Uitkoopregeling Hoogspanning
Bestemmingsplan - gemeente Dijk en Waard
Vastgesteld op 08-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking
Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Uitkoopregeling Hoogspanning met identificatienummer NL.IMRO.1980.BP06HOOGSPANNING-VA01 van de gemeente Dijk en Waard;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 aan-huis-verbonden-beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke effect of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.6 ABC goederen:
auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;
1.7 grondgebonden agrarisch bedrijf / niet-grondgebonden agrarische bedrijven:
een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie geheel of nagenoeg geheel wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (grondgebonden agrarisch bedrijf), dan wel een agrarisch bedrijf, waarvan de exploitatie niet of nauwelijks wordt ontleend aan de groeikracht van de grond als agrarisch productiemiddel (niet grondgebonden agrarisch bedrijf) en naar omvang in:
- volwaardig agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met volledige werkgelegenheid voor ten minste één arbeidskracht met een aanvaardbaar inkomen, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
- reëel agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor ten minste een halve arbeidskracht, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd en dat als doelstelling heeft door te groeien naar een volwaardig agrarisch bedrijf;
- deeltijd agrarisch bedrijf een agrarisch bedrijf met werkgelegenheid voor minder dan een halve arbeidskracht, maar wel met marktoriëntatie, waarbij de continuïteit van het bedrijf voor langere termijn is gewaarborgd;
- hobby agrarisch bedrijf een bedrijf met een omvang van ten minste 1,5 hectare land, het erf daarbij inbegrepen, in eigendom, pacht of een combinatie daarvan en dat een agrarische productie ontplooit van minimaal 5 standaardbedrijfseenheden of een gelijke productieomvang uitgedrukt in soortgelijke eenheden;
1.8 agrarisch hulp- en handelsbedrijf:
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op de levering van goederen, het verrichten van werkzaamheden voor opslag, verwerking en of het vervoer van goederen en / of de levering van diensten, uitsluitend of overwegend ten behoeve van agrarische bedrijven;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.11 bed & breakfast:
een kleinschalige overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf met het serveren van een ontbijt, dat gevestigd is in een woonhuis of bijbehorend bouwwerk en wordt gerund door de eigenaren van het betreffende woonhuis;
1.12 bedrijfsgebouw:
een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling of een webwinkel, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.14 bedrijfswoning / dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein die slechts bedoeld is voor de huisvesting van één huishouden, waarvan de aanwezigheid van personen, behorende tot dat huishouden, op het ter plaatse gevestigde bedrijf noodzakelijk moet worden geacht;
1.15 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.16 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.17 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.18 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.19 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
1.24 bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden:
een niet overdekte piste voorzien van een bewerkte / aangepaste bodem anders dan gras en een omheining voor het trainen, africhten of stallen van paarden, zoals een paardenbak, een longeercirkel, een paddock e.d;
1.25 bijbehorend bouwwerk:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.26 CROW-richtlijn:
Richtlijnen ten aanzien van parkeerkencijfers, opgesteld door het Nationale Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte.
1.27 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of gebied;
1.28 dagrecreatieve voorziening:
voorziening ten behoeve van dienstverlening aan dagrecreanten;
1.29 dak:
iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;
1.30 detailhandel:
een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;
1.31 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
1.32 erfafscheiding:
constructie voor het afscheiden van een erf of een gedeelte daarvan bij een hoofdgebouw, waarbij er sprake moet zijn van een functionele relatie tussen de erfafscheiding en de hoofdgebouw;
1.33 erotisch getinte vermaakfunctie:
een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.34 evenement:
evenement als bedoeld in de begripsbepalingen van de 'Algemene Plaatselijke Verordening' van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan.
1.35 extensieve dagrecreatie:
die vormen van openluchtrecreatie waarbij rust voorop staat en het aantal recreanten per oppervlakte-eenheid beperkt is;
1.36 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.38 glastuinbouwbedrijf:
een agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het overwegend in kassen telen van gewassen;
1.39 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf;
1.40 hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.41 horecabedrijf:
een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt; de volgende categorieën horeca-instellingen worden onderscheiden;
1.41.1 horeca van categorie 1:
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant);
1.41.2 horeca van categorie 2:
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak of ijssalon);
1.41.3 horeca van categorie 3:
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur);
1.41.4 horeca van categorie 4:
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het dansen en het verstrekken van dranken (discotheek);
1.41.5 horeca van categorie 5:
horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van nachtverblijf in combinatie met het al dan niet verstrekken van maaltijden ( bijvoorbeeld een hotel, pension of jeugdherberg);
1.42 huishouden:
persoon of groep personen die een afzonderlijk huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;
1.43 intensief agrarisch bedrijf:
een niet-grondgebonden agrarisch bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door het, overwegend binnen bedrijfsgebouwen, telen van gewassen en/of houden, mesten of fokken van dieren;
1.44 kampeermiddel:
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.45 kampeerplaats:
een terreingedeelte bestemd voor het plaatsen van één kampeermiddel;
1.46 kampeerterrein:
het geheel van kampeerplaatsen met bijbehorende voorzieningen;
1.47 kantoor:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.48 kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend voor het kweken van vruchten, bloemen of planten;
1.49 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:
de in de 'Staat van bedrijfsactiviteiten' genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.50 kunstobject:
Uiting van één der beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
1.51 landbouwhuisdieren:
dieren, die als ze volwassen zijn, een schofthoogte van 50 cm of meer hebben;
1.52 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak en wordt bepaald door herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende- en niet levende natuur en het menselijk grondgebruik;
1.53 ligplaats:
een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen;
1.54 mantelzorg:
langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt;
1.55 natuurvriendelijke oever:
oever zonder of met een gedeeltelijke verwijderde beschoeiing en een flauw niet afgewerkt talud;
1.56 NGE, SBE en SO:
Nederlandse Grootte Eenheid, Standaard Bedrijfseenheid en Standaard Opbrengsten: maten waarmee de economische omvang van agrarische activiteiten wordt weergegeven;
1.57 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, die wordt gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.58 onderkomen:
een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;
1.59 ontmoetingsplaats:
een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde;
1.60 Parkeerkencijfers:
hulpmiddel om een orde van grootte uit te rekenen voor het bepalen van het aantal aan te leggen parkeerplaatsen bij een bepaalde voorziening (bijvoorbeeld woonwijk of winkelgebied);
1.61 Parkeernorm:
Het door het bevoegd gezag vastgestelde aantal parkeerplaatsen;
1.62 peil:
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;
1.63 perceelsafscheiding:
constructie voor het afscheiden van een perceel of een gedeelte daarvan zonder dat er sprake is van een relatie tot bebouwing;
1.64 perifere detailhandel:
detailhandel in volumineuze goederen die wegens aard en omvang en de specifieke vestigingseisen, met name op het gebied van bereikbaarheid en parkeren, niet thuishoort in het kernwinkelgebied of bestaande winkelcentra, zoals detailhandel in grove bouwmaterialen, keukens en sanitair, tuininrichtingsartikelen, woninginrichting en meubelen;
1.65 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.66 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.67 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.68 recreatieve bewoning:
de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie waarbij elders hoofdverblijf wordt gehouden;
1.69 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.70 snijdende voorgevellijn:
de voorgevellijn van een woning of woningrij, welke de voorgevellijn van de dwars daarop geplaatste woning of woningrij kruist;
1.71 standplaats voor ambulante handel:
Een door burgemeester en wethouders aangewezen ruimte op of aan de weg voor het te koop aanbieden, verkopen of verstrekken van goederen, waren of diensten;
1.72 toonzaal/showroom:
een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel;
1.73 trekkershut:
een gebouw van eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;
1.74 verkoopvloeroppervlakte:
een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte);
1.75 voorgevel:
de naar de openbare weg gerichte gevel van een gebouw / het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerk;
1.76 voorgevelrooilijn:
alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw en het denkbeeldige verlengde daarvan;
1.77 waterpeil:
het door het hoogheemraadschap vastgestelde streefpeil voor het desbetreffende peilvak zoals dat geldt op de dag van ter inzagelegging van het ontwerpbestemmingspla;
1.78 webwinkel:
Uitoefening van detailhandel waarbij goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse ter hand worden gestel;
1.79 wonen:
bewonen van een woning door één afzonderlijke huishouden;
1.80 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van niet meer dan één afzonderlijk huishouden;
1.81 woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.82 woonhuis:
een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
1.83 woonschip:
a. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één huishouden;een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;
b. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;
c. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;
d. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c;
1.84 zomerhuis:
een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.
Artikel 2 Wijze Van Meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
2.2 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrassen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;
2.8 de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het grondgebonden volwaardig, reëel of in deeltijd uitgeoefend agrarisch bedrijf en uitsluitend op de locaties die in gebruik zijn of waren voor de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: de uitoefening van dierenhouderijbedrijven met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;
- bedrijfsgebouwen;
- kassen ten behoeve van teeltondersteuning;
- boog- en gaaskassen uitsluitend toegestaan in de periode van 1 maart tot en met 15 oktober;
- bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
- praktijk- en kantoorruimten voor de uitoefening van een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
met als nevenfuncties:
- bed and breakfast accommodatie;
- dagrecreatieve voorzieningen zoals een theetuin;
- kamperen binnen het bouwvlak;
- trekkershutten;
- webwinkel;
- detailhandel in ter plaatse voortgebrachte agrarische producten en/of op een ander agrarisch bedrijf voortgebrachte soortgelijke agrarische producten;
met daarbij behorende
- erven en terreinen;
- wegen,
- fiets- en voetpaden;
- water;
- groen.
3.2 Bouwregels
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
- de situering van de in lid 3.2.4 b van dit artikel genoemde bouwwerken.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voor een wandhoogte van mest- en waterbassins binnen het bouwvlak tot een hoogte van 5,50 meter, mits het woonmilieu van derden niet onevenredig wordt geschaad;
- het bepaalde in lid 3.2.3 onder g voor het bouwen van een bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen verbinden aan de situering en de landschappelijke inpassing van het bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden.
De omgevingsvergunning voor de afwijking genoemd onder b wordt niet verleend als het bouwwerk komt te liggen binnen een straal van 100 meter van de bestemming "Natuur", en/of de dubbelbestemmingen "Waterstaat - Waterkering", "Waarde - Cultuurhistorie" of "Waarde - Ecologie", zoals opgenomen in het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de voormalige gemeente Heerhugowaard.
