KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden
Artikel 5 Agrarisch Met Waarden
Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch Technisch Hulpbedrijf
Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie
Artikel 8 Wonen
Artikel 9 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 10 Anti-dubbeltelregel
Artikel 11 Algemene Bouwregels
Artikel 12 Algemene Gebruiksregels
Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels
Artikel 16 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 17 Overgangsrecht
Artikel 18 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Aanpak
1.3 Geldend Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 De Deelnemende Locaties
Hoofdstuk 3 Bebouwingsconcentraties Loonseweg En Watermolenstraat
Hoofdstuk 4 Planologische Verantwoording Op Locatieniveau
4.1 Inleiding
4.2 Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a En Watermolenstraat 8a
4.3 Driehoek 4, Driehoek 7 En Loonseweg Ong.
4.4 Peelkant 56 En 56a
4.5 Mullemsedijk 16
4.6 Watermolenstraat 16
Hoofdstuk 5 Relevante Milieu- En Omgevingsaspecten
5.1 Archeologische, Cultuurhistorische, Landschappelijke En Natuurlijke Waarden
5.2 Waterhuishouding
5.3 Geur
5.4 Gezondheid
5.5 Luchtkwaliteit
5.6 Natuur
5.7 Besluit M.e.r.
Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting
6.1 Algemeen
6.2 Opbouw Regels
6.3 Nieuwe Regeling Per Deellocatie
6.4 Algemene Aanduidingsregels
6.5 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Procedure
8.1 Omgevingsdialoog
8.2 Vooroverleg
8.3 Ontwerpbestemmingsplan
Bijlage 1 Aan Huis Verbonden Beroep En Bedrijf
Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 3 Buitengebied Sint Anthonis 2016 (Geconsolideerd)
Bijlage 4 Voorwaardelijke Verplichting 1 - Loonseweg 20 & Ong.
Bijlage 5 Voorwaardelijke Verplichting 2 - Watermolenstraat 8a
Bijlage 6 Voorwaardelijke Verplichting 3 - Driehoek 4
Bijlage 7 Voorwaardelijke Verplichting 4 - Driehoek 7
Bijlage 8 Voorwaardelijke Verplichting 5 - Loonseweg Ongenummerd
Bijlage 9 Voorwaardelijke Verplichting 6 - Peelkant 56/56a
Bijlage 10 Voorwaardelijke Verplichting 7 - Mullemsedijk 16
Bijlage 11 Voorwaardelijke Verplichting 8 En 9 - Watermolenstraat 16
Bijlage 1 Visie Bebouwingsconcentraties
Bijlage 2 Onderzoek Geur, Luchtkwaliteit En Gezondheid
Bijlage 3 Onderzoek Stikstof
Bijlage 4 Onderzoek Archeologie
Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a En 8a
Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Driehoek 4 En 7 En Loonseweg Ong.
Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Peelkant 56 En 56a
Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Mullemsedijk 16
Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Watermolenstraat 16
Bijlage 10 Nota Van Vooroverleg
Bijlage 11 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis

Bestemmingsplan - Gemeente Land van Cuijk

Vastgesteld op 02-11-2023 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis' met identificatienummer NL.IMRO.1982.BPBuVeegplanSrvSA-VA01 van de gemeente Land van Cuijk.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf dat in of bij (een gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 aan huis verbonden beroep:

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker van de woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft in of bij de woning die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.

1.7 agrarisch bedrijf:

inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.

1.8 agrarisch bedrijfsgebouw:

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de uitoefening van een agrarisch bedrijf.

1.9 agrarische bedrijfswoning:

een woning, krachtens het plan toegestaan binnen een agrarisch bouwvlak, en kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de aard van de agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.

1.10 agrarisch grondgebruik:

het weiden van dieren en/of het telen van gewassen, niet zijnde een volkstuin(complex).

1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf:

bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking.

1.12 agrarische waarden:

de waarden, die rechtstreeks verband houden met de mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en/of bedrijfsexploitatie.

1.13 ander bouwwerk:

bouwwerk geen gebouw zijnde. Een ander bouwwerk met dak wordt aangemerkt als een bijbehorend bouwwerk.

1.14 archeologische waarde:

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit oude tijden.

1.15 archeologisch onderzoek:

onderzoek, verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.16 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.17 bebouwingscluster:

een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.

1.18 bebouwingsconcentratie:

een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.

1.19 bebouwingslint:

een lijnvormige verzameling van gebouwen langs een weg in het buitengebied, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide mening van kleinschalige buitengebied- en niet-buitengebiedfuncties.

1.20 bed & breakfast:

een kleinschalige vorm van logiesaccommodatie waarbij één of meerdere gastenkamers aanwezig zijn en waarbij de gastenkamers geen eigen kookgelegenheid hebben en waarbij de gasten een door de ondernemer bereid ontbijt kunnen nuttigen.

1.21 bedrijf:

een bedrijf dat gericht is op het vervaardigen, bewerken en/of verwerken van producten zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel, kantoor, maatschappelijke voorzieningen, dienstverlening en horeca.

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw, niet zijnde een kas, dat dient voor de uitoefening van de hoofdfunctie.

1.23 bedrijfsmatig:

in de uitoefening van een bedrijf.

1.24 bedrijfswoning:

één woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor het huishouden van één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming noodzakelijk is.

1.25 beeldkwaliteit:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing met de karakteristieken van de locatie en omgeving door middel van aandacht voor stedenbouwkundige aspecten, architectuur, cultuurhistorie en landschap.

1.26 begane grond

de eerste bouwlaag boven peil.

1.27 beperkingen veehouderij:

gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.

1.28 bestaande situatie:

bebouwing en gebruik van grond en opstallen zoals die feitelijk en legaal aanwezig is ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

1.29 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.30 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.31 bewoning:

verblijf op een bepaald adres door eenzelfde persoon of groep van personen, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdverblijf (vaste woonplaats) wordt beschikt.

1.32 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw of woning dan wel een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw of woning verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak, daaronder begrepen:

  1. a. aanbouw: een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  2. b. bijgebouw: een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  3. c. uitbouw: een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat qua vorm, ligging en omvang ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
  4. d. een overkapping of een carport.

1.33 bijbehorende voorzieningen:

voorzieningen, die horen bij de betreffende bedrijfsvoering of functie en/of bouwvlakken.

1.34 bodemingreep:

werkzaamheden waarbij in de bodem wordt gegraven, danwel anderszins voorzieningen in de bodem worden ingebracht waardoor verstoring van de bodem kan plaatsvinden, zoals het slaan van heipalen.

1.35 boerderij- en streekproducten:

  1. a. al dan niet bewerkte agrarische producten, afkomstig van het eigen bedrijf;
  2. b. al dan niet bewerkte producten van agrarische producten uit de streek/regio Noord-Oost Brabant;
  3. c. ambachtelijk vervaardigde producten, die in hoofdzaak zijn bedoeld voor consumptie en die gebonden zijn aan de streek Noord-Oost Brabant;
  4. d. aanvullende producten die in hoofdzaak bedoeld zijn voor consumptie en waarbij er een duidelijke relatie ligt met de verkoop van agrarische producten, zoals de verkoop van groente en fruit dat niet afkomstig is van het eigen bedrijf of van andere bedrijven uit de streek/regio.

1.36 boerderijwinkel:

detailhandel in boerderij- en streekproducten.

1.37 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.38 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.39 bouwperceel:

bestemmingsvlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

1.40 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.41 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.42 bouwwerk:

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.43 Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij:

instrument waarin maatregelen zijn benoemd ter bevordering van de transitie naar zorgvuldige veehouderij voor individuele bedrijven.

1.44 cultuurhistorische waarden en kenmerken:

waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden.

1.45 dagrecreatie:

bieden van diensten op het gebied van recreatie, educatie, cultuur of sport, door middel van publieksaantrekkende voorzieningen, welke door de consument binnen één dag kunnen worden afgenomen en welke zich geheel of in overwegende mate in de open lucht bevinden.

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waaronder grootschalige detailhandel, volumineuze detailhandel, tuincentrum en supermarkt.

1.47 dienstverlening:

  1. a. zakelijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een kantoor en een congres- en vergaderaccommodatie;
  2. b. persoonlijke dienstverlening: het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een kapsalon, schoonheidsspecialist e.d..

1.48 ecologische verbindingszone:

bij bestemmingsplan aangeduid langgerekt gebied waarbinnen verbindende landschapselementen zijn of worden gerealiseerd.

1.49 ecologische waarden en kenmerken:

aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

1.50 erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voorzover dit plan die inrichting niet verbiedt.

1.51 erfbeplanting:

afschermende (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bouwvlak van een agrarisch bedrijf of binnen of direct aansluitend aan een ander bedrijf of woning.

1.52 evenementen:

alle voor publiek toegankelijke verrichtingen van vermaak, waaronder herdenkingsplechtigheden braderieën, optochten op de weg, feesten, muziekvoorstellingen of wedstrijden op of aan de weg en kleine evenementen waaronder straatfeesten of buurtbarbecues op één dag begrepen.

1.53 extensieve dagrecreatie:

vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..

1.54 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.55 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:

een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

1.56 gemeenschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten dienste van en ondergeschikt aan de verblijfsrecreatie, zoals ruimtes voor vermaak (slechtweervoorziening) en sanitaire voorzieningen.

1.57 gemengd landelijk gebied:

multifunctionele gebruiksruimte, gelegen buiten bestaand stedelijk gebied, buiten het Natuurnetwerk Brabant.

1.58 geurgevoelig object:

geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij.

1.59 gevellijn:

de als zodanig aangegeven lijn en het verlengde daarvan, die niet door hoofdgebouwen mag worden overschreden.

1.60 glastuinbouwbedrijf:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt.

1.61 goede leefomgeving:

  1. a. er is rekening gehouden met de gevolgen van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling voor de in het plan begrepen gronden en de naaste omgeving, in het bijzonder wat betreft de bodemkwaliteit, de waterhuishouding, de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten, de cultuurhistorische waarden, de ecologische waarden, de aardkundige waarden en de landschappelijke waarden;
  2. b. de omvang van de beoogde ruimtelijke ontwikkeling, de omvang van de bebouwing en de beoogde functie, past in de omgeving gelet op de bestaande en toekomstige functies in de omgeving en de effecten die de ontwikkeling op die functies heeft, waaronder de effecten vanwege milieuaspecten en volksgezondheid;
  3. c. een op de beoogde ruimtelijke ontwikkeling afgestemde afwikkeling van het personen- en goederenvervoer is verzekerd, waaronder een goede aansluiting op de aanwezige infrastructuur van weg, water of spoor, inclusief openbaar vervoer, een en ander onder onverminderd hetgeen in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer is bepaald.

1.62 grondgebonden bedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van een (vollegronds)teeltbedrijf niet zijnde een (grondgebonden) veehouderij.

1.63 groepsaccommodatie:

een (gedeelte van) een gebouw dat is bestemd voor periodiek recreatief nachtverblijf door groepen, met permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke voorzieningen. Een kampeerboerderij en kamp(eer)huis vallen onder het begrip groepsaccommodatie.

1.64 hoge teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen met een minimale bouwhoogte van 1,5 meter.

1.65 hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een of meer op de grond staande woningen aanwezig zijn, wordt die woning tevens als hoofdgebouw aangemerkt.

1.66 hoofdverblijf:

de plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en welke een voor bewoning geschikte verblijfplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken, woon-, was- en slaapgelegenheid.

1.67 horeca:

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het bedrijfsmatig bieden van hotel- of groepsaccommodatie, het bedrijfsmatig bieden van vermaaks- of wellnessfaciliteiten of het bedrijfsmatig bieden van congres- of vergaderfaciliteiten, een en ander al dan niet in combinatie met elkaar.

Categorie Omschrijving / typologie Subcategorie
1 Maaltijdverstrekkers:
- cafetaria, snackbar, automatiek 1a
- lunchroom, ijssalon, kiosk 1a
- pannenkoekenhuis, shoarmazaak, poffertjeszaak, creperie 1a
- restaurant 1b
2 Drankverstrekkers:
- café, bar, nachtclub 2a
- tearoom, koffiehuis 2b
3 Multifunctioneel horecabedrijf 3
4 Vermaak, ontspanning en discotheken
- snooker- of biljartcentrum 4a
- casino of amusementshal 4a
- bowling- of kegelcentrum, lasergamecentrum 4a
- bioscoop 4a
- discotheek, dancing 4b
5 Logiesverstrekkers:
- hotel 5
- motel 5
- pension 5
6 Ontmoetingscentra / Maatschappelijke instellingen 6

1.68 huishouden:

één, of meerdere personen, die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn.

1.69 intensieve veehouderij:

een veehouderij met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en gericht is op het houden van dieren, zoals rundveemesterij, varkens-, vleeskalver-, pluimvee-, pelsdier-, geiten- of schapenhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van melkrundveehouderij.

1.70 kamerverhuur:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de kamerhuurder ter plaatse het hoofdverblijf heeft.

1.71 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,

dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.72 kampeerterrein:

terrein, geheel of gedeeltelijk ingericht en bedrijfsmatig geëxploiteerd, en blijkens die inrichting en exploitatie bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen.

1.73 kap:

een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65° niet zijnde een lessenaarsdak.

1.74 kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

1.75 kelder:

een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bovengronds bouwwerk.

1.76 kernrandzone:

een overgangszone tussen de bebouwde kom en het buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.

1.77 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen:

het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf, al dan niet als nevenactiviteit verbonden aan de agrarische bedrijfsvoering.

1.78 kleinschalig kamperen:

recreatief (nacht)verblijf op gronden met de hoofdfunctie agrarisch bedrijf of wonen, met gebruikmaking van kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

1.79 kleinschalig logeren:

recreatief (nacht)verblijf in de vorm van logies en ontbijt tot een in het plan aangegeven maximum aantal logeereenheden, zoals logeren bij de boer, bed&breakfast.

1.80 lage teeltondersteunende voorzieningen:

teeltondersteunende voorzieningen met een maximale bouwhoogte van 1,5 meter.

