KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
Artikel 4 Tuin
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Water
Artikel 7 Wonen - 1
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Planologische Regeling
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 De Bestaande Situatie
2.2 Voorgenomen Situatie
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten
4.1 Algemeen
4.2 Bedrijven En Milieuzonering
4.3 Ecologie
4.4 Bodem
4.5 Geluid
4.6 Water
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Archeologie
4.9 Cultuurhistorie
4.10 Externe Veiligheid
4.11 Kabels En Leidingen
4.12 Vormvrije M.e.r- Beoordeling
Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting
5.1 Het Juridisch Systeem
5.2 Toelichting Op De Bestemmingen
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Inspraak
6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.3 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis
Bijlage 1 Stedenbouwkundig Ontwerp Cedelshof 3.1 Kollumersweach
Bijlage 2 Verkeersparagraaf Oentzemastate Kollumersweach
Bijlage 3 Stikstofdepositie Memo En Berekening
Bijlage 4 Ecologische Quickscan
Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek
Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 7 Watertoets
Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 9 Overlegreacties
Bijlage 10 Zienswijze Provincie Fryslân
Bijlage 11 Zienswijze Bewoner
Bijlage 12 Reactienota Zienswijzen

Kollumersweach - Cedelshof 3.1

Bestemmingsplan - Gemeente Noardeast-Fryslân

Vastgesteld op 08-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan Kollumersweach - Cedelshof 3.1 met identificatienummer NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân;

1.2 het bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.6 beroep/bedrijf aan huis

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.7 bestaand

het gebruik dat en/of de bebouwing die ten tijde van de inwerkingtreding van het plan legaal plaatsvindt, respectievelijk aanwezig is, dan wel bebouwing die kan worden gebouwd krachtens een verleende bouw- en/of omgevingsvergunning;

1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.10 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen van een standplaats;

1.11 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping;

1.13 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.14 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.15 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.16 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.17 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.18 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik, of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.19 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.20 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmeting, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken, met uitzondering van ondergeschikte bebouwing;

1.21 huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;

1.22 kampeermiddel

een mobiel en/of vast kampeermiddel dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.23 kunstobject

voortbrengsel van de beeldende kunsten;

1.24 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied;

1.25 normaal onderhoud (in het kader van archeologie)

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.26 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en vergelijkbare voorzieningen, maar met uitzondering van zonnevelden voor de opwekking van energie;

1.27 ondergeschikte bebouwing

  1. a. ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen;
  2. b. een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overkapping en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten;

1.28 ondergeschikte gebouwen of delen van gebouwen

  1. a. een gebouw dat als afzonderlijke ruimte dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm;
  2. b. een op zichzelfstaand gebouw, dat gelet op de bestemming en door zijn ligging en/of architectonische verschijningsvorm ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

1.29 peil

  1. a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw dan wel het aansluitend afgewerkte maaiveld;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil dan wel het ter plaatse geldende waterpeil;

1.30 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.31 seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.32 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;

1.33 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.34 wonen

het gehuisvest zijn van een huishouden in een woning/wooneenheid of ander daartoe bedoeld object.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met dien verstande dat met het meten van de goothoogte ondergeschikte bouwdelen zoals wolfskappeneinden en goten van dakkapellen niet worden meegerekend.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. bosschages, bebossing en beplanting, waarbij het herstel en de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd;
  3. c. voet- en fietspaden;
  4. d. in- en opritten;
  5. e. speelvoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. waterlopen en waterpartijen;

met daaraan ondergeschikt:

  1. h. (ontsluitings)wegen;
  2. i. infrastructurele voorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  1. j. bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, waaronder kunstobjecten.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  1. a. de sociale veiligheid;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de ruimtelijke en cultuurhistorische waarden;
  4. d. de landschappelijke waarden;
  5. e. het straat- en bebouwingsbeeld;
  6. f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. tuinen;
  2. b. groenvoorzieningen;
  3. c. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. d. water;
  5. e. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de bezonnings- en privacysituatie.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen met een functie voor het doorgaande verkeer en de ontsluiting van de aanliggende gronden;
  2. b. fiets- en voetpaden;
  3. c. groenvoorzieningen;
  4. d. openbare nutsvoorzieningen;
  5. e. parkeervoorzieningen;
  6. f. water;

met dien verstande dat:

  1. g. in de bestemming de bij het wegverkeer gebruikelijke voorzieningen, zoals bermbeplanting, bruggen, tunnels, voorzieningen voor voetgangers en fietsers, bushaltes e.d. zijn begrepen;
  2. h. de bestemming, afgezien van een plaatselijke verbreding of versmalling, niet in een ingrijpende wijziging van het profiel voorziet.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de bezonnings- en privacysituatie.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. waterlopen en waterpartijen;
  2. b. oevers;
  3. c. bermen en beplanting;

met de daarbijbehorende:

  1. d. nutsvoorzieningen;
  2. e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder steigers, bruggen, duikers en/of dammen.

6.2 Bouwregels

  1. a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.
  2. b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, geldt de volgende regel:
    1. 1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, ten behoeve van:

  1. a. een goede waterhuishouding;
  2. b. de verkeersveiligheid;
  3. c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen - 1’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep/bedrijf aan huis zoals genoemd in Bijlage 1 Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis;

met de daarbij behorende:

  1. b. groenvoorzieningen;
  2. c. openbare nutsvoorzieningen;
  3. d. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
  4. e. water.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met het oog op het voorkomen van onevenredige aantasting van:

  1. a. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. c. de verkeersveiligheid;
  4. d. de bezonnings- en privacysituatie.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  1. a. het bepaalde in lid 7.2.1 sub c, ten behoeve van het bouwen achter de gevellijn;
  2. b. het bepaalde in lid 7.2.1 sub e, ten behoeve van het wijzigen van het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak, met dien verstande dat het totaal aantal woningen in het plangebied niet meer mag bedragen dan 25;
  3. c. het bepaalde in lid 7.2.1 sub g, ten behoeve van het bouwen op een afstand van minder dan 3 meter tot de zijdelingse bouwperceelgrens, dan wel op de zijdelingse bouwperceelgrens;
  4. d. het bepaalde in lid 7.2.2 sub a, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing buiten het bouwvlak en buiten de gronden ter plaatse van de aanduiding 'erf';
  5. e. het bepaalde in lid 7.2.2 sub b, ten behoeve van het bouwen van ondergeschikte bebouwing op minder dan 3 m achter, dan wel vóór de voorgevel van het hoofdgebouw (of het verlengde daarvan);

waarbij geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. f. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  2. g. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  3. h. de verkeersveiligheid;
  4. i. de bezonnings- en privacysituatie.

7.5 Specifieke gebruiksregels

7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:

  • lid 7.5.2 sub a voor de vestiging van beroepen/bedrijven aan huis die niet zijn genoemd in Bijlage 1 Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis, mits deze beroepen/bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat gelijk kunnen worden gesteld met de beroepen/bedrijven die wel zijn genoemd.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. a. het gebruik van de gronden voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  2. b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en puin en voor het storten van vuil, anders dan ten dienste van de bestemming;
  3. c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  4. d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afgeweken worden van:

  1. a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  2. b. de bestemmingsregels ten aanzien van het bouwen binnen een bouwvlak, in die zin dat een gebouw buiten het bouwvlak wordt gebouwd;
  3. c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  4. d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van antennemasten wordt vergroot tot ten hoogste 15,00 m;
  5. e. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van zendmasten, in die zin dat de bouwhoogte van bestaande zendmasten wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
  6. f. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    1. 1. de maximale oppervlakte van de plaatselijke verhoging ten hoogste 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. 2. de hoogte leidt tot een hoogte welke ten hoogste 1,25 maal de bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Voldoende parkeergelegenheid

  1. a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd -, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde CROW-normen bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  3. c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Kollumersweach - Cedelshof 3.1.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de zuidwestzijde van Kollumersweach heeft de gemeente Noardeast-Fryslân het voornemen om woningbouw mogelijk te maken. De woningbouwontwikkeling is de derde fase van de nieuwbouwwijk Cedelshof in Kollumersweach. De te realiseren fase 3 van de Cedelshof zal aansluiten op de eerdere fase 4 welke in 2013 door de voormalige gemeente Kollumerzwaag en Nieuwkruisland tot stand is gekomen. Wegens de groeiende woningbouwbehoefte is besloten om de juridisch-planologische regeling voor de derde fase van het plan Cedelshof in Kollumersweach op te stellen.

De woningbouwontwikkeling is niet mogelijk op basis van het geldende bestemmingsplan Kollumerzwaag dorp (2009). De planlocatie heeft op dit moment de bestemming 'Agrarisch'. Binnen deze bestemming zijn geen woningen toegestaan en het plangebied bevat daarnaast geen bouwmogelijkheden om gebouwen ten behoeve van wonen op te richten. Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te kunnen maken is het opstellen van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk, waarin het voornemen toegelicht, gemotiveerd en geregeld wordt. Dit bestemmingsplan voorziet hierin.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied ligt in het zuidwesten van het dorp Kollumersweach, tussen de dorpen De Westereen en Buitenpost. Kollumersweach is gelegen in het noordoosten van de provincie Fryslân. De ligging van het plangebied is weergegeven in figuur 1.1. Het plangebied is kadastraal bekend als Westergeest, sectie F, nummer 1217. De gronden zullen worden ontsloten door de Cedelshof en de Oentzemastate.

De oostzijde van het plangebied bestaat uit de lintbebouwing van de Koarteloane. Ten zuiden van het plangebied liggen agrarische percelen. Aan de westkant van de plangebied ligt de begraafplaats. Ten noorden van het plangebied liggen de woningen van de wijk en het centrum van Kollumersweach.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0001.png"

Figuur 1.1 Ligging van het plangebied (bron: Pdok viewer)

1.3 Planologische Regeling

Het plangebied is momenteel geregeld in het bestemmingsplan Kollumersweach dorp, dat is vastgesteld op 16 september 2009 door de voormalige gemeente Kollumerland en Nieuwkruisland (tegenwoordig gemeente Noardeast Fryslân). Een uitsnede van het bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is weergegeven in figuur 1.2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Kollumersweach dorp (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

In het geldende bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Agrarisch' en heeft de gebiedsaanduiding 'vrijwaringszone- straalpad afstand 5 meter''. Het plangebied heeft verder geen aanvullende aanduidingen of dubbelbestemmingen.

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn primair bestemd voor grondgebonden agrarische bedrijven, grasland en akkerbouw- en tuinbouwgronden. Binnen deze bestemming zijn daarbijbehorende functies zoals fiets-, wandelpaden, groenvoorzieningen en water toegestaan. Gebouwen zijn niet toegestaan. Reguliere grondgebonden woningen zijn binnen deze bestemming niet mogelijk.

Ter plaatse van de aanduiding ' Vrijwaringszone - straalpad afstand 5 meter ' geldt voor gebouwen en andere bouwwerken, die zijn toegestaan op grond van de bestemmingsregels, dat de hoogte van de betreffende gebouwen en andere bouwwerken niet meer dan 18 meter zal bedragen. Voor de voorgenomen grondgebonden woningen zal deze grenswaarde van 18 meter niet worden overschreden. De gebiedsaanduiding kan voor het plan buiten beschouwing worden gelaten.

1.4 Leeswijzer

Deze toelichting is onderdeel van het bestemmingsplan voor de woningbouwontwikkeling aan de Oentzemastate als onderdeel van fase 3 van de Cedelshof in Kollumersweach. De opbouw van deze toelichting is als volgt:

  • na deze inleiding worden in hoofdstuk 2 de huidige situatie en de gewenste situatie beschreven;
  • in hoofdstuk 3 wordt het relevante beleid op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau behandeld;
  • een toetsing van het project aan de wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten is in hoofdstuk 4 opgenomen;
  • hoofdstuk 5 behandelt de juridische regelingen;
  • tot slot bevat hoofdstuk 6 de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

Dit bestemmingsplan is opgesteld om de beoogde ontwikkeling (het initiatief) mogelijk te kunnen maken. In dit hoofdstuk wordt het initiatief beschreven. De ontwikkeling moet op een goede manier worden ingepast in de omgeving. Daarom is in dit hoofdstuk een beschrijving van de bestaande situatie opgenomen. Vervolgens is de ruimtelijke kwaliteit en landschappelijke inpassing van het initiatief gemotiveerd.

2.1 De Bestaande Situatie

Het plangebied ligt in het Woudenlandshap in het dorp Kollumersweach, tussen de Cedelshof, Oentzemastate en Koarteloane. De gronden liggen buiten het bestaand stedelijk gebied zoals opgenomen in de Verordening Romte (2014) van de provincie Fryslân. Ondanks de landelijke ligging is het plangebied onderdeel van het bestemmingsplan van het dorp Kollumersweach.

