Gaweg 14, Zuidhorn
Wijzigingsplan - Gemeente Westerkwartier
Vastgesteld op 23-11-2021 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 het plan:
Het wijzigingsplan 'Gaweg 14, Zuidhorn' van de gemeente Westerkwartier.
1.2 wijzigingsplan:
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1969.WZBG21HERG1-VA01 en de daarbij behorende bijlagen en toelichting.
1.3 Bestemmingsplan (moederplan)
Het 'bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn', vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zuidhorn op 12 april 2010 en het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn (herziening) vastegesteld door de gemeenteraad van de gemeente Westerkwartier op 27 maart 2019.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
(Voor de leesbaarheid zijn de relevante regels uit het moederplan overgenomen. Indien de navolgende regels afwijken van de regels uit het moederplan, dan gelden de regels uit het moederplan)
Artikel 2 Dubbelbestemmingsregels
Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan van toepassing.
Artikel 3 Bedrijf
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor het uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten, opslag en installaties, met daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde - geen windturbines zijnde-, tuinen, erven, terreinen en parkeervoorzieningen, met dien verstande dat:
- a. uitsluitend bedrijven zijn toegestaan als genoemd in de Bijlage 2 Bedrijvenlijst;
- b. detailhandel niet is toegestaan;
- c. in afwijking van het bepaalde onder a en b ter plaatse van de aanduiding ' bedrijf' op het volgende adres tevens de volgende bedrijfsactiviteiten en detailhandel zijn toegestaan:
Gaweg 14 Timmerwerkplaats en uitsluitend binnenopslag en binnenstalling van bouwmaterialen, machines en gereedschappen en voertuigen, waaronder caravans - d. risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- e. inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit milieubeheer niet zijn toegestaan;
- f. de gronden mede zijn bestemd voor landschappelijke inpassing;
- g. de gronden mede zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden zoals die ter plaatse voorkomen.
3.2 Bouwregels
Op de voor 'Bedrijf' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
3.3 Nadere eisen
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Artikel 4 Waarde - Archeologie 5
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ' Waarde - Archeologie 5 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (middelhoog) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' prevaleert.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
- a. Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 ten behoeve van een overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van een bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin;
- b. Er wordt niet afgeweken van het bepaalde in 4.2.1 dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Dit rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de archeologische beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en -criteria;
- c. Voor zover het oprichten van het bouwwerk, waarvoor de omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een onevenredige verstoring van behoudenswaardige archeologische waarden, zowel in directe als in indirecte zin, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in 4.2.1 , indien aan de vergunning één, of een combinatie, van de volgende voorschriften worden verbonden:
- 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- 2. de verplichting tot het doen van opgravingen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet;
- 3. de verplichting de oprichting van een bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
- a. de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 3 ' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek archeologische waarden blijken te bevatten die op grond van de gangbare waarderingssystematiek door burgemeester en wethouders als behoudenswaardig zijn bevonden (positief selectiebesluit);
- b. de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' wordt gewijzigd in de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 4 ' voor gronden die op basis van deskundig archeologisch (voor)onderzoek een hoge archeologische verwachting blijken te hebben;
- c. de dubbelbestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' wordt verwijderd, indien uit deskundig archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen sprake is van behoudenswaardige archeologische waarden.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
5.1 Grond
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
5.2 Woningen
Bij de beoordeling van een bouwaanvraag voor een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Ook bedrijfswoningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden daartoe gerekend.
Artikel 6 Algemene Bouwregels
6.1 Bebouwingsgrenzen
6.2 Geluidszones langs wegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van:
- a. 250 m ter weerszijden van een weg met een of twee rijstroken;
- b. 400 m ter weerszijden van een weg met drie of vier rijstroken;
mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd of vervangen met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere grenswaarde, behoudens voor zover artikel 76 lid 3 van de Wet geluidhinder van toepassing is.
6.3 Geluidszones langs spoorwegen
Indien en voor zover gronden zijn gelegen binnen een zone van 100 meter van de spoorlijn Leeuwarden-Groningen mogen toegelaten geluidsgevoelige functies uitsluitend worden gerealiseerd met inachtneming van de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting als bedoeld in het Besluit geluidhinder of een vastgestelde hogere
grenswaarde.
6.4 Reclamemasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de bouwhoogte van
reclamemasten niet meer dan 6 m mag bedragen.
6.5 Lichtmasten
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat lichtmasten:
- a. niet mogen worden opgericht binnen een afstand van 100 m van de bestemmingen Bos, Natuur en Natuur - Agrarisch;
- b. een bouwhoogte mogen hebben van niet meer dan 6 m.
6.6 Vrijgekomen gebouwen
Vrijgekomen gebouwen die aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken en ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen
gebouwen', mogen:
- a. niet worden vergroot;
- b. niet worden vervangen door nieuwe gebouwen, anders dan vervangende
nieuwbouw.
Deze regel is niet van toepassing op karakteristieke en beeldbepalende gebouwen,
voorzover die binnen dit bestemmingsplan zijn aangeduid en daarmee van specifieke regels zijn voorzien.
6.7 Windturbines
Onverminderd het bepaalde in de overige artikelen geldt dat de ashoogte van
windturbines niet meer dan 15 m mag bedragen.
6.8 Vrijgekomen gebouwen
Vrijgekomen gebouwen die aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken en ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen', mogen:
- a. niet worden vergroot;
- b. niet worden vervangen door nieuwe gebouwen, anders dan vervangende nieuwbouw.