1.81 landschappelijke inpassing:

het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.

1.82 landschappelijke waarden en kenmerken:

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten.

1.83 landschapselementen:

ter plaatse gebonden ecologische en/of landschappelijk waardevolle elementen zoals bosjes, houtwallen, poelen, moerasjes en dergelijke.

1.84 lessenaarsdak:

een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak over (nagenoeg) de volledige breedte of diepte van een gebouw.

1.85 logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij de betreffende huurder het hoofdverblijf elders heeft.

1.86 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele en levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijs-, sport- en recreatieve voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

1.87 mantelzorg:

langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan
een zorgvrager door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en die de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt.

1.88 melkrundveehouderij:

een veehouderij in de vorm van een melkrundveebedrijf en/of vrouwelijk jongveebedrijf ten behoeve van de melkproductie.

1.89 mestbewerking:

de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest.

1.90 multifunctioneel horecabedrijf:

een inrichting die gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen worden, alsmede (in sommige gevallen) de gelegenheid biedt tot dansen.

1.91 natuurlijke waarde:

de aan een gebied toegekende waarde gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.

1.92 Natuurnetwerk Brabant:

samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden.

1.93 nevenactiviteit:

activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen en daarbij behorende gronden als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie.

1.94 niet-grondgebonden bedrijf:

een overig agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt, niet zijnde een glastuinbouwbedrijf of veehouderij, zoals wormenkwekerijen, viskwekerijen, champignonkwekerijen en witlofkwekerijen.

1.95 nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie, alsmede voorzieningen voor het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.96 omschakeling:

geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm, waaronder tevens wordt verstaan een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van de gebouwen voor de uitoefening van een veehouderij.

1.97 ondergeschikt bouwdeel:

een buiten de gevel of dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een bouwwerk, met uitzondering van een uitgebouwd gedeelte van een gebouw dat dient ter uitbreiding van het oppervlak.

1.98 ondergeschikte horeca:

een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren, zoals een kantine in een verenigingsgebouw, sportvoorziening of recreatie-inrichting.

1.99 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen onder peil.

1.100 onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan zijn bestemming onttrokken, vaar- of voertuig, ark of caravan, voor zover dat/die niet als een bouwwerk is aan te merken, alsmede een tent.

1.101 opslag:

het opbergen van materialen met de bedoeling en op een dergelijke wijze, dat men later weer over het materiaal kan beschikken.

1.102 overig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt.

1.103 overkapping:

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats. Daarbij geldt, indien vóór dan wel achter het (verlengde van) de voorgevel van een gebouw wordt gebouwd, het volgende:

  1. a. vóór: het moet een open constructie zijn;
  2. b. achter: maximaal drie wanden waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.104 parkeergelegenheid/ parkeervoorzieningen:

elke stallingsgelegenheid (op zowel openbaar als particulier terrein) ten behoeve van een motorvoertuig op meer dan twee wielen.

1.105 perceelsgrens:

een kadastrale grenslijn tussen (bouw)percelen onderling.

1.106 permanente teeltondersteunende voorziening:

teeltondersteunende voorziening die voor onbepaalde tijd wordt gebruikt, niet zijnde een kas.

1.107 plattelandswoning:

een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die -naast het gebruik als bedrijfswoning voor het agrarisch bedrijf waarbij de woning behoort- tevens mag worden gebruikt voor bewoning als burgerwoning door derden, en die niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.

1.108 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.109 recreatie:

vrijetijdsbesteding zoals verblijfsrecreatie, dagrecreatie, agrotoerisme en extensief recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen, paardrijden, vissen, zwemmen, roeien, kanoën etc..

1.110 recreatieverblijf:

  • plaatsgebonden recreatieverblijf: een bouwwerk dat langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst of niet langer te verplaatsen is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf; waaronder in ieder geval worden gerekend: een chalet, stacaravan, zomerhuisje, tenthuisje en trekkershut;
  • niet-plaatsgebonden recreatieverblijf: een bouwwerk dat niet langer dan 8 maanden op een kampeerterrein is geplaatst en verplaatsbaar is dat geheel of ten dele wordt gebruikt of kan worden gebruikt voor recreatief verblijf.

1.111 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

1.112 recreatief verblijf:

verblijf dat plaatsvindt in het kader van de verblijfsrecreatie (dus met een recreatief doel) en gericht is op ontspanning en vrijetijdsbesteding, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.113 rijbak:

een onoverdekte voorziening ten behoeve van paardrijactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een omheining, bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden. Hieronder worden zowel een paardrijbak als een longeerbak verstaan.

1.114 ruimtelijke ontwikkeling:

bouwactiviteiten en planologische gebruiksactiviteiten waarvoor een wijziging van het planologisch regime nodig is.

1.115 schuilgelegenheid:

overdekte ruimte, aan maximaal drie zijden omsloten door wanden, waarvan dieren gebruik moeten kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheid is geen opslag toegestaan.

1.116 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.117 stacaravan:

een kampeermiddel ten behoeve van recreatief nachtverblijf, in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.

1.118 standplaats (toeristisch):

een in of op het terrein aangegeven, zichtbaar gemarkeerde plek door middel van nummering, stroomvoorziening, erfafscheiding of anderszins, voor het plaatsen of geplaatst houden van een kampeermiddel ten behoeve van tijdelijk recreatief nachtverblijf. Een bijzet-tentje voor bijvoorbeeld de kinderen wordt hierbij niet als afzonderlijk kampeermiddel aangemerkt.

1.119 statische opslag (binnenopslag):

de binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven en geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben zoals (seizoens-)stalling van auto's, boten, caravans, campers en dergelijke. De opslag mag niet zijn bedoeld voor handel.

1.120 teeltondersteunende kas:

een teeltondersteunende voorziening bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- of boogkassen (>1,5 meter).

1.121 teeltondersteunende voorziening:

voorziening in, op of boven de grond die een onderdeel is van de vollegrondse bedrijfsvoering van een tuinbouwbedrijf of boomkwekerij en die wordt gebruikt om de volgende doelen na te streven:

  • verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
  • verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
  • bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);

in de vorm van:

  • permanente teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde een kas;
  • tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen: voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.

1.122 tuin:

de gronden binnen een bestemmingsvlak die behoren bij een (bedrijfs-)woning.

1.123 veehandelbedrijf:

niet-agrarisch bedrijf gericht op het transport en bedrijfsmatig aan- en verkopen van landbouwhuisdieren waarbij binnen de bedrijfslocatie geen sprake is van het bedrijfsmatig houden van dieren.

1.124 veehouderij:

agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en/of pelsdieren.

1.125 verblijfsrecreatie:

vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf.

1.126 (vollegronds)teeltbedrijf:

agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

1.127 volwaardig agrarisch bedrijf:

een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht met een daarbij passende arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.

1.128 voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.129 voorgevelrooilijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen.

1.130 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:

al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen, alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc..

1.131 waterberging:

gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen.

1.132 weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.133 werk:

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.134 wet/wettelijke regelingen:

indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.135 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.136 zelfstandige horeca:

horeca als hoofdactiviteit, die niet als ondersteuning van een andere hoofdactiviteit/-bestemming dient.

1.137 zorgboerderij:

24-uurs opvang (inclusief nachtverblijf) van mensen met een zorgvraag, het zij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

1.138 zorgvoorziening:

een voorziening ten behoeve van de welzijnszorg, in casu de verzorging/verpleging van mensen op het fysieke, psychische en/of sociale vlak in het kader van de verbetering van hun welzijn, met uitzondering van mantelzorg. Onder zorgvoorziening worden zorgboerderijen, kinderboerderijen en educatieve voorzieningen verstaan.

1.139 zorgvuldige veehouderij:

een veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving'.

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

  1. a. Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
  2. b. Bij het berekenen van de blijkens de digitale verbeelding of deze regels geldende bebouwingspercentages, of van het in deze regels maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van
  3. c. e gebouwen mede in aanmerking genomen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.

2.7 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.8 Afstand tussen gebouwen

Tussen een bepaald punt van het ene bouwwerk en een bepaald punt van het andere bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.9 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

2.10 Ondergrondse (verticale) bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.11 Peil

  1. a. Ter plaatse een gebouw waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. b. indien in het water wordt gewerkt: de hoogte van de waterbodem;
  3. c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende terrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
  2. b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
  3. c. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder:

  1. d. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. nutsvoorzieningen;
  4. g. bestaande paden, verkeers- en ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten;
  5. h. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de verschijningsvorm van de bebouwing en de inrichting van gronden en opstallen:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  4. d. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing en/of verharding.

3.4 Afwijken van de bouwregels

3.5 Specifieke gebruiksregels

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

3.7 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 4 Agrarisch - Grondgebonden

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Grondgebonden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een overwegend grondgebonden bedrijf; niet zijnde een veehouderij
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. bestaande legale nevenactiviteiten;
  2. d. aan huis verbonden beroepen en bestaande legale aan huis verbonden bedrijven in de bedrijfswoning en/of in daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  3. e. extensief recreatief medegebruik;
  4. f. verkoop van zelf voortgebrachte producten, overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.5.4;
  5. g. erven en terreinen, erfverhardingen en inritten;
  6. h. zonnecollectoren en/of panelen voor eigen gebruik;
  7. i. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', tuin bij de bedrijfswoning en bestaande erfverhardingen;
  8. j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - erfverharding', tevens erfverharding;
  9. k. groenvoorzieningen;
  10. l. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  11. m. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.
  12. n. permanente en tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  4. d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

4.4 Afwijken van de bouwregels

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 5 Agrarisch Met Waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch bedrijfsmatig grondgebruik;
  2. b. agrarisch hobbymatig grondgebruik;
  3. c. behoud, ontwikkeling en versterking van:
    1. 1. de aanwezige landschappelijke waarden;
    2. 2. bestaande natuurwaarden, al dan niet in combinatie met agrarisch gebruik;
  4. d. erfbeplanting, wegbeplanting, landschapselementen en bosschages;
  5. e. nutsvoorzieningen;

een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder:

  1. f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  2. g. groenvoorzieningen;
  3. h. paden, verkeers- en ontsluitingsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en in- en uitritten;
  4. i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en de verschijningsvorm van de bebouwing en de inrichting van gronden en opstallen:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. in verband met de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing;
  4. d. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met nieuwe bebouwing en/of verharding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.8 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 6 Bedrijf - Agrarisch Technisch Hulpbedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. agrarisch-technische hulpbedrijven, met dien verstande dat ter plaatse van de navolgende aanduidingen uitsluitend de daarbij aangegeven soorten bedrijven zijn toegestaan:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'veehandelbedrijf', één veehandelbedrijf;
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - erfverharding', tevens erfverharding;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. aan huis verbonden beroepen en bestaande legale aan huis verbonden bedrijven in de bedrijfswoning en/of in daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  2. e. groenvoorzieningen;
  3. f. tuinen, erven en terreinen;
  4. g. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', uitsluitend tuin bij de bedrijfswoning en bestaande erfverhardingen;
  5. h. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  6. i. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

6.2 Bouwregels

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  4. d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.6 Wijzigingsbevoegdheden

Artikel 7 Recreatie - Verblijfsrecreatie

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. één verblijfsrecreatief bedrijf, meer specifiek in de vorm van;
    1. 1. 10 recreatiewoningen;
    2. 2. 25 opstelplaatsen voor campers;
    3. 3. bijbehorende voorzieningen in de vorm van onder meer ondersteunende horeca, ondersteunende wellness, buitenterras, een zwembad, een recreatievijver, sanitaire voorzieningen, een activiteitenruimte en een opslagruimte.
  2. b. wonen in een bedrijfswoning;

met daaraan ondergeschikt:

  1. c. aan huis verbonden beroepen en bestaande legale aan huis verbonden bedrijven in de bedrijfswoning en/of in daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  2. d. ter plaatse van de aanduiding 'groen' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor groenvoorzieningen;
  3. e. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeren;
  4. f. groenvoorzieningen;
  5. g. tuinen, erven en terreinen;
  6. h. paden, wegen, ontsluiting- en parkeervoorzieningen;
  7. i. nutsvoorzieningen;
  8. j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

7.2 Bouwregels

7.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  4. d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

7.4 Specifieke gebruiksbepaling

7.5 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 8 Wonen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' is uitsluitend gebruik ten behoeve van opslag toegestaan;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dierenweide' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor een dierenweide en/of tuin;

met daaraan ondergeschikt:

  1. d. bestaande legale mantelzorgvoorzieningen;
  2. e. bestaande legale ondergeschikte nevenactiviteiten;
  3. f. aan huis verbonden beroepen en bestaande legale aan huis verbonden bedrijven woning en/of in daarbij behorende bijbehorende bouwwerken;
  4. g. groenvoorzieningen;
  5. h. tuinen, erven en terreinen;
  6. i. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  7. j. boven- en/of ondergrondse waterhuishoudkundige voorzieningen.

8.2 Bouwregels

8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan de inrichting van het bestemmingsvlak:

  1. a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. c. ter voorkoming van hemelwaterproblematiek;
  4. d. ter waarborging van een goede landschappelijke inpassing.

8.4 Specifieke gebruiksregels

8.5 Afwijken van de gebruiksregels

8.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Artikel 9 Waarde - Archeologie

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de vastgestelde en verwachte archeologische waarden, met dien verstande dat ter plaatse van de navolgende aanduidingen de daarbij aangegeven waarde geldt:

  1. a. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 1', zeer hoge archeologische waarde en historisch geografische objecten met een archeologische relevantie;
  2. b. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 2', hoge archeologische waarde;
  3. c. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 3', hoge archeologische verwachting;
  4. d. ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 4', middelhoge archeologische verwachting.

