deze wijziging is voorliggend wijzigingsplan opgesteld.
1.2 Locatie
Op afbeelding 1.1 is de ligging en globale begrenzing van het plangebied aangegeven. Het plangebied ligt net iets buiten het dorp Lutjegast. Het dorp Lutjegast ligt in het westen van de provincie Groningen en behoort tot de gemeente Westerkwartier. In de directe omgeving van het dorp liggen verscheidene kleine dorpen. Het plangebied is onderdeel van het bebouwingslint tussen Gerkesklooster en Noordhorn, waar woningen en bedrijfsfuncties elkaar afwisselen. De schaal van de betreffende bebouwing varieert plaatselijk, evenals de afstand tot de doorgaande weg. Op het terrein naast het horecabedrijf liggen een aantal woningen. Het plangebied krijgt net als de naast het horecabedrijf liggende woningen de bestemming 'Wonen'.
Afbeelding 1.1 Ligging plangebied (bron: GoogleMaps, d.d. 30-10-2019)
1.3 Planologisch-juridisch Kader
Het plangebied maakt deel uit van 'Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast' (vastgesteld 1 juni 2010) en 'Bestemmingsplan Buitengebied Grootegast 2010 – Gedeeltelijke herziening 2014' (vastgesteld op 16 februari 2016) en heeft daarin de enkelbestemming 'Horeca'. Tevens heeft het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
Afbeelding 1.2 Uitsnede verbeelding bestemmingsplan Buitengebied Grootegast (bron: ruimtelijkeplannen.nl, d.d. 30-10-2019
In artikel 18.5.1 van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen, indien en voor zover de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd. Van dit laatste is sprake: de initiatiefnemers hebben de horeca-activiteiten beëindigd. Uit artikel 18.5.2 volgt dat bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid in acht wordt genomen dat:
- a. de woonfunctie uitsluitend mag worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
- b. de landschappelijke kenmerken van het erf niet mogen worden aangetast.
Artikel 18.5.3 stelt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een evenredige belangenafweging plaatsvindt als bedoeld in artikel 51.2.
Uit paragraaf 2.3 blijkt dat het planvoornemen aan alle bovengenoemde randvoorwaarden voldoet. Het wijzigingsplan zal de uniforme openbare voorbereidingsprocedure doorlopen (die ook op reguliere bestemmingsplannen van toepassing is) en ter besluitvorming aan het college van burgemeester en wethouders worden voorgelegd.
1.4 Leeswijzer
Voorliggende toelichting kent vijf hoofdstukken. Na dit inleidende hoofdstuk komt in hoofdstuk 2 het beleidskader aan de orde. Hoofdstuk 3 bevat de beschrijving van de ontwikkeling. Het daarop volgende hoofdstuk behandelt de toetsing aan de omgevingsaspecten (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 gaat ten slotte in op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Beleid
2.1 Rijk
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld door het (voormalige) ministerie van Infrastructuur en Milieu. De SVIR heeft betrekking op de periode tot 2040 en heeft als motto: 'Nederland concurrerend, leefbaar en veilig'. Om dit motto te kunnen bereiken zijn de volgende drie doelen gesteld:
- Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur;
- Het verbeteren en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
- Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
De bovengenoemde doelen zijn uitgewerkt in dertien nationale belangen. Nationaal belang dertien luidt: 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten'. Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening, inclusief zorgvuldige, transparante ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en dat bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen, aanleg en herstructurering moet in elk geval aandacht zijn voor de gevolgen voor de waterhuishouding, het milieu en het cultureel erfgoed. "Vraaggericht programmeren en realiseren van verstedelijking door provincies, gemeenten en marktpartijen is nodig om groei te faciliteren, te anticiperen op stagnatie en krimpregio's leefbaar te houden. Ook dient de ruimte zorgvuldig te worden benut en overprogrammering te worden voorkomen." Om beide te bereiken is de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen in artikel 3.1.6 lid 1 en 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
In dit planvoornemen wordt de horecabestemming gewijzigd naar een woonbestemming. Of sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving. Voor wonen geldt, dat voor woningbouwlocaties vanaf twaalf woningen sprake is van een stedelijke ontwikkeling die Ladderplichtig is (ABRvS 16 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2921). Dit betekent dat de 'laddertoets' niet van toepassing is op onderhavig planvoornemen, welke strekt tot de toevoeging van één woning.