Deze regel is niet van toepassing op karakteristieke en beeldbepalende gebouwen, voorzover die binnen dit bestemmingsplan zijn aangeduid en daarmee van specifieke regels zijn voorzien.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een met het bestemmingsplan strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.10, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt in ieder geval gerekend:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "S" is vermeld;
- b. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover deze de aan de gronden toegekende te behouden en/of te beschermen waarden onevenredig aantasten dan wel de
mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig verkleinen; - c. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden voor de opslag van hooibalen buiten de bestemming Agrarich - Agrarisch bedrijf;
- d. het gebruik van de gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale, ter plaatse toegestane bedrijfsvoering;
- e. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden als paardenbak, renbaan of menterrein, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- f. het gebruiken of het laten gebruiken van gebouwen ten behoeve van een seksinrichting, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- g. het gebruiken of laten gebruiken van gronden ten behoeve van gemotoriseerde of gemechaniseerde sporten, tenzij dat uitdrukkelijk is toegestaan;
- h. het gebruiken of laten gebruiken van boerderijkamers, recreatiewoningen, groepsaccommodaties, chalets, stacaravans, trekkershutten, toercaravans, vouwwagens, campers, tenten, huifkarren en andere recreatieobjecten voor permanente bewoning;
- i. het gebruiken of laten gebruiken van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
- j. het gebruiken of laten gebruiken van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen voor bewoning door een ander huishouden dan het huishouden dat de woning bewoond;
- k. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het plaatsen van zonnepanelen anders dan op daken van bouwwerken;
- l. Het gebruiken of laten gebruiken van gronden voor nieuwe houtteelt, de aanleg van nieuw bos en/of boomgaarden.
7.2 Toegestaan gebruik
Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval niet gerekend:
- a. het uitvoeren van de in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningengenoemde werken of werkzaamheden, indien en voor zover bij de van toepassing zijnde bestemming of aanduiding in de tabel een "T" is vermeld;
- b. het gebruiken of het laten gebruiken van gronden ten behoeve van kortstondige, incidentele evenementen, festiviteiten en manifestaties, indien en voor zover daarvoor ingevolge een wettelijk voorschrift vergunning, ontheffing of vrijstelling vereist en deze is verleend;
- c. de opslag van materiaal en het stallen van caravans in (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen;
- d. het tijdelijk gebruiken van de gronden voor doorloopstallen;
- e. het aanleggen of het laten aanleggen van kabels en/of leidingen ten behoeve van de drinkwatervoorziening, de riolering, de waterhuishouding, de energievoorziening en de datacommunicatie, met uitzondering van:
- 1. leidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen of een rechtsopvolger van toepassing is,
- 2. hoogspanningsleidingen;
- 3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
- f. het gebruiken van een bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, door een derde voor bewoning zolang de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een opvolgende wet bepaalt dat een bedrijfswoning (voorheen) behorend tot een landbouwinrichting wordt beschouwd als onderdeel van die inrichting.
7.3 Afstemmingsregel
Indien in de Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen voor bepaalde gronden een "S" en/of een "A" en/of een "T" zijn vermeld, geldt dat het meeste belang wordt toegekend aan respectievelijk de "S", de "A" en de "T".
7.4 Afwegingskader aanlegvergunning
De uitvoering van de in Bijlage 1 Tabel aanlegvergunningen genoemde aanlegvergunningplichtige werken en werkzaamheden is in strijd met de bestemming, indien daardoor dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de waarden van deze gronden onevenredig (kunnen) worden geschaad, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden onevenredig (kunnen) worden verkleind.
7.5 Onderzoek archeologie
Indien bodembewerkingen dieper dan 0,4 m plaatsvinden over een oppervlakte van meer dan 100 m2, dient uit archeologisch onderzoek te zijn gebleken dat daartegen uit oogpunt van bescherming van eventueel voorkomende archeologische waarde geen bezwaar bestaat.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
8.2 Afwegingskader afwijking
Artikel 9 Algemene Procedureregels
9.1 Afwijking en nadere eisen
Bij de gebruikmaking van de afwijkingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de volgende procedure van toepassing;
- a. het voornemen tot afwijken dan wel tot het stellen van nadere eisen ligt, met bijhorende stukken, gedurende twee weken ter inzage;
- b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op de gebruikelijke wijze;
- c. de bekendmaking bevat de mededeling dat belanghebbenden schriftelijk hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
- d. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.
Artikel 10 Overige Regels
10.1 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
10.2 Verwijzing naar adressen
De adressen waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, betreffen de adressen zoals deze op de plankaart zijn terug te vinden op het moment van vaststelling van het plan.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Bouwwerken
11.2 Gebruik
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan 'Gaweg 14, Zuidhorn' van de gemeente Westerkwartier.
Bijlage
Bijlage 1 Tabel Aanlegvergunningen
Bijlage 2 Bedrijvenlijst
Bijlage 3 Gebiedsindeling Niet-agrarische Bedrijvigheid
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemer is eigenaar van de agrarische bedrijfslocatie aan de Gaweg 14 in Zuidhorn. De agrarische activiteiten zijn gestaakt. Initiatiefnemer wil de bestaande bebouwing voor niet-agrarische doeleinden gaan gebruiken.
Op 23 juni 2020 is hierover gesproken met de gemeente. De gemeente heeft verzocht door middel van een (bedrijfs)plan inzichtelijk te maken welke activiteiten er in de bestaande bebouwing plaats zullen gaan vinden. Op 9 juli 2020 is dit bedrijfsplan ingediend. In de nieuwe situatie is het uitgangspunt dat de bestaande loodsen worden gebruikt voor de binnenopslag (stalling caravans, vouwwagens, campers en opslag derden) en deels voor het eigen aannemersbedrijf. Het bedrijfsplan, waarin nader wordt ingegaan op de nieuwe situatie, is als Bijlage 1 aan deze toelichting toegevoegd.
De gemeente heeft op 7 oktober 2020 laten weten dat de voorgenomen functiewijziging niet past binnen de regels van de vigerende bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf' van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn. Conclusie is dat het bestemmingsplan dient te worden herzien. Aangegeven is dat de gewenste functiewijziging door middel van de wijzigingsbevoegdheid, artikel 4.8.1, onder d van het vigerend bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn, planologisch geregeld kan worden.