Op dit moment zijn de percelen onbebouwd en in gebruik als grasland. De omgeving aan de zuidwestzijde van het plangebied wordt gekenmerkt door smalle percelen grasland, omringd door elzensingels. De beslotenheid van het landschap door de vele elzensingels en houtwallen typeert dit gebied. Het gebied wordt gekenmerkt door veel verspreid liggende bebouwing. De noordoostkant van het plangebied wordt gekenmerkt door woon-, centrum-, en bedrijfsfuncties. Aan de noordzijde sluit het plangebied aan op de eerdere fasen van de woonwijk Cedelshof. Door de ligging van het plangebied aan de rand van het dorp is er veel openheid en ruimte. In figuur 2.1 is een luchtfoto weergegeven van de huidige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0003.png"

Figuur 2.1 Luchtfoto van de huidige situatie (Bron: Pdok.nl)

2.2 Voorgenomen Situatie

Het planvoornemen is om aan de zuidwestkant van Kollumersweach, nabij de Oentzemastate, woningbouw te realiseren. De woningbouwontwikkeling in dit plan is de derde fase van de ontwikkeling van de woonwijk Cedelshof. Na deze derde fase is het wenselijk om de woonwijk Cedelshof verder in oostelijke richting uit te breiden. Om op een verdere uitbreiding richting het oosten te anticiperen wordt het binnen de groenbestemming mogelijk gemaakt om infrastructuur aan te leggen.

In het voorliggende plan worden 25 woningen gerealiseerd met de daarbij behorende verkeers-, groen-, en watervoorzieningen. De 25 woningen zijn verdeeld in 8 rijwoningen, 8 twee- onder- één kap woningen en 9 vrijstaande woningen. De rijwoningen krijgen een levensloopbestendig karakter. Voor het plangebied is een stedenbouwkundig plan opgesteld (zie bijlage 1). Hier wordt in de rest van dit hoofdstuk verder op ingegaan.

2.2.1 Stedenbouwkundig plan

Voor de stedenbouwkundige structuur, maatvoering (volume, hoogtes, oppervlaktes etc.) en regels van het nieuwe bestemmingsplan wordt aangesloten op de bestaande woonwijk en het bestemmingsplan Kollumerzwaag dorp (2009). Het is van belang dat onevenredige aantasting wordt voorkomen van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveilgheid;
  • de bezonnings- en privacysituatie.

De kavels voor de vrijstaande woningen variëren in omvang tussen de 350 m² en de 670 m². De bouwvlakken van de vrijstaande woningen zijn ongeveer 10 bij 12 meter. En de twee-onder-één kapwoningen hebben een kavelgrootte tussen de 237 m² en de 365 m² en een bouwvlak van 7,5 bij 8,5 meter en 10 bij 12 meter. Voor de rijwoningen aan de noordkant van het plangebied is gekozen voor één bouwblok waarbinnen acht woningen mogelijk zijn. Deze woningen worden omgeven met tuin. Binnen dit bouwblok geldt een maximum bebouwd oppervlak van 70%.

Het plangebied wordt gekenmerkt door de naastgelegen elzensingels (dykswâl). In het stedenbouwkundig plan worden deze daarom zo veel mogelijk behouden en waar mogelijk uitgebreid. Voor de watercompensatie worden de bestaande watergangen aan de westzijde en in het midden van het plangebied verbreed. In het plangebied worden nieuwe wegen aangelegd. Deze wegen zullen aansluiten op de Oentzemastate en de Cedelshof. Om overlast voor woningen aan de Hoppemastate van in- en uit rijdende auto's te voorkomen is de ontsluiting in vergelijking met het eerdere ontwerp aangepast. In het plangebied zullen 29 parkeerplaatsen worden gerealiseerd in het openbaar gebied en 25 parkeerplaatsen op eigen erf. In totaal zijn er 54 parkeerplaatsen in het plangebied.

Voor groenvoorzieningen is in het stedenbouwkundig plan rekening gehouden met 3.747 m² in het plangebied. Het stedenbouwkundig ontwerp is weergegeven in figuur 2.3. Het volledige stedenbouwkundige plan is opgenomen in bijlage 1.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0004.png"

Figuur 2.3 Stedenbouwkundig ontwerp Cedelshof Kollumersweach (Bron: gemeente Noardeast- Fryslân 20 maart 2024)

2.2.2 Ruimtelijke inpassing

De realisatie van Cedelshof fase 3 is onderdeel van de afronding van de bebouwing aan de zuidwestzijde van Kollumersweach. Na deze fase is het wenselijk om de bebouwing aan de oostzijde af te ronden.

De woningen moeten op een ruimtelijk en landschappelijk kwalitatieve manier worden ingepast. Bovendien is het van belang dat er een zorgvuldige overgang wordt gecreëerd naar het landelijk gebied. Om dit mogelijk te maken wordt er rekening gehouden met de bestaande landschappelijke structuren (de elzensingels).

Het landschap bestaat in deze omgeving uit smalle percelen die omzoomd worden door elzensingels. Binnen deze gebiedskwaliteit moet de woningbouwontwikkeling worden vormgegeven. Er is gekozen voor een perceelindeling die aansluit bij de woonwijk Cedelshof. Er is veel ruimte voor groen in het plan; daarmee wordt een zekere mate van openheid gecreëerd waardoor ook qua woningdichtheid een overgang naar het landelijk gebied wordt gerealiseerd.

De bestaande elzensingels worden gehandhaafd en waar mogelijk uitgebreid. Hiermee sluit de toekomstige woonlocatie aan op het kenmerkende singellandschap. Op deze manier ontstaat een geleidelijke overgang tussen bebouwd en landelijk gebied. De rooilijn van de woningen sluit aan op de bestaande bebouwing. De voorgevelzone ligt rond de 3 meter van de perceelgrens. Met het aanhouden van de rooilijn en de voorgevelzone wordt de bestaande structuur voortgezet. Ook qua bouwregels is aansluiting gezocht bij de bestaande bebouwing. De ruimtelijke kwaliteit wordt hiermee geborgd.

2.2.3 Landschappelijke inpassing

In het midden en rondom het plangebied staan elzensingels. Ten oosten wordt het gebied begrensd door een Dykswal. In het stedenbouwkundige plan is een afstand van tien meter tot de Dykswal in acht genomen.

Elzensingels zijn kenmerkend voor de omgeving en daarmee een belangrijk element in het landschap. Er wordt gestreefd naar het behouden en versterken van noord-zuid gerichte elzensingels.

In principe blijven alle bestaande elzensingels behouden. Er zullen geen bomen worden gekapt. Het behoud van de elzensingel aan de oostzijde van het plangebied is een uitgangspunt. Voor een goede inpassing van de nieuwe woonuitbreiding vindt de provincie het belangrijk dat de bestaande houtsingels behouden blijven. De gemeente volgt deze lijn waarbij het landschap ter plaatse wordt opgewaardeerd. Op deze wijze wordt voorzien in de gewenste afronding van het dorp.

Ook ligt er een watergang aan de westkant van het plangebied. Deze vormt gezamenlijk met de elzesingels de overgang tussen de woonwijk en het landelijk gebied. Het water en het groen vormt een ruimtelijke scheiding tussen de bebouwing van Kollumersweach en de agrarische percelen.

In dit bestemmingsplan wordt binnen de regels van de bestemming 'Groen' specifiek aangegeven dat het herstel en de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd. Er wordt een vergunningplicht opgenomen voor het kappen en/of rooien van bebossing en beplanting. Op deze manier wordt het groen langs de randen van het plangebied beschermd. Er wordt hiermee voldoende rekening gehouden met de landschappelijke waarden van het gebied. Ook wordt het belang van de bestaande bomerij benadrukt.

2.2.4 Verkeer en parkeren

Op het gebied van verkeer en mobiliteit bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de woonfunctie mogelijk maakt, te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening. Dit houdt onder meer in dat er voldoende parkeergelegenheid aanwezig dient te zijn en de eventuele verkeerstoename niet leidt tot knelpunten in de verkeersafwikkeling en/of verkeersveiligheid.

De parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie wordt berekend op basis van de kencijfers uit de CROW-publicatie 381. Hierbij wordt, op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal, het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd.

Verkeersstructuur

Het dorp Kollumersweach bestaat uit een 30 km/uur-zone. De nieuw te bouwen woningen bevinden zich ook binnen deze zone. De verkeersstructuur voor de woningen in Cedelshof wordt niet gewijzigd; de woningen worden via de bestaande wegen ontsloten, te weten de Cedelshof in westelijke richting en de Oentzemastate in noordelijke richting. De opbouw van de ontsluiting is gericht op langzaam rijden en dwingt tot een rustige rijstijl door het bewust onderbreken van lange straten. Om overlast voor woningen aan de Hoppemastate van in- en uit rijdende auto's te voorkomen is de ontsluiting in vergelijking met het eerdere ontwerp aangepast.

De nieuw te realiseren infrastructuur voor de voorgenomen ontwikkeling zal in beginsel doodlopen. Voor het draaien van vrachtauto's en hulpdiensten moet er een voorziening worden getroffen. Er is daarom in het stedenbouwkundig plan rekening gehouden met de zwaaimogelijkheid in het plangebied. Aan de zuidoostkant van het plangebied kan via 'insteken' worden gekeerd. Vrachtauto's en hulpdiensten kunnen hiermee in het plangebied draaien.

Verkeersgeneratie

De planontwikkeling omvat de realisatie van maximaal 25 woningen in het koopsegment. De woningen worden door middel van de Cedelshof en de Oentzemastate ontsloten.

Bestaande situatie

In de bestaande situatie betreft het plangebied grasland. Het plangebied zelf genereert geen verkeer. Omdat de woningbouw aansluit op een bestaande woonwijk, is er in het gebied al sprake van verkeersgeneratie.

Toekomstige situatie

Bij het bepalen van de verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van CROW-publicatie 381. Hierbij wordt op basis van de omgevingsadressendichtheid en het autobezit per kengetal het gemiddelde van de bandbreedte gehanteerd. De gemeente Noardeast-Fryslân is volgens het CBS een 'niet stedelijke' gemeente en het plangebied geldt als 'rest bebouwde kom'. De beoogde ontwikkeling leidt tot een verkeerstoename van 228 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag (205 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag).

Zodra verkeersintensiteiten te hoog worden, komt de oversteekbaarheid en daarmee de verkeersveiligheid onder druk te staan. Voor de beoordeling van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie tijdens het maatgevende uur van belang. Als vuistregel geldt dat de verkeersomvang tijdens het maatgegevende uur circa 10% van de etmaalwaarde bedraagt. In dit geval gaat het in het drukste uur op werkdagen dan om (228 *10%) 23 voertuigen. Deze geringe toename van verkeer kan zonder problemen worden afgewikkeld op de omliggende kruispunten en wegen en zal niet leiden tot een verslechtering van de verkeersafwikkeling.

Parkeren

Het streven is om de impact van geparkeerde auto’s op het straatbeeld te minimaliseren door zoveel mogelijk op eigen kavel te parkeren. Bij grondgebonden woningen dienen minimaal twee parkeerplaatsen voor auto’s (garage telt niet mee) gerealiseerd te worden op de eigen kavel. Voor bezoekers dienen bij grondgebonden woningen 0,3 parkeerplaatsen in de openbare ruimte te worden gerealiseerd. De totale parkeerbehoefte van het plangebied bedraagt daarmee 54 parkeerplaatsen. Door de grootte van de kavels is het mogelijk om per woning twee parkeerplaatsen op eigen terrein te realiseren. Daarnaast worden er 29 parkeerplaatsen in het openbaar gebied gerealiseerd.

Conclusie verkeer en parkeren

De ontsluiting van het plangebied zal niet leiden tot knelpunten. De verkeerstoename ten behoeve van de ontwikkeling is dermate klein dat het niet tot knelpunten zal leiden op het omliggende wegennet. Er is voldoende ruimte aanwezig om te voorzien in de berekende parkeerbehoefte. Het aspect verkeer en parkeren staat de ontwikkeling niet in de weg. De volledige verkeersbeoordeling is te vinden in bijlage 2.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (hierna: NOVI) vastgesteld. De NOVI is de langetermijnvisie van het Rijk op de toekomstige inrichting en ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De NOVI geeft richting en helpt om keuzes te maken, te kiezen voor slimme combinaties van functies en uit te gaan van de specifieke kenmerken en kwaliteiten van gebieden. En er nu mee aan de slag te gaan en beslissingen niet uit te stellen of door te schuiven. Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dat wil zeggen dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. Bij de NOVI hoort een Uitvoeringsagenda. Hierin staat hoe uitvoering wordt gegeven aan de NOVI.