3.5 specifieke gebruiksregels
3.6 afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van:
- van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het toestaan van huisvesting voor tijdelijke werknemers onder voorwaarde dat:
1. de huisvestingsvoorziening wordt gesitueerd binnen het agrarisch bouwvlak;
2. de huisvesting plaatsvindt ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
3. het een ondergeschikte functie ten opzichte van een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
4. de tijdelijke werknemers noodzakelijk zijn voor een goede agrarische bedrijfsvoering;
5. het aantal te huisvesten werknemers niet meer bedraagt dan 40 personen; - van het bepaalde in lid 3.5.1 onder c voor het situeren van het kampeerterrein of een deel daarvan buiten het bouwvlak, maar wel aansluitend aan het bouwvlak, waarbij burgemeester en wethouders voorwaarden kunnen stellen aan de situering en landschappelijke inpassing van het kampeerterrein.
Artikel 4 Agrarisch Met Waarden
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Agrarisch met waarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de instandhouding en bescherming van cultuurhistorische- landschappelijke- en ecologische waarden, waarbij het verboden is om, anders dan voor toegestane bouwwerken, werken en werkzaamheden, de bovenste 50 centimeter van de bodem van de voor Agrarisch met waarden bestemde gronden te ontgraven,
met daarbij behorende:
- wegen, fiets- en voetpaden;
- water;
- groen.
4.2 bouwregels
4.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 5 Groen - Natuurwaarden
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Groen - Natuurwaarden" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groen;
- het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van natuurwetenschappelijke- en landschappelijke waarden;
- voet- en fietspaden;
- water;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.2 bouwregels
5.3 specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 6 Tuin
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen en erfverhardingen
6.2 bouwregels
6.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 7 Wonen
7.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
- bed and breakfast accommodatie;
- één bouwwerk geen gebouw zijnde ten behoeve van het houden van paarden;
met de daarbij behorende:
- erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 bouwregels
7.3 specifieke gebruiksregels
Artikel 8 Leiding
8.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van:
- ondergrondse leidingen voor gas, water, elektriciteit, riool en overige stoffen met een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud en bescherming van een leiding, waarbij breedte van de belemmeringenstrook wordt bepaald door de bestemmingsgrenzen van de bestemming "Leiding"; en
- het bouwen bouwwerken ten diensten van de bedoelde leiding(en).
8.2 bouwregels
8.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 9 Leiding - Hoogspanningsverbinding
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.1, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor een zone ten behoeve van een bovengrondse hoogspanningsverbinding
9.2 Bouwregels
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Artikel 10 Waarde - Archeologie 2
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
10.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 10.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet.
- De verplichting in lid 10.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 500 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40cm -Mv.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in 10.2 lid a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het 10.2 lid b, is 10.2 lid c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Lid 10.2 lid b 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 10.2, sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 500 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden
- Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 10.3 , sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
- een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 10.3, sub b, onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld lid 10.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
10.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de lid 10.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 11 Waarde - Archeologie 4
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor het herstel en behoud van archeologische waarden. In geval van strijdigheid van regels gaan de regels van dit artikel voor de regels die ingevolge andere artikelen op de desbetreffende gronden van toepassing zijn.
11.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
- Voor bouwwerken moet, alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, door de aanvrager een archeologisch onderzoek worden aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
- Indien uit het in lid 11.2, sub a genoemde archeologische onderzoek blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor bouwen kunnen worden verstoord, verbindt het bevoegd gezag een of meer van de volgende voorwaarden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- De verplichting in lid 11.2, sub a geldt niet voor bouwplannen die:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- bouwplannen waarbij de som van het oppervlakte van de te funderen bouwvlakken plus alle overige bodemroerende werkzaamheden (incl. heien) niet groter is dan 5.000 m² en waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 40cm -Mv.
- Op een aanvraag die betrekking heeft op een terrein waarvoor reeds eerder een omgevingsvergunning is afgegeven, zoals bedoeld in 11.2 lid a, waaraan voorschriften zijn verbonden als bedoeld in het 11.2 lid b, is 11.2 lid c onder 2, niet van toepassing. Burgemeester en wethouders kunnen in een zodanig geval bepalen dat de aanvrager een nieuw rapport moet overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord in voldoende mate is vastgesteld. Lid 11.2 lid b 1 tot en met 2 blijft overeenkomstig van toepassing.
- 4Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 11.2, sub b wordt een deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
11.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
- het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen en ontginnen van gronden met dien verstande dat het werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, betreft die dieper gaan dan 40cm beneden het bestaande maaiveld en waarbij de som van de totale bodemingrepen groter is dan 5.000 m2.
- het verlagen van het waterpeil of het bemalen van gronden
- Een omgevingsvergunning als bedoeld lid 11.3 , sub a wordt slechts verleend indien:
- door de aanvrager een archeologisch onderzoek wordt aangeleverd op grond waarvan kan worden vastgesteld of en zo ja, in hoeverre archeologische waarden worden verstoord. Het archeologisch onderzoek dient te zijn opgesteld door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg;
- de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord
- :een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
- een verplichting tot het doen van een opgraving, in de zin van artikel 1.1 onder "opgraving jo. artikel 5.1 van de Erfgoedwet;
- Indien het bevoegd gezag voornemens is om aan de omgevingsvergunning voorwaarden te verbinden als bedoel in lid 11.3, sub b, onder 2 wordt deskundige om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de omgevingsvergunning niet verleend.
- Het verbod als bedoeld lid 11.3, sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
- reeds in uitvoering zijn ten tijde van het in werking treden van het plan;
- het normale onderhoud betreffen;
- mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
- op archeologisch onderzoek gericht zijn.
11.4 Wijzigingsbevoegdheid
- Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
- Alvorens de lid 11.4, sub a bedoelde wijziging wordt toegepast, wordt een ter zake kundig bureau om advies gevraagd. Bij een negatief advies wordt de wijziging niet toegepast.
Artikel 12 Waarde - Cultuurhistorie
12.1 bestemmingsomschrijving
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.1 , behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud, de bescherming en het herstel van de cultuurhistorische, bouwhistorische en beeldbepalende elementen in de op die grond gelegen bouwwerken, bouwwerken geen gebouw zijnde en verkavelings- en landschapselementen;
12.2 bouwregels
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- de maximale en minimale goot- en bouwhoogte is de goot- en bouwhoogte welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
- de maximale breedte van het hoofdgebouw is de breedte van het hoofdgebouw welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
- als voorgevelrooilijn geldt de voorgevelrooilijn welke ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is / was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend;
- in afwijking van het bepaalde onder c mag, op voorwaarde dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristiek en ruimtelijke kwaliteit van de omgeving, de voorgevelrooilijn overschreden worden ten behoeve van:
1. goot- en dakoverstekken met een maximale diepte van 0,60 meter;
2. erkers met een maximale diepte van 0,80 meter;
3. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, zonneschermen, overstekende daken en vergelijkbare onderdelen van gebouwen; - de toegestane dakhelling is de dakhelling welke ten tijde van het ter visie leggen van het ontwerpbestemmingsplan rechtmatig is/was gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke omgevingsvergunning is verleend.
12.3 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 13 Anti-dubbeltelregel
Artikel 14 Algemene Gebruiksregels
14.1 Parkeervoorzieningen
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning wordt getoetst of er ten aanzien van de betreffende ruimtelijke ontwikkeling en/of gebruikswijziging van gronden en opstallen voldoende parkeerplaatsen zijn/worden aangelegd. Er wordt een omgevingsgvergunning verstrekt als verzekerd is dat aan het noodzakelijk parkeerareaal in bestaande of te ontwikkelen (gezamenlijke) parkeervoorzieningen wordt voldaan. Als uitgangspunt voor de berekening van de parkeereis van een ruimtelijke ontwikkeling (toevoegen of uitbreiding van een of meerdere functies) worden de meest recente toekomstbestendige richtlijnen/parkeerkencijfers van het CROW gehanteerd. Meer achtergronden over deze regeling staan opgenomen in de toelichting. Na vaststelling krijgt hierop, de parkeernota Heerhugowaard 2021, danwel de opvolgers daarvan, een aanvullende werking.
Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend en het gebruiken en/of bebouwen van gronden is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan:
- een op grond van de functie te verwachte juiste, benodigde en noodzakelijke parkeervoorzieningen met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting;
- een op grond van de functie te verwachte benodigde ruimte voor het laden of lossen van goederen;
- het gemiddelde van de bandbreedte voor de betreffende functie van de meest recente CROW parkeerkencijfers;
- de parkeergelegenheid die is vereist, vergund en aangelegd ook als zodanig in stand wordt gelaten.
14.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeervoorzieningen
In afwijking van het bepaalde in lid kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning. Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat in het kader van een goede ruimtelijke ordening, een optimaal te gebruiken parkeersituatie geborgd is. Bij deze motivering dient (zodra vastgesteld) de gemeentelijke parkeernota Heerhugowaard 2021 dan wel de rechtsopvolgers daarvan en de meest recente uitgave van het CROW, thans 'toekomstbestendig parkeren, 2018' als leidraad te worden gebruikt.
Artikel 15 Algemene Aanduidingsregels
15.1 veiligheidszone
15.2 veiligheidszone - hoogspanningsverbinding
De gronden ter plaatse van de aanduiding "veiligheidszone - hoogspanningsverbinding " zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 18.1, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd als veiligheidszone ter bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met een hoogspanningsverbinding, waarvan het magnetisch veld (magnetische fluxdichtheid) op de aanduidingsgrens geen grotere sterkte mag hebben dan 0,4 micro Tesla.
Artikel 16 Algemene Afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van de bouwregels en toestaan dat:
a. de bij recht op de plankaart en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages worden vergroot;
b. bouwgrenzen worden overschreden, indien een meet verschil daartoe aanleiding geeft;
c. de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;
d. de hoogte ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;
e. de maximale (bouw)hoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:
1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;
2. de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.
en afwijken van de bestemmingsregels voor het toestaan van:
f. utilitaire bouwwerken ten behoeve van nutsvoorzieningen, waarvan:
1. de goothoogte niet meer dan 3,00 meter mag bedragen;
2. de bouwhoogte niet meer dan 5,50 meter mag bedragen;
de oppervlakte niet meer dan 25 m2 mag bedragen.
