KadastraleKaart.com

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze Van Meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Gemengd
Artikel 4 Groen
Artikel 5 Verkeer
Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied
Artikel 7 Woongebied
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
Hoofdstuk 3 Algemene Regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Artikel 10 Algemene Bouwregels
Artikel 11 Algemene Gebruiksregels
Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
Artikel 14 Slotregel
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding
1.2 Ligging Plangebied
1.3 Vigerende Bestemmingsplan
1.4 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 Planbeschrijving
2.1 Bestaande Situatie
2.2 De Ontwikkeling
Hoofdstuk 3 Beleidskader
3.1 Rijksbeleid
3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid
3.3 Gemeentelijk Beleid
3.4 Conclusie
Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten
4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling
4.2 Verkeer
4.3 Wegverkeerslawaai
4.4 Externe Veiligheid
4.5 Bodem
4.6 Kabels En Leidingen
4.7 Luchtkwaliteit
4.8 Water
4.9 Ecologie
4.10 Archeologie En Cultuurhistorie
4.11 Duurzaamheid
4.12 Klimaatadaptatie
4.13 Bedrijven En Milieuzonering
Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving
5.1 Inleiding
5.2 Inleidende Regels
5.3 Bestemmingsregels
5.4 Algemene Regels
5.5 Overgangs- En Slotregels
Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid
6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid
6.2 Economische Uitvoerbaarheid
Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten
Bijlage 2 Stedenbouwkundigplan Vermaatterrein Fase 2
Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan
Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsbesluit
Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling Vermaatterrein Fase 2
Bijlage 3 Parkeerbalans Vermaatterrein Fase 2
Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek
Bijlage 5 Besluit Hogere Waarden
Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming
Bijlage 7 Nader Onderzoek Voor De Steenmarter En Vleermuizen
Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit
Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek
Bijlage 10 Pve Verkennend Archeologisch Onderzoek Vermaat Fase 2
Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek
Bijlage 12 Advies Boor Vermaat Fase 2
Bijlage 13 Stikstofmemo En Rekenresultaten Vermaatterrein Fase 2
Bijlage 14 Nota Inspraak En Vooroverleg
Bijlage 15 Nota Beantwoording Zienswijze Vermaatterrein Fase 2

Vermaatterrein fase 2

Bestemmingsplan - Gemeente Voorne aan Zee

Vastgesteld op 30-05-2024 - geheel onherroepelijk in werking

Hoofdstuk 1 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan (voorgeschreven in SVBP2012)

[Het bestemmingsplan Vermaatterrein fase 2 met identificatienummer NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130 van de gemeente Voorne aan Zee.

1.2 Bestemmingsplan (voorgeschreven in SVBP2012)

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorend

e bijlagen.

1.3 Aanduiding (voorgeschreven in SVBP2012)

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens (voorgeschreven in SVBP2012)

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

1.6 Aaneengebouwde bebouwing

bebouwing die met de hoofdbouwmassa aaneengesloten is gebouwd.

1.7 aan-huis-verbonden bedrijf

het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende bouwwerken past en de woonfunctie behouden blijft.

1.8 Aan-huis-verbonden beroep

een (para)medisch, juridisch, administratief, therapeutisch, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen beroep of bedrijf, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.9 Achtererfgebied

een erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.10 Afhankelijke woonruimte

een tijdelijke zelfstandige woonvorm ten behoeve van mantelzorg, waarbij bewoning van een (bij)gebouw tijdelijk is toegestaan en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.11 Antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.12 Antenne-installatie

de installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.13 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende, of naar verwachting voorkomende, waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.14 Bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.15 Bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwperceel c.q. het bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.16 Bedrijf

een onderneming waarbij de bedrijfsactiviteiten gericht zijn op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 Bedrijfsgebouw

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.18 Begane grond

de bouwlaag van een gebouw die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau.

1.19 Beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

1.20 Bestaand

  1. a. ten aanzien van bebouwing: de bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan zijn of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.21 Bestemmingsgrens (voorgeschreven in SVBP2012)

de grens van een bestemmingsvlak.

1.22 Bestemmingsvlak (voorgeschreven in SVBP2012)

een geometrisch bepaald vlak met een zelfde bestemming.

1.23 Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.24 Bevoegd gezag

het bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.25 Bijbehorend bouwwerk

de uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.26 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.27 Bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag

een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.30 Bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.33 Detailhandel

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.34 Dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een kantoor, een uitzendbureau, een reisbureau, een kapper, een schoonheidssalon, een fysiotherapeut, een belwinkel en een internetcafé, etc.

1.35 Doeleinden van openbaar nut

kleinschalige nutsvoorzieningen, zoals transformatorhuisjes en schakelkastjes, ondergrondse lokale leidingen, tele- en datacommunicatieleidingen, riolering, telefooncellen en wachthuisjes en straatvoorzieningen (o.a. voor afvalstoffen).

1.36 Erf

een al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.37 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.38 Gedeeltelijk vernieuwen

de inhoud van een bouwwerk mag niet worden vergroot en of in opeenvolgende fasen nagenoeg geheel worden afgebroken en herbouwd. Een gedeeltelijke vernieuwing of verandering mag er niet toe leiden dat in een betrekkelijk korte periode in feite een compleet nieuw bouwwerk wordt gerealiseerd.

1.39 Gemakswinkel

een winkel voor kleine en snelle aankopen met een beperkt assortiment van dagelijkse of direct te gebruiken artikelen.

1.40 Grenswaarde

de grenswaarde als bedoeld in artikel 5.1, lid 3, van de Wet milieubeheer, en zoals uitgewerkt in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ten aanzien van het niveau van het plaatsgebonden risico.

1.41 Hoofdfunctie

de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.

1.42 Hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.43 Horeca

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van zowel ter plaatse als elders te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf. Een en ander zoals opgesomd in de Staat van Horeca-activiteiten welke als bijlage 1 deel uitmaakt van de regels.

1.44 Horecavoorziening

voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik.

1.45 Huishouden

één of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid.

1.46 Infiltratievoorziening

een voorziening voor het doorsijpelen van regenwater in de bodem.

1.47 Inwoning

de tijdelijke huisvesting ten behoeve van mantelzorg, waarbij gebruik wordt gemaakt van gezamenlijke voorzieningen en er sprake is van de huisvesting van één huishouden.

1.48 kamerverhuur

de (gedeeltelijke) verhuur van een woning via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet.

1.49 Kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.50 Keur

de wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.

1.51 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.52 kleinschalige detailhandel

een gemakswinkel of bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;

1.53 Kunstwerk

  1. 1. een voortbrengsel van de beeldende kunsten; kunstuiting; of
  2. 2. een kunstwerk in bouwkundige zin is een door mensenhanden gemaakt bouwwerk, daarom ook wel civiel kunstwerk geheten. Meestal is de term voorbehouden aan onderdelen van infrastructuur.

1.54 Kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.55 Maaltijdafhaalcentrum

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide maaltijden voor consumptie elders, zoals een pizzakoerier.

1.56 Maatschappelijke voorzieningen

de educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, welzijns- en gezondheidsvoorzieningen ten behoeve van (openbare) dienstverlening, waaronder ook kinderopvang voor kinderen tot en met vier jaar.

1.57 Maatvoeringsvlak

het geometrisch bepaald vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

1.58 Mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

1.59 Natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.60 Nevenfunctie/activiteit

een activiteit die niet rechtstreeks de bedrijfs- of functie-uitoefening overeenkomstig de bestemming betreft en die van een zodanige (beperkte) bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang is dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en ruimtelijke verschijningsvorm, als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar en als zodanig ook functioneel aanwezig blijft.

1.61 niet dagelijkse detailhandel

detailhandel in duurzame en of gebruiksgoederen zoals kleding en schoeisel elektrische artikelen en overige goederen voor zover geen detailhandel in dagelijkse goederen zoals voedings- en genotmiddelen

1.62 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.63 Ondergeschikt bouwdeel

een deel van een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen qua uitstraling ondergeschikt is aan de hoofdbouwmassa.

1.64 Ondergeschikte detailhandel

de detailhandelsactiviteiten als nevenactiviteit van de hoofdactiviteit van de ter plaatse opgenomen bestemming. In ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf of bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming.

1.65 Ondergeschikte horeca bij detailhandel

voorzieningen, geen horecabedrijf zijnde en ondergeschikt aan de hoofdfunctie zijnde detailhandel, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken (alcoholvrij) en etenswaar voor het gebruik. Ondergeschikt wil zeggen dat deze vorm van horeca de kwaliteit van de hoofdfunctie vergroot of complementeert en dat er duidelijk sprake is van een waarneembare ondergeschiktheid van de horecafunctie. De (hoofd)functie is derhalve detailhandel en niet horeca.

1.66 Ondergeschikte (neven)functie

een functie die verwant maar van ondergeschikt belang is ten opzichte van de hoofdactiviteit.

1.67 Overbouwing

het op de verdieping overkluizen van onderliggende gronden door bebouwing.

1.68 Overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.69 Peil

  1. a. voor bouwwerken: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  2. b. indien aan de weg wordt gebouwd, dient de kruin van de weg aangehouden te worden;
  3. c. indien in of op het water wordt gebouwd, dient het plaatselijk peil, dan wel het afgewerkte maaiveld, aangehouden te worden.

1.70 Perceelsgrens

een grens van een bouwperceel.

1.71 Permanente bewoning

het gebruik als hoofdverblijf.

1.72 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.73 Speeltoestellen

de klim-, klauter- of balanceertoestellen voor kinderen.

1.74 Speelvoorzieningen

de voorzieningen in de woonomgeving of op een camping, die er op gericht zijn speel- en recreatiemogelijkheden buiten te bieden, zoals bijvoorbeeld een sportveld.

1.75 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering zoals de lijst is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regels.

1.76 Standplaats ambulante handel

het bedrijfsmatig, anders dan in een winkel, goederen te koop aanbieden of verkopen aan en in rechtstreekse aanraking met particulieren.

1.77 Twee aaneen gebouwde woningen (half-vrijstaande woning)

blokken van twee woningen, die aan een zijde een gemeenschappelijke wand hebben. Hiertoe behoren onder andere de twee-onder-een-kapwoningen.

1.78 Verkoopvloeroppervlak

  1. a. bruto verkoopvloeroppervlak: de totale vloeroppervlakte van winkels met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;
  2. b. netto verkoopvloeroppervlak: de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel.

1.79 Voorerfgebied

een erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.80 Voorgevel

de meest gezichtsbepalende gevel van een gebouw.

1.81 Voorgevelrooilijn

de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen dan wel tot aan de zijdelingse grenzen van een bouwvlak.

1.82 Vrijstaande woning

een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.83 Watergang

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

1.84 Waterkering

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.

1.85 Weg

alle voor het openbaar rij- of andere verkeer openstaande wegen of paden, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.86 Wet/wettelijke regelingen

indien en voor zover er in deze regeling wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald.

1.87 Wonen

het gebruik van een woning voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.

1.88 Woning

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

1.89 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.

Artikel 2 Wijze Van Meten

In hoofdstuk 1 van de planregels is aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen. Een aantal regels komt in nagenoeg elk bestemmingsplan voor. Deze standaard regels worden hieronder gegeven. Indien deze regels in een bestemmingsplan worden gehanteerd, moeten deze worden overgenomen. Uitbreiding van deze regels is mogelijk voor andere onderwerpen dan genoemd in deze paragraaf. Het is toegestaan een regel uit deze paragraaf aan te vullen, mits dat niet de standaard wijze van meten weerspreekt. Bij de schrijfwijze van het begrip en de verklarende zin wordt het gebruik van hoofdletters en kleine letters vrij gelaten.

Voor de wijze van meten van oppervlakten en inhouden van panden en/of gebouwen die niet benoemd zijn in deze paragraaf, kan gebruikgemaakt worden van termen, definities en regels in NEN 2580.

2.1

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen niet meer bedraagt dan 0.50 m.

2.2 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. kleinschalige- en ondergeschikte detailhandel op de begane grond met een maximale oppervlakte van 200 m²;
  2. b. daghoreca in de categorie 1a uit de Staat van Horeca-activiteiten niet zijnde een maaltijdafhaalcentrum, op de begane grond;
  3. c. een restaurant (daghoreca) uit categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten op de begane grond;
  4. d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'terras' terrassen, behorende bij de onder b en c genoemde functies;
  5. e. maatschappelijke voorzieningen;
  6. f. kantoren;
  7. g. dienstverlening;
  8. h. nutsvoorzieningen;
  9. i. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, verharding en parkeervoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. groenvoorzieningen;
  2. b. park en plantsoen;
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. langzaamverkeersroute(s);
  5. e. ter plaatse van de aanduiding 'verkeer' dient een langzaam verkeersverbinding te worden gerealiseerd;
  6. f. infiltratievoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. bijbehorende voorzieningen, zoals water, verharding en speelvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.3 Afwijkingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 4.1 voor de aanleg van parkeerplaatsen, met dien verstande dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het ruimtelijke karakter ter plaatse en dat uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van belemmeringen ten aanzien van waterberging.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. langzaamverkeersroute(s);
  3. c. verblijfsgebied;
  4. d. groenvoorzieningen;
  5. e. infiltratievoorzieningen;
  6. f. nutsvoorzieningen;
  7. g. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, parkeervoorzieningen, (ondergrondse) vuilcontainers en speelvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. wegen en paden;
  2. b. langzaamverkeersroute(s);
  3. c. parkeervoorzieningen
  4. d. verblijfsgebied;
  5. e. groenvoorzieningen;
  6. f. infiltratievoorzieningen;
  7. g. nutsvoorzieningen;
  8. h. bijbehorende voorzieningen, zoals groen, water, (ondergrondse) vuilcontainers en speelvoorzieningen.

6.2 Bouwregels

Artikel 7 Woongebied

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. a. het wonen, daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroepen of bedrijven;
  2. b. kleinschalige- en ondergeschikte detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke functies op de begane grond met een maximale oppervlakte van 250 m², uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  3. c. dienstverlening en maatschappelijke functies met een maximale oppervlakte van 550 m² op de begane grond, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
  4. d. verkeersvoorzieningen in de vorm van wegen, voet- en fietspaden, in- en uitritten en parkeerplaatsen;
  5. e. bijbehorende voorzieningen, zoals erven, groen en speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen, water en wegen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

7.3 Specifieke gebruiksregels

Woningen mogen worden gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, met dien verstande dat:

  1. a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd;
  2. b. het vloeroppervlak ten behoeve van het aan-huis-verbonden bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep maximaal 25 m² mag bedragen;
  3. c. detailhandel slechts is toegestaan voor zover deze beperkt blijft tot een beperkte verkoop en in direct verband staat met het aan-huis-verbonden beroep of het aan-huis-verbonden bedrijf.

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

7.5 Nadere eisen

  1. a. Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening, nadere eisen stellen met betrekking tot de plaats en afmetingen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en andere bouwwerken, voor zover nodig ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken.
  2. b. Parkeervoorzieningen op eigen terrein dienen daarvoor in stand te worden gelaten.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn nieuwe bouwwerken ten behoeve van overige aan de gronden toegekende bestemmingen slechts toelaatbaar, indien:

  1. a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en alleen de bestaande fundering wordt benut;
  2. b. het bouwplan geen bodemverstorende activiteiten met zich meebrengt;
  3. c. de bodemingreep een oppervlakte kleiner dan 200 m² heeft en/of niet dieper reikt dan 80 cm beneden maaiveld.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.5 Omgevingsvergunning voor slopen

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag is bevoegd het plan te wijzigen door:

  1. a. de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. b. aan de gronden alsnog de bestemming 'Waarde - Archeologie' toe te kennen indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn;
  3. c. de oppervlaktes en/of dieptes te veranderen en/of hier desgewenst een extra aanduiding voor op te nemen indien dat op basis van nader verkregen archeologische kennis noodzakelijk en/of mogelijk is.

Hoofdstuk 3 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene Bouwregels

10.1 Bestaande maten

  1. a. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. b. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. c. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

10.2 Parkeerregeling

  1. a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de nota 'Parkeernormen Voorne aan Zee' bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  3. c. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft en geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid.

10.3 Ondergronds bouwen

Artikel 11 Algemene Gebruiksregels

11.1 Percentage groen, water en speelvoorzieningen

Met betrekking tot de inrichting van het plangebied geldt dat:

  1. a. minimaal 30% van de gronden dient te worden ingericht voor groen, water en speelvoorzieningen;
  2. b. minimaal 10% van de gronden dient te worden ingericht voor water waarbij deze 10% deel mag uitmaken van het in lid a genoemde percentage;
  3. c. voor de berekening van het percentage groen, water en speelvoorzieningen, zoals opgenomen in lid 11.1 onder a en b, mogen de aan dit bestemmingsplan grenzende gronden met de bestemming 'Woongebied -3' en de daar aangrenzende bestemmingen 'Groen' en 'Water' worden meegeteld.

Artikel 12 Algemene Afwijkingsregels

12.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  1. a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%, mits stedenbouwkundig verantwoord en na akkoord van de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit;
  2. b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan ''Vermaatterrein fase 2'.

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Het Vermaatterrein in Hellevoetsluis is in de Visie op Verbeterlocaties 2013, opgenomen als een belangrijke verbeterlocatie. Het streven is om de bedrijvigheid, die hier van oudsher is gevestigd, zoveel mogelijk terug te dringen en de uitstraling van het gebied te verbeteren in aansluiting op de omgeving. In 2018 is hiervoor een eerste stap gezet met de vaststelling van het bestemmingsplan 'Nieuw-Helvoet'. Dit bestemmingsplan maakt de herontwikkeling van de omgeving Sportlaan mogelijk, het Vermaatterrein maakt hier onderdeel van uit. Voor het Vermaatterrein is alleen het oostelijk deel meegenomen, fase 1. Dit omdat op dat moment nog (regionale) woningbouwafspraken moesten worden gemaakt voor fase 2. Inmiddels zijn de woningen in fase 1 in aanbouw en zijn afspraken gemaakt tussen de ontwikkelaar NLo en de gemeente (tot 1 januari 2023 gemeente Hellevoetsluis).

Voor de gehele herontwikkeling van de Sportlaan is een visie opgesteld, de 'Gebiedsvisie Sportlaan e.o.'. Deze visie is op 20 april 2017 vastgesteld door de gemeenteraad. De ontwikkeling van fase 2 van het Vermaatterrein geeft invulling aan de gebiedsvisie. Er wordt ingezet op een transformatie naar woningbouw, aangevuld met enkele stedelijke voorzieningen en de realisatie van groen en water. De bestaande bedrijvigheid in het gebied verdwijnt daarmee.

Het voorliggende bestemmingsplan biedt de planologische basis om de ontwikkeling mogelijk te maken.