2.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het beleid uit de SVIR. In het Barro zijn regels opgenomen die de beleidsruimte van andere overheden inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Het gaat hier om de nationale belangen die in paragraaf 2.1.1 genoemd zijn. Deze hebben geen inperkende werking voor dit planvoornemen.
2.2 Provincie
2.2.1 Omgevingsvisie 2016-2020
De Omgevingsvisie 2016-2020 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. Het accent ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen. Door samenwerking met medeoverheden en andere partijen en het leveren van maatwerk wil de provincie haar doelen bereiken. Een belangrijk doel is om op strategisch niveau samenhang aan te brengen in het beleid voor de fysieke leefomgeving. Daarom zijn zoveel mogelijk visies op deelterreinen, zoals ruimtelijke ontwikkeling, landschap en cultureel erfgoed, natuur, verkeer en vervoer, water, milieu en gebruik van natuurlijke hulpbronnen samengevoegd en inhoudelijk met elkaar verbonden. Er zijn ook onderdelen opgenomen van het beleid voor economie, energie, cultuur en welzijn, voor zover die gevolgen hebben voor de fysieke leefomgeving. De Omgevingsvisie is kaderstellend voor medeoverheden en andere partijen (bedrijven) die invloed uitoefenen op de fysieke leefomgeving. Het beleid is onderverdeeld in vijf thema's en elf provinciale belangen:
Ruimte
- 1. Ruimtelijke kwaliteit
- 2. Aantrekkelijk vestigingsklimaat
- 3. Ruimte voor duurzame energie
- 4. Vitale landbouw
Natuur en landschap
- 5. Beschermen landschap en cultureel erfgoed
- 6. Vergroten biodiversiteit
Water
- 7. Waterveiligheid
- 8. Schoon en voldoende water
Mobiliteit
- 9. Bereikbaarheid
Milieu
- 10. Tegengaan milieuhinder
- 11. Gebruik van de ondergrond
Op de kaart 'Ruimte' is aangegeven dat het plangebied tot het 'buitengebied' behoort. Door verschillende oorzaken verliezen (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied hun oorspronkelijke functie. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. De provincie stimuleert het behoud en gebruik van het cultureel erfgoed en monumenten. De provincie vindt dat de ruimtelijke relevante kenmerken van voormalige al dan niet agrarische bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk behouden moeten blijven. De provinciale voorwaarden en regels zijn opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3).
Op de kaart 'Landschap' is het plangebied ingedeeld bij 'Zuidelijk Westerkwartier'. In dit deelgebied moet in het bijzonder rekening worden gehouden met:
- het contrast tussen de afwisselende reeksen van besloten zandruggen en open natte laagveengebieden;
- het coulissenkarakter van het houtsingellandschap;
- de verwevenheid van de wegdorpen met het houtsingellandschap;
- de kleinschaligheid van bebouwing;
- de borgen en kerken;
- de natte landschapselementen in de vorm van de pingoruïnes en petgaten;
- het lineaire karakter van de wegen en kanalen in de veenkoloniale zuidpunt;
- herkenbaar verkavelingspatroon van houtsingels en sloten.
De overige kaarten van de Omgevingsvisie - waaronder 'Natuur', 'Schaalvergroting landbouw' en 'Intensieve veehouderij' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.