Artikel 17 Algemene Wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 onder a van de Wet ruimtelijke ordening de (dubbel)bestemming(en):
- "Agrarisch" wijzigen ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een nieuw agrarisch bouwperceel onder de volgende voorwaarden:
1. de toekenning van het bouwperceel kan uitsluitend plaatsvinden langs de Middenweg,de Veenhuizerweg en de noordzijde van de Rustenburgerweg;
2. het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig- of een reëel agrarisch bedrijf, niet zijnde een dierenhouderijbedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard niet mag worden meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
3. het oppervlak van het bouwperceel mag langs de Middenweg en de Veenhuizerweg niet meer dan 2 hectare en langs de noordzijde van de Rustenburgerweg niet meer dan 1,5 hectare bedragen;
4. de regels van artikel 3.1 t/m 3.3.4 zijn overeenkomstig van toepassing. - "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden" wijzigen voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel, indien dat noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering van een volwaardig agrarisch bedrijf, waarbij:
1. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied en de Veenhuizerpolder niet meer dan 2 hectare en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 hectare mag bedragen;
en
2. het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard meetellen voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
3. voor het van vorm veranderen en/of vergroten van een agrarisch bouwperceel de noodzaak voor een doelmatige bedrijfsvoering van het volwaardig agrarisch bedrijf door een rapport van een agrarisch deskundige wordt onderbouwd;
4. het bepaalde in artikel 3.1 t/m 3.3.4 is overeenkomstig van toepassing - "Agrarisch", "Agrarisch met waarden" op grond van de provinciale regeling ruimte voor ruimte wijzigen in de bestemming "Wonen" voor één of meer woningen onder de voorwaarden dat
1. ;in geval van een Agrarische bestemming uit onderzoek blijkt dat naar objectieve maatstaven een zinvol gebruik ter plaatse overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;
2. er geen dringende redenen zijn die zich tegen de bestemming "Wonen" verzetten;
3. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat beëindiging van de functies en sloop van de bebouwing ter plaatse leidt tot een verbetering van het landschap en dat het bebouwde oppervlak verminderd door een netto afname van de bebouwing;
4. de compensatie vanuit het ruimte voor ruimte beleid plaats dient te vinden in of aansluitend aan het bestaand bebouwd gebied en compensatie op de te saneren locatie is alleen toegestaan, indien gebleken is dat compensatie in of aansluitend aan bestaand bebouwd gebied niet mogelijk is en uit een deskundigenrapport blijkt dat de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van de omliggende agrarische bedrijven niet wordt belemmerd;
5. uit een te overleggen exploitatieopzet blijkt dat niet meer woningen worden toegestaan dan om beëindiging van de functies en sloop van de onderhavige bebouwing te compenseren;
6. met de bouw van de woning(en) eerst mag worden begonnen, nadat de functies zijn beëindigd en de onderhavige bebouwing is gesloopt;
Burgemeester en wethouders winnen ten aanzien van de punten onder c 1 en 2 van dit artikel advies in van een onafhankelijk deskundige en verbinden aan de wijziging regels met betrekking tot de situering, het bouwen en het gebruik;
"Agrarisch", "Agrarisch met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing binnen het agrarisch bouwperceel wijzigen in de bestemming "Bedrijf" indien uit onderzoek blijkt dat naar objectieve maatstaven een zinvol gebruik ter plaatse overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is en er geen dringende redenen zijn die zich tegen de bestemming "Bedrijf" verzetten. Burgemeester en wethouders winnen ten aanzien van de aspecten "een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming" en "dringende redenen" advies in van een onafhankelijk deskundige
d. "Agrarisch - 1" wijzigen voor het opleggen of verwijderen van de dubbelbestemming "Leidingen - Gas" ten behoeve van leidingen voor het transport van CO2 en warmte; Burgemeester en wethouders verbinden regels aan de wijziging met betrekking tot de aanleg en de instandhouding van de leiding;
e. "Bedrijf" wijzigen in de bestemming "Agrarisch" of "Agrarisch met waarden" ten behoeve van het op de verbeelding aangeven van een agrarisch bouwperceel voor akkerbouw- en vollegrondstuinbouwbedrijven onder de volgende voorwaarden:
1. het bouwperceel kan uitsluitend worden toegekend aan een volwaardig - of een reëel agrarisch bedrijf, waarbij het areaal en de productie van het bedrijf buiten Heerhugowaard wordt meegerekend voor het bepalen van de omvang van het bedrijf;
2. de oppervlakte van het agrarisch bouwperceel na vergroting voor het open middengebied niet meer dan 2 hectare en voor de overige gebieden niet meer dat 1,5 hectare mag bedragen;
3. het bepaalde in artikel 3.1 t/m 3.3.4 is overeenkomstig van toepassing;
f. "Agrarisch" en "Agrarisch met waarde" wijzigen in de bestemming "Natuur", waarbij de regels van artikel 12 overeenkomstig van toepassing zijn;
"Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarisch met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing en woningen binnen het agrarisch bouwperceel wijzigen in de bestemmingen "Bedrijf" en "Wonen" onder de voorwaarde dat:uit een deskundige rapport blijkt dat een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;er geen sprake is van een aantoonbare onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke-, natuurlijke-, cultuurhistorische-, bodem- waterhuishoudkundige- en milieuhygiënische waarden;het woon- en leefmilieu van de in de omgeving aanwezige woningen wordt geborgd;
en
waarbij de regels van artikel 6 "Bedrijf" en artikel 19 "Wonen" overeenkomstig van toepassing zijn;
g. "Wonen" wijzigen voor het opleggen van een aanduiding prostitutie- en of seksinrichting, onder de volgende voorwaarden:
1. het aantal prostitutie- en/of seksinrichtingen mag voor het hele grondgebied van de gemeente Heerhugowaard niet meer bedragen dan 2;
2. prostitutie- en of seksinrichting mogen zich niet vestigen binnen een straal 250 meter van woonwijken of andere woningen, scholen en andere op kinderen gerichte voorzieningen en kerken;
3. het oppervlak van een prostitutie- en of seksinrichting mag niet meer bedragen dan 250 m2;
4. op eigen terrein dient voldoende parkeergelegenheid te zijn;
5. de uitstraling van de prostitutie- en/of seksinrichting mag geen onevenredige afbreuk doen aan de omgeving;
6. het gebruik van een gebouw als prostitutie- en/of seksinrichting mag de gebruiksmogelijkheden van de overige in het pand aanwezige functies, dan wel de gebruiksmogelijkheden van de in de directe nabijheid van de inrichting gelegen panden niet nadelig beïnvloeden.
h. "Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarisch met waarden" wijzigen voor het opleggen van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning" in samenhang met het opnemen van een aanduiding bedrijfswoning uitgesloten voor overige gronden binnen het agrarisch bouwvlak, onder de voorwaarde dat:
1. het agrarisch bedrijf gehandhaafd blijft;
2. de aanduiding uitsluitend ter plaatse van de voormalige bedrijfswoning wordt gelegd;
3. uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt, en waarbij de inhoud van woning niet meer mag bedragen dan de inhoud van de woning op het moment van het wijzigingsbesluit;het beheer en toezicht gewaarborgd is;
"Agrarisch", "Agrarisch - 1" en "Agrarische met waarden" voor bestaande agrarische bedrijfsbebouwing binnen het agrarisch bouwperceel te wijzigen in de bestemming horeca 5 ten behoeve van de huisvesting van arbeidsmigranten in aan het agrarisch gebruik onttrokken agrarische bedrijfsgebouwen, onder de voorwaarde dat:uit een deskundige rapport blijkt dat een zinvol gebruik overeenkomstig de bestemming niet meer mogelijk is;uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;er geen sprake is van een aantoonbare onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke-, natuurlijke-, cultuurhistorische-, bodem- waterhuishoudkundige- en milieuhygiënische waarden;het aantal te huisvesten personen niet meer bedraagt dan 40;er een recreatieruimte, woonkamer en keuken aanwezig is;er voldoende parkeergelegenheid op het eigen erf aanwezig is;het beheer en toezicht gewaarborgd is;
i. "Wonen" wijzigen voor het toestaan van meer huishoudens in aan het agrarisch gebruik onttrokken en voor wonen bestemde stolpen, onder de voorwaarde dat:
1. de hoofdvorm en het karakter van de stolp behouden blijft;
2. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de stolp, erf en erfbebouwing zich als één geheel blijft manifesteren;
3. de erfontsluiting via één toegang plaatsvindt;
4. authentieke details behouden blijven;
5. uit een te overleggen beeldkwaliteitsplan blijkt dat de erfbebouwing, zowel op zichzelf als in relatie tot de omgeving, zorgvuldig kan worden ingepast;
6. indien van toepassing uit een deskundige rapport blijkt dat de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van de omringende bedrijven niet onevenredig worden beperkt;
j. "Waarde - Cultuurhistorie" verwijderen bij één of meerdere bestemmingsvlakken of adressen als:
1. de cultuurhistorische, bouwhistorische en/of beeldbepalende elementen niet langer aanwezig zijn in de bouwwerken en deze niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het bouwwerk kunnen worden hersteld;
2. de cultuurhistorische, bouwtechnische en/of beeldbepalende elementen welke aanwezig zijn in de bouwwerken redelijkerwijs niet langer geheel of gedeeltelijk te handhaven zijn in relatie tot de functie die het bouwwerk moet of uitsluitend nog kan vervullen;"Waarde - Cultuurhistorie" opleggen, indien door verbeterwerkzaamheden, dan wel door gewijzigde inzichten, een bouwwerk welke gelegen is op gronden waarop de dubbelbestemming "Waarde - cultuurhistorie" niet van toepassing is, cultuurhistorische en/of beeldbepalende waarde krijgt.
De wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast indien dat tot gevolg heeft daardoor meer dan 800 m2 aan bebouwing en/of gesloten verharding kan worden gerealiseerd en de aanvrager geen document van de waterbeheerder kan overleggen, waaruit blijkt dat, in het kader van de watertoets, het door de beheerder te bepalen voldoende oppervlak of volume aan waterberging ten hoeve van de waterhuishouding wordt gerealiseerd.
