KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen - Landschapselement
Artikel 4 Natuur
Artikel 5 Wonen
Artikel 6 Waterstaat - Attentiegebied Ehs
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Artikel 8 Algemene Bouwregels
Artikel 9 Algemene Gebruiksregels
Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels
Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels
Artikel 12 Overige Regels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding En Doel
1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing
1.3 Geldend Bestemmingsplan
Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse
2.1 Wijdere Omgeving
2.2 Directe Omgeving
Hoofdstuk 3 Plan
3.1 Bouwplan
3.2 Verkeer En Parkeren
3.3 Landschappelijke Inpassing
3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving
Hoofdstuk 4 Beleid
4.1 Nationaal Niveau
4.2 Provinciaal Niveau
4.3 Gemeentelijk Niveau
Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten
5.1 Milieu
5.2 Waarden
5.3 Waterparagraaf
5.4 Beperkingen In Verband Met Militair Vliegveld Volkel
Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid
6.1 Kostenverhaal
6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie
Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten
7.1 Algemeen
7.2 Planregels
Hoofdstuk 8 Procedure
8.1 Spelregels Voor Initiatieven
8.2 Omgevingsdialoog
8.3 Formele Procedure
Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten
Bijlage 2 Kaart Te Slopen Gebouwen
Bijlage 3 Inrichtingsplan
Bijlage 1 Inrichtingsschets
Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek 2019
Bijlage 3 Verkennend En Aanvullend Bodemonderzoek 2021
Bijlage 4 Onderzoek Geurhinder
Bijlage 5 Verantwoordingsplicht Groepsrisico
Bijlage 6 Onderzoek Wegverkeerslawaai
Bijlage 7 Stikstofdepositieonderzoek
Bijlage 8 Quickscan Natuurwaarden
Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog

Steeuwichtweg 7 en 9, Uden

Bestemmingsplan - Gemeente Maashorst

Vastgesteld op 14-11-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan

het bestemmingsplan Steeuwichtweg 7 en 9, Uden met identificatienummer NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01 van de gemeente Maashorst

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden

1.4 aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebieden dat door zijn beperkte omvang in een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken metoverige zone - bebouwingsconcentratie behoud van de hoofdfunctie kan worden uitgeoefend; hieronder dient niet te worden begrepen de uitoefening van detailhandel

1.5 aardkundige waarden en kenmerken

waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn

1.6 antenne-installatie

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie

1.7 bebouwing

gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde

1.8 bebouwingsconcentratie

kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;

1.9 bed & breakfast

een overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met uitsluitend het serveren van ontbijt

1.10 bedrijf / bedrijfsmatige activiteit

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen

1.11 bestaand

  1. a. De bebouwing, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.
  2. b. Het gebruik van grond en bebouwing, zoals rechtens aanwezig op het tijdstip waarop het bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen, dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.
  3. c. In afwijking van het bepaalde onder a wordt onder oppervlakte van bestaande gebouwen ten behoeve van veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' verstaan de oppervlakte van de gebouwen die:
    1. 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was, of
    2. 2. mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning, of
    3. 3. is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan;
  4. d. In afwijking van het bepaalde onder a wordt onder oppervlakte van bestaande bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van veehouderij ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - beperkingen veehouderij' verstaan de oppervlakte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde die:
    1. 1. op 21 september 2013 legaal aanwezig of in uitvoering was, of
    2. 2. mag worden gebouwd krachtens een vóór 21 september 2013 verleende vergunning, of
    3. 3. is gebaseerd op een vóór 21 september 2013 ingediende volledige en ontvankelijke aanvraag voor omgevingsvergunning, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die in overeenstemming is met het geldende bestemmingsplan

1.12 bestemmingsvlak

geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde bouwperceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of bouwwerk geen gebouw zijnde, met een dak

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk

1.15 bouwperceel

aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningsvrije bouwwerken worden toegestaan

1.16 bouwvlak

geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge het planologisch regiem gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten

1.17 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden

1.18 bouwwerk geen gebouw zijnde (ander bouwwerk)

elk bouwwerk, dat niet toegankelijk is voor mensen, niet overdekt is en geen wanden heeft

1.19 bruto-vloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van de bouwlagen, met inbegrip van de daartoe behorende bouwconstructies, magazijnen, dienstruimten, bergingen en dergelijke, met uitzondering van ondergrondse parkeervoorzieningen

1.20 detailhandel

bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit

1.21 erfbeplanting

visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie

1.22 escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in een seksinrichting wordt uitgeoefend;

1.23 extensieve beweiding

beweiding met een dusdanig lage intensiteit dat aan het begin van het nieuwe groeiseizoen circa 30% van de vegetatie niet is begraasd en waarbij nadrukkelijk geen sprake is van bemesting, anders dan de aanwezige dieren;

1.24 extensief recreatief medegebruik

extensieve vormen van dagrecreatie die ondergeschikt zijn aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, die een kortstondig karakter hebben en in de openlucht plaatsvinden, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, paramotorvliegen en kleinschalige recreatieve luchtvaart voor zover het starten en landen betreft

1.25 functie

doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van bouwwerken en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan

1.26 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt

1.27 groenvoorziening

voorziening voor de inrichting, het onderhoud en het beheer van flora en fauna, zoals boomgeleiders, wortelkratten, bloembakken, drainage- en sproeisystemen, faunatunnels, nestkastjes en dergelijke

1.28 hoofdfunctie

een functie waarvoor het hoofdgebouw en/of gronden als zodanig mag worden gebruikt

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een bouwperceel en, indien meer gebouwen op het bouwperceel aanwezig zijn, gelet op de bestemming het belangrijkst is

1.30 landschapsinvesteringsregeling

de gemeentelijke uitwerking van de Verordening ruimte waarin verplicht wordt gesteld dat ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied bij moeten dragen aan de verbetering van de kwaliteit van het landschap. Deze zogenaamde landschapsinvesteringsregeling (LIR) is van toepassing op alle ontwikkelingen in het buitengebied die in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan, maar waaraan vanuit ruimtelijke overwegingen toch medewerking kan worden verleend.

Indien deze beleidsregel gedurende de planperiode wordt gewijzigd, dient rekening te worden gehouden met de wijziging

1.31 landschappelijke waarden en kenmerken

gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten

1.32 lokale wegen

een weg die in de Nederlandse wegcategorisering wordt aangemerkt als een erftoegangsweg, waarbij langzaam verkeer en gemotoriseerd verkeer gemengd is, zonder rijrichtingscheiding en meestal zonder gescheiden fietspaden

1.33 milieuhygiënische uitvoerbaarheid

overkoepelend begrip voor milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit, externe veiligheid etcetera aan welke bijbehorende wettelijke kaders getoetst dient te worden, onder andere zodat voor woningen sprake is van aan aanvaardbaar woon- en leefklimaat en omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd

1.34 NAP

Nieuw Amsterdams Peil

1.35 nadere eis

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening

1.36 nevenfunctie

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar is en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft

1.37 nutsvoorziening

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten

1.38 omgevingsvergunning

omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

1.39 ondergronds bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een bouwwerk onder het ter plaatse vastgestelde peil

1.40 onderkomen

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, waaronder begrepen woonwagens, woonschepen, caravans, kampeerauto's, als ook tenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van recreatief buitenverblijf voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken

1.41 paardenbak

een onoverdekte voorziening bedoeld voor het berijden, africhten en laten bewegen van paarden

1.42 parkeervoorziening

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van voertuigen

1.43 uitbreiding

vergroting van een bestaand bouwperceel of bestaand bestemmingsvlak

1.44 voorgevel

de gevel van een hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie, dan wel gelet op de uitstraling ervan als voorgevel kan worden aangemerkt

1.45 voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn waarin de oorspronkelijke voorgevel van een bouwwerk is gelegen, alsmede het verlengde daarvan voor zover gelegen binnen het bouwvlak

1.46 vrijwaringszone

gebied waar beperkingen gelden ten aanzien van het bouwen en/of gebruik ten behoeve van een goed functioneren van bijvoorbeeld een weg

1.47 waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan infiltratievoorzieningen (zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen), dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen, inlaten en dergelijke

1.48 weg

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten

1.49 woning

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één huishouden

1.50 wonen

het houden van verblijf, het huren en tevens (laten) bewonen van kamers of het gehuisvest zijn in een huis/woning, evenwel met uitzondering van woonvormen met een maatschappelijk karakter met intensieve begeleiding, met dien verstande dat kamerhuur in een pand beperkt is en blijft tot een huishouden plus maximaal twee personen of maximaal vier personen die geen huishouden vormen

Artikel 2 Wijze Van Meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsgrens.

