Partiële herziening afwijkingsmogelijkheid 2e agrarische bedrijfswoning
Bestemmingsplan - gemeente Noordeast-Fryslân
Vastgesteld op 24-06-2020 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Voor de gronden gelegen binnen dit plan, zijn de in hoofdstuk 1 Inleidende regels opgenomen regels van de geldende bestemmingsplannen zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in dit plan.
Artikel 1 Begrippen
Voor de gronden gelegen binnen het dit plan, zijn de regels van artikel 1 van de geldende bestemmingsplannen zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel.
1.1 plan
de Partiële herziening afwijkingsmogelijkheid 2e agrarische bedrijfswoning met identificatienummer NL.IMRO.1970.Bp2ebedrijfswoning-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;
1.3 geldende bestemmingsplannen
Voormalige gemeente | Bestemmingsplan | Identificatienummer | "op de gronden ter plaatse van de aanduiding..." |
Kollumerland en Nieuwkruisland | Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 | NL.IMRO.0079.PChBg15-Vg01 | overige zone - buitengebied Kollumerland en Nieuwkruisland |
Dongeradeel | Bûtengebiet Dongeradeel | NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01 | overige zone - buitengebied Dongeradeel |
Dongeradeel | Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015 | NL.IMRO.0058.141003-VG01 | overige zone - buitengebied Dongeradeel |
Ferwerderadiel | Buitengebied | NL.IMRO.1722.1211606-0003 | overige zone - buitengebied Ferwerderadiel |
Artikel 2 Wijze Van Meten
Voor de gronden gelegen binnen het dit plan, zijn de regels van artikel 2 van het geldende bestemmingsplan zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3 van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Voor de gronden gelegen binnen dit plan, zijn de in hoofdstuk 2 Bestemmingsregels opgenomen regels van de geldende bestemmingsplannen zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3 van overeenkomstige toepassing, met inachtneming van het bepaalde in dit plan.
Artikel 3 Herziening Agrarische Bestemmingen (Hoofdgroep Overig)
Voor de gronden gelegen binnen het dit plan zijn, met inachtneming van het bepaalde in dit artikel, de regels van de onderstaande bestemmingen van de geldende bestemmingsplannen zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3 van overeenkomstige toepassing,
Bestemmingsplan | Bestemming |
Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - buitengebied Kollumerland en Nieuwkruisland" | Artikel 3 Agrarisch |
Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - buitengebied Kollumerland en Nieuwkruisland" | Artikel 4 Agrarisch - Kleinbedrijf |
Bûtengebiet Dongeradeel op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - buitengebied Dongeradeel" | Artikel 3 Agrarisch |
Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015 op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - buitengebied Dongeradeel" | Artikel 3 Agrarisch |
Buitengebied op gronden ter plaatse van de aanduiding "overige zone - buitengebied Ferwerderadiel" | Artikel 3 Agrarisch |
3.1 Bestemmingsomschrijving
Geen wijzigingen.
3.2 Bouwregels
Geen wijzigingen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.4 Wijzigingsbevoegdheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Voor de gronden gelegen binnen dit plan zijn, met inachtneming van het bepaalde in dit plan, de in hoofdstuk 3 Algemene regels opgenomen regels van de geldende bestemmingsplannenn zoals genoemd in artikel 1, lid 1.3, van overeenkomstige toepassing,
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
- a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
- c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
- a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 6 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
“Regels van de Partiële herziening afwijkingsmogelijkheid 2e agrarische bedrijfswoning.”
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Per 1 januari 2019 zijn de voormalig gemeenten Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. verder gegaan als één nieuwe gemeente Noardeast-Fryslân. Als nieuwe gemeente moet divers beleid worden geharmoniseerd zodat een eenduidig afwegingskader ontstaat voor de gehele gemeente. Eén van de onderwerpen waarvoor een eenduidig afwegingskader gewenst is, is de mogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning.
In de geldende bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten zijn verschillende regelingen opgenomen voor het kunnen toestaan van een tweede agrarische bedrijfswoning. In enkele gevallen is er geen mogelijkheid voor een tweede woning.
Een manier om één of meer aspecten in diverse bestemmingsplannen tegelijkertijd te herzien is via een paraplubestemmingsplan. Eén of meer aspecten worden hiermee herzien waarbij voor de overige aspecten de betreffende bestemmingsplannen van kracht blijven.