Artikel 18 Overige Regels
18.1 Voorrangsregeling
Voor zover de in het bestemmingsplan aangegeven bestemmingen geheel of gedeeltelijk samenvallen gelden:
- in de eerste plaats de regels in artikel 8 "Leiding";
- in de tweede plaats de regels in artikel 9 "Hoogspanningsverbinding"
- in de derde plaats de regels in artikel 10 t/m 11 "Waarde - Archeologie 2" en "Waarde - Archeologie 4";
- in de vierde plaats de regels in artikel 12 "Waarde - Cultuurhistorie";
- in de vijfde plaats de regels in artikel 15, lid 15.1 "Veiligheidszone"
- in de zesde plaats de regels in artikel 15, lid 15.2 "Veiligheidszone - hoogspanningsverbinding"
- in de zevende plaats de regels in de medebestemming.
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 19 Overgangsrecht
19.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met niet meer dan 10%.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
19.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 20 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
'Regels van het bestemmingsplan Uitkoopregeling Hoogspanning'
Aldus vastgesteld door de gemeenteraad in de vergadering van 8 november 2023
Hoofdstuk 1 Inleiding
Paragraaf 1.1 Aanleiding
De aanleiding voor dit bestemmingsplan betreft het saneren van toegelaten woonmogelijkheden in de gemeente Dijk en Waard die pal onder de bovengrondse hoogspanningsleiding Oterleek–De Weel (150 kV) zijn gesitueerd. Het gaat hierbij om de volgende woonadressen:
- Harlingerstraat 17;
- Rustenburgerweg 146, 241 en 243;
- Verlaat 13A, 15, 18 en 20.
Met ingang van 1 januari 2017 biedt het ministerie van Economische Zaken middels een regeling de mogelijkheid aan eigenaren om door gemeenten te worden uitgekocht vanwege de onwenselijkheid van woonbebouwing direct onder een hoogspanningsverbinding. Op gemeentelijk niveau wordt deze zogeheten uitkoopregeling uitgevoerd door de gronden te verwerven en ervoor te zorgen dat de woonbestemming ter plaatse verdwijnt door deze weg te bestemmen.
De bewoners van de bij dit bestemmingsplan betrokken percelen hebben met de uitkoopregeling ingestemd en de gronden zijn in de afgelopen jaren door de gemeente verworven en de woonbebouwing is in veel gevallen inmiddels al gesloopt. Ook alle andere tekenen van bewoning (bijgebouwen, tuin, verharding) zijn zo goed als reeds verwijderd. De huidige woonbestemmingen of mogelijkheden binnen de plaatselijk geldende bestemmingsregels dienen evenwel nog uit de geldende bestemmingsplannen te worden gehaald. Dat kan in de meeste gevallen door die percelen naar een andere bestemming te wijzigen door aan te sluiten bij de bestemmingssituatie in de directe omgeving, zoals het opnemen van een tuinbestemming door de gronden bij de tuin van een buurperceel te voegen. In sommige gevallen is sprake van voortzetting van de geldende bestemming maar dan wel met het schrappen/doorhalen van eerdere gebruiks- en bebouwingsregels voor wonen.
Met aanpassing van de planologisch-juridische kaders voor de gronden die bij de uitkoopregeling zijn betrokken met dit bestemmingsplan, kan als sluitstuk aan de voorwaarden van de regeling van het ministerie worden voldaan waarmee het proces van sanering is afgerond.
Paragraaf 1.2 Huidige Bestemde Situatie En Wijzigingen
Voor alle bij dit bestemmingsplan betrokken percelen is het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2014 als vastgesteld d.d. 25-10-2016 van de toenmalige gemeente Heerhugowaard van kracht. Om de sanering van de woonbestemmingen die onder de hoogspanningsleiding liggen planologisch-juridisch vast te leggen, is een herziening van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2014 nodig. Dit kan met het opstellen van een eenvoudig middels maatwerk op de betrokken percelen gericht bestemmingsplan, dat hierbij voorligt.
In navolgende is een overzicht gegeven van de bestemde situatie op de percelen en aangegeven hoe die percelen met dit bestemmingsplan worden veranderd. Tevens zijn de locaties van de gesaneerde dan wel nog te saneren woningen met een rode kaartpin aangegeven en is met een rode belijning globaal de begrenzing weergegeven op de luchtfoto van de gronden die betrokken zijn bij voorliggend bestemmingsplan.
1.2.1 Harlingerstraat 17 te Heerhugowaard
Harlingerstraat 17 betreft het kadastrale perceelnummer 778, sectie S, gemeentecode HHG00. Het perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 1.300 m2. Ook de perceelnummers 851, 1840 en 1842 behoorden bij het woonperceel maar kennen in de huidige situatie de agrarische bestemming.
De woonbestemming wordt omgezet naar een bestemming ‘Groen – Natuurwaarden’, evenals de aangrenzende kadastrale percelen met de agrarische bestemming die behoorden tot de woning. Reden voor een groenbestemming is de natuurlijke inrichting van de gronden en de natuurlijke waarde daarvan tot zekere hoogte te laten voortbestaan. Wel vindt beheer plaats vanwege toegankelijkheid van het terrein en van de boombeplanting, zodat de hoogspanningsverbinding er geen hinder van ondervindt.
De geldende dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ is – evenals de geldende gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” ter plaatse – ongewijzigd voortgezet. Wat betreft de archeologische dubbelbestemming is dit bestemmingsplan afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard waarmee actualisatie van onder meer het archeologisch beleid plaatsheeft, en de daarmee samenhangende archeologische beschermingsregeling.
Figuur 1. Links: kaartbeeld geldend bestemmingsplan op topografische ondergrond, rechts: luchtfoto met kadastrale perceelinformatie (bron: ruimtelijkplannen.nl)
1.2.3 Rustenburgerweg 146 te Heerhugowaard
Rustenburgerweg 146 betreft het kadastrale perceelnummer 661, sectie P, gemeentecode HHG00. Het perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 1.110 m2.
Ter plaatse geldt een enkelbestemming ‘Wonen’ die met voorliggend bestemmingsplan wordt omgezet naar ‘Agrarisch met waarden’ zonder bouwmogelijkheden. De gronden worden aan de achterliggende agrarische gronden gevoegd die eenzelfde bestemming en gebruiks- en bebouwingsregeling kennen. De van toepassing zijnde dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’, alsmede de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” worden ongewijzigd voortgezet. Wat betreft de archeologische dubbelbestemming is dit bestemmingsplan afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard waarmee actualisatie van onder meer het archeologisch beleid plaatsheeft, en de daarmee samenhangende archeologische beschermingsregeling.
Figuur 3. Links: kaartbeeld geldend bestemmingsplan op topografische ondergrond, rechts: luchtfoto met kadastrale perceelinformatie (bron: ruimtelijkplannen.nl)
1.2.4 Rustenburgerweg 241 en 243 te Heerhugowaard
Rustenburgerweg 241 betreft het kadastrale perceelnummer 1845, sectie P, gemeentecode HHG00. Het perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 470 m2. Rustenburgerweg 243 betreft het kadastrale perceelnummer 11405, sectie P, gemeentecode HHG00. Dit perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 3.109 m2.
Voor zowel Rustenburgerweg 241 als 243 is sprake van een enkelbestemming ‘Agrarisch’ met een aangeduid “bouwvlak” die over een groter gebied ligt waarin ook de diverse achterliggende agrarische opstallen zijn gesitueerd. Omdat beide agrarische bedrijfswoningen met de uitkoopregeling zijn gesaneerd, wordt het met voorliggend bestemmingsplan onmogelijk gemaakt om nog bij dit agrarisch bedrijf te kunnen wonen. Dit betreft een aanpassing die alleen middels de regels wordt doorgevoerd door het schrappen van de gebruiks- en bouwmogelijkheden voor bedrijfswoningen binnen het aangeduide bouwvlak ter plaatse, en is niet zichtbaar op de verbeelding. De agrarische bestemming blijft verder in stand, alsmede het aangegeven bouwvlak. De dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’, alsmede de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” worden met voorliggend bestemmingsplan ongewijzigd voortgezet. Wat betreft de archeologische dubbelbestemming is dit bestemmingsplan afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard waarmee actualisatie van onder meer het archeologisch beleid plaatsheeft, en de daarmee samenhangende archeologische beschermingsregeling.
Figuur 4. Links: kaartbeeld geldend bestemmingsplan op topografische ondergrond, rechts: luchtfoto met kadastrale perceelinformatie (bron: ruimtelijkplannen.nl)
1.2.5 Verlaat 13A en 15 te Heerhugowaard
Verlaat 13A betreft het kadastrale perceelnummer 1700, sectie S, gemeentecode HHG00. Het perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 415 m2. Verlaat 15 betreft het kadastrale perceelnummer 1699, sectie S, gemeentecode HHG00. Dit perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 375 m2.
Voor zowel Verlaat 13A als 15 is sprake van een enkelbestemming ‘Wonen’ met een maatvoeringsaanduiding “maximum aantal wooneenheden” van 4 die over een groter gebied met de woonbestemming ligt (namelijk ook op de woningen aan Verlaat 13 en 17). Met deze aanduiding is geregeld dat er maximaal 4 woningen mogelijk zijn. Omdat twee woningen met de uitkoopregeling zijn gesaneerd, wordt dit veranderd met voorliggend bestemmingsplan door het aantal maximaal toegelaten woningen in het gebied terug te brengen in de desbetreffende maatvoeringsaanduiding van 4 naar 2. De dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ en de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” worden met voorliggend bestemmingsplan gecontinueerd. Wat betreft de archeologische dubbelbestemming is dit bestemmingsplan afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard waarmee actualisatie van onder meer het archeologisch beleid plaatsheeft, en de daarmee samenhangende archeologische beschermingsregeling.
Figuur 5. Links: kaartbeeld geldend bestemmingsplan op topografische ondergrond, rechts: luchtfoto met kadastrale perceelinformatie (bron: ruimtelijkplannen.nl)
1.2.6 Verlaat 18 en 20 te Heerhugowaard
Verlaat 18 betreft het kadastrale perceelnummer 22, sectie S, gemeentecode HHG00. Het perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 1.120 m2. Verlaat 20 betreft het kadastrale perceelnummer 826, sectie S, gemeentecode HHG00. Dit perceel heeft een kadastrale grootte van in totaal 535 m2.