Binnen de NOVI zijn 8 voorlopige aandachtsgebieden geformuleerd als zogeheten NOVI-gebied. In een NOVI-gebied krijgt een aantal concrete vraagstukken extra prioriteit. Dit helpt om grote veranderingen en ruimtelijke opgaven in een regio beter te realiseren.

Opgaven

Er is in Nederland sprake van een aantal dringende maatschappelijke opgaven. Deze opgaven kunnen niet apart van elkaar worden opgelost. Ze moeten in samenhang bekeken worden. Ze grijpen in elkaar en vragen meer ruimte dan beschikbaar is in Nederland. Niet alles kan, niet alles kan overal. Op het niveau van nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven aan de omgeving in Nederland, verwoord in vijf opgaven:

  1. 1. De bouw van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen;
  2. 2. Ruimte maken voor klimaatverandering en energietransitie;
  3. 3. De economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
  4. 4. Steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
  5. 5. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Realiseren opgaven

In de NOVI is een tweetal instrumenten opgenomen om de opgaven te realiseren:

  1. 1. De Omgevingsagenda.

Momenteel wordt voor Noord-Nederland gewerkt aan een omgevingsagenda. Als voorloper is er gewerkt aan een Contour Omgevingsagenda waarin acht omgevingsopgaven zijn benoemd:

  1. a. Druk op de ruimte in het landelijk gebied vraagt om gezamenlijke keuzes;
  2. b. Benutten van de brede effecten van de energietransitie;
  3. c. Economisch perspectief ten aanzien van kringlooplandbouw en natuurinclusieve landbouw;
  4. d. Toekomstgerichte bereikbaarheid van Noord-Nederland;
  5. e. Versterken Stedelijk Netwerk Noord-Nederland;
  6. f. Toekomstkracht voor gebieden met bevolkingsdaling en sociaaleconomische achterstand;
  7. g. Water als verbindende schakel in klimaatadaptieve maatregelen;
  8. h. Waarborgen van de omgevingskwaliteit.
  1. 2. De NOVI-gebieden.

Een NOVI-gebied is een instrument waarbij Rijk en regio meerdere jaren verbonden zijn aan de gezamenlijke uitwerking van de verschillende opgaven in het ruimtelijke domein. Vaak wordt voortgebouwd op bestaande samenwerkingstrajecten. Denk aan een Regio Deal en een verstedelijkingsstrategie. De regio waarvan de gemeente Dantumadiel deel uitmaakt is niet aangewezen als NOVI-gebied. Het beleid uit de NOVI is niet van invloed op de ontwikkeling in het plangebied.

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie infrastructuur en Ruimte uit 2012 (SVIR) is geheel opgegaan in de NOVI, behalve enkele onderdelen van bijlange 6, 'Essentiële onderdelen Nota Mobiliteit'. Vanuit de SVIR zijn in de NOVI voor de periode tot 2028 de ambities van het Rijk in drie rijksdoelen uitgewerkt:

  • vergroten van de concurrentiekracht door versterking van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • verbeteren van de bereikbaarheid;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Met de hierboven genoemde rijksdoelen zijn 14 nationale belangen aan de orde die verder gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden meer beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening gekregen. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. Het opstellen van een nieuw bestemmingsplan met toelichting waarin wordt aangetoond dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening past in die lijn.

Bij gebiedsontwikkeling is 'een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van belang. Hierbij hanteert het Rijk de ladder voor duurzame verstedelijking. Deze is opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Paragraaf 3.1.3 van deze toelichting gaat hier verder op in.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR. Het bestemmingsplan raakt geen rijksbelangen zoals genoemd zijn in het Barro.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder voor duurzame verstedelijking is een instrument voor efficiënt ruimtegebruik (artikel 3.1.6 lid 2 Besluit ruimtelijke ordening). Het bevoegd gezag moet voldoen aan een motiveringsvereiste als nieuwe stedelijke ontwikkelingen planologisch mogelijk worden gemaakt.

In de Ladder voor duurzame verstedelijking is opgenomen dat de toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving bevat van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering daarvan en een beschrijving van de mogelijkheid om in die behoefte te voorzien op de gekozen locatie buiten het bestaand stedelijk gebied. Voor wonen geldt dat een ontwikkeling vanaf 12 woningen wordt aangemerkt als 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' (ABRvS 25 maart 2015; ECLI:NL:RVS:2015:953).

De voorgenomen ontwikkeling ligt op de planlocatie voor Cedelshof fase 3 en bestaat uit het realiseren van maximaal 25 woningen. Er is hierbij sprake van een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' buiten het bestaand stedelijk gebied. Beoordeeld moet worden of er gemotiveerd kan worden dat de behoefte en locatie voor de stedelijke ontwikkeling voldoende is afgewogen.

Toetsing behoefte

De vraag naar woningbouw is groot. Ook in Kollumersweach zijn er meer woningen nodig om aan te sluiten op de woningbehoefte. De gemeente Noardeast- Fryslân zoekt naar voldoende woningen op maat in alle dorpen. Uit verschillende woningmarktonderzoeken blijkt dat het aantal huishoudens tot 2030 sneller lijkt te groeien dan eerder werd aangenomen. Door de snelle groei van het aantal huishoudens in de afgelopen jaren is de druk op de woningmarkt sterk toegenomen. Dit vraagt om een versnelling in de woningbouw.

Uit de uitgevoerde regionale marktanalyse (KAW, 2022) blijkt dat er veel vraag is in Kollumersweach op zowel korte- als lange termijn, naar met name (levensloopbestendige) rijwoningen, twee-onder-één kap en vrijstaande woningen. Kollumersweach is door zijn goede voorzieningen en bereikbaarheid een erg gewild dorp. Het aantal huishoudens is het afgelopen jaar dan ook toegenomen. Om de woonbehoefte nog verder te onderzoeken, is er daarnaast een woonbehoefte-enquête uitgezet in het dorp in samenspraak met Plaatselijk Belang Kollumersweach. De resultaten laten zien dat er inderdaad behoefte is aan (levensloopbestendige) rijwoningen, twee-onder-één kap en vrijstaande woningen. Ook is er een inloopavond georganiseerd door de gemeente Noardeast-Fryslân. Tijdens deze inloopavond is gebleken dat er aanzienlijke behoefte is aan het soort kavels dat met de voorgenomen woningbouwontwikkeling op de markt komt.

De ontwikkeling van dit plan is dus goed afgestemd op de lokale behoefte. Omdat het programma een gedifferentieerd aanbod aan woningen biedt, wordt de doorstroming op de woningmarkt gestimuleerd en kunnen elders in Kollumersweach weer goedkopere of juist ruimere gezinswoningen vrijkomen. Daarnaast wordt door middel van levensloopbestendige woningen de doorstroom van ouderen naar een passende woning bevorderd. Dit is van belang voor de doorstroom op de woningmarkt van Noardeast- Fryslân.

Aanvullend is het toevoegen van woningen op de korte termijn belangrijk voor het vitaal houden van de gemeente en het bieden van voldoende passende woningen in de gemeente. Hierbij is het van belang dat starters en ouderen een woning kunnen vinden en er doorstroming in de woningmarkt ontstaat. Om bovenstaande te kunnen realiseren wil de gemeente extra mogelijkheden voor het bouwen van woningen geven.

Eind 2021 heeft de provincie haar goedkeuring verleend voor een experimentele aanpak waarbij de programmering niet meer goedgekeurd hoeft te worden door de provincie. Hierbij is de gemeente verantwoordelijk voor de onderbouwing van woningbouwplannen. De ontwikkeling van dit plan past vanwege de behoefte aan woningen in Kollumersweach in de regionaal afgestemde programmering. Naast deze lopende experimentele aanpak, is op 20 april 2023 ook de regionale woondeal Noordoost getekend. De woondeal is het startpunt van een langjarige samenwerking tussen gemeenten, de provincie en het Rijk. In de regionale woondeal is vastgelegd dat er tot en met 2030 minimaal 2600 nieuwe woningen gebouwd worden in de regio Noordoost (Achtkarspelen, Dantumadiel, Noardeast-Fryslân en Tytjerksteradiel). Het plan Cedelshof 3.1 is meegenomen in dit aantal.

Samengevat blijkt dat de ontwikkeling van maximaal 25 woningen in Kollumersweach past binnen de behoefteraming en zorgt voor de nodige doorstroming. De behoefte is hiermee voldoende aangetoond.

Toetsing beoogde locatie

In de rest van deze paragraaf wordt gemotiveerd waarom de locatie aan de Oentzemastate het meest geschikt is voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling.

Allereerst is het niet mogelijk om vrijstaande- en halfvrijstaande woningen te realiseren binnen het dorp Kollumersweach. Er zijn geen binnenstedelijke locaties beschikbaar van dergelijke omvang. Eventuele andere binnenstedelijke locaties zijn gereserveerd voor sociale huur of zouden ten koste gaan van groene elementen in het dorp. Dit is niet wenselijk omdat er veel waarde wordt gehecht aan het dorpse en ruime karakter van Kollumersweach. Bovendien is de uitbreidingslocatie een logisch vervolg op de eerdere fasen van de ontwikkeling van de woonwijk Cedelshof.

Daarom is de locatie ten zuiden van de woonwijk Cedelshof, tegen het dorp aan, met een goede aansluiting op de huidige bebouwing, de meest geschikte locatie voor het te realiseren woonsegment. Dit draagt ook bij aan een passende afronding van het dorp zoals uitgewerkt in de paragrafen 2.2.2 en 2.2.3.

3.1.4 Conclusie Rijksbeleid

De voorgenomen ontwikkeling raakt geen nationale belangen als opgenomen in de NOVI. Er wordt richting gegeven aan de opgave om steden en regio's sterker en leefbaarder te maken door te reageren op de huidige woningvraag. Ook raakt de woningbouwontwikkeling geen nationale belangen uit het Barro. Er is sprake van een ruimtelijke ontwikkeling waar de beleidsvrijheid bij de gemeente en de provincie ligt. Als laatste wordt door middel van de ladder voor duurzame verstedelijking de zorgvuldige afweging voor de woningbouwontwikkeling gemotiveerd. De ontwikkeling past binnen de kaders van het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Fryslân - De romte diele

Op 23 september 2020 is de omgevingsvisie Fryslân - De romtediele vastgesteld waarin de ambitie voor de provincie voor 2030-2050 wordt uitgesproken. Hierbij wordt gewerkt met negen principes die richting geven bij het maken van keuzes. Enerzijds zijn de principes inhoudelijk van aard, zoals zuinig ruimtegebruik, omgevingskwaliteit als ontwerpbasis, koppelen van ambities, gezondheid en veilig. Anderzijds zijn er samenwerkingsprincipes, zoals rolbewust, decentraal wat kan, het ja, mits principe, aansluiting zoeken en sturen op proces, ruimer op inhoud.

De insteek om de ambities te realiseren, is niet door verandering tegen te houden, maar door de gewenste nieuwe ontwikkelingen te laten aansluiten bij bestaande kwaliteiten.

De planontwikkeling past binnen het principe van omgevingskwaliteit als ontwerpbasis. Dit houdt in dat nieuwe ontwikkelingen voortbouwen op bestaande omgevingskwaliteiten. Er is hierbij aandacht voor eigenheid en identiteit. Bij de bouw van de nieuwe woningen wordt nauw aangesloten op de bestaande wijk en de groene en ruime opgezette structuur van de zuidwestzijde van het dorp Kollumersweach en de bestaande elzensingels. Een gedetailleerde omschrijving van de nieuwe situatie is verwoord in hoofdstuk 2.

3.2.2 Verordening Romte Fryslân 2014

Op 25 juni 2014 hebben Provinciale Staten de Verordening Romte Fryslân 2014 vastgesteld. In deze verordening is het beleid, zoals verwoord in het Streekplan, vertaald naar regels voor ruimtelijke plannen. De volgende artikelen uit de Verordening Romte zijn van belang:

Artikel 1.1.1

In dit artikel wordt aangegeven dat er in principe geen bouwmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden zijn voor nieuwe stedelijke functies in het landelijk gebied. Het is mogelijk hiervan af te wijken als het gaat om een uitbreidingslocatie aansluitend op bestaand stedelijk gebied.

De voorgenomen ontwikkeling aan de Oentzemastate valt volgens de Verordening Romte buiten bestaand stedelijk gebied. Wel sluit het plangebied aan op de bestaande bebouwing van het dorp Kollumersweach en de bestaande bebouwing van de woonwijk Cedelshof. Het plan sluit niet alleen aan op de bestaande woonwijk, maar ook de opgezette stedenbouwkundige en landschappelijke structuur wordt in zuidelijke richting doorgezet. Hierop is tijdens het opstellen van het bestemmingsplan Kollumerzwaag dorp (2009) al voorgesorteerd door het plangebied als onderdeel van het dorp op te nemen. Door bovenstaande is de woningebouwontwikkeling in lijn met artikel 1.1.1.