Met voorliggend parapluplan worden de agrarische bestemmingen (in brede zin) voor de bestemmingsplannen in het buitengebied op onderdelen herzien. Het betreft de volgende bestemmingsplannen:
- Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 (Kollumerland en Nieuwkruisland);
- Bûtengebiet Dongeradeel;
- Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015;
- Buitengebied (Ferwerderadiel).
In hoofdstuk 2 wordt nader op de nieuwe regeling ingegaan. De juridische doorwerking van de wijzigingen is zichtbaar en navolgbaar weergegeven in de regels en op de verbeelding.
1.2 Doelstelling
Met voorliggend parapluplan ontstaat een eenduidig toetsingskader voor de mogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning in het buitengebied van de gehele gemeente Noordeast-Fryslân. De doelstellingen van de geldende moederplannen blijven onverminderd van toepassing.
1.3 Plangebied
Het plangebied van voorliggende partiële herziening bestaat uit het buitengebied van de voormalige gemeente Kolllumerland c.a., van de voormalige gemeente Dongeradeel en van de voormalige gemeente Ferwerderadiel. Het plangebied is hieronder globaal weergegeven.
Figuur 1. Weergave plangebied
Hoofdstuk 2 Voornemen
2.1 Huidige Regelingen
Momenteel is het beleid ten aanzien van de tweede agrarische bedrijfswoning geregeld in de bestemmingsplannen van de voormalige gemeenten. Hieronder volgt een korte schets van het nu geldende beleid van de voormalige gemeenten.
Voormalige gemeente Kollumerland c.a.
Via een afwijking van de bouwregels kan een tweede bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf worden toegestaan, met dien verstande dat:
- 1. deze afwijking niet kan worden toegepast ter plaatse van het bouwvlak waarin de aanduiding 'agrarisch loonbedrijf' is opgenomen;
- 2. de noodzaak van de tweede bedrijfswoning voor de bedrijfsvoering aannemelijk is gemaakt;
- 3. de afstand van een tweede bedrijfswoningen tot een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 15 kampeerplaatsen ten minste 30 m dient te bedragen;
- 4. de afstand van een tweede bedrijfswoning tot een kleinschalig kampeerterrein met ten hoogste 25 kampeerplaatsen ten minste 50 m dient te bedragen.
Voormalige gemeente Ferwerderadiel
Via een wijzigingsbevoegdheid kan een tweede bedrijfswoning bij agrarische bedrijven onder voorwaarden worden toegestaan. Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning' wordt aangebracht, mits:
- 1. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 240 NGE aanwezig en op de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
- 2. ter plaatse geen sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
- 3. met een erfinrichtingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan;
- 4. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen en de bestaande bedrijfswoning wordt gesitueerd;
- 5. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
- 6. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
- 7. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
- 8. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Voormalige gemeente Dongeradeel
In het bestemmingsplan Buitengebied Dongeradeel is geen regeling opgenomen voor een tweede agrarische bedrijfswoning. Uit de toelichting op dit bestemmingsplan blijkt dat restrictief omgegaan zal worden met eventuele aanvragen voor een tweede bedrijfswoning voor agrarische bedrijven om de openheid van het landschap zoveel mogelijk te waarborgen. Ervaring uit het verleden en van andere gemeenten leert dat dergelijke woningen regelmatig op de markt komen en worden verkocht als burgerwoningen. In de praktijk kan dit een milieuhygiënisch knelpunt opleveren. Het beleid is er dan ook op gericht niet mee te werken aan de bouw van een tweede bedrijfswoning.