Voor zowel Verlaat 18 als 20 is sprake van een enkelbestemming ‘Wonen’ met een maatvoeringsaanduiding “maximum aantal wooneenheden” van 17 die over een groter gebied met de woonbestemming ligt (namelijk ook op de woningen aan Verlaat 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 14A, 16, 22, 24, 26, 28, 28A en 30 ). Hiermee is geregeld dat binnen die aanduiding maximaal 17 woningen mogelijk zijn. Omdat twee woningen met de uitkoopregeling zijn gesaneerd, wordt ook dit veranderd met voorliggend bestemmingsplan door het toegestane aantal woningen in de maatvoeringsaanduiding “maximum aantal wooneenheden” van 17 te verminderen naar 15. De dubbelbestemming ‘Leiding – Hoogspanningsverbinding’ en de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” worden ongewijzigd met voorliggend bestemmingsplan voortgezet. Wat betreft de archeologische dubbelbestemming is dit bestemmingsplan afgestemd op het ontwerp bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard waarmee actualisatie van onder meer het archeologisch beleid plaatsheeft, en de daarmee samenhangende archeologische beschermingsregeling.
Figuur 6. Links: kaartbeeld geldend bestemmingsplan op topografische ondergrond, rechts: luchtfoto met kadastrale perceelinformatie (bron: ruimtelijkplannen.nl)
Paragraaf 1.3 Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk met omschrijving van de inhoud van dit bestemmingsplan is in hoofdstuk 2 nader op relevant overheidsbeleid ingegaan. Een omschrijving van de relevante omgevingsaspecten betreffende de planologische en milieukundige randvoorwaarden is opgenomen in hoofdstuk 3. In hoofdstuk 4 is de juridische toelichting op het bestemmingsplan gegeven. Tot slot is in hoofdstuk 5 de (economische en maatschappelijke) uitvoerbaarheid uiteengezet.
Hoofdstuk 2 Beleidskader
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten passen binnen wetten, regels en beleid van het Rijk, de provincie en de gemeente.
Paragraaf 2.1 Rijksbeleid
2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)
"Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig"
In de per 13 maart 2012 van kracht geworden Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de visie van het Rijk op de ruimtelijke en mobiliteitsopgaven voor Nederland richting 2040 aangegeven. Dit betreft een integraal kader voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR is gekozen voor een selectieve inzet van het rijksbeleid waarbij 13 nationale belangen aan de orde zijn die gebiedsgericht zijn uitgewerkt in concrete opgaven voor de diverse onderscheiden regio's. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden ruime beleidsvrijheid op het terrein van de ruimtelijke ordening. Het Kabinet is namelijk van mening dat provincies en gemeenten beter op de hoogte zijn van de actuele situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties en daardoor beter kunnen afwegen welke (ruimtelijke) ingrepen in een gebied nodig zijn.
2.1.2 Nationale Omgevingsvisie (2020)
"Duurzaam perspectief voor onze leefomgeving"
Vanaf 2023 zal de Omgevingswet (Ow) in werking treden. Onderdeel daarvan is een visie op de leefomgeving: de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). Met de NOVI neemt het Rijk het voortouw voor een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving van Nederland. Op 11 september 2020 is de definitieve NOVI naar de Tweede Kamer gestuurd.
De NOVI richt zich op de volgende vier prioriteiten die onderling veel met elkaar te maken hebben en gevolgen hebben voor het inrichten van de fysieke leefomgeving:
- ruimte maken voor de klimaatverandering en energietransitie;
- de economie van Nederland verduurzamen en het groeipotentieel behouden;
- de steden en regio's sterker en leefbaarder maken;
- het landelijk gebied toekomstbestendig ontwikkelen.
In de NOVI staan de keuzes op nationaal niveau, maar in veel gevallen ligt de verantwoordelijkheid bij gemeenten en/of provincies. Op basis van drie uitgangspunten helpt de NOVI bij het wegen van belangen en het maken van keuzes:
- slimme combinaties maken waar dat mogelijk is;
- de kenmerken van het gebied centraal stellen;
- niet uitstellen of doorschuiven.
2.1.3 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (2011)
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) biedt de basis voor het stellen van algemene regels, op te nemen in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB). Die regels richten zich primair op gemeenten, die het eerstverantwoordelijke overheidsniveau zijn voor de inhoud van ruimtelijke plannen. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, 07-12-2011), ook wel bekend onder de naam AMvB Ruimte, zijn de nationale belangen uit de SVIR voorzien van juridische kaders, waarmee de doorwerking van de nationale belangen op ruimtelijk gebied is geborgd.
Uit het Barro blijkt voor het planvoornemen dat geen sprake is van specifieke aspecten van nationaal belang. Wel geldt nationaal belang 13, waarmee het Rijk vraagt om een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten. Dit moet met de zogeheten Ladder voor duurzame verstedelijking worden onderbouwd. Deze verplichte toetsing is vastgelegd in het Barro, dat weer verwijst naar het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).
Artikel 3.1.6, lid 2 van het Bro schrijft voor dat de onderbouwing van een ruimtelijk plan, waar een nieuwe stedelijke ontwikkeling mee mogelijk wordt gemaakt, aan de Ladder voor duurzame verstedelijking moet voldoen. Als een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, moet een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling worden gegeven. Beoordeeld moet worden of sprake is van een nieuw, planologisch ruimtebeslag. Daarvan is in beginsel sprake als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er op grond van het voorheen geldende planologisch regime aanwezig was, of kon worden gerealiseerd. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Als definitie voor stedelijke ontwikkeling is in het Bro opgenomen: ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Aangezien mogelijkheden om te wonen onder hoogspanningsverbindingen worden omgezet naar andere juridisch-planologische kaders zonder nieuwe bebouwingsmogelijkheden is met dit bestemmingsplan geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom verder niet aan de orde.
Paragraaf 2.2 Provinciaal Beleid
2.2.1 Omgevingsvisie Noord-Holland 2050
"Balans tussen economische groei en leefbaarheid"
De verwachte Omgevingswet zal veel bestaande wetgeving op het gebied van de ruimtelijke ordening en milieu vervangen. De Provincie Noord-Holland heeft hierop geanticipeerd door als eerste stap, samen met stakeholders en inwoners, de Omgevingsvisie NH2050 op te stellen als opvolger van de Structuurvisie Noord-Holland 2040 uit 2010. De omgevingsvisie is vormvrij en bevat een geheel nieuwe, de provincie zelfbindende, visie die gedragen wordt door zoveel mogelijk partijen. In de aanpak om ambities waar te maken, is de geldende sturingsfilosofie 'lokaal wat kan, regionaal wat moet' voortgezet. De Omgevingsvisie NH2050 is op 19 november 2018 door Provinciale Staten (PS) vastgesteld.
Doel van de provincie met de omgevingsvisie is dat iedereen die in Noord-Holland woont, werkt en op bezoek komt een prettige leefomgeving aantreft. Nu, maar ook in de toekomst. De provincie stuurt aan op "balans tussen economische groei en leefbaarheid", dat als leidend thema wordt gezien. Dit betekent dat in heel Noord-Holland een basiskwaliteit van de leefomgeving wordt gegarandeerd. Een gezonde en veilige leefomgeving, die goed is voor mens, plant én dier, is daarnaast voorwaarde voor een goed economisch vestigingsklimaat. Een economisch vitale provincie kan andersom weer bijdragen aan het welzijn en de leefbaarheid. In samenhang bekeken zijn in dit kader randvoorwaarden geformuleerd hoe om te gaan met grote thema's als klimaatverandering, energietransitie, veranderende economieën, volkshuisvesting, bodemdaling en verminderde biodiversiteit.
2.2.2 Omgevingsverordening Noord-Holland (2020)
De ambities, ontwikkelprincipes en sturingsfilosofie uit de Omgevingsvisie NH2050 zijn vertaald in provinciale regels die in de op 22 oktober 2020 door Provinciale Staten vastgestelde Omgevingsverordening Noord-Holland zijn verankerd. De omgevingsverordening vormt de juridische doorwerking van de omgevingsvisie met betrekking tot het handelen van anderen.
De uitgangspunten van de Omgevingswet vertalen zich voor de provincie in een andere, nieuwe manier van werken. De provincie heeft het opstellen van de omgevingsverordening dan ook als kans gezien om dingen anders aan te pakken, in de geest van de Omgevingswet. De regels van de omgevingsverordening zijn daarom op een vernieuwende manier opgesteld; meer gericht op het 'hoe' (hoe tot een goede fysieke leefomgeving te komen) in plaats van op het 'wat' (verbodsbepalingen en uitzonderingen daarop). Het gaat meer om het doel dan om het middel, waarbij kwalitatieve normen de plaats innemen van kwantitatieve.
De omgevingsverordening is in samenspraak met provinciale partners ontwikkeld. De provincie geeft aan met de omgevingsverordening een groot vertrouwen in initiatiefnemers en andere overheden te hebben en is daarom terughoudend met het opstellen van regels. Het provinciale doel (alsmede uitdaging) is uiteindelijk een eenvoudiger, duidelijker en meer integraal systeem van provinciale regels. Met meer ruimte voor lokaal en regionaal maatwerk en bestuurlijke afwegingsruimte.
Wat betreft voorliggend plan voor het saneren van woonbestemmingen naar aangrenzende bestemmingssituaties omwille van de uitvoering van de uitkoopregeling zijn verder geen instructieregels van provinciewege aan de orde.
Paragraaf 2.3 Gemeentelijk Beleid
2.3 Omgevingsvisie Langedijk en Heerhugowaard (2021)
In het kader van de aanstaande Omgevingswet hebben de toenmalige gemeenten Langedijk en Heerhugowaard in gezamenlijkheid en vooruitlopend op het samengaan van beide gemeenten een omgevingsvisie opgesteld die in oktober 2021 door de raad van Heerhugowaard is vastgesteld. De omgevingsvisie betreft een langetermijnvisie op de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving die de eerdere gemeentelijke structuurvisie vervangt. De visie is gericht op goed wonen en leven, ruimte voor ondernemen en zorg voor kwaliteit. De omgevingsvisie is zelfbindend voor de gemeente, en brengt voor anderen geen verplichtingen met zich mee. Voor die anderen biedt de visie vooral aanknopingspunten voor samenwerking, de uitnodiging tot het nemen van initiatieven en bij te dragen aan de ontwikkeling van de gemeente. Op de gemeentelijke projectwebsite kan meer informatie over de inhoud worden verkregen.