Artikel 2.1.1

Dit artikel gaat over de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe ruimtelijke projecten. Hierin wordt het belang van een goede ruimtelijke inpassing omschreven voor uitbreidingslocaties of ontwikkelingen in het landelijk gebied. Vanwege de ligging van het plangebied in het landelijk gebied (aansluitend op stedelijk gebied) is de ruimtelijke kwaliteit van de voorgenomen ontwikkeling uitgewerkt in hoofdstuk 2.2 en in het stedenbouwkundig plan (bijlage 1). Hierin wordt onderbouwd dat de voorgenomen woningbouwontwikkeling een passende voortzetting van de bestaande woonwijk is, en rekening houdt met de bestaande landschappelijke structuren. Het voorgenomen initiatief past binnen artikel 2.1.1.

Artikel 2.3.1

Dit artikel gaat over het principe zorgvuldig ruimtegebruik. Bij zorgvuldig ruimtegebruik is het van belang dat plannen buiten bestaand stedelijk gebied invulling geven aan dit principe. Uit een motivering moet blijken dat de beoogde functie redelijkerwijs niet binnen bestaand stedelijk gebied kan worden gerealiseerd. Hoofdstuk 3.1.3 gaat door middel van de ladder van duurzame verstedelijking in op de keuze voor de locatie. Door het behoud en versterken van de elzensingels wordt aangesloten op de landschappelijke structuren in het gebied. Bovendien is sprake van een goede inpassing en aansluiting op de al aanwezige bebouwingsstructuren. Er wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 2.3.1.

Artikel 3.1.1

Dit artikel van de provinciale verordening stelt dat een ruimtelijk plan mogelijkheden voor woningbouw kan bevatten indien de aantallen en de kwaliteit van de woningbouw in overeenstemming zijn met een woonplan dat de schriftelijke instemming van Gedeputeerde Staten heeft. De ontwikkeling van het plangebied moet passen in het geheel van van de regionale woningbouwafspraken tussen de regio Noordoost Fryslân en de provincie Fryslân. Eind 2021 heeft de provincie haar goedkeuring verleend voor een experimentele aanpak waarbij de programmering niet meer goedgekeurd hoeft te worden door de provincie, maar dat de gemeente verantwoordelijk is voor de onderbouwing van woningbouwplannen. De ontwikkeling van dit plan past vanwege de behoefte aan woningen in Kollumersweach in de regionaal afgestemde programmering. Naast deze lopende experimentele aanpak, is op 20 april 2023 ook de regionale woondeal Noordoost getekend. De woondeal is het startpunt van een langjarige samenwerking tussen gemeenten, de provincie en het Rijk. In de regionale woondeal is vastgelegd dat er tot en met 2030 minimaal 2600 nieuwe woningen gebouwd worden in de regio Noordoost (Achtkarspelen, Dantumadiel, Noardeast-Fryslân en Tytjerksteradiel). Het plan Cedelshof 3.1 is meegenomen in dit aantal. De woningbouwontwikkeling is in lijn met artikel 3.1.1.

In het plan Cedelshof 3.1 worden geen huurwoningen gerealiseerd. Ook worden er geen woningen voor wonen in combinatie met zorg gerealiseerd. In ieder geval 32% van de woningen (van de rijwoningen) zal levensloopbestendig worden gebouwd, waarmee ze mede geschikt zijn voor ouderen. In ieder geval 32% van de woningen (rijwoningen) past binnen het betaalbare segment (koopwoningen tot €355.000), voor de tweekappers is de prijs nog niet bekend.

Omgevingsverordening Fryslân 2022

Op 16 februari 2021 is de omgevingsverordening Fryslân als ontwerp ter inzage gelegd. Deze omgevingsverordening zal de Verordening Romte uit 2014 gaan vervangen als de Omgevingswet in werking treedt. De inhoudelijke principes uit beide verordeningen blijven grotendeels gelijk op het gebied van stedelijke functies waardoor de voorgenomen ontwikkeling ook binnen het beleid van de nieuwe omgevingsverordening Fryslân zal passen.

3.2.3 Ontgrondingenverordening

De provincie Fryslân heeft ook een Ontgrondingenverordening. Een ontgrondingsvergunning (een vergunning tot ontgronding als bedoeld in artikel 3 van de Ontgrondingenwet) is niet van toepassing op ontgrondingen die noodzakelijk zijn voor de verwerkelijking van een in niet langer dan 10 jaar geleden onherroepelijk geworden bestemmingsplan aan de grond gegeven bestemming, mits:

  1. 1. In de bij het bestemmingsplan behorende planvoorschriften (beschrijving in hoofdlijnen) uitdrukkelijk is aangegeven dat de verwerkelijking van het plan een ontgronding inhoudt of insluit;
  2. 2. De diepte van de ontgronding niet meer bedraagt dan 2,00 meter beneden het maaiveld of, wanneer de ontgronding plaatsvindt ten behoeve van de aanleg van een haven 2,00 meter beneden het oppervlaktewaterpeil;
  3. 3. Bij de ontgronding niet meer dan 10.000 m³ bodemmateriaal naar elders wordt afgevoerd of in depot wordt gezet;

Een ontgronding is noodzakelijk in de vorm van het graven van oppervlaktewater, om te voldoen aan de compensatie opgave van het plangebied. Voor de voorgenomen ontwikkeling zal 900 m³ grond worden ontgraven voor de watergangen en in totaal ongeveer 1.510 m² afgevoerd. De maximale diepte zal ongeveer 1.85 meter bedragen. Er geldt voor de werkzaamheden geen vergunnings- of meldingsplicht. De werkzaamheden zijn vrijgesteld. Hiermee wordt aan bovenstaande voorwaarden uit de Ontgrondingenverordening voldaan. Een ontgrondingenvergunning is niet noodzakelijk.

3.2.4 Conclusie provinciaal beleid

Bij de woningbouwontwikkeling in Kollumersweach wordt rekening gehouden met de bestaande omgevingskwaliteiten van Kollumersweach en de omgeving. Hierbij wordt aangesloten op de Omgevingsvisie van de provincie Fryslân. Daarnaast zijn er vanuit de relevante artikelen uit de Verordening Romte (2014) geen belemmeringen. Er is geen ontgrondingenvergunning noodzakelijk. Door de krapte op de woningmarkt krijgen gemeenten meer ruimte voor woningbouw. Er wordt voldoende invulling gegeven aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik. Uit het voorgaande blijkt dat de provinciale belangen voldoende zijn geborgd.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Woonvisie 2020- 2050

De Woonvisie van de gemeente Noardeast-Fryslân legt op hoofdlijnen vast wat de basis is voor verder uitgewerkte woonplannen en -afspraken in de komende vijf jaar. De hoofdlijnen worden uitgewerkt in een woonagenda.

De Woonvisie bevat de volgende speerpunten:

  1. 1. Toekomst geven aan bestaande woningen en buurten;
  2. 2. Nieuwbouw in stad, dorpen en wijken, omgang met groei en krimp;
  3. 3. Ontwikkeling van de sociale huurvoorraad: betaalbaar, beschikbaar en met kwaliteit;
  4. 4. Wonen en zorg in dorpen en wijken;
  5. 5. Energietransitie en verduurzaming;
  6. 6. Leefbare stad en dorpen: sociaal en veilig, met bereikbare voorzieningen;
  7. 7. Samenwerking gemeente, belanghebbenden en bewoners.

Op basis van de Woonvisie wordt de uitvoeringsagenda vastgesteld. De Woonvisie is een dynamisch document waarbij aan de hand van het woonprogramma, de woningbouwprogrammering, de prestatieafspraken en overleg met de stakeholders jaarlijks zal worden bepaald of en op welke onderdelen een actualisatie nodig is. Mede gezien de actuele ontwikkelingen op de woningmarkt en de impact van de coronacrisis is deze actualisatie extra urgent en noodzakelijk. Op basis van de nieuwe Woonvisie zal het college ook de woningbouwprogrammering heroverwegen en bijstellen. Deze programmering moet aansluiten op de doelen in de eigen Woonvisie en op de regionale woningbouwafspraken die de regiogemeenten en de provincie Fryslân hebben gemaakt. Daarbij worden het reeds aanwezige afwegingskader voor bouwplannen en de woningmarktmonitor gebruikt als hulpmiddelen. De gemeente Noardeast-Fryslân heeft samen met de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel en Tytsjerksteradiel zowel op bestuurlijk als ambtelijk niveau structureel afstemming over het woningbouwprogramma. De uitwerking krijgt een plek in de Woonagenda.

Voor de ontwikkeling in Kollumersweach is vooral speerpunt 2 van de Woonvisie van toepassing. In de Woonvisie wordt aangegeven dat in de woonkernen altijd ruimte is voor nieuwbouw. Dit moet wel op maat, passend bij de schaal en de behoefte in het dorp zijn. De bouw van de woningen in Kollumersweach past binnen het principe dat er gereageerd moet worden op de groeide woningbehoefte in de gemeente. En dat uitbreiding gebaseerd op maatwerk mogelijk moet zijn.

Afwegingskader

Om ervoor te zorgen dat nieuwe woningbouwinitiatieven aansluiten bij de actuele, kwalitatieve woningbehoefte en de volkshuisvestelijke ambities van de gemeente, willen de regio Noordoost Friesland en de provincie de komende jaren sturen op basis van een gezamenlijke set van criteria. Hiervoor is in regionaal verband als werkdocument een afwegingskader opgesteld waarmee nieuwe woningbouwinitiatieven op kwaliteit worden getoetst. Aan de hand van dit afwegingskader wordt gekeken in hoeverre nieuwe plannen aantoonbaar inspelen op de kwalitatieve woningbehoefte en of zij bijdragen aan andere kwalitatieve ambities, zoals langer zelfstandig wonen, verduurzamen of het oplossen van een ruimtelijk knelpunt (bijvoorbeeld transformatie van leegstaand vastgoed). De woningbouwontwikkeling in Kollumersweach is getoetst op behoefte en kwaliteit.

Woonprogramma

De gemeente Noardeast-Fryslân heeft een woonprogramma opgesteld waarin de woningbouwprojecten en -initiatieven zijn opgenomen. In november 2021 heeft de provincie Friesland hierop akkoord gegeven.

Woningmarktanalyse Noordoost-Fryslân en Woningmarktmonitor

In 2020 is een woningmarktanalyse opgesteld om op regionaal niveau inzicht te krijgen in de woningbouwbehoefte. Samenwerking binnen de regio, zowel tussen gemeenten als tussen dorpen, is van belang bij het vaststellen van de woonprogrammering. De woningmarktanalyse biedt een kwalitatief afwegingskader waar gemeenten gebruik van kunnen maken bij het ontwikkelen van woningbouwplannen. De provincie Fryslân vraagt de regio om een offensieve regionale visie te maken. Dat betekent dat er geen dorp op slot wordt gezet en dat er ruimte is voor toekomstbestendig en zorgvuldig toevoegen van woningen. Daarbij houdt de provincie vast aan de lijn "binnendorps vrij, buitendorps beperkt". In de woningmarktanalyse is per dorp inzichtelijk gemaakt hoe de woningmarkt er nu voor staat en welke ontwikkelingen er te verwachten zijn. Op deze manier kan snel worden ingespeeld op ontwikkelingen.

Onder andere op basis van de woningmarktanalyse wordt in de Woningmarktmonitor aangegeven dat er vooral behoefte is aan extra koopwoningen. Toevoegen van woningen is altijd maatwerk, passend bij de lokale vraag en schaal van het dorp. Hoe het aantal huishoudens zich op de langere termijn (na 2030) ontwikkelt, is nog onzeker. Uit de nieuwe Woningmarktmonitor blijkt dat er in Kollumersweach vooral behoefte is aan twee-onder-één-kappers, vrijstaande woningen en patiowoningen.

Met de planontwikkeling in Kollumersweach worden 8 twee-onder-één-kappers, 9 vrijstaande woningen en 8 patiowoningen (levensloopbestendig) in de koopsector toegevoegd. Deze ontwikkeling voorziet in de behoefte en past binnen de beleidskaders.

3.3.2 Welstandsnota Noardeast- Fryslân

Het welstandsbeleid van de gemeente Noardeast-Fryslân is vastgelegd in de Welstandsnota Noardeast-Fryslân, die is vastgesteld op 13 augustus 2020. Een belangrijke pijler van de welstandsnota is het gebiedsgerichte welstandsbeleid. De gebiedsgerichte welstandscriteria wordt gebruikt voor alle bouwplannen. Er worden 12 welstandsgebieden onderscheiden.