9.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen binnen deze bestemming uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd:

  1. a. ter vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering, met dien verstande dat nieuwe kelders niet zijn toegestaan; of
  2. b. binnen een afstand van maximaal 2,5 meter uit een bestaande fundering van een bestaand bouwwerk; of
  3. c. die een bodemverstoring veroorzaken van minder dan 5% van het totale oppervlak van de bodemingreep; of
  4. d. die niet groter zijn dan 100 m² en dieper dan 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -waarde archeologie 1'; of
  5. e. die niet groter zijn dan 250 m² en dieper dan 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -waarde archeologie 2' en de aanduiding 'overige zone - waarde archeologie 3'; of
  6. f. die niet groter zijn dan 2.500 m2 en dieper dan 0,5 meter ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -waarde archeologie 4'; of
  7. g. ten behoeve van archeologisch onderzoek, waarbij de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
  8. h. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  9. i. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning.

9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn die behouden en beschermd moeten worden, waarbij de nadere eisen erop zijn gericht de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond (in situ) te behouden.

9.4 Afwijken van de bouwregels

9.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

9.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door:

  1. a. de gebieden waar de aanduidingen als genoemd in artikel 9.5.1 betrekking op hebben te vergroten en / of te veranderen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en / of mogelijk is; of
  2. b. de oppervlaktes en/of de dieptes als genoemd in artikel 9.5.1 te veranderen en / of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologisch kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene Bouwregels

11.1 Bouwvlakken

  1. a. In dit plan is in alle artikelen het bouwvlak gelijk aan het bestemmingsvlak, tenzij op de verbeelding binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is ingetekend dat kleiner is dan het bestemmingsvlak;
  2. b. een bouwvlak mag volledig worden bebouwd:
    1. 1. tenzij in deze regels en/of op de verbeelding een maximaal bebouwingspercentage of een maximale oppervlakte bebouwing is opgenomen;
    2. 2. en met inachtneming van de bouwregels in de afzonderlijke artikelen.

11.2 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen

11.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten

11.4 Ontbreken van maatvoeringsaanduidingen

In die gevallen dat op de verbeelding en/of in deze regels een maatvoeringsaanduiding ontbreekt, gelden de maatvoeringen van de bestaande bouwwerken, voor zover deze in overeenstemming met het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, zoals aanwezig op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan, waarbij voor het bebouwingspercentage geldt dat dit met 10% mag toenemen ten opzichte van de aanwezige bebouwing.

Artikel 12 Algemene Gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Onder gebruiken of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruiken of het laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor en/of als:

  1. a. een seksinrichting of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  2. b. een coffeeshop, growshop, smartshop of een daarmee vergelijkbaar bedrijf;
  3. c. straatprostitutie;
  4. d. winning van gas;
  5. e. het plaatsen van onderkomens en/of kampeermiddelen behoudens binnen de bestemming 'Recreatie -Verblijfsrecreatie'
  6. f. het plaatsen van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens;
  7. g. als opslag-, stort-, lozing- of bergplaats van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voorwerpen en materialen, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  8. h. als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen.

12.2 Bestaand gebruik

Indien bestaande en legale nevenactiviteiten afwijken van de regels van dit bestemmingsplan, worden deze als toelaatbaar beschouwd.

12.3 Paardrijbakken

Het gebruik van gronden als paardrijbak bij een (bedrijfs-)woning is toegestaan op gronden met de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden', 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf' en 'Wonen' met dien verstande dat:

  1. a. de paardrijbak behoort bij de binnen hetzelfde bestemmingsvlak gelegen (bedrijfs-)woning;
  2. b. de oppervlakte maximaal 1.200 m² bedraagt;
  3. c. de afstand tot woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt;
  4. d. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
  5. e. de paardrijbak landschappelijk (groen/houtsingels) dient te worden ingepast met gebiedseigen beplanting;
  6. f. tredmolens e.d. niet zijn toegestaan;
  7. g. aanwezige waarden in het gebied niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 13 Algemene Aanduidingsregels

13.1 overige zone - bebouwingsconcentratie

13.2 overige zone - beperkingen veehouderij

13.3 overige zone - gemengd landelijk gebied

13.4 overige zone - waarde archeologie 1

13.5 overige zone - waarde archeologie 2

13.6 overige zone - waarde archeologie 3

13.7 overige zone - waarde archeologie 4

Artikel 14 Algemene Afwijkingsregels

14.1 Algemeen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van de in dit artikel genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  1. a. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de verkeersveiligheid;
    2. 2. de milieusituatie;
    3. 3. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    4. 4. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  2. b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  3. c. in voldoende mate moet worden aangetoond of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden en/of stiltegebieden.

14.2 Maatvoeringen/grenzen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:

  1. a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  2. b. de regels ten behoeve van:
    1. 1. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
    2. 2. geringe afwijkingen in plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan;
    3. 3. het overschrijden van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  3. c. de regels ten aanzien van de goot- en bouwhoogte van agrarische bedrijfsgebouwen, en toestaan dat deze hoogtes worden vergroot tot respectievelijk 8 en 12 meter;
  4. d. de regels ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 12 meter;
  5. e. de regels ten aanzien van de situering van bedrijfsgebouwen ten opzichte van de voorgevel van de bedrijfswoning, en toestaan dat de voorgevel van bedrijfsgebouwen op minder dan 3 meter vanaf de voorgevel van de bedrijfswoning wordt gebouwd indien de bestaande situatie daartoe aanleiding geeft en de ondernemer onredelijk wordt belemmerd in zijn bedrijfsvoering door strikte toepassing van die bepalingen;
  6. f. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot de bestemmingsgrens, en toestaan dat bedrijfsgebouwen, (bedrijfs-)woningen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde op minder dan 5 meter van de bestemmingsgrens en/of van de bouwvlakgrens worden gebouwd, met dien verstande dat gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  7. g. de regels ten aanzien van de aan te houden afstand van gebouwen tot de bestemming 'Verkeer', en toestaan dat bedrijfsgebouwen op minder dan 10 meter vanaf de bestemming 'Verkeer' worden gebouwd;
  8. h. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
    2. 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan, uitsluitend indien de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
    3. 3. aangetoond wordt dat door de hoogte van de masten de luchtvaartverkeerszones niet nadelig worden beïnvloed.

14.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.5.1, 4.5.1, 6.4.1 en 8.4.1 voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf, als opgenomen in Bijlage 1 of hiermee naar aard en omvang gelijk te stellen beroepen en bedrijven, met dien verstande dat:

  1. a. de hoofdfunctie van het perceel primair blijft c.q. in overwegende mate aanwezig blijft;
  2. b. degene die gebruiker van de woning is tevens degene is die het aan huis verbonden beroep of bedrijf uitoefent;
  3. c. maximaal 60 m² van de vloeroppervlakte van de bestaande gebouwen mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  4. d. het gebruik geen ernstige hinder voor het woonmilieu oplevert c.q. geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  5. e. het gebruik geen dusdanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft welke kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  6. f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  7. g. detailhandel slechts is toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit en uitsluitend in ter plaatse vervaardigde en/of bewerkte producten;
  8. h. internetverkoop slechts is toegestaan indien er geen uitstalling ten verkoop plaatsvindt en de te verkopen producten niet ter plaatse bezichtigd en afgehaald kunnen worden;
  9. i. er geen buitenopslag plaatsvindt;
  10. j. reclame-uitingen ten dienste van het aan huis verbonden beroep of bedrijf beperkt blijven tot het plaatsen van een bord met als maximale afmetingen 1 meter x 0,5 meter aan de voor- of zijgevel of in de voor- of zijtuin op een hoogte van maximaal 2 meter. Neon- of andere lichtreclame is in dit kader niet toegestaan.

14.4 Bed en breakfast

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.5.1, 4.5.1, 6.4.1 en 8.4.1 voor de inrichting en het gebruik van (bedrijfs-)woningen ten behoeve van bed en breakfast, met dien verstande dat:

  1. a. het gebruik uitsluitend plaatsvindt in de woning en de bijbehorende bouwwerken die op maximaal 20 meter van de woning zijn gelegen;
  2. b. de exploitant van het bed en breakfast de hoofdbewoner is van de woning;
  3. c. maximaal 25% van de woning en/of de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken mag worden ingericht als bed en breakfast, met dien verstande dat de oppervlakte voor bed & breakfast maximaal 200 m² mag bedragen;
  4. d. per perceel maximaal 4 slaapplaatsen in maximaal 4 slaapkamers worden toegestaan;
  5. e. door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering de bed en breakfast-voorziening niet mag functioneren als een zelfstandige woning;
  6. f. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
  7. g. vergunning uitsluitend wordt verleend mits verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, indien de totale oppervlakte die voor deze activiteiten wordt gebruikt groter is dan 200 m2;
  8. h. de onder g. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
    1. 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    2. 2. aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
    3. 3. het slopen van bebouwing;
    4. 4. het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken.

14.5 Grotere afstand tussen woningen en bijbehorende bouwwerken

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 6.2.4 en 8.2.2 toegestaan dat bijbehorende bouwwerken op een grotere afstand van de woning worden gebouwd, met dien verstande dat:

  1. a. de landschappelijke en agrarische waarden ter plaatse niet worden aangetast;
  2. b. verzekerd is dat de tuin/het erf waarop de bijbehorende bouwwerken worden gebouwd landschappelijk wordt ingepast middels gebiedseigen beplanting;

14.6 Grotere oppervlakte bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs-)woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 6.2.4 en 8.2.2 voor het vergroten van de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:

  1. a. de oppervlakte maximaal 125 m2 bedraagt indien het perceel niet groter is dan 1.000 m2;
  2. b. de oppervlakte maximaal 150 m2 bedraagt indien het perceel groter is dan 1.000 m2;
  3. c. nieuwbouw of uitbreiding van bijbehorende bouwwerken gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  4. d. de onder c. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    1. 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    2. 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    3. 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    4. 4. het wegnemen van verharding;
    5. 5. het slopen van bebouwing;
    6. 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuurnetwerk Brabant en ecologische verbindingszones.
  5. e. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.

14.7 Inpandige uitbreiding woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 6.2.4 en 8.2.2 en worden toegestaan dat indien de (bedrijfs-)woning is gelegen in een hoofdgebouw dat groter is dan 750 m³, het hoofdgebouw inpandig mag worden verbouwd tot woning, met dien verstande dat:

  1. a. het (agrarische en) stedenbouwkundige karakter niet wezenlijk wordt aangetast;
  2. b. herbouw van (een deel van) het hoofdgebouw niet is toegestaan;
  3. c. sprake is van een goede milieuhygiënische uitvoerbaarheid;
  4. d. het aantal woningen gelijk blijft. Woningsplitsing is niet toegestaan;
  5. e. de ontwikkeling gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  6. f. de onder e. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    1. 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    2. 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    3. 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    4. 4. het wegnemen van verharding;
    5. 5. het slopen van bebouwing;
    6. 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuurnetwerk Brabant en ecologische verbindingszones.
  7. g. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder e. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.

14.8 Nevenactiviteiten en verbrede landbouw

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 3.5.1, 4.5.1 en 5.5.1 ten behoeve van nevenactiviteiten en verbrede landbouw, met dien verstande dat:

  1. a. de agrarische bedrijvigheid als hoofdfunctie aanwezig is en blijft;
  2. b. het gezamenlijk oppervlak van de bedrijfsbebouwing van het desbetreffende agrarisch bedrijf niet mag worden vergroot;
  3. c. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig kamperen is toegestaan, met dien verstande dat:
    1. 1. het kampeerterrein uitsluitend wordt gerealiseerd binnen het bestemmingsvlak volgens de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden'. Overschrijding van het bestemmingsvlak is uitsluitend toegestaan indien gelijktijdig de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.6.3 of 5.6.3 wordt verleend;
    2. 2. het totaal aantal kampeermiddelen op het kampeerterrein maximaal 25 bedraagt, met dien verstande dat stacaravans en chalets niet zijn toegestaan;
    3. 3. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen minimaal 5 meter bedraagt;
    4. 4. in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte op eigen terrein;
    5. 5. het kampeerterrein voldoende landschappelijk wordt ingepast;
    6. 6. (sanitaire) voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen bestaande gebouwen.
  4. d. verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig logeren, niet zijnde bed & breakfast zoals bedoeld in artikel 14.4, is toegestaan binnen het bouwvlak tot maximaal 25% van de oppervlakte van de bestaande gebouwen, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 100 m² bedraagt;
    2. 2. de voorziening niet mag worden gebruikt voor tijdelijke huisvesting van tijdelijke arbeidskrachten;
    3. 3. indien de verblijfsrecreatie in de vorm van kleinschalig logeren in combinatie met een bed & breakfast voorziening wordt geëxploiteerd geldt voor beide voorzieningen een gezamenlijke maximale oppervlakte van 200 m²;
  5. e. kleinschalige dagrecreatie is toegestaan binnen het bouwvlak tot maximaal 25% van het bouwvlak;
  6. f. ondergeschikte horeca is toegestaan binnen het bouwvlak:
    1. 1. tot maximaal 25% van de bestaande gebouwen, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt;
    2. 2. tot maximaal 25% van het bouwvlak ten behoeve van een terras als onderdeel van de ondergeschikte horeca, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 50 m² bedraagt;
  7. g. aan het agrarisch bedrijf verbonden zorgfuncties zijn toegestaan binnen het bouwvlak tot 25% van de oppervlakte van bestaande gebouwen en tot maximaal 25% van het bouwvlak, met dien verstande dat de oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
  8. h. een educatiefunctie is toegestaan binnen het bouwvlak tot maximaal 25% van de oppervlakte van bestaande gebouwen en tot maximaal 25% van het bouwvlak, met dien verstande dat de totale oppervlakte maximaal 100 m² bedraagt;
  9. i. een caravanstalling is toegestaan binnen het bouwvlak tot maximaal 25% van het bouwvlak, met dien verstande dat:
    1. 1. de totale oppervlakte van de hiervoor benodigde gebouwen maximaal 3.500 m² bedraagt;
    2. 2. vergunning uitsluitend wordt verleend voor caravanstalling in gesloten bebouwing en niet in kassen;
  10. j. de hiervoor onder d., e., f. en h. genoemde maximaal toegestane oppervlakten cumulatief van aard zijn, wat impliceert dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten:
    1. 1. maximaal 25% van het bouwvlak mag worden gebruikt voor de genoemde vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten;
    2. 2. maximaal 25% van de bestaande gebouwen mag worden gebruikt voor de genoemde vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bebouwing welke hiervoor wordt gebruikt maximaal 200 m² mag bedragen;
  11. k. de in dit lid onder c., e. en f. sub 2. genoemde vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten zijn uitsluitend toegestaan indien verzekerd is dat de ontwikkeling gepaard gaat met inpassing van de activiteiten, een en ander op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij aanleg, beheer en instandhouding juridisch geborgd zijn;
  12. l. de onder k. bedoelde inpassing mede kan betreffen:
    1. 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding en/of recreatieterreinen;
    2. 2. aanleg van gebiedseigen landschapselementen in of nabij de projectlocatie;
    3. 3. het slopen van bebouwing;
    4. 4. het vergroten van de architectonische kwaliteit van bouwwerken;
  13. m. binnen het bestemmingsvlak in voldoende mate wordt voorzien in de parkeerbehoefte;
  14. n. bij beëindiging van de agrarische bedrijfsvoering kunnen de niet-agrarische activiteiten alleen worden voortgezet na een herziening van het bestemmingsplan, waarbij de geldende bestemming wordt omgezet naar een voor de niet-agrarische activiteiten passende bestemming.