1.2 Ligging Plangebied

Het plangebied dat bekend staat als het Vermaatterrein bevindt zich in Hellevoetsluis (gemeente Voorne aan Zee) op de hoek van de Rijksstraatweg en de Amnesty Internationallaan, kadastraal bekend als gemeente Hellevoetsluis, sectie C, nummers 3215, 3216, 5018 en 5143 en is circa 15.546 m² groot. Het oostelijke deel naast de locatie is al in herontwikkeling. Het voormalige kantoorpand van Vermaat en de autogarage behoort ook tot het plangebied. Op figuur 1.1 is het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0001.png"

Figuur 1.1 Plangebied beoogde ontwikkeling (bron: cyclomedia)

1.3 Vigerende Bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Nieuw-Helvoet zoals Vastgesteld d.d. 13 december 2018'. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied in hoofdzaak de enkelbestemming 'Bedrijf (cat. 1 + 2)', 'Verkeer', 'Groen' en 'Gemengd'. Daarnaast kent het project gebied de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 5'. Op figuur 1.2 is een uitsneden van het vigerende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0002.png" Figuur 1.2 Uitsnede vigerende bestemmingsplannen Nieuw-Helvoet en Nieuw-Helvoet 1e partiële herziening (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan is als volgt opgebouwd:

  • hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de wijzigingen die met dit bestemmingsplan onderbouwing worden mogelijk gemaakt;
  • hoofdstuk 3 toetst de ontwikkeling aan het beleid;
  • hoofdstuk 4 behandelt de omgevingsaspecten;
  • hoofdstuk 5 maakt de maatschappelijke- en economische uitvoerbaarheid van het plan inzichtelijk;
  • hoofdstuk 6 gaat in op de juridische vertaling van de ontwikkeling in het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Bestaande Situatie

Het plangebied

Het plangebied is onderdeel van het voormalige bedrijfsterrein van Vermaat's autobedrijf in de bebouwde kom van Hellevoetsluis. Het gebied ligt in de hoek van de Rijksstraatweg en de Amnesty Internationallaan. Hier staat langs de Amnesty Internationallaan een aantal loodsen waarin diverse kleine bedrijven zijn gevestigd. Op de hoek van de Rijksstraatweg en de Amnesty Internationallaan staat het voormalige kantoorpand van Vermaat, waar nu een makelaar en op de verdieping Taalcentrum Europoort is gevestigd. Het gebied achter deze gebouwen is deels verhard. Er staan garageboxen die verhuurd worden aan particulieren. Aan de Rijksstraatweg staat daarnaast een autogarage.

De omgeving

Het naastgelegen terrein aan de oostzijde wordt inmiddels bebouwd met woningen. Ten noordoosten van het plangebied is het bedrijf Helvoet Rubber & Plastic Technologies B.V (categorie 3.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten) gevestigd. Hier wordt nader op ingegaan in het hoofdstuk Bedrijven en milieuzonering. Aan de Noordzijde bevindt zich de Wilhelminastraat. Aan de westkant zitten een tandarts en een bioscoop.

2.2 De Ontwikkeling

Masterplan

Voor de ontwikkeling Sportlaan is dan een Masterplan opgesteld. Het Masterplan geeft op hoofdlijnen richting aan:

  • richtlijn voor de beeldkwaliteit van de woningbouw;
  • de aansluiting van het ontwikkelgebied op de omgeving;
  • de samenhang van de verschillende herontwikkelingslocaties tot een nieuwe herkenbare buurt;
  • de opzet van de groen- en waterstructuur;
  • de ontsluiting van de woonlocaties en het voorzieningencluster, voor snel- en langzaam verkeer, inclusief parkeeroplossingen.;
  • de verkavelingsopzet en beeldkwaliteit van de toekomstige bebouwing;
  • principes voor duurzaamheid en klimaatadaptatie.

Stedenbouwkundige uitgangspunten

De stedenbouwkundige uitgangspunten voor het project zijn uitgewerkt in onder andere de Gebiedsvisie Sportlaan e.o. van februari 2018 en Beeldkwaliteitsplan Sportlaan Hellevoetsluis d.d. 2 september 2019, de uitgangspunten kunnen als volgt worden opgesomd:

  • water- en groenstructuur doorzetten;
  • route wegverkeer uitbreiden; blijft vanaf de A.I. Laan op basis van plan Acapella Wonen;
  • een langzaamverkeersroute tussen de Rijksstraatweg en het plangebied;
  • het Woonblok West wordt ontsloten vanaf de Rijksstraatweg;
  • Woonblok Noord;
  • Woonblok Zuid;
  • Woonblok West;
  • behoud kantoorpand Vermaat.

In dit gebied zijn woningen en commerciële voorzieningen beoogd. Voor deze ontwikkeling zullen de bedrijfsloodsen en het garagebedrijf gesloopt worden. Het terrein van de aangrenzende (voormalige) horecagelegenheid wordt een nieuwe langzaam verkeer- en calamiteitenontsluiting voor de woonwijk. Het voormalige kantoor van Vermaat blijft behouden en wordt getransformeerd, Zie figuur 2.1 voor de toekomstige inrichting van het terrein.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0003.png"

Figuur 2.1 Stedenbouwkundig plan (bron: BGSV, bureau voor stedenbouw en landschap)

Programma

Het programma voor het project bestaat uit woningen, commerciële en maatschappelijke ruimten. In het bestaande kantoorpand worden kantoorfuncties en daghoreca (categorie 1a met uitzondering van een afhaalcentrum en enkel een restaurant uit categorie 1b uit de Staat van Horeca-activiteiten gerealiseerd, met een bijbehorend terras aan de zuidzijde

In tabel 2.1 en 2.2 is het voorlopige programma per bouwblok inzichtelijk gemaakt. In het bestemmingsplan wordt voor de commerciële ruimte een groter oppervlak toegestaan ten behoeve van de flexibiliteit van de invulling van de ruimten. Het bestemmingsplan staat 250 m² kleinschalige en/of ondergeschikte detailhandel en 550 m² maatschappelijke functies en dienstverlening naast de gemengde functie toe.

Binnen de gemengde functie is kleinschalige- en ondergeschikte detailhandel op de begane grond met een maximale oppervlakte van 200 m² toegestaan. Ook zijn dienstverlening, kantoor en maatschappelijke functies toegestaan. Als mede daghorecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a (met uitzondering van een maaltijdafhaalcentrum) en een restaurant, met bij de horecafunctie een terras uit categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten toelaatbaar, waarbinnen ook water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden zijn toegestaan.

Tabel 2.1 Woningbouwprogramma

woonblok type aantal
woonblok noord sociale huur
grondgebonden woningen 9
appartementen 21
woonblok zuid vrije sector
herenhuizen 9
maisonnettes 4
appartementen 38
woonblok west vrije sector
appartementen (sociale huur) 3
maisonnettes 2
appartementen 26
totaal 112

Tabel 2.2 Commerciële ruimten

woonblok m2
woonblok zuid 400
woonblok west 225
52
bestaand kantoorpand 700
totaal 1.377

Groen-blauwstructuur

In de gebiedsvisie Sportlaan e.o. wordt uitgebreid ingegaan op de groen-blauwstructuur van de Sportlaan e.o. waarbinnen het plangebied is gelegen. In de visie wordt het volgende gesteld.

Groenstructuur

Voor wat betreft de groenstructuur wordt gestreefd naar het realiseren van een doorlopende structuur door het hart van de buurt. Op grotere schaal gezien is het streven om het groen ook te laten aantakken op de groene ringstructuur langs de hoofdwetering (zie figuur 2.2) zodat er vanuit hier meerdere groene (recreatieve) routes ontstaan richting het visiegebied. Voor het groen binnen het visiegebied wordt uitgegaan van een verbindende structuur in oost-westrichting. Aan deze verbindende structuur liggen meerdere groene ruimtes die qua afmeting en mogelijk inrichting en gebruik van elkaar kunnen verschillen. Doel is wel dat de doorgaande groene lijn herkenbaar blijft en op deze manier kan bijdragen aan het realiseren van samenhang binnen de buurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0004.png"

Figuur 2.2 Groenstructuur (gebiedsvisie Sportlaan e.o.)

Waterstructuur

Ook voor de waterstructuur is het van belang om aan te sluiten op de bestaande waterstructuur van Hellevoetsluis en hierbij rekening te houden met de stroomrichting van het water. Het water stroomt globaal gezien richting het noordoosten, vanuit de Vestinggracht naar het gemaal aan de Kanaalweg Westzijde. Aandachtspunt vormt vooral de aansluiting van het visiegebied op de hoofdwaterstructuur aangezien verbindende watergangen in de directe omgeving ontbreken. Het meest voor de hand liggende model gaat uit van het realiseren van een watergang langs de AI-laan vanaf ongeveer de rotonde bij de brandweer. Het water kan dan vanuit hier richting het westen stromen en zo een aantakking maken op het visiegebied. Uiteindelijk stroomt het water het gebied weer uit langs de Sportlaan richting het water langs de Oostdijk.

Binnen het gebied wordt uitgegaan van een doorlopende open waterstructuur, primaire structuur, bestaande uit brede waterpartijen of vijvers. Deze watergangen dienen een ruime dimensie te hebben zodat ze jaarrond voldoende watervoerend zijn en voldoende buffercapaciteit hebben. Hiernaast is sprake van een secundaire structuur die met name zorgdraagt voor het opvangen en afvoeren van regenwater.

Om de kwaliteit en doorspoeling van het watersysteem van het Vermaat terrein fase 2 en omgeving te waarborgen, zal een persleiding gerealiseerd worden met een pomp om water te kunnen aanvoeren. Het streven is deze in 2025 operationeel te hebben.

In tabel 2.3 is de oppervlakte van de diverse functies in fase 1 en 2 weergegeven. Deze uitgangspunten dienen als basis voor onder andere het bepalen van de watercompensatie en de benodigde 30 % groen, water en spelen.

Tabel 2.3 Oppervlakte per functie

functie m2
water 1.525
wadi 655
groen openbaar 9.194
groen binnentuinen 1.645
12.683
bestaande bebouwing 454
verharding 9.589
totaal plangebied 34.100

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie

De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op Rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.

Als alle wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:

  • dat gezond en klimaatbestendig is, met schone lucht, schoon water en een schone bodem en veel ruimte voor groen en water;
  • met een uitstekend functionerende economie, die duurzaam en circulair is. Nauw verbonden met onze buurlanden en de rest van de wereld, als onderdeel van de internationale gemeenschap;
  • waar het goed wonen en werken is. Met aangename en vitale steden en dorpen, en een productief en aantrekkelijk platteland;
  • met uitstekende bereikbaarheid, waar iedereen snel en gemakkelijk van A naar B komt, met zo min mogelijk schadelijke uitstoot en overlast;
  • waar we voldoende ruimte hebben om te kunnen bewegen, ontspannen en tot onszelf te komen; zowel in de stad als daarbuiten;
  • dat veilig is en ons beschermt tegen overstromingen en andere gevaren;
  • waar een goede balans is tussen gebouwde omgeving en open landschap, tussen natuur en cultuur, tussen land en water;
  • dat openstaat voor verandering, en waar de kracht van zijn traditie, cultuur en identiteit wordt weerspiegeld in de inrichting van de leefomgeving.

Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem-verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf eindverantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat de mede-overheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.

Voor dit project relevante nationale belangen zijn:

  • bevorderen van een duurzame ontwikkeling van Nederland als geheel en van alle onderdelen van de fysieke leefomgeving;
  • waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving.

Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoefte.

De belangrijkste keuzes zijn:

  • duurzame energie inpassen met oog voor omgevingskwaliteit;
  • ruimte voor overgang naar een circulaire economie;
  • woningbouw in een stedelijk netwerk van gezonde en groene steden;
  • landgebruik meer in balans met natuurlijke systemen.

Wonen is voor dit project het meest relevant

Tot 2030 moeten er ongeveer 1 miljoen woningen gebouwd worden. Dit zal grote impact hebben op de ruimtelijke ordening. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd binnen bestaand stedelijk gebied, zodat open ruimtes en groen tussen steden behouden blijven. De nieuwe woningen moeten betaalbaar en goed bereikbaar zijn. Bewoners moeten tevens een prettige, gezonde en veilige leefomgeving ervaren. Dat vergt grote investeringen in openbaar vervoer, veilige fiets- en wandelpaden, meer groen, ontmoetingsruimten en wateropvang en goede verbindingen met recreatiegebieden in de nabijheid van de stad. Met deze aanpak van verstedelijking wordt niet alleen het woningaanbod, maar ook de leefomgevingskwaliteit in de stad verbeterd.

Toetsing

De ontwikkeling voorziet in de bouw van circa 112 woningen en enkele commerciële ruimtes binnen bestaand stedelijk gebied. Dit is in overeenstemming met de NOVI.

3.1.2 Ladder voor duurzame verstedelijking

Uitbreiding of nieuwe functies zijn niet zonder meer mogelijk, omdat sprake moet zijn van 'zorgvuldig ruimtegebruik'. Ruimtelijke plannen die een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maken, moeten daarom worden getoetst aan artikel 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (ladder voor duurzame verstedelijking). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet de behoefte worden beschreven. Bij stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand stedelijk gebied, moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnenstedelijk gerealiseerd kunnen worden.

Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. Uit de handreiking ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Infomil) en jurisprudentie blijkt dat een ontwikkeling van meer dan 11 woningen wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling. Ook een functiewijziging groter dan 500 m² wordt over het algemeen gezien als stedelijke ontwikkeling. De geldende planologische mogelijkheden zijn vertrekpunt bij de beoordeling of iets een nieuwe stedelijke ontwikkeling is.

Toetsing

In dit geval is sprake van een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied. Het gaat om meer dan 11 woningen en enkele commerciële functies met een totale oppervlakte groter dan 500 m² bvo in een gebied met voornamelijk een bedrijfsbestemming.

Beschrijving woningbehoefte

Regioakkoord woningmarktafspraken regio Rotterdam 2021-2030 én de Regionale realisatieagenda 2023-2030

In de regionale realisatieagenda 2023-2030 (getekend op 27 januari 2023) maken de 12 gemeenten van het Samenwerkingsverband Wonen zich sterk om het aantal woningen in de regio Rotterdam uit te breiden. Dit akkoord is medeondertekend door Rijk en provincie.

Deze regionale afspraken zijn gemaakt op basis van het Regioakkoord 2018-2030 en het daarbij horende woningmarktonderzoek van het ABF. Het woningbouwprogramma wordt door de provincie getoetst aan de meest recente provinciale woningbehoefteraming.

Het woningmarktonderzoek van ABF laat een regionale behoefte aan circa 73.000 woningen zien voor de periode 2020-2030. 4.000 daarvan zouden in Voorne aan Zee gerealiseerd moeten worden.

De provinciale woningbehoefteraming gaat uit van een gewenste regionale voorraadgroei van 71.000 woningen voor de periode 2023-2032 (zie figuur 3.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0005.png"

Figuur 3.1 Prognose gewenste toename woningvoorraad (bron: WBR 2021 provincie Zuid-Holland)

Er moet ook rekening gehouden worden met planuitval. De provincie stelt dat daarom maximaal 30% van de woningbehoefte geprogrammeerd mag worden. De regio Rotterdam mag 92.300 woningen programmeren.

Betere spreiding sociale woningbouw regio Rotterdam

Voor de behoefte aan sociale huurwoningen zijn in het kader van de regionale afspraken twee scenario's opgesteld: een Referentiescenario, waarbij berekend is hoeveel sociale woningen een gemeente moet hebben om aan de lokale behoefte aan sociale woningen te voldoen, en een Meer Evenwicht Scenario, waarbij berekend is hoeveel sociale woningen een gemeente kan realiseren om maximaal bij te dragen aan de regionale spreidingsopgave. Het Meer Evenwicht scenario is een stap dichter bij de regionale doelstelling en de voormalige gemeente Hellevoetsluis heeft met zijn woningbouwprogramma een goede stap gemaakt richting het Meer Evenwicht Scenario. Deze is ook positief beoordeeld door de provincie Zuid-Holland bij de aanvaarding van het regionale bod (Brief aan SvWrR, maart 2019 met beoordeling proces passend aanbod sociale voorraad Rotterdamse Regio). Hierin is afgesproken dat Hellevoetsluis zich inzet voor het toevoegen van 331 sociale huurwoningen.

In dit project met 112 woningen wordt rekening gehouden met de realisatie van 30 sociale huurwoningen.

Regioakkoord woningmarktafspraken regio Rotterdam

In het geactualiseerde Regioakkoord woningmarktafspraken regio Rotterdam 2021-2030 (ondertekend op 27 januari 2023) maken de elf gemeenten van het Samenwerkingsverband Wonen regio Rotterdam zich samen sterk om het aantal woningen in de regio Rotterdam uit te breiden en de betaalbaarheid van woningen voldoende te borgen. Daarbij wordt de sociale woningvoorraad meer evenwichtig verdeeld over de regio.

Het regioakkoord is gebaseerd op het ABF rapport “Actualisatie studie, naar een meer evenwichtige regio Rotterdam” uit 2021. Hierin zijn twee scenario's uitgewerkt: het referentiescenario, waarin marktontwikkelingen worden weergegeven, en een meer evenwichtscenario waarin een het beleidsmatig gewenste meer evenwichtige scenario is uitgewerkt. De gemeente Voorne aan Zee levert een bijdrage van 5.050 woningen waarvan 1.370 sociale corporatiewoningen.

Iedere gemeente doet een bijdrage in de beweging naar een meer evenwichtige verdeling van de sociale woningvoorraad in de regio Rotterdam. De optelsom van deze biedingen zijn goed voor een bruto toename van 87.871 woningen in de periode tussen 2021 en 2030. In de GS-brief van 14 maart 2023 beoordeelt de provincie het regioakkoord positief.

Conclusie

In Voorne aan Zee wordt uitgegaan van de bouwopgave van 5.050 woningen zoals deze is vastgelegd in het regioakkoord woningmarktafspraken regio Rotterdam 2021-2030 én de Regionale realisatieagenda 2023-2030.

Slechts 35% van het huidige bouwprogramma heeft een harde planstatus. Dat betekent dat er veel nieuwe harde plancapaciteit moet worden toegevoegd om te kunnen voorzien in de opgave. Er is behoefte aan alle woningtypen en prijsklassen, met een accent op betaalbare (huur)woningen. Hier wordt mede voorzien in het woningbouwplan voor het Vermaatterrein.

Beschrijving behoefte commerciële ruimtes

In het plan is beperkt ruimte voor commerciële functies. Het gaat om 800 m² verdeeld over 3 locaties in de plinten van de woonblokken en circa 700 m² dienstverlening/commercieel/horeca in het bestaande kantoorpand.

Het is belangrijk dat het bestaande beeldbepalende bedrijfskantoorpand van Vermaat een duurzame vervolgfunctie krijgt. Het pand is deels al in gebruik voor commerciële dienstverlening.

Verder zijn ondersteunende voorzieningen noodzakelijk voor het goed functioneren van de nieuwe woonwijk.

3.1.3 Conclusie

Het rijksbeleid staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal En Regionaal Beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2022)

Met het Omgevingsbeleid van Zuid-Holland streeft de provincie naar een optimale wisselwerking tussen gewenste ruimtelijke ontwikkelingen en een goede leefomgevingskwaliteit. Toekomstige beleidsvernieuwing biedt kansen voor verbeteringen in Zuid-Holland. De provincie heeft hiervoor 7 vernieuwingsambities geformuleerd. Deze ambities dienen als stip op de horizon:

  1. 1. samen werken aan Zuid-Holland: inwoners, organisaties en bedrijven in een vroeg stadium betrekken bij besluiten;
  2. 2. bereikbaar Zuid-Holland: efficiënt, veilig en duurzaam over weg, water en spoor;
  3. 3. schone energie voor iedereen: op zoek naar schone energie, haalbaar en betaalbaar voor iedereen;
  4. 4. een concurrerend Zuid-Holland: diversiteit, de economische kracht van Zuid-Holland;
  5. 5. versterken natuur in Zuid-Holland: een aantrekkelijk landelijk gebied draagt bij aan de kwaliteit van de leefomgeving;
  6. 6. sterke steden en dorpen in Zuid-Holland: versnellen van de woningbouw met behoud van ruimtelijke en sociale kwaliteit;
  7. 7. gezond en veilig Zuid-Holland: beschermen en bevorderen van een gezonde, veilige leefomgeving.