2.2.2 Omgevingsverordening
De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 (opnieuw vastgesteld dd. 6 februari 2019) bevat regels voor de fysieke leefomgeving. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. Via de Omgevingsverordening werkt het beleid uit de Omgevingsvisie door in plannen van gemeenten en waterschappen. De Omgevingsverordening maakt duidelijk wat wel en niet aanvaardbaar is met het oog op provinciale belangen. Als gemeenten en waterschappen deze belangen onvoldoende verwerken in hun ruimtelijke plannen, dan zal de provincie dit via de weg van bestuurlijk overleg, zienswijzen, beroep of - in het uiterste geval - een reactieve aanwijzing proberen bij te sturen.
Op de kaart 'Buitengebied' is het plangebied opgenomen in het buitengebied. Op grond van artikel 2.13.2 kan de gewenste functiewijziging van 'Horeca' naar 'Wonen' plaatsvinden. Het beleid is erop gericht om vrijgekomen gebouwen in het buitengebied zoveel mogelijk te behouden door het bieden van mogelijkheden voor passend hergebruik. Uit artikel 2.13.3 volgt dat het plan dat betrekking heeft op vrijgekomen gebouw in het buitengebied niet voorziet in het vergroten van deze gebouwen of het oprichten van nieuwe gebouwen, anders dan vervangende nieuwbouw.
De kaart 'Normen bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren' geeft voor het plangebied aan: 'Grasland - 1:10 jaar'. Dit betekent dat in dit gebied (zonder maatregelen), eens in de tien jaar rekening moet worden gehouden met wateroverlast.
De overige kaarten van de Omgevingsverordening - waaronder 'Windenergie', 'Natuur' en 'Intensieve veehouderij' - geven geen specifieke waarden of belemmeringen voor het plangebied aan.
2.2.3 Conclusie
Nieuwe functies (zoals wonen) in bedrijfsgebouwen in het buitengebied die hun functie verliezen, kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap. Geconcludeerd kan worden dat dit wijzigingsplan past binnen het provinciaal ruimtelijk beleid.
2.3 Gemeente
2.3.1 Bestemmingsplan
Het plangebied is, zoals gezegd in de inleiding, onderdeel van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast en bestemd als 'Horeca' en 'Waarde - Archeologie 4'. In afbeelding 1.2 is een uitsnede van de bestemmingsplanverbeelding opgenomen.
In artikel 18.5.1 van de bestemmingsplanregels is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen, indien en voor zover de horecabedrijfsactiviteiten feitelijk zijn beëindigd. Van dit laatste is sprake: de initiatiefnemers hebben de horeca-activiteiten beëindigd. Uit artikel 18.5.2 volgt dat bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid in acht wordt genomen dat:
- a. de woonfunctie uitsluitend mag worden uitgeoefend in de voormalige bedrijfswoning en in een aan de voormalige bedrijfswoning aangebouwde voormalige bedrijfsruimte, waarbij geldt dat in totaal niet meer dan 1 woning aanwezig mag zijn;
- b. de landschappelijke kenmerken van het erf niet mogen worden aangetast.
Aan de voorwaarden van artikel 18.5.2 wordt voldaan, omdat de woonfunctie zal worden uitgeoefend in het voormalige horecapand, bestaande uit 1 woning. De landschappelijke kenmerken van het verharde erf worden niet aangetast, omdat het een functiewijziging betreft.
Artikel 18.5.3 stelt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid een evenredige belangenafweging plaatsvindt als bedoeld in artikel 51.2. Uit artikel 51.2 volgt dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden in het plan een evenredige belangenafweging plaatsvindt waarbij betrokken worden:
- a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
Het plangebied heeft de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. Deze waarde wordt overgenomen en zal dus worden gewaarborgd.
- b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de gebruikers en eigenaren van de aanliggende gronden, welke ook de bestemming 'Wonen' hebben, een verbetering zijn ten opzichte van de huidige situatie.
- c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
De uitvoerbaarheid en toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie is aangetoond in hoofdstuk 4 van de toelichting.
- d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
Het planvoornemen betreft enkel een functiewijziging. Derhalve is een landschappelijk inpassingsplan niet noodzakelijk.
