Lytse Wei 8 te Ternaard
Wijzigingsplan - Gemeente Noardeast-Fryslân
Vastgesteld op 16-04-2019 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het wijzigingsplan Lytse Wei 8 te Ternaard als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.WPBG2016P2-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân.
1.2 wijzigingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1970.WPBG2016P2-VA01 van de gemeente Dongeradeel met de bijbehorende regels.
1.3 bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel':
het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel', dat is vastgesteld op 27 juni 2013, als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01 van de gemeente Noardeast-Fryslân.
1.4 bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015:
het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015:'
1.5 hoofdontsluitingsweg
de weg waarover de bedrijfsmatige verkeersbewegingen afkomstig van de agrarische activiteiten van het agrarische bedrijf in hoofdzaak, groter dan of gelijk aan 70%, plaatsvinden.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Artikel 2 van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel', dat is vastgesteld op 27 juni 2013 en van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel, herziening 2015', dat is vastgesteld op 31 maart 2016, zijn van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Voor zover gronden binnen dit wijzigingsplan zijn voorzien van een bestemmings-/ aanduidingsvlak binnen de bestemming 'Agrarisch', zijn de regels van artikel 3 van het bestemmingsplan 'BûtengebietDongeradeel' (vastgesteld 27 juni 2013) en het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel,herziening2015' (vastgesteld 31 maart 2016) van toepassing. Met dien verstande dat, uitsluitend ten behoeve van dit wijzigingsplan, artikel 3 als volgt wordt gewijzigd (artikel 3.1) dan wel aangevuld (artikel 3.4.2., 3.4.3. en 3.4.4.).
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- a. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met uitsluitend een grondgebonden agrarische akkerbouw bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf”;
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:
3.4.2. Voorwaardelijke verplichting landschap
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat de landschappelijke inpassing is gerealiseerd en in stand wordt gehouden:
- 1. voor fase 1 binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de landbouwschuur;
- 2. voor fase 2 binnen een jaar na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de bedrijfswoning;
- 3. de voorwaarden 1 en 2 uitgevoerd worden overeenkomstig het advies van Nije Pleats en de inpassingstekening, zoals dit is opgenomen in bijlagen 1 en 2 bij de regels van dit wijzigingsplan.
3.4.3. Voorwaardelijke verplichting lichthinder
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken zonder dat de voorwaarden voor lichthinder worden nagekomen en in stand worden gehouden, inhoudende dat:
- 1. terreinverlichting op een dusdanige wijze is uitgevoerd dat er geen direct licht buiten de inrichting terecht komt;
- 2. de in de stallen aangebrachte of gebruikte verlichting zodanig zijn afgeschermd dat buiten de stal geen sprake is van directe lichtuitstraling. Buiten de stal mag enkel reflectie van licht waarneembaar zijn;
- 3. de te verrichten werkzaamheden zodanig zijn afgeschermd, dat zij buiten de inrichting geen hinderlijke directe lichtinstraling op lichtdoorlatende oppervlakken in gevels en daken van woningen veroorzaken;
- 4. de grenswaarde van de verticale verlichtingssterkte Ev voor de lichtemissie ter voorkoming van lichthinder op de gevel van een woning dan wel op 50 meter van de grens van de inrichting maximaal 5 lux bedraagt tussen 07.00 en 23.00 uur en 1 lux bedraagt tussen 23.00 en 07.00 uur;
- 5. de lichtsterkte I (cd) van elk armatuur 7.500 cd tussen 07.00 en 23.00 uur en 500 cd tussen 23.00 en 07.00 uur bedraagt;
- 6. de gemiddelde luminantie van een gevel of object (Lgem) 5 cd/m2 bedraagt.
- 7. de grenswaarde van de Upward Light Ratio (ULR) ter voorkoming van lichthinder maximaal 0.05% bedraagt.
3.4.4. Voorwaardelijke verplichting hoofdontsluiting
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken als de hoofdontsluitingsweg van het bouwperceel niet hoofdzakelijk plaatsvindt via de Hollewei.
Artikel 4 Waarde - Reliëf
Artikel 47 van de regels van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel', dat is vastgesteld op 27 juni 2013, is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 5 Vrijwaringszone - Recht Van Afpaling
Artikel 51 lid 4 van hoofdstuk 3 van de regels van het bestemmingsplan 'BûtengebietDongeradeel', dat is vastgesteld op 27 juni 2013 is van overeenkomstige toepassing.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
6.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
- c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
6.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
- a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het wijzigingsplan Lytse Wei 8 te Ternaard'.
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
Initiatiefnemers zijn eigenaar van het agrarische bedrijf, dat gedeeltelijk is gevestigd aan de Lytse Wei 8 te Ternaard, in de gemeente Dongeradeel. De initiatiefnemers willen in de (nabije) toekomst graag het 'stammengebeuren' scheiden van het 'pootgoedgebeuren'. Het 'pootgoedgebeuren' gebeurt voornamelijk op de locatie in Holwerd.
De wens is om de locatie aan de Lytse Wei voor het 'stammengebeuren' te ontwikkelen. Op termijn wil de familie ook de mogelijkheid hebben om op de locatie aan de Lytse Wei een biologische melkveetak aan het bedrijf toe te voegen en is er behoefte aan een bedrijfswoning op deze locatie. Voor het mogelijk maken van de biologische melkveetak zal te zijner tijd een nieuwe planologische procedure worden opgestart en maakt derhalve geen deel uit van dit wijzigingsplan.
Men wil de ontwikkeling in fasen laten plaatsvinden. Eerst is een nieuwe loods ten behoeve van het akkerbouwbedrijf gewenst, dan een bedrijfswoning en dan een stal voor de biologische veehouderij. Voorts is een bedrijfswoning gewenst, deze wordt bij deze ontwikkeling betrokken en mogelijk gemaakt via de planregels.
De plannen passen niet binnen het geldende bestemmingsplan. In het plangebied is namelijk geen bebouwing ten behoeve van agrarische bedrijven toegestaan. De ontwikkeling kan mogelijk gemaakt worden door middel van het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid.
De gemeente wil meewerken aan de uitbreiding door een wijzigingsplanprocedure te volgen.
1.2 Ligging Plangebied
Het plangebied ligt ten westen van Ternaard en wordt ontsloten via de Lytse Wei. De ligging van het plangebied ten opzichte van het dorp Ternaard is in figuur 1 weergegeven.
Figuur 1. Ligging plangebied
1.3 Planologisch Regime
De locatie ligt binnen het plangebied van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' dat is vastgesteld op 27 juni 2013. Op basis van dit bestemmingsplan is het plangebied grotendeels bestemd als 'Agrarisch'. In figuur 2 is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven.