Deze ambities zijn vertaald in beleidskeuzes voor de fysieke leefomgeving. Voor de beoogde ontwikkeling zijn de volgende opgaven relevant.

Verstedelijking

De provincie streeft naar een compact, samenhangend en kwalitatief hoogwaardig bebouwd gebied en wil de bebouwde ruimte daarom beter benutten. De provincie zet in op verdichting, concentratie, diversiteit en specialisatie binnen het bestaand stads- en dorpsgebied, en ten tweede op een hiërarchie van complementaire knooppunten en centra met een goede onderlinge bereikbaarheid.

De provincie hanteert de volgende uitgangspunten voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen:

  1. 1. bouw naar behoefte;
  2. 2. bouw binnen bestaand stads- en dorpsgebied;
  3. 3. bouw georiënteerd op hoogwaardig openbaar vervoer; versterk de langzaam vervoersrelaties; houdt rekening met de gevolgen van de ontwikkeling voor de bereikbaarheid;
  4. 4. benut het netwerk van stedelijke centra en knooppunten;
  5. 5. bouw toekomstbestendig; houd rekening met energietransitie, natuurinclusiviteit, klimaatadaptatie en een gezonde leefomgeving;
  6. 6. bouw voldoende betaalbare woningen.

Als een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt op grond van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) de 'ladder voor duurzame verstedelijking' doorlopen. Toepassing is ook van provinciaal belang.

Toetsing

Met de voorgenomen ontwikkeling worden woningen gerealiseerd binnen bestaand stads- en dorpsgebied.

De ladder voor duurzame verstedelijking wordt doorlopen in paragraaf 3.1.3.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie stuurt op behoud en versterking van de ruimtelijke kwaliteit, als onderdeel van de kwaliteit van de leefomgeving. Ruimtelijke kwaliteit is het evenwicht en samenspel van toekomstwaarde, gebruikswaarde en belevingswaarde. Ruimtelijke ontwikkelingen moeten niet alleen functioneel zijn, maar ook duurzaam houdbaar (of bewust tijdelijk) en in hun uiterlijke verschijning op een positieve manier bijdragen aan de kwaliteit van de omgeving. Ruimtelijke kwaliteit begint met het kiezen van de juiste plek voor nieuwe ontwikkelingen.

Om te kunnen bepalen of een ruimtelijke ontwikkeling passend is, is vooral de ruimtelijke impact van belang. In dit licht wordt onderscheid gemaakt in drie soorten ontwikkeling: inpassing, aanpassing en transformatie.

Toetsing

In dit geval is sprake van herstructurering binnen bestaand stedelijk gebied. Deze ontwikkeling valt in de categorie 'inpassen'.

3.2.2 Omgevingsverordening Zuid-Holland (geconsolideerde versie 2022)

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor dit bestemmingsplan.

In samenhang met de omgevingsvisie is de omgevingsverordening opgesteld. De regels in deze verordening zijn bindend en werken door in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het volgende is relevant voor het bestemmingsplan.

Artikel 6.9 Ruimtelijke kwaliteit

  1. 1. Een bestemmingsplan kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, mits is aangetoond dat de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft.
  2. 2. Om de ruimtelijke kwaliteit te waarborgen, wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden met de beschermingscategorie, het gebiedstype en de relevante richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit, zoals vermeld op kaart 14 in bijlage II en beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap.
  3. 3. Bij het beantwoorden van de vraag of bij een beoogde ruimtelijke ontwikkeling de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd kan blijven, wordt de schaalverdeling inpassen, aanpassen en transformeren gehanteerd als bedoeld in het vijfde lid.
  4. 4. Een bestemmingsplan kan een ruimtelijke ontwikkeling mogelijk maken, mits een zorgvuldige afweging is gemaakt over de locatiekeuze. De motivering gaat in op de beschreven kenmerken en waarden van het gebied en de effecten van de ontwikkeling daarop. Deze vereisten gelden voor zover het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling waarbij:
    1. a. een of meer richtpunten voor ruimtelijke kwaliteit in het geding zijn zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap; of
    2. b. sprake is van aanpassen of transformatie als bedoeld in het vijfde lid.
  5. 5. Een bestemmingsplan kan voorzien in een ruimtelijke ontwikkeling onder de volgende voorwaarden:
    1. a. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
    2. b. de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
    3. c. de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
  6. 6. Specifieke regels voor de gebiedstypen als bedoeld in de artikelen 6.9a, 6.9b, 6.9c, 6.9d. 6.9e, 6.9f en 6.9g worden in acht genomen tenzij een zwaarwegend openbaar belang hieraan in de weg staat.
  7. 7. Om de ruimtelijke kwaliteit per saldo gelijk te houden of te waarborgen kan het nodig zijn om aanvullende maatregelen te nemen bij aanpassen en transformeren. Aanvullende ruimtelijke maatregelen kunnen bestaan uit een combinatie van:
    1. a. duurzame sanering van bestaande bebouwing, kassen en boom- en sierteelt;
    2. b. wegnemen van verharding;
    3. c. toevoegen of herstellen van kenmerkende landschapselementen;
    4. d. andere maatregelen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verbetert, waarbij:
      • aanvullende maatregelen worden getroffen binnen het plangebied van de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling, tenzij kan worden gemotiveerd dat dat onmogelijk is. In dat geval kunnen ook ruimtelijke maatregelen buiten het plangebied worden betrokken in de motivering;
      • indien aanvullende maatregelen niet volstaan, financiële compensatie wordt toegepast.

Lid 8 tot en met 12 zijn voor deze ontwikkeling niet relevant.

Er dient rekening te worden gehouden met de kwaliteitskaart van de Omgevingsvisie. De kwaliteitskaart is opgebouwd uit vier lagen: de laag van de ondergrond, de laag van de cultuur- en natuurlandschappen, de laag van de stedelijke occupatie en de laag van de beleving. Voor het plangebied zijn de volgende richtpunten uit de Laag van de stedelijke occupatie relevant.

Steden en dorpen

  • Ontwikkelingen dragen bij aan de karakteristieke kenmerken/identiteit van stad, kern of dorp.
  • Hoogteaccenten (waaronder hoogbouw) vallen zoveel mogelijk samen met centra (zwaartepunten) en interactiemilieus in de stedelijke structuur.
  • Daar waar hoogbouw niet samenvalt met 'zwaartepunten' in de stedelijke structuur geeft een beeldkwaliteitsparagraaf inzicht in de effecten, invloed en aanvaardbaarheid van hoogbouw op de (wijde) omgeving.
  • Ontwikkelingen dragen bij aan versterking van de stedelijke groen- en waterstructuur.
  • Een nieuwe uitbreidingswijk bouwt voort op het bestaande stads- en dorpsgebied en versterkt de overgangskwaliteit van de stadsrand (zie stads- en dorpsranden).
  • Cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en stedenbouwkundige patronen worden behouden door ze waar mogelijk een functie te geven die aansluit bij de behoeften van deze tijd. Het eigen karakter van het historisch centrum wordt versterkt.
  • Historische centra en kernen blijven ervaarbaar vanuit het omringende gebied.

Bij bedrijventerreinen krijgt de beeldkwaliteit van de randen, een goede ontsluiting en de samenhang met de omgeving extra aandacht.

Deze ontwikkeling vindt plaats in huidig stedelijk gebied nabij het centrum. De ontwikkeling draagt door het toevoegen van woningen bij aan de versterking van de karakteristieke kenmerken van de kern.

Artikel 6.10 Stedelijke ontwikkelingen

  1. 1. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de toelichting van het bestemmingsplan gaat in op de toepassing van de ladder voor duurzame verstedelijking overeenkomstig artikel 3.1.6, tweede, derde en vierde lid van het Besluit ruimtelijke ordening;
    2. b. indien in de behoefte aan de stedelijke ontwikkeling niet binnen bestaand stads- en dorpsgebied kan worden voorzien en voor zover daarvoor een locatie groter dan 3 ha nodig is, wordt gebruikgemaakt van grote buitenstedelijke bouwlocaties waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 19 in bijlage II en wordt rekening gehouden met de voor deze locaties opgenomen gegevens en criteria in bijlage X.
  2. 2. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functie wonen mogelijk maakt voorziet in voldoende sociale huurwoningen. Onder voldoende wordt in ieder geval verstaan wat hierover is vastgelegd in de geldende door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale woonvisie.
  3. 3. Gedeputeerde staten kunnen bij de aanvaarding van een regionale visie aangeven in hoeverre de ladder voor duurzame verstedelijking op regionaal niveau geheel of gedeeltelijk is doorlopen. In de toelichting van het bestemmingsplan kan in dat geval worden verwezen naar de regionale visie bij de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening.
  4. 4. Gedeputeerde staten kunnen een regionale visie voor wonen of bedrijventerreinen vaststellen. Een bestemmingsplan bevat geen bestemmingen die in strijd zijn met de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale visie.

Toetsing artikel 6.10

Met betrekking tot de ladderonderbouwing voor de realisatie van nieuwe woningen wordt verwezen naar paragraaf 3.1.3. Voor het percentage sociale huurwoningen heeft de gemeente regionaal afspraken gemaakt.

Artikel 6.10b Parkeernorm sociale huur

  1. 1. Een bestemmingsplan dat voorziet in nieuwe sociale huurwoningen hanteert een parkeernorm van maximaal 0,7 autoparkeerplaats per sociale huurwoning.
  2. 2. In afwijking van het eerste lid kan een andere parkeernorm worden gehanteerd, als de gemeente op de lokale situatie afgestemde regels of beleid voor parkeren heeft vastgesteld.

Toetsing artikel 6.10b

De gemeente heeft lokaal parkeerbeleid. Hier wordt nader op ingegaan in paragraaf 4.2Verkeer.

Artikel 6.10d Bereikbaarheid

Een bestemmingsplan voor een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling houdt rekening met de gevolgen van die ontwikkeling voor de bereikbaarheid.

Toetsing Artikel 6.10d

Toetsing aan het aspect verkeer en parkeren vindt plaats in paragraaf 4.2 Verkeer.

Artikel 6.10f Functiemenging

Een bestemmingsplan dat voorziet in een nieuwe stedelijke ontwikkeling met de functies wonen of bedrijven, houdt rekening met de mogelijkheden voor functiemenging.

Toetsing Artikel 6.10f

Binnen het plangebied worden naast woningen ook andere functies mogelijk gemaakt die het gemengde karakter van de Rijksstraatweg en de Amnesty-Internationallaan versterken en zorgen voor een levendig woongebied.

Artikel 6.12 Bedrijven

  1. 1. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, maakt vestiging mogelijk van bedrijven uit de hoogst mogelijke milieucategorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, dan wel voorziet in overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur, passend bij de omgeving van het bedrijventerrein, waarbij rekening wordt gehouden met toekomstige ontwikkelingen op een grote buitenstedelijke bouwlocatie als bedoeld in artikel 6.10 of die mogelijk zijn op grond van een vigerend bestemmingsplan.
  2. 2. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een watergebonden bedrijventerrein, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 20 in bijlage II, laat in hoofdzaak watergebonden bedrijven toe.
  3. 3. Het bestemmingsplan, bedoeld in het eerste lid, kan in beperkte mate voorzien in nieuwe woningen, bedrijfswoningen en andere functies op delen van een bedrijventerrein, voor zover dit niet in strijd is met het eerste lid.
  4. 4. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een bedrijventerrein als bedoeld in het eerste of tweede lid en dat gehele of gedeeltelijke transformatie naar een andere bestemming dan bedrijven mogelijk maakt, verantwoordt in de toelichting op welke wijze binnen de regio planologische compensatie van bedrijventerrein zal plaatsvinden of reeds heeft plaatsgevonden. Planologische compensatie is nodig bij:
    1. a. een bedrijventerrein met milieucategorie 3, dan wel overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur;
    2. b. een bedrijventerrein met milieucategorie 4 of hoger, dan wel overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur;
    3. c. een geluidsgezoneerd bedrijventerrein;
    4. d. een watergebonden bedrijventerrein.
  5. 5. Het vierde lid is van overeenkomstige toepassing bij verlaging van de milieucategorie of milieuzone.
  6. 6. Compensatie als bedoeld in het vierde lid, kan achterwege blijven als is aangetoond dat na transformatie voldoende bedrijventerrein in de regio beschikbaar zal blijven afgezet tegen de kwantitatieve en kwalitatieve behoefte.
  7. 7. Compensatie van feitelijk gebruik en m² voor m² is mogelijk mits wordt voldaan aan een evenwichtige balans in vraag en aanbod, vastgelegd in de door Gedeputeerde Staten aanvaarde regionale bedrijventerreinenvisie.

Toetsing artikel 6.12

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0006.png"

Figuur 3.2 Kaart 20 bedrijventerreinen

Bij voorliggend project is sprake van sub 4 (gedeeltelijke of gehele transformatie van een aangewezen bedrijventerrein op kaart 20), echter is er geen sprake van een milieucategorie 3 (of hoger) of dan wel overeenkomstige milieuzones voor geluid of geur. Het bedrijventerrein is niet gezoneerd of watergebonden. Compensatie van het ruimtebeslag voor de transformatie is daarmee niet aan de orde.

Artikel 6.13 Detailhandel

  1. 1. Een bestemmingsplan voorziet uitsluitend in nieuwe detailhandel op gronden:
    1. a. binnen of aansluitend aan een bestaande winkelconcentratie in de centra van steden, dorpen en wijken;
    2. b. binnen een nieuwe wijkgebonden winkelconcentratie in een nieuwe woonwijk;
    3. c. binnen een nieuwe goed bereikbare en centraal gelegen winkelconcentratie als gevolg van herallocatie.
  2. 2. De nieuwe detailhandel, bedoeld in het eerste lid, voldoet aan de volgende eisen:
    1. a. de ontwikkeling is in overeenstemming met het in het Omgevingsprogramma en de Omgevingsvisie beschreven ontwikkelingsperspectief voor de daarin benoemde te versterken centra, te optimaliseren centra en de overige centra;
    2. b. aangetoond is dat als gevolg van de ontwikkeling het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat;
    3. c. voor zover de ontwikkeling een omvang heeft van meer dan 4.000 m2 bruto vloeroppervlak in de binnensteden van Rotterdam en Den Haag of 2.000 m2 bruto vloeroppervlak in de andere centra, is mede met het oog op de eisen onder a en b, advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland.
  3. 3. Het eerste lid is niet van toepassing op een bestemmingsplan dat voorziet in de volgende nieuwe detailhandel:
    1. a. detailhandel in goederen die qua aard of omvang van de aangeboden goederen niet of niet goed inpasbaar is in de centra:

1°detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;

2°detailhandel in volumineuze goederen;

3°meubelbedrijven, inclusief in ondergeschikte mate een assortiment woninginrichting en stoffering, alsmede detailhandel in de volumineuze woongoederen: keukens, badkamers, vloeren, zonwering en jacuzzi’s, voor zover de ontwikkeling plaatsvindt binnen de bedrijventerreinen met locaties voor perifere detailhandelsvestigingen (PDV) waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 10 in bijlage II;

4°tuincentra;

5°bouwmarkten;

    1. a. kleinschalige detailhandel:

1°in de vorm van een gemakswinkel;

2°bij sport-, culturele, medische, onderwijs, recreatie- en vrije tijdsvoorzieningen, alsmede andere locaties met veel bezoekers of passanten, met een assortiment dat aansluit op de aard van deze voorzieningen of locaties;

    1. a. ondergeschikte detailhandel:

1°in ter plaatse vervaardigde goederen bij een productiebedrijf;

2°bij een beroep aan huis of bij een ambachtelijk of dienstverlenend bedrijf, met een assortiment dat aansluit bij de hoofdbestemming;

3°bij een agrarisch bedrijf met een assortiment van producten uit eigen teelt;

    1. a. afhaalpunten voor niet-dagelijkse artikelen op goed bereikbare locaties;
    2. b. kringloopwinkels;
    3. c. supermarkten net buiten het winkelconcentratiegebied in kleine kernen, als is aangetoond dat hiervoor onvoldoende ruimte is in een bestaande winkelconcentratie.
  1. 4. Het bestemmingsplan voorziet uitsluitend in de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder a en f, als is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat. Mede met het oog hierop is advies gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland, voor zover het gaat om de nieuwe detailhandel, bedoeld in het derde lid onder a, onderdelen 3, 4 of 5, of bedoeld in het derde lid, onder f, en voor zover die nieuwe detailhandel een omvang heeft van meer dan 1.000 m2 bruto vloer oppervlak.
  2. 5. Een bestemmingsplan dat voorziet in detailhandel als bedoeld in het derde lid, onder a stelt de volgende voorwaarden aan de nevenassortimenten:
    1. a. ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak wordt voor de verkoop van het nevenassortiment gebruikt; en
    2. b. het nevenassortiment past bij het hoofdassortiment.

Toetsing artikel 6.13

In voorliggend bestemmingsplan worden detailhandelsfuncties mogelijk gemaakt uit de categorieën 3b (kleinschalige detailhandel) en 3c (ondergeschikte detailhandel). Deze functies worden wenselijk geacht door de gemengde uitstraling van de Rijksstraatweg en de gewenste functiemenging in een woongebied zoals opgenomen in artikel 6.13 f.

Artikel 6.35a Risico's van klimaatverandering

  1. 1. In een bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de gevolgen van de risico's van klimaatverandering, ten minste voor zover het betreft de risico's ten aanzien van:
    1. a. wateroverlast door overvloedige neerslag;
    2. b. overstroming;
    3. c. hitte;
    4. d. droogte.
  2. 2. Alsmede de effecten van de bovengenoemde risico's op het risico van bodemdaling.

Voor zover risico's zich voordoen wordt rekening gehouden met het zo veel mogelijk voorkomen en beperken, via maatregelen of voorzieningen, dan wel het gericht aanvaarden van deze risico's.

Toetsing art. 6.35a

Het aspect duurzaamheid en klimaatadaptatie wordt behandeld in paragraaf 4.11 van voorliggend bestemmingsplan.

3.2.3 Conclusie

Het provinciaal en regionaal beleid staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.3 Gemeentelijk Beleid

3.3.1 Gemeentelijke herindeling

De gemeenten Brielle, Hellevoetsluis en Westvoorne zijn per 1 januari 2023 samengegaan als de nieuwe gemeente Voorne aan Zee. Omdat deze jonge gemeente nog geen eigen beleid heeft, is de ontwikkeling getoetst aan het beleid van de voormalige gemeente Hellevoetsluis.

3.3.2 Structuurvisie Hellevoetsluis 2015+ (2004)

In deze ruimtelijke visie is opgenomen op welke wijze de gemeente wenst om te gaan met ruimtelijke ontwikkelingen, zoals onder meer wonen, werken, infrastructuur en recreatie. Sinds 2004 zijn er echter nieuwe ontwikkelingen die aanleiding vormen om het structuurplan bij te werken. De Structuurvisie 2015+ doet uitspraken over ruimtelijke ontwikkelings- en investeringsprojecten die de komende tien tot vijftien jaar aan de orde gaan komen. Voor het algemene ruimtelijke kader achter deze projecten is uitgegaan van de ruimtelijke afwegingen die gemaakt zijn voor de Structuurvisie 2010+. Voor de onderwerpen waarover onderhavige structuurvisie geen uitspraken doet, blijft het Structuurplan 2010+ van kracht.

Toetsing

Herontwikkeling van het gebied Sportlaan past binnen de gemeentelijke structuurvisie.

3.3.3 Horecabeleid gemeente Hellevoetsluis 2015-2020

Voor voorliggend bestemmingsplan is het volgend van belang voor de te realiseren horeca in het plangebied.

