Vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn
Bestemmingsplan - gemeente Noardeast-Fryslân
Vastgesteld op 31-01-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan Vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn met identificatienummer NL.IMRO.1970.BPBG2018P1-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbijbehorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 agrarisch grondgebruik:
grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die zowel bedrijfsmatig als hobbymatig in gebruik zijn;
1.6 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bestaand:
ten aanzien van de bij of krachtens de Woningwet of Wabo aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:
bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.8 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.9 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.10 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.11 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.12 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.13 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
1.14 doorvaarthoogte:
de verticale afstand tussen de maatgevende hoogwaterstand en de onderkant van een overspanning boven de vaarweg bij volbelasting die te allen tijde beschikbaar is voor de scheepvaart;
1.15 doorvaartbreedte:
de horizontale afstand tussen obstakels in het water onder een overspanning boven de vaarweg;
1.16 extensief dagrecreatief medegebruik:
een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, vissen, picknicken, of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;
1.17 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 jachthaven:
verzameling van vaste ligplaatsen en bijbehorende steigers al dan niet onder gemeenschappelijk beheer waar recreatievaartuigen kunnen liggen als ze niet in gebruik zijn;
1.19 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.20 landschappelijke waarden:
waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;
1.21 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;
1.22 normaal onderhoud:
het onderhoud, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;
1.23 nutsvoorzieningen:
voorzieningen voor algemeen nut, zoals afvalinzameling, elektriciteit, gas, (tele)communicatie en dataverkeer, openbaar vervoer en water. Het gaat hierbij om andere bouwwerken zoals antennes, bakken, borden, containers, hekken, kastjes, palen, zuilen, duikers, bruggen, dammen, sluizen, gemalen, vispassages, bergbezinkstations, riolering en wat met deze bouwwerken te vergelijken is. Onder nutsvoorziening wordt ook verstaan een schakelstation, een rioolwaterzuiveringsinstallatie, een telecommunicatiestation en een transformatorstation;
1.24 peil:
- a. indien op het land wordt gebouwd:
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- 3. voor een bouwwerk op een perceel zonder hoofdtoegang:
- de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte;
- 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- b. indien op of in het water wordt gebouwd:
- 1. het Normaal Amsterdams Peil;
- c. in het geval de hoogte van het terrein op een perceel grote verschillen vertoont of peil niet eenduidig is vast te stellen:
- 1. de door Burgemeester en Wethouders bepaalde hoogte.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Groen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. groenvoorzieningen;
- b. bosschages, bebossing en beplanting;
- c. voet- en rijwielpaden;
- d. speelvoorzieningen;
- e. waterlopen en waterpartijen;
- f. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de groengebieden;
- g. inritten;
met daaraan ondergeschikt:
- h. het extensief agrarisch medegebruik;
- i. parkeervoorzieningen;
- j. nutsvoorzieningen;
met de daarbijbehorende:
- k. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het dempen van waterlopen en/of waterpartijen;
- b. het opslaan van mest en/of andere landbouwproducten.
Artikel 4 Verkeer
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Verkeer" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. (ontsluitings)wegen;
- b. paden;
- c. bruggen, dammen en/of duikers;
- d. waterlopen en waterpartijen;
- e. sloten, bermen en beplanting;
- f. parkeervoorzieningen;
- g. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waardevolle waterloop';
- h. schaatsroutes, kanovaart en overig verkeer over water, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve schaats- en vaarroute';
met de daarbijbehorende;
- i. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijken van de bouwregels
Artikel 5 Water
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging, het behoud van de natuurlijke waarden, cultuurhistorische waarden en landschappelijke waarden, het versterken van de belevingswaarde vanaf het water en de recreatievaart;
- b. sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging, indien het gronden betreft ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waardevolle waterloop';
- c. schaatsroutes en verkeer over water, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve schaats- en vaarroute';
- d. aanleggelegenheid, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - aanleggelegenheid';
- e. recreatief medegebruik van het water en de oevers;
met de daarbijbehorende:
- f. kaden, dijken en oeverstroken;
- g. bruggen, dammen, gemalen en duikers;
- h. sluizen, ter plaatse van de aanduiding 'sluis'
- i. nutsvoorzieningen;
- j. paden;
- k. bestaande steigers, walbeschoeiingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken;
- l. overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde.
5.2 Bouwregels
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden als permanente ligplaats voor vaartuigen en/of woonschepen.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene Gebruiksregels
7.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met enige bestemming wordt in ieder geval gerekend:
- a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bedrijfsactiviteiten, bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
- c. het storten van puin en afvalstoffen;
- d. de stalling en opslag van (aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken) voer-, vaar- of vliegtuigen;
- e. het gebruik van de gronden voor het plaatsen en/of aanbrengen van niet-perceelsgebonden handelsreclame en/of reclame voor ideële doeleinden of overtuigingen, tenzij hiervoor anderszins vergunning is verleend;
- f. het gebruik van de gronden voor (proef)boringen naar schaliegas.
Artikel 8 Algemene Afwijkingsregels
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
- a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, met uitzondering van de oppervlaktematen, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- b. de regels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
- c. de regels en toestaan dat gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen, openbaar vervoer, bediening van kunstwerken, sanitaire voorzieningen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- 1. de oppervlakte per gebouwtje ten hoogste 50 m² bedraagt;
- 2. de bouwhoogte van een gebouwtje ten hoogste 3,00 m bedraagt;
- d. de regels, ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m, waarbij de hoogte van reclamemasten ten hoogste 6,00 m zal bedragen.
Artikel 9 Overige Regels
9.1 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de milieusituatie, de landschappelijke waarden, de natuurlijke waarden, de geomorfologische waarden, de cultuurhistorische waarden, de archeologische waarden, het bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, het voorkomen van lichthinder en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.
9.2 Voldoende parkeergelegenheid
- a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd of gebruikt wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
- c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het
Bestemmingsplan Vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn
van de gemeente Noardeast-Fryslân.
Behorend bij het besluit van 31 januari 2019.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Voor de ontwikkeling van samenhangende opgaven vanaf Dokkum via Súd Ie tot in de Lauwersmeer werken gemeente Dongeradeel (thans Noardeast-Fryslân), Wetterskip Fryslân en de provincie Fryslân en ook diverse andere betrokken partijen als bijvoorbeeld natuurorganisaties en dorpsbelangen nauw samen.
Binnen dit kader wordt gewerkt aan het herstel en de opwaardering van de Súd Ie als slenk en vaarweg tussen Dokkum en het Lauwersmeer voor de vaarklasse van kleine motorboten (DM-klasse met 2,5 meter doorvaarthoogte). In een programmatische aanpak Súd Ie & Wetterfront Dokkum wordt toegewerkt naar een recreatieve, ecologische en landschappelijke opwaardering van het waterrijke gebied. Voor deze gefaseerde aanpak is en wordt door partijen steeds een beroep gedaan op het Waddenfonds om een integrale aanpak binnen het voormalig Lauwerszeegebied als onderdeel van het centrale Nederlandse Waddengebied mogelijk te maken.
Bij aanvang van de uitvoering van de eerste fase is in 2015 een wijzigingsplan voor het bestemmingsplan buitengebied tussen Dokkum en Ezumazijl vastgesteld. Vervolgens is er in 2016 een bestemmingsplan Súd Ie voor het binnengebied in Dokkum tot stand gekomen.
Gedurende de uitvoering is vanuit de omgeving de wens geuit om de route met een nieuwe binnendijkse sluis via Oostmahorn in het Lauwersmeer uit te laten komen in plaats van via Ezumazijl. De koppeling met de toeristische kern Oostmahorn en het park Esonstad biedt kansen. Een binnendoorroute is ook een betere verbinding voor minder ervaren toeristen, dan varen over het vaak winderige Lauwersmeer via een oude zeesluis met gemaaluitmonding. Daarnaast biedt deze route ook voor de trek van belangrijke zogenoemde diadrome vissoorten als paling en driedoornige stekelbaars kansen voor het mogelijk maken van betere visverbindingen van Súd Ie naar Lauwersmeer/Waddenzee en visa versa.
Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen deze realisatie van de recreatieve en ecologische ontsluitingsroute Ezumazijl - Oostmahorn op het Lauwersmeer in het verlengde van de Súd Ie mogelijk wordt gemaakt.
Kortom realisatie van de verlengde route Súd Ie van Ezumazijl naar Oostmahorn/Lauwersmeer behelst een opwaardering en herstel van de bestaande watergang Nije Feart. Deze moet worden verbreed en kunstwerken moeten worden aangepast en/of vernieuwd. Uit een scenariostudie Sluizen, die medio 2016 is uitgevoerd door Royal Haskoning/DHV, is naar voren gekomen dat de route via Oostmahorn technisch mogelijk is. Gemeente Dongeradeel heeft vervolgens met haar samenwerkingspartners besloten een nadere verkenning uit te voeren naar de haalbaarheid van de route via Oostmahorn. Hierin is een afweging gemaakt op basis van de volgende aspecten: grondverwerving, maatschappelijk draagvlak, technische en ruimtelijke inpassing, vismigratie en ecologie, financiële haalbaarheid en risico's, beheer en onderhoud, ruimtelijke kaders en maatschappelijke baten. Op basis hiervan is, mede vanuit de omgeving, de voorkeur uitgesproken voor een inzet op de route Oostmahorn.