Binnen deze bestemming hebben de gronden de bestemming Agrarisch, Groen-Waardevolle erfbeplanting, Waarde-Reliëf, Vrijwaringszone-recht van afpaling (ten behoeve van de eendenkooi) en de aanduiding 'Veldschuur' ter plaatse van de veldschuur. Binnen de bestemming 'Agrarisch' is het agrarisch gebruik en een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan.
Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak gebouwd worden. In het plangebied is hier geen sprake van.
Figuur 2. Uitsnede bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'
Strijdigheid
Op de gronden is geen mogelijkheid opgenomen om te bouwen, omdat deze gronden buiten het bouwperceel en daarmee ook het bouwvlak liggen. Daarnaast is hier geen mogelijkheid opgenomen voor grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, omdat deze gronden niet als zodanig zijn aangeduid.
Wijzigingsbevoegdheid
Het plangebied is gelegen binnen de zone die is aangeduid als 'wro-zone – wijzigingsgebied'. Op grond van artikel 3.7.5 van het geldende bestemmingsplan is het college van burgemeester en wethouders bevoegd om deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel grondgebonden agrarisch bedrijf', met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, ter plaatse wordt aangebracht, mits:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend zal worden toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied';
- 2. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur;
- 3. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4 van de regels van het geldende bestemmingsplan;
- 4. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan;
- 5. de omvang van het bouwperceel maximaal 3,00 hectare zal bedragen;
- 6. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Van bovengenoemde wijzigingsbevoegdheid wordt gebruik gemaakt om een nieuw bouwperceel mogelijk te maken, waarbij is gekozen voor separate bouwvlakken om de bouwmogelijkheden zo goed mogelijk in te passen in het landschap. Voordat het college gebruik kan maken van deze wijzigingsbevoegdheid dient de haalbaarheid hiervan te worden onderbouwd en aangetoond.
Deze toelichting gaat op de voorwaarden in.
1.4 Leeswijzer
Na deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 een beschrijving gegeven van het initiatief. In hoofdstuk 3 wordt het voor het plan relevante beleid beschreven. In hoofdstuk 4 worden de ontwikkelingen getoetst aan de omgevingsaspecten. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de uitvoerbaarheid van het plan behandeld. Hoofdstuk 6 bevat de conclusie.
Hoofdstuk 2 Beschrijving Initiatief
2.1 Huidige Situatie
De familie Hiddema runt een akkerbouwbedrijf nabij Holwerd. De locatie aan de Lytse Wei bij Ternaard is een tweede locatie, waar met name opslag plaatsvindt van akkerbouwproducten en machines. De familie Hiddema heeft een pootgoedbedrijf.
Pootgoedteelt in Nederland is een dure teelt. De teelt wordt onderscheiden in gradaties (klassen Pb1, Pb2, Pb3, Pb4, S, E1, E2, A, B en C). Vanaf Pb1 begint het met een beperkt aantal uitgeselecteerde knollen (miniknollen) welke iedere jaargang worden vermeerderd. De partij wordt daardoor ieder jaar groter. Het stammen gebeuren behelst de klasse Pb1 t/m Pb4. De klassen S t/m C worden afgeleverd. Om de kwaliteit te waarborgen en om insleep van ziektes te voorkomen moeten de hoogste klassen separaat worden bewaard. Vandaar ook de wens om deze uitbreiding van het bestaande bedrijf op de locatie aan de Lytse Wei. Op deze locatie zullen dus de aardappelstammen van de hoogste klassen worden bewaard, gesorteerd en beoordeeld en doordat dit separaat gebeurt van de overige pootgoedteelt van het bedrijf is de kans op besmetting minimaal.
Bij de locatie aan de Lytse Wei is 30 hectare grond, die als huiskavel gerekend kan worden. De locatie heeft twee toeritten; één vanaf de Lytse Wei en één vanaf de Hollewei. Die laatste wordt het meest gebruikt, omdat dan ook het buurtschap Fiskbuorren kan worden ontzien qua landbouwverkeer.
De locatie ligt in het open agrarische landschap. Voor een uitgebreide omschrijving van het plangebied en zijn omgeving wordt verwezen naar het volledige advies van Nije Pleats opgenomen in bijlage 2. Een luchtfoto van de huidige situatie is weergeven in figuur 3. Een tekening in figuur 4.
Figuur 3. Luchtfoto huidige situatie
Figuur 4. Tekening huidige situatie
2.2 Beoogde Situatie
Initiatiefnemers zijn eigenaar van de gronden aan de Lytse Wei 8. De initiatiefnemers willen in de (nabije) toekomst graag het 'stammengebeuren' scheiden van het 'pootgoedgebeuren'. Het 'pootgoedgebeuren' gebeurt voornamelijk op de huidige locatie in Holwerd.
De wens is om het 'stammengebeuren' te ontwikkelen in het plangebied. Op termijn wil de familie ook de mogelijkheid hebben om op de locatie aan de Lytse Wei een biologische melkveetak aan het bedrijf toe te voegen en is er behoefte aan een bedrijfswoning op deze locatie. Het mogelijk maken van een veehouderij wordt met dit wijzigingsplan uitgesloten.
Het voornemen is om de ontwikkeling in fases te ontwikkelen. Ten eerste wordt een loods ten behoeve van het akkerbouwbedrijf gebouwd. In fase 2 wordt de bedrijfswoning voorgesteld en in de laatste fase wordt een stal voor de biologische melkveetak gerealiseerd. Voorts is een bedrijfswoning gewenst, deze wordt bij deze ontwikkeling betrokken en mogelijk gemaakt via de planregels. Voor het mogelijk maken van de biologische melkveektak zal ter zijner tijd een nieuwe planologische procedure worden opgestart. In dit wijzigingsplan wordt een al dan niet intensieve veehouderij door middel van een specifieke gebruiksregel uitgesloten. Er wordt dus alleen een agrarisch bedrijf in de vorm van een akkerbouwbedrijf toegestaan.
In figuur 5 en 6 zijn de gewenste situaties uit respectievelijk fase 1 en 2 weergegeven. Ten behoeve van de leesbaarheid van de figuren zijn de tekeningen tevens op schaal als bijlage 1 bij de toelichting toegevoegd. In fase 1 wordt een landbouwschuur van circa 25 meter bij 35 meter voorgesteld. Deze komt in het verlengde van de bestaande veldschuur te staan. In fase 2 wordt ten westen van deze bebouwing een bedrijfswoning gebouwd.
De motivering waarom de gewenste dienstwoning in het westen gesitueerd is, is na te lezen in het Nije Pleats advies. Het geldende bestemmingsplan gaat uit van een mogelijkheid tot uitbreiding richting het westen en het noorden. Echter, doordat het erf op de grens is gelegen van hoog en laag en hierdoor reliëf heeft, naast een belangrijke sloot die gelegen is aan de westzijde, is een uitbreiding van het bedrijf richting het westen en noorden niet gewenst. De uitbreidingsrichting naar het oosten ligt geheel voor de hand. In het Nije Pleats advies is dit nog nader onderbouwd. Ook de motivering voor de nieuwe bedrijfswoning aan de voorzijde van het erf is in het Nije Pleats advies na te lezen. Vanuit historisch perspectief zou de woning in het oosten gesitueerd zijn. Echter, in de nieuwe situatie komt de woning op het voorterrein van het erf, de westzijde, zodat de andere bedrijfsgebouwen aan de oostzijde op het achtererf gesitueerd kunnen worden.