Bij gemeentelijke regelgeving die van toepassing is op horecabedrijven gaat het om (niet limitatief) bestemmingsplannen, horecabeleid, de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2014 inclusief uitvoeringsregels, de Bouwverordening, de Brandveiligheidsverordening, de Drank- en Horecawet en het Coffeeshopbeleid.

In de bestemmingsplannen wordt een integrale ruimtelijke afweging gemaakt van alle mogelijke en gewenste functies in een bepaald gebied. Dit houdt in dat het bestemmingsplan te allen tijde bepalend is of een horecabedrijf op een bepaalde locatie wel of niet is toegestaan. Nadere invulling en regulering vindt vervolgens plaats door het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening Hellevoetsluis 2014 (verder APV) met de bijbehorende nadere regels en aanwijzingsbesluiten, in combinatie met overige gemeentelijke regelgeving.

Terrassenbeleid

Binnen de gemeente Hellevoetsluis ontbrak voorheen een beleidskader met betrekking tot terrassen. Voor de invoering van de exploitatievergunningen werd voor (vrijwel) elk afzonderlijk terras binnen Hellevoetsluis een aparte terrasvergunning verleend. Aan deze vergunning, die op jaarbasis werd verleend, werden diverse voorwaarden verbonden. De voorwaarden verschilden per vergunning, onder andere omdat rekening werd gehouden met de situering van het terras. Sinds de invoering van de exploitatievergunning eind 2007 zijn de terrassen hierin opgenomen. De exploitatievergunning bevat gegevens over de afmetingen van het terras, de sluitingstijden en een aantal algemene voorschriften.

Het wel of niet toestaan van een terras is afhankelijk van de ruimte, het gebruik of de functie van een gebied. Hierbij worden de navolgende concrete uitgangpunten gehanteerd:

  • Er moet een goede doorstroming van algemeen verkeer (voetgangers, rolstoelgebruikers, voetgangers met kinderwagens en overige daarmee gelijk te stellen gebruikers), verzorgenden bevoorradend verkeer en calamiteitenverkeer mogelijk zijn en blijven;
  • Er mag geen overlast ontstaan door:

-onevenredige geluidhinder voor bewoners in de omgeving;

-belemmering van winkelend publiek en overige gebruikers van de weg;

-belemmering van de toegang tot woningen en andere gebouwen;

-belemmering van de toegang tot etalages van winkels;

-belemmering van de (nood)uitgangen van de horecavestiging waartoe het terras behoort.

  • In het kader van voorkoming en bestrijding van de verstoring van de openbare orde wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds horecabedrijven gelegen in en nabij de Kerkstraat, waarbij sprake is van een concentratie van horecabedrijven, en anderzijds horecagelegenheden in straten met in hoofdzaak een woonfunctie.

Wettelijke bepalingen

In de Drank- en Horecawet (DHW) is expliciet bepaald dat een terras een onderdeel is van het horecabedrijf. Het is om deze reden dat het terras moet worden vermeld op de Drank- en Horecavergunning (artikel 29, lid 1 DHW).

Toetsing

Door de functie van de Rijksstraatweg als centrale verbindingsas is er geleidelijk aan een lint ontstaan met functies van verschillende aard. Veel van de aanwezige winkels voorzien in een plaatselijke of regionale behoefte en overstijgen daarmee de buurtverzorgende functie. Naast winkels bieden de panden aan de Rijksstraatweg ook plaats aan kantoren, kleinschalige bedrijven, horeca en dienstverlenende functies Het gebied is echter geen duidelijk winkelgebied te noemen vanwege het verspreide karakter, de vele winkelfrontonderbrekingen en de lastige parkeersituatie. Een uitloop van al deze functies bevindt zich aan de Moriaanseweg Oost en West.

Deze menging van functies aan de Rijksstraatweg maakt dat de locatie geschikt is voor een beperkte toename aan horeca, omdat er wel rekening moet worden gehouden met de omliggende woningen en de verkeersaantrekkende werking zijn in dit bestemmingsplan uitsluitend horecabedrijven uit categorie 1a toegestaan met als uitzondering een restaurant uit categorie 1b en een maaltijdafhaalcentrum is uitgesloten omdat dit te veel verkeersbewegingen met zich mee brengt.

3.3.4 Groenstructuurplan Hellevoetsluis 2010-2020 (2009)

Het Groenstructuurplan heeft als doel om het bestaande (stedelijke) groen te behouden, de ecologische kwaliteit ervan te verbeteren en de samenhangende structuur ervan op termijn verder te ontwikkelen. Om dat de bereiken heeft het de volgende status:

  1. 1. beleidskader voor al het gemeentelijk beleid;
  2. 2. toetsingskader bij ruimtelijke ontwikkelingen;
  3. 3. uitvoeringskader voor de inrichting en het beheer van de openbare ruimte voor de aspecten groen en water.

In het Groenstructuurplan worden elf belangrijke groenstructuren behandeld. Dit zijn bijvoorbeeld bermen, dijken, watergangen en stedelijk groen. Per groenstructuur worden kernkwaliteiten van de huidige situatie, relevante ontwikkelingen, toekomstig beheer en inrichting en het streefbeeld voor 2020 weergegeven.

Toetsing

Het plangebied is onderdeel van de polder Nieuw-Helvoet en er zijn watergangen, zoals de Hoofdwetering, stedelijk groen en diverse vormen van infrastructuur in de nabijheid aanwezig. Behoud van de aanwezige groenstructuren zoals de oevers van de Hoofdwetering is van belang voor behoud van de aanwezige ecologische waarden.

Bij nieuwe bouwprojecten binnen de bestaande woonwijken is het streven om minimaal 30% van het plangebied in te richten met groen, water en spelen. Verder dient bestaand groen binnen het plangebied zoveel mogelijk behouden te blijven (met name ecologisch of cultuurhistorisch waardevol groen). De berekening van het percentage groen, water en spelen is opgenomen in tabel 3.1.

In het kader van natuurinclusief bouwen dient bij nieuwbouwprojecten ten minste een gedeelte van de grondgebonden woningen te worden voorzien van nestgelegenheid voor huismussen, bijvoorbeeld in de vorm van vogelvides, en van vleermuisverblijfplaatsen. Van de gestapelde woningen dient ten minste een gedeelte voorzien te worden van verblijfplaatsen van vleermuizen en neststenen voor gierzwaluwen.

Tabel 3.1. Berekening percentage Groen, water en spelen

functie m2
water 1.525
wadi 655
groen openbaar 9.194
groen binnentuinen: 1.645
uitgeef baar 12.683
bestaande bebouwing 454
verharding 9.589
totaal plangebied 34.100
water & wadi 6,4%
groen openbaar 27,0%
totaal water & groen 33,4%
groen binnentuin 4,8%
uitgeefbaar 37,2%
Verharding 29,5%

3.3.5 Visie op verbeterlocaties en actualisatie 2015

De visie verbeterlocaties beschrijft het gemeentelijk beleid ten aanzien van locaties die in aanmerking komen voor herontwikkeling. Op basis van dit beleid zijn voor diverse locaties concrete plannen gemaakt of in procedure gebracht. Met de actualisatie wordt opnieuw bekeken wat de status is van de verbeterlocaties, daarbij rekening houdend met gewijzigde wet- en regelgeving. Ook zijn enkele nieuwe verbeterlocaties opgenomen in de visie.

Toetsing

Het Vermaatterrein is één van de locaties die wordt genoemd in de visie.

3.3.6 Nota Ruimtelijke Kwaliteit (2010)

Voor de welstandscriteria wordt verwezen naar de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. De Nota Ruimtelijke Kwaliteit voorziet niet in welstandscriteria voor grotere herstructureringsprojecten waarbij sprake is van een nieuwe ruimtelijke structuur. Voor de ontwikkeling Sportlaan is een Masterplan opgesteld. Het Masterplan geeft op hoofdlijnen richting aan:

  1. 1. richtlijn voor de beeldkwaliteit van de woningbouw;
  2. 2. de aansluiting van het ontwikkelgebied op de omgeving;
  3. 3. de samenhang van de verschillende herontwikkelingslocaties tot een nieuwe herkenbare buurt;
  4. 4. de opzet van de groen- en waterstructuur;
  5. 5. de ontsluiting van de woonlocaties en het voorzieningencluster, voor snel- en langzaam verkeer, inclusief parkeeroplossingen;
  6. 6. de verkavelingsopzet en beeldkwaliteit van de toekomstige bebouwing;
  7. 7. principes voor duurzaamheid en klimaatadaptatie.

De uitgangspunten die benoemd zijn in het Masterplan zijn nader uitgewerkt in het Beeldkwaliteitsplan Sportlaan e.o., met beeldkwaliteitsregels voor zowel de bebouwing als voor het openbaar gebied.

3.3.7 Beeldkwaliteitsplan Sportlaan e.o.

Het beeldkwaliteitsplan (BKP) is een verdere uitwerking van het Masterplan Sportlaan e.o. in Hellevoetsluis. Het masterplan omvat de verschillende deelgebieden Helvoet, Vermaat en een deel gemeentegrond. De gebieden zullen gefaseerd worden ontwikkeld. Er wordt onderscheid gemaakt in drie woonmilieus en een voorzieningencluster. Dit levert een gemixt milieu op passend binnen de huidige structuren van Hellevoetsluis: dorps wonen, stedelijk wonen en voorzieningen en vrije kavels. Voor de uiteindelijke programmering van de woningtypes is de woonvisie Hellevoetsluis leidend.

De verschillende deelgebieden dienen onderdeel te zijn van een herkenbare en goed samenhangende wijk. De aansluiting van de deelgebieden op de omgeving is een belangrijk onderdeel van de uitwerking. De samenhang van de verschillende herontwikkelingslocaties leidt tot een nieuwe herkenbare buurt, waarin veel ruimte is voor groen en water. De verschillende deelgebieden kennen een eigen dichtheid en stedenbouwkundige opzet.

De Vermaat locatie (Deelgebied A in het BKP) ligt direct aan de A.I.-laan bij de entree van de nieuwe wijk. De woningbouw op de Vermaat locatie is stedelijk van uitstraling en sluit aan op de bebouwing van het naastgelegen IKC en sportcomplex.

De deelgebieden zijn onderverdeeld in verschillende typen, waarmee de beoogde woonsfeer en karakteristiek van het deelgebied wordt vastgelegd: stedelijk wonen met voorzieningen in deelgebied A en een dorps wonen in de deelgebieden B en C. De drie deelgebieden hebben allen hun eigen programma en kennen verschillende dichtheden. De bebouwing binnen deelgebied A heeft de grootste korrel en de meest stedelijke uitstraling. Langs de A.I.-laan komen appartementen met voorzieningen in de plint. Bij de entree van het plangebied komt een hoogteaccent aan de A.I.-laan.

Hieronder worden de verschillende stedenbouwkundige randvoorwaarden voor deelgebied A besproken.

Deelgebied A is het meest stedelijke deelgebied en sluit aan op het stedelijke karakter van de A.I.-laan, de Rijkstraatweg en het voorzieningencluster met sportcomplex en IKC.

Programma

Het grootste deel van de woningen worden appartementen. Daarnaast worden op de hogere verdiepingen penthouses gerealiseerd met een groot dakterras. Verder komen in dit deelgebied beneden bovenwoningen en eengezinswoningen. In de plint langs de A.I.-laan en tegenover het IKC is ruimte voor voorzieningen of (indien planologisch mogelijk) een kleinschalige horecagelegenheid, zoals een koffiebar of lunchroom.

Bouwhoogtes

De bouwhoogte sluit aan op de bouwhoogtes van de gebouwde omgeving van de verschillende deelgebieden. Deelgebied A heeft aansluitend op de hogere appartementengebouwen tegenover de A.I.-laan de hoogste bouwhoogte. In deelgebied A loopt de bebouwing op van 3 lagen achter in het gebied nabij de Wilhelminastraat naar een stedelijke wand met een hoogteaccent aan de A.I.-laan. In het noordelijke ontwikkelveld is de bouwhoogte maximaal 5 lagen. In het zuidelijke ontwikkelveld aan de A.I.-laan loopt de bouwhoogte op van 3 lagen aan de singel tot 7 lagen bij de entree aan de A.I.-laan. Na de 5e laag heeft de bebouwing een set-back. Het hoogteaccent markeert de entree van deelgebied A en het voorzieningencluster en geeft het plangebied een eigen gezicht aan de A.I.-laan.

Hoekoplossing

In deelgebied A is de bebouwing zo veel mogelijk aaneengesloten en zijn de hoeken bebouwd. De ontwikkelvelden hebben gesloten hoeken die worden gevormd door bebouwing met een stevigere massa, die een ensemble van het geheel maken.

Oriëntatie

De bebouwing is naar buiten georiënteerd en grenst met de voorzijde aan het openbaar gebied en aan de groene hoofdstructuur. Appartementen hebben hun balkons bij voorkeur aan de buitenzijde van het bouwblok. Appartementen op de begane grond of die grenzen aan de binnentuin hebben een eigen voordeur aan de straat. Galerijontsluitingen zijn zo veel mogelijk gesitueerd aan de binnenzijde van het ontwikkelveld. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken om zonnige balkons te kunnen maken. In dat geval zijn de galerijen kort en zo goed mogelijk weggewerkt in de architectuur van de bebouwing. Eengezinswoningen die op de hoek staan en aan twee zijden grenzen aan het openbaar gebied zijn overhoeks georiënteerd en hebben een hoogwaardig vormgegeven kopgevel met een entreepartij of erker en royale gevelopeningen.

Overgang

De overgang tussen openbaar en privé is hoogwaardig uitgewerkt en vormgegeven en is mee-ontworpen in de architectuur van de woning.

Dakvorm

De dakvorm van de appartementen is vrij te bepalen en kan zowel met kap als in de vorm van een plat dak gerealiseerd worden. De detaillering van de dakrand en de kappen is modern. Incidenteel zijn strak vormgegeven uitkragingen van goot of dakrand mogelijk om een verbijzondering of accent te maken. Kappen worden uitgevoerd in zwarte of donkergrijze (vlakke) pannen. De integratie van zonnepanelen in de kapconstructie vormt een belangrijke ontwerpopgave bij de uitwerking van de kap. Zonnepanelen worden indien mogelijk uit het zicht geplaatst of zijn zorgvuldig en onopvallend weggewerkt in de gevel.

De platte daken hebben een functie en worden gebruikt voor het opwekken van energie, als buitenruimte voor de woningen of als groen dak voor waterberging. De hoger gelegen platte daken bieden een uitstekende plek aan zonnepanelen, omdat ze vanaf het openbaar gebied niet zichtbaar zijn. Sedumdaken zijn ideaal om het regenwater zo lang mogelijk te bufferen om het daarna vertraagd af te voeren naar de openbare ruimte. Daarnaast zorgen ze voor een aantrekkelijk 'dak landschap' en zijn ze ecologisch gezien interessant.

Buitenruimte

Ieder appartement heeft een aantrekkelijk balkon of dakterras met voldoende privacy en mee-ontworpen ruimte voor groen en beplanting. De hoger gelegen appartementen krijgen een royaal dakterras door de set-back of op een aangrenzend dakvlak. Daarnaast hebben alle bewoners de mogelijkheid om gebruik te maken van de collectieve binnentuin. Hier kunnen bewoners elkaar ontmoeten en kinderen veilig spelen.

Parkeren

Parkeren is zo veel mogelijk opgelost binnen de ontwikkelvelden. Per ontwikkelveld wordt één gebouwde parkeervoorziening gesitueerd aan de binnenzijde van het blok. De parkeervoorziening wordt vanaf de openbare weg bereikt via een hoogwaardig vormgeven poort/garagedeur. De parkeergarage wordt half verdiept of op maaiveld gerealiseerd en is vanuit het openbaar gebied niet zichtbaar. Boven op het dak van de parkeergarage wordt een collectief binnengebied ingericht. De parkeergarage is kleiner dan het ontwikkelveld, zodat aan de randen nog voldoende ruimte over blijft om entrees naar de woningen te maken of om voorzieningen te situeren. Ieder appartement heeft minimaal één parkeerplaats in de parkeergarage.

Materiaal en kleurgebruik

Het materiaal en kleurpalet is gelijk voor de drie deelgebieden. Hiermee wordt de samenhang tussen de verschillende deelgebieden versterkt en wordt bijgedragen aan de gewenste 'eigen' identiteit van de totale gebiedsontwikkeling Sportlaan e.o. De toegepaste hoofdmaterialen zijn hoogwaardig, duurzaam, modern en tijdloos. De materialen sluiten aan bij het industriële/stoere karakter van het gebied: baksteen, hout, (natuur)steen, stucwerk, of metaal/cortenstaal. Samenhang binnen het plot wordt bereikt door de toepassing van een beperkt kleurenpalet van roodbruin tot grijstinten. Baksteen wordt met name toegepast in roodbruine tinten. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken met een warm grijze kleur om een accent of verbijzondering te maken. De overige genoemde materialen worden toegepast in een palet van grijstinten. Behandeld of verduurzaamd hout kan worden toegepast als ondergeschikt materiaal. Hout wordt toegepast in naturel tinten, in antraciet of zwart. De gebouwen zijn alzijdig ontworpen in één hoofdmateriaal

Duurzaamheid

De ambitie is om van de Sportlaan e.o. een duurzame en gezonde gebiedsontwikkeling te maken. In de uitwerking van de plannen wordt een integrale benadering nagestreefd die betrekking heeft op een breed palet aan thema's zoals bodem, water, geluid, mobiliteit, groen, materialen en energie. Concreet wordt ingezet op natuurinclusief bouwen, reductie van energiegebruik en het opwekken van duurzame energie, kwalitatief goede woningen, stimuleren van schoon vervoer (ruimte voor de fiets en voor elektrische auto's) en het stimuleren van bewegen in de openbare ruimte.

In het plan zit een omvangrijke toename van groen en water waarmee wordt bijgedragen aan het versterken van de groene netwerken en de biodiversiteit in Hellevoetsluis. Circa 30% van de oppervlakte in het plangebied wordt groene buitenruimte. De buitenruimte krijgt verschillende karakters met een variatie aan grassen, bloeiende planten, water- en overplanten en bomen. Bestaande bomen worden zoveel mogelijk ingepast en de verharding wordt geminimaliseerd. Het hemelwater wordt in het gebied zoveel mogelijk gebufferd.

Naast de buitenruimte wordt ook ingezet op groene daken en gevels. In de strakke architectuur is aandacht voor natuurinclusief bouwen en de inpassing van nestkasten of broedplaatsen voor vogels in de architectuur. Uitgangspunt voor nieuwbouw zijn momenteel de geldende BENG (Bijna Energie Neutrale Gebouwen).

3.3.8 Duurzaamheidsbeleid Voorne aan Zee

Warmtetransitievisie

In het landelijke Klimaatakkoord is de ambitie benoemd van een volledig aardgasvrije gebouwde omgeving in 2050. Het van het aardgas af halen van alle bestaande woningen en gebouwen is een enorme opgave die inwoners en ondernemers direct raakt. De Warmtetransitievisie Voorne-Putten geeft bewoners, huis- en gebouweigenaren een eerste beeld van het stapsgewijze tijdpad richting aardgasvrij. In de visie staat in welke wijken de gemeenten op Voorne-Putten voor 2030 aan de slag gaat en welke alternatieve energievoorzieningen kansrijk zijn in deze gebieden. Hiermee wordt (meer) duidelijkheid geboden aan inwoners, woningcorporaties en gebouweigenaren voor het nemen van (grote) investerings- en verduurzamingsbeslissingen en het afstemmen van planningen.

Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040

In de Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040 zijn via de thema's energie en circulariteit de strategie en doelen uitgewerkt om te komen tot een Duurzaam Voorne-Putten in 2040.

De aanleiding voor het opstellen van dit document is divers:

- Allereerst wil Voorne-Putten haar maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen op het gebied van verduurzaming van het eiland, als bijdrage aan de bestrijding van de wereldwijde klimaat- en milieuproblematiek.

- Een stevig en ambitieus regionaal duurzaamheidsbeleid past als van zelfsprekend bij Voorne-Putten als ”groen en recreatief aantrekkelijke regio” en biedt ook kansen voor een toekomst-bestendige regionale economie.

- Een ambitieus regionaal duurzaamheidsbeleid maakt het eiland tot een belangrijke samen-werkingspartner richting andere partijen die een belangrijke rol vervullen op het gebied van duurzaamheid, zoals de MRDH, de provincie, het Havenbedrijf, DCMR, Stedin etc.

RES

De energieregio Rotterdam – Den Haag heeft conform afspraak uit het nationale Klimaatakkoord een Regionale Energiestrategie (RES) ontwikkeld. Deze energieregio bestaat uit 21 gemeenten, waaronder de gemeenten op Voorne-Putten, 4 waterschappen en de provincie Zuid-Holland. Het is één van de 30 energieregio's in Nederland. In de RES geeft de energieregio Rotterdam – Den Haag onder andere aan welke bijdrage zij wil leveren in de landelijke doelstelling van de opwek van opgeteld 35 TWh duurzame energie op land in 2030 en hoe de regiopartijen samen kansen willen verzilveren voor de (warmte)transitie in de gebouwde omgeving.

De RES 1.0 is vastgesteld in de voormalig gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne, maar niet in Brielle.

Toetsing

Toetsing van het project in relatie tot duurzaamheid en milieu vindt plaats in paragraaf 4.11 Voor de beoogde ontwikkeling is rekening gehouden met de duurzaamheidsambities van de gemeente Hellevoetsluis.

3.3.9 Beleidsplan Geluid gemeente Hellevoetsluis 2020-2030

In de gemeente Hellevoetsluis en tevens in de rest van Nederland worden woningen en overige geluidsgevoelige bestemmingen dicht bij geluidsbronnen gebouwd, zoals rond wegen en industrie. Middels verschillende landelijke en provinciale wetgeving worden op het gebied van geluid voor de omgeving eisen/normen gesteld waarmee de kwaliteit van de omgeving wordt gewaarborgd. Daarnaast wordt men geconfronteerd met de eisen die worden gesteld vanuit Europese regelgeving.

Het beleidsplan is een vervolg op het Geluidbeleid 2008-2017 van de gemeente Hellevoetsluis. Omdat het geluidsbeleid goed werkbaar bleek, is de inhoud grotendeels ongewijzigd gebleven. Er is in dit geval gekozen voor een beperkte update tot aan de intreding van de Omgevingswet, wanneer deze wet in werking treedt, treedt ook het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) in werking. Het Bkl geeft gemeenten aanzienlijke ruimte en in sommige gevallen zelfs een verplichting, om geluidsregels in het omgevingsplan op te nemen. In dit geluidsbeleid maken we een doorkijk naar de aankomende Omgevingswet.

De gemeente Hellevoetsluis heeft Antea Group opdracht gegeven om het geluidsbeleid te actualiseren en ontwikkelingen met betrekking tot de Omgevingswet in beeld te brengen. In dit beleid zijn de bestaande werkwijzen nog eens helder en eenduidig vastgelegd of nader toegelicht zodat het meer als een handboek kan fungeren. Tevens worden akoestische knelpunten inzichtelijk gemaakt en een actieplan opgesteld hoe toekomstige knelpunten voorkomen kunnen worden.

Toetsing

In paragraaf 4.3 wordt nader ingegaan op het aspect geluid ten aanzien van het woonprogramma.

3.3.10 Beleidsplan Luchtkwaliteit gemeente Hellevoetsluis 2020-2030

Er is een Luchtbeleidsplan 2020-2030 opgesteld. In de gemeente Hellevoetsluis wordt men geconfronteerd met de eisen ten aanzien van luchtkwaliteit, zoals gesteld in Europese en nationale regelgeving. De gemeente kent – nu en in de toekomst – geen overschrijding van de wettelijke grenswaarden, zoals gesteld in Titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen en bijlage 2 van de Wet milieubeheer. Naast het in beeld brengen van de huidige en toekomstige luchtkwaliteit, heeft de gemeente behoefte aan een methodiek waarin op een eenvoudige wijze kan worden aangetoond dat wordt voldaan aan de eisen uit de Wet milieubeheer, zonder dat de noodzakelijke (juridische) zekerheid wordt aangetast.

Het gemeentelijke beleidskader luchtkwaliteit heeft als doel een eenvoudig en uniform toetsingskader te vormen voor nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen, waarmee kan worden voldaan aan de vereiste onderbouwingseisen vanuit de relevante wet- en regelgeving. Het luchtkwaliteit beleidskader is de opvolger van het in 2008 vastgelegde Beleidsplan luchtkwaliteit 2008-2017. Onderliggend beleidsplan is een vervolg op het Beleidsplan luchtkwaliteit 2008-2017 van de gemeente Hellevoetsluis. Er is gekozen voor een beperkte update tot aan de intreding van de Omgevingswet. In het jaar 2024 treedt de Omgevingswet in werking.

Dit kader heeft toepassing op de luchtkwaliteit en de daarbij behorende wet- en regelgeving. Hier valt de Wet natuurbescherming niet onder. Het in beeld brengen van de depositie van stikstof op Natura 2000-gebieden is voor dit beleidskader derhalve niet relevant.

In dit beleid zijn de bestaande werkwijzen nog eens helder en eenduidig vastgelegd of nader toegelicht zodat het meer als een handboek kan fungeren.

Toetsing

In paragraaf 4.7 wordt nader ingegaan op het aspect luchtkwaliteit.

3.3.11 Beleidsvisie Externe Veiligheid

Het vervoer of het gebruik of de opslag van gevaarlijke stoffen betekent altijd dat er een kans is op een incident met die gevaarlijke stoffen. Een risicoloze maatschappij bestaat niet. Er blijft altijd, ook na het toepassen van risico reducerende maatregelen, een restrisico. De vraag welk (rest)risico nog te verantwoorden is en wie die verantwoording hiervoor draagt, zijn centrale vragen binnen het externe veiligheidsbeleid.

De externe veiligheidswetgeving geeft kaders voor zowel de gemeentelijke organisatie als de veroorzakers van de mogelijke risico's. Het is daarom van belang dat deze veroorzakers, mogelijk in combinatie met personen binnen de omgeving van de risicobron, actief bij het beleidsproces betrokken worden. Samenwerking en risicocommunicatie zijn hierbij de sleutelwoorden.

Binnen de gemeentelijke organisatie heeft externe veiligheid een nauwe relatie met andere beleidsvelden, waarbij milieu, ruimtelijke ordening en openbare veiligheid de hoofdrolspelers zijn. Het is om deze reden belangrijk dat bij de omgang met externe veiligheid vanuit meerdere disciplines een integrale aanpak wordt beoogd.

De geactualiseerde beleidsvisie geeft handvatten voor het structureel omgaan met externe veiligheid binnen de gemeente Hellevoetsluis. Hieronder wordt per handvat een korte toelichting gegeven.

De gemeente Hellevoetsluis heeft als doel een gezond en veilig leefklimaat te versterken.

Het doel van dit document is om handvaten te creëren voor de omgang met externe veiligheid bij vergunningverlening aan nieuwe risicobronnen of het nemen van ruimtelijke besluiten nabij een risicobron. Deze handvaten dienen zo veel mogelijk universeel toepasbaar te zijn maar zullen eveneens richtlijnen geven voor uitzonderlijke en individuele gevallen.

Toetsing

In paragraaf 4.4 wordt nader ingegaan op het aspect externe veiligheid.

3.3.12 Watertakenplan 2017-2020

De gemeente Hellevoetsluis heeft in september 2016 het Watertakenplan opgesteld. Het Watertakenplan beschrijft het stedelijk waterbeleid voor de hele planperiode 2017-2020 en legt vast welke activiteiten de gemeente verricht en welke onderzoeken de gemeente doet. Dit deel wordt jaarlijks geëvalueerd en waar nodig aangevuld en aangepast.

Voor het Watertakenplan en het daarin vastgelegde beleid gelden de volgende doelstellingen:

  1. 1. duurzame bescherming van de volksgezondheid;
  2. 2. voorkomen van wateroverlast;
  3. 3. voorkomen van hinder door andere oorzaken dan wateroverlast;
  4. 4. voorkomen van milieuschade.

Toetsing

In paragraaf 4.8 wordt ingegaan op het aspect waterhuishouding. Voor ruimtelijke ontwikkelingen worden in de planperiode van het Watertakenplan technische randvoorwaarden ten aanzien van een goede (grond)waterhuishouding geformuleerd. Zodra deze voorwaarden van kracht zijn, zullen ruimtelijke ontwikkelingen hieraan worden getoetst.

3.3.13 Gemeentelijk Verkeer & vervoersplan 2013

Het Gemeentelijk Verkeer en Vervoerplan Hellevoetsluis is opgesteld in 2013 en in dit document wordt de huidige visie gegeven op het aspect verkeer. In het document is het beleid vastgelegd voor de komende jaren en sluit aan bij de Stadsvisie 2030 en de Structuurvisie 2015+. In het beleidsdocument wordt ingegaan op de volgende aspecten:

  • categorisering;
  • fiets;
  • openbaar- en goederenvervoer;
  • verkeersveiligheid;
  • parkeren.

Toetsing

In paragraaf 4.2 wordt ingegaan op het aspect verkeer.

3.3.14 Nota parkeernormen gemeente Voorne aan Zee

Deze beleidsnotitie is vastgesteld in 2023 en heeft tot doel het bieden van duidelijkheid en transparantie ten aanzien van de werkwijze bij het opstellen van de parkeereis bij ontwikkelingen, bouwplannen of functiewijziging van een gebouw. De gemeente Voorne aan Zee toetst de door de initiatiefnemer berekende parkeereis aan o.a. deze Nota Parkeernormen en het APV. Het toepassen van de juiste parkeernormen draagt bij aan een goed woon- en leefklimaat, waarin het risico op parkeeroverlast wordt verkleind.

Toetsing

In paragraaf 4.2 Is op basis van deze normen berekend hoeveel parkeerplaatsen nodig zijn en hoe hierin wordt voorzien.

3.3.15 Nota bodembeheer Voorne aan Zee

Op 3 oktober 2023 is de Nota bodembeheer Voorne aan Zee vastgesteld. Het doel van deze nota is het geven van concrete richtlijnen voor een duurzaam beheer van de bodem en het scheppen van heldere kaders voor saneringen die onder de bevoegdheid van de gemeente vallen. In de nota is een regionale bodemkwaliteitskaart opgenomen. Deze kaart geeft een algemeen beeld van de bodemkwaliteit en faciliteert bij het toepassen van grond of baggerspecie binnen de regio, zonder dat telkens een bodemonderzoek of partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd.

In het beleid worden regels genoemd voor het hergebruik van de grond. Deze gaan over ontgraven, Transport, tijdelijke opslag, toepassingen, Opbulken van partijen grond en baggerspecie.

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning, de wijziging van een bestemming of bij gemeentelijke grondtransacties is in veel gevallen bodemonderzoek vereist. Dit beleidskader beschrijft wanneer bodemonderzoek daadwerkelijk nodig is en hoe de gegevens worden getoetst.

Toetsing

In paragraaf 4.5 wordt ingegaan op het aspect bodemkwaliteit.

3.3.16 Conclusie

Het gemeentelijk beleid staat de vaststelling van het bestemmingsplan niet in de weg.

3.4 Conclusie

Zowel het Rijks-, provinciaal als het gemeentelijke beleid staan de ontwikkeling niet in de weg.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Vormvrije M.e.r.-beoordeling

Beleid en normstelling

In onderdeel C en D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.) is aangegeven welke activiteiten in het kader van het omgevingsvergunning plan-m.e.r.-plichtig, project-m.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Indien een activiteit onder de drempelwaarden blijft, dient alsnog een vormvrije m.e.r.-beoordeling uitgevoerd te worden, waarbij onderzocht dient te worden of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen heeft voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten.

Per 16 mei 2017 is de regelgeving voor de MER en m.e.r.-beoordeling gewijzigd met daarin een nieuwe procedure voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Dit betekent voor een bestemmingplan waarin een activiteit uit de C- of D-lijst wordt mogelijk gemaakt, dat voor het ontwerpbestemmingsplan een m.e.r-beoordelingsbeslissing moet worden genomen, waarin wordt aangegeven of wel of geen MER nodig is, gelet op de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële (milieu)effecten en mogelijke mitigerende maatregelen. Deze beslissing wordt als bijlage bij het bestemmingsplan opgenomen.

Onderzoek

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van 112 woningen en commerciële ruimten.

Gezien de omvang van het project wordt de ontwikkeling gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject (categorie D.11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r.). De drempelwaarden van deze categorie worden overschreden in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha of meer, een aangesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat of een bedrijfsvloeroppervlakte omvat van 200.000 m² of meer. Daarvan is met de voorgenomen ontwikkeling geen sprake. Opgemerkt dient te worden dat voor activiteiten die de genoemde drempelwaarden niet overschrijden toch dient te worden nagegaan of er sprake kan zijn van belangrijke gevolgen voor het milieu. Gelet op de kenmerken van het plan, zoals het kleinschalige karakter in vergelijking met de drempelwaarden uit het Besluit m.e.r., de plaats van het plan en de kenmerken van de potentiële effecten zullen geen belangrijke negatieve milieugevolgen optreden.

Voor dit plan is geen uitgebreide plan- of project m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk conform het Besluit m.e.r.. Op 5 december 2023 is door het college besloten dat geen MER nodig is, zie bijlage 1 van de toelichting op het bestemmingsplan. Dit besluit zal door de raad worden bekrachtigd in een raadsvergadering voordat de raad het bestemmingsplan zal vaststellen.

In bijlage 2 bij deze toelichting op het bestemmingsplan is de aanmeldnotitie opgenomen op basis waarvan het besluit is genomen dat geen m.e.r. procedure hoeft te worden doorlopen.

Conclusie

Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

4.2 Verkeer

Ontsluiting

Gemotoriseerd verkeer

Ten zuiden van het plangebied ligt de Amnesty Internationallaan. De Amnesty Internationallaan is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u. In oostelijke richting leidt de Amnesty Internationallaan naar het kruispunt Amnesty Internationallaan-Kanaalweg Westzijde-De Sprong. Zowel de Kanaalweg Westzijde als De Sprong zijn ingericht als gebiedsontsluitingswegen met een maximumsnelheid van 50 km/u. In noordoostelijke richting vanaf de kruising loopt de Kanaalweg Westzijde buiten de bebouwde kom over in de N494, een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 70 km/u. De N494 leidt vervolgens verder in noordoostelijke richting naar de N218, tussen Spijkenisse en de aansluiting op de A15.

Ten westen van het plangebied ligt het kruispunt Amnesty Internationallaan-Rijksstraatweg. De Rijksstraatweg is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/u en leidt in noordelijke richting via de kern Nieuwenhoorn naar Brielle. Vanaf dit kruispunt loopt de Amnesty Internationallaan in westelijke richting buiten de bebouwde kom over in de Provincialeweg (N497), een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 70 km/u. De Provincialeweg leidt vervolgens in noordwestelijke richting naar de aansluiting op de N57, tussen Stellendam en de A15.

Openbaar vervoer

De dichtstbijzijnde OV-halte is gelegen aan de Amnesty Internationallaan, op circa 50 m loopafstand vanaf het plangebied. Bij deze bushalte halteren de buslijnen 91, tussen Kickersbloem en winkelcentrum De Struytse Hoeck, lijn 102, richting Spijkenisse, lijn 104, tussen Renesse en Spijkenisse, lijn 105, richting Spijkenisse via Rozenburg en lijn 404, tussen Rockanje en Spijkenisse. Daarnaast halteren bij deze bushalte ook de buurtbuslijnen 604, tussen Ouddorp en Brielle, en lijn 630, richting Middelharnis.

Langzaam verkeer

Voor het langzaam verkeer is aan de noordzijde van de Amnesty Internationallaan een tweerichtings vrijliggend fietspad. Hierdoor wordt het fietsverkeer gescheiden van het gemotoriseerde verkeer afgewikkeld, waardoor de verkeersveiligheid van fietsers wordt geborgd. Ten oosten van de aansluiting van het plangebied op de Amnesty Internationallaan is aan de noordzijde van de Amnesty Internationallaan ook een vrijliggend voetpad aanwezig, waarmee ook de verkeersveiligheid van de voetgangers wordt geborgd.

Voor het langzaam verkeer zijn op de Amnesty Internationallaan oversteekvoorzieningen aanwezig bij het kruispunt Amnesty Internationallaan-Rijksstraatweg ten westen van het plangebied en bij het kruispunt Amnesty Internationallaan-Sportlaan-Herman Heijermansstraat ten oosten van het plangebied. Op de Rijksstraatweg zijn aan weerszijden van de weg vrijliggende voetpaden en fietspaden aanwezig, waardoor ook hier de verkeersveiligheid van het langzaam verkeer wordt geborgd.

Verkeersgeneratie

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde ontwikkeling voor een gemiddelde weekdag, wordt gebruikgemaakt van kencijfers uit CROW-publicatie 381. Op basis van CBS-data wordt voor Hellevoetsluis een stedelijkheidsgraad van 'sterk stedelijk' aangehouden. Het gebiedstype is gedefinieerd als 'rest bebouwde kom'. Verder wordt aan de hand van het gemiddelde autobezit per huishouden en de adressendichtheid van Hellevoetsluis conform data van het CBS per kencijfer het maximum van de bandbreedte gehanteerd. Van de huidige functies binnen het plangebied blijft enkel het kantoorpand van Vermaat behouden, terwijl de overige bedrijvigheid wordt gesloopt om ruimte te maken voor de beoogde ontwikkeling.

In de toekomstige situatie zal het plangebied heringericht worden tot een woongebied met commerciële ruimten. Voor het woningbouwprogramma in de vrije sector is geen verdeling bekend tussen koop en huur woningen. Daarom wordt voor het hanteren van een worst case-benadering voor de verkeersgeneratie van de vrije sector appartementen en de maisonnettes aansluiting gezocht bij het kencijfer 'koop, appartement, duur' en voor de herenhuizen bij het kencijfer 'koop, huis, vrijstaand'.

Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling is de gemiddelde werkdag maatgevend. Om de verkeersgeneratie voor een gemiddelde weekdag om te rekenen naar een gemiddelde werkdag is gebruikgemaakt van de omrekenfactor 1,11 voor woonfuncties en 1,33 voor werkfuncties. In tabel 4.1 is de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling (woningen en commerciële functies) weergegeven.

In CROW-publicatie 381 zijn geen verkeersgeneratiekengetallen voor horeca opgenomen. Aan de hand van de volgende uitgangspunten is daarom de verkeersgeneratie bepaald:

Voor restaurants geldt een gemiddelde parkeernorm van 14,0 per 100 m² bvo. Uitgegaan wordt van een (zeer) ruime turnover van gemiddeld 3 per parkeerplaatsen. Met verkeer dat naar het restaurant toe rijdt en weer wegrijdt komt de verkeersgeneratie op: 14 x 3 x 2= 84 mvt/etmaal per 100 m² bvo.