- e. mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de verkeerssituatie een verbetering zijn. Ten behoeve van het horecabedrijf zullen er in de toekomstige situatie geen verkeersbewegingen plaatsvinden.
Geconcludeerd kan worden dat ook aan de voorwaarden van artikel 18.5.3 wordt voldaan.
2.3.2 Woonvisie
De Woonvisie Westerkwartier 2015-2020 - Ruimte om te wonen is in 2015 door de gemeenteraden van de voormalige gemeenten Grootegast, Leek, Marum en Zuidhorn vastgesteld. In de visie wordt uitgegaan van vier ambities: de ruimte om je woonwens te vervullen; wonen betaalbaar houden; bewoners nemen initiatief, overheid ondersteunt; ook met een zorgvraag veilig en comfortabel wonen.
In algemene zin ligt de focus op de bestaande voorraad. Inbreiding gaat voor uitbreiding en kwaliteit voor kwantiteit. Bij dit initiatief is sprake van inbreiding. De reeds bestaande horecalocatie wordt benut door deze om te zetten in een woonlocatie. Het initiatief past daarom bij de ambities uit de Woonvisie.
Hoofdstuk 3 Planbeschrijving
3.1 Huidige Situatie
Het plangebied is gelegen aan de Eibersburen 8 te Lutjegast in het buitengebied van de gemeente Westerkwartier. Het plangebied maakt deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast en is onderdeel van het bebouwingslint tussen Gerkesklooster en Noordhorn. Op het terrein naast het horecabedrijf liggen een aantal woningen. Het plangebied heeft de bestemming 'Horeca' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
3.2 Toekomstige Situatie
Het plangebied, met de bestemming 'Horeca', krijgt net als de naast het horecabedrijf liggende woningen de bestemming 'Wonen'. Tevens behoudt het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'.
3.3 Juridische Toelichting
3.3.1 Algemeen
In deze paragraaf wordt ingegaan op de regels van het wijzigingsplan. De regels vormen samen met de verbeelding het juridische bindende deel van het wijzigingsplan. Zowel de verbeelding als de regels voldoen aan de verplichte landelijke standaarden voor de uitwisseling en vergelijkbaarheid van digitale bestemmingsplannen (IMRO2012 en SVBP2012). Het wijzigingsplan bestaat uit:
- een verbeelding van het plangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
- de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.
Bij het wijzigingsplan hoort een toelichting. Het wijzigingsplan met de daarbij behorende toelichting wordt langs elektronische weg vastgesteld.
3.3.2 Bestemmingen
Het plangebied is, zoals gezegd, onderdeel van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' en het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast 2010 - Gedeeltelijke herziening 2014' . Het plangebied is op dit moment bestemd als 'Horeca'. In artikel 18.5.1 van het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Horeca' naar de bestemming 'Wonen' te wijzigen. Dit is toegepast op het perceel Eibersburen 8. Hier gaat de bestemming 'Wonen' gelden, samen met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4'. In totaal is 1 woning toegestaan. Het aantal is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'. De regels sluiten - voor zover van toepassing op dit perceel - aan bij het bestemmingsplan 'Buitengebied Grootegast'.
Voorts is bij de regels van het wijzigingsplan de bijlage 'Tabel aanlegvergunningen' opgenomen. Hierbij moet in acht genomen worden dat uit de tabel enkel de bestemming 'Wonen' van toepassing bij dit wijzigingsplan.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
Dit hoofdstuk geeft de ruimtelijke opzet van het plangebied.