Met de totstandkoming van de toekomstige gebouwen wordt rekening gehouden met de bouwregels conform de bestemming 'Agrarisch' uit het geldende bestemmingsplan.
Figuur 5 Toekomstige situatie na realisatie fase 1
Figuur 6 Toekomstige situatie na realisatie fase 2
2.3 Advies Nije Pleats
Voor de ontwikkeling is een advies opgesteld door Nije Pleats. Het Nije Pleats-traject is voorafgaand aan de planologische procedure doorlopen. Het Nije Pleats-advies is opgenomen in bijlage 2.
De vormgeving en de inrichting van het bouwvlak is zorgvuldig gekozen. Hiertoe is rekening is gehouden met de bestaande gebiedskenmerken van het plangebied en de historisch ontstane structuur van het plangebied. In het advies van Nije Pleats is het historisch ontstaan van het perceel beschreven, waaruit blijkt dat rond 1811-1832 de Lytsewei een dijkje was met bebouwing en twee ruime boerenerven op enige afstand van de weg.
De gracht was reeds opgenomen op de kaarten, behoudens de gracht aan de achterzijde, zodat niet zeker is of deze er van oorsprong was. Aan de noordzijde, ter lengte van de gracht, was wel singelbeplanting aanwezig, die vermoedelijk uit twee rijen bomen bestond, wellicht aangevuld met onderbeplanting. De boerderij was midden op het terrein gelegen, waarvan het terrein was opgehoogd door grond uit de gracht. De boerderij had een breed en open achtererf.
Rond 1930 is het erf gelegen aan een dwarsweg, waarvoor de singel was verwijderd. Aan de binnenzijde van de gracht was aan drie zijden een windsingel aangebracht. Aan het einde van deze gracht, aan de zuidoostzijde van het erf is later een klein stenen pand gebouwd, open in de ruimte.
Rond de jaren zeventig is de boerderij verwoest, waarvoor slechts een romneyloods werd teruggebouwd. Op het erf werd verder niet meer gewoond.
De gracht was aan de noordzijde gedempt, waarbij het achtererf is verruimd richting het oosten. Dit had te maken met het moeten kunnen draaien op het perceel met groot materieel. Het stenen gebouwtje werd slechts nog als kantine gebruikt.
Het geldende bestemmingsplan gaat uit van een mogelijkheid tot uitbreiding richting het westen en het noorden. Echter, doordat het erf op de grens is gelegen van hoog en laag en hierdoor reliëf heeft, naast een belangrijke sloot die gelegen aan de westzijde, is een uitbreiding richting het westen en noorden niet gewenst. Verder dient de woning zoveel mogelijk in het historische perspectief te worden opgericht en zou om die reden het oosten hiervoor beter geschikt zijn en meer recht doen aan het landschap, de inrichting van het terrein en de historische feiten. Om deze criteria zoveel mogelijk te verwezenlijken is gekozen voor twee aparte bouwvlakken; de woning en de loods. Het stenen bijgebouwtje werd in het verleden gebruikt als arbeidershuisje. In de huidige situatie is hier echter geen sprake meer van. Om dit gebouw wordt derhalve ook geen bouwvlak gelegd.
2.4 Planologische Inpasbaarheid
Het agrarisch bouwperceel wordt planologisch mogelijk gemaakt door het toepassen van een wijzigingsbevoegdheid die is opgenomen in artikel 3.7.5 van het bestemmingsplan Bûtengebiet Dongeradeel'. Hiermee kan het bestemmingsplan door Burgemeester en Wethouders, overeenkomstig artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro worden gewijzigd. Aan de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zijn enkele voorwaarden verbonden:
- 1. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend zal worden toegepast, ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied'.
Het plangebied is gelegen binnen de zone 'wro-zone – wijzigingsgebied', zodat aan dit criteria wordt voldaan.
- 2. met de vormgeving en inrichting van het bouwvlak zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur.
Bij de toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid is de methodiek uit het Werkboek De Nije Pleats in Fryslân 2009 toegepast. Dit advies is in de bijlage 2 opgenomen. In het advies is rekening gehouden met de vormgeving en inrichting van de bouwvlakken waarbij zoveel mogelijk wordt aangesloten bij de historisch gegroeide landschapsstructuur. Dit is tevens beschreven in paragraaf 2.3.
- 3. er ten behoeve van een zorgvuldige inpassing, een inpassingsplan wordt opgesteld overeenkomstig de richtlijnen opgenomen in Bijlage 4 van de regels van het geldende bestemmingsplan.
Onder c is genoemd dat een inrichtingsplan dient te worden opgesteld conform 'Bijlage 4' van het geldende bestemmingsplan. Hierin is het volgende opgenomen:
1. Toepassing inpassingsplan
Bij een nieuwe ontwikkeling, een uitbreidingsplan, of het plaatsen van een nieuw gebouw of bouwwerk, dient een inpassingsplan te worden gemaakt als een regeling in dit bestemmingsplan daartoe verplicht.
2. Doel inpassingsplan
Bij het inpassingsplan dient de inpassing in de omgeving centraal te staan: er moet rekening worden gehouden met landschappelijk en cultuurhistorisch waardevolle elementen, structuren en de bebouwde en onbebouwde omgeving.
3. Inhoud inpassingsplan
De volgende onderdelen maken deel uit van het inpassingsplan:
- ontsluiting;
- groene inpassing, bestaande uit gebiedseigen beplanting.
- de situering van gebouwen, bouwwerken en overige (bedrijfs)onderdelen.
- een lichtplan waaruit blijkt dat lichthinder / lichtvervuiling wordt beperkt.
- toekomstbestendigheid van het plan, zoals mogelijke (bedrijfs)uitbreidingen.
- watercompensatie: bij een toename van verhard oppervlak van minimaal 200 m2 moet minimaal 10 % van de toename van het verharde oppervlak (bijv. gebouw, erfverharding) gecompenseerd worden door water, tenzij er met het waterschap een ander wijze van compensatie is overeengekomen.
- in specifieke situaties kunnen aanvullende onderdelen van toepassing zijn, voortvloeiend uit het in 2. genoemde doel.
4. Realisering inpassingsplan
De maatregelen uit het inpassingsplan moeten binnen één jaar na de start van het (bouw)plan gerealiseerd zijn.
5. Toetsing inpassingsplan
Burgemeester en wethouders bepalen of de onder 3. genoemde inhoud van het inpassingsplan in voldoende mate voldoet aan het onder 2. genoemde doel.