2.2 Nieuwe Regeling
Op 9 mei 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met de volgende uitgangspunten betreffende geharmoniseerd beleid tweede agrarische bedrijfswoningen:
- 1. Het bedrijf moet beschikken over een toekomstperspectief van tenminste 10 jaar; *)
- 2. Op basis van de economische omvang van het bedrijf is sprake van een volwaardig bedrijf voor minimaal twee arbeidskrachten (klasse 4 grote bedrijven aldus classificatie SVC); *) **)
- 3. Minimaal twee arbeidskrachten zijn fulltime aan het werk op het agrarische bedrijf en ontvangen een volwaardig hoofdinkomen uit het bedrijf, dit zijn de hoofdbewoners van de eerste en tweede bedrijfswoning; *)
- 4. Werkzaamheden verricht in een aanverwant en/of niet agrarische (neven)activiteiten, binnen bedrijfsvoering, leiden nooit tot een tweede bedrijfswoning;
- 5. De woning moet in samenhang met de bestaande bebouwing worden gebouwd;
- 6. De woning moet binnen het bouwvlak worden gebouwd;
- 7. Aangetoond moet worden dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk is of wordt ingepast;
- 8. Geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
- 9. De tweede bedrijfswoning kan enkel gerealiseerd worden indien en voor zover dit past binnen het door Gedeputeerde Staten geaccordeerd gemeentelijk woonprogramma en een door de raad vastgestelde Beleidsvisie Wonen.
*) De punten 1, 2 en 3 dienen te worden aangetoond door middel van een bedrijfsplan.
**) Bij amendement is besloten om aan punt 2 toe te voegen: "en de noodzaak van de tweede bedrijfswoning voor een verantwoorde bedrijfsvoering aannnemelijk is gemaakt".
Bovenstaande uitgangspunten zijn in het voorliggende parapluplan opgenomen als afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Voorliggend plan veroorzaakt ten opzichte van de moederplannen geen structurele beleidsmatige veranderingen. Dat betekent dat er qua rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid geen aanleiding is tot een hernieuwde afweging. Ook niet voor zover beleidsdocumenten inmiddels zijn geactualiseerd.
Hieronder worden wel enkele ijkpunten aangehaald. Daarbij gaat het om de relatie met de Ladder voor duurzame verstedelijking, afspraken met de provincie, de regio en met het hoogheemraadschap.
3.1 Rijksbeleid
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte is de 'Ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. Per 1 oktober 2012 is de Ladder als motiveringseis in artikel 3.16, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening opgenomen. De Ladder is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden om zo de ruimte in stedelijke gebieden optimaal te benutten.
Per 1 juli 2017 is de Ladder aangepast. De Ladder moet worden doorlopen als sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die in het plan mogelijk wordt gemaakt. De aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving bepaalt of er sprake is van een (nieuwe) stedelijke ontwikkeling.
Voorliggend parapluplan is een partiële herziening van de bestemmingsplannen in de buitengebieden van Dongeradeel, Ferwerderadiel en Kollumerland c.a. In deze herziening wordt de mogelijkheid gecreëerd om via afwijking een tweede bedrijfswoning toe te staan. In relatie tot de 'Ladder' is het van belang te bepalen of hiermee sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wat is de verandering ten opzichte van het moederplan? Deze vraag wordt beantwoord door te kijken naar het ruimtebeslag en mogelijk andere factoren.
Stedelijke functie
De eerste vraag die in het kader van een stedelijke ontwikkeling beantwoord kan worden is de vraag of sprake is van een stedelijke functie. Een agrarische bestemming is niet te beschouwen als een stedelijke functie (uitspraak van 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1438 (Maasdriel)). De tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd ten behoeve van de agrarische bedrijvigheid en kan dan op basis van de jurisprudentie beschouwd worden als geen stedelijke functie. De vraag blijft dan over of sprake is van nieuw ruimtebeslag.
Ruimtebeslag
De mogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning betekent extra bebouwing op het agrarisch perceel. De tweede woning moet echter binnen een bouwvlak worden gebouwd. Dit houdt in dat de bebouwingsmogelijkheden van het agrarisch bedrijf in oppervlakte niet toenemen. Met de mogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning is dan ook geen sprake van nieuw beslag op de ruimte.
3.2 Provinciaal Beleid
Verordening Romte Fryslân 2014
Op 25 juni 2014 is de Verordening Romte Fryslân 2014 door Provinciale Staten van Fryslân vastgesteld. De verordening wordt regelmatig gewijzigd, waarbij de laatste wijziging is vastgesteld op 21 februari 2018. Met de verordening zijn concrete beleidsregels vastgelegd die ervoor moeten zorgen dat de provinciale ruimtelijke belangen (uit het streekplan) doorwerken in de gemeentelijke ruimtelijke plannen.
In de verordening zijn geen regels opgesteld over de mogelijkheid voor tweede agrarische bedrijfswoningen.