Het voorliggende wijzigingsplan voorziet in de uitvoering van de wijzigingsprocedure.
1.2 Plangebied
Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Westerkwartier ten westen van het dorp Zuidhorn aan een doodlopende weg. De ligging van het plangebied is weergegeven in afbeelding 1. De begrenzing van het plangebied betreft de voormalige bedrijfskavel (zie de rechter afbeelding).
Afbeelding 1: ligging plangebied
1.3 Vigerend Bestemmingsplan
Voor het plangebied geldt op dit moment het 'bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn', vastgesteld door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Zuidhorn op 12 april 2010. Daarnaast stelde de gemeente Westerkwartier op 27 maart 2019 het bestemmingsplan 'Buitengebied Zuidhorn (herziening)' vast. Dit bestemmingsplan is inmiddels onherroepelijk en opgenomen in een geconsolideerde versie; nader te noemen 'Bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn'.
In bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn heeft de locatie de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' en de dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 5'.
De voor ' Agrarisch - Agrarisch Bedrijf ' (artikel 4) aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van het agrarisch bedrijf, met uitzondering van een boom- en/of sierkwekerij of fruitteeltbedrijf, met de daarbijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouw zijnde, tuinen, erven en agrarische gronden.
De voor ' Waarde - Archeologie 5 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor doeleinden ter bescherming en veiligstelling van de in de grond verwachte (middelhoog) archeologische waarden, waarbij geldt dat indien strijd ontstaat tussen het belang van het behoud en de bescherming van archeologische waarden en andere bestemmingen de bestemming ' Waarde - Archeologie 5 ' prevaleert.
In de regels van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn (artikel 4.8.1, onder d ) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' te wijzigen in de bestemming 'Bedrijf'.
Bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheden vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden:
- de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie beschreven en wordt het plan getoetst aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleidskader. Hierin wordt het relevante beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente beschreven. In hoofdstuk 4 passeren alle relevante milieu- en omgevingsaspecten de revue. Het laatste hoofdstuk gaat in op maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan.
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Huidige Situatie
Op het perceel aan de Gaweg 14 in Zuidhorn is een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Op de locatie rust een milieutoestemming voor het houden van 50 melkkoeien (categorie A1.100) en 30 stuks vrouwelijk jongvee (categorie A3.100). Op het perceel zijn 3 schuren aanwezig. De totale oppervlakte van de schuren is circa 1.060 m2 . De schuur met een oppervlakte van 500 m2 is de voormalige ligboxenstal. Op het perceel zijn verder voorzieningen, zoals kuilvoerplaten en een mestsilo, aanwezig ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering.
Afbeelding 2: actuele luchtfoto
Op de navolgende foto is de bedrijfswoning zichtbaar. De aangebouwde schuur, die vroeger werd gebruikt als huisstal, is links van de woning voor een klein deel zichtbaar.
Afbeelding 3: bedrijfswoning (foto genomen vanaf de weg in zuidwestelijke richting)
Op de navolgende foto is de voormalige ligboxenstal zichtbaar en achter de stal de oude (inmiddels vervangen) werktuigenberging.
Afbeelding 4: voormalige ligboxenstal met op de achtergrond de oude werktuigenberging (foto genomen vanaf de weg in zuidoostelijke richting)
Op het perceel zijn de volgende voorzieningen aanwezig:
- Maisplaat van 100 m2 (20 x 5);
- Kuilvoerplaten van 250 m2;
- Mestsilo van 200 m2 (diameter van 16 m).
2.2 Nieuwe Situatie
In de nieuwe situatie wil initiatiefnemer het gros van de bestaande schuurruimte gaan verhuren aan derden voor opslag- en stallingsdoeleinden. De schuren van 500 m2 en 300 m2 zullen hiervoor worden ingezet. In de schuur van 300 m2 worden ook een aantal overgebleven eigen landbouwmachines en -werktuigen van initiatiefnemer gestald.
De voormalige huisstal van 260 m2 wordt gebruikt voor het aannemersbedrijf van de zoon van initiatiefnemer.
De voorzieningen, die vanwege het beëindigen van het agrarisch bedrijf niet meer worden gebruikt, zullen worden gesloopt / gesaneerd. Een deel van deze voorzieningen, zoals de kunstsilo's, krachtvoersilo's en ruwvoerderplaten zijn inmiddels al opgeruimd. In totaal is / wordt een oppervlakte van 620 m2 aan bebouwing en voorzieningen gesloopt. Zie hiervoor de navolgende afbeelding.
Afbeelding 5: gesaneerde en te saneren voorzieningen
In het bedrijfsplan (zie bijlage 1) zijn de te slopen / saneren oppervlakten nader aangegeven.
De bestemming 'Agrarisch - Agrarisch Bedrijf' wordt in de nieuwe situatie voor een deel gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'. Het deel dat niet over gaat in deze bestemming krijgt de bestemming 'Agrarisch'. Zie voor de nieuwe planologische situatie de onderstaande verbeelding.
Afbeelding 6: Nieuwe verbeelding Gaweg 14 in Zuidhorn
De aanwezige bebouwing heeft de bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen' gekregen.
2.3 Toetsing Aan Wijzigingsvoorwaarden
Voor de gewenste planologische situatie kan gebruik worden gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 4.8.1, lid d van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn. Hiermee wordt de bestemming gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf'. Bij het toepassen van deze wijzigingsbevoegdheid dient het afwegingskader (artikel 4.8.4) te worden betrokken.
In de herziening van het bestemmingplan Buitengebied zijn in artikel 4.9.1, lid l enkele aanvullende voorwaarden opgenomen. Het wijzigingsplan wordt zowel aan de regels van artikel 4.8.1, lid d van het bestemmingsplan Buitengebied als aan artikel 4.9.1, lid l van der herziening van het bestemmingsplan Buitengebied getoetst.