4.1 Wet Geluidhinder
Dit planvoornemen voorziet in het wijzigen van de geldende bestemming naar een woonbestemming. De Wet geluidhinder beschouwt een woning als zogenaamd geluidsgevoelig object. Het plangebied ligt in de zone van de wegen Eibersburen en Stationsweg. De Wet geluidhinder (Wgh) richt zich wat betreft wegverkeerslawaai op de zogenaamde zoneringsplichtige wegen. Langs zoneringsplichtige wegen is een geluidszone gelegen waarvan de breedte wordt bepaald door het aantal rijstroken alsmede de ligging in stedelijk of buitenstedelijk gebied conform artikel 74 van de Wgh. Indien wordt gebouwd binnen de geluidszone, verplicht de Wet geluidhinder, door middel van akoestisch onderzoek, aandacht te besteden aan de geluidssituatie. De situatie is buitenstedelijk gelegen. De wegen kennen derhalve een zone van 250 m. De te realiseren geluidsgevoelige bebouwing ligt binnen de zones van deze wegen en er dient daarom akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Door Bügel Hajema Adviseurs is een akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 1). Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone een ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB als geluidsbelasting op de gevel. Indien nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen worden blootgesteld aan een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, is het noodzakelijk dat een verzoek tot het mogen toestaan van een hogere waarde wordt ingediend. De maximale ontheffingsgrenswaarde voor nog te realiseren geluidsgevoelige bebouwing gelegen in buitenstedelijk gebied bedraagt 53 dB.
Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning niet voldoet aan de wettelijke eisen wat betreft het wegverkeerslawaai. De overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting bedraagt maximaal 5 dB vanwege de Eibersburen. De maximale ontheffingswaarde van 53 dB wordt daarmee niet overschreden.
Om de realisatie van deze woning mogelijk te maken dient het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Westerkwartier hogere waarden te verlenen voor deze woning. Gemotiveerd is waarom maatregelen aan de bron of in het overdrachtsgebied niet mogelijk zijn. Daarbij is getoetst aan de landelijke wetgeving.
Voor het verlenen van een hogere waarde zijn aanvullende geluidsisolerende maatregelen aan de betreffende gevels van de geluidgevoelige bebouwing nodig, teneinde te voldoen aan de maximale binnenwaarde van 33 dB. Uit dit onderzoek blijkt dat de woning kan voldoen aan de noodzakelijke geluidwering van de gevels overeenkomstig het Bouwbesluit. Het betreffende onderzoek is als Bijlage 2 opgenomen.
4.2 Milieuzonering
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Een richtafstand is de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten. De woning binnen het plangebied geldt als gevoelige functie. Er moet dus rekening worden gehouden met omliggende bedrijven.
Aan de Stationsweg, Eibersburen en Westerhornerweg bevinden zich een aantal (agrarische) bedrijven en een (open) opslagterrein. In de huidige situatie staan al woningen op dezelfde en kortere afstanden van genoemde bedrijven als het plangebied. Het toevoegen van deze nieuwe woning is daarmee niet extra belemmerend voor de aanwezige bedrijven. Daarenboven is niet bekend dat de bestaande bedrijvigheid onevenredige hinder oplevert voor de bestaande woningen. Dit zal eveneens het geval zijn bij de geplande woning. Het aspect milieuzonering vormt derhalve geen belemmering vormen voor het initiatief.
4.3 Luchtkwaliteit
Nederland heeft de Europese regels met betrekking tot luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De functiewijziging leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking. Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit een verbetering zijn voor de verkeerssituatie en daarmee de luchtkwaliteit. In de toekomstige situatie zullen er geen verkeersbewegingen ten behoeve van het horecabedrijf plaatsvinden. De ruimtelijke ontwikkeling dient te worden beschouwd als een nibm-project.
Hoewel geconstateerd is dat het project een zogenaamd nibm-project betreft, dient ook te worden bezien of de luchtkwaliteit in het plangebied niet zodanig is dat de normen voor een goed woonklimaat worden overschreden. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de Grootschalige Concentratiekaarten Nederland 2011.
De meest relevante luchtkwaliteitseisen voor ruimtelijke plannen zijn stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). De grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) uit de wet zijn opgenomen in de navolgende tabel.
Getoetst dient te worden aan de norm voor NO2 per 1 januari 2015. Vanaf die datum moet blijvend aan de norm van NO2 worden voldaan. Per 21 juni 2011 moet aan de grenswaarden voor fijn stof worden voldaan. Uit de Grootschalige Concentratiekaarten blijkt dat in het plangebied de achtergrondniveaus voor NO2 en PM10 in zowel 2011, 2015 als 2020 ruimschoots onder de grenswaarden liggen.