Het plangebied ligt in het welstandsgebied 'Buitengebied (woudengebied)' en zal onderdeel worden van het welstandsgebied 'Woonwijken na 1950'. Voor deze gebieden geldt een aanduiding als regulier welstandsgebied. De criteria zijn gericht op het handhaven en respecteren van de aanwezige basiskwaliteiten.

Buitengebied (Woudengebied)

De beslotenheid van het landschap door de vele elzensingels en houtwallen typeert dit gebied. Het gebied wordt gekenmerkt door veel verspreid liggende bebouwing. Het beleid is gericht op het beheer van de bestaande situatie. Ingrijpende ontwikkelingen worden niet verwacht voor het buitengebied.

Woonwijken na 1950

In de naoorlogse periode is een enorme bouwactiviteit op gang gebracht. Het bebouwingsbeeld in deze wijken wordt gedomineerd door rijenbouw (vooral ook in de zogenaamde wederopbouwperiode) in één of twee bouwlagen met een kap, waarbij de nokrichting evenwijdig aan de weg is. Op sommige plaatsen zijn ook dubbele woningen gerealiseerd; meestal in onderlinge samenhang per straatzijde of cluster. Naast duidelijk herkenbare straten en wijken met repeterende bouw zijn er ook op veel plekken straten en wijken ontstaan met een meer individuele uitstraling van de woningen. Op sommige plekken worden daarbij hoekkavels benut als stedenbouwkundig accent. Ook zitten in deze gebieden clusters van projectmatige bouw. In de meeste gevallen is daarbij gestreefd naar een sterke architectonische uitstraling. Het materiaal- en kleurgebruik varieert van traditioneel tot modern. In clusters en per straatzijde is overwegend sprake van samenhang in massaopbouw en kleur- en materiaalgebruik. De detaillering van de woningen is zorgvuldig. Bijgebouwen en aan- en uitbouwen zijn veelal in een afgeleide architectuur. De nadruk ligt op het respecteren van de bestaande basiskwaliteit. Incidentele veranderingen worden mogelijk geacht, mits deze respect tonen voor het reeds aanwezige bebouwingsbeeld.

In paragraaf 2.2.2 is ingegaan op de ruimtelijke inpassing. Hier wordt aangegeven dat met de ontwikkeling van Cedelshof fase 3 wordt aangesloten op de bestaande situatie van de bebouwing in de directe omgeving.

3.3.3 Conclusie gemeentelijk beleid

Uit het bovenstaande blijkt dat de ontwikkeling van de 25 woningen in de koopsector in het dorp Kollumersweach past binnen het gemeentelijk woonbeleid. De ruimtelijke kwaliteit van de uitbreidingslocatie wordt afgestemd op de reeds aanwezige basiskwaliteiten.

Hoofdstuk 4 Milieu- En Omgevingsaspecten

4.1 Algemeen

Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet aandacht worden besteed aan wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om het minimaliseren van de invloeden vanuit het plangebied op de omgeving en omgekeerd. Dat zijn de milieu- en omgevingsaspecten geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid, water, ecologie, archeologie, cultuurhistorie, bedrijven en milieuhinder, en kabels en leidingen. In de volgende paragrafen worden deze omgevingsaspecten en eventueel daaraan verbonden planologische randvoorwaarden behandeld.

4.2 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. In geval van een gemengd gebied kan worden gewerkt met een verkleinde richtafstand.

Toetsing

Het plangebied ligt aan de zuidwestkant van Kollumersweach. De beoogde ontwikkeling betreft een milieugevoelige functie (woningen). Vanwege de ligging van het plangebied in een woongebied, is er sprake van een 'rustige woonwijk'.

Het dichtsbijzijnde bedrijf nabij het plangebied ligt aan de Oentzemastate 9 . Het bedrijf valt onder 'reparatiebedrijven'. Hiervoor geldt een richtafstand van 30 meter (categorie 2) tot gevoelige functies. De afstand tot de te realiseren woningen bedraagt minimaal 50 meter zodat er vanuit de woningen geen hinder wordt verwacht. Ook het bedrijf wordt niet belemmerd in de bedrijfsvoering als gevolg van de voorgenomen woningbouwontwikkeling.

Aan de Koartloane 70 zit een autobedrijf (categorie 2). Voor dergelijke bedrijven geldt ook een richtafstand van 30 meter. De afstand tot aan de te realiseren woningen is ongeveer 100 meter. Hiermee wordt ruimschoots aan de richtafstanden van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) voldaan.

Het dichtstbijzijnde bedrijventerrein waar een categorie 3.1 bedrijf mogelijk is en een afstand van 50 meter moet worden gehouden ligt op ongeveer 200 meter van het plangebied. Deze afstand is voldoende om een goed woon-, leef-, en ondernemersklimaat te waarborgen.

Conclusie

Ter plaatse van de beoogde ontwikkeling is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect milieuhinder en (agrarische) bedrijven staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Nabijgelegen bedrijven zullen niet in de bedrijfsvoering worden gehinderd.

4.3 Ecologie

Algemeen

Bescherming in het kader van de natuur wet- en regelgeving is op te delen in gebieds- en soortenbescherming. Sinds 1 januari 2017 is het wettelijk kader ten aanzien van gebieds- en soortenbescherming vastgelegd in de Wet natuurbescherming. Bij gebiedsbescherming heeft men te maken met Natura 2000-gebieden en het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Soortenbescherming gaat uit van de bescherming van dier- en plantensoorten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

Gebiedsbescherming

Natura 2000-gebied

Natura 2000 is een samenhangend netwerk van natuurgebieden in Europa. Natura 2000 bestaat uit gebieden die zijn aangewezen in het kader van de Europese Vogelrichtlijn (79/409/EEG) en gebieden die zijn aangemeld op grond van de Europese Habitatrichtlijn (92/43/EEG). Deze gebieden worden in Nederland op grond van de Wet natuurbescherming beschermd.

Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied. De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden betreffen de Groote Wielen (12 kilometer), Alde Feanen (15 kilometer), de Waddenzee (16 kilometer), en het Lauwersmeer (8,5 kilometer). Van deze Natura 2000-gebieden betreffen de Groote Wielen, Alde Feanen en de Waddenzee stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden.

Ondanks dat de voorgenomen locatie voor woningbouw buiten de grenzen van de Natura 2000- gebieden ligt, kan de ontwikkeling van het plangebied leiden tot een toename van stikstofdepositie in de Natura 2000-gebieden in de omgeving. In het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) moet beoordeeld worden of het plan leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de beschermde habitats en de habitats van soorten binnen de Natura 2000-gebieden. Het is daarom noodzakelijk om een AERIUS berekening uit voeren om te bepalen of stikstofdepositie een knelpunt vormt voor de voorgenomen ontwikkeling.

Wettelijk kader

Naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 met betrekking tot het Programma Aanpak Stikstof wordt bij vrijwel ieder plan stilgestaan bij de mogelijke stikstofemissie en het effect daarvan op Natura 2000-gebieden. Per 1 juli 2021 trad de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (Wsn) en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering (Bsn) in werking. De Wsn en de Bsn regelden een vrijstelling voor de vergunningsplicht van artikel 2.7 lid 2 Wnb voor de aanlegfase van bouwwerkzaamheden. Op 2 november 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:3159) is in de zaak van Porthos een uitspraak gedaan door de Afdeling Bestuursrechtspraak over deze partiële bouwvrijstelling. Uit deze uitspraak blijkt dat art. 2.9a van de Wnb en art. 2.5 Bnb in strijd is met art. 6 van de Habitatrichtlijn uit de Wet natuurbescherming. Er wordt daarom teruggegaan naar de situatie vóór 1 juli 2021 waarbij ook de aanlegfase van bouwprojecten moet worden doorgerekend voor stikstofdepositie om significant negatieve effecten op Natura 2000 gebieden te kunnen uitsluiten.

Stikstofberekening

De berekening met AERIUS genereert een rekenresultaat waarin wordt geconstateerd dat er als gevolg van de gewenste ontwikkeling geen stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waarbij sprake is van een overschrijding van meer dan 0,00 mol N/ha/jaar. De aanleg- en exploitatiefase zijn worstcase in dezelfde berekening meegenomen. Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. Een vergunning van de Wnb is in het kader van de stikstofdepositie dan ook niet nodig. De stikstofberekening en de bijbehorende memo zijn opgenomen in bijlage 3.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. Het NNN is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van het NNN geldt het 'nee, tenzij'-principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten.

Het plangebied ligt niet binnen het concreet begrensde NNN. Omdat de bescherming van het Natuurnetwerk Nederland geen externe werking heeft, leiden de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties. Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van enige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN.

Soortenbescherming

Wat betreft de soortenbescherming is de Wet natuurbescherming van toepassing. Hierin wordt onder andere de bescherming van dier- en plantensoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. In het kader van dit plan is een ecologische quickscan uitgevoerd om na te gaan of er maatregelen moeten worden genomen ten aanzien van beschermde soorten (bijlage 4).

Ecologische Quickscan

Ten behoeve van de soortenbescherming is een ecologische quickscan uitgevoerd welke is opgenomen in bijlage 4. De aanwezigheid van beschermde plantensoorten kan uitgesloten worden op basis van habitateigenschappen.

Naar aanleiding van de onderzoeksresultaten van de ecologische quickscan wordt nader onderzoek geadviseerd om de aanwezigheid van de waterspitsmuis, de grote modderkruiper en de ransuil te onderzoeken. Echter, binnen het plangebied werden enkel twee sloten aangetroffen welke jaarrond waterhoudend zijn en op basis van oevervegetatie geschikt zijn bevonden als leefgebied van waterspitsmuis of de grote modderkruiper. Deze twee sloten zijn aangegeven in figuur 4.1. Wanneer de deze sloten niet worden aangetast is nader onderzoek naar de waterspitsmuis en de grote modderkruiper niet noodzakelijk. Er is daarom voor gekozen om de sloten intact te laten. Wanneer dit alsnog niet mogelijk blijkt te zijn, wordt nader onderzoek uitgevoerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0005.png"

Figuur 4.1 De locaties van de twee sloten geschikt voor waterspitsmuis en groter modderkruiper (Bron: FaunaX, 2023)

De aanwezigheid van een jaarrond beschermd boomnest van een soort als ransuil binnen het plangebied kan niet op voorhand worden uitgesloten. Het is mogelijk dat deze soort in het plangebied voorkomt. Voor deze soorten dient daarom nader onderzoek plaats te vinden. Indien er een jaarrond beschermd boomnest wordt aangetroffen, dient er voor de desbetreffende soort een ontheffing aan de Wet natuurbescherming te worden aangevraagd bij het bevoegd gezag, de provincie Fryslân. Deze ontheffing wordt in de regel afgegeven onder de voorwaarde dat er mitigerende en compenserende maatregelen worden uitgevoerd.

Daarnaast wordt geadviseerd om de voorgenomen werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Voor het broedseizoen wordt over het algemeen de periode van 15 maart-15 juli aangehouden.

Algemene zorgplicht

Onder de Wet natuurbescherming geldt, net als voorheen onder de Flora- en faunawet, een zorgplicht voor alle in het wild levende dieren. Die zorgplicht houdt in dat de werkzaamheden die nadelig kunnen zijn voor dieren en planten in redelijkheid zo veel mogelijk worden nagelaten of maatregelen worden genomen om onnodige schade aan dieren en planten te voorkomen.

Nader onderzoek ransuil

Er is nader onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van ransuil in het plangebied. Hieruit blijkt dat er in het plangebied geen ransuilen of andere jaarrond beschermde vogelsoorten aanwezig zijn. In het kader van de Wet natuurbescherming hoeft voor deze soorten dan ook geen ontheffing te worden aangevraagd. Het rapport van dit onderzoek is als bijage 5 toegevoegd.

Natuurinclusief

In de Omgevingsvisie De Romte Diele wordt ingezet op natuurinclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk door in het ontwerp rekening te houden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld gevelstenen met openingen die geschikt zijn voor verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen. De provincie wijst op de “40 punten checklist” van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging en op advies van een ecoloog van de provincie. Bij de uitwerking van de plannen zal hiermee rekening worden gehouden.

Houtopstanden

Onder de Wet natuurbescherming worden ook houtopstanden beschermd. Als er een (deel van een) houtareaal wordt gekapt van meer dan 10 are (1000 m2) of een (deel van een) bomenrij van minimaal 20 bomen buiten de bebouwde kom kan er sprake zijn van een meld- en/of herplantingsplicht. In het plangebied blijven de bestaande houtsingels behouden. Er vindt geen kap plaats, er wordt daarnaast extra groen in het plangebied gerealiseerd. Er is vanuit de Wet natuurbescherming geen noodzaak voor een meld- en/of herplantingsplicht.