Dit bestemmingsplan vormt het juridisch-planologisch kader waarbinnen deze realisatie van de recreatieve vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn mogelijk wordt gemaakt.
1.2 Ligging Plangebied
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op de Nije Feart, over een afstand van circa 2,5 kilometer gelegen tussen Ezumazijl en Oostmahorn, ter hoogte van de parkeerplaats bij Esonstad. De globale ligging van het betreffende tracé is weergegeven in figuur 1.1.
Figuur 1.1 De ligging van het plangebied
1.3 Geldende Bestemmingsplannen
Het plangebied is nu geregeld in drie bestemmingsplannen, namelijk:
- bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel, dat is vastgesteld op 27 juni 2013 en Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015, dat op 31 maart 2016 is vastgesteld;
- bestemmingsplan Doarpen, dat is vastgesteld op 26 maart 2009;
- bestemmingsplan Oostmahorn - Pitch en Puttbaan, dat is vastgesteld op 15 november 2011.
In het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel is de watergang bestemd als 'Water', en nader aangeduid als 'specifieke vorm van water - waardevolle waterloop' en 'specifieke vorm van recreatie - recreatieve schaats- en kanoroute'. Met deze aanduidingen worden de waarden van de watergang nagestreefd en wordt ook al geanticipeerd op een recreatieve route, door een minimale doorvaarthoogte en -breedte van bruggen en dergelijke te bepalen. Deze aanduidingen ontbreken in de andere geldende bestemmingsplannen.
Binnen het plangebied vallen verder de verschillende bestemmingen die langs de watergang liggen. Voor het grootste deel gaat het om de bestemming 'Agrarisch', maar hier liggen ook verkeer-, groen- en recreatieve bestemmingen. Binnen deze bestemmingen is water slechts in ondergeschikte mate mogelijk. Met de verbreding van de Nije Feart en het toekennen van een status als recreatieve vaarroute, is het water binnen de grenzen van het plangebied de belangrijkste functie. Daarom is een bestemmingswijziging noodzakelijk.
Het doel van dit bestemmingsplan is het bieden van een nieuwe juridisch-planologische regeling voor het plangebied, waarbinnen de gewenste situatie mogelijk is.
1.4 Leeswijzer
Na dit hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving van het plan gegeven. Daarbij wordt ingegaan op de gewenste ontwikkeling en op de ruimtelijke en functionele inpassing daarvan in de bestaande structuur. Hoofdstuk 3 geeft een beschrijving van het van belang zijnde beleidskader, waarna in Hoofdstuk 4 een toetsing aan de milieuaspecten volgt. Wanneer deze van toepassing zijn, worden daarbij de uitgangspunten voor het bestemmingsplan genoemd. In hoofdstuk 5 volgt een toelichting op de werking van het bestemmingsplan en de daarin opgenomen regeling. Het laatste hoofdstuk gaat in op de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan, waarbij aandacht wordt besteed aan de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Van Het Plan
2.1 Achtergrond
Sinds een aantal jaren wordt gewerkt aan de realisatie van vaarweg Súd Ie, tussen Dokkum en het Lauwersmeergebied. Het zal een herstelde regionale verbindingsschakel vormen in een regionaal netwerk van vaarwegen rond Lauwersmeer en richting de Waddenkustgebied van zowel Groningen als Fryslân. Daarnaast sluiten Súd Ie in een netwerk van routestructuren rond het Lauwersmeer ook aan op routes naar zuidoost Fryslân zowel in recreatief opzicht als voor flora en fauna.
In het oorspronkelijke plan varen de boten via de sluis bij Ezumazijl het Lauwersmeer op. Gedurende de uitvoering ontstonden steeds sterkere geluiden, onder meer vanuit het gebied, om de route via Oostmahorn in het Lauwersmeer uit te laten komen in plaats van via de sluis bij Ezumazijl. De koppeling met toeristische kern Oostmahorn en het park Esonstad biedt kansen.
2.2 Ruimtelijk-functionele Structuur
Ezumazijl en Oostmahorn lagen tot in de jaren '60 van de vorige eeuw aan de primaire waterkering langs de Lauwerszee. De Nije Feart is een voormalige vaarverbinding tussen de twee dorpen. Deze vaart is in 1922 gegraven voor gronden voor een dijkverzwaring. Destijds was de brug in de Zijlsterweg doorvaarbaar. Na het afsluiten van de Lauwerszee in 1969 zijn de gronden achter de dijk bij Ezumazijl ingepolderd en verland. Dit gebied maakt nu deel uit van het Natura 2000-gebied en Nationaal Park Lauwersmeer. Oostmahorn ligt direct aan het Lauwersmeer. Deze kern heeft zich sinds de sluiting van de Lauwerszee ontwikkeld tot een recreatiekern, met als meest recente aanvulling het waterrijke vakantiepark Esonstad, met daarbij verschillende voorzieningen, waaronder een ruim parkeerterrein en een jachthaven, waarop de Nije Feart aansluit. Hier is een lage brug aanwezig, die de ontsluiting naar het strand vormt.
Richting het zuiden passeert de Nije Feart achtereenvolgens een kampeerterrein, waar een dam tussen de twee delen van de camping, aan weerzijden van de vaart, een blokkade vormt, een Pitch en Puttbaan, een gasbehandelingsinstallatie van de NAM aan de westzijde en vervolgens een open agrarisch gebied. Even voor Ezumazijl komt de vaart direct langs de nu secundaire waterkering te liggen. Ter hoogte van de NAM-locatie kruist De Raskes de Nije Feart door middel van een lage brug. Voor Ezumazijl is een vierde blokkade aanwezig, in de vorm van een duiker onder de Sylsterwei. Vervolgens loopt de vaart verder achter enkele woningen langs en komt deze uit op een verbreding in de reeds opgewaardeerde Súd Ie. Hier ligt aan de noordwestzijde een agrarisch bedrijfsperceel en aan de zuidoostzijde een gemaal en de historische sluis.
Een luchtfoto van het plangebied is weergegeven in figuur 2.1.
Figuur 2.1 Luchtfoto plangebied
2.3 Voorgenomen Ontwikkelingen
Dit bestemmingsplan maakt het mogelijk om de recreatieve vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn te ontwikkelen. Hiermee wordt de Nije Feart weer in ere hersteld als vaarverbinding. Ingrepen die hiervoor nodig zijn, zijn het verbreden van de watergang en het opheffen van de vier aanwezige blokkades door de bouw van bruggen met een doorvaarthoogte van minimaal 2,5 meter. Hierbij gelden de ontwerpprincipes die zijn gehanteerd voor de Súd Ie als uitgangspunt. Het gaat om:
- 1. stimuleren en optimaliseren vaarrecreatie;
- 2. zorgen voor voldoende oeverbescherming;
- 3. benutting principes duurzaamheid;
- 4. ecologische inrichting en ecologisch medegebruik en landschapsontwikkeling.
Aanvullend hierop geldt dat in het plan Esonstad een ander waterpeil wordt gehanteerd dan in de Nije Feart. Ter hoogte van de camping is hiervoor een stuw aanwezig. Het doorbreken van deze stuw vraagt om een extra sluis en resulteert in een kleine peilwijziging.
In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de hiervoor beschreven uitgangspunten voor het plan.
Stimuleren en optimaliseren vaarrecreatie
De vaarweg wordt geschikt gemaakt voor pleziervaart voor de DM-klasse. Bij deze klasse-indeling wordt uitgegaan van een vaarweg die geschikt is voor motorboten met een maximale diepgang van 1,10 meter en een maximale opbouwhoogte van 2,40 meter. De watergang wordt tot een diepte van 1,70 meter uitgegraven, waarmee ruimschoots wordt voldaan aan de minimum diepte-eis van 1,30 meter.
Als maatgevend schip wordt rekening gehouden met een type van maximaal 4,25 x 16,00 meter. Voor de vaarwatergang gelden globaal dezelfde principes als voor de Súd Ie. Daarbij is uitgegaan van circa 5.000 vaarbewegingen per jaar.
Er is een schetsontwerp gemaakt voor het vaarprofiel, kunstwerken en de oeverinrichting. De vaarverbinding maakt gebruik van de bestaande Nije Feart. Deze zal worden verbreed en zo natuurlijk mogelijk worden ingericht. Als ontwerpuitgangspunt is gekozen voor een bodembreedte van 11 meter in plaats van de 15 meter die wordt geadviseerd in de PVVP. Om de nadelige gevolgen van een smaller profiel op te vangen zijn er ruimere bochtstralen en bochtverbredingen toegepast op bochtige gedeelten van het tracé. Dit geldt vooral voor Oostmahorn.