Het project kan daarom voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
4.4 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over de risico's voor mens en milieu bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Ook de risico's die luchthavens geven vallen hieronder. Inwoners van een bepaald gebied kunnen te maken krijgen met plaatsgebonden risico (PR). Dit is de kans per jaar dat één persoon overlijdt door een ongeluk met een gevaarlijke stof. In theorie zou die persoon zich onafgebroken en onbeschermd op één bepaalde plaats moeten bevinden. Deze kans mag niet groter zijn dan één op het miljoen. Het groepsrisico (GR) legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Het is een maatstaf voor de verwachte omvang van een ramp. Bij de berekening van het GR spelen twee factoren mee:
- de aard en de hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen;
- het aantal potentiële slachtoffers. In een omgeving met veel inwoners is dit aantal bijvoorbeeld groter dan in een dunbevolkt gebied.
Gevaarlijke inrichtingen, spoor- en wegtransportroutes en buisleidingen
Volgens de risicokaart (risicokaart.nl) ligt het plangebied niet in het invloedsgebied van risicovolle inrichtingen, spoor- en wegtransportroutes of buisleidingen. Het plangebied ligt wel in het invloedsgebied van het Van Starkenborghkanaal (Basisnet water). De personendichtheid in het gebied neemt echter niet toe. Een nadere verantwoording van het groepsrisico is daarom niet noodzakelijk.
Wat betreft de omgevingsaspecten externe veiligheid zijn op voorhand geen bezwaren tegen de beoogde functiewijziging. Daarom kan het wijzigingsplan wat betreft het aspect externe veiligheid als uitvoerbaar worden geacht.
4.5 Bodem
Het Besluit Bodemkwaliteit streeft naar duurzaam bodembeheer waarbij een balans gezocht wordt tussen bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu enerzijds en het gebruiken van de bodem voor maatschappelijke ontwikkelingen anderzijds. Het Besluit bevat regels voor kwaliteitsborging (Kwalibo), bouwstoffen, grond en baggerspecie. Bij het opstellen van ruimtelijke plannen moet de vraag worden beantwoord of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het huidige of toekomstige gebruik van die bodem en of deze optimaal op elkaar kunnen worden afgestemd. Het uitgangspunt hierbij is dat aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet. Dit is het zogenaamde stand still-beginsel.
Het plan betreft een functiewijziging van bestaande bebouwing zonder ingrepen in de bodem. Bodemonderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
4.6 Water
Beleid
Op grond van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moet in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Deze paragraaf laat zien hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Het projectgebied ligt in het beheergebied van waterschap Wetterskip Fryslân. Het waterbeleid voor dit gebied is onder meer vastgelegd in het 'Waterbeheerprogramma 2016-2021'.
Plangebied
Het huidige horecabedrijf beëindigt haar horeca-activiteiten. De initiatiefnemer wil de horecabestemming daarom wijzigen naar een woonbestemming. Hiervoor is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het project betreft dus enkel een functiewijziging.
Digitale watertoetsprocedure
Op 22 oktober 2019 is de digitale watertoetsprocedure doorlopen. Het 'watertoetsdocument' is als Bijlage 3 toegevoegd. Hieruit is naar voren gekomen dat, gezien het initiatief enkel een functiewijziging betreft, het plan geen invloed heeft op het watersysteem en de waterketen. Met de voorgenomen ontwikkeling zijn geen waterbelangen gemoeid. Het waterschap Wetterskip Fryslân heeft dan ook geen bezwaren tegen de voorgenomen ontwikkeling. Deze conclusie is getrokken naar aanleiding van een digitale watertoets. Het proces van de watertoets is goed doorlopen. Het plan is op dit punt uitvoerbaar, waarbij het onderstaande in acht wordt genomen.