2.2 bebouwingspercentage

het oppervlak van een bouwperceel dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan te duiden gedeelte van die bestemming.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 hoogte van een windmolen

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windmolen.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

Voor de inhoud van een bouwwerk wordt de ondergrondse bebouwing niet meegerekend.

2.8 lengte, breedte en diepte bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidingsmuren).

2.9 ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 peil

  1. a. voor onbebouwde terreinen: de hoogte van de kruin van de aan het bouwperceel grenzende weg;
  2. b. voor bebouwde terreinen als het peil van een bestaand hoofdgebouw afwijkt van het onder a bedoelde peil: het peil van het bestaande hoofdgebouw;
  3. c. in andere gevallen: het door of namens het college van burgemeester en wethouders vast te stellen peil.

2.12 ondergeschikte bouwdelen

bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschapselement

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van het groen, de landschapselementen, natuurwaarden en de bijbehorende groeiplaats in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. 1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - aardkundig waardevol gebied’;
    2. 2. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - wijstgronden’;
    3. 3. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - leefgebied amfibieën’;

waarbij het bepaalde in artikel 10 van toepassing is;

  1. b. behoud, herstel en ontwikkeling van de landschappelijke waarden en natuurwaarden, zoals brede landschappelijke structuren;
  2. c. behoud van paden;
  3. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  4. e. extensief recreatief medegebruik.

3.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor ‘Groen - Landschapselement’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens:
    1. 1. eenvoudige, kleinschalige voorzieningen in de vorm van bouwwerken ten behoeve van het beheer en/of extensief recreatief medegebruik, waarbij de volgende regels gelden:
      • de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
      • de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    2. 2. hekwerken, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2 meter.

3.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit en mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor afwijken van bepaalde in 3.2 onder b voor het realiseren van eenvoudige voorzieningen voor extensief recreatief medegebruik, in de vorm van bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 8 meter, waarbij de in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden niet onevenredig mogen worden aangetast.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de natuurwaarden;
  2. b. behoud, herstel en/of ontwikkeling van de landschapswaarden in het algemeen en in het bijzonder voor:
    1. 1. aardkundig waardevolle gebieden, ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol gebied';
    2. 2. wijstgronden, ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - wijstgronden’;
    3. 3. amfibieën ter plaatse van de aanduiding ‘overige zone - leefgebied amfibieën’;

waarbij het bepaalde in artikel 10 van toepassing is;

  1. c. (onverharde) paden;
  2. d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. e. extensief recreatief medegebruik;
  4. f. extensieve beweiding;
  5. g. voorzieningen van beeldende kunst;
  6. h. nutsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

  1. a. Op de voor ‘Natuur’ aangewezen gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, die ten dienste staan van de bestemming.
  2. b. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, behoudens kleinschalige voorzieningen ten behoeve van beheer of extensief recreatief medegebruik, onder de volgende voorwaarden:
    1. 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4 meter;
    2. 2. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
    3. 3. dierenverblijven (schuilhutten) zijn hierbij niet toegestaan;
    4. 4. bouwwerken, die een werk van beeldende kunst vormen.

4.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit en mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wonen; waarbij niet meer dan één woning aanwezig mag zijn per bestemmingsvlak;
  2. b. terras, tuinen, erven en terreinen;
  3. c. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. f. extensief recreatief medegebruik;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. bed & breakfast in woningen;
  9. i. aan huis gebonden beroepen.

5.2 Bouwregels

5.3 Nadere eisen

  1. a. Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde indien dit noodzakelijk is ten behoeve van het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de bodemkwaliteit, waterhuishouding, cultuurhistorische, ecologische, aardkundige en/of landschappelijke waarden, mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
  2. b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld indien zulks noodzakelijk is ten behoeve van zorgvuldig ruimtegebruik en/of ruimtelijke kwaliteit en mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.

5.4 Afwijken van de bouwregels

5.5 Specifieke gebruiksregels

5.6 Afwijken van de gebruiksregels

Artikel 6 Waterstaat - Attentiegebied Ehs

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waterstaat – Attentiegebied EHS’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud, herstel en/of ontwikkeling van de hydrologische waarden.

6.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene Bouwregels

8.1 Ondergrondse werken en werkzaamheden

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens de in de navolgende regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

8.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens de elders in deze regeling opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:

  1. a. Ondergronds bouwen is uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwd mag worden.
  2. b. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

8.3 Bestaande afstanden en maten

  1. a. Indien afstanden tot, hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer respectievelijk minder bedragen dan in gevolge het in hoofdstuk 2 en 3 bepaalde mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. In het geval van (her)bouw van gebouwen is het bepaalde onder a alleen van toepassing indien de (her)bouw geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 9 Algemene Gebruiksregels

9.1 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  1. a. Het gebruik van gronden en bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. b. Het gebruik van bijbehorende bouwwerken bij een woning als zelfstandige woningen.
  3. c. Het gebruik van gronden ten behoeve van paardenbakken;
  4. d. Het gebruik van gronden en bouwwerken voor speelautomatenhal, bingohal, discotheek of dancing;
  5. e. De buitenopslag van goederen en producten voor de voorgevel;
  6. f. Het niet in stand laten van voldoende parkeerplaatsen ten behoeve van een bepaalde functie.

Artikel 10 Algemene Aanduidingsregels

10.1 Aardkundig waardevol gebied

10.2 Leefgebied amfibieën

10.3 Wijstgronden

10.4 Vrijwaringszone - radar

Artikel 11 Algemene Afwijkingsregels

11.1 Afwijking bouwregels

11.2 Afwijking gebruiksregels

Artikel 12 Overige Regels

12.1 Algemeen toetsingskader afwijkingen en wijzigingen

Bij de toetsing van het verlenen van omgevingsvergunningen voor het afwijken en het wijzigen van het plan, dienen onderstaande criteria mede als toetsingskader te worden gebruikt:

  1. a. Ten aanzien van de stedenbouwkundige en beeldkwaliteit kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
    2. 2. de verhouding tussen de hoogte en de breedte van de gebouwen;
    3. 3. de samenhang van de bouwvorm, bouwmassa, hoogte en breedte van gebouwen
    4. 4. de situering van de gebouwen op het bouwperceel.
  2. b. Ten aanzien van de milieuhygiënische uitvoerbaarheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de mate van hinder voor de omliggende functies;
    2. 2. de gevolgen voor de externe veiligheid; hieronder wordt verstaan het overlijdensrisico als gevolg van activiteiten met gevaarlijk stoffen;
    3. 3. de gevolgen van de aanwezigheid van gevoelige functies voor de hinderlijke functies;
    4. 4. de gevolgen voor flora en fauna in relatie met de omgeving;
    5. 5. de gevolgen voor de bodem- en grondwaterkwaliteit.
  3. c. Ten aanzien van de verkeersveiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de mate van toename van de verkeersintensiteit als gevolg van het gebruik van de gronden;
    2. 2. de aansluiting van in- en uitritten op de openbare weg;
    3. 3. de gevolgen voor het zicht op de openbare weg c.q. fiets- en voetpaden;
    4. 4. de aanwezigheid van voldoende laad- en losruimte;
    5. 5. de aanwezigheid van voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein.
  4. d. Ten aanzien van de sociale veiligheid kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de mogelijkheden voor de verbetering van toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een sociaal onveilige plek;
    2. 2. de mate waarin de toezicht op en de overzichtelijkheid en toegankelijkheid van een openbare ruimte wordt ingeperkt.
  5. e. Ten aanzien van de brandveiligheid en rampenbestrijding kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de aanwezigheid van vluchtwegen;
    2. 2. de bereikbaarheid van de bouwwerken;
    3. 3. de beschikbaarheid en bereikbaarheid van adequate blusmiddelen.
  6. f. Ten aanzien van het woon- en leefklimaat kan rekening gehouden worden met de volgende aspecten:
    1. 1. de toename van het verkeer en de parkeerbehoefte;
    2. 2. overlast door lawaai, stank en/of trillingen;
    3. 3. de bezonning;
    4. 4. het uitzicht;
    5. 5. privacy.

12.2 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen

Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals die luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

12.3 Parkeernormen

  1. a. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of een omgevingsvergunning voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Dit betekent dat moet worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in de "Uitvoeringsregels parkeernormen Gemeente Maashorst 2023" of een vervangende regeling, en dat indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, rekening wordt gehouden met de wijziging.
  2. b. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld onder a, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  3. c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde onder a:
    1. 1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of;
    2. 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

  1. a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Steeuwichtweg 7 en 9, Uden'

Hoofdstuk 1 Inleiding

Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Steeuwichtweg 7 en 9, Uden" van de gemeente Maashorst.