Het ontwerp is getoetst door Ingenieursbureau Sweco, waarbij is beoordeeld in hoeverre de oeverconstructies voldoende sterk zijn gedimensioneerd en of de breedte van de vaart voldoende is voor de maatgevende schepen. Geconcludeerd is dat het ontwerp voldoet. Echter, het ontwerp voldoet formeel niet aan het PVVP. Desondanks wordt geadviseerd om het ontwerp vast te stellen omdat het technisch voldoet en er weinig ruimte is op Esonstad om de vaarweg te verbreden. Bovendien past de iets smallere variant vanuit landschappelijk en cultuurhistorisch oogpunt beter in dit gebied. De overige gedeelten in de route (Dokkum - Jaarlasloot) zijn overigens ook op 11 meter bodembreedte aangelegd.
In het tracé worden vier nieuwe bruggen geplaatst. Drie daarvan zijn relatief eenvoudige houten bruggen. Deze komen ter plaatse van het parkeerterrein bij Esonstad, bij de camping en in De Raskes. Een aanzicht op de brug in De Raskes is als voorbeeld weergeven in figuur 2.2. De nieuwe brug in de Sylsterwei bij Ezumazijl is geïnspireerd op de oude brug van destijds. Een aanzicht op deze brug is weergegeven in figuur 2.3.
Figuur 2.2 Aanzicht op brug De Raskes
Figuur 2.3 Aanzicht brug Sylsterwei
De brug in de Sylsterwei heeft tot gevolg dat de inrit van een agrarisch bedrijf aangepast moet worden. Daardoor wordt een deel van bosstrook aangepast. Om deze aanpassing zonder verdere voorwaarden (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) mogelijk te maken, is dit deel van de bosstrook meegenomen in dit bestemmingsplan.
Zorgen voor voldoende oeverbescherming
Gelet op de functie van de vaarweg is uitgangspunt dat de oevers bestand zijn tegen de jaarlijkse 5.000 vaarbewegingen uit de DM-klasse die voor de Súd Ie worden verwacht. Verder worden civieltechnische en ecologische eisen gehanteerd aangaande het geschikt maken van de oevers aan de KWR-eisen (Kaderrichtlijn Water).
Benutting principes duurzaamheid
Uitgangspunt is om de principes aangaande duurzaamheid in het plan te benutten. Hoewel duurzaamheid geen onderwerp van planologische regeling is, kan er in ruimer verband op gewezen worden dat een bestaande vaart zoveel mogelijk een nieuwe functie wordt gegeven. Op onderdelen van de uitvoering wordt verder met het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid in de planvorming geïntegreerd. Dit geldt voor aspecten als:
- wijze van aanleggen/uitvoeren van de oevers;
- aandacht voor een optimale grondbalans en voor materiaalgebruik.
Ecologische inrichting en ecologisch medegebruik en landschapsontwikkeling.
Er zijn in het programma maatregelen opgenomen om de vismigratie tussen het Lauwersmeer en Súd Ie mogelijk te maken. De opgave komt voort uit de KRW opgave van het waterschap. De opgave is gelokaliseerd bij het gemaal/sluis Ezumazijl. De werkgroep vis heeft de nodige onderzoeken uitgevoerd. Hierbij is gekeken naar zowel vis intrek (van Lauwersmeer naar Súd Ie) als vis uittrek.
Voor de visintrek is sluis Ezumazijl heel geschikt. De vis komt af op de grote hoeveelheid Súd Ie water die door het gemaal wordt uitgeslagen. Door het gemaal is de stroomsnelheid voor vis te hoog, dus zoekt de vis een weg om het gemaal heen. De sluis is dan een hele logische route.
Voor de uittrek ligt het genuanceerder. We hebben het dan vooral over de najaarstrek van de schieraal van Súd Ie naar Lauwersmeer. Uit onderzoek is gebleken dat deze soort de omgeving van het gemaal mijdt. Blijkbaar heeft de soort last van het geluid en de trillingen van het gemaal. De schieraal is volgens de onderzoekers van Altenburg en Wymenga gebaat bij een extra uittrekmogelijkheid via de Nije Feart naar het Lauwersmeer.
Bij de sluis Oostmahorn dient - ter vervanging van een bestaande stuw - een bypass te worden gerealiseerd, waarmee water vanuit Esonstad kan worden afgevoerd naar de Súd Ie. Met een aantal beperkte aanpassingen kan deze bypass zo worden gemaakt dat deze ook dienst doet als vispassage voor uittrekkende vis, zoals de Schieraal. Hiermee wordt de nieuw te bouwen sluis bij Oostmahorn - Esonstad eenzijdig vispasseerbaar gemaakt en wordt voorzien in de wens vanuit de werkgroep vis om een extra visuittrekmogelijkheid te realiseren.
Naast de vismigratie ontstaat er met de route Oostmahorn ruim 1,5 ha extra waterberging op de polder. Deze extra waterberging wordt voornamelijk ingezet voor het realiseren van visvriendelijke oevers. Deze worden zo ingericht dat er extra areaal paai- en opgroeigebied ontstaat.
In deze variant kunnen de bruggen diervriendelijk worden gemaakt voor kleine zoogdieren zoals otters, door loopplankjes aan te brengen onder de bruggen.
Peilwijziging en sluis
Ter hoogte van de camping ten zuiden van Esonstad ligt momenteel een dam in de Nije Feart. Hierin is een stuw geplaatst. Het waterpeil is in het plan Esonstad iets hoger dan in de rest van de Nije Feart, namelijk op -0,92 m NAP ten opzichte van -1,40 m NAP. Het verlagen van het waterpeil in Esonstad is geen optie. Doordat de dam met stuw wordt vervangen door een brug ontstaat de noodzaak voor een sluis. Deze sluis komt ter hoogte van het parkeerterrein bij Esonstad. De nieuwe situatie ter plaatse van Oostmahorn is weergegeven in figuur 2.4. Tussen de nieuwe sluis en de brug bij de camping is sprake van een peilwijziging over een afstand van 375 meter.
Figuur 2.4 Situatie Oostmahorn
Voor de sluis op Oostmahorn wordt uitgegaan van een handbediende variant, met een beveiliging tegen onbedoelde waterinlaat in de polder. Door de beperkte automatisering ontstaat een sobere, doelmatige sluis: goedkoop in aanleg en beheer en bedrijfszeker.
Marrekrite aanlegplaats
De Marrekrite is een samenwerkingsorgaan van de Provincie Fryslân en de Friese gemeente, met als doel het Friese waterland recreatief en toeristisch zo goed mogelijk te laten functioneren. Vanuit dit samenwerkingsorgaan zijn verspreid door de provincie ligplaatsen langs recreatieve routes aangelegd. De intentie is om direct buiten Ezumazijl, bij de nieuwe brug in de Sylsterwei, een dergelijke aanlegplaats aan te leggen. Het gaat om een steiger of kade met een lengte van 60 meter aan de zuidoostzijde van de vaart. Het bestemmingsplan biedt hier mogelijkheden voor.
Figuur 2.4 Situatie Marrekrite aanlegplaats
2.4 Ruimtelijke Kwaliteit
In de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte' heeft de provincie Fryslân het belang dat zij hecht aan een goede verankering van ontwikkelingen in het landschap aangegeven. Grutsk legt bepaalde kernkwaliteiten vast die de provincie van provinciaal belang acht. Het is van belang dat een ontwikkeling zich niet alleen voegt in, maar ook waar mogelijk bijdraagt aan deze kernkwaliteiten.
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het kleigebied Oostergo. Vooral de weerslag van de invloed van de oude en nieuwe dynamiek van de zee is van belang. Deze is zichtbaar in de ligging van dorpen, de waterlopen, kwelder-, oever- en overslagwallen en de verkavelingsrichting. Het beleefbaar maken van deze karakteristieke waarden wordt in de structuurvisie specifiek aangehaald. Er wordt gestreefd naar openbaarheid van routes langs oevers en het versterken en opnieuw benutten van het systeem van vaarten en opvaarten naar dorpen door deze weer een functie te geven.
De voorgestelde inrichting van de vaarwatergang draagt bij aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied door het gebied weer beleefbaar te maken, door versterken van de ecologische kwaliteit en door de forse toename van het open water. Een niet opvallende hoofdwatergang wordt omgevormd naar een zichtbare en robuuste waterweg. Dit past goed bij de provinciale ambities zoals beschreven in de structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Het Rijk laat de ruimtelijke ordening over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk voor de resultaten. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
In de SVIR is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is ook als procesvereiste opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Omdat het opwaarderen van een watergang tot een recreatieve vaarroute geen verstedelijking is, hoeft niet getoetst te worden aan de ladder.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Dit bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals deze genoemd zijn in het Barro.