14.9 Plattelandswoning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in het artikel 4.5.1 voor het gebruik van de bedrijfswoning als plattelandswoning, met dien verstande dat:

  1. a. de woning als bedrijfswoning blijft gelden voor het bouwvlak waarbinnen deze is gelegen;
  2. b. sprake is van een actief agrarisch bedrijf binnen het bouwvlak;
  3. c. het verlenen van de vergunning niet leidt tot de mogelijkheid om een nieuwe bedrijfswoning te bouwen binnen het bestemmingsvlak;
  4. d. aangetoond wordt dat in de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, in het bijzonder voor wat betreft luchtkwaliteit en het gebruik van gewasbestrijdingsmiddelen binnen het bestemmingsvlak en/of op aangrenzende percelen.

14.10 Sloop-/bonusregeling

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 8.2.2 en een grotere oppervlakte van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken worden toegestaan indien bestaande bouwwerken worden gesloopt, met dien verstande dat:

  1. a. geen landschappelijke inpassing of andere vorm van tegenprestatie verplicht is indien:
    1. 1. het (agrarische) bestemmingsvlak een minimale oppervlakte heeft van 1 hectare;
    2. 2. er maximaal 200 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden;
    3. 3. het (toekomstige) bestemmingsvlak 'Wonen' een maximale oppervlakte van 1500 m² heeft dan wel krijgt;
  2. b. een goede landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd op basis van een goedgekeurd landschapsplan, waarbij de uitvoering en het beheer worden geborgd indien:
    1. 1. er meer dan 200 m² aan bestaande bijbehorende bouwwerken worden behouden, tot een maximum van 500 m²;
    2. 2. het (toekomstige) bestemmingsvlak 'Wonen' een grotere oppervlakte dan 1500 m² zal beslaan, tot een maximum van 5'.000 m²;
  3. c. de overige bijbehorende bouwwerken dienen te worden gesloopt;
  4. d. er een motivatie dient te worden aangeleverd waaruit blijkt dat de te behouden bijbehorende bouwwerken niet vallen onder de definitie van "overtollige bebouwing";
  5. e. uitsluitend legaal gebouwde en nog bestaande bijbehorende bouwwerken komen in aanmerking voor deze regeling. Bijbehorende bouwwerken die op het moment van indienen van een verzoek reeds gesloopt zijn, worden niet meegenomen;
  6. f. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen ook op een andere locatie in het buitengebied van de gemeente Land van Cuijk. Verzekerd dient daarbij te zijn dat op de slooplocatie geen gebruik meer wordt gemaakt van de (her)bouwmogelijkheden voor de te slopen bebouwing volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan;
  7. g. de te slopen bijbehorende bouwwerken mogen niet onder een andere regeling of verzoek vallen;
  8. h. bij monumentale panden is een positief advies van de monumentencommissie noodzakelijk;
  9. i. alle aan de te slopen bijbehorende bouwwerken verbonden of onderdeel hiervan uitmakende bouwwerken en bouwdelen, zoals aanbouwen, overkappingen en bijbehorende ondergrondse (kelder)ruimten alsmede voederplaten, silo's, overtollige erfverharding e.d. dienen gesloopt te worden;
  10. j. inpandige stalgedeeltes binnen het boerderijlichaam van een langgevelboerderij die niet ruimtelijk te onderscheiden zijn worden buiten beschouwing gelaten bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken. Aan het boerderijlichaam aangebouwde stalgedeeltes die ruimtelijk wel duidelijk te onderscheiden zijn, worden wel meegerekend bij het bepalen van de oppervlakte aan aanwezige bijbehorende bouwwerken;
  11. k. alleen bovengrondse bijbehorende bouwwerken worden meegerekend;
  12. l. aan de omgevingsvergunning voor het bouwen de voorwaarde wordt verbonden dat pas met de bouw gestart mag worden als sloop heeft plaatsgevonden.

14.11 Vervangen bestaande woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de artikelen 4.2.4, 6.2.4 en het bouwen van een woning ter vervanging van een bestaande woning worden toegestaan, met dien verstande dat:

  1. a. de woning wordt gebouwd binnen het bestaande bouwvlak;
  2. b. verzekerd is dat de te vervangen woning wordt gesloopt na gereedkoming van de nieuwe woning;
  3. c. het toevoegen van een extra woning niet is toegestaan;
  4. d. bij herbouw op een andere locatie in het bestaande bouwvlak, de herbouw op deze locatie stedenbouwkundig en landschappelijk aanvaardbaar is;
  5. e. wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
    1. 1. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' zijn uitsluitend twee-aaneengebouwde woningen toegestaan;
    2. 2. de voorgevel van de woning wordt gebouwd in de bestaande voorgevelrooilijn;
    3. 3. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³;
    4. 4. de goothoogte van woningen bedraagt maximaal 6 meter;
    5. 5. de bouwhoogte van woningen bedraagt maximaal 9 meter;
    6. 6. de afstand tot de perceelsgrens bedraagt minimaal 5 meter;
    7. 7. voor bijbehorende bouwwerken bij de woning gelden de volgende voorwaarden:
      • de oppervlakte bedraagt maximaal 100 m2, met dien verstande dat het bestemmingsvlak voor maximaal 50% mag worden bebouwd;
      • de goothoogte bedraagt maximaal 3 meter;
      • de bouwhoogte bedraagt maximaal 5,5 meter;
      • de dakhelling dient te worden afgestemd op de dakhelling van het hoofdgebouw, danwel dient er sprake te zijn van een plat dak;
      • bijbehorende bouwwerken worden op een afstand van minimaal 3 meter achter de bestaande voorgevelrooilijn gebouwd;
  6. f. de afstand tussen de voorgevel van de woning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 40 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de zijgevel van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en (het verlengde van) de zijgevel van de woning maximaal 10 meter bedraagt.

Artikel 15 Algemene Wijzigingsregels

15.1 Algemene wijzigingsbevoegdheden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  1. a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, met dien verstande dat:
    1. 1. dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken;
    2. 2. dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
    3. 3. de overschrijding niet meer bedraagt dan 3 meter;
    4. 4. de overschrijding noodzakelijk is in het kader van de optimalisering van de bedrijfsvoering en niet het gevolg is van een beoogde schaalvergroting;
  2. b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  4. d. het wijzigen op of verwijderen van de verbeelding van gebiedsaanduidingen als bedoeld in artikel 13, indien het belang dat de gebiedsaanduiding beoogt te beschermen, niet meer aanwezig is, danwel indien wijziging van zoneringen daartoe aanleiding geeft.

15.2 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen ten behoeve van de in dit artikel onder 15.3, 15.4, 15.5 en 15.6 genoemde ontwikkelingen onder de daarbij genoemde voorwaarden en met dien verstande dat:

  1. a. in voldoende mate moet worden onderzocht of er effecten zijn te verwachten op aanwezige Natura-2000 gebieden en/of stiltegebieden;
  2. b. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. 1. de milieusituatie;
    2. 2. de bestaande natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, aardkundige en/of abiotische waarden;
    3. 3. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. c. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  4. d. voorzieningen worden getroffen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek.

15.3 Wijziging naar 'Natuur' en/of 'Water'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur', of 'Water', met dien verstande dat:

  1. a. wijziging pas plaats vindt nadat verzekerd is dat een aaneengesloten natuur- of bosgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  2. b. de regels van de bestemmingen 'Natuur', danwel 'Water' van overeenkomstige toepassing worden verklaard.

15.4 Wijziging in de bestemming ' Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen Agrarisch - Grondgebonden, Bedrijf - Agrarischtechnisch hulpbedrijf' met een bouwvlak en de bestaande bedrijfswoning te wijzigen in:

  1. a. de bestemming 'Wonen';
  2. b. de bestemming 'Agrarisch' of 'Agrarisch met waarden' waarin het bestemmingsvlak ligt voor de resterende grond;

met dien verstande dat:

  1. a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van een bestemmingsvlak waarbinnen geen bedrijfswoning aanwezig is en/of is toegestaan;
  2. b. er sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  3. c. de woonfunctie slechts is toegestaan in de hoofdbebouwing;
  4. d. aangetoond wordt dat het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/de huidige voorziening niet meer mogelijk is;
  5. e. het huidige gebruik als (agrarisch) bedrijf/van de huidige voorziening dient te zijn beëindigd;
  6. f. uitsluitend het deel van het perceel met de woning en het daarbijbehorende erf mag worden gewijzigd in de bestemming 'Wonen' De resterende grond moet gelijktijdig worden gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', 'Agrarisch met waarden' of 'Natuur' met de daarbij behorende gebiedsaanduiding;
  7. g. het aantal woningen niet mag toenemen, tenzij tevens gebruik wordt gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in lid 15.5;
  8. h. overtollige bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt. Dit betekent dat de inhoud van bijbehorende bouwwerken maximaal de inhoud bedraagt zoals aangegeven in de artikel 8.2.2 tenzij:
    1. 1. sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
    2. 2. vergunning wordt verleend voor extra bouwmogelijkheden in ruil voor sloop van overtollige bebouwing conform het bepaalde in artikel 14, lid 14.10;
  9. i. de mogelijkheden tot verwezenlijking, behoud en beheer van het (zoekgebied voor) een ecologische verbindingszone ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - ecologische verbindingszone' niet worden aangetast of belemmerd;
  10. j. de mogelijkheden voor behoud en herstel van watersystemen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - behoud en herstel watersystemen' niet worden aangetast of belemmerd;
  11. k. wijziging gepaard dient te gaan met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap of cultuurhistorie of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied;
  12. l. de onder i. bedoelde verbetering mede kan betreffen:
    1. 1. de landschappelijke inpassing van bebouwing en verharding;
    2. 2. het toevoegen, versterken of herstellen van landschapselementen die een bijdrage leveren aan de versterking van de landschapsstructuur of de relatie stad-land;
    3. 3. activiteiten, gericht op het behoud of herstel van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing of terreinen;
    4. 4. het wegnemen van verharding;
    5. 5. het slopen van bebouwing;
    6. 6. een fysieke bijdrage aan de realisering van het Natuurnetwerk Brabant en ecologische verbindingszones.
  13. m. indien een kwaliteitsverbetering als bedoeld onder i. niet is verzekerd, de vergunning slechts wordt verleend indien een passende financiële bijdrage in een landschapsfonds is verzekerd.
  14. n. voldaan wordt aan de voorwaarden van Artikel 8

15.5 Wijziging ten behoeve van woningsplitsing

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van bestaande (bedrijfs-)woningen in maximaal twee woningen, met dien verstande dat:

  1. a. aangetoond wordt dat sprake is van een gebouw met monumentale en/of cultuurhistorische waarde;
  2. b. aangetoond wordt dat de splitsing noodzakelijk is in verband met behoud en/of herstel van de monumentale en/of cultuurhistorische waarde van het pand;
  3. c. aangetoond wordt dat in de nieuwe woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  4. d. de inhoud van de te splitsen woning minimaal 1.000 m3 bedraagt;
  5. e. de maatvoering van de woning niet wordt vergroot. Splitsing dient plaats te vinden binnen de bouwmassa van de bestaande woning;
  6. f. na wijziging ter plaatse uitsluitend twee aaneengebouwde woningen aanwezig mogen zijn. Daartoe wordt op de verbeelding ter plaatse van de wijzigingslocatie de aanduiding 'twee-aaneen' opgenomen;
  7. g. de bestaande (agrarische) verschijningsvorm gehandhaafd dient te blijven;
  8. h. de inhoud per woning na wijziging minimaal 350 m³ bedraagt;
  9. i. er geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de in de naaste omgeving aanwezige ruimtelijke functies en waarden;
  10. j. woning dient te zijn gelegen buiten een milieucirkel;
  11. k. de nieuwe woning dient te voldoen aan de geldende geluidsnormering;
  12. l. overtollige bebouwing dient te worden gesloopt. Dit betekent dat de inhoud van bijbehorende bouwwerken maximaal de inhoud mag bedragen zoals aangegeven in de regels van de bestemming waarin de te splitsen woning is gelegen, tenzij:
    1. 1. sprake is van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing;
    2. 2. vergunning wordt verleend voor behoud van extra oppervlakte bijbehorende bouwwerken overeenkomstig het bepaalde in 14.10.