1.1 Aanleiding En Doel

Op het adres Steeuwichtweg 7 in het buitengebied ten noordwesten van Uden staan de gebouwen behorende bij een voormalige varkenshouderij. Het agrarisch bedrijf is al geruime tijd gelegen beëindigd en de milieuvergunning is in 2005 ingetrokken. Sindsdien staan de bedrijfswoning en de stallen - met een gezamenlijke oppervlakte van circa 3.000 m² - leeg. Er is sprake van een verloederde situatie.

De eigenaar van de gronden heeft het volgende initiatief, bestaande uit twee planonderdelen:

  1. 1. het slopen van alle gebouwen op het perceel en het bouwen van een nieuwe burgerwoning ter vervanging van de bestaande (voormalige agrarische bedrijfs)woning;
  2. 2. het bouwen van een extra woning op het aangrenzende perceel door toepassing van de ruimte-voor-ruimte-regeling.

De planonderdelen gaan gepaard met de aanleg van 1 hectare nieuwe natuur.

Planonderdeel 1 is mogelijk op basis van het vigerend bestemmingsplan "Buitengebied 2006" en de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden. Voor de bouw van de ruimte-voor-ruimte-woning is een herziening van het bestemmingsplan nodig. Er is echter voor gekozen het gehele plan op te nemen in een nieuw bestemmingsplan, waarmee tevens een regeling ontstaat die voldoet aan de huidige standaarden en aansluit bij de regeling in het overige deel van het buitengebied van Uden.

1.2 Ligging En Kadastrale Begrenzing

Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0001.jpg"

TOPOGRAFISCHE SITUATIE

Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0002.jpg"

KADASTRALE SITUATIE

De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Uden, sectie Q, nummers 1886 en 1887. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 32.800 m². De gronden zijn in particulier eigendom.

1.3 Geldend Bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Buitengebied", dat onder de vigeur van de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening is:

  • vastgesteld door de gemeenteraad op 15 februari 2007;
  • goedgekeurd door gedeputeerde staten op 16 oktober 2007.

Het geldende bestemmingsplan maakt onderscheid in gebiedsbestemmingen en detailbestemmingen.

Gebiedsbestemmingen
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van plankaart 1 - Gebiedsbestemmingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0003.jpg"

UITSNEDE PLANKAART 1 - GEBIEDSBESTEMMINGEN

Onderhavig plangebied ligt binnen twee gebiedsbestemmingen.

Gebiedsbestemming Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarde -Alca-
Het aan de Steeuwichtweg grenzende deel van het plangebied ligt binnen de gebiedsbestemming Agrarisch gebied met landschappelijke, cultuurhistorische en/of aardkundige waarde -Alca-. Binnen deze bestemming is onder meer toegestaan agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van agrarische bodemexploitatie, instandhouding van natuurlijke, landschappelijke, cultuurhistorische, abiotische en aardkundige waarden.
Binnen deze gebiedsbestemming mogen slechts kleine bouwwerken ten behoeve

van recreatief medegebruik en agrarische doeleinden worden opgericht.

Gebiedsbestemming Agrarisch gebied met natuurwaarden -An-
Het westelijke deel van het plangebied ligt binnen de gebiedsbestemming Agrarisch gebied met natuurwaarden -An-. Het toegestane gebruik is vergelijkbaar met de gebiedsbestemming Alca. Binnen deze bestemming zijn slechts kleine bouwwerken ten behoeve van agrarische doeleinden toegestaan.

Detailbestemmingen
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van plankaart 2 - Detailbestemmingen. Daar waar een detailbestemming is gelegd zijn de gebiedsbestemmingen niet van toepassing.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0004.jpg"

UITSNEDE PLANKAART 2 - DETAILBESTEMMINGEN

De bestaande bebouwing is in de detailbestemming Woningen vervat met als nadere

aanduiding 'vrijgekomen agrarische bedrijfslocatie' (VAB). Deze bestemming

is onder meer bedoeld voor woondoeleinden.
Voorts gelden de volgende (voor onderhavig plan relevante) bouwbepalingen en vrijstellingsregels (thans: afwijkingsregels geheten):

  • per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegestaan;
  • inhoud woning met aan- en uitbouwen: maximaal 600 m³, of de inhoud van een bestaande woning die reeds groter is;
  • goot- en bouwhoogte woning: maximaal 5,5 meter respectievelijk 10 meter;
  • situering woning:
    1. 1. hoofdregel: op de bestaande fundering;
    2. 2. vrijstelling: elders binnen het bestemmingsvlak, mits er sprake is van een aanmerkelijke ruimtelijke kwaliteitsverbetering.
  • oppervlakte vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen en overkappingen:
    1. 1. hoofdregel: gezamenlijk maximaal 100 m²;
    2. 2. vrijstelling: uitbreiding tot gezamenlijke oppervlakte van 200 m² onder voorwaarden mogelijk, waaronder de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing

De bestaande voormalige bedrijfswoning heeft reeds een inhoud van 1.960 m³. Planonderdeel 1 is derhalve mogelijk op basis van de in het vigerend bestemmingsplan opgenomen bouw- en vrijstellingsregels. Planonderdeel 2 kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerend bestemmingsplan, omdat daarin ter plaatse geen bouwmogelijkheden zijn opgenomen. Herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk om uitvoer te kunnen geven aan het plan.

Hoofdstuk 2 Gebiedsanalyse

Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied, bestaande uit een beschrijving van de wijdere en directe omgeving van het plangebied.

2.1 Wijdere Omgeving

Onderstaande afbeelding geeft het plangebied in zijn wijdere omgeving weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0005.jpg"

WIJDERE OMGEVING

Het plangebied is onderdeel van de bebouwingsconcentratie Loo (Peelrand) die aan de noordwestzijde van Uden ligt. De bebouwingsconcentratie bestaat uit een krans van bebouwingslinten rondom een open agrarisch binnengebied. De bebouwingsconcentratie ligt ingeklemd tussen het natuurgebied Wijstgronden en de autosnelweg A50.

Het natuurgebied bestaat uit een langgerekte zone die de Peelrandbreuk volgt. Op enkele plaatsen die breuk zeer goed beleefbaar als gevolg van flinke hoogteverschillen in het terrein. De natuur wordt gevormd door een aaneenschakeling van kleine bosjes en door opgaand groen omrande weiden met een extensief agrarisch gebruik. Langs de Steeuwichtweg verweeft de natuur zich met de bebouwingsconcentratie.

De autosnelweg A50 vormt een fysieke scheiding tussen de bebouwingsconcentratie en de kern Uden, maar zorgt daarnaast voor een zeer goede ontsluiting van het plangebied en omgeving.

De bebouwing staat verspreid langs de linten en het merendeel daarvan aan de binnenzijde van de krans. Rondom de aansluiting van de Steeuwichtweg en de Boterkampweg is echter sprake van een verdichting aan weerszijden van het lint, waardoor een cluster ontstaat met beperkte doorzichten naar het achterland. Het plangebied is onderdeel van dit cluster.

2.2 Directe Omgeving

Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0006.jpg"

DIRECTE OMGEVING

2.2.1 Bebouwing en functies

Zoals in paragraaf 2.1 aangegeven is het plangebied onderdeel van een relatief gesloten bebouwingslint aan de noordwestzijde van de bebouwingsconcentratie.

De bebouwing langs het lint is zeer gevarieerd, al is er een grove driedeling te maken (elk met een foto als voorbeeld):

1. De boerderijen
Dit zijn oude boerderijgebouwen of nieuwe gebouwen die daaraan refereren. De gebouwen hebben een breedte-lengte-verhouding van (ruim) meer dan 1:2, lage goothoogten en flinke kappen. Er is sprake van een horizontale verschijningsvorm.
afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0007.jpg"
2. De plattelandswoningen
Deze dateren uit de tweede helft van de 20e eeuw en hebben vaak een breedte-lengte-verhouding van minder dan 1:2. De woningen bestaan uit één bouwlaag met kappen tot 45°.
afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0008.jpg"
3. De nieuwe buitenwoningen
Als gevolg van het provinciale rood-voor-rood-beleid (onder meer de ruimte-voor-ruimteregeling) zijn in het afgelopen decennium op diverse plaatsen nieuwe woningen toegevoegd aan het lint. Doordat sprake is van relatief dure bouwpercelen is de omvang van de woningen gemaximaliseerd. Dat willen zeggen: flinke oppervlakten en flinke bouwhoogten (twee lagen met kap). Er is sprake van een verticaal karakter.
afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0009.jpg"

De afstanden van de woningen tot de weg zijn zeer verschillend, van enkele meters tot meer dan 15 meter. De aanwezige agrarische bedrijfsgebouwen staan op grotere afstand, achter de woningen.