In artikel 4.8.4 wordt verwezen naar het Afwegingskader wijziging (artikel 42.2.1 a t/m e) van het bestemmingsplan Buitengebied. Voor een evenredige belangenafweging bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid worden de volgende belangen betrokken:
- a. de mate waarin de waarden, welke het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
- b. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden kunnen worden geschaad;
- c. de mate waarin de uitvoerbaarheid is aangetoond, waaronder begrepen de toelaatbaarheid op het gebied van milieu, externe veiligheid, waterhuishouding, ecologie en archeologie;
- d. de mate waarin de landschappelijke inpasbaarheid is aangetoond;
- e. de mate waarin de verkeerssituatie wordt beïnvloed, waaronder begrepen de gevolgen voor de infrastructuur.
Toetsing aan de voorwaarden bestemmingsplan Buitengebied
- a. Bescherming van de waarden
Onderhavig plangebied maakt deel uit van het grootschalig open landschap van het deelgebied Zuidelijk Westerkwartier. Het Zuidelijk Westerkwartier kent een afwisseling van besloten parallelle zandruggen en open veengebieden. Op de zandruggen liggen langgerekte wegdorpen met haaks daarop de houtsingels als kavelgrenzen.
Door het beëdigen van het agrarisch bedrijf en het gedeeltelijk wegbestemmen van het agrarisch bouwvlak staat het vast dat in de toekomstige situatie de planologische bouwmogelijkheden worden gereduceerd.
In de bestaande situatie heeft het bedrijf de beschikking over een bouwvlak met een oppervlakte van circa 11.000 m2. In de nieuwe situatie wordt deze oppervlakte teruggebracht naar circa 6.500 m2.
De karakteristieke openheid van het landschap van het Zuidelijk Westerkwartier blijft door de voorliggende ontwikkeling versterkt. Enerzijds door het wegbestemmen van planologische bouwmogelijkheden en anderzijds door de sanering van de voorzieningen die onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering waren zoals de mestsilo.
- b. Belangen van gebruikers/eigenaren van aanliggende gronden
Het dichtstbijzijnde bedrijf van derden is gesitueerd aan de Gaweg 3 in Zuidhorn. Dit betreft een bedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. De afstand tussen het bouwvlak van initiatiefnemer en het bouwvlak van dit bedrijf is circa 72 meter. Zie de onderstaande afbeelding.
Gelet op de situering van de bestaande bedrijfslocatie in het buitengebied kan ruim worden voldaan aan het (minimale) afstandscriterium Activiteitenbesluit (minimaal 50 meter ten opzichte van gevoelige objecten in het buitengebied).
Het perceel aan de Gaweg 12 heeft inmiddels een woonbestemming gekregen. De procedure voor de bestemmingswijziging van dit perceel is afgerond.
Afbeelding 7: bedrijven in de omgeving
Het plan van initiatiefnemers heeft geen negatieve invloed op de gebruiksmogelijkheden van de aanliggende agrarische gronden. Het agrarisch gebruik kan onverminderd worden voorgezet.
- c. Uitvoerbaarheid
In hoofdstuk 4 wordt het plan getoetst aan de relevante milieu- en omgevingsaspecten. Uit deze toetsing blijkt dat de uitvoerbaarheid van het plan niet door deze aspecten wordt belemmerd.
- d. Landschappelijke inpassing
Ten behoeve van de landschappelijke inpassing zijn aan de oostzijde van het erf recent 8 eikenbomen aangeplant. Zie de onderstaande afbeelding.
Afbeelding 8: aangeplante bomen en aan te planten haag
Het perceel aan de Gaweg is slechts vanuit één richting te bereiken omdat de Gaweg een doodlopende weg is. De zijde van het perceel, waar vanaf de weg het zicht op is, is de oostzijde. De bomen zijn juist aan deze zijde aangeplant om de locatie een groene uitstraling te geven.
Aan de noordzijde van het perceel zal een haag over een lengte van circa 32 meter worden aangeplant om het perceel aan de wegzijde een groene uitstraling te geven.
Door het slopen van de voorzieningen (o.a. kuilplaten en mestsilo) wordt het perceel compacter. Op de navolgende foto's is dit visueel gemaakt.
Ter plaatse van de te slopen / gesloopte voorzieningen wordt groen / gras aangebracht. Met het verminderen van de oppervlakte verharding, het aanplanten van de bomen en het aanbrengen van het groen / gras op het erf, wordt voorzien in een vergroening van het perceel en een landschappelijke inpassing van de gebouwen vanuit de zichtzijde.
Afbeelding 9: situatie voor (links) en na de sloop van de kuilplaten en de mestsilo
- e. Gevolgen voor de verkeerssituatie
Geïnventariseerd is welke verkeersbewegingen de agrarische bedrijfsvoering teweeg brachten. In totaliteit veroorzaakte het agrarisch bedrijf gemiddeld 636 verkeersbewegingen per jaar, bestaande uit:
- 291 bewegingen met vrachtwagens;
- 44 tractorbewegingen;
- 301 autobewegingen.
Een deel van de verkeersbewegingen vonden ook in de avond- en/of nachtperiode plaats. Dat gold bijvoorbeeld voor het ophalen van de melk en de ruwvoederwinning.
Met het beëindigen van de agrarische bedrijfsvoering komen deze transportbewegingen te vervallen.
In de nieuwe situatie zullen de verkeersbewegingen nagenoeg geheel in de dagperiode plaatsvinden (07.00 uur-19.00 uur).
Voor de aan- en afvoer van de materialen wordt rekening gehouden met maximaal 5 verkeersbewegingen op doordeweekse dagen. Op jaarbasis (uitgaande van 48 weken) zijn dat 1.200 verkeersbewegingen. Voor de stalling van caravans/vouwwagens en campers (stationaire stalling van 20 objecten/ campeer-recreatievoertuigen) is rekening gehouden dat deze gemiddeld 3 keer per jaar opgehaald en gebracht worden. Dat zijn circa 60 verkeersbewegingen per jaar tijdens dagperiode (07.00 uur-19.00 uur).