15.6 Vergroten bestemmingsvlak ten behoeve van het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het uitbreiden van een bestaand bestemmingsvlak voor het inrichten en het gebruik van gronden ten behoeve van zonnecollectoren en -panelen die ten dienste staan van een bestaande (bedrijfs-)woning, met dien verstande dat:

  1. a. de zonnecollectoren en/of - panelen uitsluitend mogen worden gerealiseerd direct aansluitend aan doch op maximaal 10 meter afstand van een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs-)woning is toegestaan;
  2. b. aangetoond wordt dat binnen het aangrenzende bestemmingsvlak als bedoeld onder a. geen reële mogelijkheden zijn voor het geheel of gedeeltelijk realiseren van de zonnecollectoren en/of -panelen;
  3. c. de afstand tot de as van de weg minimaal 15 meter bedraagt;
  4. d. het bestemmingsvlak met maximaal 250 m2 mag worden uitgebreid;
  5. e. de totale oppervlakte die gebruikt wordt voor het plaatsen van zonnecollectoren en -panelen maximaal 250 m² bedraagt;
  6. f. de zonnecollectoren en - panelen een maximale bouwhoogte hebben van 2 meter;
  7. g. de oppervlakte van een bestemmingsvlak voor een agrarisch bedrijf na wijziging niet meer bedraagt dan de oppervlakte die noodzakelijk is voor de agrarische bedrijfsvoering bij een bestemmingsvlak volgens de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden';

Artikel 16 Overige Regels

16.1 Wetten/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals deze luiden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

16.2 Procedureregels

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In 2021 hebben ruim 275 varkensbedrijven in Nederland gebruik gemaakt van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv). Ook in de voormalige gemeente Sint Anthonis heeft een groep varkenshouders zich aangemeld voor deze subsidieregeling. Het initiële doel van de saneringsregeling is het verminderen van de geuroverlast in veedichte gebieden door het verminderen van het aantal varkenshouderijlocaties. Daarnaast leidt de beëindiging van varkenshouderijen tot een vermindering van stikstofuitstoot door de varkenshouderij.

Eén van de vereisten voor toekenning van de subsidie is het wijzigen van de bestemming, zodat de deelnemende varkenshouderij ook juridisch-planologisch wordt beëindigd en hervestiging van een intensieve veehouderij op de locatie van de deelnemers in de toekomst niet meer mogelijk is. De voormalige gemeente Sint Anthonis faciliteert de deelnemers van de subsidieregeling, door de varkenshouders de mogelijkheid te bieden om gezamenlijk op te trekken bij het herbestemmen van de locaties. De gemeente biedt alle varkenshouderijen die deelnemen aan de subsidieregeling de mogelijkheid om gezamenlijk de planologische procedure te doorlopen, als onderdeel van een zogenaamd 'verzamelplan'.

De gemeente Land van Cuijk brengt nu een bestemmingsplan in procedure waarin de benodigde bestemmingswijzigingen voor een groep deelnemers van de subsidieregeling uit de voormalige gemeente Sint Anthonis juridisch-planologisch worden geregeld.

In voorliggend verzamelplan worden de plannen van de initiatiefnemers gebundeld in één bestemmingsplan. Met het bestemmingsplan worden op verschillende deellocaties intensieve varkenshouderijen beëindigd en herbestemd. Het college van B&W heeft eerder haar principemedewerking verleend voor de verschillende initiatieven.

1.2 Aanpak

Om de nieuwe ontwikkelingen op de voormalige veehouderijlocaties planologisch te verantwoorden is voor elk initiatief een ruimtelijke onderbouwing opgesteld, inclusief de bijbehorende onderzoeken.

De ruimtelijke onderbouwingen en de bijbehorende onderzoeken zijn als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen. In voorliggende toelichting van het bestemmingsplan is een beknopte samenvatting van de beoogde ontwikkeling opgenomen.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een aantal verspreid liggende deelgebieden, die samen het plangebied vormen. In de ruimtelijke onderbouwing van ieder individueel planonderdeel wordt aangegeven welk(e) bestemmingsplan(nen) voor dat betreffende planonderdeel geldend zijn.

De planologische situatie in het buitengebied van voormalig gemeente Sint Anthonis is hoofdzakelijk vastgelegd in het geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Sint Anthonis 2013' (deels in werking, 4 februari 2015). De Raad van State heeft in 2015 onder andere de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vernietigd. De voormalige gemeente Sint Anthonis heeft daarom in 2016 het bestemmingsplan 'Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis' vastgesteld, waarin voor deze locaties alsnog de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' is vastgesteld. Deze bestemmingsplannen zijn niet onafhankelijk van elkaar te lezen.

1.4 Leeswijzer

Het voorliggend bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • In Hoofdstuk 2 is een overzicht weergegeven van deelnemende locaties.
  • In Hoofdstuk 3 is een stedenbouwkundige en landschappelijke analyse uitgevoerd voor de bebouwingsconcentraties langs de Loonseweg en de Watermolenstraat, waar zes van de negen deelnemende locaties liggen.
  • In Hoofdstuk 4 is de planologische verantwoording van de nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen op locatieniveau omschreven.
  • In Hoofdstuk 5 worden de relevante milieuaspecten beschouwd op gebiedsniveau.
  • In Hoofdstuk 6 zijn de juridische aspecten van de plannen opgenomen en worden (onderdelen uit) de planregels toegelicht.
  • In Hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de economische uitvoerbaarheid.
  • In Hoofdstuk 8 is het gevoerde overleg en de procedure omschreven.

Hoofdstuk 2 De Deelnemende Locaties

Het plangebied bestaat uit negen deellocaties. Het gaat om zes voormalige varkenshouderijlocaties die deelnemen aan de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen en drie locaties die aanhaken in verband met de onderlinge samenhang. met deelnemende locaties Er is sprake van planologische, financiële of bedrijfsmatige samenhang tussen de deellocaties.

Deelnemende (voormalige) varkenshouderijlocaties aan de saneringsregeling:

  • Driehoek 7;
  • Loonseweg 20;
  • Mullemsedijk 16
  • Peelkant 56 en 56a;
  • Watermolenstraat 8a;
  • Watermolenstraat 16.

Locaties die aanhaken bij het voorliggend bestemmingsplan, vanwege de samenhang met één of meerdere deelnemende varkenshouderijlocaties:

  • Driehoek 4 (melkveehouderij);
  • Loonseweg ongenummerd (agrarisch perceel);
  • Watermolenstraat 5a (varkenshouderij).

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.BPBuVeegplanSrvSA-VA01_0001.png"

Ligging planlocaties bestemmingsplan 'Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis' waarbij ook de locatie aan Mullemsedijk 4 en 6a te Stevensbeek is aangeduid. Deze locatie wordt middels een separate procedure herbestemd

Hoofdstuk 3 Bebouwingsconcentraties Loonseweg En Watermolenstraat

Een aantal deelnemende locaties liggen op korte afstand van elkaar binnen een bebouwingsconcentratie. Het gaat om de locaties langs de Loonseweg en langs de Watermolenstraat ten zuiden van Oploo. De individuele locatieontwikkelingen op de voormalige veehouderijlocaties hebben gezamenlijk impact op de landschappelijke en stedenbouwkundige uitstraling van de bebouwingsconcentraties als geheel. Omdat de individuele ontwikkelingen op korte afstand van elkaar plaatsvinden kunnen ze ook invloed hebben op toekomstige keuzes binnen de bebouwingsconcentraties. Voor de deelnemende locaties buiten de belijning van deze gebiedsvisie is de verantwoording en ontwikkelingsrichting van het gebied in de betreffende ruimtelijke onderbouwingen opgenomen.

Naast de zes locatieontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met het voorliggend bestemmingsplan 'Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis' spelen nog enkele andere ontwikkelingen in hetzelfde gebied. Het gezamenlijk palet aan ontwikkelwensen vraagt om een eenduidig wensbeeld voor beide bebouwingsconcentraties, inclusief een toekomstperspectief voor ontwikkelingen die zich voordoen in de komende jaren.

In het kader van deze ontwikkelingen is een stedenbouwkundige en landschappelijke visie opgesteld voor de bebouwingsconcentraties. Deze visie maakt als Bijlage 1 onderdeel uit van de toelichting.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.BPBuVeegplanSrvSA-VA01_0002.png"

Uit: wensbeeld bebouwingsconcentraties Loonseweg en Watermolenstraat

Hoofdstuk 4 Planologische Verantwoording Op Locatieniveau

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de deelnemende locaties uitgesplitst in de verschillende deelontwikkelingen per eigenaar. De locaties van één eigenaar zijn voorzien van een ruimtelijke onderbouwing voor de planologische verantwoording van het initiatief.

De ruimtelijke onderbouwingen zijn als bijlagen bij de toelichting opgenomen. De bijbehorende onderzoeken zijn als bijlagen toegevoegd aan de individuele ruimtelijke onderbouwingen. De deellocaties zijn als volgt samengevoegd:

  • Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a en Watermolenstraat 8a;
  • Driehoek 4, Driehoek 7 en Loonseweg ong.;
  • Peelkant 56 en 56a;
  • Mullemsedijk 16;
  • Watermolenstraat 16.

4.2 Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a En Watermolenstraat 8a

4.2.1 Beschrijving van de ontwikkeling

Het voornemen bestaat om de gekoppelde varkenshouderij 'Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a en Watermolenstraat 8a', bestaande uit de drie genoemde varkenshouderijlocaties, definitief te beëindigen. Op elk van de locaties wordt alle overtollige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt. De locaties zullen heringericht worden voor een andere functie. Hieronder worden deze nieuwe ontwikkelingen per locatie beschreven.

Loonseweg 20

Op de locatie Loonseweg 20 wordt de intensieve varkenshouderij definitief beëindigd, wordt de bestaande bedrijfswoning omgezet naar een reguliere burgerwoning en worden op een naastgelegen perceel twee Ruimte-voor-Ruimtewoningen gerealiseerd door toepassing van de Ruimte-voor-Ruimteregeling. Hiervoor worden de bouwtitels Ruimte voor Ruimte aangekocht bij de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte. Met deze regeling is het mogelijk om in ruil voor de sloop van agrarische bebouwing nieuwe woningen te ontwikkelen. Met een herbestemming naar een woonfunctie wordt hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk gemaakt en wordt milieuwinst gerealiseerd voor de directe omwonenden.

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een woonlocatie voor drie woningen op de locatie Loonseweg 20, als onderdeel van de bebouwingsconcentratie langs de Loonseweg, bestaande uit:

  • herbestemming van de de bestaande bedrijfswoning naar een reguliere burgerwoning met bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van 500 m2;
  • realisatie van twee nieuwe woonkavels met een omvang van circa 1.250 m2 voor Ruimte-voor-Ruimtewoningen op het naastgelegen perceel met een woning en een bijgebouw van maximaal 150 m2;
  • sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen, waarvoor in de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) subsidie is verstrekt, met een oppervlakte van 3.220 m2 en de sloop van alle overtollige bebouwing;
  • het verwijderen van overtollige sleuf- en voersilo's en erfverhardingen;
  • een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe woonlocaties.

Watermolenstraat 8a

Op de locatie Watermolenstraat 8a wordt de intensieve varkenshouderij definitief beëindigd. Het voornemen bestaat uit het omzetten van de intensieve veehouderijlocatie naar een locatie voor vestiging van een agrarisch- technisch hulpbedrijf in de vorm van een kleinschalig veehandelbedrijf. De beoogde bedrijfslocatie heeft een oppervlakte van 3.900 m², waarop een loods zal worden gerealiseerd met een omvang van 540 m².

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een toekomstbestendige bedrijfslocatie voor een agrarisch-technisch hulpbedrijf op de locatie Watermolenstraat 8a, bestaande uit:

  • herbestemming van de intensieve veehouderijlocatie naar een agrarisch- technisch hulpbedrijf in de vorm van een kleinschalig veehandelbedrijf;
  • verkleining van het bestaande agrarisch bouwvlak tot circa 3.900 m2;
  • de sloop van alle agrarische bedrijfsgebouwen, waarvoor in de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) subsidie is verstrekt, met een oppervlakte van 2.039 m2;
  • het verwijderen van overtollige sleuf- en voersilo's en erfverhardingen;
  • een goede landschappelijke inpassing van de locatie.

Watermolenstraat 5a

Op de locatie Watermolenstraat 5a wordt de intensieve varkenshouderij definitief beëindigd. Daarbij worden alle overtollige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt en wordt de locatie herbestemd naar een agrarisch gebied zonder bebouwing of bouwmogelijkheden. Met deze herbestemming wordt hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk gemaakt en wordt milieuwinst gerealiseerd voor de directe omwonenden.

Concreet bestaat het voornemen uit sanering van de bedrijfslocatie Watermolenstraat 5a, bestaande uit:

  • de sloop van het agrarisch bedrijfsgebouw door deelname aan de regeling Ruimte-voor-Ruimte, met een oppervlakte van 370 m2;
  • het verwijderen van overtollige erfverhardingen.

4.2.2 Ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing van dit voornemen is toegevoegd als Bijlage 5 bij de toelichting.

4.3 Driehoek 4, Driehoek 7 En Loonseweg Ong.

4.3.1 Beschrijving van de ontwikkeling

Het voornemen bestaat uit de beëindiging van de varkenshouderij Driehoek 7. De varkenshouderij heeft daarnaast de melkveehouderij Driehoek 4 in eigendom. Deze wordt eveneens beëindigd. In samenhang met de beëindiging van de twee veehouderijen wordt een Ruimte-voor-Ruimtewoning opgericht op een agrarisch perceel als onderdeel van de bebouwingsconcentratie langs de Loonseweg.

Deellocatie Driehoek 4

Op de locatie Driehoek 4 wordt de bestaande melkveehouderij op locatie definitief beëindigd en herbestemd naar een woonlocatie. De bestaande bedrijfswoning wordt herbestemd naar een burgerwoning met een bijgebouw van 500 m2. Op locatie is reeds 950 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt.

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een woonlocatie op de locatie Driehoek 4, als onderdeel van de bebouwingsconcentratie langs de Driehoek, bestaande uit:

  1. 1. de definitieve beëindiging van de bestaande melkveehouderij waardoor de bestaande bedrijfswoning wordt herbestemd als burgerwoning met bijgebouw van maximaal 500 m2;
  2. 2. tijdelijk behoud van de mestsilo;
  3. 3. sloop van alle overbodige bedrijfsbebouwing met een oppervlakte van circa 950 m2 (reeds gesloopt) en overtollige bebouwing op het perceel;
  4. 4. het verwijderen van overtollige sleuf- en voersilo's en erfverhardingen;
  5. 5. een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe woonlocatie.