Toetsing
Met betrekking tot de toetsing aan deze voorwaarden zijn voornamelijk de inrichtingsplannen van belang die zijn gemaakt door Nije Pleats en Zijlstra Bouw BV. Zie hiervoor de figuren in paragraaf 2.2.
Hierin is de landschappelijke inpassing weergegeven en gemotiveerd waarom het plan in deze vorm landschappelijk mogelijk is en onderhavig wijzigingsplan neemt als voorwaarde op dat het inrichtingsplan op deze wijze moet worden uitgevoerd en in stand dient te worden gehouden. Hiermee is de landschappelijke inpassing van het erf in dit plan geborgd.
De overige planregels van het moederplan worden van toepassing verklaard op dit wijzigingsplan. Verder is het veegplan uit 2016 van belang, waarin – onder andere – de agrarische bestemming is gewijzigd, doordat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak heeft gedaan over verschillende aspecten van het bestemmingsplan.
Tot slot zijn in de regels van de bestemming 'Agrarisch' regels opgenomen om lichthinder zoveel mogelijke te voorkomen. Daarnaast zal de agrarische bedrijfsvoering van het akkerbouwbedrijf niet gepaard gaan met lichthinder. De verlichting op het erf zal zoveel mogelijk tot verlichting op het erf beperkt blijven. De lichtbronnen worden daarnaast afgeschermd en zullen alleen naar beneden gericht worden.
- 4. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf, een en ander aangetoond met een bedrijfsplan.
Voor het bedrijf is het noodzakelijk om zo snel mogelijk weer een nieuwe schuur te kunnen bouwen. Om het perceel efficiënt te kunnen gebruiken is een nieuw bouwblok noodzakelijk.
Van de wijzigingsbevoegheid kan slechts gebruik worden gemaakt, indien uit een bedrijfsplan blijkt dat sprake is van een duurzaam levensvatbaar bedrijf. Hiertoe is een bedrijfsplan opgesteld. Hieruit blijkt dat het bedrijf levensvatbaar is en blijft en deze levensvatbaarheid wordt versterkt door onderhavig plan. Hiermee is voldaan aan onderdeel d van de criteria. Het bedrijfsplan is als bijlage 3 bij de toelichting toegevoegd.
- 5. de omvang van het bouwperceel maximaal 3,00 hectare zal bedragen.
De oppervlakte van het nieuwe bouwvlak mag niet meer dan 3 hectare bedragen. De nieuwe oppervlakte van het bouwvlak is minder dan 3 hectare en voldoet daarmee aan de maximale oppervlakte.
- 6. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken.
De mest- en de milieuwetgeving verzet zich niet tegen het plan. Voor de overige milieuwetgeving wordt verwezen naar de verdere toelichting, onder hoofdstuk 4, waarin de diverse milieuaspecten worden beschreven. Tevens wordt met dit wijzigingsplan het houden van dieren uitgesloten door dit in de bestemming 'Agrarisch' uit te sluiten. Hierdoor zal geen sprake zijn van uitstoot van fosfaat en is een Wet natuurbescherming vergunning niet nodig. De conclusie hiervan is dat de milieuwetgeving onderhavig wijzigingsplan niet belemmeren. Tot slot wordt met dit wijzigingsplan de oprichting van een al dan niet intensieve veehouderij uitgesloten.
- 7. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische en archeologische waarden, de woonsituatie, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Ook moet gelet worden op de nabijheid van milieugevoelige functies. Het perceel ligt in een gebied dat voornamelijk wordt gebruikt als agrarisch productielandschap en in een lint dat hoofdzakelijk uit (akkerbouw)bedrijven bestaat. In paragraaf 4.2 wordt op de milieutechnische inpasbaarheid van de ontwikkeling ingegaan, waarbij sprake is van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van de dichtstbijzijnde gevoelige bestemming.
Het plangebied is gelegen in een open landschap. In het erfinrichtingsplan is rekening gehouden met de natuurlijke en landschappelijke waarden. De ontwikkeling doet hier geen afbreuk aan.
In het plangebied is geen sprake van archeologische verwachtingen of cultuurhistorische objecten. De wijziging doet dan ook geen afbreuk aan archeologische waarden. In paragraaf 4.9 en 4.10 wordt nader op de archeologische en cultuurhistorische waarden ingegaan.
Hoofdstuk 3 Beleidskader
Het plangebied is gelegen binnen het in 2013 vastgestelde bestemmingsplan "Bûtengebied Dongeradeel", waarbij wordt voldaan aan de daarin opgenomen wijzigingsbevoegdheid. Deze wijzigingsbevoegdheid is door de gemeenteraad vastgesteld, waarbij ook het rijk en de provincie het bestemmingsplan hebben beoordeeld of hierbij enige strijdigheid was met het vaststellen van het bestemmingsplan, inclusief de wijzigingsbevoegdheid. Dit was niet het geval, zodat het bestemmingsplan op deze wijze onherroepelijk is geworden. Hiermee kan het wijzigingsplan als niet in strijd zijnde met het rijksbeleid en het provinciale beleid worden beschouwd, nu wordt voldaan aan de voorwaarden tot wijziging.
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije Mer-beoordeling
In bijlage C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van het bestemmingsplan planmer-plichtig (bijlage C en D), projectmer-plichtig (bijlage C) of mer-beoordelingsplichtig (bijlage D) zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast moet het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, nagaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:
- de kenmerken van de projecten;
- de plaats van de projecten;
- de kenmerken van de potentiële effecten.
het oprichten van een akkerbouwbedrijf is niet opgenomen in bijlage C of D. In het kader van het Besluit m.e.r. is voor de beoogde ontwikkeling dan ook geen sprake van een directe mer(beoordelings)-plicht. Tevens wordt met dit wijzigingsplan het houden van dieren uitgesloten.
4.2 Bedrijven En Milieuzonering (Activiteitenbesluit)
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming kan gebruik worden gemaakt van de richtafstanden uit de basiszoneringslijst van de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.
De functie leidt niet tot onevenredige afbreuk van de functies in de nabijheid. Een akkerbouwbedrijf valt volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2, waarvoor een richtafstand van 30 meter voor geluid geldt. Voor de aspecten stof, geur en gevaar bedraagt de aanbevolen afstand 10 meter.
Aan de afstand wordt ruimschoots voldaan. De voorgenomen ontwikkeling wordt namelijk op een afstand van circa 160 meter ten opzichte van de dichtstbijzijnde woning van derden gebouwd. Daarnaast zit er nog een agrarisch bedrijf op een afstand van ruim 200 meter en een wooncluster aan de Lytse Wei zit op ruim 250 meter. Aan de afstand uit de VNG-brochure wordt daarmee ook voldaan. Er is hierdoor sprake van een goed woon- en leefklimaat ten opzichte van de woningen in de omgeving. Het bedrijf wordt zelf ook niet in zijn uitbreidingsmogelijkheden beperkt doordat de uitbreiding niet in de richting van woningen plaats vindt. In de toekomstige situatie is sprake van een verantwoorde milieuzonering.