Paragraaf 2.4 Conclusie
Het planvoornemen komt voort uit het ingestelde rijksbeleid met betrekking tot de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' d.d. 1 januari 2017. Deze uitkoopregeling maakt het gemeenten - onder voorbehoud van goedkeuring van het Ministerie van Economische Zaken - mogelijk, wanneer eigenaren dat willen, om woningen aan te kopen die ongunstig zijn gesitueerd ten aanzien van hoogspanningsleidingen.
Op de uitkoop van de betrokken gronden van dit bestemmingsplan is het ministerie akkoord gegaan, waarop de woningen en bijbehorende opstallen en gronden vervolgens zijn aangekocht door de gemeente en in de meeste gevallen reeds zijn gesaneerd.
Voorliggend bestemmingsplan ziet nu op een herbestemming van die gronden door de mogelijkheden om er te kunnen wonen te laten vervallen. Dit is een voorwaarde vanuit het Rijk om tot afronding van de uitkoopregeling te komen. Geldende beleidskaders van het Rijk, de provincie en gemeente belemmeren voorliggend bestemmingsplan verder niet. Dit bestemmingsplan moet hoofdzakelijk worden gezien als een administratieve afhandeling.
Hoofdstuk 3 Omgevingsaspecten
Uit de bestaande omgevingssituatie kunnen (wettelijke) belemmeringen en/of voorwaarden voor de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan blijken. Uitgangspunt is dat er een goede omgevingssituatie bestaat voor het planvoornemen. In de volgende paragrafen zijn de relevante milieukundige en planologische randvoorwaarden beschreven en beoordeeld op eventuele beperkingen voor het plangebied.
Paragraaf 3.1 Bedrijvenhinder
Wet- en regelgeving
Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening, zoals die uitgangspunt is van de Wet ruimtelijke ordening (Wro), geldt eveneens de noodzakelijkheid tot een voldoende ruimtelijk-functionele afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Daarnaast zijn bedrijven en instellingen op grond van de Wet milieubeheer (Wm) verplicht te voldoen aan de eisen van een AMvB, dan wel een milieuvergunning te hebben voor de exploitatie van het bedrijf, waarbij rekening gehouden dient te worden met de omliggende woonbebouwing. Door middel van deze milieuwet- en regelgeving wordt (milieu)hinder vanwege geluid, geur, stof, gevaar en dergelijke door bedrijven en instellingen op hindergevoelige functies zo veel mogelijk voorkomen. Er dient te worden aangetoond dat een plan geen belemmeringen ondervindt van of tot belemmeringen leidt voor nabijgelegen functies.
Toetsing
Met dit bestemmingsplan wordt het planologisch-juridisch onmogelijk gemaakt om nog te kunnen wonen onder de hoogspanningsverbinding in de gemeente. Dit betekent dat in het kader van bedrijvenhinder hindergevoelige woonfuncties komen te vervallen waar rekening mee moest worden gehouden bij de inpassing van hinderveroorzakende bedrijvigheid in de nabije omgeving. Er treedt met voorliggend bestemmingsplan dan ook een planologische verbetering uit oogpunt van bedrijvenhinder op. Dit omgevingsaspect hoeft derhalve niet verder onderzocht te worden.
Conclusie
Dit bestemmingsplan mag uit oogpunt van bedrijvenhinder uitvoerbaar worden geacht.
Paragraaf 3.2 Erfgoed
Wet- en regelgeving
De Monumentenwet 1988 is per 01-07-2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting vanaf 2023 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in het plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Toetsing
In het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2014 is een archeologische beschermingsregeling ingesteld in geval van ruimtelijke ontwikkelingen. Voor het plangebied van dit bestemmingsplan betrof dat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4'. Met deze archeologische beschermingsregeling is geregeld dat archeologisch onderzoek vereist is bij ruimtelijke ingrepen dieper dan 40 cm en met een planomvang groter dan 500 m2 respectievelijk 5.000 m2.
Met het ontwepr bestemmingsplan Ondergrond Heerhugowaard is inmiddels onder meer het beleid ten aanzien van archeologie en de daarmee getroffen beschermingsregelingen op het gemeentelijk grondgebied van toenmalig Heerhugowaard geactusaliseerd. Deze actualisatie is het gevolg van geharmoniseerd en vastgesteld gemeentelijk archeologiebeleid. Voorliggend bestemmingsplan is hierop afgestemd. Dit bestemmingsplan ziet verder op de sanering van de gebruiks- en bouwmogelijkheden van wonen onder de aanwezige hoogspanningsverbinding in het plangebied. Archeologisch onderzoek ter plaatse is niet noodzakelijk geweest. De opgenomen archeologische beschermingsregeling in dit bestemmingsplan regelt verder dat in geval van toekomstige ruimtelijke ingrepen het omgevingsaspect archeologie voldoende is geborgd.
Daarnaast zijn geen cultuurhistorische waarden in het plangebied van belang waar nog rekening mee moet worden gehouden.
Voor de woning aan Verlaat 18 was overigens wel sprake van een dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ vanwege de karakteristieke aard van het bouwwerk. Evenwel is in de afweging omtrent een goede ruimtelijke ordening er voor gekozen dat sanering van deze woning prevaleert boven de geconstateerde cultuurhistorische waarde daarvan. De dubbelbestemming ‘Waarde – Cultuurhistorie’ is derhalve komen te vervallen voor dit perceel vanwege sloop van de woning.
Conclusie
Dit bestemmingsplan mag uitvoerbaar worden geacht ten aanzien van het aspect erfgoed.
Nota bene
In alle gevallen blijft de archeologische meldingsplicht voor de gronden gelden. Dit betekent dat wanneer op enigerlei wijze vondsten worden aangetroffen waarvan redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het archeologie betreft, dit gemeld moet worden bij het bevoegd gezag (gemeente Dijk en Waard).
Paragraaf 3.3 Bodemkwaliteit
Normstelling en beleid
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. In relatie tot de volksgezondheid moet het toewijzen van gronden met een bodem van onvoldoende milieuhygiënische kwaliteit met een hiervoor gevoelige bestemming, zoals wonen, in beginsel worden voorkomen. Dit is tevens geregeld in de gemeentelijke Bouwverordening 2012.
Om er zeker van te zijn dat er geen sprake is van ernstige bodemverontreiniging voordat met grondverzet vanwege het planvoornemen wordt begonnen, geldt in het kader van het traject voor het verkrijgen van omgevingsvergunning de verplichting dat een verkennend bodemonderzoek wordt uitgevoerd. Dit onderzoek dient voorafgaand aan de werkzaamheden in het gebied plaats te vinden. Het uitvoeren van bodemonderzoek is een voorwaarde waaraan moet worden voldaan voordat een omgevingsvergunning kan worden verleend. Indien de grond vervuild blijkt, heeft dit consequenties voor de wijze van verwerken en in- of afvoeren uit het plangebied.
Onderzoek
Vanwege de aankoop door de gemeente in het kader van de uitkoopregeling en de daaropvolgende sanering van de gronden is voor alle bij dit bestemmingsplan betrokken percelen verkennend bodemonderzoek NEN5740 uitgevoerd. Doel van die onderzoeken is het vastleggen van de milieuhygiënische bodemkwaliteit geweest voor de grondtransactie, en in geval van asbestonderzoek om met een relatief geringe onderzoeksinspanning te bepalen of de bodem ter plaatse bij asbestverdenkingen ook daadwerkelijk verontreinigd is met asbest.
De verschillende onderzoeksrapportages die betrekking hebben op voorliggend bestemmingsplan betreffen:
- Verkennend bodem- en asbestonderzoek Harlingerstraat 17 te Heerhugowaard, Grondslag, 12-02-2018, project 28410.
- Verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740; Locatie: Rustenburgerweg 120 te Heerhugowaard, Vlam Bodem Advies BV, 20-05-2021, projectnummer 051004282.
- Verkennend bodemonderzoek Rustenburgerweg 146 te Heerhugowaard, Grondslag, 11-07-2017, project 27434.
- Verkennend bodem- en asbestonderzoek Rustenburgerweg 241 te Heerhugowaard, Grondslag, 13-11-2017, project 27614-I.
- Verkennend bodem- en asbestonderzoek Rustenburgerweg 241-243 te Heerhugowaard, Grondslag, 13-11-2017, project 27614.
- Verkennend bodemonderzoek Verlaat 13a te Heerhugowaard, Grondslag, 10-08-2017, project 27576.
- Verkennend bodemonderzoek Verlaat 15 te Heerhugowaard, Grondslag, 30-06-2017, project 27343.
- Verkennend bodemonderzoek Verlaat 18 te Heerhugowaard, Grondslag, 25-09-2019, project 31696.
- Verkennend bodemonderzoek Verlaat 20 te Heerhugowaard, Grondslag, 25-09-2019, project 27435.
Tabel. Samenvatting resultaten en conclusies onderzoeken bodemkwaliteit.
Conclusie
Aangezien dit bestemmingsplan ziet op een functiewijziging om wonen onmogelijk te maken op de betrokken gronden, en daarmee geen nieuwe voor bodemverontreiniging gevoelige functies worden gerealiseerd maar juist worden verwijderd, is dit bestemmingsplan planologisch uitvoerbaar gelet op het aspect bodemkwaliteit. Daarnaast hebben de verschillende uitgevoerde verkennende bodemonderzoeken, al dan niet met asbestonderzoek, geen aanleiding gevormd tot het verrichten van nader bodemonderzoek.
Paragraaf 3.4 Ecologie
Wet- en regelgeving
In het kader van de uitvoerbaarheid van ruimtelijke plannen is het conform artikel 3.1.6 Bro noodzakelijk om aandacht te besteden aan de effecten op natuurwaarden. Effecten dienen te worden beoordeeld in relatie tot geldende wet- en regelgeving op het terrein van zowel de soortenbescherming als de gebiedsbescherming. Relevante wet- en regelgeving betreft de Wet natuurbescherming (Wnb) die per 1 januari 2017 in werking is getreden en het provinciale gebiedsgerichte natuurbeleid. Voor wat betreft de effecten op natuurwaarden moet onder meer aangegeven worden of er als gevolg van een plan vergunningen of ontheffingen noodzakelijk zijn en, zo ja, of deze verkregen kunnen worden.