Binnen het plangebied staat een vervallen boerderijgebouw op zeer korte afstand van de weg. Het betreft een na-oorlogs gebouw, zonder karakteristieke kenmerken.
Achter het boerderijgebouw staat circa 3.000 m² aan vervallen varkensstallen. Zoals eerder aangegeven is de varkenshouderij al lange tijd geleden beëindigd.

2.2.2 Landschap en groen

Ondanks dat sprake is van een relatief intensieve bebouwing heeft het gebied een groen karakter, dat voornamelijk gevormd wordt door de laanbeplanting langs de weg en de opgaande beplanting in de tuinen die soms uitgegroeid is tot kleine bosjes.
Ten zuiden van het plangebied open het landschap zich. Hier is recent natuur aangelegd in de vorm van nat schraalland en ruigtevelden. Er is sprake van extensief beheer.

Op onderstaande afbeelding is het groen binnen het oostelijke deel van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0010.jpg"

BESTAANDE GROENSTRUCTUREN PLANGEBIED

Een robuuste groenstructuur omzoomt het voormalige agrarische perceel met de stallen en vormt daarmee een duidelijke kamer. De groenstructuur zet zich door langs de Steeuwichtweg. Tezamen met de laanstructuur langs de weg, geeft de groenstructuur een besloten karakter aan het lint. Dit is stedenbouwkundig waardevol en is daardoor behoudenswaardig.

Tussen de bestaande gebouwen staat veel groen, dat door achterstallig beheer gedurende een lange periode is 'opgeschoten'. Dit groen zal worden verwijderd.

2.2.3 Ontsluiting

Het plangebied wordt direct vanaf de Steeuwichtweg ontsloten. De verkeersfunctie van deze weg is beperkt tot de ontsluiting van de aangelegen woonpercelen en agrarische gronden.

Hoofdstuk 3 Plan

In dit hoofdstuk is de beschrijving van het plan opgenomen. Bijlage 1 bevat de inrichtingsschets.

3.1 Bouwplan

Het plan bestaat uit twee planonderdelen:

  1. 1. het slopen van alle gebouwen op het perceel en het bouwen van een nieuwe burgerwoning ter vervanging van de bestaande (voormalige agrarische bedrijfs)woning;
  2. 2. het bouwen van een extra woning op het aangrenzende perceel door toepassing van de ruimte-voor-ruimte-regeling.

3.1.1 Ruimtelijke opzet

Het waardevolle groen bepaalt de ruimtelijke opzet van het plangebied en de situering van de woningen. Er is namelijk sprake van een groot contrast tussen het door opgaand groen omzoomde perceel - een groene kamer - en het open landschap van het natuurgebied Wijstgronden dat buiten de groene kamer en het plangebied ligt.

De vervangende woning Steeuwichtweg 7 wordt in de groene kamer gerealiseerd, waardoor die een eigen landschappelijke ruimte krijgt. Doordat de kamer aan de zijde van de Steeuwichtweg niet geheel gesloten is, maakt de nieuwe woning contact met het bebouwingslint, waarvan het onderdeel gaat vormen.

De nieuwe ruimte-voor-ruimtewoning is buiten de groene kamer gesitueerd. De opgaande groenstructuur zorgt bovendien dat deze woningen enigszins van het bebouwingslint is afgescheiden. Het groen zorgt echter voor 'rugdekking', waardoor de woning zich naar het landschap kan openen. Dit is een extra kwaliteit voor deze woning.

3.1.2 Vervangende woning Steeuwichtweg 7

Dit planonderdeel omvat de sloop van de vervallen woonboerderij Steeuwichtweg 7, alsmede de sloop van de circa 3.000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen. Hierdoor ontstaat ruimte voor het inrichten van een nieuw woonperceel ter vervanging van de bestaande woonboerderij.

De bestaande boomgroep die de agrarische bedrijfsgebouwen omzoomt blijft behouden en vormt de natuurlijke omkadering en landschappelijke inpassing van het nieuwe woonperceel, dat daarmee een oppervlakte van circa 8.000 m² krijgt.

De nieuwe woning wordt aan de straatzijde gebouw, weliswaar op iets grotere afstand tot de weg als de bestaande woonboerderij. De woning blijft echter onderdeel van het bebouwingslint langs de Steeuwichtweg. Het maaiveld ter plaatse van de woning en het aansluitende gebied wordt een meter opgehoogd, zodat er een plek ontstaat die hoog en droog genoeg is en de impact op de waarden in de bodem wordt verkleind/weggenomen. De woning krijgt hiermee bovendien wat meer aanzicht.

Onderstaande afbeeldingen geven impressies van het schetsontwerp van de woning.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0011.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0012.jpg"

IMPRESSIES VOORGEVEL EN 3D WONING

De nieuwe woning bestaat uit twee bouwmassa's die in een L-vorm aan elkaar zitten. De iets grotere massa komt evenwijdig aan de weg. De kleinere bouwmassa steekt het veld in. Hiermee wordt het terras aan twee zijden omsloten.
Het ontwerp van de woning heeft raakvlakken met een boerderijgebouw. Er is sprake van een voornamelijk horizontale geleding, die wordt gevormd door de breedte-lengte-verhoudingen, de kleine goothoogte en de flinke kap. Ook het materiaalgebruik van baksteen en riet refereert aan een boerderijgebouw. Door rondingen aan te brengen in de gevels en de nokken een glooiing te geven ontstaat een eigentijds ontwerp, dat wordt versterkt door het toepassen van flinke gevelopeningen van glas en enkele prominente schoorstenen.

Onder het gehele gebouw wordt een kelder aangebracht, die onder meer ruimte biedt als garage voor de auto's. Doordat het maaiveld wordt opgehoogd, zal de kelder niet dieper reiken dan 2 meter onder het bestaande maaiveld.

De inhoud van de woning bedraagt maximaal 1.960 m³, hetgeen overeenkomt met de inhoud van de te slopen woonboerderij. De goothoogte bedraagt maximaal 4,5 meter en de nokhoogte maximaal 10 meter.

In de tuin kunnen één of meerdere bijgebouwen worden gerealiseerd met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m². Nadere invulling en uitwerking van de bijgebouwen moet nog plaatsvinden. Mogelijk dat een van de bijgebouwen gebruikt wordt als stal voor paarden of kleinvee.

3.1.3 Nieuwe ruimte-voor-ruimtewoning

Het perceeldeel ten zuiden van de bestaande groenstructuur wordt afgescheiden met als doel een nieuw woonperceel te creëren. Conform het provinciale beleid kan hieraan medewerking worden verleend door toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling. De initiatiefnemer heeft hiertoe reeds een ruimte-voor-ruimtetitel verworven.

Er is thans nog geen ontwerp van de ruimte-voor-ruimtewoning beschikbaar. Wel is er een aantal stedenbouwkundige regels waaraan het ontwerp moet gaan voldoen:

  • De woning wordt op een grotere afstand van de weg gebouwd dan de overige woningen in het bebouwingslint Steeuwichtweg. Hierdoor opent het lint zich als het ware richting het open natuurgebied ten zuiden van het plangebied. Hierdoor wordt het natuurgebied als het ware naar binnen gehaald. In paragraaf 4.3.3 wordt hierop nader ingegaan.
  • De maximale inhoud van de woning bedraagt 750 m³. Dit volume is stedenbouwkundig gezien passend in het bebouwingslint waaraan woningen van 400 m³ tot 2.000 m³ staan.
    Opgemerkt wordt dat in de gemeente Uden de standaard inhoud van een woning in het buitengebied 600 m³ mag bedragen en onder bepaalde voorwaarden mag worden uitgebreid tot 750 m³. Het extra volume is verkregen door toepassing van de sloop-bonusregeling (zie paragraaf 4.3.5).
  • De goothoogte bedraagt maximaal 4 meter en de bouwhoogte maximaal 10 meter. Door de goothoogte te beperken ontstaat een bij het lint en het buitengebied passend ontwerp.
  • Bij de woning kunnen bijgebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 100 m² gerealiseerd worden.

3.2 Verkeer En Parkeren

3.2.1 Verkeersgeneratie

De realisatie van het plan heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Uden wordt aangeduid als matig stedelijk gebied. Het plangebied behoort tot het buitengebied.

Bestaande situatie
De CROW-publicatie geeft geen kencijfers voor agrarische bedrijven. Omdat er al geruime tijd sprake is van leegstand, is er feitelijk ook geen verkeersgeneratie. Er wordt daarom uitsluitend rekening gehouden met de nieuwe situatie.