Conclusie

Er treedt door de stikstofdepositie geen negatief effect op in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) beschermde Natura 2000-gebieden. In het plangebied zijn geen beschermde soorten aanwezig waarvoor een ontheffing moet worden aangevraagd. Vanwege de aanwezigheid van andere vogelsoorten in het plangebied, zoals scholekster, wordt geadviseerd om de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Daarnaast moet rekening woren gehouden met de wettelijke zorgplichting.

4.4 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij een functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Toetsing

Om eventuele belemmeringen in te schatten is het bodemloket geraadpleegd (figuur 4.2).

Uit de informatie van het bodemloket blijkt dat het plangebied voldoende is onderzocht. De resultaten van het uitgevoerde (historische) bodemonderzoek geven aan dat de (voormalige) activiteiten en/of de onderzoekslocatie voldoende zijn onderzocht in het kader van de Wet bodembescherming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0006.png"

Figuur 4.2 informatie plangebied bodem (Bron: bodemloket.nl)

Het bodemonderzoek waar in het bodemloket naar wordt verwezen is in 2022 uitgevoerd voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Hieronder worden de resultaten van het bodemonderzoek samengevat.

Bodemonderzoek

WMR Rinsumageast heeft een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd conform NEN 5725 en NEN 5740. Het doel van het onderzoek is het vaststellen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Door de onderzoeksresultaten kan bepaald worden of de milieuhygiënische bodemkwaliteit voldoende geschikt is voor de voorgenomen nieuwbouwplannen.

Op basis van het vooronderzoek is op 14 juli 2022 veldwerk uitgevoerd. In geen van de mengmonsters van de grond zijn verhoogde gehalten gemeten. In het grondwater zijn voor barium, lood, nikkel, zink licht verhoogde concentraties gemeten.

Zintuiglijk is geen asbestverdacht materiaal waargenomen. Het aangetroffen puin is gedefinieerd als baksteen en kan daarom als niet asbestverdacht worden beschouwd. Een

verkennend onderzoek naar asbest (conform NEN 5707) is niet noodzakelijk.

Vanwege de langere standtijd van de peilbuis ten tijde van de herbemonstering, wordt de laatst gemeten concentratie aan koper als meest betrouwbaar beschouwd. Van zware metalen is het bekend dat deze in (sterk) verhoogde concentraties in het grondwater voor kunnen komen zonder dat voor deze metalen verhoogde gehalten in de grond worden gemeten of er een andere directe verontreinigingsbron aanwezig is (verspreiding vanuit de

omgeving). De gemeten concentraties aan barium, nikkel, lood en zink hebben vermoedelijk dan ook een natuurlijke oorzaak. De gemeten concentraties zijn daarnaast dusdanig (alleen overschrijding van de streefwaarde) dat een aanvullend onderzoek naar deze parameters niet noodzakelijk is.

In bijlage 6 is het complete onderzoeksrapport te vinden.

Conclusie

Door middel van het uitgevoerde bodemonderzoek is de kwaliteit van eventueel vrijkomende materialen ten aanzien van de ontwikkeling van nieuwbouw op de onderzoekslocatie in voldoende mate in beeld gebracht. De gehalten zijn dusdanig dat aanvullend onderzoek niet noodzakelijk is. Er zijn vanuit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.

4.5 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd. Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van woningen en andere geluidgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidzone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB.

Toetsing

Het plangebied ligt binnen bestaand stedelijk gebied. De wegen in Kollumersweach betreffen allen 30 km/uur wegen. Voor deze wegen is het niet noodzakelijk een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uit te voeren. Bovendien ligt het plangebied niet aan een doodlopende weg voor gemotoriseerd verkeer. Als uitgangspunt geldt dan ook dat aan de voorkeursgrenswaarde wordt voldaan.

Conclusie

Het aspect geluid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het onderhavige plangebied ligt in het beheersgebied van Wetterskip Fryslân.

Toetsing

Het plan is via de digitale watertoets kenbaar gemaakt bij het Wetterskip Fryslân (aanvraagnummer: 00012778 ). De uitkomst van deze toets is dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dit houdt in dat het plan mogelijk invloed heeft op de wateraspecten. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 7. Naar aanleiding van de watertoets heeft het waterschap aanvullend advies gegeven op het planvoornemen. En als onderdeel van het wettelijk vooroverleg wordt het concept bestemmingsplan voorgelegd Wetterskip. Onderstaand worden de resultaten van de watertoets en het aanvullende advies van het Wetterskip besproken.

Toename verharding

In het wateradvies is aangegeven dat door ruimtelijke ontwikkelingen de hoeveelheid verhard oppervlak toeneemt met als gevolg een versnelde afvoer van hemelwater. Het is nodig om deze versnelde afvoer te compenseren om de waterberging in een gebied in stand te houden.

Het is niet toegestaan zonder watervergunning neerslag versneld tot afvoer te laten komen indien daarbij meer dan 200 m2 onverharde grond in stedelijk gebied en 1.500 m2 in landelijk gebied wordt bebouwd of verhard. Er geldt een vrijstelling van de vergunningsplicht wanneer wordt voldaan aan de compensatieregels genoemd in het wateradvies. De meest voorkomende manier van compenseren is het graven van extra oppervlaktewater. Bij het graven van extra oppervlaktewater hanteert het Wetterskip de volgende compensatienorm:

  • Boezem 5%, dit heeft alleen betrekking op de Friese boezem;
  • Polder 10%

De manier waarop de toename aan verharding wordt gecompenseerd en hoeveel compensatie nodig is, is besproken met het Wetterskip. Door de omvang van de planlocatie is er genoeg ruimte om de toename aan verharding te compenseren. De voorkeur voor compensatie voor het verhard oppervlak gaat bij het waterschap uit door middel van de bestaande watergangen. Het gaat hier met name om de watergang aan de westzijde van het plangebied (zie blauwe stippellijn in figuur 4.3). De westelijke watergang zal met ongeveer 1 meter worden verbreed om een goed functionerend watersysteem te realiseren. Op deze manier kan de gewenste 540 m² worden gecompenseerd. Om de watercompensatie te borgen krijgen de watergangen een water bestemming.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0007.png"

Figuur 4.3 te verbreden watergangen plangebied (Bron: Wetterskip Fryslân)

Dempen en graven van oppervlaktewater

Voor het dempen van oppervlaktewater is het beleid van Wetterskip Fryslân dat dit voor 100% gecompenseerd moet worden in hetzelfde peilgebied. Er worden in principe geen watergangen gedempt.

Voor het graven van oppervlaktewater geldt een vrijstelling voor een ontgrondingsvergunning als er niet dieper dan 2 meter en niet meer dan 10.000 m3 wordt ontgraven. Wanneer er meer dan 3.000 m3 wordt ontgraven, geldt echter wel een meldingsplicht op grond van artikel 4.1, lid 6, 7 en 8 van de Omgevingsverordening Fryslân.

Revisie peilbesluit Twijzel e.o.

Voor het gebied is het waterschap een revisie peilbesluit aan het voorbereiden. De omgeving is een vrij afstromend gebied zonder wateraanvoer. Voor vrij afstromende gebieden zonder wateraanvoer beschrijft het waterschap alleen de stuwstanden (geen peilbeheer). Dit betreft een punt op de kaart. De provincie Fryslân heeft in de waterverordening aangegeven dat Wetterskip Fryslân voor deze gebieden geen peilbesluiten meer hoeft vast te stellen. In de stuwstandenkaart is hier een duiker opgenomen met een hoogte van 0,88 mNAP. Dat zal dus de hoogste stand in het peilvak zijn, maar bij lange tijd van droogte kan dit peil hier ver uitzakken.

Uitgangspunten Blauwe Omgevingsvisie

Passend bij dit planvoornemen zijn voor de Noordelijke Friese wouden verschillende uitgangspunten van belang:

1. Het natuurlijke reliëf is de basis

Om het natuurlijke watersysteem te behouden, moet het veen in de lage delen worden behouden en de infiltratie op de hogere gronden worden bevorderd. Daarvoor moet worden voorkomen dat sloten de hoge zandkoppen diep doorsnijden. Het peilbeheer mag niet meer worden afgestemd op de laagste delen en ingesloten laagtes. Door de grondwaterstanden te verhogen op de hoge zandkoppen wordt de grondwatervoorraad vergroot.

2. Houtwallen

De wens is om het kleinschalige watersysteem met houtwallen langs sloten in stand te houden. Het onderhoud van deze sloten wordt extensiever, wat bijdraagt aan een vertraagde afvoer. Dit draagt bij aan de ecologie en biodiversiteit van de Friese Wouden. Bij piekbuien wordt water op het land geaccepteerd.

3. Inzetten op hogere waterpeilen

Door op de hoge zandkoppen de waterpeilen te verhogen, wordt de grondwaterstand verhoogd en daarmee de grondwatervoorraad vergroot. Peilverlagingen worden niet meer toegestaan.

4. Bevorderen organische stof

Het bevorderen van organische stof is van belang voor het vasthouden en beschikbaar zijn van nutriënten, om watervasthoudend vermogen van de bodem te stimuleren, en daarmee bij te dragen aan een betere bodembiodiversiteit.

5. Beperken van grondwateronttrekkingen.

Het waterschap wil meer inzicht in bestaande grondwateronttrekkingen en wil het gebruik van grondwater beperken, wanneer dit nadelige effecten op grondwatersysteem heeft.

Hoogteligging en infiltratiekaart

Zoals te zien is in figuur 4.4 ligt het gebied vrij hoog ten opzichte van het huidige beheerpeil. De kwel/infiltratiekaart geeft aan dat het plan gebied sterke tot matige infiltratie heeft. DINOloket geeft aan dat het in het plangebied voornamelijk zand betreft. Met iets verder van het plangebied leemlagen. Indien in het plangebied ook leemlagen voorkomen, dan kan het de infiltratie mogelijkheden beperken. Uit navraag bij de rayonbeheer blijkt dat het water hier vaak blijft hangen. Er kan niet uit worden gegaan van infiltratie. Het plangebied is mogelijk kwetsbaar voor wateroverlast. Daarnaast moet de geschiktheid van de bodem voor woningbouw nog worden aangetoond. De Rayonbeheerder gaat hiervoor nog een veldonderzoek uitvoeren.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0008.png"

Figuur 4.4 Infiltratiekaart plangebied (Bron: Wetterskip Fryslân)

Onderhoud en ecologie

Vanuit onderhoud en flora en fauna worden vanuit het Wetterskip nog enkele uitgangspunten meegegeven:

  • Verbreding van de hoofdwatergang en zo nodig de schouwwateren, in combinatie met flauwe taluds. Beheer en onderhoud kan hierdoor in de hoofdwatergang van laag naar basis en ecologisch schouwbeleid kan in de schouwwateren worden toegepast.
  • Zo weinig mogelijk gebruik maken van harde beschoeiingen in de watergangen in de nieuwe wijk.
  • Ondiepe waterzones <0.7m: waterdiepte mag niet zomaar verdiept worden.
  • Aanleg van flauwe taluds en verbreding van de schouwwateren/hoofdwatergang zorgt ook voor extra berging en is voor de ecologie goed tenzij er een vertraagde afvoer wordt toegepast(BOVI).

Daarnaast kunnen er mogelijk problemen ontstaan voor het onderhoud van de watergangen als de bestaande bomen blijven staan. De rayonbeheerder gaat dit ter plaatse beoordelen.

Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor het waterhuishoudkundige systeem ter plaatse. Er is genoeg ruimte om de toename aan verharding te compenseren. Voor de onderwerpen wateroverlast, onderhoud en bodem zal de rayonbeheerder een veldonderzoek uitvoeren om te bepalen of er nog verdere maatregelen nodig zijn voor het aspect water.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Op grond van artikel 5.16 van de Wet milieubeheer kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In het Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden twee situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2 bij één ontsluitingsweg en 200.000 m2 bij twee ontsluitingswegen.

Besluit gevoelige bestemmingen

Dit besluit is opgesteld om mensen die extra gevoelig zijn voor een matige luchtkwaliteit aanvullend te beschermen. Deze 'gevoelige bestemmingen' zijn scholen, kinderdagverblijven en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen. Woningen en ziekenhuizen/klinieken zijn geen gevoelige bestemmingen.

De grootste bron van luchtverontreiniging in Nederland is het wegverkeer. Het Besluit legt aan weerszijden van rijkswegen en provinciale wegen zones vast. Bij rijkswegen is deze zone 300 meter, bij provinciale wegen 50 meter. Bij realisatie van 'gevoelige bestemmingen' binnen deze zones is toetsing aan de grenswaarden die genoemd zijn in de Wet luchtkwaliteit nodig.