Beleidsvisie Recreatietoervaart Nederland (BRTN)
De hoofddoelstelling van de BRTN luidt: het net van het Nederlandse bevaarbare water behouden en verder ontwikkelen als één aantrekkelijk, gedifferentieerd en samenhangend recreatietoervaartnet. De Stichting Recreatietoervaart Nederland (SRN), de uitvoeringsorganisatie van de BRTN, kiest er daarom voor ontbrekende schakels, aanlegplaatsen en kansrijke verbindingen te realiseren. Het onderhavige project is niet opgenomen in de BRTN, maar sluit wel aan op de gestelde ambities.
3.2 Provinciaal Beleid
Streekplan Fryslân 2007
Het provinciaal ruimtelijk beleid is verwoord in het Streekplan Fryslân 2007. In algemene zin zet de provincie in op een concentratie van verstedelijking (wonen, werken en voorzieningen) in de stedelijke gebieden, zonder dat dit ten koste gaat van de vitaliteit van het omringende platteland.
Met betrekking tot het thema 'vaarrecreatie' legt de provincie het accent op kwaliteitsverbetering van de watersportvoorzieningen en van het vaarwegennet. Wel wordt geconstateerd dat door de relatieve onbekendheid en excentrische ligging van Noordoost-Fryslân de toeristisch-recreatieve sector nog minder sterk is ontwikkeld, maar dat er niettemin kansen liggen voor nieuwe initiatieven.
De provincie geeft in het streekplan aan open te staan voor integrale gebiedsontwikkeling, waarbij naast landbouwkundige verbeteringen ook gekeken wordt naar andere functies, zoals recreatie, leefbaarheid, natuur en waterberging. Er wordt opgemerkt, dat het gevarieerde aanbod van groot vaarwater in de provincie in combinatie met het stelsel van verbindende vaarwegen en karakteristieke dorpen en steden, de kern van een uniek watersportgebied van (inter) nationale betekenis vormt. De provincie tracht de potenties daarvan voor recreatie en toerisme zo veel mogelijk te benutten, met behoud van de Friese kernkwaliteiten. Vooral de combinatie met cultuurtoerisme wordt versterkt.
Buiten de stedelijke en regionale centra en de recreatiekernen worden kansen gezien voor kleinschalige vaarrecreatieve voorzieningen die de kwaliteit en de aantrekkelijkheid van het recreatietoervaartnet versterken door aan te sluiten op bestaande concentraties van recreatieve voorzieningen in het landelijk gebied. Landschap en gebiedsgericht beleid Recreatieve ontwikkelingen in het kleigebied van “Midden en Noord - Fryslân” (de gemeente Dongeradeel ligt in dit gebied) sluiten aan bij de kwaliteiten van recreatieve concentratiepunten. De provincie zet in op uitbouw en versterking van de recreatieve netwerken. Met name de verbindingen voor wandelen, fietsen en varen tussen stad en platteland kunnen beter.
Specifiek voor de recreatiekern Oostmahorn geldt dat hier geconcentreerde recreatieve ontwikkelingen met een meer grootschalige uitstraling mogelijk zijn. Verdere recreatieve ontwikkeling sluit aan bij de bestaande verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder Esonstad, en bij de vaarrecreatie en natuurbeleving van het Lauwersmeergebied. Aard en omvang van recreatieve ontwikkelingsmogelijkheden worden afgestemd op de natuurlijke en landschappelijke waarden in de omgeving (Waddenzee/Lauwersmeer). Het creëren van een vaarverbinding naar deze kern draagt hieraan bij.
In de Verordening Romte Fryslân zijn de beleidsuitgangspunten van de provincie vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen.
Structuurvisie Grutsk op 'e Romte
In het Streekplan worden de kernkwaliteiten van het cultuurhistorisch erfgoed en het landschap beschreven. Onder kernkwaliteiten wordt verstaan: 'die ruimtelijke eigenschappen die zo typisch zijn voor het Friese landschap, dat zij tezamen de ruimtelijke identiteit van Fryslân vormen'. Het Streekplan bevat een beschrijving van welke kernkwaliteiten er zijn en kondigt een nadere uitwerking en waardering aan van deze kernkwaliteiten. De thematische structuurvisie Grutsk op 'e Romte, zoals vastgesteld op 26 maart 2014, vormt deze uitwerking en geeft de provinciale belangen en ontwikkelingsrichting ten aanzien van de kernkwaliteiten.
Volgens de kaart bij de structuurvisie ligt het plangebied in het kleigebied Oostergo. Voor het gebied is een aantal kernkwaliteiten c.q. provinciale belangen bepaald. In paragraaf 2.4 is onderbouwd hoe het plan wordt ingepast bij de kwaliteiten van het landschap.
Verordening Romte Fryslân 2014
Op 18 juni 2014 is de nieuwe Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In de verordening zijn, net als in de eerdere verordening, regels gesteld die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
Ruimtelijke kwaliteit
In lid 2.1.1 is bepaald dat een ruimtelijk plan voor een uitbreidingslocatie of voor het landelijk gebied een ruimtelijke kwaliteitsparagraaf bevat, waarin, voor zover noodzakelijk, wordt aangegeven op welke wijze:
- a. het plan rekening houdt met de draagkracht van het landschap voor de opvang en inpassing van nieuwe functies, op grond van een analyse van de samenhang van de ondergrond, netwerken en nederzettingspatronen;
- b. het plan invulling geeft aan de blijvende herkenbaarheid van de landschappelijke en cultuurhistorische kernkwaliteiten, zijnde de structuren van provinciaal belang zoals die, met inbegrip van een richtinggevend advies, per deelgebied of gebiedsoverschrijdend zijn omschreven in de structuurvisie Grutsk op 'e Romte.
De ruimtelijke kwaliteitsparagraaf is verwoord in paragraaf 2.4.
Recreatieve voorzieningen
In hoofdstuk 5 van de Verordening zijn regels ten aanzien van recreatie en toerisme opgenomen. De regels richten zich op verblijfsrecreatie, waaronder jachthavens, waarbij het zwaartepunt op recreatiekernen en stedelijke- en regionale centra ligt. Oostmahorn is een recreatiekern. Hoewel de Verordening geen regels geeft ten aanzien van het realiseren van een vaarroute, wordt geconcludeerd dat dit goed past.
Conclusie
Het plan voldoet aan de regels uit de Verordening Romte Fryslân 2014.
Vaarwegenverordening Fryslân 2014
Met de provinciale vaarwegenverordening oefent de provincie Fryslân haar beheerstaak als vaarwegenbeheerder uit. In mei 2014 is een nieuwe vaarwegenverordening vastgesteld (Vaarwegenverordening Fryslân 2014). De Súd Ie is hierin beleidsmatig meegenomen als een te onderzoeken vaarweg voor de DM-klasse. De Nije Feart wordt in de toekomst een provinciale vaarweg in het verlengde van de Súd Ie.
3.3 Regionaal Beleid
Waterrecreatievisie Noordoost Fryslân 2025 "Land en water verbonden"
Het toekomstbeeld en de strategische visie voor de waterrecreatie in Noordoost Fryslân 2025 is door de zes gemeenteraden in Noordoost Fryslân (Achtkarspelen, Dantumadiel, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Kollumerland c.a. en Tytsjerksteradiel) in 2013 vastgesteld. Waterrecreatie in Noordoost Fryslân staat niet op zichzelf. De regio is een belangrijke schakel in de ontwikkeling van de vaarbestemming Noord Nederland. De regio heeft dan ook een sterke relatie en wisselwerking met doelgroepen en ontwikkelingen in aangrenzende gebieden.
In de visie wordt het volgende toekomstbeeld geschetst:
"Noordoost Fryslân staat op de kaart als aantrekkelijk waterrecreatiegebied. Het vaarwegennetwerk is op orde en kenmerkt zich door een dicht netwerk van vaarten en kanalen en heeft een sterke verbinding met de cultuur en natuur in het achterland. De camper- en sloepenvaarder zijn de voornaamste doelgroepen. Met het vertroetelen van deze doelgroepen varen in hun kielzog ook andere waterliefhebbers die aangenaam verteren en verblijven in de regio".
Het toekomstbeeld wordt uitgewerkt en uitgevoerd aan de hand van een zestal thema's: 1. Water en land verbinden, 2. Vaarwegen verbinden, 3. Bijzondere bestemmingen, 4. Promotie en positioneren, 5. Onderling verbinden, 6. Duurzame regio. Aan de hand van maatregelen en acties zijn deze thema's uitgewerkt in een bij de visie behorend projectenboek.
Het programma Súd Ie - Wetterfront Dokkum betreft één van de majeure maatregelen onder het thema 2. Vaarwegen verbinden. Met de realisatie van de nieuwe vaarroute wordt invulling gegeven aan de behoefte van waterrecreanten, de verhuursector en eigen inwoners. De verbetering van de aantrekkelijkheid van Dokkum hangt hiermee nauw samen en heeft als doel om langer verblijf te stimuleren en bestedingen te genereren en daarmee bestendiging van de leefbaarheid.