Nieuwe situatie
Het plan omvat de bouw van twee grondgebonden woningen. De woningen behoren tot de categorie "koop, vrijstaand". De verkeersgeneratie bedraagt voor dit type woningen 7,7 tot 8,6 motorvoertuigbewegingen per woning per etmaal. De maximale verkeersgeneratie als gevolg van het plan bedraagt daarmee circa 19 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

De Steeuwichtweg heeft voornamelijk een functie heeft voor de ontsluiting van de aangelegen percelen (erftoegangsweg). De verkeersintensiteiten zijn daardoor laag. De Steeuwichtweg heeft voldoende capaciteit om het extra verkeer te kunnen verwerken. Er is sprake van een verkeerstechnisch aanvaardbare situatie.

3.2.2 Ontsluiting

Beide woningen worden rechtstreeks op de Steeuwichtweg ontsloten. Voor de woonboerderij zal gebruik gemaakt worden van de bestaande inrit, die al of niet verlegd wordt.
Voor de ruimte-voor-ruimtewoning wordt een nieuwe inrit aangelegd, zodanig dat voorkomen wordt dat volwassen bomen moeten worden verwijderd en dat er sprake is van een goed uitzicht/overzicht vanaf de inrit. Daarmee zal er sprake zijn van een verkeerskundig aanvaardbare situatie.

3.2.3 Parkeren

Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Uden heeft hiertoe de gemeentelijke nota 'Parkeernormen Uden 2018'' vastgesteld. Van toepassing zijn de normen in het buitengebied. In het buitengebied wordt gerekend met een minimale norm van 2,4 parkeerplaatsen per vrijstaande eengezinswoning (vanaf circa 80 m²).

Beide woonpercelen zijn voldoende groot om in de benodigde parkeerplaatsen te voorzien. In de planregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen, waarmee is zekergesteld dat de parkeerplaatsen worden aangelegd en in stand worden gehouden. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normen.

3.3 Landschappelijke Inpassing

De inrichting van het plangebied met groen omvat vier zones:

  1. 1. De woonpercelen worden ingericht als tuin.
  2. 2. De bestaande, robuuste groenstructuur behouden. Er is echter sprake van achterstallig beheer. Waar nodig zal opschot worden verwijderd en zullen bomen worden weggenomen om de groenstructuur ordentelijk te maken. De nieuwe ruimte-voor-ruimtewoning wordt landschappelijk ingepast met nieuw bosplantsoen van voornamelijk struikvormers. De achterzijde van het perceel wordt daarbij aangevuld met boomvormers. Het behoud van de groenstructuur is in dit bestemmingsplan geborgd door de bestemming 'Groen -Landschapselement'.
  3. 3. Een gebied met een oppervlakte van ruim 1 hectare wordt ingericht voor nieuwe natuur, waarvan 1 hectare voorwaarde is voor het project. Aangesloten wordt bij de natuurdoeltypen van het naastgelegen natuurgebied Wijstgronden, waardoor dat natuurgebied in areaal wordt vergroot.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0013.png"

NIEUWE SITUATIE LANDSCHAPPELIJKE INPASSING EN NATUURONTWIKKELING

Het plan voorziet verder in de aanleg van een vijver in de tuin van de noordelijke woning en andere vormen van bovengrondse voorzieningen voor de verwerking van het hemelwater. Omvang van de vijver is beperkt, zodat deze geen negatieve invloed heeft op het behoud van het aardkundig waardevolle gebied.

Natuurontwikkeling

In het Natuurbeheerplan 2023 van de provincie Noord-Brabant zijn de aangrenzende wijstgronden getypeerd als N10.01 Nat schraalland & N12.06 Ruigteveld. Onderstaand een overzicht van de beschrijving van de natuurdoeltypen en op welke wijze het initiatief een positieve bijdrage levert op dit natuurdoeltype.

N10.01: Nat schraalland is, net als Vochtig hooiland, zeer oud boerengrasland. Nat schraalland is minder productief en de bodem is erg slap. De graslanden zijn daardoor slecht toegankelijk, ze kunnen 's winters onder water staan maar zullen 's zomers oppervlakkig uitdrogen. Door jaarlijks te hooien blijft het voedselarme karakter behouden. De variatie in de graslanden is groot. Blauwgraslanden en kleine zeggenvegetaties worden tot nat schraalland gerekend. Hiermee in mozaïek voorkomende dotterbloemhooilanden en veldrusschraallanden worden ook tot nat schraalland gerekend.


De vegetatie is kruiden- en zeggenrijk en vormt overgangen naar rietland, heide of struweel. In de graslanden zijn vaak kleine verschillen in hoogte, in laagten blijft water langer blijft staan op overgangen naar iets drogere gronden kunnen heischrale graslanden en heiden voorkomen. Juist deze gradiënten maken het type zeer soortenrijk, met name voor verschillende plantensoorten en enkele dagvlinders. Nat schraalland is door de rijkdom aan zeldzame soorten van groot Europees en nationaal belang. Verdroging, verzuring en vermesting zijn de belangrijke bedreigingen voor nat schraalland. Het extensief beheren van dit natuurdoeltype en het niet bemesten zal een positieve uitwerking hebben op dit natuurdoeltype.


N12.06: Tot dit beheertype behoren grote oppervlakte voorkomende ruigtevelden met dominantie of in mozaïek voorkomende ruigtevegetaties, die meestal ontstaan zijn na grootschalige ingrepen, zoals na drooglegging of plotselinge sterke extensivering na een intensief grasland- of akkerbeheer. De successie naar bos kan in deze ruigten lang achterwege blijven. Vaak is er plaatselijk vlier of wilg aanwezig als verspreide struiken of struweel. Deze kunnen echter weer afsterven en weer in ruigte overgaan. Deels kunnen ook meer grazige plekken voorkomen, zeker bij begrazing. In de droge ruigte kan ook riet domineren. Het beheertype ruigteveld is met name van belang voor een aantal vogelsoorten zoals blauwborst, sprinkhaanzanger en soms velduil.


De naar natuur om te zetten gronden grenzen direct op een zone Ruigteveld. De naar natuur om te zetten gronden zijn ook te typeren als intensief beheerde weides welke door de voorgenomen ontwikkeling plotseling extensief beheerd worden. De gronden worden uit gebruik genomen voor intensief gebruik en uitsluitend gebruikt voor extensieve beweiding. Het extensief beweiden zal een positieve uitwerking hebben op de biodiversiteit, omdat het land op deze wijze minder wordt belast. Fysiek wordt geen ingreep aan de nieuwe natuur voorzien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0014.png"

UITSNEDE NATUURBEHEERPLAN 2023 EN BEGRENZING PLAN EN NATUURONTWIKKELING

Beheer

Na het uit gebruik nemen als intensief grasland kan de grond extensief begraasd worden. Verdere beheersmaatregelen zijn niet voorzien. De bestaande en nieuwe groenstructuur om de woonpercelen wordt door de bewoners op regelmatige basis beheerd, zodat ongewenste wildgroei in het open achterliggende gebied voorkomen wordt.

3.4 Duurzame En Gezonde Leefomgeving

Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatverandering en technologische doorbraken. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.

3.4.1 Energietransitie

Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.

Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:

  • de woningen worden 'aardgasvrij' gebouwd, hetgeen overigens wettelijk verplicht is;
  • de woningen zullen voorts moeten voldoen aan de meest actuele energienormen;
  • doordat sprake is van volledige nieuwbouw kan optimaal worden ingezet op de toepassing van duurzame energiebronnen, hetgeen in de bouwplannen nader zal worden uitgewerkt.

3.4.2 Klimaatbestendigheid

Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.

Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:

  • het plan leidt tot een flinke afname van bebouwing en verharding;
  • het behoud van de groenstructuur leidt tot het behoud van opname van CO2, het vast houden van water en het tegengaan van hittestress;
  • waterberging vindt plaats op eigen terrein.

Hoofdstuk 4 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:

  • nationaal niveau;
  • provinciaal niveau;
  • gemeentelijk niveau.

4.1 Nationaal Niveau

4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Inhoudelijk gezien bevat de NOVI een langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. De intentie van het Rijk is om met de NOVI een perspectief te bieden om grote maatschappelijke opgaven aan te pakken. Nederland staat de komende jaren voor grote complexe opgaven met betrekking tot woningbouw, klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie en bereikbaarheid. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden.