4.3 Geluid
Op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden van 48 Db die in de wet zijn vastgelegd.
Voor het onderdeel geluid kan worden gesteld dat er geen nadelige gevolgen zijn voor woningen van derden met betrekking tot geluidsaspecten. Er wordt weliswaar een nieuwe geluidsgevoelige functie gerealiseerd (de bedrijfswoning), maar voor dit wijzigingsplan is geen akoestisch onderzoek nodig.
De beoogde woning komt op ruim 200 meter van de Lytse Wei te liggen. De Lytse Wei wordt gekenmerkt als een zeer verkeersluwe weg, met een lage verkeersintensiteit, voor voornamelijk bestemmingsverkeer. Gezien het karakter van de weg en de nieuw te bouwen loods tussen de woning en de Lytse Wei wordt aangenomen dat aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt voldaan. Overige wegen liggen op dusdanig afstand van het plangebied, dat deze akoestisch gezien ook niet relevant zijn.
Geconcludeerd wordt dat het aspect geluidhinder de uitvoering van het wijzigingsplan geen belemmering vormt.
4.4 Luchtkwaliteit
Sinds 15 november 2007 vormt het aspect luchtkwaliteit uit de Wet milieubeheer de basis voor de besluitvorming in het kader van de Wet ruimtelijke ordening. Op basis van deze Wet luchtkwaliteit gelden milieukwaliteitseisen voor de luchtkwaliteit. Deze kwaliteitseisen zijn middels grenswaarden vastgelegd voor de luchtverontreinigingscomponenten stikstofdioxide (NO2), zwevende deeltjes (PM10 of fijn stof), zwaveldioxide (SO2), lood (Pb), benzeen (C6H6) en koolmonoxide (CO).
De grenswaarden gelden overal in de buitenlucht. De Wet Luchtkwaliteit maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn.
Voor projecten die de hoeveelheid fijn stof en stikstofdioxide in de lucht met maximaal 3% verhogen hoeven geen aanvullende maatregelen getroffen te worden. Het project draagt dan niet in betekende mate (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
De NIBM-grens voor woningbouwlocaties is als volgt bepaald: 3% criterium = 1500 woningen (netto) bij minimaal één ontsluitingsweg, en = 3000 woningen bij minimaal twee ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. Voor kantoren en bedrijventerrein ligt deze grens bij 100.000 m2.
Omdat het totaal aantal verkeersbewegingen afneemt door onderhavig plan houdt dit in dat de ontwikkeling op basis van het besluit luchtkwaliteit niet in betekende mate bijdraagt aan aantasting van de luchtkwaliteit. Dat op het perceel zelf het aantal verkeersbewegingen wat toeneemt is voor de luchtkwaliteit niet relevant, omdat het vraagstuk van luchtkwaliteit zich uitstrekt tot een gebiedsbeoordeling, tenzij op locatieniveau een overschrijding aanwezig is of te verwachten is voor de grenswaarden. Uitgaande van het 3% criterium is binnen het plangebied geen sprake van een project dat in betekenende mate bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Derhalve hoeft voor het planvoornemen geen nader onderzoek inzake luchtkwaliteit te worden uitgevoerd.
4.5 Bodem
Het is wettelijk verboden om te bouwen op verontreinigde grond. Voor de ruimtelijke onderbouwing is van belang om te beoordelen of het perceel een zogenaamde verdachte locatie is op het gebied van bodemverontreiniging. Hiertoe zal in de vergunningsfase een bodemonderzoek worden verricht. Er is geen sprake van een verdachte locatie voor bodemverontreiniging. Er zal geen asbest worden verwijderd of geplaatst. Op het gebied van asbest zijn geen beperkingen te verwachten.
4.6 Externe Veiligheid
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen. Het toetsingskader wordt gevormd door verschillende besluiten en documenten (Bevi, Bevb, Bevt). Risico's zijn inzichtelijk gemaakt op de risicokaart die per provincie wordt bijgehouden.
In het kader van het aspect externe veiligheid is de risicokaart van de provincie Fryslân geraadpleegd. Hieruit blijkt dat zich in de nabijheid van het plangebied geen risicovolle inrichtingen bevinden. Ook valt het plangebied niet in de invloedsfeer van een buisleiding.
Op de risicokaart is te zien dat er geen Bevi-bedrijven op korte afstand van het plangebied zijn gelegen. Daarom gelden hier ook geen contouren op grond van het Bevi. Hieronder is de uitsnede weergegeven van de risicokaart. De afstand tussen het dichtstbij gelegen Bevi-bedrijf en onderhavig perceel is ruim voldoende afstand (ca. 1900 meter) gelegen.
Het plangebied is ook niet gelegen binnen een zone als bedoeld in het Besluit externe risico buisleidingen of binnen een zone van gevaarlijk vervoer. Het plan kent geen beperkingen op het gebied van de externe veiligheid. Aanvullend onderzoek naar het aspect externe veiligheid kan dan ook achterwege blijven.
Figuur 6 Uitsnede risicokaart
4.7 Ecologie
Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. in de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Daarnaast is in elke provinciale verordening een uitwerking van de Wnb opgenomen. In de provincie Fryslân wordt vrijstelling verleend voor het weiden van vee en voor het op of in de bodem brengen van meststoffen. In het kader van ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden worden vrijstellingen verleend ten aanzien van de soorten genoemd in bijlage I bij deze verordening. Per soort worden de handelingen, middelen en methoden genoemd die mogen worden toegepast, slechts voor zover er geen andere bevredigende oplossing bestaat.
Gebiedsbescherming
Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde gebieden. Het dichtstbijzijnde natuurgebied dat is beschermd onder de Wet natuurbescherming betreft de Waddenzee.
De afstand van het plangebied tot dit Natura 2000-gebied is circa 1,2 km. Gezien de aard en de omvang van de voorgestelde ontwikkelingen en de afstand van het plangebied tot beschermde gebieden, kan worden gesteld dat dit wijzigingsplan geen (significante) effecten op de natuurwaarden in de omgeving heeft. Met dit wijzigingsplan wordt geen veehouderij mogelijk gemaakt. Als gevolg van eventuele stikstofdepositie als gevolg van het toevoegen van de melkveetak / melkveehouderij is dan ook geen sprake.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de nieuwe wet Natuurbescherming. Op grond van deze wet mogen geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfsplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, worden verstoord. Voor soorten die vermeld staan op bijlage IV, zoals vleermuizen, van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijst soorten is een zware bescherming opgenomen. De verblijfplaatsen van beschermde soorten mogen niet negatief worden beïnvloed door bouwactiviteiten.