Bekend is dat tweede bedrijfswoningen op verschillende plekken in de provincie en ook in de gemeente Noardeast-Fryslan voor komen. Daaruit mag geconcludeerd worden dat het provinciaal beleid zich niet principieel verzet tegen dit type woning.
In de geest van de verordening is het echter niet gewenst om dit ongelimiteerd te laten verlopen. In voorliggend plan wordt slechts een afwijkingsbevoegdheid geregeld. Deze is gekoppeld aan de ruimtemaat van het bestaande bouwvlak en aan een aantal andere belangrijke voorwaarden. Wat betreft die voorwaarden wordt onder meer rekening gehouden met woningbouwafspraken. Tevens wordt op inpassing gestuurd.
Op deze wijze wordt goed rekening gehouden met het provinciaal beleid.
Hoofdstuk 4 Planologische Randvoorwaarden
De partiële wijziging van het bestemmingsplan kan grotendeels gebaseerd worden op het onderzoek zoals dat in de moederplannen werden uitgevoerd.
In de afwijkingsregels is een algemene regeling van toepassing dat toeziet op een goede ruimtelijke ordening. Dat wil zeggen dat met de afwijking geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Bij de aanvraag voor de tweede agrarische bedrijfswoning vindt dan ook altijd nog een toets aan de relevante milieuaspecten plaats alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend. Op basis daarvan kan voorliggend parapluplan als uitvoerbaar worden geacht.
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Plansystematiek
Het voorliggende paraplubestemmingsplan heeft uitsluitend betrekking op het mogelijk maken van de bouw van een tweede agrarische bedrijfswoning in de agrarische bestemming in het buitengebied van Noardeast-Fryslân. Het voorliggende bestemmingsplan kan alleen samen met de volgende vastgestelde bestemmingsplannen worden gelezen:
bestemmingsplan | voormalige gemeente |
Partiële en correctieve herziening van het bestemmingsplan Buitengebied 2012 | Kollumerland en Nieuwkruisland |
Bûtengebiet Dongeradeel | Dongeradeel |
Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015 | Dongeradeel |
Buitengebied | Ferwerderadiel |
Het voorliggende bestemmingsplan is dan ook geen 'zelfstandig' bestemmingsplan, maar gekoppeld aan de eerder genoemde bestemmingsplannen.
Voor het plangebied geldt op basis van de geldende bestemmingsplannen reeds een agrarische bestemming. Het voorliggende bestemmingsplan voegt hieraan toe dat in afwijking van de geldende regels, onder voorwaarden, ook een tweede agrarische bedrijfswoning gebouwd mag worden.
Het voorliggende bestemmingsplan gaat alleen in op het mogelijk maken van de tweede agrarische bedrijfswoning. Op de verbeelding van het voorliggende plan is deze afwijkingsmogelijkheid via de gebiedsaanduiding 'overige zone - buitengebied' (Dongeradeel, Ferwerderadiel of Kollumerland) opgenomen. Dit is nodig om het plan technisch op de juiste wijze, via de geldende Ruimtelijke Standaarden, vorm te kunnen geven. Het alleen toevoegen van de aanduiding "tweede agrarische bedrijfswoning" is technisch niet mogelijk. In de regels is door middel van paragraaf 3.3.1 de vervallen regeling opgenomen en in 3.3.2 de toegevoegde regeling. Daarnaast is, daar waar aan de orde, een verwijzing naar de geldende bestemmingsplannen opgenomen. Een zienswijze en eventueel beroep kan dan ook alleen worden ingesteld tegen het toevoegen van de bouwmogelijkheid voor een tweede agrarische bedrijfswoning in het plangebied.
5.2 Toelichting Op De Bestemmingsregels
In dit parapluplan is een nieuwe afwijkingsregeling opgenomen voor het bouwen van tweede agrarische bedrijfswoningen. Deze regeling geldt voor de gronden in het buitengebied van de gemeente Noardeast-Fryslân., voor zover die betrekking hebben op de plannen die in artikel 3 zijn genoemd en voor zover die zijn aangeduid met de gebiedsaanduiding 'overige zone'.
In artikel 3.3.1 is aangegeven dat de bestaande regelingen voor tweede agrarische bedrijfswoningen zijn vervallen.