Met het oog hierop zijn in de NOVI de nationale belangen genoemd:

  1. 1. Bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving.
  2. 2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit.
  3. 3. Waarborgen en versterken van grensoverschrijdende en internationale relaties.
  4. 4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving
  5. 5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften
  6. 6. Waarborgen en realiseren van een veilig robuust en duurzaam mobiliteitssysteem
  7. 7. In stand houden en ontwikkelen van de hoofdinfrastructuur voor mobiliteit
  8. 8. Waarborgen van een goede toegankelijkheid van de leefomgeving
  9. 9. Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten
  10. 10. Beperken van klimaatverandering
  11. 11. Realiseren van een betrouwbare, betaalbare en veilige energievoorziening die in 2050 CO2-arm is en de daarbij benodigde infrastructuur
  12. 12. Waarborgen van de hoofdinfrastructuur voor transport van stoffen via (buis)leidingen
  13. 13. Realiseren van een toekomstbestendige circulaire economie
  14. 14. Waarborgen van de waterveiligheid en de klimaatbestendigheid (inclusief vitale infrastructuur voor water en mobiliteit)
  15. 15. Waarborgen van een goede waterkwaliteit, duurzame drinkwatervoorziening en voldoende beschikbaarheid van zoetwater
  16. 16. Waarborgen en versterken van een aantrekkelijk ruimtelijk-economisch vestigingsklimaat
  17. 17. Realiseren en behouden van een kwalitatief hoogwaardige digitale connectiviteit
  18. 18. Ontwikkelen van een duurzame voedsel- en agroproductie
  19. 19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang
  20. 20. Verbeteren en beschermen van natuur en biodiversiteit
  21. 21. Ontwikkelen van een duurzame visserij.

Analyse

Bij de voorgenomen planontwikkeling wordt er bijgedragen aan de woningvoorraad wat aansluit op de woonbehoefte. Daarnaast is voor onderhavig plan het belang "Zorg dragen voor nationale veiligheid en ruimte bieden voor militaire activiteiten" (i.c. het militaire vliegveld Volkel) aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de NOVI voldaan.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevat richtlijnen voor de inhoud van de bestemmingsplannen voor zover het gaat om ruimtelijke ontwikkelingen van nationaal belang.

Het gaat om de volgende nationale belangen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland (NNN), Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.

De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Defensie".

Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.

4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor Duurzame Verstedelijking

Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.

Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.

4.2 Provinciaal Niveau

Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:

  • Omgevingsvisie Noord-Brabant;
  • Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.

4.2.1 Omgevingsvisie Noord-Brabant

In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen na het inwerking treden van de Omgevingswet.

De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:

  1. 1. werken aan de Brabantse energietransitie;
  2. 2. werken aan een klimaatproof Brabant;
  3. 3. werken aan een slimme netwerkstad;
  4. 4. werken aan een concurrerende, duurzame economie.

Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van één ruimte-voor-ruimte-woning in samenspraak met het herbouwen van een voormalige agrarische bedrijfswoning. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.

ad 1. De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie.
De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen ten minste aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van de bouwplannen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening.
ad 2. Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting.
Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie. Dit wordt in de bouwplannen nader uitgewerkt.
ad 3. Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag.
De woning wordt gerealiseerd op basis van het ruimte-voor-ruimte-principe, waarbij elders in de provincie reeds een grotere hoeveelheid stallen is gesloopt. Per saldo is er sprake van 'ontstening' van het buitengebied.
ad 4. Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat.
Het plan omvat het verwijderen van 3.000 m² verloederde bebouwing. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een bijdrage geleverd aan de leefomgeving en daarmee aan het vestigingsklimaat.

Conclusie
Het plan geeft invulling aan bij de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

4.2.2 Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant

Op 25 oktober 2019 hebben Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening (IOV) vastgesteld. De laatste geconsolideerde versie van de IOV dateert van 01 augustus 2023. De IOV bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld in lijn met de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2024 in werking zal treden.

De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):

  • afdelingen 3.5 tot en met 3.7: de toedeling van functies;
  • afdelingen 3.2 tot en met 3.4: de bescherming van gebiedskenmerken;
  • afdeling 3.1: de basisprincipes voor een evenwichtige toedeling van functies.

4.3 Gemeentelijk Niveau

4.3.1 Omgevingsvisie Uden 2015

Op 17 december 2015 heeft de gemeenteraad van Uden de Omgevingsvisie Uden 2015 (hierna: Omgevingsvisie 2015) vastgesteld, die (tevens) de status van structuurvisie heeft als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. In de Omgevingsvisie zijn de doelstellingen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastgelegd en daarbij is aangegeven hoe deze te bereiken zijn. De Omgevingsvisie geeft niet alleen aan wat de gemeente gaat doen (of nalaten) om de doelstellingen te bereiken, maar gaat ook in op de vraag hoe initiatiefnemers en hun initiatieven kunnen bijdragen aan het bereiken van die doelstellingen.

De Omgevingsvisie 2015 verdeelt het buitengebied in drie verschillende gebieden:

  • buitengebied met accent op natuur en recreatie;
  • gemengd agrarisch gebied, en;
  • primair agrarisch gebied.

Het plangebied is onderdeel van het deelgebied 'Natuur/recreatie buitengebied'. In dit deel van het buitengebied wordt gestreefd naar stad en dorp, landelijk gebied, natuur en recreatie in harmonie laten vervlechten, waarbij wordt ingezet op kwaliteit en vitaliteit. Ontwikkelingen die bijdragen aan eerdergenoemde doelen en onderling geen afbreuk doen aan elkaar, krijgen de ruimte.

Het initiatief omvat het wegnemen van een flinke hoeveelheid leegstaande agrarische bedrijfsbebouwing en de realisatie van één ruimte-voor-Ruimte-woning. Dit leidt tot een afname van de verstening van het buitengebied, waardoor de kwaliteit van het gebied wordt versterkt. Daarnaast zorgt dit initiatief voor een vervlechting van stad en platteland. Hierdoor past het initiatief binnen de 'Omgevingsvisie Uden 2015'.

Conclusie

Het project sluit aan bij de Omgevingsvisie Uden 2015.

4.3.2 Omgevingsvisie Gemeente Maashorst

Op 20 juli 2023 is de 'Omgevingsvisie Maashorst' in ontwerp gegaan. Bij inwerking treden van de Omgevingswet zal de 'Omgevingsvisie gemeente Maashorst' de huidige visies vervangen.

In de Omgevingsvisie worden de ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving voor de lange termijn vastgelegd. De Omgevingsvisie is bindend voor de gemeente, maar bevat géén regels voor inwoners, bedrijven of andere overheden. De gemeente zal inspannen om de in deze visie vastgestelde doelen en missies te realiseren. De missie van de gemeente Maashorst is:"

  • bevorderingen van de gezondheid
  • Verbeteren van de omgevingskwaliteit
  • Werken aan een duurzame samenleving

De Omgevingsvisie gaat over het hele grondgebied van de gemeente Maashorst. Binnen dit grondgebied is echter een grote diversiteit van en in de fysieke leefomgeving. Het gaat naast de dorpskernen en directe omgeving om bijvoorbeeld de Graspeel, de Hertogswetering en ook om het natuurgebied 'De Maashorst'. Elke omgeving heeft zijn eigen karakteristieken en vraagstukken.

Uden

Uden is "Een stedelijke dorp in een landelijke omgeving". Het centrum vervult een regionale functie op het gebied van detailhandel, horeca en bedrijvigheid. Terwijl het centrum qua voorzieningsaanbod een relatief stedelijke uitstraling heeft, is het omliggende woongebied nog steeds doprs.

Uden is ook onlosmakelijk verbonden met het omliggende buitengebied. Rondom Uden zijn er veel agrarische bedrijven in soms wel eeuwenoude linten en buurtschappen. Dit agrarische gebied gaat geleidelijk over in verschillende recreatiegebieden en natuurschoon zoals 'De Maashorst'. Tegelijkertijd zijn de voorzieningen in de kern altijd dichtbij. Het buitengebied wordt tegenwoordig dan ook gekenmerkt door een lappendeken van functies (o.a. wonen, recreatie, natuur en agrarisch).

Voor het leefgebied van Uden zijn de volgende ambities:

  • behouden en beschermen van breuklijnen;
  • Groen woonkern en de diversiteit aan landschapstypen daaromheen beschermen;
  • Kansen voor natuurinclusieve landbouw en educatieve/recreatieve nevenfuncties (verbinding product-consument) benutten;
  • Agrariërs, ondernemers, netwerk- en kennispartners samenbrengen op de Groene Campus;
  • Gevarieerde woonwijken verduurzamen en nabij voorzieningen (mogelijk) verder verdichten;
  • Regionale positie Uden Centrum (op toekomstbestendige wijze) doorontwikkelen en kansen voor verstedelijking centrumgebied benutten;
  • Centrale rol voor mobiliteitshub 'Uden Centraal' in duurzaam (regionaal) mobiliteitsnetwerk;
  • Netwerkeconomie versterken, bedrijventerreinen intensiveren en (waar nodig) uitbreiden;
  • Recreatienetwerk doorontwikkelen met aandacht voor natuur en cultuurhistorie.

Analyse

Het initiatief omvat het wegnemen van een flinke hoeveelheid leegstaande agrarische bedrijfsbebouwing en de realisatie van één ruimte-voor-Ruimte-woning. Dit leidt tot een afname van de verstening van het buitengebied, waardoor de kwaliteit van het gebied wordt versterkt. Daarnaast draagt het initiatief bij aan de kenmerken van een lappendeken van functies in het buitengebied.