Het project dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt is één van de belangrijke uitvoeringsprojecten van het regionale waterrecreatiebeleid en draagt daarmee in sterke mate bij aan de hiervoor beschreven uitgangspunten en ambities.
3.4 Gemeentelijk Beleid
Bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel
Het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel is door de gemeenteraad van Dongeradeel vastgesteld op 27 juni 2013. De ontwikkeling van het plan Súd Ie speelde ten tijde van dit bestemmingsplan al. Zo werd geconstateerd, dat de Súd Ie een water is met lage bruggen en met op veel plekken ondiep water. Deze vaarroute is momenteel alleen bevaarbaar voor kano's en roeiboten. Verder geeft de plantoelichting aan:
“De gemeente Dongeradeel, provincie Fryslân en Wetterskip Fryslân willen nu samen de Súd Ie aantrekkelijker maken, op en langs het water. Gemeente, provincie en Wetterskip zien in de plannen voor Súd Ie de landbouwsector als partner om ruimte te creëren voor extra waterberging. Ook kan de landbouwsector gebruikt worden voor agrarisch weidevogelbeheer, waarvoor subsidieregelingen beschikbaar zijn en het realiseren van de vaarverbinding die een rondje Dokkum-Lauwersmeer mogelijk maakt levert ecologische winst op en een mooier landschap. Dit kan ten goede komen aan de recreatiesector.”
Het onderhavige project vloeit voort uit de ontwikkeling van de Súd Ie. Hiervoor is geen specifiek beleid geformuleerd, maar het plan sluit wel naadloos aan op de gestelde ambities en uitgangspunten die voor dat project zijn beschreven, waaronder de Koepelvisie Centraal Waddengebied i.r.t. Súd Ie & Wetterfront Dokkum.
Koepelvisie Centraal Waddengebied i.r.t. Súd Ie & Wetterfront Dokkum
In aansluiting op de doelen van het Waddenfonds is de visie op dit gebiedspotentieel destijds uiteengezet in het rapport 'Koepelvisie Centraal Waddengebied' (Grontmij, 2013). In deze visie wordt benoemd dat het prachtige natuurlandschap van het Lauwersmeer e.o. en het vroegere Lauwerszeegebied, grote aantrekkingskracht heeft op toeristen en recreanten. In de Koepelvisie centraal Waddengebied komt naar voren dat project Súd Ie centraal ligt in het Waddengebied en sterk samenhangt met omliggende projecten en wordt ingezoomd op de relatie met het project 'Vaarcircuit om de Noord' in de gemeente De Marne, aan de andere kant van het Lauwersmeer.
Naast de te realiseren vaarrondes in De Marne en Dongeradeel worden ook de verbindingen met de bestaande Noordelijke Elfstedenvaarroute en de Lits Lauwersmeerroute aangehaald. Bij het vaarrondje 'Om de Noord' in buurgemeente De Marne is naar het voorbeeld van de Súd Ie koers uitgezet richting een integrale gebiedsaanpak met ecologische opgaven als herstel van visverbindingen en visgebieden in wisselwerking met Lauwersmeer en Waddenzee. Het projectplan Súd Ie en Wetterfront Dokkum voor het Waddenfonds in februari 2013 voorziet in een totaal gebiedsproject vanaf Dokkum tot aan Oostmahorn in het Lauwersmeergebied met natuuropgaven, ecologische opgaven en recreatieve opgaven. De kernkwaliteitenkaarten uit de koepelvisie zijn weergegeven in figuur 3.1 en 3.2.
Het project dat met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt ligt in het verlengde van de Súd Ie en draagt bij aan de hiervoor beschreven uitgangspunten en ambities.
Figuur 3.1 De kernkwaliteiten natuur en water uit de koepelvisie
Figuur 3.2 De kernkwaliteiten toerisme en recreatie uit de koepelvisie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Mer-beoordeling
In het Besluit milieueffectgrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig, projectmer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Ook wanneer de drempelwaarden niet worden overschreden moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten nagaan of mogelijk sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, die aanleiding geven om een milieueffectrapport (MER) op te stellen. Daarbij moet worden gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. In bijlage D van het Besluit m.e.r. (D3.1) is de aanleg, wijziging of uitbreiding van een binnenvaarweg opgenomen. Als drempelwaarden hiervoor geldt een oppervlakte van 25 hectare of meer en de bevaarbaarheid van schepen met een laadvermogen van 900 ton of meer. Verder is in bijlage D (D9) een landinrichtingsproject opgenomen. Als drempelwaarde hiervoor geldt een functiewijziging met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw.
Dit bestemmingsplan heeft betrekking op het opwaarderen van een bestaande vaart tot binnenvaarweg. Deze vaarweg is bedoeld voor de pleziervaart en is niet toegankelijk voor bedrijfsvaart van enige omvang. Voor de beeldvorming: binnenvaartschepen met een laadvermogen van 900 ton hebben een lengte van bijna 70 meter en een breedte van circa 8 meter. Dergelijke schepen kunnen niet door de vaarroute Ezumazijl - Oostmahorn. Het totale plangebied heeft een oppervlakte van 5,8 hectare. Het plan is daarmee niet rechtstreeks planmer-, projectmer of mer-beoordelingsplichtig.
Sinds 7 juli 2017 is een aanpassing van het Besluit m.e.r. in werking getreden. Hierin is geregeld dat ook voor projecten die zijn opgenomen in bijlage D, maar beneden de drempelwaarden vallen, een besluit moet worden genomen of een MER nodig is. In dat kader wordt afgewogen of het plan – ondanks dat het ruim onder de drempelwaarde blijft - mogelijk toch belangrijke negatieve milieueffecten heeft, op basis van de eerder genoemde omstandigheden. Dit is een 'vormvrije' mer-beoordeling.
In een vormvrije mer-beoordelingsnotitie is op basis van de kenmerken en de plaats van het project en de kenmerken van het potentiële effect geconcludeerd dat de potentiële milieueffecten zodanig beperkt zijn dat deze geen milieueffectrapportage rechtvaardigen. Voorafgaand aan de formele bestemmingsplanprocedure besluit de gemeenteraad dat geen mer-procedure nodig is.
4.2 Milieuzonering
Tussen bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies (waaronder wonen) is een goede afstemming nodig. Het doel daarbij is het voorkomen van onacceptabele hinder ter plaatse van woningen, maar ook om te zorgen dat bedrijven niet worden beperkt in de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden. Bij de afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering'. Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder redelijkerwijs is uitgesloten. Deze afstand wordt gemeten tussen de bestemmingen van bedrijven en de gevels van geluidsgevoelige objecten. Bedrijfsactiviteiten zijn daarvoor ingedeeld in een aantal milieucategorieën.
De vaarweg is niet een bedrijfsactiviteit van waaruit milieuhinder uitgaat. Hiervoor is geen richtafstand bepaald. De vaarweg veroorzaakt ook geen relevante hinder voor de woningen die hier, in Ezumazijl, langs liggen. Omgekeerd is de vaarweg en de aanlegplaatsen ook niet als milieugevoelig aan te merken, waardoor deze geen milieutechnische belemmering vormt voor bedrijvigheid langs de route.
4.3 Geluid
Het aspect 'geluid' gaat over geluidhinder op geluidsgevoelige objecten als gevolg van verkeer en industrie. De Wet geluidhinder (Wgh) is hiervoor het toetsingskader. Rondom wegen met een maximumsnelheid van meer dan 30 km/uur, spoorwegen en aangewezen bedrijven(terreinen) zijn geluidszones van toepassing. Als er geluidsgevoelige objecten, zoals woningen, binnen deze zones worden toegevoegd, dan moet geluidsbelasting op de gevels hiervan worden bepaald en getoetst aan de normen.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige objecten mogelijk gemaakt. Voor de aanlegplaatsen geldt dat deze niet zijn bedoeld voor langdurig recreatief nachtverblijf en bovendien niet in de buurt van drukke verkeersroutes zijn geprojecteerd. Ter plaatse is een aanvaardbaar verblijfsklimaat daarom te garanderen. Ook heeft het project ten aanzien van de Wgh geen relevante invloed op geluidsgevoelige objecten. Het is daarom niet nodig om de ontwikkeling te toetsen aan de Wgh.
4.4 Water
Deze 'waterparagraaf' gaat in op de watertoets. Hierin wordt beoordeeld wat de effecten van het bestemmingsplan op de waterhuishouding zijn en of er waterschapsbelangen spelen. De belangrijkste thema's zijn waterveiligheid, de afvoer van schoon hemelwater en afvalwater en de waterkwaliteit.
Het plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân. Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het waterschap (kenmerk: 20171123-2-16485). Op het plan is de uitgebreide watertoetsprocedure van toepassing. Dit heeft te maken met de diverse ingrepen in de waterhuishouding. Het waterschap heeft hiervoor een wateradvies opgesteld. Dit is opgenomen in Bijlage 1.