Toetsing

Het project maakt de realisatie van maximaal 25 woningen mogelijk. Dit aantal valt ruim onder de grens van 1.500 woningen, die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Het plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de toename van de hoeveelheid stikstofdioxide en fijnstof in de lucht. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk. Tevens worden de woningen niet aangemerkt als gevoelige bestemming in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van dit plan.

4.8 Archeologie

Toetsingskader

Rijk en provincie stellen zich op het standpunt dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologisch erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

Doelstelling van het Verdrag van Valetta is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In de provincie Friesland wordt gebruik gemaakt van de archeologische kaart FAMKE. FAMKE staat voor Friese Archeologische Monumentenkaart Extra. De FAMKE bestaat uit twee advieskaarten, één voor de periode steentijd - bronstijd (300.000 - 800 v Chr.), en één voor de periode ijzertijd - middeleeuwen (800 v Chr. - 1500 n Chr.).

Toetsing

Voor het plangebied geldt volgens de Friese Archeologische MonumentenKaart Extra (FAMKE) voor de steentijd tot bronstijd de waarde 'karterend onderzoek 2' en voor de middeleeuwen de waarde 'karterend onderzoek 3'. Hierdoor dient op het perceel een bureauonderzoek en karterend veldonderzoek te worden uitgevoerd met een dichtheid van 6 boringen per hectare.

In het zuiden van het plangebied is een depressie waar te nemen; dit betreft mogelijk een dobbe. Op de FAMKE wordt deze locatie aangeduid als een vuursteenvindplaats. Daarom is besloten om binnen deze depressie waarderend booronderzoek uit te voeren met een dichtheid van 20 boringen per hectare. Hieronder worden de resultaten van het archeologisch onderzoek samengevat, het volledige rapport is te vinden in bijlage 8.

Archeologisch onderzoek

Het onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (verkennende en karterende fase). Op basis van de voorgaande archeologische onderzoeken in het gebied lijken de archeologische vondsten voornamelijk te bestaan uit vuursteenvindplaatsen in en nabij dobben.

In het noorden en midden van het plangebied is de bodem op de meeste plaatsen verstoord tot in het dekzand, door zandafgravingen of door agrarische bodemverstoringen.

In dit gebied zijn met uitzondering van een verroeste spijker en enkele fragmenten natuurlijk vuursteen geen vondsten gedaan. In het zuiden van het plangebied bleek de veenlaag van de depressie en de onderliggende podzolbodem op meerdere plaatsen nog (gedeeltelijk) intact. Het merendeel van de vuursteenvondsten van dit onderzoek komt uit deze lagen, waaronder drie afslagen die mogelijk antropogeen zijn. Daarnaast is ook een scherf (terp)aardewerk in een van deze lagen aangetroffen. Tot slot is op een dekzandkop in het oosten van het plangebied een fragment aardewerk gevonden, dat ook mogelijk terpaardewerk betreft.

De resultaten van het karterend onderzoek geven voor een deel van het onderzochte gebied aanleiding tot het adviseren van archeologisch vervolgonderzoek. Daarnaast wordt geadviseerd om archeologisch vervolgonderzoek uit te voeren in het zuiden van het gebied, op en rondom de locatie van de depressie. In dit gehele gebied zijn delen van de podzolbodem bewaard gebleven, evenals restanten van een veenlaag. Voor de zone met mogelijke archeologische waarden rond boringen 17, 18, 20 en 21 (figuur 4.5) dient in het geval van herbestemming en ontwikkeling aldaar, een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek.

De gemeente Noardeast-Fryslân heeft het archeologisch rapport getoetst en gaat akkoord met het advies om de zuidoostelijke zone van het onderzoeksgebied aan te wijzen als een zone met mogelijk intacte archeologische waarden, waar bij toekomstige ingrepen een vervolgonderzoek in de vorm van proefsleuven nodig is.

Omdat het meest zuidelijk deel van het plangebied (vanaf boring 8 en 19 en zuidelijker) en rond boringen 17, 18, 20 en 21 niet wordt bestemd voor woningbouw, worden de mogelijke archeologische waarden in de zuidoostelijke zone (voor nu) behouden. Voor de zone met mogelijke archeologische waarden rond boringen 17, 18, 20 en 21 dient in het geval van herbestemming en ontwikkeling aldaar, een vervolgonderzoek te worden uitgevoerd in de vorm van een archeologisch proefsleuvenonderzoek. Voor de overige delen van het plangebied wordt geen nader onderzoek geadviseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0009.png"

Figuur 4.5 Boorpunten en advieskaart archeologie plangebied Kollumersweach (Bron: De steekproef 2022)

Conclusie

Het aspect archeologie staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg. Er is geen archeologisch vervolg onderzoek nodig omdat de locaties waarvoor is aangegeven dat vervolgonderzoek nodig is, geen onderdeel uit maken van dit bestemmingsplan.

4.9 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Het Rijk heeft in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in artikel 3.1.6 lid 5 sub a vastgelegd dat gemeenten bij ruimtelijke plannen rekening moeten houden met aanwezige cultuurhistorische waarden. Naast wetgeving op Rijksniveau is ook in de 'Verordening Romte Fryslân 2014' in artikel 2.1.1 vastgelegd dat gemeenten in een ruimtelijk plan moeten aangeven op welke wijze het plan rekening houdt met cultuurhistorische elementen en structuren zoals opgenomen in de provinciale structuurvisie 'Grutsk op 'e Romte'.

Toetsing

Om de cultuurhistorische waarden vast te stellen is de cultuurhistorische kaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Aan de hand van de Cultuurhistorische waardenkaart van de provincie is gekeken naar de cultuurhistorische elementen in en nabij het plangebied. Volgens de Cultuurhistorische Kaart Fryslân zijn er binnen het plangebied geen cultuurhistorische waardevolle elementen aanwezig. Rondom het plangebied zijn wel een aantal oude en nieuwe paden aangegeven. Daarnaast ligt er ten zuiden van het plangebied een pingoruïne. Er wordt voldoende afstand gehouden tot aan deze ruïne om aantasting te voorkomen.

Conclusie

De bebouwing wordt aansluitend op aanwezige bebouwing, binnen de opstrekkende verkaveling met bestaande elzensingels gerealiseerd; deze zijn kenmerkend voor het landschap. Met de voorgenomen ontwikkeling worden geen cultuurhistorische waardevolle elementen en dykswallen direct of indirect beschadigd.

4.10 Externe Veiligheid

Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar activiteiten plaatsvinden die gevolgen hebben voor de externe veiligheid;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of door buisleidingen.

Voor zowel bedrijvigheid als vervoer van gevaarlijke stoffen zijn twee aspecten van belang, te weten het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon dodelijk wordt getroffen door een ongeval, indien hij zich onafgebroken (dat wil zeggen 24 uur per dag gedurende het hele jaar) en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting dan wel infrastructuur. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van een ongeval waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. De norm voor het GR is een oriëntatiewaarde. Het bevoegd gezag heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als in nieuwe situaties.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. In dat besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering.

Toetsing

In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van risicovolle inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waarmee rekening moet worden gehouden.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de haalbaarheid van het voorliggend plan.

4.11 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

In (de omgeving van) het plangebied kunnen kabels en leidingen aanwezig zijn die beperkingen opleggen voor de bouwmogelijkheden in het plangebied. Hierbij valt te denken aan hoogspanningsverbindingen, waterleidingen en straalpaden. Bij leidingen, zoals gas-, water- en rioolpersleidingen, volgen deze belemmeringen uit het zakelijk recht. Bij hoogspanningsverbindingen gaat het om veiligheid en gezondheid. De beperkingen bij straalpaden zijn van belang voor het goed functioneren van de straalpaden.

Toetsing

Volgens informatie van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) lopen langs de Oentzemastate verschillende kabels en leidingen, waaronder spanningskabels, waterleidingen, netwerkkabels en een gasleiding. Voor de rest lopen er geen kabels en leidingen door het plangebied (Figuur 4.6; KLIC-melding: 22G539278). Deze kabels en leidingen zijn niet relevant voor het bestemmingsplan en zullen niet worden opgenomen in de verbeelding.

afbeelding "i_NL.IMRO.1970.BpKsCedelshof31-VA01_0010.png"

Figuur 4.6 luchtfoto plangebied met KLIc-melding (De Steekproef 2022)

Conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.12 Vormvrije M.e.r- Beoordeling

Toetsingskader

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van de omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling.

  • Voor de ontwerp-bestemmingsplanfase moet een m.e.r-beoordelingsbeslissing worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.
  • Voor elke aanvraag waarbij een vormvrije m.e.r.-beoordeling aan de orde komt moet de initiatiefnemer een aanmeldingsnotitie opstellen, waarbij ook mitigerende maatregelen mogen worden meegenomen. Het bevoegd gezag dient binnen zes weken na indienen een m.e.r.-beoordelingsbesluit af te geven. Een vormvrije m.e.r.-beoordelingsbeslissing hoeft echter niet gepubliceerd te worden.

Toetsing

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject m.e.r.-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2). De beoogde ontwikkeling bestaat uit de realisatie van maximaal 25 woningen op een agrarisch perceel. De beoogde ontwikkeling blijft daarmee ruim onder de drempelwaarde. Dit betekent wel dat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.- beoordeling' noodzakelijk is.

Bij de beoogde ontwikkeling is er sprake van een perceelsgebonden ontwikkeling binnen de bestaande structuur van het dorp. De ontwikkeling heeft geen onaanvaardbaar effect op de onderliggende gronden of andere functies in de omgeving. Overigens blijkt uit de beoordeling van de milieu- en omgevingsaspecten uit de vorige hoofdstukken dat er geen belangrijke milieugevolgen zullen optreden.

Conclusie

Deze ontwikkeling is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tijdens de toetsing van de omgevingsaspecten zijn geen belangrijke nadelige milieugevolgen te verwachten als gevolg van het verlenen van de omgevingsvergunning.

Hoofdstuk 5 Juridische Toelichting

5.1 Het Juridisch Systeem

Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op eenzelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, digitaal en analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld conform deze standaarden.

Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied. De juridische regeling is vervat in een verbeelding en bijbehorende regels. Op de verbeelding zijn de verschillende bestemmingen vastgelegd, in de regels (per bestemming) de bouw- en gebruiksmogelijkheden.

5.2 Toelichting Op De Bestemmingen

In het voorliggende bestemmingsplan wordt de beoogde situatie vastgelegd. Het plangebied in dit plan heeft vier bestemmingen gekregen. Deze zijn opgezet volgens het geldende bestemmingsplan en de recente standaarden van de gemeente Noardeast- Fryslân.

Groen

De voor de bestemming 'Groen' aangewezen gronden zijn onder meer bestemd voor bosschages, bebossing en beplanting, waarbij geldt dat het herstel en de instandhouding van de landschappelijke waarden wordt nagestreefd. Om deze reden is een vergunningplicht opgenomen voor het kappen en/of rooien van de binnen deze bestemming aanwezige bebossing en beplanting. Hierbij is het normale onderhoud uitgezonderd. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd. Wel zijn er (ontsluitings)wegen binnen deze bestemming toegestaan wegens de verdere uitbreiding van de wijk Cedelshof.

Tuin

De gronden met de bestemming 'Tuin' zijn bedoeld voor de tuinen bij de woningen. Ten behoeve van een aantrekkelijk dorpsbeeld is het wenselijk om op de voorerven zo min mogelijk bebouwing toe te staan. Wel zijn erkers onder voorwaarden toegestaan. Ook bouwwerken, geen gebouwen zijnde zoals vlaggenmasten en erf- en terreinafscheidingen mogen gebouwd worden.

Verkeer

Op de voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn onder meer wegen ten behoeve van het doorgaande verkeer en de ontsluiting van de aanliggende gronden toegestaan. Ook mogen de meer gebruikelijke voorzieningen als bermbeplanting, bushaltes en dergelijke worden gerealiseerd. Wat betreft het bouwen van gebouwen geldt dat enkel gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen zijn toegestaan.

Water

De bestemming 'Water' is opgenomen om binnen het plangebied onder meer ruimte te bieden aan waterlopen en waterpartijen. Daarmee wordt ook de watercompensatie in het plangebied geborgd. Het bouwen van gebouwen en overkappingen is niet toegestaan. Wel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van 2 meter worden gebouwd.

Wonen - 1

De gronden met de bestemming 'Wonen - 1' zijn bedoeld voor ten hoogste 25 woningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep of bedrijf. De daarbij behorende groenvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn ook toegestaan.