Hoewel het aantal verkeersbewegingen iets toeneemt, kan worden gesteld dat de verkeerssituatie per saldo niet verslechterd omdat het aandeel aan zwaar verkeer afneemt en in de toekomstige situatie er geen verkeersbewegingen meer zullen plaatsvinden in de avond/nacht.
De verkeersgeneratie als gevolg van het plan is beperkt. De afwikkeling van het verkeer over de Gaweg vormt geen belemmering.
Het plan voldoet aan de gestelde voorwaarden aan de wijzigingsvoorwaarden van artikel 4.8.1, lid d en het afwegingskader zoals neergelegd in artikel 4.8.4 van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn.
Bestemmingsplan Buitengebied (herziening)
In de wijzigingsvoorwaarden artikel 4.9.1 van de herziening van het bestemmingsplan Buitengebied is het volgende bepaald:
Lid l :
de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen' wordt aangebracht, met dien verstande dat:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast voor gebouwen die blijvend worden onttrokken aan het gebruik waarvoor ze oorspronkelijk zijn opgericht en/of zijn bestemd;
- 2. na toekenning van deze aanduiding tevens de regels van 44.7 en 47.1 onder l t/m o van toepassing zijn.
Toetsing aan de voorwaarden
De aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijgekomen gebouwen' is op de verbeelding opgenomen.
1. blijvend ontrekken gebouwen aan de oorspronelijke functie
Initiatiefnemer heeft de agrarische activiteiten blijvend gestaakt. Het land behorende bij het bedrijf is verkocht, behoudens een klein stukje aansluitend ten westen van de bedrifjsgebouwen. Het is uitgesloten dat de vrijgekomen gebouwen in de toekomst weer gebruikt zullen worden voor agrarische doeleinden.
2. de regels 44.7 en 47.1 onder l t/m o zijn van toepassing
De bepalingen uit deze artikelen worden nageleefd.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het provinciaal en het gemeentelijk beleid aan bod. Dit beleid is afgestemd op het Rijksbeleid ten aanzien van de ruimtelijke ordening. Gezien het abstractieniveau wordt het in dit kader dan ook niet noodzakelijk geacht apart aandacht te besteden aan het Rijksbeleid.
3.1 Provinciaal Beleid
Omgevingsvisie
Op 1 juni 2016 hebben Provinciale Staten de Omgevingsvisie 2016 -2020 vastgesteld. Op 20 februari 2019 is de geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie vastgesteld waarin een aantal wijzigingen zijn verwerkt.
De Omgevingsvisie bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie op de fysieke leefomgeving. Deze is in de plaats van het Provinciaal Omgevingsplan (POP) gekomen. Uit de Omgevingsvisie vloeien richtlijnen en voorschriften voort, die zijn vastgelegd in de provinciale Omgevingsverordening.
In de Omgevingsvisie heeft de provincie al het provinciale beleid dat op een of andere manier raakt aan de fysieke leefomgeving geformuleerd en geordend in vijf samenhangende thema's en elf provinciale 'belangen'. Voor de ontwikkeling van de woning zijn de thema 'ruimte' en 'natuur en landschap' met de daar bijbehorende belangen 'ruimtelijke kwaliteit' en 'beschermen landschap en cultureel erfgoed' van belang.
Ruimtelijke kwaliteit
De provincie streeft naar een zo hoog mogelijke ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit wordt bepaald door de mate waarin binnen een gebied de gebruikswaarde, de belevingswaarde en de toekomstwaarde in onderlinge verhouding geoptimaliseerd zijn. In het beleid wordt onderscheid gemaakt tussen stedelijk gebied en buitengebied. Onderhavig plangebied ligt in het buitengebied.
Door verschillende oorzaken verliezen (agrarische) bedrijfsgebouwen in het buitengebied hun oorspronkelijke functie. Nieuwe functies (bijvoorbeeld wonen of bedrijvigheid) in deze gebouwen kunnen bijdragen aan de leefbaarheid en de economie van het platteland, aan het behoud van het cultureel erfgoed en aan de kwaliteit van het landschap.
De provincie vindt dat de ruimtelijke relevante kenmerken van voormalige al dan niet agrarische bedrijfsbebouwing zoveel mogelijk behouden moeten blijven. Uitzonderingen zijn mogelijk als de bestaande oppervlakte van deze bebouwing te klein is voor een passende vorm van hergebruik, als de bebouwing bouwtechnisch ongeschikt is voor het nieuwe doel of als de bebouwing niet past in de omgeving. In alle gevallen geldt dat de nieuwe situatie goed moet passen in het buitengebied.
Gemeenten kunnen onder voorwaarden ruimte bieden voor het vergroten van deze gebouwen of het oprichten van nieuwe gebouwen. De provinciale voorwaarden en regels zijn opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3).
Het hergebruiken van de bebouwing voor bedrijvigheid is in overeenstemming met de omgevingsvisie. Aan het einde van deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de regels van titel 2.3 van de verordening
Beschermen landschap en cultureel erfgoed
Hoofdstuk 15 van de omgevingsvisie gaat in op het beschermen van de landschappelijke kwaliteiten en het cultureel erfgoed.
De provincie heeft het landschap opgedeeld in zeven verschillende deelgebieden. Elk deelgebied heeft zijn eigen kwaliteiten die behouden dan wel versterkt dienen te worden. Onderhavig plangebied maakt deel uit van het grootschalig open landschap van het deelgebied Zuidelijk Westerkwartier. Het Zuidelijk Westerkwartier kent een afwisseling van besloten parallelle zandruggen en open veengebieden. Op de zandruggen liggen langgerekte wegdorpen met haaks daarop de houtsingels als kavelgrenzen. In paragraaf 2.3 is beschreven dat de openheid van het landschap door de voorliggende ontwikkeling wordt versterkt. Enerzijds door het wegbestemmen van planologische bouwmogelijkheden en anderzijds door de sanering van de voorzieningen die onderdeel van de agrarische bedrijfsvoering waren zoals de mestsilo.