In de Leidraad Watertoets staan de uitgangspunten waarmee bij het ontwikkelen van ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden. De beschrijving van de wateraspecten sluit zoveel mogelijk aan bij de indeling van het Waterbeheerplan en de Leidraad Watertoets in de thema's Veilig, Voldoende en Schoon.
Veilig
Voor het aspect 'veilig' gaat het over overstromingsrisico's. De Nije Feart ligt langs een waterkering. Het gaat om de dijk langs het Lauwersmeergebied. In feite is deze dijk met het afsluiten van de Lauwerszee zijn functie als primaire waterkering verloren en is het een secundaire kering geworden. Wetterskip Fryslân hanteert een dubbele beschermingszone van 100 meter. 15 meter vanaf de voet van de dijk is de beschermingszone binnenkant en de volgende 85 meter is de buitenbeschermingszone.
De Nije Feart en de verbredingen die dit bestemmingsplan voorstelt komen niet in de binnenbeschermingszone, maar wel in de buitenbeschermingszone. Dit zijn die stroken grond waarin extreme mechanismen (bijvoorbeeld een explosie van hogedrukleidingen) schade zouden kunnen aanrichten aan de waterkering. De ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, dragen niet bij aan een risico op extreme mechanismen en levert in die zin geen potentieel gevaar op voor het doelmatig functioneren van de waterkering.
Over de veiligheidsaspecten ten aanzien van de waterkering vinden al gesprekken plaats met het waterschap.
Voldoende
Hoofdwatergang
De Nije Feart is een hoofdwatergang. Deze heeft een belangrijke functie voor de waterhuishouding, waaronder de afvoer van water uit een gebied. Deze functie mag niet in gevaar komen en ook moeten hoofdwatergangen bereikbaar blijven voor onderhoud. Het plan doet hier geen afbreuk aan. De sloot wordt opgewaardeerd, waardoor deze zijn doel beter kan vervullen.
Peilbeheer
Het verdwijnen van de stuw uit de Nije Feart leidt tot een kleine wijziging van het waterpeil over een afstand van 375 meter, tot de nieuwe sluis. Momenteel wordt door Ingenieursbureau Sweco een onderzoek gedaan naar de gevolgen van deze peilwijziging op de waterkering. Er vindt nog overleg plaats met het waterschap over de vraag of hier een peilbesluit genomen moet worden, of dat volstaan wordt met het aanvragen van een watervergunning.
Compensatie dempingen en toename verhard oppervlak
Het waterschap hanteert als uitgangspunt dat de toename verhard oppervlak voor een deel wordt gecompenseerd in de vorm van nieuw oppervlaktewater of waterberging. Het dempen van watergangen moet volledig gecompenseerd worden. In dit geval is er geen sprake van een relevante toename aan verharding en ook niet van demping. Er vindt juist een forse toename van het wateroppervlak plaats. In dat opzicht heeft het plan een gunstig effect op de bergingscapaciteit in het gebied en daarmee op de waterhuishouding.
Schoon
Het creëren van een ecologische inrichting en ecologisch medegebruik is een belangrijk uitgangspunt van de opwaardering van de Nije Feart. In dit kader worden oevers duurzaam of natuurvriendelijk aangelegd. Dit sluit aan op de uitgangspunten van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dit is een Europese richtlijn, die de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater verbetert. Het uitgangspunt van het plan is dat in de nieuwe situatie sprake is van een schoon en ecologisch verantwoord watersysteem.
Vervolg
Waterwet
Voor alle ingrepen in de waterhuishouding moet tijdig een vergunning worden aangevraagd of een melding worden gedaan in het kader van de Waterwet.
Procedure
Als de in het wateradvies vermelde adviezen worden opgevolgd bij de verdere planvorming en uitvoering, heeft het waterschap geen waterhuishoudkundige bezwaren. In het kader van de watervergunningen die nodig zijn voor de uitvoering van dit plan, vindt nadere afstemming met het waterschap plaats.
4.5 Bodem
Bij het aspect 'bodem' staat de vraag centraal of de bodemkwaliteit toereikend is voor het nieuwe gebruik. De bodem kan door eerdere (bedrijfs)activiteiten verontreinigd zijn. Voor de ruimtelijke procedure is het van het belang dat verdachte locaties worden gesignaleerd.
Binnen het plangebied is geen sprake van gronden die verdacht zijn voor bodemverontreiniging. Bovendien worden er geen verblijfsfuncties voorgesteld. Wel vinden baggerwerkzaamheden plaats. De zogenaamde baggerspecie (de grond die vrijkomt uit het verdiepen en verbreden van de watergang) wordt verspreid op de aangrenzende percelen en/of toegepast op landbodem. Om te waarborgen dat hierdoor geen vervuiling van de betreffende gronden ontstaat, is de milieuhygiënische waterbodemkwaliteit onderzocht. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in Bijlage 2.
Uit het onderzoek blijkt dat de vrijkomende gronden zonder belemmeringen kunnen worden verspreid op de aangrenzende gronden. Voor het toepassen op landbodem elders geldt dat voor een deel van de waterbodem, als gevolg van een verhoogd gehalte aan minerale olie, beperkingen zijn voor de toepassing. Bij de uitvoering van het plan wordt hiermee rekening gehouden.
Op basis van het onderzoek wordt geconcludeerd dat de bodemkwaliteit van de waterbodem geen belemmeringen voor de uitvoering van de plannen oplevert.
4.6 Archeologie
Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
In de wet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.
Voor Dongeradeel wordt gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE) van de provincie. Uit deze kaarten blijkt dat er binnen en nabij het plangebied een lage verwachting is op het aantreffen van archeologische resten. In het gebied ten westen van de huidige watergang is er nog wel een kleine kans op het aantreffen van resten uit de periode ijzertijd - middeleeuwen. Hier beveelt de provincie aan om bij ingrepen groter dan 2.500 m2 een archeologisch onderzoek uit te voeren. Ook ligt er langs het tracé een terrein van hoge archeologische waarde, waar wordt gestreefd naar behoud. Een fragment van de FAMKE, kaart ijzertijd - middeleeuwen, is weergegeven in figuur 4.1.
Figuur 4.1. Fragment FAMKE ijzertijd - middeleeuwen
De totale omvang van de ingreep overstijgt de oppervlaktes waar vanaf de provincie het uitvoeren van archeologisch onderzoek aanbeveelt. Echter, het betreft een lijnvormige ingreep, direct langs een watergang. Deze watergang is in de vorige eeuw aangelegd en heeft zodoende geleid tot een verstoring van het bodemprofiel. De kans op het verstoren van intacte archeologische resten als gevolg van de verbreding van de watergang is klein. Uit onderzoek dat is uitgevoerd voor de verbreding van de Súd Ie is ook gebleken dat de archeologische verwachting naar beneden kon worden bijgesteld naar een lage verwachting. Er is geen reden om aan te nemen dat de situatie in het plangebied anders is.
Aandachtspunt is het terrein van archeologische waarde, waar wordt gestreefd naar behoud. Dit terrein ligt ter hoogte van het perceel Healbeamswei 18 (eveneens een AMK-terrein) en maakte hier in het verleden ook deel van uit. Voor een inzicht in de archeologische waarden van dit terrein is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 3. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat in het plangebied een ongeveer twintig centimeter dik pakket klei aanwezig is dat bestaat uit materiaal dat uit de Nieuwe Vaart afkomstig is. Hieronder is een afgedekte, tien centimeter dikke zodelaag aanwezig. Onder deze zodelaag ligt direct een natuurlijk pakket getijdenafzettingen. Hierin zijn geen archeologische indicatoren gevonden.
De geplande ontgraving zal vrijwel volledig plaatsvinden langs de oostkant van de Nieuwe Vaart. Hier geldt voor vrijwel het hele plangebied een lage archeologische verwachting voor resten uit alle perioden. Deze zelfde verwachting kan naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek worden toegepast voor het AMK-terrein. De resultaten van het onderzoek geven geen aanleiding om archeologisch vervolgonderzoek te adviseren. Evenmin zijn archeologische resten gevonden waarmee tijdens de verdere planvorming rekening zou moeten worden gehouden. Vanuit het aspect archeologie bestaan geen belemmeringen voor de uitvoering van het plan.
4.7 Cultuurhistorie
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is bepaald dat in een ruimtelijk plan een beschrijving opgenomen moet worden van de manier waarop met de aanwezige cultuurhistorische waarden rekening is gehouden.