In artikel 3.3.2 is aangegeven hoe de nieuwe afwijkingsregeling luidt. Onderstaand wordt ingegaan op de in de afwijkingsregeling genoemde voorwaarden waaraan het college van burgemeester en wethouders de aanvraag voor een tweede agrarische bedrijfswoning toetst.
- 1. Toekomstperspectief van tenminste 10 jaar:
De continuïteit van het bedrijf wordt beoordeeld op basis van de gegevens uit een bedrijfsplan. Er mag geen sprake zijn van ‘tijdelijke’ situaties. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het tijdelijk huren van extra gronden, het tijdelijk vergroten van de veestapel op basis van gehuurde fosfaatrechten, etc.. Uit het bedrijfsplan moet voldoende blijken dat het bedrijf toekomstperspectief heeft, in ieder geval gedurende een periode van 10 jaar.
- 2. Economische omvang van het bedrijf:
Voor het bepalen van de bedrijfsomvang werd tot en met 2009 de Nederlandse grootte eenheid (nge) en de NEG-typering gebruikt. Zo ook in de voormalige gemeente Ferwerderadiel. In 2010 zijn die criteria vervangen door de Standaardopbrengst (SO) en de NSO-typering en vanaf 2014 is een nieuw kengetal geïntroduceerd: de Standaard Verdiencapaciteit (SVC) van bedrijven. Dat kengetal is ontwikkeld in opdracht van het ministerie van Economische Zaken, vanwege verschillen in marge tussen de sectoren.
Op een akkerbouwbedrijf blijft bijvoorbeeld van 100.000 euro opbrengsten gemiddeld veel meer toegevoegde waarde over dan op een vleesvarkensbedrijf (respectievelijk circa 38% en 7%), doordat in de varkenshouderij de toegerekende kosten relatief hoger zijn. Met de SVC wordt daar rekening mee gehouden. Met de SVC is de bedrijfsgrootte van bedrijven over bedrijfstypen heen meer gerelateerd aan arbeidsinzet en resultaat dan bij de SO het geval is.
De SCV geeft een beeld van de vergoeding voor de inzet van arbeid en kapitaal die een bedrijf op basis van standaarden gemiddeld in een jaar behaalt met de agrarische producten, los van wie de arbeid of het kapitaal heeft geleverd.
Voor gebruik van SVC zijn ‘standaardgrootteklassen’ vastgesteld. De gehanteerde grenzen van die klassen zijn gebaseerd op de gemiddelde gerealiseerde verhouding van de SVC per arbeidskracht en zijn dus bij een gemiddeld-efficiënte arbeidsinzet.
Valt het bedrijf in klasse 4 van grote bedrijven, dan komt het bedrijf qua omvang in ieder geval in aanmerking voor een tweede bedrijfswoning. De Wageningen University en Research berekent en beheert de normen en biedt op internet een rekenmodule aan waar bedrijfsgegevens kunnen worden ingevuld en waar een rapportage wordt samengesteld: https://wecr.wur.nl/neg/ . Deze rapportage dient onderdeel te zijn van de aanvraag om omgevingsvergunning.
De werkelijke situatie op een bedrijf kan uiteraard anders zijn dan uit de normen blijkt. Dat kan samenhangen met de efficiëntie van de arbeidsinzet, maar ook met het bedienen van specifieke markten of het al dan niet uitvoeren van multifunctionele landbouw. De uitkomsten van de SVC worden als indicator gehanteerd, tenzij uit een bedrijfsplan blijkt dat de specifieke bedrijfssituatie noemenswaardig afwijkt.
Bij amendement is toegevoegd dat de noodzaak van de tweede bedrijfswoning voor een verantwoorde bedrijfsvoering aannemelijk moet worden gemaakt.
Voor de vraag naar de noodzaak van een (tweede) bedrijfswoning is het van belang of de bedrijfsprocessen ter plaatse zoveel tijd en aandacht opeisen, dat op grond daarvan een redelijk belang om op het perceel te wonen aanwezig moet worden geacht (RVS:2019:3412). Het is aan de aanvrager van om aannemelijk te maken dat dat belang bestaat.
- 3. Binding abeidskrachten:
Minimaal twee arbeidskrachten zijn fulltime aan het werk op het agrarische bedrijf en ontvangen een volwaardig hoofdinkomen uit het bedrijf, dit zijn tevens de hoofdbewoners van de eerste en tweede bedrijfswoning. Een tweede bedrijfswoning kan dus niet gebouwd worden voor de ‘oude’ boer.