Onderzoek
In veel gevallen zijn de betrokken gronden van dit bestemmingsplan reeds ontdaan van bebouwing en tuinbeplanting. Dit bestemmingsplan ziet er op dat het planologisch-juridisch niet meer mogelijk zal zijn om te kunnen wonen onder de hoogspanningsverbinding in het gebied. Het gaat hierbij om wijzigingen in de bouw- en gebruiksregels van het geldende bestemmingsplan Buitengebied 2014 voor de voormalige woonpercelen. Dit bestemmingsplan leidt niet tot nieuwe ruimtelijke mogelijkheden die effect hebben op de soortenbescherming wat in dat geval onderzocht zou moeten worden.
Wel is vanwege de sanering van de opstallen op de diverse kavels door Natuurlijke Zaken van Stichting Landschap Noord-Holland een eerste ecologisch onderzoek uitgevoerd (“Quickscan Wet natuurbescherming; 8 te slopen opstallen te Heerhugowaard”, d.d. 27-11-2019). Voor alle woningen is vervolgonderzoek geadviseerd vanwege de aanwezigheid van verblijven van vleermuis en nestplaatsen van huismus. Voor Verlaat 15 en 18 was eveneens vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van nestplaatsen van gierzwaluw nodig. Tot slot werd voor Harlingerstraat 17 een vervolgonderzoek naar vaste verblijfplaatsen van kleine marters (wezel, bunzing, hermelijn) geconcludeerd.
De nodige vervolgonderzoeken en acties zijn hierop in gang gezet, zoals het opstellen door Natuurlijke Zaken van een “Activiteitenplan gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis en huismus; i.v.m. sloop van acht opstallen onder hoogspanningstracé te Heerhugowaard” (d.d. 30-11-2020) omwille van een ontheffing Wet natuurbescherming om tot sloop van de betrokken bebouwing over te kunnen gaan.
Voor Harlingerstraat 17 is na sloop van de woning en bijgebouwen uiteindelijk de slotsom getrokken dat het beter is om een deel van de geconstateerde natuurlijke waarden met betrekking tot beplanting en bomen op het perceel te behouden, in plaats van kaalslag en dan de gronden bij de naastgelegen agrarische bestemmingen te voegen. Delen van het perceel die wel worden geruimd, zoals beplanting onder het hoogspanningstracé, worden ingezaaid met bloemrijk kruidenmengsel. Ter plaatse is met dit bestemmingsplan dan ook een bestemming ‘Groen – Natuurwaarden’ gelegd.
Met het planvoornemen is verder ook geen sprake van een toename van de verkeersaantrekkende werking in de gebruiksfase van de gronden, maar juist van een afname door het opruimen van mogelijkheden om te wonen onder de hoogspanningsverbinding. Dit maakt dat een stikstofdepositieberekening verder ook niet nodig is geweest. Wat betreft gebiedsbescherming is geen sprake van effecten vanwege dit bestemmingsplan.
Conclusie
Gelet op vorenstaande kan in alle redelijkheid worden gesteld dat natuurwet- en regelgeving de uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan niet in de weg staat.
Paragraaf 3.5 Externe Veiligheid
Wet- en regelgeving
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico’s voor de omgeving bij gebruik, opslag en vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, aardgas of LPG. Het aandachtsveld van externe veiligheid richt zich op zowel inrichtingen (bedrijven) waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn als het transport van gevaarlijke stoffen. Dit vervoer kan plaatsvinden over weg, water en spoor en door buisleidingen. Het beleid is er op gericht te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Dit is verankerd in diverse wet- en regelgeving, zoals het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb), Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Barim; ook bekend als het Activiteitenbesluit).
Toetsing
Op de zogenoemde risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is informatie opgenomen die met risico te maken heeft; zowel risicobronnen als kwetsbare objecten worden getoond die aandacht verdienen bij ruimtelijke ontwikkelingen. Omdat met voorliggend bestemmingsplan wordt vastgelegd dat kwetsbare objecten worden gesaneerd, is externe veiligheid verder niet relevant voor dit bestemmingsplan.
Conclusie
Vanuit het oogpunt van externe veiligheid bestaan er geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van het planvoornemen van dit bestemmingsplan.
Paragraaf 3.6 Geluidhinder
Wet- en regelgeving
De Wet geluidhinder (Wgh) is er op gericht om de geluidhinder vanwege onder andere spoorweglawaai, industrielawaai en wegverkeerslawaai te voorkomen en te beperken. De Wgh bepaalt dat de 'geluidsbelasting' op gevels van woningen en andere geluidsgevoelige objecten niet hoger mag zijn dan een in de wet bepaalde norm die als voorkeursgrenswaarde wordt aangeduid. Wanneer binnen een geluidzone langs (spoor)wegen of ten behoeve van industrielawaai nieuwe geluidgevoelige objecten, zoals woningen, worden gerealiseerd, moet door middel van akoestisch onderzoek worden vastgesteld of aan de grenswaarden uit de Wgh wordt voldaan.
Toetsing
Met voorliggend plan wordt niet voorzien in het realiseren van nieuwe geluidgevoelige objecten zoals woningen, maar juist in het saneren daarvan. Geluidhinder is dan ook geen omgevingsaspect dat een rol speelt bij voorliggend bestemmingsplan. Akoestisch onderzoek is niet aan de orde.
Conclusie
Dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd uit oogpunt van geluidhinder.
Paragraaf 3.7 Luchtkwaliteit
Normstelling en beleid
Projecten met een invloed van 'niet in betekenende mate' (nibm) op de luchtkwaliteit zijn vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2), fijnstof (PM10) en zeer fijn stof (PM2,5). Grenswaarden ten aanzien van de jaargemiddelde concentratie betreffen 40 μg/m3 voor zowel NO2 als PM10 en 25 μg/m3 voor PM2,5. Op grond van de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen) zijn woningbouwprojecten met minder dan 1.500 woningen vrijgesteld van toetsing, evenals projecten die leiden tot minder dan 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 μg/m3 NO2 of PM10). Deze grens komt overeen met 1.985 auto's (bij 100% autoverkeer) dan wel 100 vrachtwagens (bij 100% vrachtverkeer) per weekdagetmaal (grenswaarden per 23-04-2022).
Toetsing
Omdat met voorliggend bestemmingsplan geen sprake is van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die tot extra verkeer leiden, is er ook geen sprake van een verminderde luchtkwaliteit in het gebied. Hierom mag dit bestemmingsplan als 'niet in betekenende mate' voor de luchtkwaliteit worden beschouwd.
Conclusie
De uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan wordt niet belemmerd door nadelige gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Paragraaf 3.8 Waterparagraaf
Wet- en regelgeving
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient in de toelichting op ruimtelijke plannen een waterparagraaf te worden opgenomen van de wijze waarop rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishoudkundige situatie. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets. Het doel hiervan is het waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen en besluiten. Door middel van de watertoets als procesinstrument wordt in een vroegtijdig stadium aandacht besteed aan het wateraspect. Het gaat hierbij om de thema’s waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.
Waterwet
De Waterwet, die per 22-12-2009 van kracht is geworden, heeft gezorgd voor een ingrijpende bundeling van deze wetgeving. Daarnaast heeft het Nationaal Waterplan (NWP), waarvan de eerste versie tegelijk met de Waterwet is verschenen, een formele rol in de ruimtelijke ordening. Het eerste Nationaal Waterplan is tevens een structuurvisie op basis van de Waterwet en de Wro.
Normstelling en beleid
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier
De waterbeheerder in en in de directe omgeving van het plangebied is het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK). Op 03-11-2015 is door het HHNK nieuw beleid vastgesteld in de vorm van het Waterprogramma. Hierin zijn de beleidsdoelen en uitgangspunten voor de periode van 2016-2021 beschreven met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Dit is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, gericht op de thema’s waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Daarnaast beschikt het HHNK over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en –keringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan op basis hiervan watervergunning nodig zijn.
Onderzoek/Wateradvies
Voorliggend plan gaat uitsluitend over functiewijziging omwille van het saneren van de mogelijkheden om te wonen onder de hoogspanningsverbinding in de gemeente. Bebouwing is in veel gevallen al verwijderd en gronden zijn betrokken bij de buurpercelen. Met voorliggend bestemmingsplan is een passende bestemming gevonden voor de betrokken gronden, afgestemd op de bestemde situatie van naastgelegen gronden. Omdat er geen nieuwe bouwmogelijkheden worden gecreëerd, is dit bestemmingsplan dan ook niet van invloed op het watersysteem en de waterketen. Wanneer enkel sprake is van wijzigingen in gebruikssituaties is geen sprake van een waterschapsbelang voor het HHNK en hoeven geen maatregelen te worden getroffen. Dit bestemmingsplan heeft dus geen invloed op de waterhuishouding.
Conclusie
Uit oogpunt van het wateraspect gelden geen belemmeringen voor de uitvoerbaarheid van dit bestemmingsplan.
Paragraaf 3.9 Kabels En Leidingen
Op grond van het voorzorgbeginsel heeft het voormalige Ministerie van VROM in oktober 2005 aan overheden en netbeheerders advies omtrent hoogspanningsleidingen uitgebracht. Geadviseerd wordt, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven/worden blootgesteld in een gebied rond bovengrondse hoogspanningsleidingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microTesla (μT). Hier moet bij vaststelling van bestemmingsplannen en wijzigingen in bestaande plannen rekening mee worden gehouden.
In het plangebied van dit bestemmingsplan is sprake van de bovengrondse 150 kV-hoogspanningsverbinding Oterleek – Anna Paulowna. Uit onderzoek is gebleken dat de magneetveldzone 60 m aan weerszijden van de hoogspanningslijn bedraagt.
Met voorliggend bestemmingsplan worden de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden voor wonen onder de hoogspanningsverbinding verwijderd, zodat situaties in de gemeente waarbij kinderen langdurig verblijven of worden blootgesteld in de zone van de aanwezige hoogspanningsleiding niet meer voorkomen. Dit bestemmingsplan is dan ook gewenst en uitvoerbaar wat betreft de aanwezige hoogspanningsverbinding in het plangebied.