Voor de ontwikkeling is een ecologische quickscan uitgevoerd. Deze is als bijlage 4 toegevoegd. In verband met de aanwezigheid van algemene broedvogels is het van belang om rooiwerkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren of te werken op een manier dat vogels niet tot broeden komen (vogelverschrikkers gebruiken). Het plangebied bezit geen mogelijkheden voor vleermuizen en vogels om er te verblijven. Mogelijk vliegen en foerageren er vleermuizen. Gedurende en na realisatie van de plannen kunnen deze soorten er blijven vliegen en foerageren. Er kunnen daarnaast algemene nationaal beschermde grondgebonden zoogdieren en amfibieën aanwezig zijn. Voor deze algemene soorten bestaat een algemene vrijstelling in provincie Friesland. Het voorkomen van overige beschermde soorten wordt uitgesloten.
Op grond van bovenstaande analyse worden effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten; de plannen aan de Lytse Wei 8 te Holwerd zijn niet in strijd met het gestelde binnen de Wet
natuurbescherming.
Tot slot wordt buiten het broedseizoen of op een manier gewerkt dat mogelijk aanwezige soorten niet in hun broeden gestoord worden. Op deze manier wordt voorkomen dat verbodsbepalingen van de Wet natuurbescherming worden overtreden.
4.8 Waterparagraaf
De gemeente Dongeradeel is niet primair verantwoordelijk voor alle watertaken, maar moet de waterbelangen wel goed beschrijven en afwegen binnen de ruimtelijke ordening. Een van de instrumenten hiervoor is de verplichte watertoets. De watertoets houdt in dat het Waterschap beoordeeld of de waterbelangen voldoende betrokken zijn. De voor de gemeente en waterschap van belang zijnde wateraspecten zijn hieronder beschreven.
Volgens de Wet gemeentelijke water taken (2008) is de gemeente verantwoordelijk voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater. De gemeente mag vervolgens zelf bepalen op welke wijze het ingezamelde hemelwater wordt verwerkt.
Verder heeft de gemeente de zorgplicht om structurele problemen als gevolg van een voor de gebruiksfunctie nadelige grondwaterstand in openbaar bebouwd gebied te voorkomen of te beperken. Het is van belang dat de capaciteit van de rioolwaterzuiveringsinstallatie toereikend is voor de toename aan vervuilingseenheden, en dat het afvalwater niet te veel verdund wordt met regenwater.
Afvoer water
Binnen en naast het plangebied is voldoende grond en water beschikbaar om regenwater te infiltreren. Hierdoor is afvoer van het regenwater via de rioolwaterzuiveringsinstallatie niet nodig en dit zal ook niet gebeuren. De gracht wordt verlegd maar niet verbreed. Voor het plan is de Watertoets uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de normale watertoets moet worden doorlopen. Daaropvolgend is een wateradvies afgegeven. Deze is als bijlage 5 bij de toelichting is gevoegd. Bij extra verharding dient compensatie plaats te vinden. Deze vindt plaats door de bestaande grachten op het agrarische perceel te verleggen.
Voor de ingreep in de waterhuishouding is een vergunning verleend in het kader van de Waterwet. Deze is als bijlage 6 bij de toelichting toegevoegd.
4.9 Archeologie
In de Monumentenwet zijn archeologische resten beschermd. Wanneer de bodem wordt verstoord moeten archeologische resten intact blijven. Wanneer dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. In het geldende bestemmingsplan worden archeologische waarden ter plekke beschermd door een dubbelbestemming.
Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol terrein' is een omgevingsvergunning nodig voor het ontgronden, afgraven, egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur. Er geldt daarbij een onderzoeksplicht: de omgevingsvergunning kan pas worden afgegeven wanneer een rapport is opgesteld waarin is aangegeven in hoeverre archeologische waarden zijn vastgesteld en hoe deze waarden worden bewaard/gedocumenteerd.
Op het plangebied is de dubbelbestemming niet van toepassing. In het plangebied is sprake van een lage verwachtingswaarde. Voor de gemeente wordt ook gebruik gemaakt van de Friese Archeologische Monumentenkaart Extra (FAMKE). De kaart is opgemaakt voor twee perioden: de ijzertijd-middeleeuwen en de steentijd-bronstijd.
Op basis van de FAMKE is op basis van beide kaarten geen onderzoek noodzakelijk (zie figuur 7). Op basis van eerder onderzoek is gebleken dat er zich geen archeologische resten in de bodem bevinden. Aanvullend archeologisch onderzoek is dan ook niet noodzakelijk. Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor het plan.
Figuur 7 Friese Archeologische Monumentenkaart Extra
4.10 Cultuurhistorie
De rol van cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening is de laatste jaren sterk toegenomen. Bij het opstellen van plannen moeten cultuurhistorische waarden tijdig in beeld worden gebracht. Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt in dat verband specifieke eisen aan het opstellen van bestemmingsplannen. Waar mogelijk moeten cultuurhistorische waarden worden behouden of versterkt. Cultuurhistorie is daarmee veelal een sturend onderdeel geworden in de ruimtelijke ordening.
De aanwezige cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied worden zoveel mogelijk behouden. De uit cultuurhistorisch oogpunt waardevolle terpen en kruinige percelen alsmede de verhoogde boerderijplaatsen zijn in het geldend bestemmingsplan onder de dubbelbestemming 'Waarde – reliëf' gebracht. De bestemming richt zich op het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van deze gronden.
Ook is de waardevolle erfbeplanting specifiek in het geldende bestemmingsplan bestemd door middel van de bestemming 'Groen - Waardevolle erfbeplanting'. De bestemming ziet toe op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke waarden van de waardevolle erfbeplanting.
Het plangebied maakt deel uit van een voormalig opgehoogde boerderij plaats. Voor de ontwikkeling is een Nije Pleatsadvies gemaakt waarin de cultuurhistorische waarden in en rondom het plangebied zijn afgewogen. Met het opstellen van het erfinrichtingsplan is rekening gehouden met de historische kenmerken van de boerderijplaats en het omliggende landschap. De nieuwe inrichting van het plangebied voegt zich dan ook goed in de bestaande structuren en kenmerken van de boerderijplaats en het landschap. In de algemene regels van dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen. Deze bepaalt dat het bouwen, in stand houden en gebruiken van de nieuwe gebouwen niet is toegestaan zonder aanleg en instandhouding van het erfinrichtingsplan. Hiermee is de landschappelijke inpassing en daarmee het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden gewaarborgd. De dubbelbestemming 'Groen - Waardevolle erfbeplanting' wordt derhalve niet meer in dit wijzigingsplan opgenomen. De dubbelbestemming 'Waarde – reliëf' blijft met uitzondering van de gronden ter hoogte van het bouwvlak in dit wijzigingsplan behouden. De voorwaardelijke verplichting waarborgt het behoud, het herstel en de uitbouw van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden voldoende.