Deellocatie Driehoek 7

Op locatie Driehoek 7 wordt door de herbestemming van de intensieve veehouderijlocatie naar een grondgebonden agrarische locatie, voor het beoogde gebruik als akkerbouwbedrijf, een toekomstbestendige grondgebonden agrarische bedrijfslocatie gecreëerd. Daarnaast worden alle overtollige sleuf- en voersilo's verwijderd en tevens wordt de landschappelijke inpassing van de locatie met het planvoornemen gewaarborgd. Op locatie is reeds 3.744 m2 aan voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt.

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een toekomstbestendige grondgebonden agrarische bedrijfslocatie op de locatie Driehoek 7, bestaande uit:

  1. 1. definitieve beëindiging intensieve veehouderij en herbestemming naar grondgebonden akkerbouwbedrijf;
  2. 2. de realisatie van een loods van circa 1.500 m2;
  3. 3. de sloop van alle overbodige bedrijfsgebouwen, waarvoor in de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) subsidie is verstrekt, met een oppervlakte van circa 3.374 m2 en overtollige bebouwing op het perceel;
  4. 4. het verwijderen van overtollige sleuf- en voersilo's en erfverhardingen;
  5. 5. een goede landschappelijke inpassing van de nieuwe woonlocatie.

Deellocatie Loonseweg ong.

In samenhang met de bedrijfsbeëindiging van de bedrijven aan Driehoek 4 en 7, wordt op de locatie Loonseweg ongenummerd een woonlocatie gecreëerd door toepassing van de Ruimte-voor-Ruimte regeling. Met deze regeling is het mogelijk om in ruil voor de sloop van agrarische bebouwing een nieuwe woning elders te ontwikkelen. Voor deze ontwikkeling wordt een bouwtitel Ruimte voor Ruimte aangekocht. Met het voornemen wordt een Ruimte-voor-Ruimtewoning gerealiseerd, met een bijgebouw van maximaal 150 m2.

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een woonlocatie op de locatie Loonseweg ongenummerd, als onderdeel van de bebouwingsconcentratie langs de Loonseweg, bestaande uit:

  1. 1. de realisatie van een een Ruimte-voor-Ruimtewoning een bijgebouw van 150 m2;
  2. 2. de landschappelijke inpassing van de nieuwe woonlocatie.

4.3.2 Ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing van dit voornemen is toegevoegd als Bijlage 6 bij de toelichting.

4.4 Peelkant 56 En 56a

4.4.1 Beschrijving van de ontwikkeling

Het voornemen bestaat om de intensieve varkenshouderij definitief te beëindigen en een nieuwe planologische invulling te realiseren in de vorm van een woonontwikkeling. Daarbij zullen alle overtollige agrarische bedrijfsgebouwen worden gesloopt en zal de locatie heringericht worden ten behoeve van deze woonontwikkeling. Er wordt daarbij één nieuwe Ruimte-voor-Ruimtewoning gerealiseerd, met een bijgebouw van 150 m2. De aanwezige bedrijfswoning wordt omgezet naar een reguliere burgerwoning, waarbij tevens een gedeelte van de al bestaande bijgebouwen, tot een totaal oppervlak van 500 m2, behouden blijft als bijgebouw van de woning. Daarnaast wordt een goede landschappelijke inpassing van de locatie gewaarborgd.

4.4.2 Ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing van dit voornemen is toegevoegd als Bijlage 7 bij de toelichting.

4.5 Mullemsedijk 16

4.5.1 Beschrijving van het planvoornemen

Het voornemen bestaat om de intensieve varkenshouderij definitief te beëindigen en toe te werken naar een nieuwe agrarische exploitatie van de locatie, zijnde een grondgebonden akkerbouwbedrijf. Daarbij zullen alle overtollige agrarische bedrijfsgebouwen en sleuf- en voersilo's worden gesloopt en zal de locatie heringericht worden ten behoeve van akkerbouw. Hierom krijgt het plangebied middels het planvoornemen de enkelbestemming 'Agrarisch - Grondgebonden'. De bedrijfswoning op de locatie blijft gehandhaafd. In dit bestemmingsplan wordt een goede landschappelijke inpassing van de locatie gewaarborgd.

4.5.2 Ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing van dit voornemen is toegevoegd als Bijlage 8 bij de toelichting.

4.6 Watermolenstraat 16

4.6.1 Beschrijving van het planvoornemen

Het planvoornemen bestaat om de intensieve varkenshouderij definitief te beëindigen en een recreatieve verblijfslocatie met bijbehorende voorzieningen te realiseren. Daarnaast worden twee Ruimte-voor-Ruimtewoningen gerealiseerd. Alle overtollige agrarische bedrijfsgebouwen van het varkenshouderijbedrijf zijn gesloopt. In het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen is subsidie verstrekt voor de sloop.

Concreet bestaat het voornemen uit het creëren van een verblijfsrecreatieve bestemming op de locatie Watermolenstraat 16 en realisatie van twee Ruimte-voor-Ruimtewoningen, bestaande uit:

  1. 1. sloop van alle overtollige agrarische bedrijfsgebouwen van het varkenshouderijbedrijf in het kader van de Subsidieregeling sanering varkenshouderijen waarvoor subsidie is verstrekt voor de sloop van deze gebouwen;
  2. 2. verwijderen van alle overtollige sleuf- en voersilo's en erfverhardingen;
  3. 3. het handhaven van de bedrijfswoning aan Watermolenstraat 16 als bedrijfswoning bij het recreatiebedrijf;
  4. 4. het gebruiken van een gedeelte van de bedrijfswoning als ontvangstruimte en horecavoorziening en het toevoegen van een wellnessaccommodatie in een te realiseren bijgebouw met sauna, infrarood, bubbelbad en zwembad waarbij de voorzieningen wordt gebruik ten behoeve van van verblijfsrecreatie, waarbij de horeca en welnessvoorziening een gezamenlijke omvang van 250 m² hebben;
  5. 5. aanleg en gebruik van een ondergeschikt buitenterras;
  6. 6. het aanleggen van een recreatievijver van circa 5.000 m² centraal op het perceel;
  7. 7. realiseren van 10 kleine recreatiewoningen van 36 m² in de vorm van tweepersoons 'tiny-houses'
  8. 8. realiseren van 25 camperplaatsen verspreid over het terrein rondom de vijver;
  9. 9. het functioneel in gebruik nemen van een vergund bijgebouw met een omvang van 500 m² en het inrichten van dit gebouw met met sanitaire voorzieningen, een activiteitenruimte en een werktuigenberging voor beheer en onderhoud.
  10. 10. realisatie van twee nieuwe Ruimte-voor-Ruimtewoningen met elk een bijgebouw van maximaal 150 m².
  11. 11. de landschappelijke inpassing van de nieuwe functies en woningen.

4.6.2 Ruimtelijke onderbouwing

De ruimtelijke onderbouwing van dit voornemen is toegevoegd als Bijlage 9 bij de toelichting.

Hoofdstuk 5 Relevante Milieu- En Omgevingsaspecten

De ontwikkelingen die het bestemmingsplan 'Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis' zijn opgenomen, kunnen gevolgen hebben voor milieukundige situatie of belangrijke omgevingswaarden. In de navolgende paragrafen is omschreven welke gevolgen het plan heeft voor deze aspecten.

5.1 Archeologische, Cultuurhistorische, Landschappelijke En Natuurlijke Waarden

De ontwikkelingen die onderdeel zijn van het voorliggend bestemmingsplan hebben in enkele gevallen consequenties voor de aanwezige waarden op archeologisch, cultuurhistorisch, landschappelijk en/of natuurlijk terrein. Echter, het betreft steeds ontwikkelingen waarvan in het kader van de daarvoor afzonderlijk opgestelde onderbouwingen reeds onderzoek naar eventuele effecten op aanwezige waarden hebben plaatsgevonden. Deze eventuele onderzoeken zijn opgenomen als bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwingen. Het archeologische onderzoek is opgenomen in Bijlage 4. Verder is in het kader van dit verzamelplan geen verdere inventarisatie naar eventueel in geding zijnde waarden uitgevoerd, omdat bij eerdere planvorming of bij eerder doorlopen procedures reeds geoordeeld is dat geen onevenredige aantasting van genoemde waarden plaatsvindt.

5.2 Waterhuishouding

Het waterschap Aa en Maas is de beheerder van het grond- en oppervlaktewater binnen het plangebied. Het toepasselijke beleids- en regelgevingkader voor water bestaat uit het Waterbeheerplan Waterschap Aa en Maas 2022-2027, de Keur Waterschap Aa en Maas en de Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen.

Voor de ontwikkelingen die met het voorliggend verzamelplan mogelijk worden gemaakt, zijn in de afzonderlijke onderbouwingen reeds de waterhuishoudkundige aspecten behandeld. De onderzoeken zijn opgenomen als bijlagen bij de ruimtelijke onderbouwingen. Verder is in het kader van dit verzamelplan geen verdere inventarisatie naar waterhuishoudkundige aspecten uitgevoerd omdat bij eerdere planvorming of bij eerder doorlopen procedures reeds geoordeeld is dat de waterhuishoudkundige waarden niet in het geding zijn.

In het kader van de watertoets is het voorontwerpbestemmingsplan voor reactie toegezonden aan het Waterschap Aa en Maas. Het vooroverleg is nader omschreven in paragraaf 8.2.

5.3 Geur

Toetsingskader: De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is op 1 januari 2007 in werking getreden. Met de Wet geurhinder en veehouderij geldt één toetsingskader voor vergunningplichtige veehouderijen in de hele gemeente. Voor niet vergunningplichtige veehouderijen en overige agrarische niet vergunningplichtige bedrijven is het Activiteitenbesluit het toetsingskader.

De Wet geurhinder en veehouderij bevat normen en afstanden die bedrijven moeten aanhouden ten opzichte van geurgevoelige objecten. Daarnaast geeft de Wet geurhinder en veehouderij gemeenten de beleidsvrijheid om maatwerk te leveren dat is afgestemd op de ruimtelijke en milieuhygiënische feiten en omstandigheden in een concreet gebied en de gewenste (toekomstige) ruimtelijke inrichting. Ter plaatse van geurgevoelige objecten dient sprake te zijn van een goed woon- en leefklimaat.

Bij nieuwe planologische projecten in het kader van de Wet ruimtelijke ordening dient gekeken te worden naar de aanvaardbaarheid van deze plannen in verband met omliggende geurbronnen, de zogenaamde omgekeerde werking. In de wet zijn normen bepaald die de maximale geurbelasting op een gevoelig object bepalen. Als de geuremissie van een dier niet bekend is (geen geuremissiefactoren vastgesteld), stelt de wet minimumafstanden tussen veehouderij en geurgevoelig object. Als de geuremissie wel bekend is, dan moet de geurbelasting worden berekend met contouren. De emissie van geurstoffen uit een veehouderijbedrijf wordt uitgedrukt in geureenheden in concentratie per kubieke meter (concentratie in ouE/m³) of emissie per seconde (emissie in ouE/s). Hiervoor zijn emissiefactoren vastgelegd in de Regeling geurhinder en veehouderij. De berekende geurbelasting wordt getoetst aan de norm (de maximale belasting die het bedrijf mag veroorzaken). Gemeenten mogen, binnen bepaalde bandbreedten, van deze wettelijke normen afwijken als er een gebiedsvisie is opgesteld en een geurverordening vastgesteld. Samengevat moet worden getoetst op de volgende onderdelen:

  • De nieuwe ontwikkelingen mogen geen extra belemmeringen opleveren voor de ontwikkeling van veehouderijen de omgeving. Hierna de toets op de omgekeerde werking genoemd
  • De gemeenteraad dient in haar ruimtelijke besluit voor de betrokken ontwikkeling een uitspraak te doen c.q. onderbouwing op te nemen over de geurbelasting: is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat gelet op de beoogde bestemmingswijziging. Dit is de toets op het woon- en leefklimaat genoemd.

De gemeente Land van Cuijk hanteert voor het grondgebied van de voormalige gemeente Sint Anthonis een geurverordening, waarin is vastgesteld op welke wijze de achtergrondbelasting (de geurbelasting van meerdere veehouderijen samen) beoordeeld moet worden bij het nemen van ruimtelijke besluiten. In de Verordening geurhinder en veehouderij Sint Anthonis 2016 zijn streef- en toetswaarden opgenomen voor de achtergrondbelasting.

Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis: De Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (Srv) is geïnitieerd door het Ministerie van LNV om de geuroverlast in de omgeving van varkenshouderijen terug te dringen. Het voorliggend bestemmingsplan maakt de nieuwe bestemmingen voor deze varkenshouderijen mogelijk en leidt dus in beginsel tot een verbeterd woon- en leefklimaat voor omwonenden in de omgeving van de deellocaties van dit plan. Wel is het van belang dat met het toekennen van een nieuwe functie op de voormalige varkenshouderijlocatie geen nieuwe overlastsituatie ontstaat, dat ter plekke sprake is van een goed woon- en leefklimaat en dat de nieuwe ontwikkeling niet leidt tot een belemmering voor bedrijven in de directe omgeving.

Er is één gezamenlijk geuronderzoek uitgevoerd voor alle locaties die deel uitmaken van het verzamelplan. Het onderzoek is toegevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting. In de ruimtelijke onderbouwingen van de verschillende initiatieven is per locatie specifiek onderbouwd dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plekke van de nieuwe woningen en functies en dat omliggende veehouderijen niet worden belemmerd door de voorgenomen ontwikkelingen. In het ondrzoek is ook de sanering van de veehouderijlocatie aan Mullemsedijk 4 en 6a opgenomen. Deze veehouderij wordt middels een separate procedure herbetemd.