Voor het overige zijn geen kabels en leidingen aanwezig binnen het plangebied van dit bestemmingsplan die planologische bescherming genieten en waar rekening mee moet worden gehouden. Met uitzondering van de hiervoor behandelde hoogspanningsleiding zijn geen andere planologische relevante kabels of leidingen van invloed op het bestemmingsplan.
Figuur 7. Netkaart hoogspanningslijnen in en rondom de gemeente Dijk en Waard (Bron: RIVM, 2022)
Hoofdstuk 4 Juridische Toelichting
Paragraaf 4.1 Juridische Vormgeving
Dit bestemmingsplan is zodanig vormgegeven dat het voldoet aan de vereisten voortkomend uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Bij de vormgeving van de regels en de verbeelding is aangesloten op de meest recente regeling Ruimtelijke Standaarden ruimtelijke ordening en is de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) toegepast. Het bestemmingsplan voldoet daarmee aan de digitale verplichtingen zoals die per 01-01-2010 van kracht zijn.
De SVBP2012 bevat een aantal juridische regels die moeten worden opgevolgd. Voor de planregels betekent dit dat er sprake is van een aantal dwingend voorgeschreven begripsbepalingen, die worden neergelegd in artikel 1 aangaande de begrippen. Ook schrijft de SVBP2012 voor op welke wijze er invulling moet worden gegeven aan artikel 2 betreffende de wijze van meten. Vanwege het Bro geldt verder een formulering die ten aanzien van de anti-dubbeltelregel en het overgangsrecht eveneens in de planregels moet worden overgenomen.
De regels zijn zo opgesteld dat deze gebruikt kunnen worden in een analoog alsook in een digitaal bestemmingsplan. Op basis van de Wro is het digitaal vastgestelde bestemmingsplan leidend. Als er een verschil bestaat tussen het analoge en digitale bestemmingsplan, is het digitale bestemmingsplan bepalend qua vormgeving en inhoud.
Paragraaf 4.2 Toelichting Op De Regels
De regels zijn vervat in artikelen die onderverdeeld zijn in vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1 - Inleidende regels
In de 'Inleidende regels' zijn algemene artikelen opgenomen die voor het gehele plan van belang zijn. In artikel 1 zijn omschrijvingen opgenomen van de in het plan voorkomende relevante begrippen. In artikel 2 is vastgelegd op welke wijze dient te worden gemeten. Door deze vaste omschrijving van de begrippen en van de wijze van meten wordt eenduidigheid in de bedoelingen van het plan gegeven en wordt de rechtszekerheid vergroot.
Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels
In de 'Bestemmingsregels' zijn de bestemmingen en de gebruiks- en/of bebouwingsmogelijkheden van de betreffende gronden aangegeven. In de regels zijn daarbij de al dan niet in directe relatie met een bestemming staande voorzieningen bij de bestemming inbegrepen zonder dat dit uitdrukkelijk is vermeld. Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om ondergrondse leidingen, verhardingen, bermen, geluidwerende voorzieningen, centrale installaties ten behoeve van de energievoorziening, voorzieningen ten behoeve van de waterbeheersing in de vorm van watergangen, duikers, waterkeringen en dergelijke.
De bestemmingen zijn op alfabetische volgorde benoemd. De regels kunnen onder meer bestaan uit de volgende onderdelen:
Bestemmingsomschrijving
In de bestemmingsomschrijving is uitgegaan van een volledige opsomming van wat binnen een bestemming functioneel ten aanzien van het gebruik van de gronden is toegestaan. Soms kan het voorkomen dat verschillende functies of bestemmingen naast elkaar zijn toegelaten, soms als primaire bestemming en soms als ondergeschikte bestemming.
Bouwregels
De bouwregels bieden voor iedere bestemming het kader in hoeverre er ergens gebouwd mag worden. Er zijn regels gesteld met betrekking tot het oprichten van hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwregels kunnen eisen omvatten wat betreft maatvoering, oppervlakte- en inhoudsbepalingen en aantallen te plaatsen bouwwerken.
Afwijken van de bouwregels
Met het afwijken van de bouwregels wordt geregeld dat door het bevoegd gezag in voorkomende gevallen onder voorwaarden bij verschillende bestemmingen kan worden afgeweken van de eerder opgenomen bouwregels per bestemming.
Specifieke gebruiksregels
Met specifieke gebruiksregels is vastgelegd welk gebruik in ieder geval tot strijdig met het in de bestemmingsomschrijving toegestane gebruik wordt gerekend.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde
Hiermee wordt geregeld dat met omgevingsvergunning toestemming dient te worden gekregen om bepaalde werkzaamheden uit te kunnen voeren. Het kan hierbij zoal om het dempen of graven van sloten, het aanleggen van wegen of het aanplanten van bomen gaan.
Wijzigingsbevoegdheid
Met een wijzigingsbevoegdheid bestaat de mogelijkheid voor burgemeester en wethouders om gronden te wijzigen in een andere bestemming.
Hoofdstuk 3 - Algemene regels
In de 'Algemene regels' staan artikelen benoemd die voor alle of meerdere bestemmingen gelden. Het betreffen onder andere de voor alle bestemmingen geldende algemene bouw- en gebruiksregels. De afwijkingsmogelijkheden in de verschillende bestemmingen en de algemene afwijkingsregels zorgen verder voor enige flexibiliteit in het plan. De algemene afwijkingen zijn niet specifiek op één bestemming gericht; zij kunnen gebruikt worden ten aanzien van alle bestemmingen.
Daarnaast is in de algemene regels de anti-dubbeltelregel opgenomen die er op ziet dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing wordt gelaten. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Met betrekking tot dit bestemmingsplan is verder in de algemene regels specifiek de gebiedsaanduiding “veiligheidszone – hoogspanningsverbinding” geregeld. Het gaat hier om de continuering van de gebiedsaanduiding uit het geldende bestemmingsplan Buitengebied op de betrokken gronden van dit bestemmingsplan. De gebiedsaanduiding ziet er op dat grootte van het magnetisch veld op de verbeelding vastligt en regelt dat op de uiterste gebiedsaanduidinggrens (in samenhang te bezien met met het bestemmingsplan Buitengebied) de sterkte van het magnetisch veld niet meer mag bedragen dan 0,4 microTesla. De veiligheidszone heeft tot doel te voorkomen dat deze zonder bestemmingsplanwijziging wordt vergroot en dat bij voorgenomen bestemmingswijzigingen binnen de veiligheidszone nadrukkelijk wordt afgewogen of kinderen niet langdurig aan magnetische velden worden blootgesteld.
Tot slot gaan de overige regels in dit hoofdstuk in op de voorrangsbepaling van de verschillende dubbelbestemmingen in het plangebied en de geldende gebiedsaanduiding.
Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels
Ten slotte bevat het bestemmingsplan nog ‘Overgangs- en slotregels’. Dit betreft overeenkomstig de in het Bro voorgeschreven artikelen over het overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en afsluitend de slotregel.
Paragraaf 4.3 Toelichting Op De Bestemmingen
De bestemmingen zijn overgenomen uit het bestemmingsplan Buitengebied 2014 van de voormalige gemeente Heerhugowaard. De enige wijziging die is doorgevoerd, is het wegnemen van de mogelijkheid om op de locatie te wonen.
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' zijn overgenomen uit het archeologische beleid voor de gemeente Dijk en Waard.
Paragraaf 4.4 Bestemmingsplanprocedure
De bestemmingsplanprocedure is geregeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In de procedure zijn de volgende fasen te onderscheiden waarbij invloed op het plan kan worden uitgeoefend, te weten:
1. Vaststellingsfase
Na aankondiging in het digitale Gemeenteblad en de website www.officielebekendmakingen.nl, wordt het ontwerp voor een periode van 6 weken ter inzage gelegd en raadpleegbaar gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kan een ieder zienswijzen op het ontwerp naar voren brengen. Na de zienswijzenprocedure neemt de gemeenteraad een besluit over het vaststellen van het plan. Zowel tijdens de tervisielegging als na vaststelling wordt het bestemmingsplan op het landelijke portaal voor ruimtelijke plannen geplaatst en is het voor iedereen in te zien.
2. Beroepsfase
Het besluit waarin het bestemmingsplan is vastgesteld, wordt door de gemeenteraad bekend gemaakt. Het vastgestelde bestemmingsplan wordt ter inzage gelegd. Binnen 6 weken na het bekendmaken van het vaststellingsbesluit kan er beroep worden ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS).
Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Onderdeel hiervan is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt in dit hoofdstuk aandacht besteed aan het aspect grondexploitatie.
Paragraaf 5.1 Economische Uitvoerbaarheid
Op grond van artikel 6.12 Wet ruimtelijke ordening (Wro) stelt de gemeenteraad een exploitatieplan vast voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Wat onder een bouwplan moet worden verstaan, is in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangegeven. Hieruit blijkt dat voorliggend plan, vanwege bestemmingswijzigingen om tot sanering van woonmogelijkheden onder de hoogspanningsverbinding te komen, niet als bouwplan wordt aangemerkt. Er hoeft dan ook geen exploitatieplan te worden opgesteld. De economische uitvoerbaarheid van het plan is ook niet in het geding.
De kosten vanwege de saneringen worden door het Rijk in het kader van de 'Regeling specifieke uitkering aankoop woningen onder een hoogspanningsverbinding' d.d. 1 januari 2017 vergoed. Deze uitkoopregeling maakt het gemeenten mogelijk met goedkeuring van het Ministerie van Economische Zaken om bewoonde percelen die ongunstig zijn gesitueerd ten aanzien van hoogspanningsleidingen aan te kopen en te herbestemmen.
Paragraaf 5.2 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Tervisielegging ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan wordt tegelijkertijd met het toesturen van het ontwerpbestemmingsplan aan diverse overleginstanties ter visie gelegd. Binnen de termijn van tervisielegging kan door een ieder zienswijzen op het plan naar voren worden gebracht.
Het bestemmingsplan heeft met ingang van 13 juni 2023, gedurende zes weken, tot en met 25 juli 2023, voor een ieder ter inzage gelegen. Er zijn geen zienswijzen binnengekomen.