Binnnen het aangegeven bouwvlak is een hoofdgebouw toegestaan. De goothoogte van een hoofdgebouw is maximaal 6 meter en de bouwhoogte van een hoofdgebouw is maximaal 9,5 meter. Ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' mag het bebouwingspercentage niet meer bedragen dan het aangegeven percentage.

Ondergeschikte bebouwing is toegestaan binnen het aangegeven bouwvlak dan wel binnen de aanduiding 'erf'. Ten hoogste 50% van het bouwperceel mag worden bebouwd tot een oppervlakte van 100 m². Ondergeschikte bebouwing is op minimaal 3 meter achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw toegestaan, met een maximale bouwhoogte van 6 meter.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. In dat verband wordt een onderscheid gemaakt tussen de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Inspraak

Gelet op de manier van het betrekken van omwonenden en de geringe planologische betekenis wordt geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Voor aanvang van de bestemmingsplanprocedure is op 23 januari 2023 een inloopavond georganiseerd waarin het planvoornemen is gedeeld met inwoners en ondernemers. Voorafgaand aan deze inloopavond heeft de gemeente Noardeast- Fryslân in samenwerking met de werkgroep Kollumerzwaag (afvaardiging dorpsbewoners en Plaatselijk Belang) een enquête opgesteld. Deze is als basis gebruikt voor het stedenbouwkundig plan dat tijdens de inloopavond is gedeeld met de belanghebbenden.

Door middel van de inloopavond zijn reacties verzameld als input voor voorliggend bestemmingsplan. Alle vragen en de reactie van de gemeente daarop zijn op 9 maart 2023 besproken met de lokale woongroep Kollumerzwaag. Hieronder zijn de uitkomsten van deze informatieavond relevant voor dit bestemmingsplan samengevat.

Tijdens de informatieavond kwamen de volgende positieve argumenten voor de ontwikkeling naar voren:

  • Afmetingen van de kavels;
  • Veel ruimte voor groen en biodiversiteit;
  • de bescherming van de elzensingel;
  • rekening gehouden met inschijnende autokoplampen;
  • Privacy door de groenstrook en uitbreiding bomenrij;
  • Het 'verspringen' van de weg van het oude gedeelte naar het nieuwe gedeelte wegens het verminderen van de snelheid;
  • Komst van het wandelpad;

Daarnaast werden de volgende vragen gesteld:

  • Hoe zit het met eventuele volgende fase?
  • Kunnen de kavels nog worden aangepast naar groter?
  • Kan er een extra speeltuin worden opgenomen?
  • Is er daadwerkelijk behoefte naar de woningbouwontwikkeling?
  • Waarom geen verbindingsweg?
  • Is netverzwaring nodig?

En de volgende zorgen geuit:

  • De prijzen van de kavels liggen erg hoog;
  • Liever geen huurwoningen;
  • Breedte van de kavels te smal;
  • Geen garages bij de woningen;
  • overschaduwen van zonnepanelen door de boomsingel aan de westzijde;
  • Dempen van sloten, afwatering en wateroverlast;

Een belangrijke conclusie vanuit de inloopavond is dat er serieuze belangstelling is voor de voorgenomen woningbouwontwikkeling. Verder worden er geen huurwoningen gerealiseerd in Cedelshof. De kavels van de voorgenomen woningen zijn waar mogelijk verbreed en gedraaid. Ook zijn er enkele garages toegevoegd aan het ontwerp. Er wordt in het stedenbouwkundig plan veel aandacht besteed aan groen en biodiversiteit. Ondanks onzekerheid over het opwekken van zonne-energie blijven de bomenrij en elzensingels het uitgangspunt. Er komen geen woningen met volledige verdieping. Op basis van de input uit de informatiebijeenkomst is het stedenbouwkundig plan waar mogelijk aangepast en afgerond. Op basis hiervan is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.

6.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Omdat de gemeente de belanghebbenden wil betrekken bij de planvorming, is op basis van het wettelijk vooroverleg het plan in deze periode aangeboden aan verschillende overlegpartners. Er zijn reacties ontvangen van Liander, TenneT, het Wetterskip, de Brandweer en de Provincie. Liander, TenneT en het Wetterskip hebben geen opmerkingen die tot aanpassingen van het bestemmingsplan leiden. Naar aanleiding van de reactie van de Brandweer en de Provincie is het bestemmingsplan aangepast. Hieronder wordt daarop ingegaan.

Overlegreactie Provincie

De provincie vraagt om aan te geven welk aandeel van de beoogde woningen in het betaalbare segment zullen vallen, welk aandeel door de woningcorporatie zal worden gerealiseerd en welk aandeel van het programma geschikt zal zijn voor ouderen en wonen en zorg. Daarnaast vragen ze te kijken naar de mogelijkheden voor natuurinclusief bouwen en verwijzen naar de factsheet Natuurinclusief bouwen.

Beantwoording

Doelgroepen woningen

Aandeel woningcorporatie = 0% (want 100% koop).

Wonen en zorg = 0%.

Voor ouderen = in ieder geval 32% wordt levensloopbestendig, dus ook geschikt voor ouderen (de rijwoningen).

Betaalbaar (koopwoningen tot €355.000) = in ieder geval 32% (de rijwoningen), voor de tweekappers is de prijs nog niet bekend.

Natuurinclusief

De provincie geeft aan dat in de Omgevingsvisie De Romte Diele wordt ingezet op natuurinclusief ontwerpen bij nieuwe ontwikkelingen. Dit is mogelijk door in het ontwerp rekening te houden met maatregelen die een positief ecologisch effect sorteren. Daarbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld gevelstenen met openingen die geschikt zijn voor verblijfplaatsen voor vogels en vleermuizen. De provincie wijst op de “40 punten checklist” van de Koninklijke Nederlandse Natuurhistorische Vereniging en op advies van een ecoloog van de provincie. Bij de uitwerking van de plannen zal hiermee rekening worden gehouden.

Overlegreactie Brandweer

Brandweer Fryslân adviseert om:

- de initiatiefnemer en de toekomstige bewoners te informeren over de mogelijke overschrijding van de norm voor de opkomsttijd van het eerst aankomende blusvoertuig, zodat de verwachtingen van de brandweer bij brand realistisch zijn;

- te borgen dat de weg in het plangebied voldoet aan de kenmerken genoemd in 3.3;

- bij realisatie van het uiteindelijke plangebied te borgen dat alle woningen via een tweede onafhankelijke route kunnen worden benaderd of een keerlus te realiseren met een minimale breedte van 4,5 meter;

- twee brandkranen te realiseren met een minimale opbrengst van 500 l/min op een positie waardoor alle woningen op een maximale afstand van een brandkraan gelegen.

Beantwoording

Op 9 oktober 2023 is overleg geweest met de brandweer. Hierbij is komen vast te staan dat binnen het plangebied een keermogelijkheid aanwezig is die voldoende (breed) is voor blusvoertuigen. Om de woningen in het plangebied te kunnen bereiken is een (openbare) weg nodig die minimaal 4,5 meter vrije breedte heeft en minimaal 4,2 meter vrije ruimte in de hoogte heeft. De te realiseren weg in het plangebied is 5 meter dus ruim voldoende. De weg naar de woningen is voldoende bereikbaar voor de brandweer. Er worden twee brandkranen gerealiseerd die voldoet aan de gestelde eisen en gelegen is binnen een afstand van 100 meter van de te realiseren woningen. De locatie wordt in overleg bepaald en doorgegeven aan Vitens. Brandweer Fryslân zal bij de uitwerking van de brandkraan worden betrokken. Daarnaast zullen toekomstige bewoners worden geïnformeerd over een mogelijke overschrijding van de norm voor de opkomsttijd van het eerst aankomende blusvoertuig.

Naar aanleiding van bovenstaande reacties zijn de hoofdstukken 3.2 (doelgroepen/segmenten) en 4.3 (natuurinclusief) en 6.2 (maatschappelijke uitvoerbaarheid) aangevuld.

Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode is eenieder in de gelegenheid gesteld om een zienswijze in te dienen. De provincie Fryslân heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en een zienswijze ingediend (bijlage 10). In de zienswijze vraagt de provincie om nadere afstemming over de landschappelijk inpassing in verband met de bestaande houtsingels. Daarnaast heeft de provincie aangegeven dat het stikstofonderzoek geactualiseerd dient te worden. Ook diende een eventuele vergunning- of meldingplicht wegens ontgrondingen te worden onderzocht.

Beantwoording zienswijze provincie

Op 13 maart 2024 heeft er overleg met de provincie plaatsgevonden. De bestaande houtsingels blijven behouden. Er vindt geen kap plaats. Het is wenselijk om het landschap ter plaatse te herwaarderen en zoveel mogelijk landschap te ontzien. Er wordt daarom extra groen toegevoegd aan het plangebied. Naar aanleiding van de zienswijze van de provincie is het stikstofonderzoek geactualiseerd en is het beleid van de provincie op het gebied van ontgrondingen en houtopstanden toegevoegd. Er is navraag gedaan bij de FUMO met betrekking tot een eventuele vergunning- of meldingplicht wegens ontgrondingen. De werkzaamheden in het plangebied zijn vrijgesteld van een vergunning- of meldingplicht.

Ook is er een zienswijze ingediend door een bewoner wegens de vrees voor overlast van in-en uit rijdende auto's (bijlage 11). De ontsluiting van de uitbreiding van de Cedelshof is in overleg met de indiener van de zienswijze aangepast. De nieuwste schets is als bijlage 1 toegevoegd. De verbeelding is naar aanleiding van de wijziging in de ontsluiting aangepast.

Ambtshalve aanpassingen

Dit is de derde fase van de ontwikkeling van de woonwijk Cedelshof. Hierna volgt nog een uitbreiding in oostelijke richting. Bovenstaande betekent dat de groene strook langs de oostzijde van het plangebied er bij een verdere uitbreiding van de woonwijk anders uit komt te zien. Om alvast voor te sorteren op de toekomstige uitbreiding, wordt binnen de bestemming 'Groen' ook wegen (voor doorgaand verkeer en ontsluiting) toegestaan.

Daarnaast wordt het meest noordelijke blok vergeleken met het ontwerpbestemmingsplan aangepast. Het noordelijke bouwblok krijgt in plaats van twee bouwvlakken met een maximum van vier wooneenheden, één bouwvlak waarin acht woningen mogelijk zijn. Het totaal bebouwde oppervlak wordt in dit bouwvlak beperkt tot 70%.

De reactienota zienswijzen is opgenomen als bijlage 12.

Vaststelling

Het bestemmingsplan zal naar aanleiding van de zienswijzen gewijzigd worden vastgesteld. Uiteindelijk is tegen het vaststellingsbesluit beroep mogelijk bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

6.3 Economische Uitvoerbaarheid

Voor de uitvoerbaarheid van het plan is het van belang te weten of het economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door de exploitatie van het plan (financiële haalbaarheid) en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

Met de uitvoering van dit plan wordt de bouw van maximaal 25 woningen mogelijk gemaakt. De gronden waarop deze woningen worden gebouwd, zijn gemeentelijk eigendom. De opbrengsten worden gegenereerd uit de uitgifte van de gronden. De kosten die uit het plan (kunnen) voortvloeien zijn onder andere planschadekosten, plankosten, kosten voor bouw- en woonrijp maken, kosten voor voorbereiding en toezicht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd. Er wordt geen exploitatieplan conform artikel 6.12 Wro opgesteld, omdat het kostenverhaal is geregeld door opbrengsten uit uitgifte van gronden.

Bijlage 1 Lijst Van Toegestane Beroepen En Bedrijven Aan Huis

Bijlage 1 Lijst van toegestane beroepen en bedrijven aan huis

Bijlage 1 Stedenbouwkundig Ontwerp Cedelshof 3.1 Kollumersweach

Bijlage 1 Stedenbouwkundig ontwerp Cedelshof 3.1 Kollumersweach

Bijlage 2 Verkeersparagraaf Oentzemastate Kollumersweach

Bijlage 2 Verkeersparagraaf Oentzemastate Kollumersweach

Bijlage 3 Stikstofdepositie Memo En Berekening

Bijlage 3 Stikstofdepositie memo en berekening

Bijlage 4 Ecologische Quickscan

Bijlage 4 Ecologische Quickscan

Bijlage 5 Nader Ecologisch Onderzoek

Bijlage 5 Nader ecologisch onderzoek

Bijlage 6 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 6 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 7 Watertoets

Bijlage 8 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 8 Archeologisch onderzoek

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 9 Overlegreacties

Bijlage 10 Zienswijze Provincie Fryslân

Bijlage 10 Zienswijze provincie Fryslân

Bijlage 11 Zienswijze Bewoner

Bijlage 11 Zienswijze bewoner

Bijlage 12 Reactienota Zienswijzen

Bijlage 12 Reactienota zienswijzen