4.11 Verkeer En Parkeren
Huidige situatie:
In de huidige situatie rijdt er minder dan 1 trekker combinatie gemiddeld per dag door de Fiskbuorren om de landerijen rondom de locatie aan de Lytse Wei te kunnen bereiken. Echter de werkzaamheden zijn erg seizoensgebonden. Vooral tijdens de oogstperiode (duurt enkele weken) rijden er meerdere trekker combinaties per dag (dit kan oplopen tot enkele tientallen) door de Fiskbuorren met de kans dat dit ook plaatsvindt in de vroege ochtend en late avond.
In de huidige situatie worden de pootaardappelen vanaf de akkerbouwgronden ten noorden van het plangebied afgevoerd via de Lytse Wei, de Fiskbuorren en de Holwerterdyk naar de huidige opslagloodsen op de locatie nabij Holwerd. In figuur 8 is met de oranje stippellijn de bestaande verkeersroute aangegeven. Met de roze kleur zijn de gronden van de pootaardappelen aangegeven. Figuur 8 is tevens als bijlage 7 toegevoegd.
Figuur 8 Overzicht verkeersroute
Nieuwe situatie:
In de nieuwe situatie zal het aantal trekker combinaties dat door het buurtschap Fiskbuorren rijdt ca. 50% minder worden doordat er grotendeels rechtstreeks van- en naar locatie a/d Lytse Wei zal worden gewerkt.
Op het jaargemiddelde zullen de intensiteiten zeer laag zijn, maar tijdens de oogstperiode zal net als in de huidige situatie de intensiteit fors toenemen. Het aantal vrachtauto's zal toenemen vanwege de afvoer van pootaardappelen. In de najaar-winterperiode (ca. 4,5 maand) worden de geoogste aardappelen opgehaald. Uitgaande van ca. 100 werkdagen komt dat neer op minder dan 1 vrachtauto per dag.
In de nieuwe situatie worden de pootaardappelen opgeslagen in de nieuw te bouwen loods in het plangebied. In de toekomstige situatie is het daarom niet meer nodig om de aardappelen op te slaan op de locatie nabij Holwerd. Dit betekent dat er in de toekomst sprake is van een afname van het verkeer over de Lytse Wei, de Fiskbuorren en de Holwerterdyk. Dit komt de verkeersveiligheid ten goede.
Dit is echter op basis van de huidige bedrijfsvoering en huidige teelt van gewassen. In het kader van goed ondernemerschap kan de bedrijfsvoering en de teelt van gewassen door de jaren heen veranderen. Het wijzigingsplan moet dus ook rekening houden met een veranderende bedrijfsvoering en teelt van gewassen.
In de nieuwe situatie (wijzigingsplan) wordt (de mogelijkheid tot) een nieuw akkerbouwbedrijf gecreëerd aan de Lytse Wei. Dit is dan ook uitgangspunt voor het beoordelen van de verkeerssituatie.
De locatie Lytse Wei 8 kan op twee manieren ontsloten worden. Via de Lytse Wei en de Hollewei. Een akkerbouwbedrijf met zwaar landbouw- en vrachtverkeer over de smalle Lytse Wei is geen geschikte combinatie. De schaalvergroting in de landbouw zorgt voor een steeds groter en zwaarder wordend machinepark. Hierop zijn de meeste wegen in het buitengebied niet berekend. Ook de Lytse Wei is niet gedimensioneerd op dergelijk groot verkeer. De weg is smal en de breedte van de berm is beperkt. Dit vraagt relatief meer onderhoud aan dergelijke wegen. Aangezien de gemeente tientallen kilometers van dergelijke wegen heeft, probeert de gemeente het verkeer te bundelen op wegen die hier meer geschikt voor zijn. De Hollewei is ruimer gedimensioneerd en is daarmee beter geschikt voor zwaar verkeer. Daarnaast bedient de Hollewei een groter verzorgingsgebied en het is daarmee efficiënter voor de gemeente om deze weg kwalitatief op een goed niveau te houden.
Daarnaast loopt de Lytse Wei dwars door het buurtschap Fiskbuorren. Groot en zwaar verkeer is op voorhand geen gelukkige combinatie met bewoning vlak langs de weg. Het kan (gevoelens van) verkeersonveilige situaties met zich meebrengen en kan leiden tot geluidsoverlast en trillinghinder. De Hollewei is daarentegen een weg waar nauwelijks bewoning langs is gelegen. Daarnaast kent de Hollewei een groter verzorgingsgebied voor de ontsluiting van agrarische bedrijven. Een toename van verkeer (als gevolg van ontsluiting van de Lytse Wei 8) zal geen problemen opleveren voor de Hollewei, gezien de vorm, functie en gebruik van deze weg.
Gezien het bovenstaande is de Hollewei geschikter voor landbouw- en vrachtverkeer dan de Lytse Wei. De voorwaarde wordt dan ook opgelegd om in de nieuwe situatie de locatie Lytse Wei 8 te ontsluiten via de Hollewei. Het verkeer tussen de twee bestaande bedrijven én overige bestemmingen vindt in de toekomstige situatie hoofdzakelijk over de Hollewei ten westen van het plangebied plaats en zal derhalve het meeste gebruikt gaan worden. In dit wijzigingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen waarin gewaarborgd wordt dat de hoofdontsluiting nadrukkelijk niet via de Lytse Wei mag gaan. Daarnaast krijgt het perceel een officieel adres aan de Hollewei toegekend bij de omgevingsvergunningprocedure voor bouw van het bedrijfsgebouw en de bedrijfswoning. Dit heeft als gevolg dat de verkeersbewegingen op de Lytse Wei structureel zullen afnemen en dit is een verbetering t.o.v. de huidige situatie.
Het bedrijf gebruikt de inrit aan de Lytse Wei overigens wel om bij de akkerbouwgronden te komen aan de oostkant van de Lytse Wei. Dit gebeurt echter in de huidige situatie ook al en anders zijn deze percelen niet bereikbaar. Er vinden geen bewerkingen plaats in het plangebied. Op eigen terrein is voldoende ruimte aanwezig om te kunnen voorzien in het parkeren en manoeuvreren van landbouwverkeer. Zie hiervoor figuur 9 en bijlage 8.
Conclusie bij nieuwvestiging
Het aantal verkeersbewegingen over de Lytse Wei zullen ten gevolge van dit wijzigingsplan niet toenemen, omdat de verkeersbewegingen in hoofdzaak over de Hollewei zullen gaan.
Er zijn nu al verkeersbewegingen (tractoren/plantmachines/oogstmachines) tussen de beide bedrijfslocaties (locatie Ternaarderdyk 15 en Lytse Wei 8). Door het verplaatsen en concentreren van één activiteit op onderhavig perceel (Lytse Wei 8), zullen de totale verkeersbewegingen over de Lytse Wei afnemen ten opzichte van de huidige situatie. Tussen de locaties hoeft immers geen transport meer plaats te vinden.