5.4 Gezondheid

Toetsingskader: Het RIVM, Wageningen UR, IRAS en NIVEL hebben gezamenlijk het onderzoek “Veehouderij en Gezondheid van Omwonenden” (VGO) uitgevoerd en in juli 2016 zijn de resultaten van dit onderzoek bekend gemaakt. In het VGO is onderzocht of het wonen in de buurt van veehouderijen effect kan hebben op de gezondheid van de omwonenden. Aangetoond is dat mensen die rondom veehouderijen wonen minder astma en allergieën hebben, maar een verminderde longfunctie kunnen hebben. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door stoffen die afkomstig zijn van de veehouderij.

In het vervolgonderzoek “Veehouderij en gezondheid omwonenden (aanvullende studies)” (VGO2) van juni 2017 worden de resultaten uit het VGO bevestigd. Uit aanvullende studies volgen sterke aanwijzingen dat fijnstof en componenten ervan mensen gevoeliger maken voor luchtweginfecties. Daarnaast wordt in VGO2 een statistisch significante relatie gevonden tussen het wonen nabij een geitenhouderij (variërend van 1,5 tot 2 kilometer) en een verhoogd risico op het krijgen van longontsteking. Vanwege de onduidelijkheid rondom de causaliteit heeft het Ministerie van LNV opdracht gegeven tot vervolgonderzoek (VGO3).

Op 22 oktober 2018 is het deelrapport 'Longontsteking in de nabijheid van geiten- en pluimveehouderijen; actualisering van gegevens uit huisartsenpraktijken 2014-2016' aan de Tweede kamer aangeboden. Dit rapport maakt onderdeel uit van de reeks vervolgonderzoeken in het kader van VGO3. De resultaten van dit deelonderzoek wijzen op een associatie tussen het wonen in nabijheid van een geitenhouderij en een verhoogd risico op longontsteking. Er is ook naar pluimvee en andere diersoorten gekeken, maar daar zijn geen consistente verbanden gevonden met longontsteking.

De Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) staat nieuwvestiging of uitbreiding van geitenhouderijen niet toe. Deze zogenaamde 'geitenstop' heeft geen rechtstreekse invloed op het mogelijk maken van gevoelige bestemmingen in de omgeving van een geitenhouderij, maar indirect werkt het verbod wel door in een ruimtelijk plan, de zogenaamde omgekeerde werking. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient de gemeente een afweging te maken of er sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.

Een wettelijk toetsingskader voor de effecten op de volksgezondheid ontbreekt. Er bestaan geen concrete normen of aan te houden afstanden die in acht genomen moeten worden bij ruimtelijke plannen. Uit de VGO-onderzoeken blijkt een correlatie tussen de afstand van omwonenden tot veehouderijen in de buurt en gezondheidsklachten van deze omwonenden. Leemten in kennis met betrekking tot de causaliteit (oorzaak en gevolg) leiden er toe dat er vooralsnog geen beoordeling kan zijn van risico's die verbonden zijn aan extra blootstelling op een planlocatie.

Om het bevoegd gezag te ondersteunen in de besluitvorming over veehouderijen in relatie tot de gezondheid van omwonenden, is de Handreiking veehouderij en volksgezondheid opgesteld. De handreiking bevat een overzicht van de belangrijkste gevonden verbanden tussen veehouderijen en de gezondheid van omwonenden laat zien wat decentrale overheden kunnen doen om gezondheidsrisico's van veehouderijen mee te wegen in besluitvorming. De mogelijkheden op grond van milieuregelgeving en regelgeving en beleid voor de ruimtelijke ordening staan centraal.

De handreiking geeft een stappenplan voor de ontwikkeling van veehouderijen. Na het doorlopen van het stappenplan kan het advies zijn om een GGD-advies op te vragen. Dit advies kan onder andere gebruikt worden om het gesprek met de ondernemer aan te gaan om omgevingsbewust handelen te stimuleren. Dit stappenplan is in principe ook te gebruiken voor ruimtelijke plannen. De stappen kunnen stuk voor stuk worden doorlopen om na te gaan of er knelpunten worden gevonden.

Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis: In het kader van het verzamelplan is het stappenplan doorlopen uit de 'Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0'. De beoordeling maakt deel uit van het onderzoek geur, luchtkwaliteit en gezondheid dat is toegevoegd als Bijlage 2 bij deze toelichting. Daaruit kan worden opgemaakt dat voor fijnstof en endotoxinen sprake is van een belasting, die lager is dan de geldende toetsings- en advieswaarden. Het realiseren van de beoogde woonfuncties in het plangebied is, voor zover het genoemde milieuaspecten betreft, toelaatbaar. In het ondrzoek is ook de sanering van de veehouderijlocatie aan Mullemsedijk 4 en 6a opgenomen. Deze veehouderij wordt middels een separate procedure herbetemd.

5.5 Luchtkwaliteit

Toetsingskader: In het kader van een planologische procedure moet worden aangetoond dat voldaan wordt aan wettelijke normen voor wat betreft luchtkwaliteit. Hierbij moet het effect op de luchtkwaliteit in de omgeving als gevolg van een nieuwe ontwikkeling als ook de toetsing aan de Wet luchtkwaliteit in beeld worden gebracht.

De Wet luchtkwaliteit maakt onderdeel uit van de Wet milieubeheer en bevat grenswaarden voor luchtkwaliteit. De luchtkwaliteit eisen vormen geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling als:

  • Er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • Een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • Een project ‘niet in betekenende mate’ bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • Een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit).

In het Besluit NIBM (AMvB ‘Niet in betekenende mate’) en de Regeling NIBM (ministeriële regeling) zijn de uitvoeringsregels vastgelegd, die betrekking hebben op het begrip NIBM. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen (inrichtingen, infrastructuur, kantoor- en woningbouwlocaties en activiteiten of handelingen) opgenomen die niet in betekenende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze gevallen kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt ook indien aannemelijk gemaakt kan worden dat een project NIBM bijdraagt.

De wettelijk ondergrens voor onderzoek bedraagt de bouw van 1.500 woningen. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO² met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit de toelichting van het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het Rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor Luchtkwaliteit te realiseren.

Verzamelplan sanering varkenshouderijen: Het plan leidt tot de beëindiging van acht veehouderijlocaties, waardoor de luchtkwaliteit sterk verbeterd. In het onderzoek geur, luchtkwaliteit en gezondheid, dat als Bijlage 2 onderdeel uitmaakt van de toelichting, wordt het aspect luchtkwaliteit beschouwd. Daarnaast wordt in de verschillende ruimtelijke onderbouwingen van de deelontwikkelingen kort stilgestaan bij het feit dat de luchtkwaliteit per ontwikkeling verbeterd en elke deelontwikkeling kan worden beschouwd als een NIBM-ontwikkeling. In het ondrzoek is ook de sanering van de veehouderijlocatie aan Mullemsedijk 4 en 6a opgenomen. Deze veehouderij wordt middels een separate procedure herbetemd.

5.6 Natuur

Toetsingskader: Sinds 1 januari 2017 is de Wet natuurbescherming (Wnb) van kracht. De Wnb is gericht op (art. 1.10, lid 110):

  • het beschermen en ontwikkelen van de natuur, mede vanwege de intrinsieke waarde, en het behouden en herstellen van de biologische diversiteit;
  • het doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de natuur ter vervulling van maatschappelijke functies, en
  • het verzekeren van een samenhangend beleid gericht op het behoud en beheer van waardevolle landschappen, vanwege hun bijdrage aan de biologische diversiteit en hun cultuurhistorische betekenis, mede ter vervulling van maatschappelijke functies.

Een bestuursorgaan moet de uitoefening van zijn wettelijke taken en bevoegdheden richten op de verwezenlijking van de weergegeven doelen (artikel 1.10, lid 2).

Voor de planologische procedure dient te worden vastgelegd dat de voorgenomen ontwikkeling past binnen de geldende natuurwetgeving. Om in beeld te brengen of de ontwikkeling in strijd is met natuurwetgeving en hoe eventuele strijdigheid met de wet voorkomen kan worden, dienen per ruimtelijke ontwikkeling worden beschouwd of sprake is van effecten op beschermde gebieden en beschermde soorten.

Beschermde gebieden: Voor elke ruimtelijke ontwikkeling dient te worden beschouwd of sprake is van effecten op beschermde gebieden. Het plan mag niet leiden tot significant negatieve effecten op aangewezen Natura2000-gebieden. Beschermde Natura2000-gebieden in de omgeving van het plangebied zijn 'Maasduinen', 'Boschhuizerbergen' 'Oeffelter Meent', 'Zelderse Driessen' en 'Deurnsche Peel & Mariapeel'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1982.BPBuVeegplanSrvSA-VA01_0003.png"

Ligging Natura2000-gebieden in de omgeving

Daarnaast moet worden aangetoond dat de ontwikkeling niet leidt tot aantasting van de kernkwaliteiten van het Natuurnetwerk Brabant.

Beschermde soorten: Om aan te tonen dat de ruimtelijke ontwikkeling haalbaar is, dient per ruimtelijke ontwikkeling te worden aangetoond dat beschermde soorten niet worden geschaad. Het gaat om beschermde soorten uit paragraaf 3.1 t/m 3.3 van de Wet natuurbescherming. Daarbij gaat het in beginsel om soortenbescherming en niet om bescherming van individuen van deze soorten.

Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis: Voor de ontwikkelingen, die deel uitmaken van het dit verzamelplan, is een gezamenlijk stikstofonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd als Bijlage 3 bij deze toelichting. Uit het onderzoek kan worden geconcludeerd dat dit verzamelplan niet leidt tot significant negatieve effecten op omliggende beschermde Natura2000-gebieden. Per deelontwikkeling zijn de effecten op overige beschermde gebieden (NNB) en beschermde soorten beschouwd. In het ondrzoek is ook de sanering van de veehouderijlocatie aan Mullemsedijk 4 en 6a opgenomen. Deze veehouderij wordt middels een separate procedure herbetemd. Het plangebied ligt niet binnen de 250 m-zone rondom zeer kwetsbare natuurgebieden.

5.7 Besluit M.e.r.

Toetsingskader: Het uitvoeren van een milieueffectrapportage (m.e.r.) is een procedure die wettelijk verplicht is bij plannen of projecten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu.

Hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer regelt, in combinatie met het Besluit milieueffectrapportage, het toepassen van de m.e.r.-procedure en het opstellen van een milieueffectrapportage. In onderdeel C en D van de bijlage van het Besluit m.e.r. staan de plannen en activiteiten aangegeven waarvoor de m.e.r.-procedure (onderdeel c) respectievelijk de m.e.r.-beoordeling (onderdeel d) uit hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer moet worden toegepast.

Verzamelplan sanering varkenshouderijen Sint Anthonis: Op basis van de kenmerken van de activiteiten, de kenmerken en ligging van de locatie en de kenmerken van de omgeving, kan worden gesteld dat geen sprake is van aanzienlijke gevolgen voor het milieu. Er is geen bovendien passende beoordeling in het kader van de Wet natuurbescherming vereist.

Op basis van de beschrijving van de kenmerken van de activiteit, de plaats van de activiteit en de kenmerken van de potentiële effecten, die zijn beschreven in het voorliggend bestemmingsplan, kan het bevoegd gezag een besluit nemen dat het opstellen van een MER niet noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Juridische Toelichting

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de manier waarop de ontwikkelingen uit Hoofdstuk 4 juridisch zijn vertaald in de planregels. De verbeelding en de regels van dit bestemmingsplan sluiten inhoudelijk aan op het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint Anthonis 2013'.

De regels zijn aangepast aan de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (SVBP 2012) en de nieuwe wet- en regelgeving.

6.1 Algemeen

Op de verbeelding is met behulp van de methode uit SVBP 2012 de bestemming van de gronden aangegeven. De bijbehorende bepalingen zijn vervolgens opgenomen in de planregels. De verbeelding brengt de planregels in beeld. De planregels bestaan uit de volgende vier hoofdstukken:

1. Inleidende regels

Dit hoofdstuk bestaat uit twee delen. Het eerste deel betreft het artikel 'begripsbepalingen' waarin is toegelicht wat onder bepaalde begrippen wordt verstaan. Het tweede artikel is 'Wijze van meten', waarin is aangegeven hoe de benoemde maatvoering moet worden gemeten.

2. Bestemmingsregels

Dit hoofdstuk betreft een nadere verklaring van de bestemmingen die op de verbeelding zijn aangegeven. De gehanteerde bestemmingen zijn in paragraaf 6.3 nader toegelicht.

3. Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regelingen opgenomen die zijn bedoeld voor meer dan één bestemming. De gehanteerde algemene bepalingen zijn nader toegelicht in paragraaf 6.4 en 6.5.

4. Overgangs- en slotregels

Binnen de overgangsbepalingen is geregeld dat bouwwerken en plannen die (legaal) bestaan op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt, maar die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mogen worden herbouwd mits er geen veranderingen plaatsvinden in aard en omvang. In de slotregel is de officiële naam van het bestemmingplan genoemd. Deze naam moet worden gebruikt om te verwijzen naar het plan.

6.2 Opbouw Regels

6.2.1 Bestemmingsomschrijving

Per bestemming zijn onder de bestemmingsomschrijving de functies opgenomen waarvoor de betreffende gronden mogen worden gebruikt. Alle daarna volgende bepalingen (in die bestemming) zijn gerelateerd aan deze doeleinden. Gebruik van de gronden, inclusief de bouwwerken die zich daarop bevinden, dat in strijd is met de doeleinden (volgens die bestemming), is verboden. Een uitzondering hierop vormt slechts het gebruik dat is toegestaan volgens de 'overgangsbepalingen'.

6.2.2 Gebruik

Voor een aantal bestemmingen is, onder een apart element, nadrukkelijk vermeld welk gebruik niet is toegestaan. Hiermee is een nadere afweging gemaakt tussen doeleinden die met elkaar strijdig kunnen zijn en met de belangen van de omgeving.

6.2.3 Bouwregels

Voor alle bestemmingen is vermeld welke bebouwing is toegestaan, gerelateerd aan de doeleinden. Voor de toegestane bebouwing zijn regels opgesteld met betrekking tot de toegestane omvang en situering. Bij een aantal bestemmingen, met name de agrarische bestemmingen, is een onderscheid gemaakt in bebouwing binnen het bouwvlak enerzijds en bebouwing buiten het bouwvlak anderzijds.