Verharding
Door ruimtelijke ontwikkelingen neemt de hoeveelheid verhard oppervlak toe met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden. Dit geldt ook voor toevoegen van oppervlakteverharding die wel past binnen het plan, maar waarvan de grond al meer dan vijf jaar braak ligt en waar in het verleden niet voor gecompenseerd is.
Het is verboden zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in dit wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater is onderstaande tabel van toepassing. Uiteraard is het toepassen van alternatieve maatregelen in het plan ook mogelijk. Afhankelijk van de maatregel kunnen andere normen gelden dan vermeld in de onderstaande tabel. Zie de 'Leidraad watertoets' voor meer informatie over compenserende maatregelen of neem contact op met Cluster Plannen van Wetterskip Fryslân. Indien er niet wordt gecompenseerd door extra oppervlaktewater te graven waarbij onderstaande percentages worden gehanteerd of indien er geen overeenstemming plaatsvindt in de watertoetsprocedure over alternatieve maatregelen dan dient een watervergunning bij het waterschap te worden gevraagd.
Gebied | Stedelijk (>200 m²) | Landelijk (>1.500 m²) |
Boezem | 5% | 5% |
Polder | 10% | 10% |
Vrij afstromend | Maatwerk mogelijk | Maatwerk mogelijk |
Toelichting tabel
- 5% heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
- de algemene regels keur zijn in de bovenstaande tabel verwerkt;
- maatwerk kan bestaan uit bijvoorbeeld infiltratie of berging van het overtollig hemelwater.
Ruimtelijke adaptatie
Om ook in de toekomst prettig te kunnen wonen, werken en recreëren moeten steden en dorpen ingericht worden met het oog op de toekomst. Het is belangrijk kansen te benutten om het gebied klimaat robuust in te richten. Zo is het mogelijk om het bebouwd gebied beter bestand te maken tegen hevige regenbuien, periodes van droogte en hitte en de gevolgen van een mogelijke overstroming. Voor veel maatregelen geldt bovendien dat ze kosteneffectief zijn, als ze maar in een vroeg stadium in het planvormingsproces worden meegenomen.
4.7 Ecologie
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het van belang om aandacht te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden moet men beoordelen in relatie tot bestaande wet- en regelgeving op het gebied van soortenbescherming en gebiedsbescherming. De wettelijke grondslag hiervan ligt per 1 januari 2017 in de Wet natuurbescherming (Wnb) en in het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid. De Wnb regelt onder andere de soortenbescherming van planten en dieren, dit betreft de in het wild voorkomende vogels onder de vogelrichtlijn, de dier- en plantensoorten onder de habitatrichtlijn. Dier- en plantensoorten die in de bijlage van de wet genoemd worden vallen ook onder de beschermde soorten, op deze lijst mogen provincies een 'lijst met vrijstellingen' opstellen (artikel 3.11 van de Wnb). In de Wnb is eveneens de bescherming van Natura 2000-gebieden geregeld. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningsplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.
Omdat dit wijzigingsplan niet voorziet in ruimtelijke ingrepen en er dus niks wordt gebouwd en/of gesloopt, kan ecologisch onderzoek achterwege blijven en vormt het aspect geen belemmering voor het onderhavige plan.
STIKSTOFBEREKENING
In mei 2019 heeft de Raad van State omtrent het PAS-dossier uitspraak gedaan. Dit leidt ertoe dat voor nieuwe projecten met ruimtelijke implicaties een zogenaamde Aeriusberekening uitgevoerd moet worden. Echter, in dit geval is er geen of nauwelijks sprake van ruimtelijke ingrepen. Het betreft slechts een functiewijziging waarbij niet gebouwd of gesloopt wordt. Bovendien is de verwachting dat de functiewijziging van horeca naar wonen leidt tot minder verkeersbewegingen. Dit leidt eerder tot een vermindering van stikstofuitstoot dan een toename. Er treedt door verwachte vermindering van de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig.
Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
4.8 Archeologie En Cultuurhistorie
Archeologie
Begin 1992 ondertekende Nederland het Verdrag van Valletta/Malta. Daarmee heeft de zorg voor het archeologische erfgoed een prominentere plaats gekregen in het proces van de ruimtelijke planvorming. Uitgangspunten van het verdrag zijn het vroegtijdig betrekken van archeologische belangen in de planvorming, het behoud van archeologische waarden in situ (ter plaatse) en de introductie van het zogenaamde "veroorzakerprincipe". Dit principe houdt in dat degene die de ingreep pleegt financieel verantwoordelijk is voor behoudsmaatregelen of een behoorlijk onderzoek van eventueel aanwezige archeologische waarden. Ondertussen is dit vertaald in de Monumentenwet/Erfgoedwet.
In het bestemmingsplan Buitengebied Grootegast zijn aan archeologische monumenten en gebieden waarvoor (middel)hoge trefkansen op archeologische waarden gelden, dubbelbestemmingen toegekend. Het plangebied heeft de archeologische waarde 4. Het initiatief betreft echter een functiewijziging van bestaande bebouwing zonder ingrepen in de bodem. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk. Wel wordt met het oog op mogelijke toekomstige ontwikkelingen de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie 4’ overgenomen uit het geldende wijzigingsplan. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
Cultuurhistorie
Als gevolg van het beleid Modernisering Monumentenzorg is per 1 januari 2012 in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.6.1) bepaald dat overheden verplicht zijn cultuurhistorie integraal mee te wegen bij het opstellen van ruimtelijke plannen.
De functiewijziging heeft geen invloed op de cultuurhistorische waarden van het plangebied. Het project kan voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
4.9 Verkeer En Parkeren
De functiewijziging leidt niet tot een verkeersaantrekkende werking. Het plangebied heeft op dit moment de bestemming 'Horeca'. Met de functiewijziging naar 'Wonen' zal dit voor de verkeerssituatie een verbetering zijn. In de toekomstige situatie zullen er geen verkeersbewegingen ten behoeve van het horecabedrijf plaatsvinden. In het plangebied is voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein aanwezig. Het project kan daarom voor dit aspect als uitvoerbaar worden geacht.
4.10 M.e.r.-plicht
In bijlage C en D van het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van een ruimtelijk plan of besluit plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Voor activiteiten die voorkomen op de D-lijst en die onder de drempelwaarden vallen, moet een vormvrije m.e.r.-beoordeling doorlopen worden. Daarbij gaat het om de vraag of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. De 'belangrijke nadelige gevolgen' kunnen worden ontleend aan het toetsingskader van bijlage III van de Europese Richtlijn Milieueffectbeoordeling. Daarin worden drie aspecten genoemd:
- kenmerken van de activiteit;
- plaats van de activiteit;
- kenmerken van het potentiële effect.
De functiewijziging valt niet onder de activiteiten die zijn opgenomen in de C- en D-lijst. Er hoeft dus geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling doorlopen te worden. Het plan is op dit punt uitvoerbaar.
Afbeelding 4.1 Besluit m.e.r. (bron: infomil.nl)
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten voor realisatie van onderhavig plan komen geheel voor rekening van de initiatiefnemer. Dat geldt ook voor eventuele planschadekosten, die daarmee dus 'anderszins verzekerd' zijn. In een planschadeverhaalsovereenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemer wordt dit vastgelegd.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Dit wijzigingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening voorgelegd aan de 'overlegpartners', waaronder de provincie Groningen en waterschap Wetterskip Fryslân. Het plan is daarnaast voor de duur van zes weken ter inzage gelegd. Er zijn in de termijn van tervisielegging geen zienswijzen ingediend. Het vooroverleg en de terinzagelegging hebben geen aanleiding gegeven tot planaanpassingen.
Bijlage 1 Tabel Aanlegvergunningen
Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen
Bijlage 1 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek
Bijlage 2 Onderzoek Geluidwering Gevels
Bijlage 2 Onderzoek geluidwering gevels