Conclusie

Het project sluit aan bij de 'Omgevingsvisie gemeente Maashorst'.

4.3.3 Beleidsnotitie bebouwingsconcentraties

Als bijlage bij het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017", dat voor het overgrote deel van het buitengebied van Uden geldt, heeft de gemeente de "Beleidsnotitie nader begrensde bebouwingsconcentraties in het buitengebied van Uden" vastgesteld. Deze beleidsnotitie bevat een ruimtelijk structuur- en wensbeeld voor de afzonderlijke bebouwingsconcentraties en de daaruit voortvloeiende ontwikkelingsmogelijkheden.

Analyse
Het plangebied is onderdeel van de bebouwingsconcentratie Loo (Peelrand), die wordt gevormd door de Karperdijk-Looweg, de Strikseweg en de Steeuwichtweg. Deze wegen omsluiten een open agrarisch gebied. Door de dichte bebouwing en de bomenstructuur is het cluster relatief in zichzelf gekeerd. Het karakteristieke groengebied aan de noordwestzijde vormt onderdeel van de bebouwingsconcentratie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0015.jpg"

STRUCTUUR BEBOUWINGSCONCENTRATIE LOO

In de beleidsnotitie zijn de volgende (voor het plan relevante) kwaliteitsrichtingen opgenomen om het streefbeeld te bereiken.

  • Verdichting van de bebouwing vindt aan de binnenzijde van het lint plaats.
  • Om openheid naar het beekdal en de Peelrandbreuk te behouden is aan de westzijde van het lint geen verdichting mogelijk.
  • De bebouwing aan de westzijde van het lint verstoort de gewenste landschaps- en natuurontwikkeling rond de wijstgronden. Sloop van die bebouwing is wenselijk.
  • Natuurontwikkeling rond de wijstgronden is prioriteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0016.jpg"

KWALITEITSVERBETERINGEN EN STREEFBEELD BEBOUWINGSCONCENTRATIE LOO

Het planonderdeel met de sloop van de voormalige agrarische opstallen en de herbouw van de voormalige bedrijfswoning als burgerwoning sluit aan bij het in de beleidsnotitie opgenomen streefbeeld.

De locatie van de ruimte-voor-ruimtewoning ligt niet in het zoekgebied voor de ontwikkeling van nieuwe woningen. Afwijking van de in de beleidsnotitie opgenomen kwaliteitsrichtingen is passend onder de volgende voorwaarden:

  • Het plan betekent een flinke kwaliteitsimpuls voor het gebied, doordat er een verloederde voormalige agrarische bedrijfslocatie wordt opgeruimd, 3.000 m² aan leegstaande stallen wordt gesloopt en 1 hectare nieuwe natuur wordt aangelegd. Daarnaast blijven robuuste groenstructuren behouden.
  • De ruimte-voor-ruimtewoning wordt op grotere afstand van het lint gebouwd, zodat er zal zijn van een zorgvuldige, organische overgang van het bebouwingslint naar het open landschap.
  • Er zal sprake zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing, die de genoemde overgang van lint naar landschap versterkt.

Conclusie
Het plan sluit niet volledig aan bij de in de beleidsnotitie opgenomen kwaliteitsrichtingen, maar draagt wel bij aan het verbeteren van de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit van het gebied. Het plan betreft daarmee een gemotiveerde afwijking van de Beleidsnotitie bebouwingsconcentraties.

4.3.4 Woonvisie 2020-2025

De Woonvisie 2020-2025 van Uden heeft als motto "Een leven lang prettig wonen". Eén van de in de woonvisie opgenomen ambities om dat te bereiken betreft het vormgeven van een duurzame omgevingskwaliteit. Daarvoor worden hoge eisen aan de woon- en leefomgeving.

Analyse
Voor het buitengebied geldt dat gestreefd wordt naar het behouden van een vitaal platteland. Ruimte-voor-ruimtewoningen worden gefaciliteerd in de aangegeven zoekgebieden.

Zoals in paragraaf 4.3.3 is geconstateerd grenst de locatie van de voorgenomen ruimte-voor-ruimtewoning aan een zoekgebied, maar ligt er niet in. In dezelfde paragraaf is echter aangegeven dat het totale plan tot een dermate flinke kwaliteitsimpuls leidt, dat de voorgenomen situering als passend wordt gezien.

Conclusie
Het plan sluit niet volledig aan bij de in de Woonvisie 2020-2025 opgenomen beleid, maar draagt wel bij aan de ambities van de woonvisie. Het plan betreft daarmee een gemotiveerde afwijking van woonvisie.

4.3.5 Sloop-bonusregeling

Het aantal agrarische bedrijven in het buitengebied van Uden neemt af. Om te stimuleren dat leegstaande stallen die het buitengebied ontsieren gesloopt worden, hanteert de gemeente een sloop-bonusregeling. De regeling is vastgelegd in het bestemmingsplan "Partiële herziening buitengebied 2017". Hoewel dat bestemmingsplan niet geldt ter plaatse van onderhavig plangebied, kan de sloop-bonusregeling wel worden toegepast.

Met toepassing van de sloop-bonusregeling mag de inhoud van woningen in het buitengebied vergroot worden van maximaal 750 m³ naar maximaal 1.000 m³, en mag de gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen bij een woning van maximaal 100 m² naar maximaal 400 m² worden verruimd. Per m³ of m² verruiming moet ten minste 4 m² aan leegstaande stallen worden gesloopt.

Analyse
Onderhavig plan omvat de volgende ontwikkelingen die relevant zijn voor de sloop-bonusregeling:

  1. 1. de inhoud van de ruimte-voor-ruimtewoning mag maximaal 750 m³ bedragen en sluit daarbij aan op de standaard;
  2. 2. de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen bij de bestaande woning mag maximaal 200 m² bedragen; een verruiming van 100 m².

De in voorliggend plan opgenomen verruimen bedraagt tezamen 350 m³ cq m². Conform de sloop-bonusregeling moet ten minste (4 x 350 =) 1.400 m² aan voormalige agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden. Het plan omvat de sloop van 3.000 m² stallen, waarmee ruimschoots aan de sloop-bonusregeling wordt voldaan.

De toepassing van de sloop-bonusregeling is in de planregels geborgd door een voorwaardelijke verplichting van de sloop van alle stallen, gekoppeld aan het bouwen van de woningen.

Conclusie
Het plan voldoet aan de sloop-bonusregeling.

4.3.6 Regeling Kwaliteitsverbetering van het landschap

Naar aanleiding van het uitgangspunt van het leveren van een kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals inmiddels opgenomen in artikel 22.5 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en de daaromtrent gemaakte regionale afspraken, heeft de gemeente Uden het beleidskader "Landschapsinvesteringsregeling" vastgesteld. Deze paragraaf bevat een beschrijving van de wijze waarop invulling is gegeven aan de kwaliteitsverbetering van het landschap.

Voor het bepalen van de benodigde kwaliteitsverbetering is de categorie-indeling van de ruimtelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied van toepassing:

  • categorie 1: geen ruimtelijke impact; geen tegenprestatie nodig;
  • categorie 2: beperkte impact; landschappelijke inpassing volstaat;
  • categorie 3: grote impact; landschappelijke inpassing én berekende kwaliteitsverbetering van het landschap.

Onderhavig initiatief bevat twee projectonderdelen, met elk weer verschillende activiteiten. Onderstaand overzicht geeft onder welke categorie de activiteiten vallen:

- vervangende nieuwbouw van de bestaande woning categorie 1
- vergroting woonbestemming vervangende woning categorie 3
- vergroting bijgebouwen boven 100 m² categorie 3
- bouw ruimte-voor-ruimtewoning categorie 1

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:

  1. 1. milieu;
  2. 2. waarden;
  3. 3. waterhuishouding.

5.1 Milieu

Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.

5.1.1 Bodemkwaliteit

5.1.2 Bedrijven en milieuzonering

5.1.3 Externe veiligheid

5.1.4 Geurhinder veehouderijen

5.1.5 Geluid

5.1.6 Luchtkwaliteit

5.1.7 Volksgezondheid

5.1.8 Milieueffectrapportage

5.2 Waarden

5.2.1 Aardkundige waarden

5.2.2 Archeologie

5.2.3 Cultuurhistorie

5.2.4 Natuurwaarden

5.3 Waterparagraaf

5.3.1 Inleiding

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).

5.3.2 Beleid

In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.

5.3.3 Watersysteem

5.3.4 Hemelwater

5.3.5 Afvalwater

Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.

Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Steeuwichtweg geloosd worden.

5.3.6 Waterkwaliteit

Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.