- 4. Nevenbedrijf:
Het verrichten van aan agrarisch bedrijf verwante en/of niet agrarische (neven)activiteiten op het agrarisch bedrijf geeft nooit recht op een tweede bedrijfswoning.
- 5. Samenhang met bestaande bebouwing;
De plaatsing en uitstraling van de woning moet samenhang vertonen met de bestaande bedrijfsbebouwing.
- 6. Binnen het bouwvlak:
De woning moet binnen het bouwvlak worden gebouwd.
- 7. Landschappelijke inpassing:
Bij een landschappelijke inpassing gaat het om het inpassen van het gebouw en het gebruik in het landschap. Daarbij wordt rekening gehouden met de typische kenmerken en kwaliteiten van het landschap door middel van architectuur en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting. Afhankelijk van de ruimtelijke impact van de ontwikkeling verwachten wij een bijdrage aan de inpassing.
- 8. Goede ruimtelijke ordening
Er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening, dat moet worden aangetoond door middel van diverse (milieu)onderzoeken, bijvoorbeeld op het gebied van de Wet geluidhinder, de Wet natuubescherming (gebiedsbescherming PAS en flora en fauna) en de Wet geurhinder en veehouderij.
- 9. Gemeentelijk woonprogramma
Het gemeentelijk woonprogramma is momenteel in ontwikkeling. Er is regelmatig overleg met de provincie Fryslân hierover. Hoe een en ander straks wordt geregeld voor woningen in buitenstedelijk gebied is op dit moment nog niet duidelijk. Bij de verdere uitwerking in een paraplubestemmingsplan worden deze ontwikkelingen gevolgd.
5.3 Procedure
In de Wro en het Bro zijn wettelijke regels voor de bestemmingsplanprocedure vastgelegd. Hierin zijn de volgende fasen onderscheiden:
Terinzageleggingsfase
Na de aankondiging in de Staatscourant, in ten minste één plaatselijk dag-, nieuws- of huis aan huisblad en op de internetpagina van de gemeente wordt het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd. In deze periode kan door iedereen een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan worden ingediend.
Vaststellingsfase
Na de periode van terinzagelegging stelt de gemeenteraad het ontwerpbestemmingsplan, mogelijk met wijzigingen, binnen een periode van ten hoogste 12 weken vast.
Beroepsfase
Na de vaststelling van het bestemmingsplan maakt de gemeenteraad het vaststellingsbesluit bekend en legt het vastgestelde bestemmingsplan ter inzage. Indien Gedeputeerde Staten of de Inspectie Leefomgeving en Transport een zienswijze hebben ingediend die door de gemeenteraad niet volledig is overgenomen of indien de gemeenteraad het bestemmingsplan gewijzigd heeft vastgesteld, geschiedt bekendmaking en terinzagelegging uiterlijk 6 weken na vaststelling. Uiterlijk 6 weken na bekendmaking van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Indien het bestemmingsplan ongewijzigd is vastgesteld en er gehoor is gegeven aan zienswijzen van Gedeputeerde Staten en/of de Inspectie Leefomgeving en Transport, wordt het vaststellingsbesluit door de gemeenteraad uiterlijk 2 weken na vaststelling bekend gemaakt. Tevens wordt uiterlijk 2 weken na vaststelling het bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheidsaspecten van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.
6.1 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten die gepaard gaan met de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan worden gedragen door de gemeente Noordeast-Fryslân.
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Gezien de aard van dit bestemmingsplan wordt volstaan met het ter inzage leggen van het plan in de ontwerpfase. Het is dan mogelijk een zienswijze in te dienen op de nieuwe regeling voor de tweede agrarische bedrijfswoning. Het plan heeft vanaf 20 februari 2020 tot en met 1 april 2020 ter inzage gelegen.
Het plan is voorgelegd aan de betrokken diensten en instanties als bedoeld in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening en gaf geen aanleiding tot het maken van reacties.
Bijlage 1 Handreiking Landschappelijke Inpassing Tweede Agrarische Bedrijfswoning
Bijlage 1 Handreiking landschappelijke inpassing tweede agrarische bedrijfswoning