Afdeling 2.28 stelt regels voor het houtsingelgebied ter bescherming van de houtsingelstructuur, de pingoruïnes en de herkenbare verkaveling. In paragraaf 4.6 is beschreven dat de ontwikkeling geen invloed op de desbetreffende kenmerken van het houtsingelgebied heeft.
Artikel 2.13.2Gebruik vrijgekomen gebouwen in het buitengebied
In afwijking van artikel 2.13.1 kan een bestemmingsplan voorzien in hergebruik van vrijgekomen gebouwen voor een andere functie, op voorwaarde dat daarbij regels worden gesteld aan het gebruik van de vrijgekomen gebouwen en het daarbij behorende erf die er in ieder geval toe strekken dat:
- a. de functie wonen slechts is toegestaan:
- 1. in het hoofdgebouw;
- b. in een bij het hoofdgebouw behorend karakteristiek gebouw, mits het toevoegen van nieuwe woningen past in een woonvisie als bedoeld in artikel 2.15.1;
- c. bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot activiteiten die naar aard en omvang ruimtelijk, milieuhygiënisch en verkeerskundig inpasbaar zijn;
- d. de mogelijkheid van opslag van materialen en goederen op het erf wordt beperkt;
- e. de mogelijkheid voor het uitoefenen van detailhandel wordt beperkt.
Het plan heeft geen gevolgen voor het wonen. Op de locatie is één woning aanwezig. Dat blijft ongewijzigd.
De bedrijfsactiviteiten blijven beperkt tot categorie 2. Gezien de relatief solitaire ligging van het perceel in het buitengebied zijn deze activiteiten ruimtelijke en milieuhygiënisch inpasbaar. In hoofdstuk 4 wordt hier nog nader op ingegaan.
De verkeersgeneratie als gevolg van het plan is beperkt. De afwikkeling van het verkeer over de Gaweg vormt daarom geen belemmering.
De gebouwen zullen worden gebruikt voor de opslag van goederen en materialen en voor het eigen aannemersbedrijf. Er vindt geen detailhandel plaats.
Conclusie
Op basis van het voorgaande kan geconcludeerd worden dat het plan in overeenstemming is met de Omgevingsvisie en de Verordening van de provincie Groningen.
3.2 Gemeentelijk Beleid
Bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn
Het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn van de gemeente Westerkwartier vormt een uitvoeringskader voor het gemeentelijk beleid ten aanzien van ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Zuidhorn.
Het plangebied heeft hierin de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf'. Onder voorwaarden wordt de mogelijkheid geboden voor een functiewijziging naar 'Bedrijf'. In hoofdstuk 2 is getoetst aan de voorwaarden die hiervoor gelden. Geconcludeerd is dat aan de voorwaarden wordt voldaan. Er wordt dus aangesloten op de beleidsuitgangspunten uit het geldende bestemmingsplan.
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
Per paragraaf wordt ingegaan op het geldende beleid en wetgeving voor de verschillende aspecten en op de wijze waarop dit van invloed is op het voorliggende plan.
4.1 Bedrijven En Milieuzonering
Ten behoeve van een passende afstand rond bedrijven en instellingen ten opzichte van gevoelige functies is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem "Bedrijven en milieuzonering" (2009) ontwikkeld in de vorm van een bedrijvenlijst.
In deze bedrijvenlijst zijn richtafstanden opgenomen die gelden tussen bedrijven en milieugevoelige functies, zoals woningen.
Binnen het plangebied worden bedrijfsmatige activiteiten toegestaan in ten hoogste categorie 2. Op grond van de VNG brochure geldt voor dergelijke bedrijven in een rustig buitengebied een afstand van 30 meter.
In de omgeving van het plangebied bevinden zich enkele agrarische bedrijven en één perceel met de bestemming 'Wonen'. Het dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf is gelegen aan de Gaweg 3 in Zuidhorn, op een afstand van circa 72 meter uit de grens van het plangebied.
Er wordt ruim voldaan aan de minimale richtafstand van 30 meter. Gesteld kan daarom worden dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de omliggende bedrijven en het woon- en leefklimaat op deze bedrijven.
Omdat er geen sprake is van een nieuwe gevoelige bestemming binnen het plangebied, heeft het plan ook geen negatieve gevolgen voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven.
Op een afstand van circa 156 meter ten zuid-oosten van het plangebied is de dichtstbijzijnde woning van derden aanwezig. Ook dit perceel ligt ruim buiten de richtafstand van 30 meter uit het plangebied.
Conclusie
Op het vlak van milieuzonering zijn er geen belemmeringen.
4.2 Bodem
In het kader van een ruimtelijke procedure dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die met de gevraagde (plan) afwijking wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
Het plan betreft de functiewijziging van bestaande gebouwen. Het gros van de gebouwen wordt gebruikt voor de statische opslag- en stalling van producten. Ten opzichte van het huidig planologisch toegestane gebruik is dit geen verzwaring van de gebruiksfunctie. Bovendien zal de verblijfstijd van personen in de gebouwen minder zijn dan 2 uur per dag. Bovendien wordt er niet in de bodem gegraven of grond afgevoerd.
Eén gebouw wordt gebruikt als timmerwerkplaats en binnenopslag en binnenstalling van bouwmaterialen, machines en gereedschappen voor het aannemersbedrijf van de zoon van initiatiefnemer.
De zoon heeft een eenmansbedrijf en is gewoonlijk werkzaam op bouwlocaties. De verblijfsduur van de zoon in de timmerwerkplaats is gemiddeld minder dan 2 uur per dag.