CROW 381 geeft geen omrekenfactor voor horecafuncties. Dit betekent dat de verkeersgeneratie op een week- en werkdag gelijk zijn.

Tabel 4.1. De verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling

Bestaand bedrijfspand
Functie Aantal Kencijfer Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)
Horeca 100 m2 (bvo) 84,0 per 100 m2 84,0 84,0
Kantoor (zonder baliefunctie) 600 m2 (bvo) 5,6 per 100 m2 33,6 44,7
Woonblok Noord
Functie Aantal Kencijfer Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)
Huur, huis, sociale huur 9 woningen 5,3 per woning 47,7 52,9
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur) 21 woningen 4 per woning 84 93,2
Woonblok Zuid
Functie Aantal Kencijfer Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)
Koop, huis, vrijstaand 9 woningen 8,6 per woning 77,4 85,9
Koop, appartement duur (maisonnettes) 4 woningen 7,5 per woning 30 33,3
Koop, appartement, duur (appartementen) 38 woningen 7,5 per woning 285 316,4
Kantoor met baliefunctie (commerciële dienstverlening) 550 m² (bvo) 11,8 per 100 m² (bvo) 65 86,5
Woonblok West
Functie Aantal Kencijfer Weekdagintensiteit (mvt/etmaal) Werkdagintensiteit (mvt/etmaal)
Huur, appartement, midden/goedkoop (incl. sociale huur) 3 woningen 4 per woning 12 13,3
Koop, appartement, duur (maisonnettes) 2 woningen 7,5 per woning 15 16,7
Koop, appartement, duur (appartementen) 26 woningen 7,5 per woning 195 216,5
Kantoor met baliefunctie (commerciële dienstverlening) 250 m² (bvo) 11,8 per 100 m² (bvo) 29,5 39,2
Totaal 958 1.082,2

De planologische mogelijkheden zorgen dus voor een verkeersgeneratie van 958 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag en 1.082,2 mvt/etmaal op een gemiddelde werkdag.

Voor het beoordelen van de verkeersafwikkeling is de verkeersgeneratie in het drukste uur maatgevend. Binnen de verkeerskunde wordt als standaard vuistregel aangehouden dat tijdens het drukste uur circa 10% van de totale etmaalintensiteit wordt afgewikkeld. Hiermee komt de verkeersintensiteit op een gemiddelde werkdag in het drukste uur uit op circa 109 mvt/uur.

Beoordeling verkeersafwikkeling en verkeersveiligheid

Op basis van navigatie software van google maps en expert judgement is een inschatting gemaakt van de wijze waarop het verkeer vanaf het plangebied wordt toegedeeld aan de omliggende verkeersstructuur. Vermaat fase 2 bestaat uit 3 woonblokken waarvan er één op de Rijksstraatweg aansluit en de andere twee op de Amnesty Internationallaan. Uitgaande van een werkdag (1082,2 mvt/etmaal) en een gelijke verdeling over de drie blokken wordt de Rijksstraatweg direct belast met ongeveer 360 mvt/ etmaal en de Amnesty Internationallaan met ongeveer 720 mvt/etmaal.

Wegvakniveau

De verkeerstoename ten gevolge van de beoogde ontwikkeling op de Rijksstraatweg, ten zuiden van de aansluiting van het plangebied. Op dit wegvak zal de beoogde ontwikkeling leiden tot een verkeerstoename van 360 mvt/etmaal. De Rijksstraatweg is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg, met vrijliggende fietspaden aan weerszijden van de rijbaan. Binnen het verkeerskundig vakgebied wordt op basis van Duurzaam Veilig voor gebiedsontsluitingswegen aangehouden dat een verkeersomvang van 10.000 à 15.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig kan worden afgewikkeld. Gezien de inrichting van de rijbaan en de vrijliggende fietspaden ligt de capaciteit van de Rijksstraatweg naar verwachting rond het gemiddelde van deze bandbreedte. Op basis van verkeersgegevens afkomstig van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) uit 2022 bedraagt de verkeersintensiteit op de Rijksstraatweg in 2030 circa 10400 mvt/etmaal. Hieruit volgt dat de Rijksstraatweg voldoende restcapaciteit heeft om de beoogde verkeerstoename te verwerken.

De Amnesty Internationallaan is ingericht als een gebiedsontsluitingsweg. Deze weg wordt verder gekenmerkt door een fysieke rijbaanscheiding in combinatie met een vrij liggend fietspad aan de zijde van het plangebied. Een gebiedsontsluitingsweg met vrijliggende fietspaden kan volgens de principes van Duurzaam Veilig 20.000 mvt/etmaal zonder problemen vlot en veilig af wikkelen. De hoogste verkeerstoename op deze weg wordt verwacht ten oosten van de kruising met de Rijksstraatweg, waar de beoogde ontwikkeling zorgt voor een verkeerstoename van 720 mvt/etmaal. Op basis van de NSL-monitor bedraagt de verkeersintensiteit op de Amnesty Internationallaan in de 2030 circa 16.500 mvt/etmaal. Op basis van de verkeersintensiteit heeft de weg voldoende restcapaciteit om de beoogde verkeerstoename probleemloos op te vangen.

Kruispuntniveau

Ook het kruispunt Rijksstraatweg-Amnesty Internationallaan kan de verkeersgeneratie als gevolg van de beoogde planontwikkeling naar verwachting goed verwerken. Ook voor de overige kruispunten op de Amnesty Internationallaan geldt dat er voldoende opstelcapaciteit is om de beoogde verkeerstoename probleemloos vlot en veilig te verwerken.

Parkeren

Voor de parkeerbehoefte van de beoogde ontwikkeling wordt uitgegaan van de berekening van BGSV (bijlage 3). Hierin wordt in totaal voor de beoogde ontwikkeling uitgegaan van een parkeerbehoefte van 208 parkeerplaatsen, inclusief het kantoorpand van Vermaat. Deze parkeerbehoefte wordt met overcapaciteit (221 ingetekende parkeerplaatsen)volledig opgevangen binnen het plangebied.

Conclusie

De verkeersgeneratie van voorliggend bestemmingsplan bedraagt 1.082 mvt/etmaal. De beoogde verkeerstoename per wegvak is dermate laag ten opzichte van de capaciteit van de wegen, dat de ontwikkeling van het plangebied niet tot knelpunten in de verkeersafwikkeling zal leiden. De beoogde ontwikkeling heeft een parkeerbehoefte van 211 parkeerplaatsen. Deze parkeerbehoefte zal volledig worden opgevangen binnen het plangebied, waardoor ook het aspect parkeren niet tot knelpunten zal leiden.

4.3 Wegverkeerslawaai

Beleidskader

Het plan voorziet in de realisatie van nieuwe woningen. Woningen zijn volgens de Wet geluidhinder (Wgh) aangewezen als geluidsgevoelige objecten. Hiervoor dient akoestisch onderzoek uitgevoerd te worden indien deze liggen binnen de geluidszone van wettelijk gezoneerde wegen. In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient daarnaast een beschouwing te worden gegeven op het akoestisch klimaat als gevolg van de niet gezoneerde 30 km/u-wegen.

Onderzoek

In opdracht van NLo B.V. is onderzoek uitgevoerd naar de akoestische randvoorwaarden voor dit project. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4 bij deze toelichting. De conclusies en aanbevelingen uit deze rapportage zijn als volgt.

In de berekening is uitgegaan van een verkavelingsplan, waarbij de exacte gebouwvolumes nog niet bekend zijn. Rekenpunten zijn gelegd op de denkbeeldige gevellijn en de hoogte is afgestemd op het aantal bouwlagen.

De geluidsbelasting ten gevolge van wegverkeer over de Amnesty Internationallaan en de Rijksstraatweg voldoet grotendeels aan de voorkeursgrenswaarde. De rekenresultaten zijn grafisch weergegeven in figuur 4.1 en 4.2. Op de gevels direct langs de wegen vindt de hoogste geluidsbelasting plaats. Op deze posities dient een hogere waarde te worden aangevraagd. Bij geluidsbelastingen tussen de 53 en 58 dB (incl. aftrek Wgh) dient ook een geluidsluwe gevel aanwezig te zijn.

Het geluid ten gevolge van het wegverkeerslawaai over de Amnesty Internationallaan en de Rijksstraatweg is gecumuleerd om te beoordelen of er sprake is van een geluidsluwe gevel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0007.png"

Figuur 4.1 Amnesty Internationallaan geluidsbelasting Lden (incl. aftrek artikel 110g Wgh) grafisch (figuur 4.1 uit de rapportage)

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0008.png"

Figuur 4.2 Rijksstraatweg geluidsbelasting Lden (incl. aftrek artikel 110g Wgh) grafisch (figuur 4.2 uit de rapportage).

Hierbij is getoetst aan een gecumuleerde geluidsbelasting van ten hoogste 55 dB (excl. Aftrek Wgh). Uit figuur 4.3 blijkt dat aan de achterzijde van de bebouwing ter hoogte van alle rekenposities in bouwblokken 1, 2 en 3 sprake is van een geluidsluwe gevel. Hetgeen het verlenen van hogere waarde volgens het gemeentelijke geluidsbeleid mogelijk maakt. Voor bouwblok 4 zouden specifieke bouwkundige voorzieningen nodig zijn, wanneer in dit bouwblok woningen worden gerealiseerd. In bouwblok 4 zal echter geen spraken zijn van woningen, waardoor dit niet aan de orde is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0009.png"

Figuur 4.3 Beoordeling geluidsluwe gevel (figuur 4.3 uit de rapportage)

De aan te leggen ontsluitingswegen voor fase 2 zal de geluidsbelasting beperkt verhogen. De nieuwe wegen krijgen vermoedelijk een rijsnelheid van 30 km/u met een relatief lage etmaalintensiteit, doordat de wegen vrijwel uitsluitend gebruikt gaan worden door bestemmingsverkeer. Formeel hoeven wegen met een rijsnelheid van 30 km/u niet beschouwd te worden volgens de Wgh.

De geluidsbelasting ten gevolge van Helvoet Rubber & Plastic Technologies voldoet op alle posities ruimschoots aan de geluidsgrenswaarden uit het Activiteitenbesluit voor zowel de dag-, avond- en nachtperiode.

Gevolgen voor bestaande woningen

In het kader van een goede ruimtelijke ordening kan kwalitatief worden beoordeeld of de toename van verkeersgeluid na realisatie van de nieuwe woningen ten opzichte van de toekomstige situatie zonder realisatie van de nieuwe woningen aanvaardbaar is. Een vuistregel is dat de geluidtoename akoestisch verwaarloosbaar is als de verkeersintensiteit op een weg of wegvak minder dan 40% toeneemt, wanneer andere variabelen (locatie bebouwing, samenstelling van het verkeer, verhardingssoort e.d.) onveranderd blijven. Een toename van 40% komt dan overeen met een toename van 1,5 dB, zijnde het reconstructiecriterium uit de Wet geluidhinder. Voor het menselijk gehoor geldt dat pas bij een toename hoger dan 1,5 dB (afgerond 2 dB) dit als zodanig net waarneembaar is.

Gezien de hoogte van de intensiteiten op deze weg en een verkeersgeneratie van 970 mvt/etmaal op een gemiddelde weekdag voor de toekomstige ontwikkeling is er geen sprake van een verkeerstoename van meer dan 40%. Concluderend kan worden gesteld dat de toename van verkeersgeluid zodanig is dat het niet akoestisch relevant, dan wel nauwelijks waarneembaar zal zijn en daarmee in het kader van goede ruimtelijke ordening aanvaardbaar.

Conclusie

Vanuit akoestisch oogpunt is er geen bezwaar om de circa 112 woningen voor fase 2 van het bouwplan Acapella Wonen te realiseren. Uit het akoestisch onderzoek blijkt dat ten gevolge van de Rijksstraatweg de geluidbelasting op de bouwblokken 1 en 2 hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en uitkomt op maximaal 58 dB. Ten gevolge van de Amnesty Internationallaan is de geluidbelasting op de bouwblokken 1 en 2 ook hoger dan de voorkeursgrenswaarde. De geluidbelasting komt uit op maximaal 55 dB. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op 22 februari 2024is hogere waarde vastgesteld, het besluit is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting op het bestemmingsplan.

4.4 Externe Veiligheid

Toetsingskader

In de huidige wetgeving zijn de begrippen risicobron, (beperkt) kwetsbaar object, plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico van belang. Het plaatsgebonden risico (PR) is een maat voor de kans per jaar dat één persoon die zich onafgebroken en onbeschermd op die plaats bevindt, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een calamiteit met een gevaarlijke stof. Het groepsrisico GR is de kans per jaar dat een groep personen van een bepaalde grootte tegelijk slachtoffer wordt van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) is van toepassing op het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar, bij een ruimtelijke ontwikkeling moet aan deze normen worden voldaan. Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het groepsrisico, maar wel geldt hiervoor een verantwoordingsplicht in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Op het vervoer van gevaarlijke stoffen zijn het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Basisnet van toepassing; het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.

Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Hiermee wordt geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.

Besluit externe veiligheid buisleidingen

In het Besluit externe veiligheid buisleidingen wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden.

Onderzoek

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0010.png"

Figuur 4.4 Uitsnede risicokaart met het plangebied paars omkaderd

In de directe omgeving van het plangebied vindt geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats over het spoor of het water met een externe werking. Ten oosten van het plangebied is een Bovengrondse tank met chloorbleekloog gelegen van Sportcentrum De Eendraght (Zwembad) aan de Rie Mastenbroekplein 4. Ten noordwesten bevindt zich Helvoet Rubber en Plastics Technologies B.V. De effectafstanden van deze risicobronnen reiken niet tot het plangebied. Ook is er geen sprake van een PR-contour of invloedsgebied.

Ten noorden van het plangebied bevindt zich de N57 waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het invloedsgebied wordt bepaald door het vervoer van stofcategorie LT2 en bedraagt 880 m. Het plangebied bevindt zich op minimaal 2,4 kilometer en is hiermee niet in het invloedsgebied gelegen. Een berekening of verantwoording van het groepsrisico is niet noodzakelijk.

De buisleiding W-538-07 is ten noorden van het plangebied gelegen op een afstand van circa 2 kilometer. Het betreft een aardgasleiding in beheer van de Gasunie met een grootte van 6 inch en een maximale werkdruk van 40 bar. Het bijbehorende invloedsgebied is 70 m. Het plangebied is buiten het invloedsgebied gelegen.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.

4.5 Bodem

Toetsingskader

Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijziging dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.

Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient ten minste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.

Onderzoek

Verkennend bodemonderzoek

In opdracht van NLO B.V. heeft DETA Milieu in 2022 een verkennend milieukundig bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 9 bij deze toelichting onderbouwing. De conclusies en aanbevelingen van dit onderzoek zijn als volgt.

Conclusie

Gezien het feit dat in grond(meng)monsters voor diverse parameters overschrijdingen van de interventiewaarden zijn vastgesteld, dient de locatie formeel als verontreinigd te worden beschouwd. Derhalve wordt de hypothese 'verdachte locatie' bevestigd. Een nader onderzoek naar de aangetoonde bodemverontreinigingen in grond en grondwater is noodzakelijk. De onderzoekslocatie is over het algemeen licht tot matig verontreinigd met diverse parameters. Echter zijn plaatselijk gehalten in de grond en/of concentraties in het grondwater boven de interventiewaarden aangetoond, te weten:

  • Een bodemverontreiniging met diverse zware metalen in de grond ter hoogte van en rond de showroom van Wüst bij boringen B34 en B36. Ter hoogte van boring B36 is onder het pand een gehalte aan PFOS boven de toepassingsnorm aangetoond;
  • Een bodemverontreiniging met minerale olie in de grond en het grondwater ter hoogte van de loods bij boringen B30 en B31;
  • Een bodemverontreiniging met minerale olie in de grond en het grondwater achter de loodsen bij boring B48. Opgemerkt dient te worden dat hier In de huidige situatie zeecontainers opgeslagen zijn.

Aanbevelingen

Met de gevolgde onderzoeksstrategie is de bodemkwaliteit van de onderzoekslocatie volgens de geldende richtlijnen vastgelegd. Op grond van de onderzoeksresultaten bestaat er aanleiding voor het uitvoeren van vervolgonderzoek.

De aangetoonde nader te onderzoeken verontreinigingen betreffen zware metalen in de grond onder en rond de showroom van Wüst, minerale olie ter hoogte van PB 48 in grond en grondwater achter de loodsen en minerale olie onder de loodsen bij boringen B30 en B31. Geadviseerd wordt om ter hoogte van boringen B30, B31 en PB 48 zowel de grond als het grondwater te onderzoeken en hierbij tevens na te gaan of er sprake is van vluchtige verbindingen (vluchtige olie of vluchtige aromaten).

Nader onderzoek

Het nader onderzoek wordt gedurende de verdere procedure uitgevoerd. Op basis van het nader onderzoek wordt een advies uitgebracht betreffende de meldingen van deze verontreinigingen aan het bevoegd gezag en de uitvoering van de verwijdering van deze verontreinigingen. Tevens wordt de veiligheidsklasse conform de CROW P-400 'Werken in verontreinigde grond' vastgesteld. Ten slotte wordt geadviseerd om na afronding van het nader bodemonderzoek een risicobeoordeling met Sanscrit uit te voeren.

Op een deel van de onderzoekslocatie wordt tevens een onderzoek naar asbest in grond conform de NEN 5707 aanbevolen. Dit betreft: het terreindeel bij de showroom van Wüst inclusief de grond daaronder, derhalve wordt aanbevolen dit uit te voeren nadat het bedrijfspand is gesloopt. Tevens kan in het asbest in grondonderzoek de gedempte sloot op de grens bij het hek worden meegenomen (boringen B12A en 813), nadat het hek is verwijderd.

4.6 Kabels En Leidingen

Toetsingskader

Ter plaatse van planologisch relevante leidingen en in de directe omgeving daarvan dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones).

Onderzoek

Binnen het plangebied zijn geen planologische hoogspanningsverbindingen, waterleidingen, gasleidingen of rioolleidingen.

Conclusie

Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.7 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 4.2 weergegeven.

Tabel 4.2. Grenswaarden maatgevende stoffen Wm

stof toetsing van grenswaarde
stikstofdioxide (NO2) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
fijn stof (PM10) jaargemiddelde concentratie 40 µg/m³
24-uurgemiddelde concentratie max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg / m³
fijn stof (PM2,5) jaargemiddelde concentratie 25 µg /m³

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit niet in betekenende mate is bepaald in welke gevallen een plan vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een plan heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (= 1,2 µg/m³);
  • een plan valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen bij één ontsluitingsweg en 3.000 woningen bij twee ontsluitingswegen, kantoorlocaties met een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m² bij één ontsluitingsweg en 200.000 m² bij twee ontsluitingswegen.

Onderzoek

In opdracht van NLo B.V. is een onderzoek uitgevoerd naar de luchtkwaliteit ten gevolge van wegverkeer voor het project Acapella Wonen fase 2. Daarbij is ook de verkeersaantrekkende werking van het project op het gebied van luchtkwaliteit geïnventariseerd. De rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 8 bij deze toelichting. De conclusies uit dit onderzoek zijn als volgt.