6.2.4 Afwijken van de bouwregels en de gebruiksregels

Onder een aantal bestemmingen zijn mogelijkheden opgenomen om af te wijken. Met behulp van deze afwijkingsmogelijkheden kunnen burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van in het plan gestelde regels. Hiermee wordt het plan flexibel gehouden. De mogelijkheden zijn opgenomen voor ontwikkelingen die wel te verwachten zijn, maar waarvan de juiste omvang en situering vooralsnog niet zijn te voorzien.

6.2.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Bij een aantal bestemmingen is een stelsel voor 'omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden' (voorheen: aanlegvergunningen) opgenomen. Dit is gedaan om te voorkomen dat een terrein minder geschikt wordt voor de realisatie van de bestemming. Ook is dit opgenomen voor de handhaving van een gerealiseerde bestemming.

In het vergunningenstelsel is aangegeven voor welke werken en werkzaamheden een omgevingsvergunning verplicht is. Daarbij is aangegeven onder welke voorwaarden de bewuste omgevingsvergunningen kunnen worden verleend. Het uitvoeren van de genoemde werken en werkzaamheden zonder omgevingsvergunning is verboden.

6.3 Nieuwe Regeling Per Deellocatie

Binnen het plangebied komen een aantal bestemmingen voor. Voor de meeste bestemmingen geldt dat deze bestemmingen voortkomen uit het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint Anthonis 2013', 'Partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied Sint Anthonis'en de daarop volgende veegplannen. Voor de toelichting op de verschillende bestemmingen wordt dan ook verwezen naar deze voorgaande bestemmingsplannen.

6.3.1 Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a, Watermolenstraat 8a

Loonseweg 20: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vervangen door de bestemmingen 'Wonen' voor twee Ruimte-voor-Ruimtewoningen, 'Agrarisch met waarden' en 'Agrarisch'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op de locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie', 'overige zone - waarde archeologie 1', 'overige zone - waarde archeologie 2' en 'overige zone - waarde archeologie 3'.

Watermolenstraat 5a: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' gesaneerd en wordt de locatie herbestemd naar 'Agrarisch' zonder bebouwing of bouwmogelijkheden. Daarnaast gelden de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en 'overige zone - waarde archeologie 3'.

Watermolenstraat 8a: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - intensieve veehouderij' vervangen door de bestemmingen 'Bedrijf - Agrarisch technisch hulpbedrijf', 'Agrarisch met waarden' en 'Agrarisch'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en gebiedsaanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie' en 'overige zone - waarde archeologie 3' en de functieaanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - erfverharding', 'opslag' en 'tuin'.

Doordat de locaties elk een individuele bestemming krijgen verdwijnt de planologische koppeling tussen de drie locaties.

6.3.2 Driehoek 4, Driehoek 7 en Loonseweg ong.

Driehoek 4: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vervangen door de bestemmingen 'Wonen' en 'Agrarisch'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie', 'overige zone - waarde archeologie 3' en 'overige zone - waarde archeologie 4'.

Driehoek 7: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vervangen door de bestemmingen 'Agrarisch - Grondgebonden' en 'Agrarisch'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie', de gebiedsaanduidingen 'overige zone - bebouwingsconcentratie', 'overige zone - waarde archeologie 3' en de functieaanduidingen 'specifieke vorm agrarisch - extensieve veehouderij', 'specifieke vorm van agrarisch - erfverharding' en 'tuin'.

Loonseweg ong.: Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch' vervangen door de bestemming 'Wonen' voor realisatie van een Ruimte-voor-Ruimtewoning. De Ruimte-voor-Ruimtewoning is gelegen binnen een bouwvlak. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - waarde archeologie 3' en 'overige zone - waarde archeologie 2'.

6.3.3 Peelkant 56 en 56a

Met het planvoornemen worden beide percelen bestemd naar de bestemming 'Wonen'. De voormalige bedrijfswoning en nieuwe Ruimte-voor-Ruimtewoning zijn beiden gelegen binnen een bouwvlak. De noordwestelijke zijde van het perceel wordt bestemd als 'Agrarisch met waarden'. Daarnaast geldt de gebiedsaanduiding 'overige zone - bebouwingsconcentratie'.

6.3.4 Mullemsedijk 16

Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vervangen door de bestemming 'Agrarisch - Grondgebonden'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Daarnaast geldt de functieaanduiding 'tuin'.

6.3.5 Watermolenstraat 16

Met het planvoornemen wordt de bestemming 'Agrarisch - Intensieve veehouderij' vervangen door de bestemmingen 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Wonen'. Dit wordt gedaan om de intensieve veehouderij op locatie definitief te beëindigen en de hervestiging van een intensieve veehouderij onmogelijk te maken. Er gelden tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' en de gebiedsaanduidingen 'overige zone - waarde archeologie 1', 'overige zone - waarde archeologie 2' en 'overige zone - waarde archeologie 3'.

6.4 Algemene Aanduidingsregels

In artikel 13 van de regels zijn de algemene aanduidingsregels opgenomen. De regels zijn hieronder kort toegelicht.

6.4.1 waarde archeologie 1

Ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 1' geldt voor de gronden een zeer hoge archeologische waarde en historisch geografische objecten met een archeologische relevantie.

6.4.2 waarde archeologie 2

Ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 2' geldt voor de gronden een hoge archeologische waarde.

6.4.3 waarde archeologie 3

Ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 3' geldt voor de gronden een hoge archeologische verwachting.

6.4.4 waarde archeologie 4

Ter plaatse van de aanduiding 'waarde archeologie 4' geldt voor de gronden een middelhoge archeologische verwachting.

6.4.5 Bebouwingsconcentratie

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -bebouwingsconcentratie' geldt voor de gronden dat deze onderdeel uitmaken van een bebouwingsconcentratie binnen het buitengebied van gemeente Land van Cuijk.

6.5 Algemene Afwijkingsregels

In artikel 14 van de regels zijn enkele afwijkingsbevoegdheden opgenomen, net als in het bestemmingsplan 'Buitengebied Sint Anthonis 2013' en de daaropvolgende veegplannen. Na afwijking kan het college medewerking verlenen aan verschillende mogelijkheden binnen het plangebied. Een aantal van deze mogelijkheden zijn hieronder benoemd.

6.5.1 Bed & Breakfast

Vanuit recreatief oogpunt wordt ingezet op bed & breakfast-gelegenheden. In deze afwijkingsbevoegdheid zijn hiervoor onder voorwaarden mogelijkheden opgenomen. De mogelijkheden zijn in overeenstemming met het bestaande beleid van de gemeente.

6.5.2 Mantelzorg en inwoning

Met deze afwijking is het onder voorwaarden mogelijk om mantelzorg toe te staan en een woning te vergroten voor zorgbehoevende personen.

6.5.3 Aan huis verbonden beroep of bedrijf

Met deze afwijking is het onder voorwaarden mogelijk om 'aan huis verbonden beroep of bedrijf' toe te staan. De beide begrippen zijn in de begripsbepalingen toegelicht.

Hoofdstuk 7 Economische En Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Het voorliggende bestemmingsplan '' is een zogenaamd 'veegplan'. Er zijn voor de gemeente geen uitvoeringskosten waarvoor een specifiek onderzoek naar economische aspecten moet worden uitgevoerd.

De nieuwe ontwikkelingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen, betreffen particuliere initiatieven op eigen gronden. De beëindiging van de varkenshouderijen wordt gefinancierd met behulp van de Saneringsregeling varkenshouderij (Srv). De gemeente ontvangt vanuit de Srv een rijksbijdrage waaruit de kosten voor dit bestemmingsplan worden betaald. Vanuit de voormalige gemeente Sint Anthonis is besloten dat de deelnemers met het voorliggende Verzamelplan Warme sanering varkenshouderijen Sint Anthonis worden gefaciliteerd.

Hoofdstuk 8 Overleg, Inspraak En Procedure

8.1 Omgevingsdialoog

Dit verzamelplan is opgesteld voor herbestemming van de bedrijven die deel hebben genomen aan de Srv-regeling. De ontwikkelingen zijn in separate ruimtelijke onderbouwingen nader uitgewerkt. De ontwikkelingen zijn door de diverse initiatiefnemers toegelicht aan de omgeving. De initiatiefnemers hebben hiervan verslagen opgesteld en versterkt aan de gemeente Land van Cuijk. Deze verslag zijn te raadplegen bij de gemeente. De gemeente heeft op grond van deze verslag geoordeeld dat de omgevingsdialoog door de initiatiefnemers naar behoren is verricht.

8.2 Vooroverleg

In artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijk plan overleg moet plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan voorgelegd aan de volgende partijen:

  • Provincie Noord-Brabant: De provincie Noord-Brabant heeft op 9 januari 2023 een vooroverlegreactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. In navolging van deze reactie is dit bestemmingsplan aangepast. hoe dit bestemmingsplan is aangepast in navolging van deze reactie is weergegeven in de nota vooroverleg. Deze nota is als bijlage bij deze toelichting opgenomen.
  • Waterschap Aa en Maas: Het waterschap Aa en Maas heeft op 16 december 2023 een vooroverlegreactie gegeven op het voorontwerpbestemmingsplan. Het waterschap heeft voor de volledigheid te kennen gegeven dat voor wat betreft de locatie aan Mullemsedijk 16 ten alle tijde rekening gehouden dient te worden met de riooltransportleiding die buiten het plangebied gelegen is. Deze ontwikkeling leidt niet tot aanpassingen of belemmeringen voor deze leiding.

8.3 Ontwerpbestemmingsplan

De terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is op 1 juni 2023 bekendgemaakt in het Gemeenteblad via www.officielebekendmakingen.nl en op de gemeentelijke website www.gemeentelandvancuijk.nl. Alle stukken hebben gedurende zes weken ter inzage gelegen van 2 juni 2023 tot 14 juli 2023. De stukken waren in te zien in het gemeentehuis te Cuijk tijdens openingstijden en op www.ruimtelijkeplannen.nl onder de plannaam Verzamelplan Saneringsregeling varkenshouderijen Sint Anthonis met IMRO-nummer NL.IMRO.1982.BPBuVeegplanSrvSA-ON01.

Gedurende deze termijn is één zienswijze ontvangen. Dit betreft een zienswijzen van de provincie Noord-Brabant. Dit bestemmingsplan is aangevuld in navolging van deze zienswijzen en is ambtshalve aangevuld. In de Nota van zienswijzen en wijzigingen verzamelplan Saneringsregeling varkenshouderijen Sint Anthonis. Deze nota is als bijlage 11 bij deze toelichting.

Bijlage 1 Aan Huis Verbonden Beroep En Bedrijf

Bijlage 1 Aan huis verbonden beroep en bedrijf

Bijlage 2 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 3 Buitengebied Sint Anthonis 2016 (Geconsolideerd)

Bijlage 3 Buitengebied Sint Anthonis 2016 (geconsolideerd)

Bijlage 4 Voorwaardelijke Verplichting 1 - Loonseweg 20 & Ong.

Bijlage 4 Voorwaardelijke verplichting 1 - Loonseweg 20 & ong.

Bijlage 5 Voorwaardelijke Verplichting 2 - Watermolenstraat 8a

Bijlage 5 Voorwaardelijke verplichting 2 - Watermolenstraat 8a

Bijlage 6 Voorwaardelijke Verplichting 3 - Driehoek 4

Bijlage 6 Voorwaardelijke verplichting 3 - Driehoek 4

Bijlage 7 Voorwaardelijke Verplichting 4 - Driehoek 7

Bijlage 7 Voorwaardelijke verplichting 4 - Driehoek 7

Bijlage 8 Voorwaardelijke Verplichting 5 - Loonseweg Ongenummerd

Bijlage 8 Voorwaardelijke verplichting 5 - Loonseweg ongenummerd

Bijlage 9 Voorwaardelijke Verplichting 6 - Peelkant 56/56a

Bijlage 9 Voorwaardelijke verplichting 6 - Peelkant 56/56a

Bijlage 10 Voorwaardelijke Verplichting 7 - Mullemsedijk 16

Bijlage 10 voorwaardelijke verplichting 7 - Mullemsedijk 16

Bijlage 11 Voorwaardelijke Verplichting 8 En 9 - Watermolenstraat 16

Bijlage 11 voorwaardelijke verplichting 8 en 9 - Watermolenstraat 16

Bijlage 1 Visie Bebouwingsconcentraties

Bijlage 1 Visie bebouwingsconcentraties

Bijlage 2 Onderzoek Geur, Luchtkwaliteit En Gezondheid

Bijlage 2 Onderzoek geur, luchtkwaliteit en gezondheid

Bijlage 3 Onderzoek Stikstof

Bijlage 3 Onderzoek stikstof

Bijlage 4 Onderzoek Archeologie

Bijlage 4 Onderzoek archeologie

Bijlage 5 Ruimtelijke Onderbouwing Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a En 8a

Bijlage 5 Ruimtelijke onderbouwing Loonseweg 20, Watermolenstraat 5a en 8a

Bijlage 6 Ruimtelijke Onderbouwing Driehoek 4 En 7 En Loonseweg Ong.

Bijlage 6 Ruimtelijke onderbouwing Driehoek 4 en 7 en Loonseweg ong.

Bijlage 7 Ruimtelijke Onderbouwing Peelkant 56 En 56a

Bijlage 7 Ruimtelijke onderbouwing Peelkant 56 en 56a

Bijlage 8 Ruimtelijke Onderbouwing Mullemsedijk 16

Bijlage 8 Ruimtelijke onderbouwing Mullemsedijk 16

Bijlage 9 Ruimtelijke Onderbouwing Watermolenstraat 16

Bijlage 9 Ruimtelijke onderbouwing Watermolenstraat 16

Bijlage 10 Nota Van Vooroverleg

Bijlage 10 Nota van vooroverleg

Bijlage 11 Nota Van Zienswijzen En Wijzigingen

Bijlage 11 Nota van zienswijzen en wijzigingen