Risico's voor de volksgezondheid zijn daarom niet aan de orde. Bodemonderzoek hoeft niet uitgevoerd te worden.
Conclusie
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.
4.3 Geluidhinder
De Wet geluidhinder (Wgh) heeft tot doel de mensen te beschermen tegen geluidsoverlast. Op basis van deze wet dient bij het opstellen van een bestemmingsplan aandacht te worden besteed aan het aspect 'geluid'.
Binnen het plangebied worden bedrijfsactiviteiten toegestaan in ten hoogste de milieucategorie 2. Voor deze categorie geldt voor het aspect geluid een richtafstand van 30 meter in een rustig buitengebied. In paragraaf 4.1 is geconstateerd dat ruim aan deze richtafstand voldaan wordt.
Aanvullend kan worden gesteld dat, gelet op deze afstand en de situatie dat de verkeersbewegingen tijdens de dagperiode plaatsvinden, aangenomen kan worden dat er geen onevenredige toename van geluidbelasting optreedt t.o.v. de agrarische bedrijfssituatie.
Er is daarom geen aanleiding tot het uitvoeren van een akoestisch onderzoek.
Conclusie
Het aspect geluid wordt geen belemmering voor de wijzigingsprocedure.
4.4 Luchtkwaliteit
De milieukwaliteitseisen omtrent luchtkwaliteit zijn verankerd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Nieuwe ontwikkelingen mogen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarde die voor een aantal verontreinigende stoffen in de wet is gesteld.
Als aannemelijk is dat aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormt luchtkwaliteit geen belemmering om een projectplan vast te stellen. Deze voorwaarden zijn:
- er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- het project leidt - al dan niet per saldo - niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
- het project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de luchtverontreiniging;
- het project past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit of binnen een regionaal programma van maatregelen.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' (NIBM) aan de luchtverontreiniging, hoeven niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram per m3 (µg/m3 ) voor fijn stof en stikstofoxiden (NO2).
Overschrijdingen van de grenswaarden voor luchtkwaliteit zijn veelal het gevolg van het aantal verkeersbewegingen in een gebied.
Het plan voorziet in slechts een beperkte toename van het aantal verkeersbewegingen. De bijdrage van deze toename draagt in niet betekenende mate bij een de verslechtering van de luchtkwaliteit. De bijdrage is minder dan 3% van de grenswaarden.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het plan.
4.5 Externe Veiligheid
Inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) is op 27 oktober 2004 in werking getreden, daarbij hoort de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Het Revi is in 2007 herzien, de afstanden met betrekking tot bestaande situaties zijn hierin verkleind ten opzichte van nieuwe situaties. Het besluit heeft gevolgen voor de ruimtelijke ordening en dus ook voor het bestemmingsplan. Bij het plannen van risicogevoelige objecten (bijvoorbeeld woningen) in de omgeving van een risicovolle inrichting, moet op basis van het Bevi op bindende wijze rekening worden gehouden met de mogelijke invloed van die inrichting. Op grond van het besluit gelden bepaalde normeringafstanden tussen risicovolle en risicogevoelige functies.
Uit de risicokaart blijkt dat binnen het plangebied of in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen aanwezig waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) van toepassing is. Zie ook de onderstaande weergave van de kaart.
Afbeelding 10: Risicokaart
Verder blijkt uit de risicoanalyse dat in de directe nabijheid van het plangebied geen wegen aanwezig zijn waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Ook hoogspanningleidingen zijn in de directe nabijheid niet aanwezig. Wel ligt op circa 450 meter ten noorden van het plangebied een aardgastransportleidingen van de Gasunie. De buisleiding heeft een diameter van 8,62 inch en een werkdruk van 40 bar.
Het plangebied ligt niet binnen het invloedsgebied van deze buisleidingen. Het aspect externe veiligheid vormt voor dit wijzigingsplan dan ook geen beperkingen en aanvullend onderzoek kan achterwege blijven.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.6 Archeologie En Cultuurhistorie
Op grond van de Erfgoedwet moet in ruimtelijke plannen rekening gehouden worden met archeologische waarden. In de Erfgoedwet is bepaald dat gemeenten een archeologische zorgplicht hebben en dat initiatiefnemer van projecten waarbij de bodem wordt verstoord, verplicht zijn rekening te houden met de archeologische relicten die in het plangebied aanwezig (kunnen) zijn.
Op grond van artikel 3.6.1 Bro dient in de toelichting van het ruimtelijk plan een beschrijving te worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
In het navolgende wordt aangegeven op welke wijze met de aspecten archeologie en cultuurhistorie rekening wordt gehouden.
4.6.1 Archeologie
Ter bescherming van eventuele archeologische waarden in de bodem is de Erfgoedwet van toepassing. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. Ter plaatse van het plangebied is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde- Archeologie 5' van kracht.
Algemeen geldt ter plaatse van deze dubbelbestemming dat een archeologische toets uitgevoerd moet worden als er een omgevingsvergunning nodig is voor bouwactiviteiten met een grotere oppervlakte dan 1.000 m². In het plangebied worden geen bodemingreep voorgesteld. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek is daarom niet noodzakelijk. Het aspect 'archeologie' staat de ontwikkeling niet in de weg.
4.6.2 Cultuurhistorie
Het plangebied ligt niet in een gebied met aangewezen cultuurhistorische waarden. Wel kunnen de structuren en kenmerken, met name de dichte houtsingels, van het landschap als cultuurhistorisch waardevol worden aangemerkt. Het plangebied ligt buiten het gebied dat is aangewezen als 'Houtsingel hoofdstructuur'. Zie de onderstaande afbeelding.
In het voorliggende plan is sprake van een functiewijziging van de bestaande bebouwing. De voorzieningen die overbodig zijn geworden, worden gesloopt. Er rusten op het plangebied geen gebiedsaanduidingen die een relatie hebben met het behoud van cultuurhistorische waarden. Het plan heeft geen effect op deze waarden.