Vanwege het beperkte aantal nieuwe woningen kan de beoogde ontwikkeling aangemerkt worden als 'niet in betekenende mate' ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit in de omgeving. Het planvoornemen veroorzaakt geen significante negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de omgeving. Er wordt voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van het Centraal Instrument Monitoring Luchtkwaliteit (CIMLK) (www.cimlk.nl/kaart) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de Amnesty Internationallaan, direct ten zuiden van het plangebied. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2021 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden lagen. De concentraties luchtverontreinigende stoffen bedroegen in 2021; 17,8 µg/m³ voor NO2, 17,3 µg/m³ voor PM10 en 8,9 µg/m³ voor PM2,5. Het aantal overschrijdingsdagen van de 24-uur gemiddelde concentratie PM10 bedroeg 6 dagen. Hierdoor is er ter plaatste van het plangebied sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Water

Toetsingskader

De initiatiefnemer dient in een vroeg stadium overleg te voeren met de waterbeheerder over een ruimtelijk planvoornemen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke ontwikkelingen in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het waterschap Hollandse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Bij het tot stand komen van het project is overleg gevoerd met de waterbeheerder over deze waterparagraaf. De opmerkingen van de waterbeheerder zijn vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap en de gemeente nader wordt behandeld.

Europees:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW).

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW);
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW);
  • Waterwet.

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan;
  • Provinciale Structuurvisie;
  • Verordening Ruimte.

Waterschapsbeleid

In het Waterbeheerprogramma (WBP) (2022-2027) staan de doelen van het waterschap Hollandse Delta:

  • waterveiligheid (dijken en duinen);
  • versterkte duinen;
  • meer biodiversiteit op de dijken;
  • minder CO2-uitstoot, vergoten;
  • meer innovatie ;
  • voldoende schoonwater.

Ook wordt aangegeven welk beleid gevoerd wordt en wat het waterschap in de planperiode wil doen om de doelen te bereiken. De maatregelen voor de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn onderdeel van het plan.

Uit het oogpunt van waterkwaliteit moet schoon hemelwater bij voorkeur worden afgekoppeld en direct worden geloosd op oppervlaktewater. Dit vermindert de vuiluitworp uit het gemengde rioolstelsel en verlaagt de belasting van de afvalwaterzuivering. De toename van verhard oppervlak leidt tot een zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem en leidt met regelmaat tot wateroverlast stroomafwaarts. Om de zwaardere belasting van het oppervlaktewatersysteem onder normale omstandigheden tegen te gaan, is het brengen van hemelwater vanaf verhard oppervlak op het oppervlaktewaterlichaam specifiek vergunningplichtig gesteld. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer in stedelijk gebied of 1500 m² of meer in landelijk gebied dient een vergunning aangevraagd te worden in het kader van de Keur. De versnelde afvoer als gevolg van de toename aan verharding moet volledig worden gecompenseerd door het aanbrengen van een gelijkwaardige vervangende voorziening (compensatieplicht), met een oppervlakte van 10% van de toename van verharding. Het waterschap geeft in volgorde de voorkeur aan de volgende gelijkwaardige voorzieningen:

  • nieuw te graven oppervlaktewater in de directe nabijheid van de verharding toename;
  • nieuw te graven oppervlaktewater binnen hetzelfde peilgebied;
  • nieuw te graven oppervlaktewater in het benedenstrooms gelegen peilgebied of een eventueel alternatief.

Gemeentelijk waterbeleid

  • Het gemeentelijke waterbeleid is opgenomen in paragraaf 3.3.12 Watertakenplan2017-2020.

Huidige situatie

Algemeen

Het plangebied is momenteel bijna compleet verhard en heeft voornamelijk de bestemming 'Bedrijf'.

Bodem en grondwater

Het plangebied maakt geen deel uit van een waterwingebied of een grondwaterbeschermingsgebied. Vanwege de ligging in de bebouwde kom is het plangebied niet gekarteerd op de Bodemkaart van Nederland. Het noorden, westen en oosten van het plangebied bestaat uit kalkrijke poldervaaggronden; zware zavel. Met betrekking tot grondwater is er in de omgeving sprake van grondwatertrap IVc. Dit betekent dat de hoogste gemiddelde grondwaterstand (GHG) op 71 cm onder maaiveld ligt. Een check van de AHN leert dat de Rijksstraatweg hoger ligt dan het plangebied en dat de Wilhelminastraat lager ligt dan het plangebied. Er is een hoogteverschil aanwezig van 60 cm. De gemiddelde laagste grondwaterstand (GLG) bevindt zich op 146 cm onder maaiveld. Het maaiveld ligt op circa 0,1 m ten opzichte van het NAP.

Waterkwantiteit

Ten oosten van het plangebied zijn watergangen in de categorie 'overig' aanwezig (zie figuur 4.5). Er geldt een beschermingszone van 2 meter vanaf de insteek van de watergang(en). Activiteiten in deze beschermingszone van de/en in de watergang(en) hebben een meld, - of watervergunningplicht aan het waterschap.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0011.png"

Figuur 4.5 Uitsnede legger wateren en kunstwerken van het waterschap Hollandse Delta

Waterkwaliteit en ecologie

Binnen het plangebied of in de nabije omgeving liggen geen oppervlaktewaterlichamen die zijn aangewezen vanuit de Kaderrichtlijn Water. Er bevinden zich ook geen natte ecologische verbindingszones zoals opgenomen in het (provinciale) Natuurnetwerk Nederland binnen of in de nabijheid van het plangebied.

Om de kwaliteit en doorspoeling van het watersysteem van het Vermaat terrein fase 2 en omgeving te waarborgen, zal een persleiding gerealiseerd worden met een pomp om water te kunnen aanvoeren. Het streven is deze in 2025 operationeel te hebben.

Veiligheid en waterkeringen

Het plangebied is niet gelegen binnen de kern- en beschermingszone van een regionale of primaire waterkering (zie figuur 4.6).

Afvalwaterketen en riolering

Het plangebied is momenteel bebouwd en aangesloten op het gemeentelijke rioolstelsel.

Toekomstige situatie

De ontwikkeling bestaat uit de realisatie van 112 woningen encommerciële ruimten.

Bodem en grondwater

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen gevolgen voor bodem en grondwater.

Waterkwantiteit

Toename in verharding dient gecompenseerd te worden. Bij een toename van aaneengesloten verhard oppervlak van 500 m² of meer moet voor de versnelde afstroom van hemelwater een vergunning worden aangevraagd in het kader van de Keur. Bij een toename aan verhard oppervlak van meer dan 500 m² in stedelijk gebied dient er volgens het beleid van waterschap Hollandse Delta 10% van de toename aan functioneel open water gerealiseerd te worden. In tabel 4.3 is de berekening van de watercompensatie weergegeven.

Tabel 4.3. Berekening watercompensatie

functie aantal
water 1.525 m²
wadi 655 m²
groen openbaar 9.194 m²
groen binnentuinen: 1.645 m²
uitgeefbaar 12.683 m²
bestaande bebouwing 454 m²
verharding 9.589 m²
totaal plangebied 34.100 m²
water & Wadi 6,4%
groen openbaar 27,0%
totaal water & groen: 33,4%
groen binnentuin 4,8%
uitgeefbaar 37,2%
verharding 29,5%
te compenseren verharding 22.369 m²
benodigde compensatie 2.180m²

Het oppervlaktewater in combinatie met de wadi zorgt voor voldoende compensatie voor het verhard oppervlak.

Afvalwaterketen en riolering

Conform de Leidraad Riolering en vigerend Waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:

  • hemelwater vasthouden voor benutting;
  • (in)filtratie van afstromend hemelwater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar oppervlaktewater;
  • afstromend hemelwater afvoeren naar RWZI.

Watersysteemkwaliteit en ecologie

Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van water en bodem is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare materialen te gebruiken, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. Gezien de ligging van het plangebied binnen het bestaande stedelijke watersysteem is verversing en stroming van het watersysteem een aandachtspunt.

Veiligheid en waterkeringen

De ontwikkeling heeft geen invloed op de waterveiligheid in de omgeving.

Conclusie

Er is reeds een watervergunning verleend voor het overkoepelende gebiedsplan Sportlaan e.o. met nummer VTH202202-0037. Het plangebied van voorliggend bestemmingsplan maakt hier onderdeel van uit. Met het verlenen van de watervergunning voor het overkoepelende gebied is daarmee aangetoond dat er in voldoende watercompensatie wordt voorzien in en om het plangebied.

Om de kwaliteit en doorspoeling van het watersysteem van het Vermaat terrein fase 2 en omgeving te waarborgen, zal een persleiding gerealiseerd worden met een pomp om water te kunnen aanvoeren. Het streven is deze in 2025 operationeel te hebben.

4.9 Ecologie

Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura 2000-gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura 2000-gebieden

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:

  • alternatieve oplossingen zijn niet voor handen;
  • het plan is nodig om dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale of economische aard; en
  • de nodige compenserende maatregelen worden getroffen om te waarborgen dat de algehele samenhang van het Natura 2000-netwerk bewaard blijft.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.

De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS-vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Onderzoek

In opdracht van de voormalige gemeente Hellevoetsluis heeft Bureau Stadsnatuur in 2022 een quickscan flora en fauna uitgevoerd ter plaatse van het plangebied, zie bijlage 6.

Gebiedsbescherming

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen Natura 2000-gebieden en het Natuur Netwerk Nederland. Natura 2000-gebieden zijn op basis van Europese wetgeving beschermd, waarbij verschillende habitattypen en doelsoorten per natuurgebied zijn aangewezen. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening gehouden worden met externe werking op deze Natura 2000-gebieden. Hiermee wordt bedoeld dat activiteiten en werkzaamheden, die buiten het Natura 2000-gebied uitgevoerd worden, invloed kunnen hebben op het beschermde Natura 2000-gebied. Geluid, trillingen, lichthinder en stikstofdepositie zijn voorbeelden van externe effecten die beschermde soorten en/of habitattypen in een Natura 2000-gebied kunnen storen.

Natura 2000-gebieden

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied is het Haringvliet op circa 1,2 kilometer en op ongeveer 2,7 kilometer ligt het Natura 2000-gebied Voornes Duin (zie figuur 4.6). Effecten zoals geluid, trillingen en lichthinder hebben op die grote afstanden geen invloed op de beschermde habitats en/of soorten in deze Natura 2000-gebieden. Stikstofemissie van een gebouw kan daarentegen neerslaan over grotere afstanden en hiermee een negatieve invloed hebben op stikstofgevoelige habitats. Het Voornes Duin heeft stikstofgevoelige habitats die aangetast kunnen worden door een overmaat aan stikstof. Bouwprojecten omvatten doorgaans een sloop-, bouw- en/of renovatie fase en een gebruiksfase.

Stikstofberekeningen

Directe effecten zoals areaalverlies en versnippering kunnen hierdoor worden uitgesloten. Gezien de grote afstand tot natuurgebieden en de geringe ontwikkeling kunnen ook verstoring, verandering van de waterhuishouding en vermesting/verzuring worden uitgesloten. Significante negatieve effecten op beschermde gebieden kunnen derhalve worden uitgesloten. Met het programma AERIUS Calculator (versie oktober 2023 zijn berekeningen uitgevoerd om de gevolgen voor de stikstofdepositie binnen Natura 2000 in beeld te brengen en te toetsen of de eventuele toename past binnen de eisen die gelden op grond van de Wet natuurbescherming. In de stikstofmemo en berekeningen zijn worst-case de uitgangspunten van dit bestemmingsplan overgenomen. De stikstof memo en berekeningen zijn opgenomen in bijlage 13.Daaruit blijkt dat de realisatie- en gebruiksfase van de ontwikkeling geen stikstofdepositie hoger dan 0,00 mol/ha/jaar op kwetsbare Natura 2000-gebieden oplevert. Er is geen vergunning nodig in het kader van de Wet natuurbescherming.

De berekeningen voor de realisatiefase zijn door DCMR overgedaan met de nieuwste versie van AERIUS (februari 2024). Op basis van deze berekening concludeert de DCMR dat het onderdeel stikstofdepositie geen belemmering vormt en is Wnb-vergunningplicht niet aan de orde.

Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland (voormalige Ecologische Hoofdstructuur) is een netwerk van natuurgebieden en ecologische verbindingszones die vastgelegd zijn door de Rijksoverheid. Het doel van het Natuurnetwerk Nederland is om dieren en planten in staat te stellen zich te verplaatsen tussen de verschillende natuurgebieden, zonder gehinderd te worden door menselijke activiteiten en barrières. Het NNN kent geen externe werking. Enkel activiteiten en werkzaamheden die direct binnen het NNN uitgevoerd worden, moeten nader getoetst worden; omdat in deze gebieden het 'Nee tenzij'-principe geldt. In gebieden waar dit van kracht is, zijn geen ingrepen toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied significant aantasten, tenzij er sprake is van een groot openbaar belang, er geen reële alternatieven zijn, de negatieve effecten zoveel mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd. Het plangebied maakt geen deel uit van het NNN. Een 'Nee, tenzij toets' is niet vereist.

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0012.png"

Figuur 4.7 Ligging plangebied ten opzichte van Natura 2000-gebieden en NNN.

Soortenbescherming

In tabel 4.4 zijn de belangrijkste conclusies van het onderzoek ten aanzien van beschermde plant- en diersoorten weergegeven, met de noodzakelijke vervolgstappen.

Tabel 4.4. Potentie voor beschermde soorten in het plangebied met beschreven vervolgstap

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0013.png"

Conclusies en aanbevelingen

De verwachtte effecten van het project op nabijgelegen Natura 2000-gebieden is uit te sluiten. Daarnaast ligt het plangebied niet binnen het NNN. Een nadere toetsing ten aanzien van gebiedsbescherming is niet noodzakelijk. Ten aanzien van beschermde houtopstanden worden geen verbodsbepalingen overtreden, maar een kapvergunning kan noodzakelijk zijn.

Aanbevelingen

Een aantal vervolgonderzoeken zijn noodzakelijk om na te gaan of deze beschermde soorten wel of niet aanwezig zijn in het plangebied. Daarnaast wordt onderzocht welke functie het plangebied heeft voor deze beschermde soorten. In tabel 4.5 is beschreven binnen welke periode de onderzoeken uitgevoerd dienen te worden en hoeveel veldbezoeken uitgevoerd moeten worden. Voorafgaand aan en tijdens het uitvoeren van de onderzoeken mogen geen werkzaamheden uitgevoerd worden die het gebied sterk veranderen. Hieronder vallen bijvoorbeeld het dichtmaken van gaten en kieren in de woningen, het slopen van gebouwen en opstallen of het verwijderen van bomen, struiken, hagen en klimop.

Tabel 4.5. Vervolgonderzoeken met voor de soort geschikte onderzoeksperiode en aantal veldbezoeken

afbeelding "i_NL.IMRO.1992.BPVermaatfase2-0130_0014.png"

Nader onderzoek

Uit de QuickScan (2022) is gebleken dat het plangebied mogelijk functies heeft voor de steenmarter en vleermuizen. Hierdoor is in 2022 nader onderzoek uitgevoerd in het plangebied naar mogelijke functies van deze soorten vleermuizen. De volledige rapportage van dit nader onderzoek is opgenomen in bijlage 7.

Betreft de steenmarter is er geen bewijs gevonden dat duidt op de aanwezigheid van de soort, deze is uitgesloten en er zijn voor deze soort geen verdere acties noodzakelijk.

Tijdens het vleermuisonderzoek is wel een paarverblijfplaats van de ruige dwergvleermuis aangetoond. De sloop van het gebouw vernietigd de verblijfplaats en is daarmee een overtreding van de Wet natuurbescherming. Er dient een ontheffingsaanvraag ingediend te worden, waarvoor een activiteitenplan opgesteld moet worden. De procedure kan circa 20 weken duren.

Voor de soort dienen zowel mitigerende als compenserende maatregelen getroffen te worden. Voor mitigerende maatregelen dienen vier vleermuiskasten in de directe omgeving geplaatst te worden met een gewenningsperiode van één maand (gedurende het actieve seizoen). Betreft compenserende maatregelen dienen in de nieuwe bebouwing voorzieningen voor nieuwe permanente verblijfplaatsen getroffen te worden. Voor het ongeschikt maken van de verblijfplaats dient een ecologisch werkprotocol opgezet te worden.

Conclusie

Voor de ruige dwergvleermuis dienen zowel mitigerende als compenserende maatregelen getroffen te worden en een ontheffing van de Wet Natuurbescherming aangevraagd te worden.

Op basis van de afstand tot beschermde natuur en de berekeningen van stikstofdepositie worden geen significant negatieve effecten op beschermde natuurgebieden zoals Natuur 2000 of NNN verwacht.

4.10 Archeologie En Cultuurhistorie

Regelgeving en beleid

Erfgoedwet

Sinds 1 juli 2016 is de Wet op de archeologische monumentenzorg vervangen door de Erfgoedwet. De uitgangspunten uit het 'Verdrag van Malta' blijven in de Erfgoedwet de basis van de Nederlandse omgang met archeologie. De Erfgoedwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ), omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.

Cultuurhistorie

Het plangebied maakt geen deel uit van cultuurhistorisch waardevol gebied. Aantasting van cultuurhistorische waarden is uitgesloten.

Archeologie

Synthegra B.V. heeft in opdracht van NLo BV een combinatie van een archeologisch verkennend en karterend booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van voorliggend project. De volledige rapportage van dit onderzoek is opgenomen in bijlage 11 bij deze toelichting.

De oppervlakte van de toekomstige bodemverstoring bedraagt 14,6 ha met een diepte van 3 m beneden maaiveld. De bodem zal waarschijnlijk tot ver in het archeologische niveau worden verstoord. Eventueel aanwezige archeologische waarden kunnen daarbij verloren gaan.

Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek

Op basis van het PvE van BOOR gelden de volgende archeologische verwachtingen voor het plangebied. Er geldt een redelijk hoog tot hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum, een laag tot redelijk hoge verwachting voor nederzettingsresten uit de Bronstijd en de late IJzertijd, een redelijk hoge tot hoge verwachting voor de Romeinse Tijd, en een redelijk hoog tot hoge verwachting voor nederzettingsresten van de Late Middeleeuwen tot de Nieuwe Tijd. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting.

Veldonderzoek

Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is aan de hand van de Leidraad Inventariserend Veldonderzoek een verkennend en karterend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 15 boringen per hectare uitgevoerd. Drie boringen worden voorafgaand gereserveerd voor karterend boren in kansrijke zones. Indien niet aanwezig, is verkennend voldoende, conform het Programma van Eisen.

Archeologische interpretatie veldonderzoek

Het natuurlijke bodemtype is in het grootste deel van het plangebied intact, behalve in het noordwestelijke deel. In het zuidoosten was er vermoedelijk een geul aanwezig tijdens de middeleeuwen, die het pakket Hollandveen heeft geërodeerd. Nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Vroege Bronstijd worden in de top van de afzettingen van Wormer (Calais) verwacht. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten, indicatoren of sporen van bodemvorming aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de Vroege Bronstijd aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit de Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen worden verwacht op het pakket Hollandveen (Formatie van Nieuwkoop). Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten, indicatoren of sporen als bodemvorming aangetroffen in de top van het veen, die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden Late IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit Nieuwe Tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen worden verwacht in de top van het Laagpakket van Walcheren (Formatie van Naaldwijk). Dit pakket lijkt echter verstoord c.q. afgetopt te zijn, waardoor de kans op het aantreffen van archeologische vondsten en sporen klein is. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische resten, indicatoren aangetroffen of sporen van bodemvorming die wijzen op de aanwezigheid een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de periode Nieuwe Tijd aan te treffen naar laag worden bijgesteld.

Conclusie

De gemeente volgt het advies van BOOR. Dit advies is opgenomen in bijlage 12. Volgens BOOR is geen vervolgonderzoek nodig, dus de locatie is vrijgegeven. Wel dienen eventuele toevalsvondsten altijd gemeld te worden.