5.4 Beperkingen In Verband Met Militair Vliegveld Volkel

Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:

  1. 1. een geluidzonering;
  2. 2. een obstakelbeheergebied;
  3. 3. een radarverstoringsgebied;
  4. 4. een vogelbeheersgebied;
  5. 5. een risicogebied vanwege de opslag van munitie.

Daarnaast gelden er beperkingen als gevolg van het industrielawaai op het vliegveldterrein, zoals opgenomen in de Wet geluidhinder.

5.4.1 Geluidzonering

De geluidbelasting van het vliegverkeer is uitgedrukt in Kosteneenheden (Ke). In gebieden met een belasting lager dan 35 Ke is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In gebieden met een hogere belasting is een nadere afweging nodig.

Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 35 Ke. Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering.

5.4.2 Obstakelbeheergebied

Het obstakelbeheergebied bevat drie verschillende obstakelvlakken: de funnel, het Inner Horizontal and Conical Surface (IHCS) en het Instrument Landing System-gebied (ILS). Het plangebied ligt buiten het obstakelbeheergebied. Er is geen nadere toetsing noodzakelijk.

5.4.3 Radarverstoringsgebied

Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:

  • een cirkel met een straal van 15 km gemeten vanaf de positie van de radar. De maximale hoogte van bouwwerken wordt hier bepaald door elke denkbeeldige rechte lijn die wordt getrokken vanaf het punt op de top van de radarantenne (49 meter boven NAP), oplopend met 0,25 graden tot een punt op 15 kilometer afstand op een hoogte van 114 meter boven NAP;
  • aanvullend voor windmolens buiten deze 15 kilometercontour een cirkel met een straal van 75 km gemeten vanaf de positie van de radar. Voor de tippen van de wieken van windturbines geldt hier een maximale hoogte van 114 meter boven NAP.

Het plangebied ligt op een afstand van circa 7.500 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 82 meter boven NAP (ofwel 67 meter boven maaiveld) bedragen. De gebouwen in het plangebied blijven daar ruimschoots onder.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.

5.4.4 Vogelbeheersgebied

Ten aanzien van het voorkomen van een ongewenste vogelaantrekkende werking in de nabijheid van de luchthaven gelden in een straal van circa 6 km buiten de vliegbasis beperkingen voor het oprichten van bepaalde installaties en het uitvoeren van bepaalde werken die een vogelaantrekkende werking kunnen hebben.

Het project omvat geen installaties of werken (zoals grote waterpartijen) die een vogelaantrekkende werking hebben.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het vogelbeheersgebied.

5.4.5 Risicogebied vanwege de opslag van munitie

Vanwege de opslag van munitie zijn er in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) risicocontouren (A-, B- en C-zone) vastgelegd waarbinnen bepaalde activiteiten gelimiteerd of niet toegestaan zijn. In de zones gelden diverse beperkingen ten aanzien van nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten.

Het plangebied ligt buiten de risicocontouren van de munitieopslag.

Het project voldoet aan de voorwaarden van het risicogebied vanwege de opslag van munitie.

5.4.6 Industrielawaai

De geluidbeslating van het industrielawaai is uitgedrukt in een 50 dB(A)- en een 55-dB(A)-contour. In gebieden met een geluidbelasting lager dan 50 dB(A) is het toevoegen van geluidgevoelige objecten toegestaan. In het gebied tussen 50 dB(A) en 55 dB(A) is een ontheffing mogelijk, op basis van een nadere afweging. Een hogere geluidbelasting dan 55 dB(A) op geluidgevoelige objecten is niet toegestaan.

Het plangebied ligt in een gebied waar de geluidbelasting lager is dan 50 dB(A). Er zijn geen geluidstechnische belemmeringen. Het plan voldoet aan de voorwaarden van de geluidzonering industrielawaai.

Hoofdstuk 6 Economische Uitvoerbaarheid

6.1 Kostenverhaal

Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).

In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.

6.2 Gemeentelijke Grondexploitatie

De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.

Hoofdstuk 7 Juridische Aspecten

7.1 Algemeen

In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • de toelichting;
  • de planregels;
  • de verbeelding.

De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.

De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.

De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.

Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.

7.2 Planregels

De indeling van de planregels is als volgt.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Hoofdstuk 4 Overgangsregels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (artikel 1) In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Wijze van meten (artikel 2) In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Groen - Landschapselement (artikel 3)
De robuuste groenstructuur is in deze bestemming opgenomen. De bestemming bevat een verplichting tot omgevingsvergunnig voor het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden. Hiermee is de instandhouding van het groen verzekerd.

Wonen (artikel 5)
Voor beide nieuwe woningen is een bestemmingsvlak 'Wonen' opgenomen. Behalve de feitelijke woning zijn in het bestemmingsvlak zijn ook bijgebouwen, tuinen en erven toegestaan. De woningen moeten binnen een bouwvlak worden gebouwd. Voorts zijn (deels afzonderlijke) bouwregels opgenomen.

Waterstaat - Attentiegebied EHS (artikel 6)
Ter bescherming van nabijgelegen natuur, bevat voorliggend bestemmingsplan regels die beperkingen tellen aan ontwikkelingen die effect hebben op de grondwaterstand.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (artikel 7) In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.

Algemene bouwregels (artikel 8) Dit artikel bevat regels ten aanzien van ondergronds bouwen en afwijkende bestaande bebouwing.

Algemene gebruiksregels (artikel 9) In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt.

Algemene aanduidingsregels (artikel 10)
Ter plaatse van het plangebied gelden enkele gebiedsaanduidingen. In dit artikel zijn de planregels bij die gebiedsaanduidingen opgenomen. Het betret regels ter bescherming van natuur en ter bescherming van het gebruik van het radarsysteem van vliegbasis Volkel.

Algemene afwijkingsregels (artikel 11) In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.

Overige regels (artikel 12)
De overige regels bevatten een algemeen toetsingskader voor toepassing van afwijkingsmogelijkheden en wijzigingsbevoegdheden. Daarnaast zijn er regels opgenomen die de geldende parkeernormen van toepassing verklaren.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht (artikel 13) Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.

Slotregel (artikel 14) Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 8 Procedure

8.1 Spelregels Voor Initiatieven

In de Omgevingsvisie Uden 2015 zijn de spelregels voor ruimtelijke initiatieven vastgelegd. Daarbij moeten de stappen in onderstaand stroomschema worden doorlopen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1991.BPSteeuwichtweg7-VG01_0018.png"

Ten behoeve van de ontwikkeling van het initiatief is medewerking van de gemeente nodig, omdat het plan vraagt om een herziening van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 4 is beschreven hoe voorliggend initiatief past binnen de ruimtelijke kaders van de verschillende overheden.

Door een omgevingsdialoog te voeren is de omgeving betrokken bij het plan. De resultaten van de omgevingsdialoog staan beschreven in paragraaf 8.2.

Als laatste is het belangrijk dat de nieuwe ontwikkeling voldoet aan de omgevingsaspecten. Dit is onderzocht en beschreven in hoofdstuk 5.

8.2 Omgevingsdialoog

Op 3 november 2020 is een Omgevingsdialoog gevoerd, op basis van de opzet van de gemeente Uden. Het verslag van de Omgevingsdialoog is opgenomen als bijlage 9.

8.3 Formele Procedure

Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke formele procedure. De voorziene procedurestappen zijn:

  1. 1. Overleg ex artikel 3.1.1 Bro
  2. 2. Terinzagelegging ontwerpbestemmingsplan
  3. 3. Vaststelling door gemeenteraad
  4. 4. Terinzagelegging vastgesteld bestemmingsplan

Bijlage 1 Staat Van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 1 Staat van Bedrijfsactiviteiten

Bijlage 2 Kaart Te Slopen Gebouwen

Bijlage 2 Kaart te slopen gebouwen

Bijlage 3 Inrichtingsplan

Bijlage 3 Inrichtingsplan

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 1 Inrichtingsschets

Bijlage 2 Verkennend Bodemonderzoek 2019

Bijlage 2 Verkennend bodemonderzoek 2019

Bijlage 3 Verkennend En Aanvullend Bodemonderzoek 2021

Bijlage 3 Verkennend en aanvullend bodemonderzoek 2021

Bijlage 4 Onderzoek Geurhinder

Bijlage 4 Onderzoek geurhinder

Bijlage 5 Verantwoordingsplicht Groepsrisico

Bijlage 5 Verantwoordingsplicht groepsrisico

Bijlage 6 Onderzoek Wegverkeerslawaai

Bijlage 6 Onderzoek wegverkeerslawaai

Bijlage 7 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 7 Stikstofdepositieonderzoek

Bijlage 8 Quickscan Natuurwaarden

Bijlage 8 Quickscan natuurwaarden

Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog

Bijlage 9 Verslag Omgevingsdialoog