Afbeelding 11: Houtsingel hoofdstructuur (bron: provincie Groningen)
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.7 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van natuurgebieden. Dit gaat om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. In de provinciale verordening worden gebieden die van belang zijn voor het Natuur Netwerk Nederland (NNN) beschermd. De bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Flora- en faunawet.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet nabij Natura 2000-gebieden. Het dichtstbijzijnde N2000 gebied 'Leekstermeergebied' ligt op circa 6,9 kilometer afstand. Ook ligt het plangebied niet nabij een NNN gebied. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft.
Afbeelding 12: Natura 2000 gebieden
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
In het plangebied vinden nagenoeg geen fysieke werkzaamheden plaats. Met de sloop van de voorzieningen zal geen aantasting plaatsvinden van beschermde soorten omdat deze niet leven in een mestsilo of op een kuilvoerplaat. Eventueel beschermde soorten in het plangebied worden daarom niet verstoord.
Tot slot zal de functiewijziging geen toename veroorzaken van de stikstofemissie. Ten opzichte van de situatie dat het perceel nog in gebruik was als agrarisch bedrijf staat het vast dat de stikstofemissie zal dalen. In de bestaande situatie rust op de locatie een milieutoestemming voor het houden van 50 melkkoeien (categorie A1.100) en 30 stuks vrouwelijk jongvee (categorie A3.100). Deze veestapel veroorzaakte een emissie uit de stallen van 782 kilogram ammoniak. In totaal 70% van de ammoniakemissie kan worden ingezet voor extern salderen. Het staat vast dat in ieder geval 234,6 kilogram ammoniak (=30%) ten goede komt aan de natuur.
Als gevolg van de verkoop van het overgrote deel van de landbouwgronden èn de productierechten is een doorstart van het agrarisch bedrijf op termijn uitgesloten. De stikstofemissie door het gebruik van de locatie als agrarisch bedrijf komt daarom definitief te vervallen.
Met behulp van Aerius Calculator 2020 is de verschilberekening uitgevoerd, waarbij de N-emissie van de bestaande situatie (het gebruik van de locatie als veehouderijbedrijf) is afgezet tegen de N-emissie in de nieuwe situatie.
Voor de bestaande situatie is uitgegaan van een veebezetting zoals hiervoor beschreven. Ook zijn de aan de agrarische exploitatie verbonden verkeersbewegingen in de berekening van de bestaande situatie meegenomen. Het aantal verkeersbewegingen van de agrarische bedrijfsvoering is in het bedrijfsplan (zie bijlage 1) uiteengezet.
Voor de toekomstige situatie is uitgegaan van in totaal 1.260 verkeersbewegingen. Hiervan is het gros licht verkeer. In de berekening is uitgegaan van 1.000 verkeersbewegingen per jaar met licht verkeer en 260 bewegingen met middelzwaar verkeer. De berekening heeft geen verschillen opgeleverd boven 0,00 mol/ha/jr. Het plan heeft daarom geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van de stikstof gevoelige habitats in de N2000 gebieden. De Aeriusberekening is als Bijlage 2 aan deze toelichting toegevoegd.
Tot slot geldt dat voor alle soorten de algemene zorgplicht van kracht is. Bij verstoring van dieren tijdens eventuele werkzaamheden moeten deze de gelegenheid krijgen te vluchten naar een nieuwe leefomgeving.
Conclusie
Het aspect ecologie staat de uitvoering van het project niet in de weg.
4.8 Water
Vanwege het grote belang van het water in de ruimtelijke ordening, wordt van waterschappen een vroege en intensieve betrokkenheid bij het opstellen van ruimtelijke plannen verwacht. De watertoets is een verplicht onderdeel in de bestemmingsplanprocedure. De ontwikkeling is op 20 januari 2021 via de digitale watertoets voorgelegd aan het waterschap Noorderzijlvest. De watertoets is als Bijlage 3 bij de toelichting opgenomen.
Bij dit plan treedt alleen een functieverandering op en is er daarom geen waterschapsbelang. Overleg met het waterschap is niet nodig. Wel wijst het waterschap op de verwerking van afvalwater. Met dit plan vinden geen wijzigingen op de manier van het verwerken van het afvalwater op.
Conclusie
Het wateraspect staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.9 Kabels En Leidingen
Er zijn geen kabels en/of leidingen gelegen in het plangebied die een planologische bescherming vereisen.
Hoofdstuk 5 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Dit plan heeft betrekking op een particulier initiatief waarmee de gemeente geen directe financiële bemoeienis heeft. De kosten met betrekking tot het opstellen van het wijzigingsplan en daaraan verwante kosten worden verhaald via de leges van de gemeente. Het plan wordt hiermee economisch uitvoerbaar geacht.
Grondexploitatie
In het voorliggende plan is er op basis van artikel 6.2.1 Bro geen sprake van een bouwplan. De grondexploitatieregeling is daarom niet van toepassing. Om deze reden is er geen sprake van kostenverhaal en is het opstellen van een grondexploitatieplan niet nodig.
5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen procedure. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daarbij horende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, worden belanghebbenden betrokken bij het plan. In dat kader wordt het concept-ontwerpwijzigingsplan voorgelegd aan de overlegpartneres in het kader van het vooroverleg.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft vanaf donderdag 23 september 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.
De vaststelling van het wijzigingsplan wordt vervolgens door het College van Burgemeester en Wethouders bekend gemaakt en ter inzage gelegd. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoofdstuk 6 Juridische Regeling
Verbeelding
Het Wijzigingsplan Gaweg 14 in Zuidhorn gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn.
Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied Zuidhorn zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan.
De bestemmingsregels die van toepassing zijn op het plangebied van het wijzigingsplan (in dit geval de bestemmingen 'Bedrijf' en 'Waarde - Archeologie 5'). In de regels is een koppeling gelegd met deze bestemmingen.