4.11 Duurzaamheid

Toetsingskader

Warmtetransitievisie

In het landelijke Klimaatakkoord is de ambitie benoemd van een volledig aardgasvrije gebouwde omgeving in 2050. Het van het aardgas af halen van alle bestaande woningen en gebouwen is een enorme opgave die inwoners en ondernemers direct raakt. De Warmtetransitievisie Voorne-Putten geeft bewoners, huis- en gebouweigenaren een eerste beeld van het stapsgewijze tijdpad richting aardgasvrij. In de visie staat in welke wijken de gemeenten op Voorne-Putten voor 2030 aan de slag gaat en welke alternatieve energievoorzieningen kansrijk zijn in deze gebieden. Hiermee wordt (meer) duidelijkheid geboden aan inwoners, woningcorporaties en gebouweigenaren voor het nemen van (grote) investerings- en verduurzamingsbeslissingen en het afstemmen van planningen.

Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040

In de Routekaart Duurzaam Voorne-Putten 2040 zijn via de thema's energie en circulariteit de strategie en doelen uitgewerkt om te komen tot een Duurzaam Voorne-Putten in 2040.

De aanleiding voor het opstellen van dit document is divers:

- Allereerst wil Voorne-Putten haar maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen op het gebied van verduurzaming van het eiland, als bijdrage aan de bestrijding van de wereldwijde klimaat- en milieuproblematiek.

- Een stevig en ambitieus regionaal duurzaamheidsbeleid past als van zelfsprekend bij Voorne-Putten als ”groen en recreatief aantrekkelijke regio” en biedt ook kansen voor een toekomst-bestendige regionale economie.

- Een ambitieus regionaal duurzaamheidsbeleid maakt het eiland tot een belangrijke samen-werkingspartner richting andere partijen die een belangrijke rol vervullen op het gebied van duurzaamheid, zoals de MRDH, de provincie, het Havenbedrijf, DCMR, Stedin etc.

RES

De energieregio Rotterdam – Den Haag heeft conform afspraak uit het nationale Klimaatakkoord een Regionale Energiestrategie (RES) ontwikkeld. Deze energieregio bestaat uit 21 gemeenten, waaronder de gemeenten op Voorne-Putten, 4 waterschappen en de provincie Zuid-Holland. Het is één van de 30 energieregio's in Nederland. In de RES geeft de energieregio Rotterdam – Den Haag onder andere aan welke bijdrage zij wil leveren in de landelijke doelstelling van de opwek van opgeteld 35 TWh duurzame energie op land in 2030 en hoe de regiopartijen samen kansen willen verzilveren voor de (warmte)transitie in de gebouwde omgeving.

De RES 1.0 is vastgesteld in de voormalig gemeenten Hellevoetsluis en Westvoorne, maar niet in Brielle.

Toetsing

Het plan is om de voorzieningen van de huidige fase door te zetten in de volgende fase:

  • aardwarmte;
  • op de gezinswoningen binnen de woonblokken zonnepanelen; daar waar voor iedere woning in een woonblok het totale dakvlak voldoende ruimte biedt om elke woning van zonnepanelen te voorzien zal dit aangeboden worden. In woonblokken met dakterrassen is gebleken dit niet haalbaar te zijn;
  • daar waar vanuit de woningen zicht is op platte daken van de gestapelde bouwdelen in de woonblokken zal mos sedum toegepast worden.

Conclusie

De ontwikkeling draagt bij aan een duurzaam Hellevoetsluis.

4.12 Klimaatadaptatie

Toetsingskader

Het klimaat verandert. Ook in Nederland. Hierdoor stijgt de kans op wateroverlast, droogte, hitte en overstromingen. Dat zorgt voor risico’s voor onze economie, gezondheid en veiligheid. Om deze risico’s zo klein mogelijk te maken is het belangrijk dat we ons gedrag aanpassen.

Bebouwing

Een energie zuinig gebouw draagt bij aan de verdere voorkomen van klimaatverandering.

De gebouwen worden conform de dan geldende regelgeving uit het bouwbesluit gebouwd.

Waterafvoer

Er wordt onderzocht of ten opzichte van Vermaat I er meer groene parkeerstroken groen uit te voeren
zijn, waarbij rekening gehouden dient te worden met gebruik van rolstoel/stok of rollator.

Er wordt onderzocht hoe regenwater bij piekbuien zoveel als mogelijk vast te houden zijn om vervolgens vertraagd af te voeren naar bestaande of nieuwe watergangen of grondwater (denk aan wadi's/watergangen/berging). De hoogste normen zoals opgenomen in het convenant klimaatadaptief bouwen zijn in eerste instantie leidend. Hou rekening met de ondergrond in relatie tot infiltratiecapaciteit van de ondergrond. Gemeente en ontwikkelaar trekken samen op in deze.

Hittestress

Om hittestress te voorkomen dient op looproutes (50% van de looproute is streven) in het gebied voldoende schaduw aanwezig te zijn op warme dagen in de zomer. Dit voorkomt hittestress bij personen maar ook de omgeving warmt hierdoor minder op.

Bij het verder uitwerken van de openbare ruimte wordt aandacht besteed aan het creëren van voldoende schaduw oplooproutes; Hierbij wordt gedacht aan het strategisch plaatsen van opgaand groen.

Conclusie

Zowel op gebouw niveau als in de openbare ruimte worden maatregelen getroffen en/of onderzocht om de gevolgen van klimaatverandering te beperken en de gevolgen hiervan op te vangen.

4.13 Bedrijven En Milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven.

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'.

Onderzoek

In de beoogde situatie worden woningen en commerciële ruimten gerealiseerd. Hiermee wordt een milieugevoelige en milieuhinderlijke functie opgericht en moet worden getoetst aan de richtafstanden zoals vermeld in de VNG-brochure. Voor de beoordeling is het van belang om te weten of het gebied getypeerd kan worden als een rustige woonwijk of een gemengd gebied. Een gemengd gebied wordt als volgt getypeerd: 'Een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. In de omgeving van het plangebied bevinden zich verschillende gemengde bestemmingen en bedrijven. Tevens is de locatie gelegen aan de belangrijke ontsluitingswegen Amnesty Internationallaan en de Rijksstraatweg waardoor de omgeving van het plangebied getypeerd kan worden als gemengd gebied.

Milieugevoelige functie

Ten noorden en westen van het plangebied is de enkelbestemming 'gemengd - 1' met de functieaanduiding 'detailhandel' gelegen. Detailhandels hebben volgens de VNG-brochure milieucategorie 1 en mogen in gemengd gebied naast woningen gerealiseerd worden. Ten westen en grenzend aan het plangebied is dezelfde enkelbestemming 'gemengd - 1' gelegen, hier zijn dienstverleningen en webwinkels toegestaan. Ook deze functies vallen in milieucategorie 1 met een richtafstand van 0 m in gemengd gebied. Aan de Rijksstraatweg is de functieaanduiding 'bioscoop' gelegen. Bioscopen vallen volgens de VNG-brochure in milieucategorie 2 met een richtafstand van 10 m in een gemengd gebied. De afstand tot de dichtstbijzijnde woning wordt vergroot door parkeerplaatsen en is hierdoor minimaal 10 m. Ten noorden grenzend aan het plangebied is een rubberfabriek uit milieucategorie 3.2 toegestaan. De bijbehorende richtafstand is 50 m in gemengd gebied. Er wordt met een afstand van 42 m niet aan de richtafstand voldaan. De beoogde woningen zijn echter op grotere afstand gelegen. Door Peutz is een onderzoek uitgevoerd naar industrielawaai, zie bijlage 4. Uit de berekening blijkt dat de hoogst berekende etmaalwaarde ten gevolge van HRPT 45 dB(A) is. De geluidsbelasting voldoet zoals verwacht op alle rekenposities aan 50, 45 en 40 dB(A) voor respectievelijk de dag-, avond- en nachtperiode. Tevens zijn momenteel aan de westkant van het bedrijf al woningen gelegen en is het zuiden van het bedrijf bestemd als woongebied. Hierdoor wordt het bedrijf al beperkt in zijn bedrijfsvoering.

Milieuhinderlijke functie

In het plangebied worden commerciële ruimten mogelijk gemaakt. Dit zullen kleinschalige ruimten zijn die binnen een woonomgeving passen.

Stemgeluid van het terras

Gelet op de grote afstand vanaf het beoogde terras tot aan de dichtstbijzijnde geluidsgevoelige functie(woningen) is akoestisch onderzoek naar stemgeluid van het terras niet noodzakelijk.

Conclusie

Met de beoogde ontwikkeling worden geen bedrijven beperkt in hun bedrijfsvoering en ter plaatse is er sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Dit aspect vormt geen belemmering voor het plan.

Hoofdstuk 5 Juridische Planbeschrijving

5.1 Inleiding

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.

De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maken de bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding worden de bestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc. Voor de analoge verbeelding is gebruikgemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart en/of kadastrale kaart).

De hoofdstukindeling van de bestemmingsplanregels bestaat uit:

  1. 1. inleidende regels;
  2. 2. bestemmingsregels;
  3. 3. algemene regels;
  4. 4. overgangs- en slotregels.

5.2 Inleidende Regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd voor zover deze begrippen van het 'normale' spraakgebruik afwijken of een specifiek juridische betekenis hebben. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan zal moeten worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

Het onderhavige artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.3 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

Binnen deze bestemming is kleinschalige- en ondergeschikte detailhandel, dienstverlening, kantoor en maatschappelijke functies toegestaan. Ook zijn daghorecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a (met uitzondering van een maaltijdafhaalcentrum) en een restaurant, met bij de horecafunctie een terras uit categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten toelaatbaar, waarbinnen ook water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden zijn toegestaan.

Artikel 4 Groen

Structureel groen in de wijk, zoals bermen en plantsoenen in het openbaar gebied, zijn bestemd als Groen, waarbinnen ook water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden zijn toegestaan. Ten behoeve van de bestaande fietsenstalling aan de Amnesty Internationallaan mogen bestaande overkappingen worden gehandhaafd. De overkappingen mogen in oppervlak en hoogte worden gehandhaafd, maar niet worden vergroot en verhoogd.

Artikel 5 Verkeer

Voor alle doorgaande wegen, voet- en fietspaden en verblijfsgebieden is de bestemming Verkeer van toepassing. Binnen deze bestemming zijn voorts functies ondergeschikt aan de verkeersbestemming mogelijk, zoals groenvoorzieningen, speelvoorzieningen en parkeerplaatsen.

Artikel 6 Verkeer - Verblijfsgebied

Voor doorgaande wegen en verblijfsgebieden is de bestemming Verkeer van toepassing. Binnen deze bestemming zijn ook functies ondergeschikt aan de verkeersbestemming mogelijk, zoals voet- en fietspaden, parkeerplaatsen, fietsenstallingen, nutsvoorzieningen en groen.

Artikel 7 Woongebied

Binnen deze bestemming zijn kleinschalige- en ondergeschikte detailhandel, dienstverlening, kantoor en maatschappelijke functies toegestaan. Ook zijn daghorecabedrijven uit ten hoogste categorie 1a (met uitzondering van een maaltijdafhaalcentrum) en een restaurant, met bij de horecafunctie een terras uit categorie 1b van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten toelaatbaar, waarbinnen ook water, nutsvoorzieningen en voet- en fietspaden zijn toegestaan.

In het plangebied komen zowel grondgebonden als gestapelde woningen voor, hiertoe is de bestemming 'Woongebied 'opgenomen. Binnen deze bestemming zijn 112 woningen toegestaan. Ter plaatse van de betreffende aanduiding zijn tevens detailhandel, niet dagelijkse dienstverlening en maatschappelijke functies op de begane grond toegestaan.

Hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, waarbij bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak (tot een maximum oppervlak) mogen worden gebouwd.

Hoogte

Overeenkomstig de standaard systematiek van de voormalige gemeente Hellevoetsluis is in het bestemmingsplan de maximale goot- en bouwhoogte vastgelegd. Het betreft maximale hoogtes, een lagere hoogte is dus ook toegestaan.

Voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek

Door middel van de voorwaardelijke verplichting bodemonderzoek is geborgd dat het nadere onderzoek en eventuele saneringen uitgevoerd worden voordat de gronden gebruikt kunnen worden voor de woonbestemming.

Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf en bed & breakfast

Een aan-huis-gebonden beroep, zoals bijvoorbeeld een atelier of een kantoortje, of een aan-huis-gebonden bedrijf, zoals een ambachtelijk bedrijfje en bed & breakfast, mag onder voorwaarden. De voorwaarden hebben betrekking op de uitstraling van het beroep of de bedrijvigheid op de omgeving en de verkeersaantrekkende werking daarvan. Dit moet acceptabel blijven.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

De gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 5 zijn mede bestemd voor het behoud van de archeologische waarden van de gronden. De dubbelbestemming is overgenomen uit de voorloper van dit plan.

5.4 Algemene Regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Deze standaardbepaling heeft als doel te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw ten tweede male zou kunnen worden gebruikgemaakt.

Artikel 10 Algemene bouwregels

De op de verbeelding aangegeven bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen worden overschreden met kleine bouwdelen. In dit artikel is geregeld hoe groot de overschrijding mag zijn en onder welke voorwaarden. Voorts zijn in dit artikel regels opgenomen voor bestaande afwijkingen van voorgeschreven maten, regels ten aanzien van de Keur en de parkeernormen die de gemeente hanteert voor nieuwe ontwikkelingen.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

Ten behoeve van de waarborging van voldoende groen, water en speelvoorzieningen is een gebruiksregel opgenomen waarin is bepaald dat de gronden pas in gebruik worden genomen wanneer in 30% groen, water en speelvoorzieningen is voorzien waarvan 10% water dient te zijn. Bij de berekening van dit percentage wordt het Vermaatterrein als geheel beschouwd, voor de berekening van het percentage moge daarom de aan dit bestemmingsplan grenzende gronden met de bestemming 'Woongebied -3' worden meegeteld.

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel zijn alle afwijkingsregels opgenomen die voor het gehele plangebied van toepassing zijn. Het gaat om kleine afwijkingen die kunnen worden verleend als een aanvraag omgevingsvergunning voor het bouwen niet geheel past binnen het bestemmingsplan. Het gaat dan om onderschikte afwijkingen ten behoeve van bijvoorbeeld balkons, trappenhuizen en liftkokers.

5.5 Overgangs- En Slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

De overgangsbepalingen zijn conform het Besluit ruimtelijke ordening.

Artikel 14 Slotregel

Dit artikel geeft de titel van de regels van het bestemmingsplan aan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke Uitvoerbaarheid

Participatie

Er wordt al jarenlang gecommuniceerd over de transformatie van het plangebied en de omgeving, onder andere in de Gebiedsvisie Sportlaan e.o. en het -Masterplan Sportlaan e.o. In het kader van het voor-ontwerpbestemmingsplan is op 23 augustus 2023 een informatieavond georganiseerd om de direct omwonenden en belanghebbende te informeren over de uitwerking en totstandkoming van het planvoornemen.

Ook zijn de omwonenden en belanghebbenden in de gelegenheid gesteld schriftelijk een reactie op het concept ontwerpbestemmingsplan te geven. De binnengekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een antwoord in de nota inspraak en vooroverleg zoals opgenomen in bijlage 14 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Daar waar de reacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan zijn deze doorgevoerd in voorliggend plan.

Overleg ex art. 3.1.1 Bro

Het concept-ontwerpbestemmingsplan is aan de overlegpartners gestuurd in het kader van het wettelijke vooroverleg ex artikel 3.1.1 Bro. De binnengekomen reacties zijn samengevat en voorzien van een antwoord in de nota inspraak en vooroverleg zoals opgenomen in bijlage 14 bij deze toelichting op het bestemmingsplan. Daar waar de reacties hebben geleid tot een aanpassing van het bestemmingsplan zijn deze doorgevoerd in voorliggend plan.

Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (hierna Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan en ontwerpbesluit hogere waarde in de periode van 14 december 2023 gedurende zes weken (tot en met 24 januari 2024) ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Er is 1 zienswijzen op het ontwerpbestemmingsplan ingediend. Op het ontwerpbesluit hogere waarde zijn geen zienswijze ingediend.

In de nota van beantwoording zoals opgenomen in bijlage 15 is de zienswijze samengevat en voorzien van een reactie en de conclusie of het bestemmingsplan dient te worden aangepast.

Naast de zienswijze is er ook één ambtshalve wijziging doorgevoerd, dit betreft de actualisatie van de stikstofberekening.

6.2 Economische Uitvoerbaarheid

De ontwikkeling betreft een aangewezen bouwplan zoals bedoeld in artikel 6.12 Wro. Dit betekent dat de kosten van gemeentewege dienen te worden verhaald. Dit kan ofwel via een exploitatieplan ofwel via een anterieure overeenkomst.

Voor de ontwikkeling heeft de gemeente met de initiatiefnemer(s) een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten waarin de (financiële) afspraken over het project zijn vastgelegd. Deze overeenkomst is aangemerkt als anterieure overeenkomst artikel 6.24 Wet ruimtelijke ordening.

Uit het bovenstaande blijkt dat de financiële uitvoerbaarheid is gewaarborgd

Bijlage 1 Staat Van Horeca-activiteiten

Bijlage 1 Staat van Horeca-activiteiten

Bijlage 2 Stedenbouwkundigplan Vermaatterrein Fase 2

Bijlage 2 Stedenbouwkundigplan Vermaatterrein fase 2

Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 3 Beeldkwaliteitsplan

Bijlage 4 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 4 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 1 M.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 1 m.e.r.-beoordelingsbesluit

Bijlage 2 Aanmeldnotitie Vormvrije M.e.r.-beoordeling Vermaatterrein Fase 2

Bijlage 2 Aanmeldnotitie vormvrije m.e.r.-beoordeling Vermaatterrein fase 2

Bijlage 3 Parkeerbalans Vermaatterrein Fase 2

Bijlage 3 Parkeerbalans Vermaatterrein fase 2

Bijlage 4 Akoestisch Onderzoek

Bijlage 4 Akoestisch onderzoek

Bijlage 5 Besluit Hogere Waarden

Bijlage 5 Besluit hogere waarden

Bijlage 6 Quickscan Wet Natuurbescherming

Bijlage 6 Quickscan wet natuurbescherming

Bijlage 7 Nader Onderzoek Voor De Steenmarter En Vleermuizen

Bijlage 7 Nader onderzoek voor de steenmarter en vleermuizen

Bijlage 8 Onderzoek Luchtkwaliteit

Bijlage 8 Onderzoek luchtkwaliteit

Bijlage 9 Verkennend Bodemonderzoek

Bijlage 9 Verkennend bodemonderzoek

Bijlage 10 Pve Verkennend Archeologisch Onderzoek Vermaat Fase 2

Bijlage 10 PvE verkennend archeologisch onderzoek Vermaat fase 2

Bijlage 11 Archeologisch Onderzoek

Bijlage 11 Archeologisch onderzoek

Bijlage 12 Advies Boor Vermaat Fase 2

Bijlage 12 Advies BOOR Vermaat fase 2

Bijlage 13 Stikstofmemo En Rekenresultaten Vermaatterrein Fase 2

Bijlage 13 Stikstofmemo en rekenresultaten Vermaatterrein fase 2

Bijlage 14 Nota Inspraak En Vooroverleg

Bijlage 14 Nota inspraak en vooroverleg

Bijlage 15 Nota Beantwoording Zienswijze Vermaatterrein Fase 2

Bijlage 15 Nota beantwoording zienswijze Vermaatterrein fase 2