In theorie zou ook een willekeurig akkerbouwbedrijf zich kunnen vestigen op het perceel aan de Lytse Wei 8 Ternaard. En zal dan een toename van verkeersbewegingen kunnen plaatsvinden ten opzichte van de huidige situatie (= veldschuur). Het is niet wenselijk dat deze toename van landbouwverkeer plaatsvindt over de Lytse Wei. Vanwege de ongeschiktheid van de Lytse Wei voor zwaar landbouw- en vrachtverkeer, is in de nieuwe situatie juridisch-planologisch geregeld dat de verkeersbewegingen van het bedrijf in hoofdzaak over de Hollewei zullen gaan. Deze weg is voldoende geschikt voor landbouwverkeer.
Figuur 9 Situatie keren en manoeuvreren
Figuur 10 Wegprofiel Hollewei (bron: Google maps)
Figuur 11. Verkeerssituatie kruising Hollewei en N358
Hoofdstuk 5 Juridische Regeling
5.1 Systematiek
Het wijzigingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012. De SVBP maakt het mogelijk om ruimtelijke plannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op een zelfde manier worden verbeeld. De SVBP 2012 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe plannen conform de Wro en het Bro moeten worden gemaakt.
5.2 Verbeelding
Bij het wijzigingsplan 'Lytse Wei 8 te Ternaard' hoort een verbeelding. Op deze verbeelding is het plangebied met de toekomstige bestemming weergegeven. Voor dit gebied vervangt het wijzigingsplan de bestemming van de gronden in het bestemmingsplan 'BûtengebietDongeradeel'. Na het onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt het plan deel uit van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel'.
5.3 Regels
5.3 Regels
De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' van de gemeente Dongeradeel, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.0058.BPBG2012-VA01 met de bijbehorende regels (en bijlagen), zijn onverkort van toepassing na het onherroepelijk worden van dit wijzigingsplan. Het wijzigingsplan heeft formeel alleen betrekking op een wijziging van de verbeelding.
De beoogde ontwikkeling wordt namelijk mogelijk gemaakt door de wijzigingsbevoegdheid van artikel 3.7.5 'Nieuw agrarisch bouwperceel' van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet'. De ligging van het bouwvlak en bouwperceel is op de verbeelding behorende bij dit wijzigingsplan opgenomen, zodat de beoogde bedrijfsvoering met de daarbij behorende bebouwing mogelijk gemaakt wordt.
Voor de ontwikkeling wordt aanvullend rekening gehouden met de gewenste inpassing zoals die in paragraaf 2.4 beschreven is. Er zijn daarom gebruiksregels opgenomen om de inpassing juridisch af te dwingen. Teven zijn in de regels van de bestemming 'Agrarisch' regels opgenomen om lichthinder zoveel mogelijke te voorkomen.
Voor het mogelijk maken van de biologische melkveektak zal ter zijner tijd een nieuwe planologische procedure worden opgestart. In dit wijzigingsplan wordt het houden van dieren door middel van een specifieke gebruiksregel uitgesloten.
Op basis van het bestemmingsplan 'Bûtengebiet Dongeradeel' was voorheen sprake van de bestemming 'Groen - Waardevolle erfbeplanting'. Deze wordt niet meer opgenomen in het wijzigingsplan door gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid 'Wijzigen verwijderen waardevolle erfbepaling'. Het is met deze wijzigingsbevoegdheid mogelijk om de bestemming te wijzigen in 'Agrarisch', mits vanwege noodzakelijke ontwikkelingen en uit een inpassingsplan blijkt dat de waarden van de erfbeplanting niet langer gehandhaafd kunnen blijven. In de afweging van Nije Pleats zijn deze waarden ook al meegewogen. Na het toepassen van de wijzigingsbevoegdheid is artikel 3 van de regels behorende bij dit wijzigingsplan van toepassing.
Tot slot is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die waarborgt dat de hoofdontsluitingsweg van het bouwperceel niet plaatsvindt via de Lytse Wei.
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.
In het kader van het wettelijk vooroverleg is het plan voorgelegd aan overlegpartners. De provincie heeft in zijn brief (zie bijlage 9) aangegeven geen aanleiding te hebben tot het maken van opmerkingen.
Het ontwerpwijzigingsbesluit met bijbehorende stukken heeft gedurende zes weken ter inzage gelegen. Tijdens deze periode kon een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsbesluit. Op het ontwerp wijzigingsplan is één zienswijze binnen gekomen. In de Reactienota Zienswijze- Wijzigingsplan Lytse Wei 8 Ternaard is de zienswijze samengevat en voorzien van een gemeentelijke reactie (bijlage 10). De zienswijze heeft aanleiding gegeven tot aanpassing van de toelichting, de regels en de verbeelding.
Op 16 april 2019 is het wijzigingsplan vervolgens gewijzigd vastgesteld door het College van Burgemeester en Wethouders. Tegen het besluit is beroep mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
De kosten en eventuele planschade die zijn gemoeid met de realisering van het plan, komen ten laste van de initiatiefnemer. Hiervoor wordt een planschade-overeenkomst gesloten met de initiatiefnemer. Daarmee is de economische uitvoerbaarheid van het plan vastgelegd.
Het doel van de grondexploitatieregeling is het inzichtelijk maken van de financiële haalbaarheid en het bieden van meerdere mogelijkheden voor het kostenverhaal, waardoor er meer sturingsmogelijkheden zijn. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van een overeenkomst. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden.
In dit wijzigingsplan wordt een bouwplan in de zin van artikel 6.2.1 Bro mogelijk gemaakt. In dergelijke gevallen dient een grondexploitatieplan opgesteld te worden tenzij het kostenverhaal anderszins verzekerd is.
In dit plan is er sprake van een bedrijfsmatig initiatief waarbij de gemeente geen financiële bemoeienis heeft. De plankosten worden via leges op de initiatiefnemer verhaald. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente is verder een planschadeovereenkomst gesloten. Hiermee is het kostenverhaal anderszins verzekerd en is het vaststellen van een exploitatieplan niet verplicht.
Bijlage 1 Inrichtingstekeningen
Bijlage 1 Inrichtingstekeningen
Bijlage 2 Nije Pleats-advies
Bijlage 1 Inrichtingstekeningen
Bijlage 1 Inrichtingstekeningen
Bijlage 2 Nije Pleats-advies
Bijlage 3 Bedrijfsplan
Bijlage 4 Ecologische Quickscan
Bijlage 4 Ecologische quickscan
Bijlage 5 Wateradvies
Bijlage 6 Watervergunning
Bijlage 7 Situatie Verkeersbewegingen
Bijlage 7 Situatie verkeersbewegingen
Bijlage 8 Situatie Keren En Manoeuvreren
Bijlage 8 Situatie keren en manoeuvreren
Bijlage 9 Vooroverleg Reactie Provincie
Bijlage 9 Vooroverleg reactie provincie