Op de Cultuurhistorische Kaart Fryslân (CHK2) van de provincie, zijn binnen het plangebied en ook direct langs het plangebied geen cultuurhistorische waarden aangeduid. Wel is globaal op de locatie van het AMK-terrein in het geldende bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel de dubbelbestemming 'Waarde - Reliëf' opgenomen. Het gaat om een restant van een verhoogde boerderijplaats. Dit restant is in het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN), dat is gebaseerd op informatie van tussen 2007 en 2012, goed zichtbaar. Echter, op luchtfoto's (vanaf 2012) is dit verdwenen. In figuur 4.2 is een fragment van het AHN en een foto uit 2017 weergegeven. Hieruit blijkt dat er op deze plek geen sprake meer is van de cultuurhistorische waarden
Figuur 4.2. Fragment AHN en vogelvluchtopname betreffende locatie
Verder kunnen de structuren en kenmerken van het landschap als van cultuurhistorische betekenis worden aangemerkt. In het plan voor de vaarroute is het landschap als uitgangspunt genomen. Daardoor worden de aanwezige waarden en kenmerken gerespecteerd. Het is niet noodzakelijk om nadere eisen ten aanzien van de bescherming van cultuurhistorische waarden te stellen.
4.8 Ecologie
Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met de natuurwaarden van de omgeving en met beschermde plant- en diersoorten. Bij de bescherming van gebieden gaat het om op Europees niveau aangewezen Natura 2000-gebieden. Verder worden in de provinciale verordening gebieden beschermd die van belang zijn voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN). De bescherming van gebieden en de bescherming van soorten en hun verblijfplaatsen is geregeld in de Wet natuurbescherming.
In het kader van de verbreding van de Nije Feart voor het creëren van een vaarroute tussen Ezumazijl en Oostmahorn is een natuurtoets uitgevoerd. De bijbehorende rapportage is opgenomen in Bijlage 4. De resultaten worden in deze paragraaf behandeld.
Soortenbescherming
Het onderzoek naar soortenbescherming bestaat uit een bureauonderzoek en een terreinbezoek. Op basis van de verspreidingsgegevens van een soort, in combinatie met kennis van de terreingeschiktheid voor deze soorten, is vervolgens nagegaan of het projectgebied een functie vervult voor (onder andere) deze soorten en of effecten aan de orde zijn. Uit het onderzoek is gebleken dat het plangebied alleen een potentieel geschikte biotoop biedt voor beschermde vogels en zoogdieren.
Voor vogels geldt dat alle in gebruik zijnde nesten zijn beschermd. In het plangebied kunnen nesten gebouwd worden door rietzanger en rietgors (met name in rietkragen) en watervogels (waaronder wilde eend, meerkoet en fuut). Indien nesten aanwezig zijn mogen deze tijdens de broedperiode (en wanneer deze in gebruik zijn) niet verwijderd of verstoord worden. Door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of het gebied vóór het broedseizoen ongeschikt te maken voor broedvogels, kan het plan worden uitgevoerd. In de gebruiksfase zijn negatieve effecten op vogels uitgesloten, mede door het verhogen van de foerageer- en broedmogelijkheden binnen het plangebied door de aanleg van natuurvriendelijke oevers.
Voor zoogdieren ligt de focus op vleermuizen en op de otter. Voor vleermuizen zijn binnen het plangebied geen potentiële vaste verblijfplaatsen aanwezig en negatieve effecten op vliegroutes zijn niet aan de orde. Bovendien verbetert de aanleg van natuurvriendelijke oevers met veel rietzones de foerageermogelijkheden. In de toekomst zou dit zelfs een positief effect kunnen hebben op vleermuizen. Ook effecten op de otter zijn uitgesloten.
Gebiedsbescherming
Natura 2000
Het plangebied ligt niet in een Natura 2000-gebied, maar wel op korte afstand daarvan. Het Lauwersmeer is aangewezen als Natura 2000-gebied. De begrenzing ligt direct achter de voormalige zeedijk. In het onderzoek zijn de effecten van de ontwikkeling op basis van de effectenindicator van het Ministerie van EZ op de natuurwaarden van het Lauwersmeer onderzocht. Geconcludeerd is dat veel storingsfactoren al op voorhand zijn uit te sluiten, door de aard en de plaats van de ingreep. Er is specifiek aandacht besteed aan de effecten van geluid, trillingen en vermesting op de aangewezen soorten die in de omgeving van het plangebied voorkomen. De meeste effecten treden op in de realisatiefase en zijn zodoende tijdelijk. In de gebruiksfase zal naar verwachting meer pleziervaart gebruik maken van de Nije Feart. Door de dijk worden veel storingsfactoren opgevangen. Bovendien zal de toekomstige situatie met bredere randen oevervegetatie extra broedgelegenheid bieden voor rietbroeders. Dit zou in potentie positief moeten uitvallen voor de instandhoudingsdoelstelling van enkele soorten.
Al met al worden geen effecten verwacht op de instandhoudingsdoelstelling van de in het Lauwersmeer aangewezen broedvogel- en niet-broedvogelsoorten. Er is geen effect op het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied en daarom is er geen aanleiding om te verwachten dat er op Natura 2000-gebieden op grotere afstand nog effecten zullen optreden.
Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS)
Voor wat betreft het NNN is bij indirecte aantasting sprake van vervolgstappen, waaronder compensatie. Binnen het plangebied liggen geen gebieden behorende bij het NNN. Er is van directe aantasting dan ook geen sprake. Provincie Fryslân past echter externe werking toe. Dit houdt in dat ingrepen die (net) buiten een NNN-gebied liggen ook moet worden getoetst op aantasting. In de omgeving van het projectgebied liggen wel NNN-gebieden. Het gaat dan om het Lauwersmeergebied, dat eveneens een Natura 2000-gebied is. Zoals hiervoor beschreven zijn er voor dit gebied geen significante effecten aan de orde. Het uitgevoerde onderzoek concludeert dat negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden van de NNN in de nabijheid van het plangebied kunnen worden uitgesloten.
Bomenkap
Voor de ontwikkeling van natuurvriendelijke en duurzame oevers worden bomen gekapt. In enkele gevallen zal sprake zijn van de kap van (een gedeelte van) houtopstanden zoals bedoeld in de Wnb. Vanuit de Wnb volgen echter geen belemmeringen voor de uitvoering van de kap. Voorafgaand aan de kap zal dit gemeld worden bij de provincie.
Conclusie
Het plan is uitvoerbaar binnen de kaders van de Wet natuurbescherming en binnen de spelregels van het Nederlands Natuurnetwerk.
4.9 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden. Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Een fragment van de risicokaart is weergegeven in figuur 4.3. Hieruit blijkt dat nabij het plangebied risicobronnen aanwezig zijn. Het gaat om de opslag van gevaarlijke stoffen op het terrein van Esonstad en om de gasbehandelingsinstallatie (GBI) van de NAM. Vanaf deze winning liggen drie hogedruk aardgastransportleidingen, waarvan twee richting het noorden en één richting het zuiden. De leidingen die richting het noorden gaan zijn van de NAM en hebben een hoge werkdruk van 125 bar. De leiding die richting het zuiden ligt is van de Gasunie en heeft een werkdruk van 80 bar.
Figuur 4.3. Fragment risicokaart
Rondom de aanwezige risicobronnen liggen invloedsgebieden, waarbinnen het groepsrisico verantwoord moet worden, en plaatsgebonden risicocontouren, waarbinnen beperkingen gelden voor kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Het gaat daarbij om plekken waar mensen verblijven. Het opwaarderen van de Nije Feart tot een vaarroute maakt het geen (beperkt) kwetsbaar object. Er is geen sprake van een verblijfsgebied van mensen. Hiervoor zijn er dan ook geen belemmeringen vanuit externe veiligheidsaspecten.
Voor de aanlegplaats in Ezumazijl geldt dat deze wel zijn aan te merken als verblijfplaatsen. De hogedruk aardgastransportleiding van de Gasunie heeft een invloedsgebied van 470 meter. De aanlegplaats wordt op minimaal 430 meter vanaf de leiding mogelijk gemaakt en liggen dus binnen het invloedsgebied. De aanlegplaats ligt niet in het invloedsgebied van de GBI van de NAM. Dit risicogebied reikt tot ten hoogste 250 meter buiten de inrichting van de GBI.
Het GR wordt bepaald op basis van kans maal effect. De kans op een calamiteit met de leiding is relatief klein. Gelet op de lage bevolkingsdichtheid is het effect ook relatief klein. Op basis hiervan wordt geredeneerd dat het huidige groepsrisico zeer klein is. Het plangebied ligt op relatief grote afstand van de risicobron en maakt een zeer kleinschalige toename van het aantal mensen in het invloedsgebied mogelijk. Het plan heeft daarom slechts een kleine invloed op het groepsrisico. Op basis van het voorgaande wordt geconcludeerd dat ook in de nieuwe situatie sprake is van zeer laag en verantwoordbaar groepsrisico. In het kader van de verantwoording van het groepsrisico is het Bureau Externe Veiligheid Fryslân van de FUMO om advies gevraagd. Dit advies is opgenomen in Bijlage 5. Geconcludeerd wordt dat het aspect externe veiligheid geen relevant omgevingsaspect is voor het vaststellen van het bestemmingsplan. Op dit punt bestaan geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.10 Luchtkwaliteit
In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.
Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het plangebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van 14 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van 7 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). In de huidige situatie is dus sprake van een zeer goede luchtkwaliteit.
Het opwaarderen van de Nije Feart heeft op zichzelf geen invloed op de luchtkwaliteit. Wel zal er sprake zijn van een toename aan vaarverkeer. Dit is van zodanige omvang dat het niet in betekenende mate (Nibm) bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een plan komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Aanvullend onderzoek naar het aspect luchtkwaliteit is niet noodzakelijk. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
4.11 Kabels, Leidingen En Zoneringen
Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.
In of nabij het plangebied lopen geen hoofdleidingen of -kabels. Ook liggen er geen planologisch relevante zones over het plangebied.
Hoofdstuk 5 Juridische Vormgeving
5.1 Algemeen
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voldoet aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
De bestemmingen en de regels daarvan zoals opgenomen in dit bestemmingsplan zijn afgestemd op het bestemmingsplan Bûtengebiet. Binnen het plangebied komen de volgende bestemmingen voor:
Groen
Een deel van de bosstrook langs de Sylsterwei is meegenomen in dit bestemmingsplan, onder de bestemming 'Groen', teneinde de aangepaste inrit van het bedrijf mogelijk te maken. Binnen de groenbestemming van dit bestemmingsplan is, in tegenstelling met het geldende bestemmingsplan, geen vergunning nodig voor het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen of aanpassen van paden.
Verkeer
De meeste bruggen die in het plangebied worden gebouwd zijn van dien aard dat de verkeersfunctie ondergeschikt is aan de waterloop. Die zijn onder de bestemming 'Water' gebracht. De Sylsterwei is echter een voor Ezumazijl belangrijke doorgaande weg. Deze is daarom bestemd als 'Verkeer'. Voor de brug die hierin wordt gebouwd, geldt een minimale doorvaarthoogte van 2,5 meter en een doorvaartbreedte van 7 meter. Hiertoe zijn aanduidingen op de verbeelding aangebracht.
Water
De bestemming 'Water' heeft betrekking op het beloop van de Nije Feart in de nieuwe situatie, inclusief de natuurlijke en duurzame oevers. De waterloop is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan tevens aangeduid als waardevolle waterloop, waar het behoud van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de wateraanvoer en -afvoer en de waterberging voorop staan.
Tevens is de aanduiding 'specifieke vorm van water - recreatieve schaats- en vaarroute' op de watergang gelegd. Binnen deze aanduiding wordt de bevaarbaarheid (en gelijkertijd de mogelijkheden voor schaatsen) gewaarborgd, door een minimale doorvaarthoogte (2,5 meter) en -breedte (7 meter) vast te leggen.
Het realiseren van nieuwe aanlegmogelijkheden wordt in principe uitgesloten. Bestaande aanlegmogelijkheden blijven wel bij recht toegestaan. In Ezumazijl komt een Marrekrite aanlegplaats ten noordoosten van de Sylsterwei. Hier wordt een aanlegvoorziening gerealiseerd. Deze is op de verbeelding aangeduid ('specifieke vorm van water – aanleggelegenheid'). Daarnaast is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarmee onder voorwaarden bouwwerken ten behoeve van aanleggelegenheden gerealiseerd kunnen worden.
Binnen de bestemming is verder rekening gehouden met de aanwezigheid van bermen, beplanting, nutsvoorzieningen en bijbehorende bouwwerken, zoals bruggen.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Participatie
Uit de communicatie voorafgaand aan de planvorming is gebleken dat er veel draagvlak in het gebied is voor de route Oostmahorn. Ondernemers hebben in het najaar van 2016 aangegeven de route Oostmahorn als meerwaarde te zien (onderzoek Pilat Advies). De buurtvereniging Ezumazijl en dorpsbelangen Oostmahorn en Anjum staan achter de plannen. Bij buurtschap Ezumazijl is er veel enthousiasme voor het terugbrengen van de brug nabij de dorpskom, gebaseerd op het ontwerp van de brug die midden jaren zeventig is verwijderd in het kader van de ruilverkaveling. Ook provincie, gemeente en waterschap hebben een positieve grondhouding ten opzichte van route Oostmahorn.
Inspraak en overleg
Gelet op de hiervoor beschreven participatie acht de gemeente het niet nodig om het voorontwerpbestemmingsplan voor inspraak ter inzage te leggen. De mogelijkheid om een zienswijze tegen het ontwerpbestemmingsplan kenbaar te maken is in dit geval voldoende.
Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan heeft het vooroverleg met de overlegpartners plaatsgevonden. Wetterskip Fryslân heeft per mail laten weten geen opmerkingen op het plan te hebben. Van provincie Fryslân is een schriftelijke reactie ontvangen. De provincie geeft aan dat de provinciale belangen in het plan aanleiding geven tot het maken van de volgende opmerkingen:
Landschappelijke inpassing
Om te borgen dat de landschappelijke inpassing van camperplaatsen bij een agrarisch bedrijf daadwerkelijk wordt gerealiseerd acht de provincie het nodig om hiervoor een voorwaardelijke verplichting op te nemen.
Reactie: de camperplaatsen zijn uit het bestemmingsplan gehaald, omdat deze via een afwijking op basis van het geldende bestemmingsplan gerealiseerd kunnen worden. Daarom is op dit punt geen aanpassing meer nodig.
Wet natuurbescherming
Voor de ontwikkeling van natuurvriendelijke en duurzame oevers worden bomen gekapt. De provincie adviseert om in de toelichting van het bestemmingsplan aan te geven in hoeverre sprake is van een herplantplicht op grond van de Wet natuurbescherming.
Reactie: op grond van de Wet natuurbescherming geldt een kapverbod met herplantplicht voor houtopstanden buiten de bebouwde kom. Een 'houtopstand' is gedefinieerd als een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die een oppervlakte van meer dan 10 are (1.000 m2) beslaat of bestaat uit een rijbeplanting met meer dan 20 bomen. In enkele gevallen zal sprake zijn van de kap van (een gedeelte van) houtopstanden waarvoor een kapverbod met herplantplicht geldt. Op grond van de Wet natuurbescherming zal daarom deze kap, voorafgaand aan de kap, gemeld worden bij de provincie.
Conclusie
Vanuit het vooroverleg volgen geen belemmeringen om de bestemmingsplanprocedure voort te zetten.
Zienswijzen
Vervolgens is het ontwerpbestemmingsplan van 25 oktober tot en met 5 december 2018 ter inzage gelegd. Tijdens deze periode kon eenieder zienswijzen tegen het bestemmingsplan kenbaar maken. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
Vaststelling
Op 31 januari 2019 heeft de gemeenteraad van de gemeente Noardeast-Fryslân het bestemmingsplan ongewijzigd vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het bestemmingsplan beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
De economische uitvoerbaarheid van een plan wordt in eerste instantie bepaald door de financiële haalbaarheid ervan. Daarnaast is de grondexploitatieregeling uit de Wro van belang voor de economische uitvoerbaarheid. Deze regeling bepaalt dat de gemeente de door haar gemaakte kosten kan verhalen. Het kostenverhaal heeft dus ook invloed op de haalbaarheid van het plan.
Financiële haalbaarheid
Bij een ontwikkeling moet de economische uitvoerbaarheid aangetoond worden. Met betrekking tot de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, moet grond worden aangekocht omdat de vaarweg verbreed moet worden. Het project wordt gefinancierd door Gemeente, provincie en Wetterskip in combinatie met waddenfonds geld. Voor de Nije Feart wordt een nieuwe aanvraag gedaan bij het Waddenfonds. Al met al mag worden uitgegaan van een financiële dekking (met een complexe financieringsstructuur).
Grondexploitatie
De grondexploitatieregeling uit de Wro is van toepassing op dit bestemmingsplan, omdat het bouwplannen zoals bedoeld in artikel 6.2.1 Bro mogelijk maakt. De grondexploitatieregeling bepaalt dat de gemeente in beginsel samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan moet vaststellen. Hiervan kan worden afgezien als de kosten 'anderszins verzekerd' zijn, bijvoorbeeld door overeenkomsten. Daarbij moeten het stellen van eisen en een fasering niet noodzakelijk zijn.
De gemeente is zelf initiatiefnemer van de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Bovendien heeft de gemeente de te ontwikkelen gronden in eigendom. Verder maakt het bestemmingsplan geen bouwplannen mogelijk die voor de grondexploitatieregeling relevant zijn. Het kostenverhaal is zodoende anderszins verzekerd. De gemeenteraad stelt dan ook bij de vaststelling van dit bestemmingsplan geen exploitatieplan vast.
Bijlage 1 Wateradvies
Bijlage 2 Verkennend Waterbodemonderzoek
Bijlage 2 Verkennend waterbodemonderzoek
Bijlage 3 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 3 Archeologisch onderzoek
Bijlage 4 Natuurtoets
Bijlage 5 Advies Externe Veiligheid
Bijlage 5 Advies Externe Veiligheid